Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
05-05-2018
ZONDAG 6 MEI
6de PAASZONDAG B – 6 MEI 2018 ‘WANT GOD IS LIEFDE’
De eeuwen door hebben vragen over God mensen in de ban gehouden. Bestaat Hij eigenlijk wel, echt en daadwerkelijk? Of hebben wij hem zelf ‘uitgevonden’ omdat we ‘zo Iemand’ nodig hadden en gewoonweg niet zonder konden? En als Hij bestaat: welke voorstelling, welk beeld kunnen wij ons beeld van Hem vormen? Hoe is Hij eigenlijk, Wie is Hij eigenlijk. Vandaag antwoordt Johannes met kinderlijke klaarheid in de lezing uit zijn eerste brief: ‘God is Liefde’ In het evangelie boomt hij daar nog wat meer over door, met woorden van Jezus tijdens het Laatste Avondmaal: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.’
Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde. (1 Johannes 4,7-8)
Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. Ik noem u geen dienaars meer want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd … (Johannes 15,12-13 en15)
‘ZOALS IK JULLIE HEB LIEFGEHAD’
Zusters en broeders, we kunnen heel veel van elkaar verschillen, maar dit hebben we toch wel gemeen met elkaar: we willen gelukkig zijn. Daar gaan Jezus’ woorden vandaag over: ‘Ik zeg u dit alles, opdat mijn vreugde in u mag zijn en uw vreugde volkomen mag worden.’ Jezus verlangt ernaar dat zijn diepe vreugde ook in ons mag wonen. En Hij voegt eraan toe: ‘Als je die volkomen vreugde wil ervaren, moet je elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad.’ Een andere weg is er niet, alleen de liefde zoals Hij zelf ons liefhad. Liefde! De eeuwen door is er over gezongen, geschreven en gepraat. Met zoveel verschillende betekenissen: huwelijksliefde, moederliefde, kalverliefde, naastenliefde, eigenliefde, liefdoenerij, liefdadigheid, verliefdheid … Van de ene kant is het woord tot op de draad versleten omdat het te pas en te onpas gebruikt wordt. En van de andere kant is het onverslijtbaar en onmisbaar, zoals een dichter schreef ’Liefde is het hart van het heelal’. Vandaag zegt Jezus ons: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden’. Het gaat hier niet over sterven voor elkaar, maar over leven voor elkaar: jezelf geven, jezelf vergeten in gewone dagelijkse dingen. Het is ‘iets doen’ en ook ‘iets gaarne doen’, om de ander gelukkig te maken … ook als dit moeite kost . Het is jezelf vergeten omwille van de ander. Meer nog: liefde is jezelf geven, met wat je hebt en met wat je bent – zoals Jezus heeft voorgedaan. We kunnen mensen gaarne zien, omdat ze goed zijn voor ons. Bij Jezus wordt die volgorde omgekeerd. Zijn liefdevolle blik of gebaar komt eerst en daardoor wordt iemand goed. Hij bemint Zacheüs, een egoïstische uitzuiger, en daardoor geeft die de helft van zijn bezit aan de armen. Hij bemint Petrus die hem driemaal verloochende en Petrus wordt een rots van geloof. Jezus’ liefde maakt iemand goed. Ook onze liefde kan mensen anders maken. Daarom heeft iemand terecht gezegd: ‘Liefde verandert de wereld niet … maar liefde verandert de mensen, en mensen veranderen de wereld.’
Zoals u
Zoals u hier hebt liefgehad, ons als een broeder toevertrouwd, met hart en ziel, zo wilt u dat ook ik van al uw mensen houd.
Zoals u ons hebt opgericht door al uw aandacht en geduld en ons weer zette in het licht voorbij de sleur, voorbij de schuld;
zoals u doven horen deed, en lammen lopen, blinden zien, de warme hoop in alle leed, zo wilt u dat ik mensen dien.
Zoals u was in alles goed en mild, altijd en overal, en schaamteloos vol goede moed, zo wilt u dat ik worden zal.
Zoals u hier bent rondgegaan, en heel de wereld weet nog hoe, en elke mens hebt welgedaan, zo wilt u, meester, dat ik doe.
Zo blijft u leven na uw dood, als licht in angst, als troost in pijn. Zo blijft u onze lotgenoot. En zo zal God verheerlijkt zijn.
Lieve Maria, omdat de Vader in elke mens het verlangen gelegd heeft van Hem en bij Hem te zijn, voelen wij ons voortdurend onderweg, pelgrims, soms wat ontheemd, hopend op de dag dat Hij ons opneemt in een eeuwige omhelzing.
Maar nu en dan ook bang omdat we onzekere, kleingelovige mensen zijn die zich vasthouden aan wat ze zien.
Neem Jij, Maria,ons bij de hand, zodat we niet bang hoeven te zijn en breng ons langzaam maar zeker langs je Zoon Jezus naar onze enige echte thuis, in de armen van onze God. Amen.
In de voetsporen van Jozef ga je binnen in de droom waarin de Zoon van David – handen open en ’t hoofd op hol geslagen van zijn vrouw – een engel ziet die hem de vrees ontneemt, de glimlach van het weten geeft.
Het Kind dat is als elke en ‘made in heaven’ wacht in het schootveld van zijn moeder op verlossing, alleen de ezel met zijn lange oren wil niet mee naar Bethlehem waarheen Jozef hem trekt.
Zoveel gezien als toegevoegde waarde(1) houdt hij de wacht die man, maar weet: geen man gaat naar zijn vrouw en kind tenzij langs hem, deel van de poort naar God is hij, daar bij die grot. Alleen het ‘schorriemorrie’(2) gaat er door, een herder en een schaap, een koning zonder troon, of – klein genoeg – ook jij misschien.
Want hoe gebukt als elke vluchteling gaat dit gezin het land Egypte in, de ballingschap. Heb je die Hand gezien?
En God beminnend als hun Kind zijn zij op engelvoeten terug de weg naar huis gegaan; want uit dat verre land – als ooit zijn volk – riep God de Heer zijn Zoon, een takje uit de oude stam(3) van David – Isaï – Ruth tot Abraham.
De Geest van Jahwe rust op Hem met de gaven zevenvoud, shalom, zoals Jesaja profeteerde; in Nazareth gerechtigheid geleerd als milde regen neergedaald is Hij in die verdwaalde tijd.
‘k Hou van de dingen van mijn Vader ik baad mij in dit eeuwenoude zevenlicht ik draag de tempeltafels van Wet, ik honger met zovelen, ‘k wil wonen in ’t Huis van Brood(4), ik leef al nu voorbij de dood.
Omer Gielliet (Biervliet 14 mei 1925 – Breskens 7 mei 2017)
Voetnoten:
(1) De naam Jozef betekent eigenlijk ‘de toegevoegde’. (2) ‘Schorriemorrie’ is eigenlijk de Nederlandse verschrijving voor twee Hebreeuwse woorden voor os en ezel. Het is een aanduiding voor ‘arme’ mensen en zwervers. (3) ’t Hebreeuwse woord ‘nezer-nazer’ betekent twijg, takje. Het werd door Mattheüs gebruikt om de profetie van Jesaja naar Nazareth te laten verwijzen. (4) Beth-lehem d.i. Brood-huis. Jezus wordt ’t Brood des Levens genoemd.
(Het beeld ‘In de voetsporen van Jozef’ – eveneens van priester Omer Gielliet – staat buiten aan de kerk van Maldegem-Donk)
5de PAASZONDAG B – 29 APRIL 2018 ‘WIE MET MIJ VERBONDEN BLIJFT’
‘Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en ik,’ en ‘Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht’. Zo spreekt Jezus vandaag tot ons in het evangelie. Met Hem verbonden blijven, zoals de ranken met de wijnstok, en zijn woorden blijvend in ons laten wonen, daar gaat het om. Het volstaat niet om Zijn boodschap even te beluisteren, ’s zondags in de kerk, en er dan – de duur van een ademtocht – ontroerd door te worden. Het komt erop aan om de woorden van Hem, die het Woord is, diep te laten doordringen, wortel te laten schieten in ons hart en ze als het ware tot onze innigste, diepste en nieuwe natuur te laten openbloeien: onszelf laten kneden naar en door de woorden van het Woord. Zo worden we ten volle zijn leerlingen en mogen we de vreugde smaken van de Blijde Boodschap, een leven – nu reeds – in het eigen Rijk van God. Want, zoals Hij vlak vóór zijn dood nog zei: ‘geen dienaren noem ik jullie, maar jullie heb ik vrienden genoemd.’
Kinderen, wij moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. Dan weten we dat we voortkomen uit de waarheid, en kunnen we met een gerust hart voor God staan. Zelfs als ons hart ons aanklaagt, want God is groter dan ons hart en Hij weet alles. (1ste Brief van Johannes 3,18-20)
Jullie zijn al gezuiverd door het woord dat Ik jullie verkondigd heb. Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en Ik, want zoals een rank geen vrucht kan dragen uit eigen kracht, maar alleen als ze verbonden blijft met de wijnstok, zo kunnen ook jullie geen vrucht dragen als je niet met Mij verbonden blijft. (Johannes 15,3-4)
‘LEVEN VAN ZIJN LEVEN’
We werden allen opgevoed in grote eerbied en ontzag voor de almachtige God, hoog verheven in de hemel, ver boven ons, mensjes van niemendal. Zo hebben wij tot God gebeden, vele en vele keren, en telkens weer hebben we ons klein, hulpeloos en nietig gevoeld. Het is een houding die passend is, maar evenzeer is het ook maar één kant van het hele verhaal. Als God zo ver BOVEN ons, kleine mensen, staat, als Hij zo ver BOVEN ons leven staat, komt Hij ook vlug BUITEN ons leven te staan. Hij is dan te groot en te ver, ongenaakbaar en onbereikbaar. HIJ woont in de coulissen van zijn hoge hemel, en WIJ leven, even maar, op het kleine podium van dit stukje aarde. GOD ZIJ DANK is er méér, GOD ZIJ DANK is er Jezus, en GOD ZIJ DANK mochten wij op onze levensweg Jezus ontmoeten,in bezinning en gebed, in gewone ervaringen van ons leven, en bovenal in het evangelie. En HIJ, Jezus, sprak ons – ook vandaag – van een wijnstok: Zie, zei Hij, zo dicht zijn wij bij elkaar, als ranken met de stam verbonden. Zo ben Ik één met de Vader, zo ben Ik in de Vader. Zo ben Ik één met jullie, zo LEEF Ik ook in jullie. Evenzeer als het sap van de stam ook het sap van de ranken wordt. Evenzeer als het leven van de stam ook het leven van de ranken wordt. Zo heeft Hij het zelf gewild: God kan niet zonder de mensen. Hij leeft zich uit in zijn mensen zolang Hij hun leven mag geven, zo lang Hij hun leven mag zijn. Geloven is niet alleen: klein staan voor God. Geloven is ook groeien en groter worden omdat wij Hem in ons laten werken, omdat wij ons door Hem laten snoeien. De vruchten van onze gegevenheid zijn op Zijn overgave geënt.
Geïnspireerd door: Bezinningen Dominicanen
Houd mij vast
Heer Jezus, door uw vaders hand in onze mensengrond geplant, en bloeiend in dit barre land, o houd mij vast.
Zoals de wijnstok sappen geeft aan elke rank die van hem leeft en vreugde aan zijn vruchten heeft houdt U mij vast.
Ik kan niet zonder U, ik moet het hebben van uw hartenbloed dat alle leven kloppen doet. Dus houd mij vast.
Laat mij, al doet het groeien pijn, een kleine rank van waarde zijn; maak mij een druppel van uw wijn. O, houd mij vast.
Hoe zal het ooit zichtbaar worden dat God met ons verbonden blijft als er geen mensen gevonden worden die voor elkaar willen instaan?
Hoe zal God ooit onder ons kunnen wonen als er geen mensen gevonden worden die voor elkaar ruimte maken, ook al hebben ze elkaar niet uitgezocht?
Hoe kan Gods woord tot ons spreken als er geen mensen gevonden worden, die elkaar daarop durven aanspreken?
Hoe kan in deze wereld geloofwaardig worden dat God met ons meegaat als er geen mensen te vinden zijn die het met elkaar willen uithouden en elkaar houden aan Zijn Woord?
Hoe kan God mensen rechtop doen gaan als er geen mensen te vinden zijn, die te maken willen hebben met hen die zijn terneergedrukt?
Toen, in een mist aan een oever, dit lichaam leeg lag, brak den grond der ziel een vuur uit dat de wereld in vlammen stak.
Afgronden braken open, hemelen sloten dicht; van grond tot wolken sloeg er een roode orkaan van licht.
Ik vluchtte, mijn handen geslagen tegen mijn aangezicht …
Ik weet niet hoe ik weervond een weg, die verloren was; ik kwam aan een glinsterend water en bloemen en zacht gras; daar speelde God met een kind, dat nog niet geboren was.
Ik dacht een tijding te staamlen: ‘De wereld is vergaan’ … God sprak: ‘Wat mijn stem niet doen kon, dat heeft mijn vuur gedaan: gij kwaamt. Ga naar het water; uw hoofd is nog zwart van roet, en wasch er van uw handen de vegen asch en bloed’.
Toen vroeg het kind: ‘Wat is dat: de wereld?’ en God zei blij na bedroefd herdenken: ‘De wereld is voorbij’
en toen tot zichzelven: ‘nu blijven zij beiden weer bij mij’.
Ik wiesch mij in ’t glinstrende water; God speelde met het wicht … ik legde mij in de bloemen; mijn oogen vielen dicht.
Toen ik ontwaakte lag ik in licht en bloemen alleen; vreemd en verzaligd zag ik over een water heen.
4de PAASZONDAG B – 22 APRIL 2018 ‘MENS VOOR DE MENSEN ZIJN’
Vandaag viert de Kerk ‘roepingenzondag’, met het evangelie van de Goede Herder, die zijn schapen kent en ervan houdt. De schapen vertrouwen hem dan ook en luisteren naar zijn stem. Elke roeping begint bij Jezus, die op vele wijzen tot ons hart spreekt. Naar Hem hebben we geluisterd, naar Hem blijven we luisteren. Zijn vraag om zijn boodschap uit te dragen is van alle tijden en nodigt ons uit tot toewijding en overgave.
Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. De wereld kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend. (Eerste Brief van Johannes 3,1)
Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen. (Johannes 10,14-15)
‘HERDER OF HUURLING’
Vandaag de dag is de herder uit ons straatbeeld verdwenen, zelfs op het platteland, zoals we dat vroeger kenden. Een herder, die met zijn kudde langs kalme wegen trekt, het is van een andere tijd, wereldvreemd in een landschap met havens, industrie en snelwegen. Maar de betekenis van de vergelijking is niet verouderd of verdwenen. Ook vandaag zijn er mensen die vertrouwd zijn met elkaar en bij elkaar horen. Mensen die op elkaar zijn aangewezen en afgestemd zijn op elkaar, net zoals herder en kudde bij elkaar horen en op elkaar zijn afgestemd. Ook vandaag zijn er nog mensen die herders en hoeders zijn voor elkaar. En ook de huurling heeft de tijd overleefd, soms zelfs diep in ons eigen hart. De huurling die koel zijn profijt berekent, zijn uren klopt en alles afweegt. Die huurling, die in mij kan wonen, fluistert mij dan in: ‘Laat maar gebeuren, het is tenslotte jouw zaak niet! Trek het je niet aan en was je handen maar in onschuld, liever dan ze vuil te maken.’ De huurling, die in mij kan wonen, zet zich in tot op het ogenblik dat het gevaarlijk wordt of tot er niets meer te verdienen valt. En dan wendt de huurling zich af, of ‘loopt in een boog erom heen’, zoals de priester en de leviet in die mooie parabel van Jezus.
(Geïnspireerd door een tekst van ‘Levensecht’)
Aan het einde van elke eucharistie worden wij nochtans gezonden en gezegend om trouw te blijven aan onze roeping. En die roeping zal nooit anders of verouderd zijn: gestalte geven aan Jezus, de Goede Herder, de veilige gids, de Mens voor de mensen.
Vader, hier ben ik om vereenzaamde, 'overbodige' mensen warmte en geborgenheid te geven.
Uw troost vraag ik om gebroken, geknakte mensen te doen blijven hopen, Uw zachtmoedigheid vraag ik om de wereld, uw schepping een stukje goddelijker, een beetje menselijker te maken.
Uw gerechtigheid vraag ik, om onrecht en eigenliefde in mij en rondom mij tegen te gaan. Uw barmhartigheid vraag ik om met een open hart naar mensen toe te gaan. Uw zuiverheid vraag ik om uw stem in de stilte horen.
Uw vrede hoor ik om aan al uw kinderen te vertellen dat Gij Vader en Moeder zijt. Opdat uw wil geschieden zou ben ik bereid. Vader, hier ben ik, zend mij.
Misschien is bidden in alle rust je dag overschouwen, blij om het mooie dat je beleefde, spijt om het domme dat je deed, en op het einde niet vergeten te zeggen: Dank je wel.
Misschien is bidden samen zoeken naar helende kracht om het morgen beter te doen, durven zeggen en laten zeggen: 'Mens ik jou van je, jammer, dat ik het zo weinig laat zien en voelen.'
Misschien is bidden beseffen hoe klein je bent, bang en hulpeloos, aanvaarden dat je de andere zo nodig hebt, en dat je zelf zo nodig bent, en elkaar en ook God laten zeggen: Dank je wel.
Misschien is bidden, helemaal niets doen, niets horen, niets zeggen, alleen maar zijn en geloven. God, misschien leer je me verder hoe ik bidden moet.
Ik ben zo blij dat ik weer triestig ben. Nu zal ik weer veel verzen kunnen schrijven, nu zal ik weer de poëzie bedrijven. Want wààr verdriet alleen beweegt mijn pen.
Ik ben U dankbaar, Heer, voor deze traan. Nu kan ik wenen, vrolijk en vol ijver. Ik heb het nodig, want ik ben een schrijver. Van vreugd en lachen kan geen kunst bestaan.
Ik zie de bloemen en ik voel de zon. Maar bloemen worden in de knop gebroken en achter wolken zit de zon verdoken - Goddank! - zo vaak dat ik nog dichten kon.
Ik ben zo blij dat ik weer triestig ben. O Heer, gij die de weemoed hebt geschapen, laat mij toch nooit te veel aan vreugde rapen. En àls het moet, breek dan desnoods mijn pen.
3de PAASZONDAG B – 15 APRIL 2018 ‘OPEN ONS HART VOOR UW WOORD’
Een hart, dat openstaat voor Gods Goede, Heilige Geest, een hart dat niet verduisterd is door de geest van deze wereld, een hart dat niet verzuurd is, of bot en afgestompt, maar dat aandacht heeft voor wat goed en mooi is. Laten wij daar vandaag om bidden! Het evangelie geeft vandaag alvast het goede voorbeeld! Overigens valt het bij herhaling op dat reeds kort na lijden, dood en verrijzenis van Jezus – en na de nederdaling van de Heilige Geest op die allereerste Pinksteren – de leerlingen er niet voor terugdeinsden om de Joden terecht te wijzen omdat zij weigerden hun hart te openen voor die Jezus, van wie de profeten – zonder zijn naam te kennen – reeds zo veelvuldig gesproken hadden. Het boek ‘Handelingen’ geeft daarvan vele getuigenissen, zoals vandaag bij monde van Petrus.
In die dagen zei Petrus tot het volk: U hebt de heilige en rechtvaardige verloochend, en verzocht om de vrijlating van een moordenaar. De leidsman ten leven hebt u ter dood gebracht, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden; daarvan zijn wij getuigen. (Handelingen 3,14-15)
In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er op weg naar Emmaüs was gebeurd en hoe ze Jezus hadden herkend bij het breken van het brood. Terwijl zij dit aan het vertellen waren, stond Hij opeens in hun midden. `Vrede!' zei Hij tegen hen. In hun opwinding en hun schrik dachten ze dat ze een geest zagen. `Waarom zijn jullie zo in de war?' vroeg Hij. `Waarom die twijfel in je hart? (Lucas 24,35-38)
‘BRANDDE ONS HART NIET IN ONS TERWIJL HIJ MET ONS SPRAK?’ (LUCAS 24,32)
Drie uitzonderlijke jaren waren het geweest, samen met Hem, van verwondering naar verwondering en van vreugde naar vreugde. Een nieuwe toekomst diende zich aan, hun diepste hoop was werkelijkheid aan het worden. En dan waren er die vreselijke dagen: de beklemmende stemming bij dat Laatste Avondmaal, het verraad van Judas, de hof van Olijven, de marteling en de smadelijke dood tussen twee boeven aan een kruis genageld. Weg die heerlijke droom nu, weg die hoop op een nieuwe toekomst. Het was mooi geweest … maar nu was het ‘geweest’, voorbij, o en voorgoed voorbij. Met droefheid in het hart dan maar terug naar de gewone orde van de dag, naar de gewone, dagelijkse, routineuze dingen. Naar Emmaüs waren zij onderweg nu, net zoals wij onze dagelijkse weg gaan. Naar Emmaüs ging Hij met hen mee, ook als zij de verkeerde richting uit gaan, weg van Jeruzalem. Hij wordt niet herkend, maar is een vreemdeling voor hen. Wel stelt Hij het eerst een vraag: ‘Waarover lopen jullie zo druk met elkaar te praten?’ En dan mogen zij vertellen … honderduit. Het lijkt wel ons leven. We kennen Hem, er is ons zoveel over Hem verteld en in onze dierbaarste momenten hebben we een glimp van Hem opgevangen … en zo is Hij zelf een vraag voor ons geworden: ‘Wat houdt jullie bezig? Waar is jullie hart?’ En wij mogen, met of zonder woorden, ons eigen verhaal vertellen, onze hoop en onze ontgoocheling. Onze vreugde, ons leed. Een persoonlijk gebed, een gesprek van mens tot mens, waarbij wij mogen kiezen waarover we praten. En zoals toen loopt Hij met ons mee en luistert … en kijkt ons liefdevol aan. Als wij ons hart dan voor Hem openstellen, begint Hij te vertellen, zijn verhaal, met woorden, beelden en verhalen uit de Schrift. Als wij luisteren laat Hij zich kennen, heel eenvoudig en klein, zoals Hij ooit eens vol tederheid zei: ‘Kom tot Mij, gij allen, die onder lasten gebukt gaat en Ik zal u rust en verlichting schenken.’ Hij geeft zijn geheim, de sleutel van zijn leven, de sleutel van DE WEG, die Hij zelf ging en voorhoudt: ‘wees zachtmoedig en nederig van hart’, ‘heb elkander lief, zoals Ik u heb liefgehad’. Ons hart wordt warm bij zijn woorden. Hij raakt onze diepste menselijke ervaringen, vervult onze innigste verlangens naar innerlijke rust. Maar Hij dwingt niet en laat ons vrij. Hij is bereid ook zo verder te gaan, zonder ons. Maar als ons hart openstaat en niet verward is, vragen wij net als de twee leerlingen: ‘Blijf bij ons! Het wordt avond.’ Hij heeft iets wakker gemaakt in ons. Door zijn woorden, door de toon van zijn stem, door het delen van het brood van alledag … en door hen, die geen brood hebben om te delen. In wat Hij zegt, in wat Hij doet, door mensen op onze weg, vatten we wie Hij is … en keren we terug, naar ons Jeruzalem, naar het land waar mensen wonen. Om te vertellen wat ons ten diepste beroert. En om zijn weg, DE WEG, te gaan.
DE WEG NAAR BINNEN
Toen zei die ene jongen met de deurknop in zijn hand: ‘Kom binnen, blijf bij ons want ’t is al donker, veel te laat om nu nog verder te gaan.’
Hij heeft niet gezegd: ‘Ik wens je nog een goede reis, vreemdeling, en ’t allerbeste. We zien elkaar wel weer.’
Zij zijn toen alle drie in huis gegaan, zich warmend aan elkaar braken zij het brood en zagen plots dat Hij het was. En heel hun leven was veranderd.
Met de deurknop van ons hart in onze handen, kunnen wij beleefd, zoals het hoort aan Jezus zeggen: ‘Prima boodschap, veel succes. Ik wens Je ’t allerbeste. We zien mekaar nog wel.’
Dan gaat Hij verder in de nacht … Wij breken ’t brood lijk alle dagen. Er is nog niets veranderd in ons hart en niets veranderd hier te lande.
TWEEDE PAASZONDAG B – 8 APRIL 2018 `DE PAASVREUGDE, OOK NA HET FEEST’
Het is maar goed dat we regelmatig in onze kerken samenkomen, om terug te denken aan het feest van Pasen. In het gewone leven lijkt het al zo lang voorbij en – na de uitbundige vreugde van het feest - heeft alles onopgemerkt zijn gewone gangetje hernomen. Al vele jaren horen we, met de regelmaat van een klok de slagzin: ‘voetbal … een feest’. Maar als je de beelden ziet en de geldsommen hoort, ben je misschien geneigd om daar wel eens een vraagteken bij te plaatsen. Die andere uitspraak ‘Voetbal is oorlog’ lijkt dichter in de buurt te komen – helaas. Juist daarom is het goed dat vele gelovigen – jong en minder jong – blijven getuigen van waarachtige waarden en dat er, godzijdank, mensen zijn die blijven spreken van de echte, diepste vormen van vreugde en vrede, die aan ons leven een feestelijk tintje kunnen geven, ook als wij tegenslagen kennen. Kortom: laten wij God danken voor de mensen die in naam van de Verrezen Jezus van het feest blijven getuigen en feestelijk leven.
De groep mensen die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van geest. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk. (Handelingen 4, 32-33)
Jezus zei: `Omdat je Me gezien hebt, geloof je?’ Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.' (Johannes 20,29)
‘ONS BLIJVEN GELOOF, HOOP EN LIEFDE’
Als je alles gelooft, wat je hoort, word je vaak bedrogen … soms op pijnlijke wijze. En toch hebben de belangrijkste dingen in ons leven met geloven te maken. Een jongen en een meisje, die van elkaar houden en dromen maken over later, zeggen aan elkaar ‘ik beloof je trouw te blijven in goed en kwade dagen.’ Ik beloof het, omdat ik in je geloof, en in jou zal blijven geloven. In de verhalen van het evangelie moeten we onszelf zien. Soms spelen we, bij manier van spreken, de hoofdrol; in andere verhalen of op andere momenten van ons leven staan we meer aan de zijkant. Zo gebeurt het ook wel eens, misschien meer dan ons lief is, dat we Tomas zijn. We geloven … maar liefst toch zonder te overdrijven. Geen overmaat, niet in ons denken en zeker niet in ons doen. De kern van ons geloof is verrijzenis, opstanding, nieuw leven, volheid van leven en leven voor goed. We kunnen dat niet in detail beschrijven. Er blijft alleen geloof … méér dan onze ogen zien, onze oren horen, onze handen aanraken … Een hemel, achter de einder van deze aarde en voorbij de horizon van dit leven. En waarom dan dit alles geloven? Waarom daaraan vasthouden, aan datgene wat ons, zovele jaren geleden al, werd doorgegeven? Het kan niet zijn omdat wij zo door onze ouders zijn opgevoed, omdat zij het ons zo geleerd hebben. Dat is natuurlijk belangrijk, en zeker belangrijk is dat zij het ons zo voorgeleefd hebben. Maar tenslotte is er maar één grote reden om trouw te blijven en niet af te vallen: die mens van Nazareth van toen, die zo leefde, zo sprak, die zulke tekenen toonde, die hoop bracht aan bedroefden en verlamden, en die zo ook de dood in leven kon ombuigen. En zijn vrienden, die daarvan getuigden, zonder dat zij daar enig voordeel bij hadden. Wel integendeel, ze werden vervolgd en velen werden eeuwenlang om hun geloof op de meest geraffineerde wijzen gemarteld en ter dood gebracht. Bovendien: ook vandaag nog blijven er mensen, die zijn leven leiden, zijn woorden herhalen, zijn wonderen opnieuw doen. Ook vandaag nog zijn er mensen die mensen zonder hoop laten opstaan en nieuwe adem geven. Mensen, die in zijn Naam medemensen die wegkwijnen en afgestorven lijken opnieuw tot leven brengen. Toen herkenden ze Hem niet, de leiders, de voormannen … Herkennen wij Hem vandaag, als Hij in onze buurt, in die of die persoon, opnieuw aanwezig is en werkzaam blijft … en wellicht tegengewerkt wordt door sterke, kwade machten, die het een tijdlang lijken te halen. Geloven wij ook nu nog dat Hij blijft verrijzen? Dat Hij voorgoed tot leven is gekomen en dag aan dag tot leven blijft komen? ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, maar de grootste daarvan is de liefde.’ (1ste Brief aan de christenen in Korinthe, 13,12-13)
Heer Jezus, Zoon van God en onze Broeder, Je werd verstoten en verdrukt door groten, die enkel uit waren op eigen macht en eigenwaan. Je hebt niemand veroordeeld noch de dood ingewenst. Je enige verlangen was vrede en vreugde, liefde en leven te brengen. Geef diezelfde kracht aan mensen, die geen uitzicht, geen toekomst en geen hoop zien, en moedeloos of opstandig worden.
Laat ons te allen tijde mensen van hoop zijn, die U, de Levende, tot leven brengen.
Zo was de oorlog, vandaag 75 jaar geleden … Een herinnering in deze Paastijd
1943
Het Amerikaans bombardement van 5 april ’s middags rond half vier duurde nauwelijks acht minuten.
Mijn vader was veertig jaar oud, ik tien jaar, drie maanden en een week.
Twee uren wroetten wij samen in het puin van de gemeenteschool waar Greta in de zevende klas zat.
Toen wij haar vonden lag zij met één hand voor haar ogen, ongeschonden, slechts drie blauwe vlekjes door de vingertoppen in haar voorhoofd gedrukt.
Daarom was het zo moeilijk te geloven dat zij net zo dood was als al de meisjes die wij vóór haar vonden.
Mijn vader was veertig jaar oud, ik even oud als hij.
Clem Schouwenaars
(5 april 1943: Amerikaanse vliegtuigen bombarderen de Erla-fabriek in Mortsel. De meeste bommen misten hun doelwit en vielen op de wijk Oude-God. 936 mensen kwamen om.)
Pasen uitleggen aan kinderen is niet gemakkelijk. Pasen zelf begrijpen ook niet. Maar er zijn dingen die helpen. ‘Ze hebben Jezus met spijkers aan een kruis vastgeplakt!’ zegt mijn kleinzoon verontwaardigd. ‘En hij was toch de liefste mens ooit!’ ‘Hoe weet je dat?’ vraag ik voorzichtig. ‘We hebben daarover een boek in de klas’, legt hij me uit. Daar valt dus niet aan te twijfelen. Ik heb het hart niet om het verhaal nog wat bloederiger te maken, dus ik stuur het richting Pasen. ‘Daarna is Jezus opgestaan uit de dood’, zeg ik. Dat vindt kleinzoon een stuk minder spectaculair dan ik. In zijn sprookjes komen de geitjes, Roodkapje en zelfs haar oude oma vlotjes uit de buik van de wolf en gaan daarna gewoon verder met hun leven. ‘Dat heeft God gedaan’, voeg ik er nog aan toe. ‘Waarom?’ wil kleinzoon weten. ‘Omdat hij heel blij was dat Jezus zo goed had geleefd’, probeer ik. Kleinzoon laat het even bezinken. Ik ook. Liefde is sterker dan de dood. Wie leeft zoals Jezus, gaat nooit meer helemaal dood. Dat is Pasen. Even later somt kleinzoon alle dino’s op zijn truitje op: de T-rex, de stegosaurus, de pterodactylus. Hij vertelt erbij wie een vleeseter was en wie een planteneter en wie het in de strijd tegen wie zou halen.
‘Hier is nog plaats, oma’, zegt kleinzoon lief, terwijl hij met zijn hand over de plek op de bank naast hem wrijft. Ik ga dicht bij hem zitten. Groot en sterk zijn is een droom van mijn kleinzoon, maar het helpt niet altijd. Daar zijn de dino’s het bewijs van. Kleine en lieve gebaren zijn in de praktijk vaak veel taaier. Als dat geen hartverwarmende paasgedachte is.
Al staat hij ook met een been in het graf, hij sterft niet, hij staat op: net andersom. Hij wordt bewust weer wakker: hij poseert in stilte als het leven uit de dood.
Zo zegeviert hij zonder op te zweven in lichte hemelen vol heerlijkheid, zonder de zwier van wapp’rende gewaden; een boom geworteld in zijn marmeren zerk, een onbeweeglijke zekerheid, met achter hem een schemerende morgen, een lente aarzelend om aan te breken.
Het is zo stil dat de soldaten slapen als doden, in de orde van de aarde. De wereld wordt het wonder niet gewaar. En trouwens, hij die zelf het wonder is, hem deert het niet, hij ziet over hen heen, over ons heen, als zag hij achter ons een and’re wereld, waar hij zich herkent als in een spiegel; was hij weer de spil van ’t zelfde landschap: komst en wederkomst, even betoverd, even heimelijk en aards, en heel het raadsel der geschiedenis verdonkremaand tussen de tijden in, alsof het al voorgoed verstorven was.
J.W. Schulte Nordholt
‘Zijn leerlingen zijn ‘s nachts gekomen en hebben Hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen.’ (Matteüs 28,13)
Dit is de ochtend van de verrijzenis. Pasen, het belangrijkste feest van het jaar. Jezus leeft voorgoed, want Hij is verrezen. Het Leven overwint elke vorm van Dood, de liefde is altijd sterker dan de haat, en het Licht haalt het op alle duister, ook als de machten van het Kwaad onnoemelijk groot kunnen zijn. God houdt van ons – ondanks alles en doorheen alles – zoals Hij ook van Jezus hield, ondanks en doorheen zijn Lijden en Dood. Dit geeft ons hoop en ook de moed om niet op te geven.
Zusters en Broeders, Als u met Christus uit de dood bent opgewekt, zoek dan ook wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt u op wat boven is, niet op wat aards is. (Brief aan de christenen in Kolosse 3,1-2)
De vrouwen vonden de steen weggerold van het graf, gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. (Lukas 24,1-2)
EEN VERREZEN HEER …
Zusters en Broeders, we vieren vandaag Pasen, zoals we al zo dikwijls gedaan hebben. De klokken zijn al dikwijls naar Rome vertrokken, en met eitjes teruggekomen. En Jezus is al zo dikwijls verrezen. Is het de moeite om dat te blijven vieren? Is het de moeite om Jezus te blijven gedenken? Ik kan alleen maar zeggen dat ik dat nodig vind en zelf ook nodig heb. Op eigen houtje kan ik geen leven beloven zonder leed of pijn. Ik kan ook niet beloven dat alles gauw veel beter zal gaan en dat binnenkort honger en oorlog verdwenen zullen zijn. Ik denk ook niet dat ik dat zelf nog beleven zal. Het is moeilijk om zo te leven, met dat gebrek aan hoop. Ik heb dat eeuwenoud geloof nodig, dat terugkijkt naar de Joden en naar Jezus. Want daar vind ik verhalen die over bevrijding gaan, en over leven, en over liefde. Daar vind ik ook troost en bemoediging, en hoop als tegengif voor mijn verdriet. Het is van groot belang te horen, dat een blinde al eens opnieuw kon zien, of dat een lamme al eens weer kon wandelen. En dat een heel volk ooit eens weggetrokken is uit de slavernij in Egypte. Die dingen blijven herhalen, is voor mij de betekenis van mijn geloof en van de christelijke traditie. Vandaag in het evangelie vroegen de mannen in het lege graf aan de vrouwen: ‘Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is hier niet. Hij heeft toch zelf gezegd: Ik moet overgeleverd worden aan zondige mensenhanden en aan het kruis worden geslagen, maar op de derde dag zal Ik verrijzen.’ En de vrouwen herinnerden zich zijn woorden. Zo is het geloof in de verrijzenis op prille en stille wijze begonnen. Met dat lege graf, die twee mannen die daar stonden en de opgeplooide doeken. Ze zijn een teken dat Jezus uit de dood werd opgewekt. Een teken van Gods liefde. In een wereld waarin de machten van het kwaad zo sterk zijn en waarin het goede soms zo machteloos is, geeft God ons een teken dat Hij aan de kant staat van wie klein is, van wie zwak is, van al wie onrecht aangedaan wordt, ook van wie ter dood gebracht wordt – in al zijn goedheid. De verrijzenis van Jezus is een signaal dat Gods liefde uitgaat naar de kleine mens, die lijdt, en machteloos staat tegenover elke vorm van kwaad en onrecht. Het is een teken van Gods liefde, geen overdonderend betoog, geen waterdicht bewijs, alleen maar een teken – een aanwijzing voor mensen, die God in hun hart dragen en die de taal van zijn liefde verstaan. Net in dit broze teken spreekt God het woord dat ik nodig heb: dat het goede méér aankan dan het kwaad, dat liefde méér vermag dan haat en dat Hij – God – sterker is dan elke vorm van doodgaan. Die hoop heb ik nodig om te leven. (geïnspireerd door gedachten van Dorothee Sölle en Manu Verhulst)
In deze hoop
op een leven ná de dood
én een leven vóór de dood …
In deze hoop
wens ik jullie van harte
een zalig Paasfeest.
Vincent van Gogh 5
Kristus. Verlosser. Het Kruis vergaarde al het leed. Toen wierp hij weg het huis van zijn leed. Drie dagen en de schildwacht schrok. De kunst is groot. Een kruis van leed … dan valt het huis maar alles blijft.
En telkens woont ’t woord onder ons dat ons beloont, – nieuw. De weg van de Verlosser: de weg van het leed: een hoogvlakte van geluk.
't Is morgen Pasen – God, maar overal is de dood; en zou ik dan van leven moeten spreken? Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken, want daar leed Jezus onze diepste nood.
't Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon die onze ziek wereld kan genezen? Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen bij 't lege graf, waar 'k U niet vinden kon.
't Is morgen Pasen – feest van het gericht dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden, feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden; Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!
Ze grepen hem terwijl zijn vrienden sliepen En het verraad kuste als een vriend zijn mond. Rumoer was in de stad, en mannen liepen Met toortsen in de donkre straten rond.
Een menigte drong op het plein: ze riepen: ‘Kruis hem! Kruis hem!’ – Hij, die gebonden stond Voor het paleis, zag in hun oogen ’t diepe Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond.
En naakt werd hij gekruisigd door soldaten, De vrouwen weenden en de priesters praatten, Er werd gedobbeld en veel wijn vermorst.
Het voorhang scheurde, dooden werden wakker, Een man wierp zilver ten verdoemden akker. Het is volbracht! – Zijn hoofd viel aan zijn borst.
Martinus Nijhoff
Toen zei Jezus: ‘Het is volbracht’. Hij boog het hoofd en gaf de geest. (Johannes 19,30)
Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de Heilige Geest’ (Johannes 20, 22)
GOEVRIJDAG
Het autaarkleed is afgedaan, het wierookvat gebluscht, de lichten al gestorven en de ratel zelve rust; ’t houdt alles op, de zonne schijnt te vragen, ongetroost, of morgen zij nog heffen zal heur aanzicht in den oost.
‘Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand – of iets.
Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.
Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.
Aan de Ariadnedraad van dit antwoord voortgeleid door het labyrint van het leven, bereikte ik een tijd en een plaats waarop ik besefte dat deze weg naar een triomf voert die ondergang is, dat de prijs die je ontvang voor de inzet van je eigen leven smaad is, en dat de diepte van de vernedering de enige verheffing is die voor de mens mogelijk is. Daarna had het woord ‘moed’ voor mij zijn zin verloren, omdat niets me meer ontnomen kon worden.
Verder op de weg leerde ik stap voor stap, woord voor woord, dat achter iedere zin van de held van het evangelie een mens staat en de ervaring van een mens. Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan, en achter de belofte om hem te ledigen. Ook achter ieder woord op het kruis.’
(Dag Hammarskjöld: ‘Merkstenen’)
In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie.’ (1 Korintiërs 11,23)
Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. (Brief aan de christenen in Filippi 2,6-8)