Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
09-07-2011
ZONDAG 10 JULI
ZONDAG 10 JULI 2011 15DE ZONDAG A
EEN ZAAIER GING UIT OM TE ZAAIEN
Vandaag en de komende zondagen lezen wij enkele parabels van Jezus over het Rijk der hemelen. Wanneer Jezus iets te verkondigen had, vertelde Hij meestal een verhaal. Matteüs zegt zelfs dat Hij alleen maar sprak in de vorm van verhalen of parabels.
Vandaag beginnen wij met de bekende gelijkenis van de zaaier en het zaad.
Omdat er ook in ons leven rotsgrond en distels aanwezig zijn ogen die niet zien, oren die niet horen mogen wij dankbaar zijn om Gods barmhartigheid, die nooit aflaat.
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis en ging aan de oever van het meer zitten.Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk,dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.
Eens zo begon Hij ging een zaaier uit om te zaaien.Bij het zaaien viel een gedeelte op de wegen de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag.Toen de zon was opgekomen,kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.
Een laatste gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.
---
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt: maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vrucht.
Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt; bij de een is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig. (Matteüs 13,1-9.19-23)
ALS DE ZIELE LUISTERT
Het Woord van de Heer is een wonder Woord. Soms brengt het troost, soms klinkt het hard of is het veel gevraagd.
Wij leren het kennen, dit woord van God: eerst en meest in de Bijbel, maar ook in de natuur, en in de mens bij ons: in de oorspronkelijke zuiverheid van Gods schone schepping, evenzeer als in een zachte hand, een teder gebaar, een stil gebed.
Wij kunnen het zeker ook leren kennen door de concrete omstandigheden van ons leven: welk Woord wil de Heer vandaag tot mij spreken, wat wil Hij vandaag van mij vragen, in dit gebeuren, in deze mens?
Heer Jezus, maak ons tot mensen, die luisterbereid zijn, ge-HOOR-zaam aan het Woord, dat Gij spreekt, ge-HOOR-zaam aan U, het mensgeworden Woord van God, dat Gij zijt. Amen.
Heer, laat mij als een zaaier door de velden van het leven gaan. Ik wil geen onkruid zaaien, geen ééndagsbloemen, maar graan dat de diepste honger van de mensen stilt.
Geef in mijn handen, Heer, het graan van uw liefde, en toon mij het veld waarop ik zaaien mag. Met uw genade zal ik gaan, Heer, uw liefde zaaien in de smalle voren van het mensenhart.
Laat mij elk avond huiswaarts keren, moe, met lege handen misschien, maar met een rotsvast vertrouwen dat het kiemen en het rijpen van het graan in uw handen ligt.
Wil, Heer, mij geven wat een goede zaaier nodig heeft: een groot geloof, een rustig hart, een eindeloos geduld en veel, zeer veel edelmoedigheid. Amen.
Een man zoekt bescherming bij een rabbijn. Hij vertelt hem dat hij op de vlucht is voor soldaten en dat hij gedood zal worden als ze hem vinden. De rabbi besluit de vluchteling onderdak te geven maar zijn daad stuit op weerstand van de dorpsbewoners. 'Waarom heb je die vluchteling gastvrij in je huis opgenomen? Wat gaat er straks met ons gebeuren?' vragen ze.
De rabbi wijst erop dat de joodse wet de opdracht geeft vervolgden, die met de dood worden bedreigd gastvrijheid te verlenen. De inwoners vrezen echter represailles, waarbij het hele dorp zal uitgemoord worden. Zij vragen de rabbi een oplossing te zoeken en de vluchteling uit te leveren.
De hele nacht bestudeert de rabbi de uitleg over de joodse wet. Pas als het ochtend is, vindt hij een tekst die luidt: 'Omwille van één man hoeft niet het hele dorp om te komen.'
Hij leest de vluchteling de tekst voor.
Op dat ogenblik komen de soldaten het dorp binnen en vragen: 'Zeg ons waar de vluchteling zich schuilhoudt, anders zullen wij het hele dorp in brand steken.' De rabbi antwoordt: 'Hier is hij.'
Uitgelaten omdat het gevaar is afgewend vieren de dorpsbewoners de hele dag feest.
Maar de rabbi laat zich niet zien, in zijn kamer staart hij verdrietig vol schuldgevoel voor zich uit,
Op dat moment komt Elia binnen, de profeet die de komst van de Messias aankondigt.
Elia zegt: 'Wat heb jij gedaan?' De rabbi antwoordt: 'Ik heb een mens laten omkomen om het hele dorp te sparen.'
Daarop zegt Elia: 'Die opgejaagde vluchteling was de Messias: 'Maar hoe kon ik weten dat hij de Messias was?' vraagt de rabbi.
Elia zegt: 'Als je niet de hele nacht in de boeken had gezocht, maar een keer naar het gezicht van de man had gekeken, had je het geweten.'
Tijden terug toen alles nog van voren af aan beginnen moest, de weg naar boven van leerzaam leven loutering geloven en aan een hoge meester toebehoren die weelde dikwijls dikwijls wee zou wezen. Ik sta nog aan de rugwand van de krater gevuld met lava of met levend water.
Verlaat mij niet nu met geweld gerezen de arend nacht door geen bevel beteugeld hangt in de valscherm van zijn harde vleugels.
Voor wie bemint en bemind wordt, kunnen kleine, eenvoudige woorden en gebaren een bron van vreugde en dankbaarheid zijn. Vriendelijkheid en hartelijkheid maken het leven tot een feest, één groot geluk, ondanks alles wat tegenzit. Zelfs de zwaarste lasten worden dan licht en draaglijk!
Jezus zegt van zichzelf dat Hij zachtmoedig is en nederig van hart. Zo reikt Hij ons een manier van leven aan, die niet zwaar en belastend is, maar zacht en licht en evenzeer dienstbaar, liefdevol en vreugdevol.
In die tijd nam Jezus het woord: `Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit alles verborgen hebtgehouden voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Ja, Vader, zo hebt U het goed gevonden.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon, en ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen onthullen.
Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Neem mijn juk op en leer van Mij, omdat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel.
Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.' (Matteüs 11,25-30)
LEER VAN MIJ
Vandaag en de komende weken de periode van de schoolvakantie en van zoveel andere mensen, die in vakantie gaan zullen we de homilie wat korter en eenvoudiger houden. Zoals vandaag zal het meermaals een bezinning zijn, die aansluit bij de hoofdgedachte uit het evangelie of de eucharistie.
Een foto van Jezus
Ik heb nog nooit een foto van Jezus gezien; ik weet ook niet hoe Hij liep, wel met wie. Ik weet niet hoe zijn stem klonk, wel de woorden, die Hij gebruikte.
Ik weet niet welke kleur van ogen Hij had, maar wel hoe Hij keek. Ik weet niet of Hij een sterk hart had, wel dat Hij een groot hart had.
Ik weet niet alles van zijn karakter, maar wel dat de kinderen Hem graag mochten en armen zich bij Hem thuis voelden.
Dat Hij mild was voor eerlijke mensen en streng voor ogendienaars.
Dat Hij niet snel oordeelde maar eerder verontschuldigde.
Dat Hij niet haatdragend was, maar ongelooflijk vergevingsgezind.
Ik weet eigenlijk veel meer van Jezus dan ik aanvankelijk had gedacht. (auteur onbekend)
Laten wij al is de maand juni ondertussen voorbij besluiten met dezelfde bede van vorige week uit de Litanie van het Heilig Hart:
Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijk aan het Uwe. Amen.
Zachtmoedig en nederig van hart. Zo spreekt Jezus vandaag over zichzelf. Net nadat Hij de enige keer in het evangelie gezegd had: Leer van Mij! Vooral dat wilde Hij dat we van Hem zouden meedragen.
Zou de wereld niet beter zijn, als ieder die ik ontmoet zou zeggen: Ik weet iets goed van jou, en dan spontaan iets goeds zou doen?
Zou het echt niet heerlijk zijn als elke handdruk - van harte en oprecht gemeend zeggen zou: Zeg vriend, ik weet iets goed van jou!
Zou het leven niet blijer zijn als men t goede steeds prijzen zou, want werkelijk bij al het kwaad is er zoveel goeds in mij en jou.
Zou t niet een fijne houding zijn als iedereen zo denken zou: Jij weet een beetje goed van mij, en ik, ik weet iets goeds van jou!?
Ward leerde als jong kind een les in zelfvertrouwen. Hij moest een spreekbeurt geven voor de klas. Hij was nog maar net begonnen toen de leraar hem onderbrak met een krachtig 'neen'. Hij startte opnieuw maar de leraar donderde opnieuw 'neen'. Door en door vernederd, gekleineerd, ging hij zitten.
De volgende jongen stond op en was ook maar net begonnen toen de leraar opnieuw 'neen' bulderde. Deze leerling echter ging verder met zijn spreekbeurt. Wanneer hij ging zitten zei de leraar dat hij het zeer goed had gedaan.
Ward was geïrriteerd. Ik deed het op dezelfde manier als hij, maakte hij zijn beklag. De leraar repliceerde: Het is niet genoeg je onderwerp te kennen, je moet ook zelfverzekerd zijn. Wanneer je mij toelaat om je te stoppen, dan betekent dit dat je onzeker bent.
ALS IEDEREEN NEEN ZEGT, DAN IS HET EEN UITDAGING VOOR JOU OM JA TE ZEGGEN EN TE OVERTUIGEN. DE WERELD ZEGT IMMERS NEEN OP 1000 MANIEREN.
Neen, je kan dat niet aan.
Neen, je bent verkeerd.
Neen, je bent te oud.
Neen, je bent te jong.
Neen, je bent te zwak.
Neen, je hebt dat niet geleerd.
Neen, je hebt de achtergrond niet.
Neen, je hebt het geld niet.
Neen, dat kan je toch niet doen.
En elke 'neen', die je hoort of opmerkt, elke ervaring die je onkundig en onbekwaam wil houden, is bij machte om je zelfvertrouwen te ondermijnen, beetje bij beetje tot je het opgeeft.
Hoeveel misbruik van macht en gezag wendt met zoveel succes en slaagkansen doorgaans dit mechanisme of deze werkwijze aan, als vanzelfsprekend?
ALS DE WERELD NEEN TEGEN JE ZEGT, JE AFWIJST EN VERNEDERT, ZAL JIJ DAN DE VEERKRACHT HEBBEN OM JA TE ZEGGEN EN TE OVERTUIGEN TEGEN MACHTIGER MACHTEN IN?
Vandaag vieren wij Sacramentsdag, de instelling van de eucharistie: Jezus, die in de tekenen van brood en wijn bij ons wil blijven.
Neemt en eet, dit is mijn lichaam: het is een daad van geloof, die moet doorgetrokken worden in ons dagelijkse leven: zoals Jezus jezelf delen, in het persoonlijke leven en in de omgang met elkaar.
Als wij daar niet delen van onszelf, moeten wij nog meer bezield worden door de eucharistie en de woorden van Jezus: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven en gebroken wordt.
In die tijd zei Jezus tot de menigte van de Joden: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.
De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden:Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus sprak daarop tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. (Johannes 6,51-58)
VOOR U GEGEVEN EN GEBROKEN
Sommige talen behielden voor het feest van vandaag de Latijnse naam: Corpus Christi, het Lichaam van Christus. Het gaat hierbij niet enkel om de reële aanwezigheid van Jezus in de eucharistie, hoe zinvol dit geloof en de praktijk van de aanbidding ook zijn. Maar in wezen gaat de inhoud verder. In wezen of ten diepste vieren we vandaag het feest van Jezus, die zichzelf geeft, ten einde en ten dode toe voor het leven van de mensen. Vandaag vieren we dat Jezus in volle overgave zijn totale gegevenheid aanvaardt.
De diepste oorsprong van de eucharistie vinden we inderdaad in de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. We kennen de feiten: Jezus nam wat brood, brak het, en gaf een stukje aan elkeen. We kennen ook de woorden: Dit is mijn Lichaam voor u gegeven en gebroken.
Door de historische context, waarin deze woorden voor het eerst werden uitgesproken krijgen zij een profetische betekenis. Eigenlijk zegt Jezus op dat ogenblik in woord en teken: wat ik nu met dit brood doe breken en delen dat gaat de komende uren ook met mijzelf gebeuren. Ik zal verraden worden, gemarteld, gekruisigd. Gegeven en gebroken totterdood. Hiertoe ben ik in de wereld gekomen.
Ook jullie, mijn vrienden, zijn hiertoe geroepen. Een dienaar staat immers niet boven zijn meester. Als je ten einde toe mijn volgeling wil zijn, als je ten einde toe wil leven voor het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zal geen aardse roem je deel zijn.
Wat de machten van het kwaad met Mij gaan doen, zal ook met jullie gebeuren. Dat vraag ik u: om ten einde toe mijn weg te gaan, gegeven en gebroken. Niet uit zelfpijniging, maar opdat eens, opdat ooit de gerechtigheid van God het moge halen op de machten van het kwaad en van het onrecht, die zo welig tieren. Zo zullen jullie leven vinden tot in eeuwigheid.
In deze maand juni, toegewijd aan het Heilig Hart, kunnen wij dan ook alleen maar bidden: Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijk aan het Uwe.
Jezus zegt:
Mijn hart is één verlangen om dicht bij jou te zijn: om met jou aan te zitten aan de dis van brood en wijn.
Mijn hart is één verlangen om hart van jou te zijn, zodat je Mij kunt raken in het brood en in de wijn.
Mijn hart brandt van verlangen opdat mijn Uur ons uur kan zijn, en ik in leed en vreugde jou sterken kan met brood en wijn.
Mijn hart brandt van verlangen om vriend van jou te zijn, die als verborgen God aanwezig is in brood en wijn.
Het zwartwitfotootje is slechts een handpalm groot. De randen zijn gekarteld als bij een droog koekje. Het werd genomen in 1954. Ik ben dus drie jaar. Ik draag een speelpakje waarvan het elastiek mij stoort; ik trek eraan om het makkelijker te doen zitten.
Met mijn linkerhand houd ik de hand van mijn vader vast. Hij draagt een zomerhemd en een lange short. Wij staan op een plattelandsweg. We kijken in de verte, beiden in dezelfde richting en beiden met een gezicht dat half nieuwsgierig, half bezorgd is, en dat niemand wil behagen.
Toen ik mijn moeder die foto toonde, riep ze uit: In die jaren was je de hele tijd bij je vader, je week geen duimbreed van hem!
Ik dacht:, zonder het hardop te zeggen, dat dit nog altijd het geval was en dat er meer nodig was dan de dood om die twee handen, die mekaar rustig omsloten hielden, uit mekaar te halen.
Natuurlijk is er wel degelijk iets veranderd. Als ze vandaag een foto konden nemen met een film die gevoelig genoeg was om het onzichtbare vast te leggen, dan zou je daarop dezelfde personen elkaars hand zien vasthouden, maar ze zouden van grootte gewisseld zijn: ik ben nu de man op rijpe leeftijd, die mijn vader toen was, en hij heeft de leeftijd die de dood ons verleent als hij zijn onschuld over ons doet stralen (op welk moment van ons leven hij ook zijn opwachting maakt).
Dat wil zeggen twee of drie jaar, zeker niet meer, misschien zelfs minder.
Zeven zonen had moeder: Allen heetten Peter, Behalve Wanjka die Iwan heette.
Allen konden werken: Eén was geitenhoeder, Eén vlocht sandalen, Eén zelfs bouwde kerken;
Maar Iwan die Wanjka heette Wilde niet werken.
Op een steen in de zon gezeten Bespeelde hij zijn schalmei.
O, mijn lieve, Mijn lustige, Laat mij spelen, In de schaduw van mijn Korte rustige vallei Laat andren werken, Sandalen maken of kerken Wanjka heeft genoeg aan zijn schalmei.
Op deze zondag na Pinksteren vieren we als het ware Gods eigen feestdag en aanbidden we Hem onder zijn eeuwenoude Naam: de Heilige Drie-eenheid, de Heilige Drievuldigheid!
Gelukkig kregen we ook eenvoudiger woorden om God te benoemen, woorden, die ons als mens meer aanspreken dan die zwaarwichtige theologische taal.
Zo schrijft Johannes: God is Liefde, allicht de mooiste naam die God ooit wilde benaderen. Bovendien helpt deze Naam voor God ons toch enigszins om die moeilijke theologische omschrijving een verstaanbare inhoud te geven. Die Liefde, die God is, draagt immers ons hele bestaan:
Als Vader roept Hij ons tot leven.
Als Zoon werd Hij mens met de mensen: Weg, Waarheid en Leven voor ons eigen leven.
Als Heilige Geest bezielt, doordringt en stuwt Hij ons voort.
Zo is God met ons vanaf het begin, tot op vandaag, en tot aan de voleinding der tijden.
Lezing uit de 2de brief van Paulus aan de christenen in Korinthe
Zusters en broeders, Laat alles weer goed komen, neem mijn vermaningen ter harte, wees eensgezind en leef in vrede met elkaar dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn.
Groet elkaar met een heilige kus. Alle heiligen die hier zijn laten u groeten.
De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid van de heilige Geest zij met u allen. (2 Kor 13,11-13).
EEN NAAM VOOR GOD
De H. Drievuldigheid, een moeilijk woord, dat we als kind van buiten leerden in de catechismus, zonder er iets van te begrijpen. Het was zeker goed bedoeld: laat de kinderen maar van buiten leren. Ons verstand werd, meer dan het aankon, naar een denken over God gesleept, zonder dat ons hart werd aangesproken: als zij de echte waarheid kennen, dan komt alles wel goed. Zo is het helaas niet verlopen: velen haakten af, om vele redenen, maar toch ook wel omdat de kilte van het denken zo veraf staat van de warmte van het hart, dat ontroerd wordt door de ontmoeting met God.
Hoe God in zichzelf is één in drie personen dat gaat ons petje te boven, en dat is zelfs niet eens zo erg. Wat belangrijk is, is dat we zien hoe God zichzelf geleidelijk aan liet noemen. En dan komen we bij de bronnen van ons geloof, die een veel eenvoudiger taal spreken.
Eén belangrijke bron vinden we al in het Oude Testament. Mozes liet de kudden grazen. Eens ging hij zeer ver weg met zijn schapen en de Heer verscheen hem: in een struik, die in lichterlaaie stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hij krijgt daar de opdracht om de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte weg te leiden.
Mozes wil die opdracht of roeping wel aanvaarden. Hij is ontvankelijk en bereid, maar hij zou toch graag een zekere waarborg hebben, vooraleer zijn zending aan te vatten. Daarom is zijn repliek: Als ik naar de Israëlieten ga en zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen? Toen antwoordde God hem: Ik ben die er zijn zal. We mogen gerust nog een stapje verder gaan in onze poging om dit vreemde Hebreeuwse zinnetje van Jahwe te vertalen: Ik ben diegene, die er altijd zijn zal . voor jou, voor jullie!
Ik zal er zijn voor jou!, het is de eerste naam, die God aan zichzelf geeft. Die naam is in wezen een belofte van blijvende trouw en daardoor ook een ontzaglijke bron van vertrouwen, ook al weten wij niet steeds op welke wijze God zijn trouw toont en met ons begaan is en wij dikwijls zelf helemaal anders denken over zijn zorg voor ons.
Elders, bij Johannes, vinden we, in andere woorden, eigenlijk eenzelfde naam voor God. God is Liefde, schrijft Johannes in een uniek zinnetje van amper drie luttele woordjes. Maar een zinnetje dat ons regelrecht naar het hart gaat en dat onovertroffen is als mogelijke Naam voor God.
In deze namen, die God zichzelf toekent raken we zijn diepste wezen, zijn meest intieme Ik. Zo wordt Hij ook het uiteindelijke rustpunt van ons leven en ons streven. Wij, rusteloze zoekers naar geluk, vinden slechts rust in de warme geborgenheid van de eeuwige Liefde, zoals wij God mogen noemen. Daarom zegt Augustinus terecht onrustig is mijn hart tot het rust vindt in U.
Met God op stap gaan naar je medemensen toe, is Vader zijn: Je zal hevig naar hen verlangen en hen liefhebben zoals een echte vader houdt van zijn volk. Je zal kansen geven, ernstig nemen en geloven in diegenen met wie je werkt.
Op stap gaan is ook Zoon zijn: Je gedragen voelen en gestuwd door een innige liefde, die je helpt losmaken en bevrijden uit wat mensen tegenhoudt voluit te leven, en jezelf aanvaarden zoals ieder ander met wie je samen bent.
Op stap gaan is Geest, ruimte, zijn: Je niet op jezelf richten of op een zeker doel, maar verder kijken, samen eerlijke horizonten zoeken naar een helende eenheid toe.
Er is iets in de dingen dat ontroert: het is de schoonheid niet der bloemen, noch het glanzen van een blad, noch t roepen van de roerdomp in de nacht. Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven en daaronder, dieper in de grond, die warm en geurig is als versgebakken brood.
Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven, diep in de wortels en het hart waarin het leven roert. Het zijn de klanken en geluiden die een kind kan horen als het zijn oor te luisteren legt dicht aan de grond. Het is het trillen van de wingerdrank wanneer uw hand haar aanraakt, en het beven van de kever op het blad, dat groeit en zwelt. Het is het dons der distelbloemen en de pijn der wonden die uw vlees doorsplijt. Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.
Pinksteren, het feest van de Heilige Geest, de Trooster en Helper, zoals Jezus zelf er over sprak, het feest ook van de vruchten van de Geest, die warme gaven, die het leven zo mooi maken, EN het feest van het enthousiasme, zoals de eerste vrienden van Jezus omgevormd werden van schichtige angsthazen tot GEESTDRIFTIGE getuigen van zijn Blijde Boodschap
Bidden wij daarom vol aandrang en vertrouwen: Stort in mijn hart een nieuwe Geest
Broeders en zusters, u bent geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruik die vrijheid echter niet voor de zelfzucht, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf.
Laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt.
Want de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid. Er is geen wet die daar iets tegen heeft.
Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen.
Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. (Galaten 5,13-25, enkele verzen)
DE VRUCHTEN VAN DE HEILIGE GEEST
Grote theologen hebben er op gezwoegd om uit te leggen hoe wij de Heilige Geest kunnen DENKEN. Opnieuw moeten we echter zeggen: dure woorden brengen niet altijd veel klaarheid. Hoe goed hun pogingen ook bedoeld waren, veel wijzer zijn we er niet van geworden.
WIJZER kunnen we wel worden, als we omzien naar mensen in wie deze Heilige Geest aanwezig en zichtbaar aan het werk is. Laten wij kijken naar mensen, die door Gods Goede Geest bewogen worden. Zulke mensen tonen een glimp van de Heilige Geest. Zo zullen we een beter inzicht krijgen dan door geleerde beschouwingen. De heilige Geest kan je toch niet in woorden vatten of vangen.
Maar je kan Hem enigszins opmerken in mensen, waar een uitzonderlijk hart in schuilt. Hun woorden zijn doordesemd van GOEDHEID. Hun daden houden Jezus levend onder ons en laten ons zijn Geest zien.
Zulke mensen stralen iets uit dat meer dan menselijk is: hun woorden, hun daden, hun hele manier van leven vertolkt Gods Geest, die heilig en goed is. Of om het nog maar eens met Paulus te zeggen: hun leven is doordrongen van DE GAVEN VAN DE GEEST: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid. Waar die zichtbaar zijn, is Gods eigen Geest aanwezig en leeft Jezus voort onder ons.
Om deze gaven of vruchten van de Heilige Geest hebben wij gebeden in de voorbije Pinksternoveen, in deze stille tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren.
Zulk gebed verhoort God. Wij mogen vertrouwen op zijn genade, als wij ons hart maar openstellen, als wij maar ONTVANKELIJK en bereid zijn. Zo heeft Jezus zelf het ons beloofd en toegezegd. En wie is er meer geloofwaardig en betrouwbaar dan deze Jezus, onze goddelijke Broeder.
Deze lieftallige gaven wil ik u van harte toewensen op deze zalige hoogdag van Gods Goede Heilige Geest.
O grote Geest, wiens stem ik verneem in de winden en wiens adem de ganse wereld leven geeft, luister naar mij.
Ik verschijn voor U als één van uw vele kinderen. Ik ben klein en zwak. Ik heb kracht en wijsheid nodig. Laat mij in schoonheid wandelen en mogen mijn ogen steeds de rode en purperen zonsondergang aanschouwen.
Laat mijn handen de dingen vereren die U gemaakt hebt, en mijn oren uw stem horen.
Schenk mij wijsheid opdat ik de dingen die U mijn volk geleerd hebt, en de les die U in elk blad en elke rots verborgen hebt, moge erkennen.
Niet om sterker te zijn dan mijn broeders zoek ik kracht, maar om mijn grootste vijand te kunnen bestrijden - mijzelf.
Maak mij steeds bereid met reine handen en open blik tot U te komen, opdat mijn geest, als mijn leven eenmaal verbleekt gelijk de ondergaande zon, zonder schaamte tot U moge komen.
Wanneer je voor een uitdaging staat pak die direct aan, van gezicht tot gezicht, hef jouw kin omhoog en zet jouw schouders, plant jouw voeten en haal diep adem. het is nutteloos van die te ontwijken. Het beste wat je kan doen, je kan falen maar je kan slagen, zet door!
De wolken rondom jou kunnen donker zijn en de toekomst kan er akelig uitzien, maar laat je wilskracht niet vallen hou jezelf in topconditie. Als het slechtste jou kan overkomen niettegenstaande al wat je doet, er voor vluchten zal jou niet redden, zet door!
Zelfs hoop kan ijdel lijken, wanneer je door zorgen bent overmand, maar onthoud dat je staat voor dezelfde uitdagingen als bij anderen; je kan falen maar faal al vechtend, geef niet op, wat je ook doet; Ogen open, hoofd omhoog tot de eindstreep, zet door!
hij had handen van aarde aan zijn lijf, klompen voeten en een aangepijpte mond. zij zat in een hoek, eeuwig, met paternoster op de schoot en lichtblauw, de ronde snuifdoos voor haar neus.
In hun huis was het donker als in een warmte. ik ben daar liefgehad. een kind van negen dat roerloos van zijn wafel at onder de stoof, met op mijn benen coppi, de grote grijze kater
die zijn nagels in me kromde, telkens ik van eenvoud overdonderd, streelde en spinde, ragfijn in hun web van avond en van rust.
Tussen Hemelvaart en Pinksteren hebben wij vandaag een wat stille zondag. Ook de eerste christenen hebben zo een tijd gekend. De droefheid weegt om het verlies van Jezus en de beloofde Helper en Trooster is nog niet gekomen.
Maar zij blijven samen in gebed. Want ook Jezus zelf had nog heel ontroerd gebeden die laatste avond toen Hij voor het laatst op weg ging naar de hof van Olijven en het kruis op Calvarie, om daar zijn zending te voltooien.
Moge dit gebed van Jezus zelf ook voor ons een steun en troost zijn in tijden, die zwaar vallen, omdat wij op een of andere wijze vervolgd, verworpen of uitgestoten worden omdat we trouw willen blijven aan de Geest van Jezus.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en zei:Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt.
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus.
Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te doen. Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld bestond.
Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan,en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden.
Ik bid U voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt.
Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom.
(Johannes 17,1-11a)
IK BID U VOOR HEN
Dikwijls kijken wij met heimwee en vertedering naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls ook bidden wij dat dezelfde geestdrift van de vroege Kerk evenzeer in en tussen ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij voorziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen zal zijn. Hij kent de vertwijfeling, die zij zullen voelen en Hij weet dat hun weg vaak zwaar zal zijn, als ze ZIJN WEG willen gaan. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarom in zijn eerste bief:
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen: dat Gij hen in deze wereld zoudt bewaren.
Heer Jezus, bewaar uw gelovigen in oprechte trouw aan U, die Weg, Waarheid en Leven zijt en die volkomen vreugde schenkt.
De allerbelangrijkste les
Op een dag besloot een beroemde dichter om de wijsheid van Boeddha te bestuderen.
Hij reisde daarvoor naar het andere eind van het land waar een wijze leraar woonde.
Hij vroeg: 'Wat is de belangrijkste les van Boeddha?'
'Doe nooit iemand verdriet,' zei de leraar. 'Dat is wel heel erg simpel!' riep de dichter uit. 'De mensen zeggen dat u een grote wijze bent. Daarom heb ik een lange reis gemaakt. Om u te bezoeken.
Is dat nu de allergrootste wijsheid die u mij kunt geven?! leder kind kan mij dat zeggen!'
'Misschien kan een kind u dat wel zeggen, maar het is ongelooflijk moeilijk om nooit iemand verdriet te doen,' zei de wijze leraar.
Hemelvaart verwijst naar boven. Automatisch kijk je dan omhoog. Dat deden de leerlingen van Jezus ook. Zij volgden Hem met hun ogentot Hij achter het wolkendek verdwenen was.
Ze bleven Hem nastaren, verbouwereerd en aan de grond genageld. Maar de vraag:Wat staan jullie toch naar de hemel te kijken?, zet hen weer met beide voeten op de grond.
Steek nu maar zelf de handen uit de mouwen, is de boodschap.
In die tijd begaven de elf leerlingen zich naar Galilea,naar de berg die Jezus hun aangewezen had.Toen zij Hem zagen,wierpen ze zich in aanbidding neer;sommigen echter twijfelden.
Jezus trad nader en sprak tot hen:Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingenen doopt henin de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geesten leert hun te onderhouden alles wat Ik U bevolen heb.
Ziet, Ik ben met Ualle dagen tot aan de voleinding van de wereld. (Matteüs 28,16-20)
IK BEN MET U ALLE DAGEN TOT AAN DE VOLEINDING VAN DE WERELD!
Op die berg in Galilea stonden de leerlingen er allicht wat triestig bij. In veertig dagen verliezen ze Jezus voor de tweede keer. Eerst die vrijdag toen Hij gekruisigd werd, verworpen en uitgeroeid. Alles wat hen zo beroerd had, leek voor goed voorbij. Twee zijn er, die al meteen terugkeren naar hun gewone doen in Emmaüs, weg uit Jeruzalem, waar al dat moois aan diggelen was geslagen. Hun woorden raken ons: En wij die gehoopt hadden Maar weg is die hoop.
Maar het bleek niet echt voorbij. In een vreemde herkennen ze Hem bij het breken van het brood. En Hij blijft zich tonen, aan alle leerlingen die samen zijn, eerst zonder, dan met Thomas; aan Maria Magdalena; aan de vissers bij het meer, die weer hun werk hadden opgenomen. Hij was dus niet echt weg. Bovendien zei Hij nog: waarom zoekt ge de Levende bij de doden? En samen met Jezus, die verrezen is, herleeft de hoop.
Nu staan ze daar weer. Op die berg in Galilea. Hij wordt opgenomen en zij kijken naar de lucht, tot een wolk Hem aan hun gezicht onttrekt. Weer verliezen ze Hem. Weer blijft de leegte van de vervlogen hoop. Weer voelen zij zich van God verlaten, en weer blijven ze bang samen. In die nestwarmte voelen zij zich veilig.
En nu was Hij echt voor goed weg. Er bleven alleen enkele beloften: Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik zal u een Helper, een Trooster zenden. En nu ook: Ik blijf bij u tot aan de voleinding van de wereld!
Van Hem konden dat toch geen loze beloften zijn. Hij had getoond dat Hij betrouwbaar was en woord hield. Er bleef alleen dat lichtpuntje in het diepe duister.
En bij dat lichtpuntje komt ook een zending: Trek de wereld rond, en vertel over Mij aan alle mensen. En laat je eerste woord dan telkens zijn: Vrede zij u!
Vrede zij u! op deze zalige hoogdag van Hemelvaart.
Hemelvaart
En als we toch weer naar omhoog gaan staren naar waar Hij is, - of hoe het heet wil Hij ons telkens weer bedaren omdat Hij van de mensen weet
Hij zal ons naar beneden wijzen naar wat te doen valt onder mensen ... Hij zal ons om die inzet prijzen en ons alleen het goede wensen.
Hij zal ons naar elkaar verwijzen: jou nu naar mij en mij naar jou opdat wij naar zijn onderwijzen mekaar graag zien in diepe trouw.
Pas dan kan hier de hemel groeien slechts dan leeft Hij nog voelbaar voort ... als liefde ondermaans kan bloeien zijn leven voortgaat ongestoord.
De Joodse rechtspraak kende een gebruik, dat bij ons niet bestaat. Als iemand veroordeeld was, kon het gebeuren dat een persoon met gezag stilzwijgend naast de veroordeelde kwam staan. Dit was een aanklacht tegen de rechters, een protest tegen de veroordeling. De man, die zoiets deed, werd de Helper genoemd, in het Grieks: de Paraklètos.
De oorspronkelijke, Griekse tekst van het evangelie gebruikt dit woord Paraklètos als Jezus spreekt over de Heilige Geest, als Helper en Trooster.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.Dan zal de Vader, op mijn gebed, u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven:de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is,omdat zij Hem niet ziet en niet kent.
Gij kent Hem,want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
Ik zal u niet als wezen achterlaten:Ik keer tot u terug.
Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer;gij echter zult Mij zien,want Ik leef en ook gij zult leven.Op die dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader benen gij in Mij en Ik in u.
Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen,hij is het die Mij liefheeft.En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden;ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren. (Johannes 14,15-21)
IK ZAL U NIET ALS WEZEN ACHTERLATEN
Grote woorden kunnen de waarheid wel eens verhullen. Nu de paastijd van de Verrijzenis overgaat naar het Pinksteren van de Geest zien we dat weer. Over de Heilige Geest zijn zoveel moeilijke woorden gezegd en geschreven, terwijl alles eenvoudig wordt als we naar Jezus zelf luisteren.
Opnieuw hoorden we woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. Hij zal verraden en gekruisigd worden. We staan aan het sterfbed van Jezus, zoals we misschien ooit aan het sterfbed van een geliefde stonden en bedrukt waren. Die gedrukte stemming was er ook die avond, maar Jezus, de stervende zelf, spreekt troost en bemoediging in. Vorige week zei Hij: Laat uw hart niet verontrust worden. Vandaag luidt het: Ik zal de Vader vragen u een andere Helper te geven, de Geest voor wie de wereld niet openstaat. Maar Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik laat u niet als wezen achter.
Die Helper is geen witte toverduif uit een goochelhoed. De belofte van Jezus is pure werkelijkheid. Wanneer Hij gekruisigd en door de wereld verworpen zal zijn. zal Hij onder ons blijven, als DE LEVENDE. Maar alleen DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. Zoals we soms bidden: Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop. ZO blijft Jezus als DE LEVENDE onder ons. Want DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Jaren geleden moest een gouverneur van de Nationale Bank gekozen worden. Het was rond Pinksteren en een ambtenaar zei: Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de nieuwe gouverneur zal aanwijzen. Het was ironisch bedoeld, maar we mogen het ook ernstig nemen. Die uitspraak belicht het woord van Jezus: De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet. Als die wereld zich liet leiden door de Goede, Heilige Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Dan zou Jezus als DE LEVENDE onder ons leven, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Gij, Heilige Geest, Gij zijt de lucht die wij ademen, de verte waarin wij turen, de ruimte die ons gegeven is; Gij zijt het vriendelijke licht, waarin de mensen voor elkaar aantrekkelijk zijn.
Gij zijt de vinger van God waarmee Hij spelenderwijs het heelal heeft geordend, Gij zijt de fijnzinnige liefde waarmee Hij ons geschapen heeft.
Wij bidden U, voltooi het werk dat Gij begon; voorkom het kwaad dat wij kunnen aanrichten, en beweeg ons tot het goede: tot trouw en geduld, tot mededogen en zachtmoedigheid; ontsteek in ons de vriendschap voor alles wat leeft en de vreugde om wat goed en menselijk is. Amen.
Wel kijk, wat ik wil dat de anderen voor mij doen, is precies dat zij mij niet veroordelen. Dat wil zeggen: dat ze mij nemen zoals ik ben, mij aanvaarden, in mij geloven, vertrouwen in mij hebben, mij op mijn best nemen, vergeven. Vooral mijn gebreken, vergissingen en tekorten vergeven.
Ik wil, zoals iedereen, denk ik, gerespecteerd, geacht, beluisterd worden. Ik wil dat ze van mij houden. Ik verwacht dat ze mij kansen gunnen, mij de middelen geven om te laten zien wat ik kan.
Dat ze appreciëren wat ik gedaan heb en mij aanmoedigen. Dat ze het goede in mij hoog schatten en niet te lang stilstaan bij het slechte in mij (want mijn goede kant is mijn goede kant, mijn slechte kant is alleen maar de keerzijde van de goede).
En dat ze mijn geheimen eerbiedigen.
En dat ze mij nooit als minderwaardig behandelen, zelfs als ze in een verantwoordelijke functie boven mij staan.
Wel kijk, dat is wat ik aan de anderen zal proberen te geven. Dat zal de weg van mijn volmaaktheid zijn.
Maurice Bellet
Maurice Bellet is een Franse priester, die in 1923 geboren werd. Naast een doctoraat in de filosofie en in de theologie, studeerde hij ook psychoanalyse, en werkt tot op vandaag op het kruispunt van die verschillende domeinen, die met de diepste innerlijkheid van de mens te maken hebben. Geruime tijd was hij, met al zijn diplomas, onderpastoor in een parochie, hartje Parijs, en stond daar in voor de confessional omnibus, een biechtstoel waar je zo maar kan aanbellen, en ongekend een diep gesprek voeren.
Na een lange loopbaan als hoogleraar en psychoanalyticus, geeft hij, tot op vandaag nog regelmatig conferenties en seminaries .
Wie meer over Maurice Bellet wil weten, kan terecht op zijn officiële website:
Er stonden drie kruisen op Golgotha. Maar de boer hij ploegde voort. Magdalena, Maria, Veronica, Maar de boer hij ploegde voort. En toen zijn akker ten einde was, Toen keerde de boer de ploeg En hij knielde naast zijn ploeg in het gras, En de boer, hij werd verhoord.
Zo menigeen had een schone droom, Maar de boer hij ploegde voort. Thermopylae, Troja, Salamis, Maar de boer hij ploegde voort. Het jonge graan werd altijd groen, De sterren altijd licht, Gods woord streed in de wereld voort En de boer heeft het gehoord.
Men heeft de boer zijn hof verbrand, Zijn vrouw en os vermoord; Dan spande de boer zichzelf voor de ploeg, Maar de boer hij ploegde voort. Napoleon ging de Alpen op En hij zag de boer aan t werk, Hij ging voor Sint-Helena aan boord En de boer hij ploegde voort.
En wie is er beter dan een boer, Die van de wereld hoort, En hij ploegt niet, wat of er al geschiedt Op deze akker voort. Zo menigeen lei de ploegstaart om, En deed het werk niet voort. Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied, En de boer hij ploegde voort.
Heer God! De boer lag in het gras, Toen droomde hij deze droom: Dat er eindelijk een rustdag was Naar apostel Johannes woord. En de kwaden gingen hem links voorbij En de goeden rechts voorbij, Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord En de boer hij ploegde voort.
Eerst toen de boer die hemel zag Zo vol van lichte schijn, Toen spande hij zijn ploegpaard af, En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af, En hij knielde naast zijn stilstaand paard, En hij wachtte op Gods woord. Een stem sprak tot aarde, hemel en zee En de boer heeft haar gehoord:
- Terwille van de boer die ploegt Besta de wereld voort!