Vorige week lazen we in het evangelie over het doopsel van Jezus door Johannes de Doper … en de opvallende ‘naamgeving’ daarbij: ‘Zie, het Lam Gods’: ‘kijk, daar gaat die mens, die in zijn liefde zover gaat, dat Hij zichzelf ten einde toe wegschenkt, opdat anderen tot leven zouden komen’.
Meteen daarna begint Jezus aan de opdracht, die Hem is toevertrouwd: het rijk der hemelen, het Rijk Gods, verkondigen én gestalte geven. Hij ziet dit evenwel niet als een werk, dat Hij helemaal alleen zal tot stand brengen. Van bij het begin vraagt Hij medewerkers, gewone mensen, vissers, om samen met Hem mensen op te vissen uit elke vorm van duisternis: kwaad, zonde, eenzaamheid…
Eeuwen geleden ging Jezus zo te werk: Hij sprak mensen aan, die Hij ontmoette en vroeg hen om mee met Hem op weg te gaan, een nieuwe horizon tegemoet. Vandaag blijft die oproep onverminderd en onveranderd klinken … maar we moeten deze ‘roeping’ zien als een uitnodiging voor ons allen – allemaal heel gewone mensen – en niet alleen bestemd voor enkelingen, die beroepshalve in zijn dienst staan.
Het volk dat ronddwaalt in het donker,
ziet een helder licht.
Over hen die wonen in een land vol duisternis
gaat een stralend licht op.
(Jesaja 9,1)
Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep,
zag Hij twee broers – Simon, die Petrus genoemd wordt,
en zijn broer Andreas – het net uitwerpen in het meer;
want het waren vissers.
Hij sprak hen aan: `Kom achter Mij aan,
en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.'
Meteen lieten ze hun netten achter en volgden Hem.
Verderop zag Hij nog twee broers,
Jakobus van Zebedeüs en zijn broer Johannes;
ze waren in de boot met hun vader Zebedeüs
hun netten aan het klaren.
Hij riep hen.
Meteen lieten ze de boot en hun vader achter en volgden Hem.
(Matteüs 4,18-22)
BLIJFT DIE STEM NOG ROEPEN?
Een Man aan het meer en enkele vissers die hun job laten staan en Hem volgen. Een kleine anekdote, maar dat feit heeft de wereld veranderd.
Het Jezus-verschijnsel heeft een wending gegeven aan de geschiedenis. Het heeft het westen en een stuk van de wereld tot een leefbaar huis gemaakt. Ondanks de ontsporingen, de afwijkingen, de wreedheden zelfs … die in Zijn naam bedreven zijn.
Het bezorgde ons een wereld waarin niet alleen kathedralen en kunstwerken tot stand kwamen maar waar vooral een moreel aanvoelen kon groeien met aandacht en voorkeur voor de lijdende medemens, en een moraal die gegrondvest was op heilige fundamenten.
Is dat alles nu voorbij, weggevaagd door een nooit geziene golf van ontkerstening? Worden de kathedralen musea en de liturgie folklore? Is de moraal van morgen een menselijk bouwsel, gefundeerd op de grootste gemene deler van de publieke opinie. Is het Jezus-verschijnsel een voorbijgaande episode en stappen we nu een post-christelijk tijdvak binnen?
Voelen we dat niet tot in ons eigen leven toe? Wat schiet er over van ons geloof? Wat restanten van een opvoeding, van vroegere gewoonten? Met nu en dan een stuk religieuze ontroering op zondag, een eilandje in onze oppervlakkige televisiecultuur maar zonder dat dit ons leven verandert.
Inderdaad, een tijdperk is voorbij. Maar het einde van iets betekent ook altijd een nieuw begin. Veel is verdwenen. Dat betekent ook dat veel bijkomstigheden zijn weggevallen en dat we terechtgekomen zijn bij de kern van de zaak.
Als we tot op de kern willen gaan, dan komen we tot de vaststelling dat het enige dat Hij de wereld is komen zeggen is: dat wij, mensen, door God worden bemind. God laat ons niet los, en dat we daarom ook elkander moeten omringen met respect en met liefde. Dat is zijn blijde boodschap. Dat is het licht voor een volk dat in de duisternis wandelt.
Vandaag staan we terug aan de oever van het meer, staan we terug voor dezelfde verscheurende keuze. Kiezen tussen een leven in banaliteit of leven vanuit Jezus’ blijde boodschap. We staan terug voor de eenvoudige uitnodiging van een Man zonder macht of invloed maar met de aandrang van een minnaar: Kom, volg mij.
De christen is diegene die zich daarvan laat doordringen en met dat besef, met die innerlijke rijkdom door het leven gaat.
Geen wonder dat een christen op een andere manier naar de toekomst kijkt. Wie zich gedragen weet door Gods liefde kan niet anders dan met optimisme naar de toekomst kijken, en met een onvoorwaardelijk geloof in de mens, aan die toekomst werken.
De droom van het Rijk Gods is niet voorbij ook niet in dit rijke westen. Daarvoor zijn er te veel geestelijk daklozen: zoekende mensen. Alleen zal die droom van het Rijk Gods anders ingevuld worden met minder autoriteit van bovenaf en meer ruimte voor persoonlijke inbreng, meer aandacht voor een gemeenschap waar mensen elkander mogen dragen.
Elk bos heeft zijn geheimen. Ook een bos dat je door en door kent, maar 's avonds is dat anders. Of 's nachts als je droomt. En juist het bos waarvan je droomt, dat zul je nooit vergeten, zoals Mozes dat bos op een berg.
'Vertel ons van dat bos, vertel ons van dat droombos', vroegen de luisterende kinderen. De nacht was anders dan andere nachten. Er was geen licht van maan en van sterren en toch kon je zien waar je liep. Het pad was afgesleten, kronkelend als een slang tussen de bomen, maar de latere wandelaars zagen het niet. Ze hadden veel te bespreken ...
Ineens liep hij daar, een witte man, met een last op zijn schouders. Hij leek wel een boom met honderd vragende armen. Hij ging voorbij ... nog een keer keek hij om ... het was geen bevel. Het was een vraag, zoals nog nooit iemand gevraagd had.
Die een die was blijven staan ging naar binnen. Het was maar een stap ... Wie die stap heeft gezet en de zoetheid van deze wonderlijke verleider heeft gesmaakt, kan niet meer terug. Een groot avontuur lokt hem verder en verder. Hij kan er niet meer buiten. Hij is buitenste-binnen gekeerd, voor eeuwig uit de droom geholpen.
De luisterende kinderen keken met grote ogen en gingen heen. Ze vingen een vlinder en lieten hem los toen zijn trillende vleugels smeekten als hoog gevouwen handen. Ze volgden hem zover ze konden ...
Na de kersttijd keren we nu terug naar de gewone zondagen. Week na week overwegen we wie Jezus is, en wat Hij voor ons betekent tot op vandaag. We hebben gezongen over vrede en toch lijkt dat weer allemaal zo ver weg. Het nieuws gaat weer over onrecht en oorlog, en we kennen ook de kleine twisten in de eigen kring.
Johannes de Doper zegt in het evangelie dat Jezus de zonden van de wereld wegneemt. Maar we zien daar niet veel van, denken we.
Inderdaad, dat kan niet gebeuren zonder onze bijdrage. Laten we dan ook de kant kiezen van dat ‘Lam van God, dat de zonden uit de wereld wegneemt.
De volgende dag zag Johannes de Doper Jezus,
terwijl die naar hem toe kwam.
‘Daar is het lam van God,’ zei hij,
‘diegene die de zonde van de wereld wegneemt.’
(Johannes 1, 29)
‘DE WEG VAN HET LAM’
‘In wat voor een wereld leven wij nu eigenlijk?’ Die vraag bekruipt ons zo dikwijls als het wereldnieuws ons bereikt. Er is geen nieuwsbulletin zonder dat er sprake is van waanzinnige vernielingen, van corruptie, vergelding en verdrukking. En telkens zijn het de minste der mensen die er het slachtoffer van zijn.
Niet alleen in het wereldnieuws het kwaad zit dicht bij ons. En als we eerlijk zijn: het kwaad zit in ons eigen leven. In elke mens zit iets menselijks maar ook iets onmenselijks. Wijsheid en waanzin, liefde en haat liggen in mekaar verstrengeld.
Dat is geen reden tot schuldgevoelens, wel een aansporing tot zelfkennis. En het is spijtig dat in de huidige opvoedingssystemen zo weinig sprake is van zelfkennis. Gewetensonderzoek is helemaal verdwenen. Het komt slechts ter sprake bij de psychiater maar dan heeft het een andere naam, en dan is het ook te laat.
Trouwens ook op het grote wereldforum is er geen ruimte meer voor een gewetensonderzoek. 11 september was geen aanleiding om kritisch de rol van het kapitalisme en van de Wereldhandelsorganisatie te bevragen. Het was wel een aanleiding om de B52 bommenwerpers van stal te halen.
Waar komt het kwaad vandaan? Hoe komt het dat mensen zo zijn? Zit het in onze genen? We kunnen ons verliezen in allerlei beschouwingen. Maar als de vraag heel persoonlijk op u afkomt, vanop een ziekbed of vanuit een totale ontreddering: ‘Waarom moet ik zo afzien?’ dan staat ge daar met uwe mond vol tanden. Er is geen antwoord, of liever: er is maar dat ene antwoord: ‘Ik blijf bij u.’.
Ook Boeddha zei het reeds in een beeld: Als je bij een gekwetste komt, moet je niet gaan zoeken vanwaar de pijl werd afgeschoten. Dan moet je de wonde verzorgen.
500 jaar later zou Christus in dezelfde zin antwoorden op de vraag over de blindgeborene: ‘Wie hebben hier gezondigd, hijzelf of zijn ouders?’ ‘Noch hij, noch zijn ouders hebben hier gezondigd. Hier moet Gods wil verwezenlijkt worden’ antwoordt Jezus. Dat wil zeggen: help hem.
‘Ik blijf bij u’. In die laatste en enige troost aan de lijdende mens zal Christus zo ver gaan dat hij zich helemaal zal vereenzelvigen met de lijdende mens. De gekruisigde Christus is het laatste en enige antwoord op de levensvraag naar het kwaad in de wereld en het lijden van de mens. Daarom noemde Johannes hem: het lam Gods, verwijzend naar het offerlam dat op paasavond werd geslacht als een herinnering aan de bevrijding uit de verdrukking.
Als we straks voor de communie de woorden zullen horen: ‘Dit is het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’ is dat niet louter herinnering aan een evangelietekst. Te communie gaan is een programma onderschrijven naar de toekomst toe. Het is de gesloten cirkel van het kwaad mee willen doorbreken door de ontwapenende goedheid van het lam, ook als dit ter slachtbank wordt geleid.
Naarmate wij maar één vaderland meer hebben, onze planeet. Naarmate de wereld die ene globe wordt, wordt de weg van het lam de enige uitweg om deze planeet leefbaar te houden.
(Manu Verhulst)
Ik bid voor het geschenk van de Liefde,
want als ik de Liefde niet heb, ben ik niets.
Leer me de Liefde, opdat ik geduldig en vriendelijk word,
niet jaloers, aanstellerig of hooghartig.
Laat me niet hard, zelfzuchtig of vlug op mijn tenen getrapt zijn.
Laat me niet bijhouden wat me allemaal misdaan werd.
Laat me nooit plezier vinden in de fouten van anderen,
laat me verlangen naar de waarheid.
Dan zal er niets zijn dat mijn Liefde niet aankan,
dan zullen er geen grenzen zijn aan haar hoop,
haar geloof, haar volharding.
Mijn Liefde zal zonder eind zijn.
(Iny Driessen: ‘God, die ’t grassprietje bedacht’)
Een schoenlapper vroeg de rabbijn Isaac van Ger: 'Wat moet ik met het ochtendgebed aanvangen? Mijn klanten zijn arme mensen die het met één paar schoenen moeten stellen. ‘s Avonds laat brengen ze hun schoenen en de hele avond en een stuk van de nacht ben ik ermee in de weer. Vaak ben ik ‘s ochtends nog aan het repareren om zeker nog klaar te zijn voor ze gaan werken. Hoe moet dat nu met mijn ochtendgebed?'
'Hoe heb je dat probleem al die tijd opgelost?' vroeg de rabbijn. 'Soms hol ik op een drafje door mijn gebed heen, maar dat geeft wroeging. En soms laat ik het gebedsuur gewoon voorbijgaan, maar ook dan voel ik me niet op mijn gemak. Iedere keer als ik dan mijn hamer op een schoen laat neerkomen, hoor ik mijn hart zuchten: wat voor sukkel ben ik toch dat ik niet eens mijn ochtendgebed kan bidden.'
‘Als ik God was’, zei de rabbijn, 'dan zou ik die zucht hoger aanslaan dan een gebed.'
Ik drink op de mensen Die bergen verzetten Die door blijven gaan met hun kop in de wind Ik drink op de mensen Die met vallen en opstaan Blijven geloven Met het geloof van een kind.
Ik drink op de mensen Die dingen beginnen Waar niemand van weet wat de afloop zal zijn Ik drink op de mensen Van wagen en winnen Die niet willen weten van water in wijn.
Ik drink op de mensen Die blijven vertrouwen Die van te voren niet vragen ‘Voor hoeveel’ en ‘waarom’ Ik drink op de mensen Die dóór blijven douwen Van doe het maar wél En kijk maar niet om.
Ik drink op de mensen Die alles verloren Die weg zijn gezakt En zijn ondergegaan. Ik drink op de mensen Die terug bleven vechten En daarna herboren Weer op zijn gestaan.
Ik drink op het béste Van vandaag en van morgen Ik drink op het mooíste waar ik van hou Ik drink op het maximum Wat er nog in zit In vandaag en in morgen In mij en in jou!