Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
09-06-2011
DOORDENKEN OP DONDERDAG
ZET DOOR!
Wanneer je voor een uitdaging staat pak die direct aan, van gezicht tot gezicht, hef jouw kin omhoog en zet jouw schouders, plant jouw voeten en haal diep adem. het is nutteloos van die te ontwijken. Het beste wat je kan doen, je kan falen maar je kan slagen, zet door!
De wolken rondom jou kunnen donker zijn en de toekomst kan er akelig uitzien, maar laat je wilskracht niet vallen hou jezelf in topconditie. Als het slechtste jou kan overkomen niettegenstaande al wat je doet, er voor vluchten zal jou niet redden, zet door!
Zelfs hoop kan ijdel lijken, wanneer je door zorgen bent overmand, maar onthoud dat je staat voor dezelfde uitdagingen als bij anderen; je kan falen maar faal al vechtend, geef niet op, wat je ook doet; Ogen open, hoofd omhoog tot de eindstreep, zet door!
hij had handen van aarde aan zijn lijf, klompen voeten en een aangepijpte mond. zij zat in een hoek, eeuwig, met paternoster op de schoot en lichtblauw, de ronde snuifdoos voor haar neus.
In hun huis was het donker als in een warmte. ik ben daar liefgehad. een kind van negen dat roerloos van zijn wafel at onder de stoof, met op mijn benen coppi, de grote grijze kater
die zijn nagels in me kromde, telkens ik van eenvoud overdonderd, streelde en spinde, ragfijn in hun web van avond en van rust.
Tussen Hemelvaart en Pinksteren hebben wij vandaag een wat stille zondag. Ook de eerste christenen hebben zo een tijd gekend. De droefheid weegt om het verlies van Jezus en de beloofde Helper en Trooster is nog niet gekomen.
Maar zij blijven samen in gebed. Want ook Jezus zelf had nog heel ontroerd gebeden die laatste avond toen Hij voor het laatst op weg ging naar de hof van Olijven en het kruis op Calvarie, om daar zijn zending te voltooien.
Moge dit gebed van Jezus zelf ook voor ons een steun en troost zijn in tijden, die zwaar vallen, omdat wij op een of andere wijze vervolgd, verworpen of uitgestoten worden omdat we trouw willen blijven aan de Geest van Jezus.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en zei:Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt.
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus.
Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te doen. Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld bestond.
Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan,en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden.
Ik bid U voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt.
Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom.
(Johannes 17,1-11a)
IK BID U VOOR HEN
Dikwijls kijken wij met heimwee en vertedering naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls ook bidden wij dat dezelfde geestdrift van de vroege Kerk evenzeer in en tussen ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij voorziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen zal zijn. Hij kent de vertwijfeling, die zij zullen voelen en Hij weet dat hun weg vaak zwaar zal zijn, als ze ZIJN WEG willen gaan. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarom in zijn eerste bief:
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen: dat Gij hen in deze wereld zoudt bewaren.
Heer Jezus, bewaar uw gelovigen in oprechte trouw aan U, die Weg, Waarheid en Leven zijt en die volkomen vreugde schenkt.
De allerbelangrijkste les
Op een dag besloot een beroemde dichter om de wijsheid van Boeddha te bestuderen.
Hij reisde daarvoor naar het andere eind van het land waar een wijze leraar woonde.
Hij vroeg: 'Wat is de belangrijkste les van Boeddha?'
'Doe nooit iemand verdriet,' zei de leraar. 'Dat is wel heel erg simpel!' riep de dichter uit. 'De mensen zeggen dat u een grote wijze bent. Daarom heb ik een lange reis gemaakt. Om u te bezoeken.
Is dat nu de allergrootste wijsheid die u mij kunt geven?! leder kind kan mij dat zeggen!'
'Misschien kan een kind u dat wel zeggen, maar het is ongelooflijk moeilijk om nooit iemand verdriet te doen,' zei de wijze leraar.
Hemelvaart verwijst naar boven. Automatisch kijk je dan omhoog. Dat deden de leerlingen van Jezus ook. Zij volgden Hem met hun ogentot Hij achter het wolkendek verdwenen was.
Ze bleven Hem nastaren, verbouwereerd en aan de grond genageld. Maar de vraag:Wat staan jullie toch naar de hemel te kijken?, zet hen weer met beide voeten op de grond.
Steek nu maar zelf de handen uit de mouwen, is de boodschap.
In die tijd begaven de elf leerlingen zich naar Galilea,naar de berg die Jezus hun aangewezen had.Toen zij Hem zagen,wierpen ze zich in aanbidding neer;sommigen echter twijfelden.
Jezus trad nader en sprak tot hen:Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingenen doopt henin de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geesten leert hun te onderhouden alles wat Ik U bevolen heb.
Ziet, Ik ben met Ualle dagen tot aan de voleinding van de wereld. (Matteüs 28,16-20)
IK BEN MET U ALLE DAGEN TOT AAN DE VOLEINDING VAN DE WERELD!
Op die berg in Galilea stonden de leerlingen er allicht wat triestig bij. In veertig dagen verliezen ze Jezus voor de tweede keer. Eerst die vrijdag toen Hij gekruisigd werd, verworpen en uitgeroeid. Alles wat hen zo beroerd had, leek voor goed voorbij. Twee zijn er, die al meteen terugkeren naar hun gewone doen in Emmaüs, weg uit Jeruzalem, waar al dat moois aan diggelen was geslagen. Hun woorden raken ons: En wij die gehoopt hadden Maar weg is die hoop.
Maar het bleek niet echt voorbij. In een vreemde herkennen ze Hem bij het breken van het brood. En Hij blijft zich tonen, aan alle leerlingen die samen zijn, eerst zonder, dan met Thomas; aan Maria Magdalena; aan de vissers bij het meer, die weer hun werk hadden opgenomen. Hij was dus niet echt weg. Bovendien zei Hij nog: waarom zoekt ge de Levende bij de doden? En samen met Jezus, die verrezen is, herleeft de hoop.
Nu staan ze daar weer. Op die berg in Galilea. Hij wordt opgenomen en zij kijken naar de lucht, tot een wolk Hem aan hun gezicht onttrekt. Weer verliezen ze Hem. Weer blijft de leegte van de vervlogen hoop. Weer voelen zij zich van God verlaten, en weer blijven ze bang samen. In die nestwarmte voelen zij zich veilig.
En nu was Hij echt voor goed weg. Er bleven alleen enkele beloften: Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik zal u een Helper, een Trooster zenden. En nu ook: Ik blijf bij u tot aan de voleinding van de wereld!
Van Hem konden dat toch geen loze beloften zijn. Hij had getoond dat Hij betrouwbaar was en woord hield. Er bleef alleen dat lichtpuntje in het diepe duister.
En bij dat lichtpuntje komt ook een zending: Trek de wereld rond, en vertel over Mij aan alle mensen. En laat je eerste woord dan telkens zijn: Vrede zij u!
Vrede zij u! op deze zalige hoogdag van Hemelvaart.
Hemelvaart
En als we toch weer naar omhoog gaan staren naar waar Hij is, - of hoe het heet wil Hij ons telkens weer bedaren omdat Hij van de mensen weet
Hij zal ons naar beneden wijzen naar wat te doen valt onder mensen ... Hij zal ons om die inzet prijzen en ons alleen het goede wensen.
Hij zal ons naar elkaar verwijzen: jou nu naar mij en mij naar jou opdat wij naar zijn onderwijzen mekaar graag zien in diepe trouw.
Pas dan kan hier de hemel groeien slechts dan leeft Hij nog voelbaar voort ... als liefde ondermaans kan bloeien zijn leven voortgaat ongestoord.
De Joodse rechtspraak kende een gebruik, dat bij ons niet bestaat. Als iemand veroordeeld was, kon het gebeuren dat een persoon met gezag stilzwijgend naast de veroordeelde kwam staan. Dit was een aanklacht tegen de rechters, een protest tegen de veroordeling. De man, die zoiets deed, werd de Helper genoemd, in het Grieks: de Paraklètos.
De oorspronkelijke, Griekse tekst van het evangelie gebruikt dit woord Paraklètos als Jezus spreekt over de Heilige Geest, als Helper en Trooster.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.Dan zal de Vader, op mijn gebed, u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven:de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is,omdat zij Hem niet ziet en niet kent.
Gij kent Hem,want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
Ik zal u niet als wezen achterlaten:Ik keer tot u terug.
Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer;gij echter zult Mij zien,want Ik leef en ook gij zult leven.Op die dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader benen gij in Mij en Ik in u.
Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen,hij is het die Mij liefheeft.En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden;ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren. (Johannes 14,15-21)
IK ZAL U NIET ALS WEZEN ACHTERLATEN
Grote woorden kunnen de waarheid wel eens verhullen. Nu de paastijd van de Verrijzenis overgaat naar het Pinksteren van de Geest zien we dat weer. Over de Heilige Geest zijn zoveel moeilijke woorden gezegd en geschreven, terwijl alles eenvoudig wordt als we naar Jezus zelf luisteren.
Opnieuw hoorden we woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. Hij zal verraden en gekruisigd worden. We staan aan het sterfbed van Jezus, zoals we misschien ooit aan het sterfbed van een geliefde stonden en bedrukt waren. Die gedrukte stemming was er ook die avond, maar Jezus, de stervende zelf, spreekt troost en bemoediging in. Vorige week zei Hij: Laat uw hart niet verontrust worden. Vandaag luidt het: Ik zal de Vader vragen u een andere Helper te geven, de Geest voor wie de wereld niet openstaat. Maar Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik laat u niet als wezen achter.
Die Helper is geen witte toverduif uit een goochelhoed. De belofte van Jezus is pure werkelijkheid. Wanneer Hij gekruisigd en door de wereld verworpen zal zijn. zal Hij onder ons blijven, als DE LEVENDE. Maar alleen DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. Zoals we soms bidden: Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop. ZO blijft Jezus als DE LEVENDE onder ons. Want DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Jaren geleden moest een gouverneur van de Nationale Bank gekozen worden. Het was rond Pinksteren en een ambtenaar zei: Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de nieuwe gouverneur zal aanwijzen. Het was ironisch bedoeld, maar we mogen het ook ernstig nemen. Die uitspraak belicht het woord van Jezus: De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet. Als die wereld zich liet leiden door de Goede, Heilige Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Dan zou Jezus als DE LEVENDE onder ons leven, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Gij, Heilige Geest, Gij zijt de lucht die wij ademen, de verte waarin wij turen, de ruimte die ons gegeven is; Gij zijt het vriendelijke licht, waarin de mensen voor elkaar aantrekkelijk zijn.
Gij zijt de vinger van God waarmee Hij spelenderwijs het heelal heeft geordend, Gij zijt de fijnzinnige liefde waarmee Hij ons geschapen heeft.
Wij bidden U, voltooi het werk dat Gij begon; voorkom het kwaad dat wij kunnen aanrichten, en beweeg ons tot het goede: tot trouw en geduld, tot mededogen en zachtmoedigheid; ontsteek in ons de vriendschap voor alles wat leeft en de vreugde om wat goed en menselijk is. Amen.
Wel kijk, wat ik wil dat de anderen voor mij doen, is precies dat zij mij niet veroordelen. Dat wil zeggen: dat ze mij nemen zoals ik ben, mij aanvaarden, in mij geloven, vertrouwen in mij hebben, mij op mijn best nemen, vergeven. Vooral mijn gebreken, vergissingen en tekorten vergeven.
Ik wil, zoals iedereen, denk ik, gerespecteerd, geacht, beluisterd worden. Ik wil dat ze van mij houden. Ik verwacht dat ze mij kansen gunnen, mij de middelen geven om te laten zien wat ik kan.
Dat ze appreciëren wat ik gedaan heb en mij aanmoedigen. Dat ze het goede in mij hoog schatten en niet te lang stilstaan bij het slechte in mij (want mijn goede kant is mijn goede kant, mijn slechte kant is alleen maar de keerzijde van de goede).
En dat ze mijn geheimen eerbiedigen.
En dat ze mij nooit als minderwaardig behandelen, zelfs als ze in een verantwoordelijke functie boven mij staan.
Wel kijk, dat is wat ik aan de anderen zal proberen te geven. Dat zal de weg van mijn volmaaktheid zijn.
Maurice Bellet
Maurice Bellet is een Franse priester, die in 1923 geboren werd. Naast een doctoraat in de filosofie en in de theologie, studeerde hij ook psychoanalyse, en werkt tot op vandaag op het kruispunt van die verschillende domeinen, die met de diepste innerlijkheid van de mens te maken hebben. Geruime tijd was hij, met al zijn diplomas, onderpastoor in een parochie, hartje Parijs, en stond daar in voor de confessional omnibus, een biechtstoel waar je zo maar kan aanbellen, en ongekend een diep gesprek voeren.
Na een lange loopbaan als hoogleraar en psychoanalyticus, geeft hij, tot op vandaag nog regelmatig conferenties en seminaries .
Wie meer over Maurice Bellet wil weten, kan terecht op zijn officiële website:
Er stonden drie kruisen op Golgotha. Maar de boer hij ploegde voort. Magdalena, Maria, Veronica, Maar de boer hij ploegde voort. En toen zijn akker ten einde was, Toen keerde de boer de ploeg En hij knielde naast zijn ploeg in het gras, En de boer, hij werd verhoord.
Zo menigeen had een schone droom, Maar de boer hij ploegde voort. Thermopylae, Troja, Salamis, Maar de boer hij ploegde voort. Het jonge graan werd altijd groen, De sterren altijd licht, Gods woord streed in de wereld voort En de boer heeft het gehoord.
Men heeft de boer zijn hof verbrand, Zijn vrouw en os vermoord; Dan spande de boer zichzelf voor de ploeg, Maar de boer hij ploegde voort. Napoleon ging de Alpen op En hij zag de boer aan t werk, Hij ging voor Sint-Helena aan boord En de boer hij ploegde voort.
En wie is er beter dan een boer, Die van de wereld hoort, En hij ploegt niet, wat of er al geschiedt Op deze akker voort. Zo menigeen lei de ploegstaart om, En deed het werk niet voort. Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied, En de boer hij ploegde voort.
Heer God! De boer lag in het gras, Toen droomde hij deze droom: Dat er eindelijk een rustdag was Naar apostel Johannes woord. En de kwaden gingen hem links voorbij En de goeden rechts voorbij, Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord En de boer hij ploegde voort.
Eerst toen de boer die hemel zag Zo vol van lichte schijn, Toen spande hij zijn ploegpaard af, En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af, En hij knielde naast zijn stilstaand paard, En hij wachtte op Gods woord. Een stem sprak tot aarde, hemel en zee En de boer heeft haar gehoord:
- Terwille van de boer die ploegt Besta de wereld voort!
Laat uw hart niet verontrust worden. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Het zijn eenvoudige, diepe woorden, die we vandaag in het evangelie uit de mond van Jezus horen.
Mogen wij ontvankelijk zijn voor deze woorden. GE-HOOR-ZAAM: met open oor bereid om te luisteren en in ons hart te bewaren.
Laten we daarbij vooral niet vergeten, wat Jezus even voordien, in dezelfde toespraak tot zijn vrienden, bij het Laatste Avondmaal, gezegd had: Ik ben niet gekomen om te oordelen of te veroordelen, maar opdat zij leven zouden hebben, en wel in overvloed.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God,gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij. opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.
Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend. Tomas zei tot Hem: Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen? Jezus antwoordde hem: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem. Hierop zei Filippus: Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg. En Jezus weer: lk ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht. Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga. (Johannes 14,1-12)
LAAT UW HART NIET VERONTRUST WORDEN
De diepste dingen hebben geen grote woorden nodig. En zeker geen kronkelwegen van een verstand, dat zich in duizend bochten wringt. Eenvoudig, klaar en duidelijk, eerlijk en zonder omwegen, daar komt het op aan. Jezus toont het eens te meer.
De sfeer is geladen bij het Laatste Avondmaal, want Hij zal verraden en gekruisigd worden. Maar net in die geladen sfeer spreekt Hij zelf zijn leerlingen nog moed in: Laat uw hart niet verontrust worden! Hij had dat al zo dikwijls gezegd: Wees niet bang. Wees niet bevreesd. Vandaag worden Thomas en Filippus met name genoemd. Het hadden, bij wijze van spreken, ook onze eigen namen kunnen zijn. Want angst kan ook ons hart bezwaren bij verdriet en onmacht, als wij zware klappen krijgen, ondanks alle goede wil. Er is zoveel dat ons onzeker kan maken.
Als geen ander kent Jezus het hart van de mens, met zijn twijfels, zijn angsten en zijn slapeloze nachten. Daarom zegt Hij zo dikwijls: Wees niet bang. Ik zal er altijd zijn. Eenvoudiger kan het niet, maar toch is DAT en DAT ALLEEN de kern van de verrijzenis. Misschien helaas dan! is ons geloof verworden tot een harteloze plicht zonder vreugde. Terwijl Gods Woord een blijde boodschap is van VOLKOMEN LEVEN en VOLKOMEN VREUGDE. Waar die dood zijn LEVEN en VREUGDE daar is elk geloof dood, en daar en dan wordt Jezus weer gekruisigd. Zelfs in zijn eigen naam, door mensen die zich op Hem beroepen. Zo was het al, toen Hij zelf op aarde leefde: zij, die Hem vervolgden en kruisigden, schermden met de wet van Mozes en hun eigen groot geloof. Witgekalkte graven, zo noemt Jezus hen!
Leven geven, vreugde brengen. Eenvoudiger kan het niet gezegd, maar daar gaat het om en zo neemt Jezus de onrust uit ons hart. Daarbij zijn wij, in onze tijd, zijn hoofd en hart en handen, want vandaag werkt Hij door ons. En Hij zegt ook hoe dit kan. Zelf is Hij de weg: een christelijke gemeenschap zal Jezus aanwezig stellen, door te handelen zoals Hij dat gewoon was, door Hem na te volgen in zijn doen en in zijn laten, in zijn spreken en in zijn zwijgen, in zijn soms harde woorden tegen wie hooghartig neerkijkt en in zijn zachtmoedig mededogen met wie gebukt gaat . Wie Jezus wil volgen, zal met de mensen omgaan zoals Hij dat deed, met dezelfde liefde en dezelfde goedheid. Wie christen wil zijn zal met zijn woorden troosten en bemoedigen.
Alleen zo gaan we de weg, die Jezus is: niet door liefdeloos de letter van de wet te volgen, maar door Hem weer tot leven te brengen, door Hem te laten verrijzen in onze manier van leven. Dan zal ons hart niet verontrust worden. Want liefde neemt alle angst weg. En zelf had Hij toch gezegd: hieraan zal men zien dat jullie mijn leerlingen zijn, als je elkander liefhebt. Waar die liefde ontbreekt, rijst de vraag: gaan wij nog wel de weg, die Jezus is? Die weg die leidt tot volkomen vreugde en leven in overvloed.
Maak ons wegwijs, God, in de doolhof van het leven, in de jungle van wat op ons afkomt.
Leer ons ontdekken wat wordt verzwegen, leer ons de leugen ontmaskeren. Help ons om onszelf te blijven ook als we tegen de stroom in moeten roeien.
Leer ons uw wegen te zien in de vele manieren van leven die ons worden aangeprezen en voorgeleefd. Geef ons de wijsheid om te kunnen afwegen wat waarde heeft in uw ogen.
Neem ons bij de hand, God, als wij moeten uitmaken waar het op aan komt. En geef ons een opmerkzaamheid die zich niet laat verleiden door schijn en grootspraak.
Dan zullen wij kunnen kijken met de ogen van een kind, verwonderd en blij om elke morgen. Dan zullen wij zien wat nooit werd getoond: kleine dingen die vreugde geven. Dan zullen wij mensen beluisteren die nooit mogen vertellen van hun heldhaftige daden.
Maak ons wegwijs, God, in dit korte maar boeiende leven, dan zullen wij uitkomen waar Gij ons verwacht.
Op 18 november 1995 gaf de violist Itzhak Perlman een concert in de Avery Fisher Hall in het Lincoln Center te New York City. Als gevolg van polio in zijn kindertijd wandelde Perlman moeizaam, met krukken, naar een stoel in het midden van het podium. Behoedzaam legde hij de twee krukken op de grond, strekte zijn ene been en plooide het andere onder de stoel. Hij nam zijn instrument en knikte tegen de dirigent dat hij klaar was.
Maar onmiddellijk liep er iets verkeerd! Na enkele seconden sprong een van de snaren van zijn viool. De klap was als een revolverschot dat weergalmde in de muziekzaal. Het publiek wist onmiddellijk wat er gebeurd was en verwachtte dat het concert zou worden stilgelegd tot een andere viool kon worden gevonden.
Maar Perlman reageerde anders en verraste hen. Hij haalde diep adem, sloot zijn ogen en deed teken aan de dirigent om opnieuw te starten. Het orkest begon weer te spelen en Perlman speelde op drie snaren. Hij speelde met passie en vuur. Gans de tijd door werkte hij in gedachten een andere vingerzetting uit ter compensatie van de gebroken snaar. Een werk dat slechts weinigen kunnen spelen op vier snaren voerde Perlman uit op drie. Magistraal.
Wanneer hij stopte, hing er een pijnlijk stilte in de zaal. En dan veerde het publiek recht en applaudisseerde wild van enthousiasme. Applaus weerklonk in iedere hoek van de zaal en het publiek toonde zijn appreciatie voor zijn talent en moed.
Perlman glimlachte en veegde het zweet van zijn voorhoofd. Dan kwam hij recht en deed teken aan het publiek om stil te worden. Op een rustige, mijmerende en eerbiedige toon, zei hij: Weet je, het is de opdracht van een artiest om uit te zoeken hoeveel muziek je nog kan maken met wat je overblijft.
Hij kon het weten. Polio had hem minder weerstand gegeven dan voordien maar hij zette door. Het concert op drie snaren was een staaltje van zijn levensfilosofie, een illustratie van zijn denken en doen, een teken van zijn hele leven. Hij zette door met wat hem restte en maakte toch muziek.
Is dit ook niet onze opdracht? Onze taak is na te gaan hoeveel muziek we nog kunnen maken met wat ons rest. Hoeveel goeds kunnen we nog doen? Hoeveel vreugde kunnen we nog delen? Wij, gewoon de mens, die we zijn.
Ik ben er van overtuigd dat de wereld, meer dan ooit, nood heeft aan de muziek die jij en ik kunnen maken.
En als er moed nodig is om muziek te maken dan zullen velen jouw inzet waarderen. Sommige mensen hebben meer verloren dan anderen en deze zielen inspireren ons tot hogere hoogtes.
Dus wil ik je nog vragen: Hoeveel muziek wil jij maken met wat je rest?
Ik ben de deur voor de schapen, zegt Jezus vandaag over zichzelf. Het is beeldspraak uit een tijd die lang voorbij is, maar die we toch nog kunnen verstaan, als we ontvankelijk zijn en Jezus in ons hart willen toelaten:
ZIJN leven biedt een pad voor ONS leven, in de doolhof van gebeurtenissen, waar zoveel valse herders, rovers en dieven, noemt Jezus hen met hun mooiste glimlach mensen misleiden voor eigen winst, eigen voordeel en eigen macht.
In die tijd zei Jezus: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie niet door de deur, maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover.
Maar wie door de deur binnengaat, is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open. De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen, omdat zij zijn stem kennen. Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten, omdat ze de stem van vreemden niet kennen.
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen.
Een andere keer zei Jezus tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.
Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed. (Johannes 10,1-10)
IK BEN DE DEUR VOOR DE SCHAPEN
Onlangs stond in de krant: 'Alles bij elkaar hebben wij het nog nooit zo goed gehad als vandaag. In de winkels puilen de draagtassen uit en de karretjes liggen overvol. En toch is de onvrede groot, de leegte voelbaar: vele mensen blijven onvoldaan en snakken naar een ander leven. Een leven, dat meer innerlijke rust aanreikt en een wereld waarin meer mensen gelukkig zijn .'
Die woorden brengen onze tijd duidelijk in beeld. Er wordt ons ingepompt dat alles zo goed gaat, maar onder het vernis van de schone schijn, schuilen zoekende mensen, die hunkeren naar levensvreugde. Het vluchtig plezier schenkt duidelijk geen voldoening, maar laat mensen achter met een grote innerlijke honger. Onze tijd, die God afschrijft en zoveel afleiding in de plaats stelt, doet het blijkbaar niet.
Als we dit beseffen KAN de zoektocht beginnen naar wat echt waardevol is. Dit KAN tot God leiden, in het beste geval. Maar dan is er een gids nodig, iemand die zelf een zoeker was en die bij God is uitgekomen! En die door woord en leven iets laat zien van God! Dan krijgen die oude verhalen weer inhoud. Want het was toen niet anders dan nu: mensen hadden dezelfde verlangens en kenden dezelfde leegte in hun hart.
Jezus zegt: Ik ben de deur voor de schapen. Ook voor ons is Hij de deur naar innerlijke rust en diepe vreugde, zoals Hij dat was voor de mensen van toen, die voor Hem open stonden. Wij kunnen hierbij helpen, want wij zijn geroepen om Jezus aanwezig te stellen: we kunnen de mensen benaderen, zoals Jezus deed, met dezelfde fijngevoelige aandacht. Wij kunnen hen omringen met de goedheid die Jezus eigen was. Wij zijn geroepen om met dezelfde woorden te troosten en te bemoedigen.
Dit zal altijd onze roeping blijven: mensen te zijn, die naar Jezus verwijzen, de deur, die niet doodloopt op een blinde muur maar toegang geeft tot diepe vreugde binnenin. Zoals Hij zelf zegt: Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.
Vader, hier ben ik om vereenzaamde, 'overbodige' mensen warmte en geborgenheid te geven.
Uw troost vraag ik om gebroken, geknakte mensen te doen blijven hopen,
Uw zachtmoedigheid vraag ik om de wereld, uw schepping en uw levenswerk, een stukje goddelijker, een beetje menselijker te maken.
Uw gerechtigheid vraag ik, om onrecht en eigenliefde in mij en rondom mij tegen te gaan.
Uw barmhartigheid vraag ik om met een open hart naar mensen toe te gaan.
Uw zuiverheid vraag ik om uw stem in de stilte horen.
Uw vrede vraag ik om aan al uw kinderen te vertellen dat Gij Vader en Moeder zijt.
Opdat uw wil geschieden zou ben ik bereid. Vader, hier ben ik, zend mij.
In Athene las ik op het prikbord in een hotel: Bezoekers kunnen dagelijks met hun klachten naar het bureau komen tussen 9 en 11 uur s morgens.
Het bracht mij op deze gedachte: we menen wel eens dat we aan anderen niet moeten meedelen wanneer we te klagen hebben. En meteen werd mij duidelijk, dat alles wat verkeerd gaat in de wereld, niet kan goed komen als het niet bekend gemaakt wordt. Soms moet je inderdaad je ongenoegen uiten. Bovendien weet ik dat elke mens zijn eigen temperament heeft, en dat dit ook zijn rol speelt. Maar ik wil niet zo iemand zijn die zijn hele leven doorbrengt aan de Klaagmuur. Sommige mensen zien alleen wat verkeerd loopt en daarmee vullen zij hun gedachten en gesprekken. Voor hen kan er nooit iets goeds zijn.
Zo was er eens een vrouw, die regelmatig een kleine antiekzaak bezocht. Zij maakte voortdurend haar beklag: over de prijzen, over de kwaliteit van de winkelwaar en zelfs over de ligging van de zaak . De eigenaars van de winkel schonken er, na verloop van tijd, geen aandacht meer aan. Maar op een dag, terwijl ze weer eens doende was, slingerde ze de bediende in het gezicht: Waarom vind ik hier nooit wat ik zoek? De man glimlachte even en zei toen: Misschien omdat wij te beschaafd zijn.
Wanneer onze gedachten vervuld zijn met al het slechte van de wereld, dan is er geen plaats voor iets anders. Geen plaats voor echte waardering. Geen plaats voor begrip. Geen plaats voor vreugde. Geen plaats voor fijne herinneringen. Geen plaats om zaken die deugd doen, op te slaan. En we kunnen ons met zoveel dingen goed voelen.
Iemand zei het juist: De volgende keer als je vindt dat je te klagen heb, denk er dan eens aan dat je vuilbak wellicht meer eten heeft dan 30 % van de mensen hier op aarde.
Ik wil ruimte laten in mijn gedachten voor een lange lijst met alles wat goed is in mijn leven en ik wil deze lijst ook regelmatig doornemen. Ik wil iemand ontmoeten die iets goed doet en het haar of hem laten weten. Ik wil mijn gedachten vullen met zaken die mij vreugde brengen zodat ik iedere avond tevreden naar bed kan gaan.
Terwijl sommigen redetwisten of de wereld nu zal vergaan met een ontploffing of met een zondvloed, zei iemand , wil ik niet dan mijn wereld zal eindigen met een jammerklacht.
De hele stad was voor hem uitgelopen. Hij heeft de zieken en de hopelozen getroost, gesterkt, genezen van hun noden.
De mensen zijn weer naar hun legersteden. En hij is moe van spreken en genezen. Hij trekt de heuvels in, hij wil alleen zijn.
Laat op de avond bidt hij tot zijn vader, want er zijn nog zoveel verloren schapen. Hij is hun herder en hij kan niet slapen.
Hij staat alweer, rechtop onder de sterren. Hij moet de heuvels over, hij moet verder, verder, naar al de kudden zonder herder,
naar nieuwe steden en hun synagogen, waar bange mensen op verlossing hopen, het woord van God, daartoe is hij gekomen.
Michel van der Plas
---
Vandaag vieren we Pater Damiaan, een uitzonderlijk iemand van bij ons, heilig verklaard in 2009, en ook uitgeroepen tot de grootste Belg.
Niet omdat hij uitzonderlijk presteerde in de schijnwereld van competitie, brood en spelen, maar omdat hij, door Jezus bewogen, tot het uiterste mens voor de mensen was, zozeer dat hij oog in oog met zijn mensen mocht zeggen: Wij, melaatsen
WIJ, MELAATSEN
Wij, melaatsen Op een zondag in 1878 begint Pater Damiaan zijn preek met deze woorden. Ze zijn historisch geworden omdat zij het ideaal van Gods liefde tot het uiterste tonen. Paulus schreef aan de christenen van Rome:
Zusters en broeders, allen samen zijn wij, in Christus, één lichaam. Daarom vraag ik u met aandrang: wees blij met hen die blij zijn, en ween met hen die wenen.
Bij Pater Damiaan ging het niet om de letter van de wet, maar om de radicale gegevenheid van de liefde, die Jezus vroeg. Hij was tot in de diepste vezel van zijn ziel bewogen door het leed, de ziekte en de eenzaamheid van zijn mensen. Dat is geen compassie, maar een ontroering die veel dieper ligt: hij leefde mee, hij voelde mee en hij leed mee.Hun pijn en hun wonden waren zijn pijn en zijn wonden geworden.
Hier bestaat geen afstand meer of scheiding tussen ik hier en jullie daar. Er blijft alleen wij, melaatsen: samen zijn wij in onze gebrokenheid dat éne gebroken lichaam van Christus.
Om zo te leven moest Pater Damiaan vele muren slopen en vele grenzen overschrijden: de grens tussen ziek en gezond, de grens tussen wet en liefde, en zelfs de grens tussen gezag van boven en eigen geweten.
Net als Jezus was hij gekomen opdat zij leven zouden hebben. Daarom vocht hij tegen dood en wanhoop en tegen de muren, die zijn mensen gevangen hielden. Hij gaf zijn mensen hoop en toekomst, en een begin van vreugde en vrede. Vruchten van Gods Koninkrijk. Vruchten van Gods Geest.
Daarbij ging hij geen enkel conflict uit de weg, met wie dan ook. Wat had Jezus anders gedaan? En net als Jezus werd Hij enkel gedreven door Gods eigen liefde, die zijn mensen leven wilde geven. Hij wilde hen kost wat kost tonen: ook jij bent een kind van God. Kies, ondanks alles, voor het leven.
In Damiaan, die meeleefde, meevoelde en meeleed konden zijn mensen Gods eigen zorg en goedheid ervaren en voelen. Godsdienst werd voor hem dagelijkse, heel concrete mensenliefde.
Omdat Damiaan op die manier Gods eigen liefde werd, leeft hij voort onder ons. Omdat hij Gods eigen liefde werd, werd hij heilig verklaard.
Heilige Pater Damiaan, bid voor ons!
---
Mag ik gaan? vroeg je toen je overste iemand zocht om naar die ellendige hel van Molokaï te gaan.
Kom maar in mijn huis schuilen, blijf maar hier wonen, zei je toen een melaatse vrouw voor je deur stond en bedreigd door een dolle man vol levensangst om asiel bedelde.
Kijk eens, daarom kwam ik naar dit eiland, zei je tegen broeder Joseph die gekomen was om te helpen.
En met je zwakke, stervende hand wees je naar de melaatse jongens en meisjes met hun primitieve surfplanken spelend in de branding van de zee:
Omdat elk leven het waard is geleefd te worden.
Willen we deze diepe evangelische boodschap van Damiaan in ons verweven: Elk leven is waard geleefd te worden?
En willen we in Damiaan zijn voetspoor deze boodschap omzetten in vele kleine daden van naastenliefde
dan zal onze wereld er morgen warmer, hartelijker en gelukkiger uitzien.
Een moeder is gewoon een vrouw. Ze breit de dagen aaneen met de naalden van het geduld Ze weeft haar herinneringen door haar dromen heen. Ze zoomt het leven af met mooie kant.
Ze denkt met kleine gebaren en strijkt de kreuken glad: ze is moeder van de vrede. Ze heeft warme kinderen om van te dromen.
Als ze slaapt, luistert ze. Onrust houdt haar adem wakker. In de kelder zit de zomer in jam van rode bessen.
Gaandeweg staat er bovenaan deze meditatie. Een korte titel, die een ruime lading dekt want we kunnen er een heel verscheiden inhoud aan geven.
Enerzijds hebben wij allemaal onze heel persoonlijke levensloop, waarop we gaandeweg verder gaan, dag na dag en jaar na jaar.
Daarnaast lezen we straks in het evangelie dat twee leerlingen, na de kruisdood van Jezus vanuit Jeruzalem op weg gaan naar Emmaüs, maar gaandeweg stapt een onbekende met hen mee.
En tenslotte heeft Jezus van zichzelf gezegd: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Net daarom werden de eerste christenen, aanvankelijk, wel eens meer aangeduid als de mensen van de Weg.
Twee van de leerlingen waren op weg naar het dorp Emmaüs, dat zestig stadiën van Jeruzalem ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat voorgevallen was. Terwijl ze met elkaar in discussie waren, voegde Jezus zelf zich bij hen en liep met hen mee. Maar hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen.
Hij sprak tot hen: `Waarover lopen jullie zo druk met elkaar te praten?' Met sombere gezichten bleven ze staan. Een van hen, die Kleopas heette, gaf Hem ten antwoord: `Bent U dan de enige inwoner van Jeruzalem die niet weet wat daar de afgelopen dagen is gebeurd?' Wat dan?' vroeg Hij. Ze zeiden Hem: `Wat er gebeurd is met Jezus van Nazareth. Hij was een profeet, machtig in woord en daad in de ogen van God en van heel het volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen, en ze hebben Hem zelfs gekruisigd. En wij hadden zo gehoopt dat Hij het was die Israël zou verlossen, maar inmiddels is het al de derde dag sinds dat gebeurd is.
Wel hebben enkele vrouwen uit onze kring ons versteld doen staan. Die waren vanmorgen vroeg naar het graf gegaan en toen ze zijn lichaam daar niet aantroffen, kwamen ze terug met het verhaal dat ze ook nog een verschijning hadden gehad van engelen die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn toen naar het graf gegaan en het bleek zo te zijn als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem hebben ze niet gezien.'
Toen zei Hij tot hen: `Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip als het gaat om het geloof in alles wat de profeten hebben gezegd! Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?' En Hij legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had, te beginnen bij Mozes en alle Profeten.
Toen ze bij het dorp kwamen waar ze moesten zijn, deed Hij alsof Hij verder wilde gaan. Maar met aandrang vroegen ze: `Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde.'
Toen ging Hij mee naar binnen om bij hen te blijven. Eenmaal met hen aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun. Nu gingen hun de ogen open en ze herkenden Hem, maar meteen was Hij uit hun gezicht verdwenen.
Ze zeiden tegen elkaar: `Was het niet hartverwarmend zoals Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons opende?' Meteen stonden ze van tafel op en gingen terug naar Jeruzalem; daar vonden ze de elf en hun metgezellen bijeen. Die zeiden: `Waarachtig, de Heer is opgewekt, aan Simon is Hij verschenen.'
Toen vertelden zij wat er onderweg was gebeurd en hoe ze Hem hadden herkend bij het breken van het brood. (Lucas 24 13-35)
GAANDEWEG
Naar Emmaüs gingen zij, net zoals wij onze weg gaan. Naar Emmaüs ging Hij mee, ook als zij de verkeerde kant uit gaan, weg van Jeruzalem. Hij is een vreemdeling. En stelt de eerste vraag: Waarover lopen jullie zo druk te praten? En zij mogen vertellen honderduit.
Het lijkt ons eigen leven. Hij is bij ons, vaak onbekend, en vraagt: Wat houdt je bezig? Waar is je hart? En wij mogen vertellen. Een persoonlijk gebed, een gesprek van mens tot mens.
Hij loopt mee en luistert, en kijkt ons teder aan. En als ons hart openstaat, gaat Hij vertellen. Zijn verhaal, met woorden en beelden uit de Schrift.
Gaandeweg herkennen we Hem, eenvoudig en klein, zoals Hij ooit zei: Kom tot Mij, die onder lasten gebukt gaat. Ik zal u verlichting schenken. Hij geeft de sleutel van zijn leven, de sleutel van DE WEG: wees zachtmoedig en nederig van hart. En: heb elkander lief, zoals Ik u heb liefgehad.
Ons hart wordt warm bij zijn woorden. Hij vervult ons diepste verlangen. Maar Hij dwingt niet. Hij is bereid ook zo verder te gaan. Zonder ons.
Maar als ons hart bereid is, vragen wij net als de leerlingen: Blijf bij ons! Het wordt avond. Hij heeft iets wakker gemaakt in ons. Door zijn woorden, door het delen van het brood. En door hen, die geen brood hebben om te delen.
In wat Hij zegt, in wat Hij doet, door mensen, zien we Hem. Gaandeweg, en we keren terug, naar Jeruzalem, naar het land waar de mensen wonen. Om te vertellen wat ons zo diep beroert. En om zijn weg, DE WEG, te gaan.
Emmaüs
Heer, blijf bij ons, de zon gaat onder Wij boden dan het avondbrood den vreemden man, die langs de baan met ons was meegegaan.
En wijl Hij, t zegenend, de ogen sloot, gebeurde het: Zijn aangezicht verklaarde in een hemels licht, waarin Hij plotseling verdween
Dit was het wonder. Wij stonden weer alleen, doch vouwden blij onz handen. Het was alsof Hij door ons heen verdween en t licht in ons is blijven branden.
Er was eens een vrouwtje dat zichzelf voorbij liep. En dat is een heel erge ziekte. Als ze 's morgens opstond, dacht ze aan 's middags. Als ze 's middags aan tafel zat was het weer: Wat zal ik vanavond eten? En als ze dan eindelijk 's avonds naar bed ging, lag ze weer te piekeren wat ze de volgende dag allemaal zou gaan doen.
Telkens als ze op straat liep, rende ze zo hard dat de mensen zeiden: die loopt zichzelf voorbij, die vergeet te leven. Het vrouwtje sprak ook de hele tijd met zichzelf. Om met anderen te praten, daar had ze gewoon geen tijd voor.
Ook dat hoorde bij haar ziekte. En weet je wat ze zei? Ik moet nog EVEN Laat ik gauw EVEN ... Ik kan nog net EVEN...
Nu was er in dit land een dokter die een heel wijs man was. Toen hij dat vrouwtje zag en haar hoorde praten, zei hij; Mevrouw, U bent heel erg ziek en ik weet wat U mankeert. Zeg het maar eens gauw dokter, want ik moet nog vlug EVEN Zie je, daar heb je het weer, zei de dokter, U bent zo haastig, U laat telkens de L liggen. Wat laat ik liggen? vroeg ze. De L, zei de dokter. Zet de L steeds voor EVEN. Goed dokter, ik zal het doen, antwoordde ze en weg was ze weer.
Maar telkens als ze de L voor EVEN zette, schrok ze zich dood. Ik moet nog L..EVEN .., Laat ik gauw L..EVEN .., Ik kan nog net L..EVEN .... Ze plofte in een stoel en zei zacht Ik kan nog wel EVEN ... ik kan nog wel LEVEN.
En vanaf dat moment liep ze zichzelf niet meer voorbij. Ze bleef gewoon zichzelf. Ze had een huis van binnen gevonden. En wie dat vindt, wordt heel rustig.
2de PAASZONDAG A 1 MEI 2011 THOMAS, MIJN ZIELSGELIJKE
Wij zijn nu acht dagen na Pasen en blijft er nog iets over van het feest? Beloken Pasen, zei men vroeger: Pasen wordt afgesloten. Maar de verrijzenis of opstanding gaat nooit voorbij.
De verrezen Heer blijft ons uitnodigen om altijd weer op te staan als mensen van goede wil, die hoop uitstralen en uitdragen. We zien Hem niet maar kunnen wij geloven?
We lijken immers nog zozeer op Thomas, onze zielsgelijke
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!' Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. `Vrede', zei Jezus nogmaals. `Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.' Na deze woorden ademde Hij over hen. `Ontvang de heilige Geest', zei Hij. `Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.'
Thomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: `We hebben de Heer gezien.' Maar hij zei: `Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.
Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Thomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!' Vervolgens richtte Hij zich tot Thomas: `Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.' Hierop zei Thomas: `Mijn Heer! Mijn God!'
Jezus zei: `Omdat je Me gezien hebt, geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.'
Nog veel andere tekenen heeft Jezus voor de ogen van zijn leerlingen verricht, die niet in dit boek zijn neergeschreven. Die welke u hier vindt, zijn neergeschreven opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam. (Johannes 20,19-31)
Thomas lijkt wel heel diep in ons hart te wonen, soms dieper dan Jezus zelf. Argwaan, wantrouwen en ongeloof domineren zo dikwijls onze omgang met anderen. We zijn vaak geneigd om de bedoelingen van mensen verkeerd uit te leggen, als zij in openheid, goedheid en liefde naar ons toekomen. We vinden wel een middel om hun woorden en daden, hoe goed ze ook zijn, anders uit te leggen. We geloven zo moeilijk in wat mooi is. De aarzeling om geloof en vertrouwen te schenken blijft niet beperkt tot de godsdienst. Zou het zijn omdat we zelf soms niet zo betrouwbaar zijn? Lukt het ons niet om in de nieuwe mens en het nieuwe leven te geloven, omdat wij nog zo gevangen zitten in het kwaad van de oude mens, de mens, die niet verlost is?
Argwaan, wantrouwen en ongeloof werken verstikkend. Zelfs Jezus kon in Kafarnaüm geen wonderen doen, omdat de mensen niet in Hem geloofden, en in Hem alleen maar de zoon van de timmerman zagen. Geloof en vertrouwen echter wekken iemand tot leven en laten hem openbloeien.
Thomas, op die eerste paasdag, wilde niet geloven in het wonder van de nieuwe mens, de Jezus die verrezen was. Hij geloofde slechts toen hij met eigen ogen de wonden zag in handen, voeten, zijde maar toen viel Hij wel in aanbidding neer: Mijn Heer en mijn God. En hij werd een ander mens. De traditie vertelt dat hij naar het Oosten trok, tot in het verre India om daar te gaan getuigen van het nieuwe leven en de nieuwe, verrezen mens.
Vandaag zien wij diezelfde wonden van de Heer in zoveel mensen, hier en elders, mensen, die vertrapt, uitgestoten, misbruikt worden. Wonden, die voortvloeien uit wantrouwen, ongeloof, onverschilligheid en onrecht. En wij kennen de wegen ten leven: geloof en vertrouwen, vriendschap, verbondenheid en gerechtigheid. Maar vallen wij ook op de knieën, en zeggen wij net als Thomas: Mijn Heer en mijn God? En worden wij ook nieuwe mensen, die getuigen? Persoonlijk en als kerk?
Ik hield mijn handen op zijn wond zocht naar bewijs van leven mijn ongeloof gaf hier geen pas maar eenmaal dit gedaan ontdekte ik dat hier niet hij maar ik... de echte dode was
toen hij me in mijn ogen keek en ik voor deze God bezweek sprak hij geen oordeel uit maar schonk voor mij een goed glas wijn en brak voor mij het brood en sprak... "laat mij toch in je zijn
ik weet hoe jij je voelt en wat voor kilheid je omgeeft want ik ben zelf ook dood geweest maar nu niet meer... ik leef"
leg dus gerust je hand maar hier en vind je zo verlangd bewijs ik weet, je ongeloof geeft hier geen pas maar ik wil graag met je op reis
En de profeet antwoordde: Je geeft maar weinig, als je geeft van je bezit. Alleen wanneer je van jezelf geeft, geef je ten volle.
Er zijn mensen, die slechts weinig geven van het vele dat zij hebben - en zij geven het om gezien te worden. En hun verborgen wens maakt hun gaven onrein.
En anderen hebben weinig en zij geven alles. Zij geloven in het leven en zijn overvloed, en hun schatkist is nooit ledig.
Ook zijn er, die met vreugde geven, en hun vreugde is hun beloning.
En wie met pijn geven, vinden in de pijn hun doop.
Maar er zijn ook mensen, die geven, en geen pijn kennen bij het geven, en die er ook geen vreugde in zoeken of denken dat het deugdzaam is. Zij geven zoals een welriekende plant in de vallei zomaar uit zichzelf haar geur verspreidt.
Door hun handen spreekt God en door hun ogen gaat zijn glimlach over de aarde.' (Kahlil Gibran: 'De profeet')
---
En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei:
Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken. (Lucas 22,19)