Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
25-06-2011
ZONDAG 26 JUNI
ZONDAG 26 JUNI SACRAMENTSDAG
VOOR U GEGEVEN EN GEBROKEN
Vandaag vieren wij Sacramentsdag, de instelling van de eucharistie: Jezus, die in de tekenen van brood en wijn bij ons wil blijven.
Neemt en eet, dit is mijn lichaam: het is een daad van geloof, die moet doorgetrokken worden in ons dagelijkse leven: zoals Jezus jezelf delen, in het persoonlijke leven en in de omgang met elkaar.
Als wij daar niet delen van onszelf, moeten wij nog meer bezield worden door de eucharistie en de woorden van Jezus: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven en gebroken wordt.
In die tijd zei Jezus tot de menigte van de Joden: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.
De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden:Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus sprak daarop tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. (Johannes 6,51-58)
VOOR U GEGEVEN EN GEBROKEN
Sommige talen behielden voor het feest van vandaag de Latijnse naam: Corpus Christi, het Lichaam van Christus. Het gaat hierbij niet enkel om de reële aanwezigheid van Jezus in de eucharistie, hoe zinvol dit geloof en de praktijk van de aanbidding ook zijn. Maar in wezen gaat de inhoud verder. In wezen of ten diepste vieren we vandaag het feest van Jezus, die zichzelf geeft, ten einde en ten dode toe voor het leven van de mensen. Vandaag vieren we dat Jezus in volle overgave zijn totale gegevenheid aanvaardt.
De diepste oorsprong van de eucharistie vinden we inderdaad in de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. We kennen de feiten: Jezus nam wat brood, brak het, en gaf een stukje aan elkeen. We kennen ook de woorden: Dit is mijn Lichaam voor u gegeven en gebroken.
Door de historische context, waarin deze woorden voor het eerst werden uitgesproken krijgen zij een profetische betekenis. Eigenlijk zegt Jezus op dat ogenblik in woord en teken: wat ik nu met dit brood doe breken en delen dat gaat de komende uren ook met mijzelf gebeuren. Ik zal verraden worden, gemarteld, gekruisigd. Gegeven en gebroken totterdood. Hiertoe ben ik in de wereld gekomen.
Ook jullie, mijn vrienden, zijn hiertoe geroepen. Een dienaar staat immers niet boven zijn meester. Als je ten einde toe mijn volgeling wil zijn, als je ten einde toe wil leven voor het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zal geen aardse roem je deel zijn.
Wat de machten van het kwaad met Mij gaan doen, zal ook met jullie gebeuren. Dat vraag ik u: om ten einde toe mijn weg te gaan, gegeven en gebroken. Niet uit zelfpijniging, maar opdat eens, opdat ooit de gerechtigheid van God het moge halen op de machten van het kwaad en van het onrecht, die zo welig tieren. Zo zullen jullie leven vinden tot in eeuwigheid.
In deze maand juni, toegewijd aan het Heilig Hart, kunnen wij dan ook alleen maar bidden: Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijk aan het Uwe.
Jezus zegt:
Mijn hart is één verlangen om dicht bij jou te zijn: om met jou aan te zitten aan de dis van brood en wijn.
Mijn hart is één verlangen om hart van jou te zijn, zodat je Mij kunt raken in het brood en in de wijn.
Mijn hart brandt van verlangen opdat mijn Uur ons uur kan zijn, en ik in leed en vreugde jou sterken kan met brood en wijn.
Mijn hart brandt van verlangen om vriend van jou te zijn, die als verborgen God aanwezig is in brood en wijn.
Het zwartwitfotootje is slechts een handpalm groot. De randen zijn gekarteld als bij een droog koekje. Het werd genomen in 1954. Ik ben dus drie jaar. Ik draag een speelpakje waarvan het elastiek mij stoort; ik trek eraan om het makkelijker te doen zitten.
Met mijn linkerhand houd ik de hand van mijn vader vast. Hij draagt een zomerhemd en een lange short. Wij staan op een plattelandsweg. We kijken in de verte, beiden in dezelfde richting en beiden met een gezicht dat half nieuwsgierig, half bezorgd is, en dat niemand wil behagen.
Toen ik mijn moeder die foto toonde, riep ze uit: In die jaren was je de hele tijd bij je vader, je week geen duimbreed van hem!
Ik dacht:, zonder het hardop te zeggen, dat dit nog altijd het geval was en dat er meer nodig was dan de dood om die twee handen, die mekaar rustig omsloten hielden, uit mekaar te halen.
Natuurlijk is er wel degelijk iets veranderd. Als ze vandaag een foto konden nemen met een film die gevoelig genoeg was om het onzichtbare vast te leggen, dan zou je daarop dezelfde personen elkaars hand zien vasthouden, maar ze zouden van grootte gewisseld zijn: ik ben nu de man op rijpe leeftijd, die mijn vader toen was, en hij heeft de leeftijd die de dood ons verleent als hij zijn onschuld over ons doet stralen (op welk moment van ons leven hij ook zijn opwachting maakt).
Dat wil zeggen twee of drie jaar, zeker niet meer, misschien zelfs minder.
Zeven zonen had moeder: Allen heetten Peter, Behalve Wanjka die Iwan heette.
Allen konden werken: Eén was geitenhoeder, Eén vlocht sandalen, Eén zelfs bouwde kerken;
Maar Iwan die Wanjka heette Wilde niet werken.
Op een steen in de zon gezeten Bespeelde hij zijn schalmei.
O, mijn lieve, Mijn lustige, Laat mij spelen, In de schaduw van mijn Korte rustige vallei Laat andren werken, Sandalen maken of kerken Wanjka heeft genoeg aan zijn schalmei.
Op deze zondag na Pinksteren vieren we als het ware Gods eigen feestdag en aanbidden we Hem onder zijn eeuwenoude Naam: de Heilige Drie-eenheid, de Heilige Drievuldigheid!
Gelukkig kregen we ook eenvoudiger woorden om God te benoemen, woorden, die ons als mens meer aanspreken dan die zwaarwichtige theologische taal.
Zo schrijft Johannes: God is Liefde, allicht de mooiste naam die God ooit wilde benaderen. Bovendien helpt deze Naam voor God ons toch enigszins om die moeilijke theologische omschrijving een verstaanbare inhoud te geven. Die Liefde, die God is, draagt immers ons hele bestaan:
Als Vader roept Hij ons tot leven.
Als Zoon werd Hij mens met de mensen: Weg, Waarheid en Leven voor ons eigen leven.
Als Heilige Geest bezielt, doordringt en stuwt Hij ons voort.
Zo is God met ons vanaf het begin, tot op vandaag, en tot aan de voleinding der tijden.
Lezing uit de 2de brief van Paulus aan de christenen in Korinthe
Zusters en broeders, Laat alles weer goed komen, neem mijn vermaningen ter harte, wees eensgezind en leef in vrede met elkaar dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn.
Groet elkaar met een heilige kus. Alle heiligen die hier zijn laten u groeten.
De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid van de heilige Geest zij met u allen. (2 Kor 13,11-13).
EEN NAAM VOOR GOD
De H. Drievuldigheid, een moeilijk woord, dat we als kind van buiten leerden in de catechismus, zonder er iets van te begrijpen. Het was zeker goed bedoeld: laat de kinderen maar van buiten leren. Ons verstand werd, meer dan het aankon, naar een denken over God gesleept, zonder dat ons hart werd aangesproken: als zij de echte waarheid kennen, dan komt alles wel goed. Zo is het helaas niet verlopen: velen haakten af, om vele redenen, maar toch ook wel omdat de kilte van het denken zo veraf staat van de warmte van het hart, dat ontroerd wordt door de ontmoeting met God.
Hoe God in zichzelf is één in drie personen dat gaat ons petje te boven, en dat is zelfs niet eens zo erg. Wat belangrijk is, is dat we zien hoe God zichzelf geleidelijk aan liet noemen. En dan komen we bij de bronnen van ons geloof, die een veel eenvoudiger taal spreken.
Eén belangrijke bron vinden we al in het Oude Testament. Mozes liet de kudden grazen. Eens ging hij zeer ver weg met zijn schapen en de Heer verscheen hem: in een struik, die in lichterlaaie stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hij krijgt daar de opdracht om de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte weg te leiden.
Mozes wil die opdracht of roeping wel aanvaarden. Hij is ontvankelijk en bereid, maar hij zou toch graag een zekere waarborg hebben, vooraleer zijn zending aan te vatten. Daarom is zijn repliek: Als ik naar de Israëlieten ga en zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen? Toen antwoordde God hem: Ik ben die er zijn zal. We mogen gerust nog een stapje verder gaan in onze poging om dit vreemde Hebreeuwse zinnetje van Jahwe te vertalen: Ik ben diegene, die er altijd zijn zal . voor jou, voor jullie!
Ik zal er zijn voor jou!, het is de eerste naam, die God aan zichzelf geeft. Die naam is in wezen een belofte van blijvende trouw en daardoor ook een ontzaglijke bron van vertrouwen, ook al weten wij niet steeds op welke wijze God zijn trouw toont en met ons begaan is en wij dikwijls zelf helemaal anders denken over zijn zorg voor ons.
Elders, bij Johannes, vinden we, in andere woorden, eigenlijk eenzelfde naam voor God. God is Liefde, schrijft Johannes in een uniek zinnetje van amper drie luttele woordjes. Maar een zinnetje dat ons regelrecht naar het hart gaat en dat onovertroffen is als mogelijke Naam voor God.
In deze namen, die God zichzelf toekent raken we zijn diepste wezen, zijn meest intieme Ik. Zo wordt Hij ook het uiteindelijke rustpunt van ons leven en ons streven. Wij, rusteloze zoekers naar geluk, vinden slechts rust in de warme geborgenheid van de eeuwige Liefde, zoals wij God mogen noemen. Daarom zegt Augustinus terecht onrustig is mijn hart tot het rust vindt in U.
Met God op stap gaan naar je medemensen toe, is Vader zijn: Je zal hevig naar hen verlangen en hen liefhebben zoals een echte vader houdt van zijn volk. Je zal kansen geven, ernstig nemen en geloven in diegenen met wie je werkt.
Op stap gaan is ook Zoon zijn: Je gedragen voelen en gestuwd door een innige liefde, die je helpt losmaken en bevrijden uit wat mensen tegenhoudt voluit te leven, en jezelf aanvaarden zoals ieder ander met wie je samen bent.
Op stap gaan is Geest, ruimte, zijn: Je niet op jezelf richten of op een zeker doel, maar verder kijken, samen eerlijke horizonten zoeken naar een helende eenheid toe.
Er is iets in de dingen dat ontroert: het is de schoonheid niet der bloemen, noch het glanzen van een blad, noch t roepen van de roerdomp in de nacht. Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven en daaronder, dieper in de grond, die warm en geurig is als versgebakken brood.
Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven, diep in de wortels en het hart waarin het leven roert. Het zijn de klanken en geluiden die een kind kan horen als het zijn oor te luisteren legt dicht aan de grond. Het is het trillen van de wingerdrank wanneer uw hand haar aanraakt, en het beven van de kever op het blad, dat groeit en zwelt. Het is het dons der distelbloemen en de pijn der wonden die uw vlees doorsplijt. Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.
Pinksteren, het feest van de Heilige Geest, de Trooster en Helper, zoals Jezus zelf er over sprak, het feest ook van de vruchten van de Geest, die warme gaven, die het leven zo mooi maken, EN het feest van het enthousiasme, zoals de eerste vrienden van Jezus omgevormd werden van schichtige angsthazen tot GEESTDRIFTIGE getuigen van zijn Blijde Boodschap
Bidden wij daarom vol aandrang en vertrouwen: Stort in mijn hart een nieuwe Geest
Broeders en zusters, u bent geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruik die vrijheid echter niet voor de zelfzucht, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf.
Laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt.
Want de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid. Er is geen wet die daar iets tegen heeft.
Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen.
Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. (Galaten 5,13-25, enkele verzen)
DE VRUCHTEN VAN DE HEILIGE GEEST
Grote theologen hebben er op gezwoegd om uit te leggen hoe wij de Heilige Geest kunnen DENKEN. Opnieuw moeten we echter zeggen: dure woorden brengen niet altijd veel klaarheid. Hoe goed hun pogingen ook bedoeld waren, veel wijzer zijn we er niet van geworden.
WIJZER kunnen we wel worden, als we omzien naar mensen in wie deze Heilige Geest aanwezig en zichtbaar aan het werk is. Laten wij kijken naar mensen, die door Gods Goede Geest bewogen worden. Zulke mensen tonen een glimp van de Heilige Geest. Zo zullen we een beter inzicht krijgen dan door geleerde beschouwingen. De heilige Geest kan je toch niet in woorden vatten of vangen.
Maar je kan Hem enigszins opmerken in mensen, waar een uitzonderlijk hart in schuilt. Hun woorden zijn doordesemd van GOEDHEID. Hun daden houden Jezus levend onder ons en laten ons zijn Geest zien.
Zulke mensen stralen iets uit dat meer dan menselijk is: hun woorden, hun daden, hun hele manier van leven vertolkt Gods Geest, die heilig en goed is. Of om het nog maar eens met Paulus te zeggen: hun leven is doordrongen van DE GAVEN VAN DE GEEST: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid. Waar die zichtbaar zijn, is Gods eigen Geest aanwezig en leeft Jezus voort onder ons.
Om deze gaven of vruchten van de Heilige Geest hebben wij gebeden in de voorbije Pinksternoveen, in deze stille tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren.
Zulk gebed verhoort God. Wij mogen vertrouwen op zijn genade, als wij ons hart maar openstellen, als wij maar ONTVANKELIJK en bereid zijn. Zo heeft Jezus zelf het ons beloofd en toegezegd. En wie is er meer geloofwaardig en betrouwbaar dan deze Jezus, onze goddelijke Broeder.
Deze lieftallige gaven wil ik u van harte toewensen op deze zalige hoogdag van Gods Goede Heilige Geest.
O grote Geest, wiens stem ik verneem in de winden en wiens adem de ganse wereld leven geeft, luister naar mij.
Ik verschijn voor U als één van uw vele kinderen. Ik ben klein en zwak. Ik heb kracht en wijsheid nodig. Laat mij in schoonheid wandelen en mogen mijn ogen steeds de rode en purperen zonsondergang aanschouwen.
Laat mijn handen de dingen vereren die U gemaakt hebt, en mijn oren uw stem horen.
Schenk mij wijsheid opdat ik de dingen die U mijn volk geleerd hebt, en de les die U in elk blad en elke rots verborgen hebt, moge erkennen.
Niet om sterker te zijn dan mijn broeders zoek ik kracht, maar om mijn grootste vijand te kunnen bestrijden - mijzelf.
Maak mij steeds bereid met reine handen en open blik tot U te komen, opdat mijn geest, als mijn leven eenmaal verbleekt gelijk de ondergaande zon, zonder schaamte tot U moge komen.
Wanneer je voor een uitdaging staat pak die direct aan, van gezicht tot gezicht, hef jouw kin omhoog en zet jouw schouders, plant jouw voeten en haal diep adem. het is nutteloos van die te ontwijken. Het beste wat je kan doen, je kan falen maar je kan slagen, zet door!
De wolken rondom jou kunnen donker zijn en de toekomst kan er akelig uitzien, maar laat je wilskracht niet vallen hou jezelf in topconditie. Als het slechtste jou kan overkomen niettegenstaande al wat je doet, er voor vluchten zal jou niet redden, zet door!
Zelfs hoop kan ijdel lijken, wanneer je door zorgen bent overmand, maar onthoud dat je staat voor dezelfde uitdagingen als bij anderen; je kan falen maar faal al vechtend, geef niet op, wat je ook doet; Ogen open, hoofd omhoog tot de eindstreep, zet door!
hij had handen van aarde aan zijn lijf, klompen voeten en een aangepijpte mond. zij zat in een hoek, eeuwig, met paternoster op de schoot en lichtblauw, de ronde snuifdoos voor haar neus.
In hun huis was het donker als in een warmte. ik ben daar liefgehad. een kind van negen dat roerloos van zijn wafel at onder de stoof, met op mijn benen coppi, de grote grijze kater
die zijn nagels in me kromde, telkens ik van eenvoud overdonderd, streelde en spinde, ragfijn in hun web van avond en van rust.
Tussen Hemelvaart en Pinksteren hebben wij vandaag een wat stille zondag. Ook de eerste christenen hebben zo een tijd gekend. De droefheid weegt om het verlies van Jezus en de beloofde Helper en Trooster is nog niet gekomen.
Maar zij blijven samen in gebed. Want ook Jezus zelf had nog heel ontroerd gebeden die laatste avond toen Hij voor het laatst op weg ging naar de hof van Olijven en het kruis op Calvarie, om daar zijn zending te voltooien.
Moge dit gebed van Jezus zelf ook voor ons een steun en troost zijn in tijden, die zwaar vallen, omdat wij op een of andere wijze vervolgd, verworpen of uitgestoten worden omdat we trouw willen blijven aan de Geest van Jezus.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en zei:Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt.
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus.
Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te doen. Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld bestond.
Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan,en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden.
Ik bid U voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt.
Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom.
(Johannes 17,1-11a)
IK BID U VOOR HEN
Dikwijls kijken wij met heimwee en vertedering naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls ook bidden wij dat dezelfde geestdrift van de vroege Kerk evenzeer in en tussen ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij voorziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen zal zijn. Hij kent de vertwijfeling, die zij zullen voelen en Hij weet dat hun weg vaak zwaar zal zijn, als ze ZIJN WEG willen gaan. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarom in zijn eerste bief:
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen: dat Gij hen in deze wereld zoudt bewaren.
Heer Jezus, bewaar uw gelovigen in oprechte trouw aan U, die Weg, Waarheid en Leven zijt en die volkomen vreugde schenkt.
De allerbelangrijkste les
Op een dag besloot een beroemde dichter om de wijsheid van Boeddha te bestuderen.
Hij reisde daarvoor naar het andere eind van het land waar een wijze leraar woonde.
Hij vroeg: 'Wat is de belangrijkste les van Boeddha?'
'Doe nooit iemand verdriet,' zei de leraar. 'Dat is wel heel erg simpel!' riep de dichter uit. 'De mensen zeggen dat u een grote wijze bent. Daarom heb ik een lange reis gemaakt. Om u te bezoeken.
Is dat nu de allergrootste wijsheid die u mij kunt geven?! leder kind kan mij dat zeggen!'
'Misschien kan een kind u dat wel zeggen, maar het is ongelooflijk moeilijk om nooit iemand verdriet te doen,' zei de wijze leraar.
Hemelvaart verwijst naar boven. Automatisch kijk je dan omhoog. Dat deden de leerlingen van Jezus ook. Zij volgden Hem met hun ogentot Hij achter het wolkendek verdwenen was.
Ze bleven Hem nastaren, verbouwereerd en aan de grond genageld. Maar de vraag:Wat staan jullie toch naar de hemel te kijken?, zet hen weer met beide voeten op de grond.
Steek nu maar zelf de handen uit de mouwen, is de boodschap.
In die tijd begaven de elf leerlingen zich naar Galilea,naar de berg die Jezus hun aangewezen had.Toen zij Hem zagen,wierpen ze zich in aanbidding neer;sommigen echter twijfelden.
Jezus trad nader en sprak tot hen:Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingenen doopt henin de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geesten leert hun te onderhouden alles wat Ik U bevolen heb.
Ziet, Ik ben met Ualle dagen tot aan de voleinding van de wereld. (Matteüs 28,16-20)
IK BEN MET U ALLE DAGEN TOT AAN DE VOLEINDING VAN DE WERELD!
Op die berg in Galilea stonden de leerlingen er allicht wat triestig bij. In veertig dagen verliezen ze Jezus voor de tweede keer. Eerst die vrijdag toen Hij gekruisigd werd, verworpen en uitgeroeid. Alles wat hen zo beroerd had, leek voor goed voorbij. Twee zijn er, die al meteen terugkeren naar hun gewone doen in Emmaüs, weg uit Jeruzalem, waar al dat moois aan diggelen was geslagen. Hun woorden raken ons: En wij die gehoopt hadden Maar weg is die hoop.
Maar het bleek niet echt voorbij. In een vreemde herkennen ze Hem bij het breken van het brood. En Hij blijft zich tonen, aan alle leerlingen die samen zijn, eerst zonder, dan met Thomas; aan Maria Magdalena; aan de vissers bij het meer, die weer hun werk hadden opgenomen. Hij was dus niet echt weg. Bovendien zei Hij nog: waarom zoekt ge de Levende bij de doden? En samen met Jezus, die verrezen is, herleeft de hoop.
Nu staan ze daar weer. Op die berg in Galilea. Hij wordt opgenomen en zij kijken naar de lucht, tot een wolk Hem aan hun gezicht onttrekt. Weer verliezen ze Hem. Weer blijft de leegte van de vervlogen hoop. Weer voelen zij zich van God verlaten, en weer blijven ze bang samen. In die nestwarmte voelen zij zich veilig.
En nu was Hij echt voor goed weg. Er bleven alleen enkele beloften: Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik zal u een Helper, een Trooster zenden. En nu ook: Ik blijf bij u tot aan de voleinding van de wereld!
Van Hem konden dat toch geen loze beloften zijn. Hij had getoond dat Hij betrouwbaar was en woord hield. Er bleef alleen dat lichtpuntje in het diepe duister.
En bij dat lichtpuntje komt ook een zending: Trek de wereld rond, en vertel over Mij aan alle mensen. En laat je eerste woord dan telkens zijn: Vrede zij u!
Vrede zij u! op deze zalige hoogdag van Hemelvaart.
Hemelvaart
En als we toch weer naar omhoog gaan staren naar waar Hij is, - of hoe het heet wil Hij ons telkens weer bedaren omdat Hij van de mensen weet
Hij zal ons naar beneden wijzen naar wat te doen valt onder mensen ... Hij zal ons om die inzet prijzen en ons alleen het goede wensen.
Hij zal ons naar elkaar verwijzen: jou nu naar mij en mij naar jou opdat wij naar zijn onderwijzen mekaar graag zien in diepe trouw.
Pas dan kan hier de hemel groeien slechts dan leeft Hij nog voelbaar voort ... als liefde ondermaans kan bloeien zijn leven voortgaat ongestoord.
De Joodse rechtspraak kende een gebruik, dat bij ons niet bestaat. Als iemand veroordeeld was, kon het gebeuren dat een persoon met gezag stilzwijgend naast de veroordeelde kwam staan. Dit was een aanklacht tegen de rechters, een protest tegen de veroordeling. De man, die zoiets deed, werd de Helper genoemd, in het Grieks: de Paraklètos.
De oorspronkelijke, Griekse tekst van het evangelie gebruikt dit woord Paraklètos als Jezus spreekt over de Heilige Geest, als Helper en Trooster.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.Dan zal de Vader, op mijn gebed, u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven:de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is,omdat zij Hem niet ziet en niet kent.
Gij kent Hem,want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
Ik zal u niet als wezen achterlaten:Ik keer tot u terug.
Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer;gij echter zult Mij zien,want Ik leef en ook gij zult leven.Op die dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader benen gij in Mij en Ik in u.
Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen,hij is het die Mij liefheeft.En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden;ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren. (Johannes 14,15-21)
IK ZAL U NIET ALS WEZEN ACHTERLATEN
Grote woorden kunnen de waarheid wel eens verhullen. Nu de paastijd van de Verrijzenis overgaat naar het Pinksteren van de Geest zien we dat weer. Over de Heilige Geest zijn zoveel moeilijke woorden gezegd en geschreven, terwijl alles eenvoudig wordt als we naar Jezus zelf luisteren.
Opnieuw hoorden we woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. Hij zal verraden en gekruisigd worden. We staan aan het sterfbed van Jezus, zoals we misschien ooit aan het sterfbed van een geliefde stonden en bedrukt waren. Die gedrukte stemming was er ook die avond, maar Jezus, de stervende zelf, spreekt troost en bemoediging in. Vorige week zei Hij: Laat uw hart niet verontrust worden. Vandaag luidt het: Ik zal de Vader vragen u een andere Helper te geven, de Geest voor wie de wereld niet openstaat. Maar Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik laat u niet als wezen achter.
Die Helper is geen witte toverduif uit een goochelhoed. De belofte van Jezus is pure werkelijkheid. Wanneer Hij gekruisigd en door de wereld verworpen zal zijn. zal Hij onder ons blijven, als DE LEVENDE. Maar alleen DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. Zoals we soms bidden: Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop. ZO blijft Jezus als DE LEVENDE onder ons. Want DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Jaren geleden moest een gouverneur van de Nationale Bank gekozen worden. Het was rond Pinksteren en een ambtenaar zei: Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de nieuwe gouverneur zal aanwijzen. Het was ironisch bedoeld, maar we mogen het ook ernstig nemen. Die uitspraak belicht het woord van Jezus: De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet. Als die wereld zich liet leiden door de Goede, Heilige Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Dan zou Jezus als DE LEVENDE onder ons leven, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Gij, Heilige Geest, Gij zijt de lucht die wij ademen, de verte waarin wij turen, de ruimte die ons gegeven is; Gij zijt het vriendelijke licht, waarin de mensen voor elkaar aantrekkelijk zijn.
Gij zijt de vinger van God waarmee Hij spelenderwijs het heelal heeft geordend, Gij zijt de fijnzinnige liefde waarmee Hij ons geschapen heeft.
Wij bidden U, voltooi het werk dat Gij begon; voorkom het kwaad dat wij kunnen aanrichten, en beweeg ons tot het goede: tot trouw en geduld, tot mededogen en zachtmoedigheid; ontsteek in ons de vriendschap voor alles wat leeft en de vreugde om wat goed en menselijk is. Amen.
Wel kijk, wat ik wil dat de anderen voor mij doen, is precies dat zij mij niet veroordelen. Dat wil zeggen: dat ze mij nemen zoals ik ben, mij aanvaarden, in mij geloven, vertrouwen in mij hebben, mij op mijn best nemen, vergeven. Vooral mijn gebreken, vergissingen en tekorten vergeven.
Ik wil, zoals iedereen, denk ik, gerespecteerd, geacht, beluisterd worden. Ik wil dat ze van mij houden. Ik verwacht dat ze mij kansen gunnen, mij de middelen geven om te laten zien wat ik kan.
Dat ze appreciëren wat ik gedaan heb en mij aanmoedigen. Dat ze het goede in mij hoog schatten en niet te lang stilstaan bij het slechte in mij (want mijn goede kant is mijn goede kant, mijn slechte kant is alleen maar de keerzijde van de goede).
En dat ze mijn geheimen eerbiedigen.
En dat ze mij nooit als minderwaardig behandelen, zelfs als ze in een verantwoordelijke functie boven mij staan.
Wel kijk, dat is wat ik aan de anderen zal proberen te geven. Dat zal de weg van mijn volmaaktheid zijn.
Maurice Bellet
Maurice Bellet is een Franse priester, die in 1923 geboren werd. Naast een doctoraat in de filosofie en in de theologie, studeerde hij ook psychoanalyse, en werkt tot op vandaag op het kruispunt van die verschillende domeinen, die met de diepste innerlijkheid van de mens te maken hebben. Geruime tijd was hij, met al zijn diplomas, onderpastoor in een parochie, hartje Parijs, en stond daar in voor de confessional omnibus, een biechtstoel waar je zo maar kan aanbellen, en ongekend een diep gesprek voeren.
Na een lange loopbaan als hoogleraar en psychoanalyticus, geeft hij, tot op vandaag nog regelmatig conferenties en seminaries .
Wie meer over Maurice Bellet wil weten, kan terecht op zijn officiële website:
Er stonden drie kruisen op Golgotha. Maar de boer hij ploegde voort. Magdalena, Maria, Veronica, Maar de boer hij ploegde voort. En toen zijn akker ten einde was, Toen keerde de boer de ploeg En hij knielde naast zijn ploeg in het gras, En de boer, hij werd verhoord.
Zo menigeen had een schone droom, Maar de boer hij ploegde voort. Thermopylae, Troja, Salamis, Maar de boer hij ploegde voort. Het jonge graan werd altijd groen, De sterren altijd licht, Gods woord streed in de wereld voort En de boer heeft het gehoord.
Men heeft de boer zijn hof verbrand, Zijn vrouw en os vermoord; Dan spande de boer zichzelf voor de ploeg, Maar de boer hij ploegde voort. Napoleon ging de Alpen op En hij zag de boer aan t werk, Hij ging voor Sint-Helena aan boord En de boer hij ploegde voort.
En wie is er beter dan een boer, Die van de wereld hoort, En hij ploegt niet, wat of er al geschiedt Op deze akker voort. Zo menigeen lei de ploegstaart om, En deed het werk niet voort. Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied, En de boer hij ploegde voort.
Heer God! De boer lag in het gras, Toen droomde hij deze droom: Dat er eindelijk een rustdag was Naar apostel Johannes woord. En de kwaden gingen hem links voorbij En de goeden rechts voorbij, Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord En de boer hij ploegde voort.
Eerst toen de boer die hemel zag Zo vol van lichte schijn, Toen spande hij zijn ploegpaard af, En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af, En hij knielde naast zijn stilstaand paard, En hij wachtte op Gods woord. Een stem sprak tot aarde, hemel en zee En de boer heeft haar gehoord:
- Terwille van de boer die ploegt Besta de wereld voort!
Laat uw hart niet verontrust worden. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Het zijn eenvoudige, diepe woorden, die we vandaag in het evangelie uit de mond van Jezus horen.
Mogen wij ontvankelijk zijn voor deze woorden. GE-HOOR-ZAAM: met open oor bereid om te luisteren en in ons hart te bewaren.
Laten we daarbij vooral niet vergeten, wat Jezus even voordien, in dezelfde toespraak tot zijn vrienden, bij het Laatste Avondmaal, gezegd had: Ik ben niet gekomen om te oordelen of te veroordelen, maar opdat zij leven zouden hebben, en wel in overvloed.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God,gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij. opdat ook gij zult zijn waar Ik ben.
Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend. Tomas zei tot Hem: Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen? Jezus antwoordde hem: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem. Hierop zei Filippus: Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg. En Jezus weer: lk ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht. Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga. (Johannes 14,1-12)
LAAT UW HART NIET VERONTRUST WORDEN
De diepste dingen hebben geen grote woorden nodig. En zeker geen kronkelwegen van een verstand, dat zich in duizend bochten wringt. Eenvoudig, klaar en duidelijk, eerlijk en zonder omwegen, daar komt het op aan. Jezus toont het eens te meer.
De sfeer is geladen bij het Laatste Avondmaal, want Hij zal verraden en gekruisigd worden. Maar net in die geladen sfeer spreekt Hij zelf zijn leerlingen nog moed in: Laat uw hart niet verontrust worden! Hij had dat al zo dikwijls gezegd: Wees niet bang. Wees niet bevreesd. Vandaag worden Thomas en Filippus met name genoemd. Het hadden, bij wijze van spreken, ook onze eigen namen kunnen zijn. Want angst kan ook ons hart bezwaren bij verdriet en onmacht, als wij zware klappen krijgen, ondanks alle goede wil. Er is zoveel dat ons onzeker kan maken.
Als geen ander kent Jezus het hart van de mens, met zijn twijfels, zijn angsten en zijn slapeloze nachten. Daarom zegt Hij zo dikwijls: Wees niet bang. Ik zal er altijd zijn. Eenvoudiger kan het niet, maar toch is DAT en DAT ALLEEN de kern van de verrijzenis. Misschien helaas dan! is ons geloof verworden tot een harteloze plicht zonder vreugde. Terwijl Gods Woord een blijde boodschap is van VOLKOMEN LEVEN en VOLKOMEN VREUGDE. Waar die dood zijn LEVEN en VREUGDE daar is elk geloof dood, en daar en dan wordt Jezus weer gekruisigd. Zelfs in zijn eigen naam, door mensen die zich op Hem beroepen. Zo was het al, toen Hij zelf op aarde leefde: zij, die Hem vervolgden en kruisigden, schermden met de wet van Mozes en hun eigen groot geloof. Witgekalkte graven, zo noemt Jezus hen!
Leven geven, vreugde brengen. Eenvoudiger kan het niet gezegd, maar daar gaat het om en zo neemt Jezus de onrust uit ons hart. Daarbij zijn wij, in onze tijd, zijn hoofd en hart en handen, want vandaag werkt Hij door ons. En Hij zegt ook hoe dit kan. Zelf is Hij de weg: een christelijke gemeenschap zal Jezus aanwezig stellen, door te handelen zoals Hij dat gewoon was, door Hem na te volgen in zijn doen en in zijn laten, in zijn spreken en in zijn zwijgen, in zijn soms harde woorden tegen wie hooghartig neerkijkt en in zijn zachtmoedig mededogen met wie gebukt gaat . Wie Jezus wil volgen, zal met de mensen omgaan zoals Hij dat deed, met dezelfde liefde en dezelfde goedheid. Wie christen wil zijn zal met zijn woorden troosten en bemoedigen.
Alleen zo gaan we de weg, die Jezus is: niet door liefdeloos de letter van de wet te volgen, maar door Hem weer tot leven te brengen, door Hem te laten verrijzen in onze manier van leven. Dan zal ons hart niet verontrust worden. Want liefde neemt alle angst weg. En zelf had Hij toch gezegd: hieraan zal men zien dat jullie mijn leerlingen zijn, als je elkander liefhebt. Waar die liefde ontbreekt, rijst de vraag: gaan wij nog wel de weg, die Jezus is? Die weg die leidt tot volkomen vreugde en leven in overvloed.
Maak ons wegwijs, God, in de doolhof van het leven, in de jungle van wat op ons afkomt.
Leer ons ontdekken wat wordt verzwegen, leer ons de leugen ontmaskeren. Help ons om onszelf te blijven ook als we tegen de stroom in moeten roeien.
Leer ons uw wegen te zien in de vele manieren van leven die ons worden aangeprezen en voorgeleefd. Geef ons de wijsheid om te kunnen afwegen wat waarde heeft in uw ogen.
Neem ons bij de hand, God, als wij moeten uitmaken waar het op aan komt. En geef ons een opmerkzaamheid die zich niet laat verleiden door schijn en grootspraak.
Dan zullen wij kunnen kijken met de ogen van een kind, verwonderd en blij om elke morgen. Dan zullen wij zien wat nooit werd getoond: kleine dingen die vreugde geven. Dan zullen wij mensen beluisteren die nooit mogen vertellen van hun heldhaftige daden.
Maak ons wegwijs, God, in dit korte maar boeiende leven, dan zullen wij uitkomen waar Gij ons verwacht.
Op 18 november 1995 gaf de violist Itzhak Perlman een concert in de Avery Fisher Hall in het Lincoln Center te New York City. Als gevolg van polio in zijn kindertijd wandelde Perlman moeizaam, met krukken, naar een stoel in het midden van het podium. Behoedzaam legde hij de twee krukken op de grond, strekte zijn ene been en plooide het andere onder de stoel. Hij nam zijn instrument en knikte tegen de dirigent dat hij klaar was.
Maar onmiddellijk liep er iets verkeerd! Na enkele seconden sprong een van de snaren van zijn viool. De klap was als een revolverschot dat weergalmde in de muziekzaal. Het publiek wist onmiddellijk wat er gebeurd was en verwachtte dat het concert zou worden stilgelegd tot een andere viool kon worden gevonden.
Maar Perlman reageerde anders en verraste hen. Hij haalde diep adem, sloot zijn ogen en deed teken aan de dirigent om opnieuw te starten. Het orkest begon weer te spelen en Perlman speelde op drie snaren. Hij speelde met passie en vuur. Gans de tijd door werkte hij in gedachten een andere vingerzetting uit ter compensatie van de gebroken snaar. Een werk dat slechts weinigen kunnen spelen op vier snaren voerde Perlman uit op drie. Magistraal.
Wanneer hij stopte, hing er een pijnlijk stilte in de zaal. En dan veerde het publiek recht en applaudisseerde wild van enthousiasme. Applaus weerklonk in iedere hoek van de zaal en het publiek toonde zijn appreciatie voor zijn talent en moed.
Perlman glimlachte en veegde het zweet van zijn voorhoofd. Dan kwam hij recht en deed teken aan het publiek om stil te worden. Op een rustige, mijmerende en eerbiedige toon, zei hij: Weet je, het is de opdracht van een artiest om uit te zoeken hoeveel muziek je nog kan maken met wat je overblijft.
Hij kon het weten. Polio had hem minder weerstand gegeven dan voordien maar hij zette door. Het concert op drie snaren was een staaltje van zijn levensfilosofie, een illustratie van zijn denken en doen, een teken van zijn hele leven. Hij zette door met wat hem restte en maakte toch muziek.
Is dit ook niet onze opdracht? Onze taak is na te gaan hoeveel muziek we nog kunnen maken met wat ons rest. Hoeveel goeds kunnen we nog doen? Hoeveel vreugde kunnen we nog delen? Wij, gewoon de mens, die we zijn.
Ik ben er van overtuigd dat de wereld, meer dan ooit, nood heeft aan de muziek die jij en ik kunnen maken.
En als er moed nodig is om muziek te maken dan zullen velen jouw inzet waarderen. Sommige mensen hebben meer verloren dan anderen en deze zielen inspireren ons tot hogere hoogtes.
Dus wil ik je nog vragen: Hoeveel muziek wil jij maken met wat je rest?
Ik ben de deur voor de schapen, zegt Jezus vandaag over zichzelf. Het is beeldspraak uit een tijd die lang voorbij is, maar die we toch nog kunnen verstaan, als we ontvankelijk zijn en Jezus in ons hart willen toelaten:
ZIJN leven biedt een pad voor ONS leven, in de doolhof van gebeurtenissen, waar zoveel valse herders, rovers en dieven, noemt Jezus hen met hun mooiste glimlach mensen misleiden voor eigen winst, eigen voordeel en eigen macht.
In die tijd zei Jezus: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie niet door de deur, maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover.
Maar wie door de deur binnengaat, is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open. De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen, omdat zij zijn stem kennen. Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten, omdat ze de stem van vreemden niet kennen.
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen.
Een andere keer zei Jezus tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.
Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed. (Johannes 10,1-10)
IK BEN DE DEUR VOOR DE SCHAPEN
Onlangs stond in de krant: 'Alles bij elkaar hebben wij het nog nooit zo goed gehad als vandaag. In de winkels puilen de draagtassen uit en de karretjes liggen overvol. En toch is de onvrede groot, de leegte voelbaar: vele mensen blijven onvoldaan en snakken naar een ander leven. Een leven, dat meer innerlijke rust aanreikt en een wereld waarin meer mensen gelukkig zijn .'
Die woorden brengen onze tijd duidelijk in beeld. Er wordt ons ingepompt dat alles zo goed gaat, maar onder het vernis van de schone schijn, schuilen zoekende mensen, die hunkeren naar levensvreugde. Het vluchtig plezier schenkt duidelijk geen voldoening, maar laat mensen achter met een grote innerlijke honger. Onze tijd, die God afschrijft en zoveel afleiding in de plaats stelt, doet het blijkbaar niet.
Als we dit beseffen KAN de zoektocht beginnen naar wat echt waardevol is. Dit KAN tot God leiden, in het beste geval. Maar dan is er een gids nodig, iemand die zelf een zoeker was en die bij God is uitgekomen! En die door woord en leven iets laat zien van God! Dan krijgen die oude verhalen weer inhoud. Want het was toen niet anders dan nu: mensen hadden dezelfde verlangens en kenden dezelfde leegte in hun hart.
Jezus zegt: Ik ben de deur voor de schapen. Ook voor ons is Hij de deur naar innerlijke rust en diepe vreugde, zoals Hij dat was voor de mensen van toen, die voor Hem open stonden. Wij kunnen hierbij helpen, want wij zijn geroepen om Jezus aanwezig te stellen: we kunnen de mensen benaderen, zoals Jezus deed, met dezelfde fijngevoelige aandacht. Wij kunnen hen omringen met de goedheid die Jezus eigen was. Wij zijn geroepen om met dezelfde woorden te troosten en te bemoedigen.
Dit zal altijd onze roeping blijven: mensen te zijn, die naar Jezus verwijzen, de deur, die niet doodloopt op een blinde muur maar toegang geeft tot diepe vreugde binnenin. Zoals Hij zelf zegt: Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.
Vader, hier ben ik om vereenzaamde, 'overbodige' mensen warmte en geborgenheid te geven.
Uw troost vraag ik om gebroken, geknakte mensen te doen blijven hopen,
Uw zachtmoedigheid vraag ik om de wereld, uw schepping en uw levenswerk, een stukje goddelijker, een beetje menselijker te maken.
Uw gerechtigheid vraag ik, om onrecht en eigenliefde in mij en rondom mij tegen te gaan.
Uw barmhartigheid vraag ik om met een open hart naar mensen toe te gaan.
Uw zuiverheid vraag ik om uw stem in de stilte horen.
Uw vrede vraag ik om aan al uw kinderen te vertellen dat Gij Vader en Moeder zijt.
Opdat uw wil geschieden zou ben ik bereid. Vader, hier ben ik, zend mij.
In Athene las ik op het prikbord in een hotel: Bezoekers kunnen dagelijks met hun klachten naar het bureau komen tussen 9 en 11 uur s morgens.
Het bracht mij op deze gedachte: we menen wel eens dat we aan anderen niet moeten meedelen wanneer we te klagen hebben. En meteen werd mij duidelijk, dat alles wat verkeerd gaat in de wereld, niet kan goed komen als het niet bekend gemaakt wordt. Soms moet je inderdaad je ongenoegen uiten. Bovendien weet ik dat elke mens zijn eigen temperament heeft, en dat dit ook zijn rol speelt. Maar ik wil niet zo iemand zijn die zijn hele leven doorbrengt aan de Klaagmuur. Sommige mensen zien alleen wat verkeerd loopt en daarmee vullen zij hun gedachten en gesprekken. Voor hen kan er nooit iets goeds zijn.
Zo was er eens een vrouw, die regelmatig een kleine antiekzaak bezocht. Zij maakte voortdurend haar beklag: over de prijzen, over de kwaliteit van de winkelwaar en zelfs over de ligging van de zaak . De eigenaars van de winkel schonken er, na verloop van tijd, geen aandacht meer aan. Maar op een dag, terwijl ze weer eens doende was, slingerde ze de bediende in het gezicht: Waarom vind ik hier nooit wat ik zoek? De man glimlachte even en zei toen: Misschien omdat wij te beschaafd zijn.
Wanneer onze gedachten vervuld zijn met al het slechte van de wereld, dan is er geen plaats voor iets anders. Geen plaats voor echte waardering. Geen plaats voor begrip. Geen plaats voor vreugde. Geen plaats voor fijne herinneringen. Geen plaats om zaken die deugd doen, op te slaan. En we kunnen ons met zoveel dingen goed voelen.
Iemand zei het juist: De volgende keer als je vindt dat je te klagen heb, denk er dan eens aan dat je vuilbak wellicht meer eten heeft dan 30 % van de mensen hier op aarde.
Ik wil ruimte laten in mijn gedachten voor een lange lijst met alles wat goed is in mijn leven en ik wil deze lijst ook regelmatig doornemen. Ik wil iemand ontmoeten die iets goed doet en het haar of hem laten weten. Ik wil mijn gedachten vullen met zaken die mij vreugde brengen zodat ik iedere avond tevreden naar bed kan gaan.
Terwijl sommigen redetwisten of de wereld nu zal vergaan met een ontploffing of met een zondvloed, zei iemand , wil ik niet dan mijn wereld zal eindigen met een jammerklacht.
De hele stad was voor hem uitgelopen. Hij heeft de zieken en de hopelozen getroost, gesterkt, genezen van hun noden.
De mensen zijn weer naar hun legersteden. En hij is moe van spreken en genezen. Hij trekt de heuvels in, hij wil alleen zijn.
Laat op de avond bidt hij tot zijn vader, want er zijn nog zoveel verloren schapen. Hij is hun herder en hij kan niet slapen.
Hij staat alweer, rechtop onder de sterren. Hij moet de heuvels over, hij moet verder, verder, naar al de kudden zonder herder,
naar nieuwe steden en hun synagogen, waar bange mensen op verlossing hopen, het woord van God, daartoe is hij gekomen.
Michel van der Plas
---
Vandaag vieren we Pater Damiaan, een uitzonderlijk iemand van bij ons, heilig verklaard in 2009, en ook uitgeroepen tot de grootste Belg.
Niet omdat hij uitzonderlijk presteerde in de schijnwereld van competitie, brood en spelen, maar omdat hij, door Jezus bewogen, tot het uiterste mens voor de mensen was, zozeer dat hij oog in oog met zijn mensen mocht zeggen: Wij, melaatsen
WIJ, MELAATSEN
Wij, melaatsen Op een zondag in 1878 begint Pater Damiaan zijn preek met deze woorden. Ze zijn historisch geworden omdat zij het ideaal van Gods liefde tot het uiterste tonen. Paulus schreef aan de christenen van Rome:
Zusters en broeders, allen samen zijn wij, in Christus, één lichaam. Daarom vraag ik u met aandrang: wees blij met hen die blij zijn, en ween met hen die wenen.
Bij Pater Damiaan ging het niet om de letter van de wet, maar om de radicale gegevenheid van de liefde, die Jezus vroeg. Hij was tot in de diepste vezel van zijn ziel bewogen door het leed, de ziekte en de eenzaamheid van zijn mensen. Dat is geen compassie, maar een ontroering die veel dieper ligt: hij leefde mee, hij voelde mee en hij leed mee.Hun pijn en hun wonden waren zijn pijn en zijn wonden geworden.
Hier bestaat geen afstand meer of scheiding tussen ik hier en jullie daar. Er blijft alleen wij, melaatsen: samen zijn wij in onze gebrokenheid dat éne gebroken lichaam van Christus.
Om zo te leven moest Pater Damiaan vele muren slopen en vele grenzen overschrijden: de grens tussen ziek en gezond, de grens tussen wet en liefde, en zelfs de grens tussen gezag van boven en eigen geweten.
Net als Jezus was hij gekomen opdat zij leven zouden hebben. Daarom vocht hij tegen dood en wanhoop en tegen de muren, die zijn mensen gevangen hielden. Hij gaf zijn mensen hoop en toekomst, en een begin van vreugde en vrede. Vruchten van Gods Koninkrijk. Vruchten van Gods Geest.
Daarbij ging hij geen enkel conflict uit de weg, met wie dan ook. Wat had Jezus anders gedaan? En net als Jezus werd Hij enkel gedreven door Gods eigen liefde, die zijn mensen leven wilde geven. Hij wilde hen kost wat kost tonen: ook jij bent een kind van God. Kies, ondanks alles, voor het leven.
In Damiaan, die meeleefde, meevoelde en meeleed konden zijn mensen Gods eigen zorg en goedheid ervaren en voelen. Godsdienst werd voor hem dagelijkse, heel concrete mensenliefde.
Omdat Damiaan op die manier Gods eigen liefde werd, leeft hij voort onder ons. Omdat hij Gods eigen liefde werd, werd hij heilig verklaard.
Heilige Pater Damiaan, bid voor ons!
---
Mag ik gaan? vroeg je toen je overste iemand zocht om naar die ellendige hel van Molokaï te gaan.
Kom maar in mijn huis schuilen, blijf maar hier wonen, zei je toen een melaatse vrouw voor je deur stond en bedreigd door een dolle man vol levensangst om asiel bedelde.
Kijk eens, daarom kwam ik naar dit eiland, zei je tegen broeder Joseph die gekomen was om te helpen.
En met je zwakke, stervende hand wees je naar de melaatse jongens en meisjes met hun primitieve surfplanken spelend in de branding van de zee:
Omdat elk leven het waard is geleefd te worden.
Willen we deze diepe evangelische boodschap van Damiaan in ons verweven: Elk leven is waard geleefd te worden?
En willen we in Damiaan zijn voetspoor deze boodschap omzetten in vele kleine daden van naastenliefde
dan zal onze wereld er morgen warmer, hartelijker en gelukkiger uitzien.