Zoals beloofd hier de Spaanse versie met een foto van Mejías.
Ter informatie: hebt u al ontdekt dat je bij Google nu ook gemakkelijk afbeeldingen kunt oproepen ? Bij de home page van Google staat een knop Afbeeldingen. Klik die aan en vul de persoon in van wie u een afbeelding wilt zien. Je krijgt een hele reeks.
ALMA AUSENTE
No te conoce el toro ni la higuera, ni caballos ni hormigas de tu casa. No te conoce el niño ni la tarde porque te has muerto para siempre.
No te conoce el lomo de la piedra, ni el raso negro donde te destrozas. No te conoce tu recuerdo mudo porque te has muerto para siempre.
El otoño vendrá con caracolas, uva de niebla y monjes agrupados, pero nadie querrá mirar tus ojos porque te has muerto para siempre.
Porque te has muerto para siempre, como todos los muertos de la Tierra, como todos los muertos que se olvidan en un montón de perros apagados.
No te conoce nadie. No. Pero yo te canto. Yo canto para luego tu perfil y tu gracia. La madurez insigne de tu conocimiento. Tu apetencia de muerte y el gusto de tu boca. La tristeza que tuvo tu valiente alegría.
Tardará mucho tiempo en nacer, si es que nace, un andaluz tan claro, tan rico de aventura. Yo canto su elegancia con palabras que gimen y recuerdo una brisa triste por los olivos.
Het is niet met opzet dat ik weer een treurig gedicht heb gekozen. Heet viel me gewoon in handen en het leek me wel interessant er wat meer rond te vertellen. Het gedicht komt uit het boek Federico García Lorca, De mooiste gedichten. Een prachtige tweetalige uitgave van Het Davidsfonds uit 2001. De gedichten zijn vertaald door Piet Thomas en Christian de Paepe, met een inleiding van laatstgenoemde. Het boek heeft een mooie layout en is mooi geïllustreerd.
Lorca is geboren in Granada in 1898 en in 1936 werd hij er vermoord door de Guarda Civil wegens zijn politieke overtuigingen. Het was de tijd van Franco.
Het gedicht komt uit de bundel Llanto por Ignacio Sánchez Mejías. Een treurzang op deze vriend van de auteur. Deze professionele stierenvechter was een mecenas voor jonge auteurs. In 1934, toen hij het stierenvechten al had opgegeven, probeerde hij een comeback, maar hij werd door de stier gedood.
AFWEZIGE ZIEL
De stier kent je niet noch de vijgenboom,
de paarden niet, noch de mieren in je huis.
Het kind kent je niet, noch het middaguur
want je bent dood voor altijd.
De rug van je grafsteen kent je niet,
noch het zwarte satijn waarin je verpulvert.
Je verstomde herinnering kent je niet
want je bent dood voor altijd.
Straks komt de herfst met zijn hoorngeschal,
druiventrossen in nevellicht en bergen dicht bijeen,
maar niemand zal je ogen willen zien
want je bent dood voor altijd.
Want je bent dood voor altijd
zoals de doden van de Aarde,
zoals alle doden die vergeten zijn
als honden op een vaalt, vergaan.
Geen mens die je kent? Niet een. Maar ik bezing je.
Ik bezing je slanke figuur en je gracie voor later.
De onvolprezen rijpheid van je inzicht.
Je hunker naar de dood en de smaak van zijn mond.
De droefheid in je vreugde en je moed.
Lang duurt het voor geboren wordt, als het gebeurt,
een Andalusiër, zo beroemd en rijk aan avonturen.
Ik eer zijn elegantie met mijn klagend zingen
en ik gedenk een droeve bries die door olijfhout waait.
De Spaanse versie staat in het volgende blokje, met een foto van Mejías.
Een ander bekend gedicht uit deze klaagzang is A las cinco de la tarde. Dat is het tijdstip waarop het stierengevecht plaatshad. Het gedicht bestaat uit een vijfentwintigtal strofen van twee regels en in elke regel komt de titel voor. Ik heb er jammer genoeg geen Nederlandse vertaling van gevonden.
Ik vernoem het gedicht hier omdat het ook de titel is van een kunstwerk, een video-installatie van de Vlaamse kunstenares Marie-Jo Lafontaine. Haar werk is eigendom van het SMAK in Gent maar ik geloof niet dat het momenteel wordt tentoongesteld. Het toont op 15 schermen die in een cirkel staan opgesteld een stierengevecht in slow motion. Als ik het me goed herinner is de muziek van Mahler. Het geheel is een aangrijpend werk. Toen ik het voor het eerst zag was ik erg geshockeerd door het lot van de stier. Voor mij was dat het hoofdpersonage van de video. Maar daarnaast was er ook de elegantie en kunst van de stirenvechter. U kunt een stukje van het werk zien op de website van deze kunstenares. Het adres is: http://www.marie-jo-lafontaine.com/
Zodra u binnen bent op de website moet u naar artworks gaan, en daar video sculptures aanklikken. Dan komt u wel bij het werk terecht.
Kijk verder ook eens bij haar fotos: Belle Jeunesse en Babylon babies. Het zijn prachtige fotos van jonge mensen. Enkele jaren geleden hebben ze op de kaft gestaan van het tijdschrift Streven, elke maand een foto, en alleen daarom zou je het tijdschrift hebben gekocht.
Het gaat om een Koreaans verhaal. Ik sta er vooral bij stil om aandacht de schenken aan de reeks waarin het verschenen is. De Oosterse Bibliotheek, die in de jaren 70 en 80 verscheen bij Meulenhoff. De boeken waren destijds te duur voor me om ze te kopen, en nu worden ze in sommige bibliotheken afgevoerd. Misschien kent u ze nog, een zwarte omslag, een mooie letter en een figuur op de kaft. Elk deel met een inleiding en een aanhangsel met noten. Juweeltjes, en eigenlijk is het een schande dat bibliotheken ze wegdoen. Ze zouden er beter aan doen die werken geregeld onder de aandacht te brengen. Nu Azië een courante reisbestemming is geworden, kan de literatuur misschien ook een afzet vinden.
Dit verhaal stamt uit de zestiende eeuw. De schrijver ervan is niet met zekerheid bekend, maar het verhaal zou voor een stuk gebaseerd zijn op een figuur die toen leefde. Deze redder der armen is een jongeman die in zijn carrière in de ambtenarij gefnuikt wordt, omdat hij de zoon is van weliswaar een geachte vader, maar een minder geachte moeder. Uit frustratie wordt hij een roverhoofdman, een soort Robin Hood, en hij zal het nog tot koning van een rijkje brengen. Om een idee te geven van de stijl van het verhaal, volgt hieronder de episode waarin de hoofdpersoon zal verwekt worden. De minister had een droom waarin hij een voorteken zag dat hij een pracht van een zoon zou krijgen.
Onverwijld ging hij naar de vrouwenvertrekken en toen zijn echtgenote, de dame Yu, opstond en hem tegemoet trad, vatte Zijne Excellentie haar vol vreugde bij haar blanke handen en trok haar naar zich toe om haar terstond zijn liefde te betuigen. Maar zijn echtgenote zei met een strenge uitdrukking op het gelaat: Hoewel de positie van Uwe Excellentie uiterst eerbiedwaardig is, wilt u zich misdragen als een jonge losbol. Ik zal u hierbij niet terwille zijn. Ze zweeg, trok zich los en liep weg. Zijne Excellentie was zeer in verlegenheid gebracht en kon zijn ergernis niet onderdrukken. Hij ging naar zijn eigen vertrekken en verzuchtte dat het zijn vrouw aan begrip ontbrak.
Op dat ogenblik juist kwam de slavin Chunsom hem thee brengen. Ze waren alleen en hij troonde haar mee naar een zijkamertje, waar hij haar zonder omhaal zijn liefde betoonde. Chunsom was toen zeventien jaar oud.
Toch fantastisch dat we in het Nederlands iets kunnen lezen dat in de zestiende eeuw in Korea werd geschreven.
Deze Engelse dichter leefde van 1795 tot 1821. Nadat hij aanvankelijk in de leer was gegaan bij een chirurg, besloot hij zich volledig aan de literatuur te wijden. Zijn creatieve periode was echter zeer kort, nauwelijks vier jaar. Hij stierf in Rome aan tuberculose, een kwaal waaraan ook een van zijn broers bezweken was. Op de afbeelding zien we een tekening van Keats op zijn doodsbed. De tekening is van Joseph Severn, een kunstenaar met wie hij naar Italië was getrokken en die hem in Rome nog zou verzorgen en gezelschap houden. Wie er belangstelling voor heeft, kan de aangrijpende brieven van Joseph Severn over de laatste ziekte van Keats nalezen op het volgende adres:
Het gedicht dat ik van hem gekozen heb is een van zijn laatste.
Bright star! would I were steadfast as thou art Not in lone splendour hung aloft the night, And watching, with eternal lids apart, Like Natures patient sleepless Eremite, The moving waters at their priestlike task Of pure ablution round earths human shores, Or gazing on the new soft fallen mask Of snow upon the mountains and the moors Noyet still steadfast, still unchangeable, Pillowd upon my fair loves ripening breast, To feel for ever its soft fall and swell, Awake for ever in a sweet unrest, Still, still to hear her tender-taken breath, And so live everor else swoon to death.
Hieronder volgt de vertaling ervan door Paul Claes. Ze is verschenen in De liefste: onsterfelijke liefdesverzen, uitgegeven in Amsterdam 1990. Het gedicht is ook opgenomen in het boek: John Keats Gedichten Uitgegeven bij Ambi in 1991. Daarin zijn van dit gedicht drie vertalingen opgenomen, maar die van Claes is veruit de beste.
Ster ! was ik zo standvastig als gij niet
Vol stille glans verheven in de nacht
Als een geduldig kluizenaar op wacht,
Die, met het ooglid eeuwig open, ziet
Hoe t woelig water rond het wereldstrand
Zijn priesterlijke zuivering vervult,
Of hoe het pas gevallen masker hult
In sneeuw de heuvels en het heideland
Neen, maar dat ik standvastig, zonder eind,
Steeds op de prille borst van mijn beminde
Als op een kussen liggen mocht dat deint,
Steeds zoete onrust in mijn waak mocht vinden
En, luisterend naar haar tere ademtocht,
Steeds leven of in dood verzinken mocht.
Een beetje commentaar bij dit sonnet. In de eerste regel wil de dichter zo standvastig zijn als een ster aan de hemel (de maan ?). Ongewoon is dat hij zichzelf identificeert met die ster en niet zijn geliefde. Maar in regel twee corrigeert hij dat ideaal al. Hij moet niets hebben van de doodse standvastigheid van de ster die eenzaam aan de hemel staat, de ogen altijd open, en die als een kluizenaar toekijkt hoe het water op aarde rijst en daalt en de kust en haar bewoners telkens opnieuw schoonwast, reinigt. Of die toekijkt hoe een masker van sneeuw zich over de heuvels en heide legt.
De dichter wil een andere standvastigheid, een die vervuld is van leven. Hij wil zijn hoofd leggen op de borst van zijn geliefde, en voor altijd haar borst voelen op- en neergaan (cf. eb en vloed in het tweede kwatrijn). Hij wil eeuwig wakker blijven, niet als de gevoelloze ster aan de hemel, maar wel in zoete onrust. Zo wil hij altijd blijven leven, of anders verzinken in de dood.
Zoete onrust of sweet unrest is een oxymoron. Dit is een stijlfiguur waarbij twee aan elkaar tegengestelde begrippen in één uitdrukking worden samengevat (Buddingh: Lexicon der poëzie). Men hoort hierin een seksuele ondertoon, die trouwens ook aanwezig is in swoon to death¸ waarbij men kan denken aan la petite mort.
Maar eerder zullen we die laatste regel moeten lezen als een capitulatie. Eeuwigheid is voor de mens niet weggelegd.
Dit is op korte tijd de derde roman die ik van deze auteur (1903-1966) lees. Het zal nu wel een tijdje duren voordat ik opnieuw een boek van hem lees. Niet omdat dit boek me ontgoocheld heeft, integendeel, het was opnieuw heel humoristisch en nooit vervelend.
Hoewel, het begin en het einde van het boek vond ik het beste, de middenmoot was minder.
William Boot schrijft in de krant een rubriek over de natuur. (Zo had hij een artikel over dassen geschreven, maar een familielid had in zijn stuk de das overal vervangen door een gekuifde fuut, met alle gevolgen van dien). Door een persoonsverwisseling (er volgen er nog verschillende) wordt hij naar Afrika gestuurd, naar Ismailië, waar een putch ophanden zou zijn. De hoofdmoot bestaat uit zijn belevenissen in dat land, belevenissen die zich in feite afspelen in het kringetje van journalisten dat er verblijft en weinig uitricht, tenzij gefantaseerde telegrammen naar het thuisfront versturen. Tegen alle verwachtingen in wordt William toch nog de held van het verhaal, en terug thuis zou hij gelauwerd worden, maar ook dat loopt mis.
Zoals wel meer in de werken van Waugh, wordt er van de weinige dames die in het stuk voorkomen, een weinig fraai beeld geschetst. Ik zou eigenlijk zijn biografie eens moeten lezen, om te weten hoe dat eigenlijk komt.
Het boek is een parodie op het wereldje van de schrijvende pers. Een beetje overtrokken, dat wel, maar toch altijd plezierig.
Van verschillende kanten was dit boekje (120 blz., 16 op 11 cm) me al aanbevolen, en het heeft mijn verwachtingen niet beschaamd. Het is een zeer poëtische geschiedenis van een man die zijde maakt en daarvoor de rupsen gaat halen in Japan. Een avontuurlijke tocht, want Japan laat in die tijd (1863) geen handel toe. De man, Hervé Joncour, geraakt toch aan zijn rupsen, dankzij een Japanner die rijk is geworden met smokkelen. Hervé wordt verliefd op de raadselachtige vrouw van deze potentaat. Hervé Joncour hield niet op met praten maar keek instinctief omlaag naar haar en wat hij zag, zonder op te houden met praten, was dat die ogen geen oosterse vorm hadden, en dat ze, met een verwarrende intensiteit, op hem gericht waren: alsof ze vanaf het begin niets anders hadden gedaan, van onder de oogleden.
Ik citeer dit fragment, omdat ik dat laatste stukje kijken van onder de oogleden zo mooi vind.
Het werkje is heel ingehouden en sober geschreven, zeer poëtisch en fijnzinnig. Veel meer kan ik er niet over zeggen, ik kan u alleen maar aanraden het te lezen.
Het donkere jaar is 1913. In 1912 was Albanië onafhankelijk geworden, na gedurende eeuwen geregeerd te zijn door de Turken (Ottomaanse Rijk). Tegen die onafhankelijkheid rees echter verzet van Rusland en Frankrijk (die partij kozen voor de Serviërs). In 1913 werd Albanië een soeverein vorstendom onder prins Wilhelm von Wied, maar het moest grondgebied prijsgeven. Die vorst zou het onbestuurbare land echter een jaar later al verlaten.
De roman begint met het verschijnen van een komeet aan de hemel, die de meeste mensen als een brenger van onheil beschouwen. Het boek eindigt met het verdwijnen van de komeet. Ik citeer de laatste paragraaf van het boek, zonder daarbij iets te verraden.
En zo, met deze droevige gebeurtenissen, liep het jaar ten einde. De komeet begon langzaam te verbleken, het was alsof hij de terugreis aanvaardde na wekenlang te hebben geobserveerd wat er op deze wereld gebeurde. De mensen, altijd geneigd de dingen vanuit hun eigen natuur te interpreteren, probeerden ongetwijfeld te raden welke betekenis het vertrek van de komeet kon hebben. Maar niemand kon erachter komen wat hij op zijn terugreis mee zou nemen: afgrijzen over wat hij op deze wereld had gezien, een boosaardige vreugde om het onheil dat hij met zijn stralen had gebracht, of noch het een, noch het ander, maar eerder iets van een onbestemd en vaag verdriet dat hij op zijn lange reis door de koude uitgestrektheid van de kosmos met zich mee zou blijven dragen.
We maken kennis met drie mannen die hun dorp verlaten en ten strijde trekken. Tegen wie ? Ze weten het zelf niet al te best. De toestand in het land is enorm verward, met de aanwezigheid van een groot aantal buitenlandse troepen en plaatselijke potentaten. Het drietal groeit uit tot een miserabel legertje en het trekt het land door, her en der vechtend, terugkerend op hun schreden, weer vechtend, enz. tot ze ten slotte allemaal omkomen. Het zijn primitieve mannen in een woest land. Op een bepaald moment begraven ze een medestrijder. Ze graven de sneeuw weg tot het graf plots met water wordt gevuld: ze bevinden zich op een dichtgevroren meer zonder het te beseffen. Ze zijn het slachtoffer van de buitenlandse troepen, de natuur en hun eigen patriottische gevoelens. De personages zijn niet zo scherp getekend, ze gaan eerder op in de natuur en in de gebeurtenissen.
Bij het lezen zie je als het ware schilderijen voor je. Bijvoorbeeld bij het kruisigen van een rebel:
Het was donker en Shestans lange, blonde haren die hier en daar met bloed waren bevlekt, glansden zacht in het schijnsel van de fakkels. Het kwam misschien door deze glans dat er in de ogen van de esadisten (aanhangers van een Turks legerleider) iets van vrees verscheen, want het was alsof de gekruisigde, zoals al geruime tijd werd gefluisterd, inderdaad iets van de komeet in zich had, zodat ze wel eens zouden kunnen worden gestraft voor wat ze hem nu aandeden.
Het boek beschrijft een primitieve wereld, vol van bijgeloof en geweld. De auteur mengt fictie en werkelijkheid door elkaar. Hij laat zien hoe er mythen ontstaan.
Kadare schrijft heel zelfzeker en met een grote overtuiging. Hij is een geboren verteller. Ik weet niet of hij de Nobelprijs al heeft gewonnen, maar volgens mij maakt hij veel kans hem te winnen. Nog enkele dagen geduld ! (Een andere grote kandidaat is volgens mij John Updike).
De auteur is Albanees en werd geboren in 1936. Er zijn (gelukkig) veel werken van hem vertaald.
Het boek is geschreven in 1985. De Nederlandse vertaling uit 2002 werd uitgegeven bij Van Gennep.
Ein Reiter durch das Bergtal zieht, Im traurig stillen Trab: Ach ! zieh ich jetzt wohl in Liebchens Arm, Oder zieh ich ins dunkle Grab? Die Bergstimme Antwort gab: Ins dunkle Grab!
Und weiter reitet der Reitersmann, Und seufzet schwer dazu: So zieh ich denn hin ins Grab so früh- Wohlan, im Grab ist Ruh! Die Stimme sprach dazu: Ins Grab ist Ruh!
Dem Reitersmann eine Träne rollt Von der Wange kummervoll: Und ist nur im Grabe die Ruhe für mich- So ist mir im Grabe wohl. Die Stimm erwidert hohl: Im Grabe wohl!
In de Londense wijk Chelsea Marina (Marina omdat er een jachthaventje is) (en ik weet niet of de wijk echt bestaat), bestaat de bevolking voor het merendeel uit middenklassers, artsen, architecten, enz. die echter aan prestige hebben ingeboet. Hun haat richt zich op de maatschappij, en dit keer zijn zij het en niet de proletariërs die de revolutie zullen maken. Er volgen betogingen, brandstichtingen, enz. De mensen zijn tot het inzicht gekomen dat elke zin uit hun leven verdwenen is. Schijnbaar los daarvan is er een bom ontploft op Heathrow, waarbij de ex-vrouw van het hoofdpersonage, David Markham, om het leven komt. Deze zal nu proberen te ontdekken wie die moord op zijn geweten heeft. Hij raakt echter helemaal in de ban van de revolutionairen en hun leiders en leidsters, waardoor hij aan hun acties gaat deelnemen.
Een thriller is het boek niet, daarvoor is de uitkomst te voorspelbaar. Het is wel een ironisch boek waarin die middenklasse belachelijk wordt gemaakt en dat misschien een beetje inzicht verschaft in de technieken die worden gebruikt om mensen over te halen om misdaden te begaan. De meeste personen zijn geschift.
Ik herinner me dat dit boek vorig jaar een goede recensie kreeg in minstens één krant. Jammer dat ik niet meer weet wat er zo goed werd gevonden, het was wat te veel van hetzelfde. Een boek ter verstrooiing, om te lezen en weg te leggen.
De auteur is een Brit die geboren werd in 1930. Er zijn al enkele boeken van hem verfilmd, o.a. Het Keizerrijk van de Zon, door Spielberg en Crash door David Cronenburg.
Crash las ik vorig jaar. Het is voor mensen die houden van sex en crashende auto's. Waardering: 7/10
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey