In de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren leven wij, in de verwachting van de Heilige Geest – maar met deze verwachting, en met deze Heilige Geest, hebben wij het misschien wel wat moeilijk.
Een kleine vaststelling kan helpen; onze kerk heeft het dezer dagen zeker niet gemakkelijk; dat is ook vroeger zo geweest. Dat zij standhoudt, ondanks problemen en vele eigen tekorten kan erop wijzen dat zij gesteund wordt door Gods eigen kracht.
Ze stenigden Stefanus, terwijl hij bad:
`Heer Jezus, ontvang mijn geest.'
(Handelingen 7,59)
Rechtvaardige Vader,
hoewel de wereld U niet heeft gekend
– Ik heb U gekend –
zijn zij het die hebben erkend
dat U Mij gezonden hebt.
(Johannes 17,25)
KOM, HEILIGE GEEST
De marteling van de Heilige Stefanus blijft één van die verhalen uit de vroege Kerk, die ons nog altijd aangrijpen. Ook hier kunnen we zeggen: het is een verhaal van vroeger, maar het is evenzeer een verhaal van onze tijd. Ik zou dit alleen maar willen illustreren met een berichtje uit het bisdom Ruy Barbosa, dat ik enkele weken geleden ontving. In een klein stadje, Mairi, was een oude winkelier van bijna 80 jaar vermoord, voor wat luttele centjes, die hij met zijn kleine winkeltje verdiend had. Men verdenkt 2 jongens van 16 en 17 jaar, later blijkt dat zij niet de daders waren. Maar een volkswoede was al losgebarsten, en een aantal mensen uit het stadje hadden de 2 jongens gelyncht, vermoord dus. Een spiraal van geweld leek uit te breken in het kleine stadje. De bisschop heeft dan gereageerd om het geweld te stoppen, en in zijn brief aan de mensen van Mairi, schrijft hij deze mooie woorden:
‘Ik denk nu aan Onze Lieve Vrouw,
aan de voeten van het kruis van haar zoon Jezus,
onschuldig, maar veroordeeld en vermoord.
In Mairi vereren wij Moeder Maria
precies als Onze Lieve Vrouw van Smarten.
Zou er enig verschil zijn in het verdriet
van de familieleden van de oude winkelier Nicanor,
het verdriet van de moeders van die jongens die afgemaakt werden,
en het verdriet van de moeder van Jezus?’
De woorden van de bisschop bleven niet zonder gevolg. Enkele dagen later wordt er spontaan een vredesmars gehouden. ‘Er waren er geen die vooroplepen, omdat zij opgeroepen hadden tot deze mars. Het was een initiatief van het volk zelf: duizenden mensen, mannen en vrouwen, van alle groepen en kerken, van de allerkleinsten tot de alleroudsten: allen samen voor deze betoging van menselijke waardigheid en vrede.’
Het is het verhaal van Stefanus, zoals het vandaag gebeurt: onschuldigen die, net als Stefanus, gedood worden…en die evenzeer als hij als het ware de woorden hernemen: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan.’
Laten wij hopen dat van ons niet letterlijk hetzelfde gevraagd wordt. Maar laten wij proberen om ons geloof te beleven in de gewone dingen van elke dag; dan is de Geest van Jezus ook nu nog werkzaam in onze wereld: ‘Kom, Heilige Geest… ‘. Het is een mooi gebed. Mogen het geen holle, inhoudsloze woorden zijn.
Straks horen we in het evangelie weer eens enkele woorden van Jezus bij het laatste Avondmaal. Hij wijst zijn leerlingen erop dat Hij weldra zal heengaan, maar Hij wil hen niet als wezen vereenzaamd achterlaten. Hij zal bij hen, en ook bij ons, op verschillende wijzen aanwezig blijven:
door de Blijde Boodschap van bevrijding die Hij ons gebracht heeft,
door de Helper die de Vader ons schenkt: de heilige Geest,
en door de vrede die Hij neerleg in ons hart.
Het zijn woorden van bemoediging en troost als we ervoor openstaan!
Dat is het wat Ik jullie te zeggen had,
nu Ik nog bij jullie ben.
De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden,
zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten:
Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
(Johannes 14, 25-26)
‘DE HELPER, DIE IK ZAL ZENDEN’
Opnieuw waren we in het evangelie aanwezig bij het Laatste Avondmaal. We waren getuigen van de laatste uren van Jezus hier op aarde, zoals we misschien ooit aan een sterfbed stonden en bedroefd waren. Die stemming – als bij een sterfbed – was er die avond! En dan gebeurt er iets heel wonder: Jezus zelf – Hij, die gaat sterven – Hij zelf troost en bemoedigt: ‘Je mag de moed niet verliezen. Want de Vader zal een Helper zenden.’
Hij zal gemarteld en gedood worden, maar ook nadien zal Hij bij ons blijven. Niet zichtbaar of tastbaar, maar wel even LEVEND en even aanwezig. Het is moeilijk om het ons voor te stellen, maar het gebeurt DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. We zeggen dat soms in een heel mooi gebed: ‘Goede God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop.’ Waar dat gebeurt, blijft Jezus LEVEND onder ons. DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Het is een beetje zoals op die koperen plaat stond, die vroeger misschien bij ons thuis aan de muur hing, toen we nog kind waren: ‘Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is het leven goed, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.’ DAAR en DAN leeft de GEEST van Jezus: waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.
Jaren geleden moest er eens een belangrijke politieke benoeming gebeuren. Het was rond Pinksteren en iemand zei spottend: ‘Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de goede keuze zal maken.’ We mogen die spot ook ernstig nemen, want Hij sluit aan bij Jezus’ eigen woorden: ‘De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet.’ Als die wereld zich liet leiden door de Goede Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Als die wereld zich zou laten leiden door die Heilige Geest, dan zou Jezus LEVEND onder ons aanwezig zijn, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid ...
Als je God en de eeuwigheid zoekt, moet alles wat je gewend bent ondersteboven.
Ten eerste: leer LOSLATEN. Niet alleen materiële dingen, maar ook gewoontes of gedachten waar je aan gehecht bent. Laat alles verloren gaan waarmee je jezelf overeind houdt. Daardoor ontstaat er plaats voor God. God daalt in je neer en neemt je in zich op. Je wordt in God veranderd.
Ten tweede: leer DULDEN. Wees geduldig en verdraag wat je overkomt naar best vermogen, lief of leed, geluk of ongeluk. Zeg tegen God: ik weet niet waarom U dit laat gebeuren, mij lijkt het niet goed, maar ik weet niet hoe U daarover denkt. Ik vertrouw op uw goedheid.
Ten derde: leer MINNEN. Je leert nooit beter liefhebben dan door dat loslaten en dulden. In de grondeloze, gelaten, geduldige mens daalt God neer, en de ziel heeft God lief, en God neemt haar in zich op.
Bron: DIE GROOTE EVANGELISCHE PEERLE
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
‘Kindertjes’, zo spreekt Jezus ons vandaag aan op een onnoemelijk tedere wijze! ‘Kindertjes, een nieuw gebod geef ik u: heb elkander lief’. ‘Nieuw’, noemt Hij dit gebod, en dan geeft Hij een toelichting daarbij: ‘zoals ik u heb liefgehad’. Daarin bestaat het nieuwe: ‘zoals Hij ons heeft liefgehad’. Want zijn manier van liefhebben is anders dan anders!
Jezus geeft ons niet alleen dit nieuwe gebod. Hij straalt die nieuwe liefde ook uit: vanuit die nieuwe liefde heeft Hij onder ons geleefd. Zo wordt Hij die unieke mens, om mee op weg te gaan: DE WEG, DE WAARHEID en HÉT LEVEN voor ons eigen, kleine leven doorheen onze eigen, kleine dagen. De mens, die ons wegwijs maakt, de waarheid toont, en een leven vol vreugde aanreikt.
Paulus en Barnabas bemoedigden de nieuwe leerlingen
en spoorden hen aan te volharden,
maar ze wezen er ook op
‘dat wij pas na veel beproevingen
het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’.
(Handelingen 14,22)
Daaraan zal iedereen kunnen zien
dat jullie leerlingen van Mij zijn:
als jullie onder elkaar de liefde bewaren.’
(Johannes 13,35)
DE PRIJS VAN DE LIEFDE
'Liefde is een zeldzaam kruid', is de titel van een boek van Maria Rosseels. Wat zeldzaam is, lokt tot namaak. Zo zijn er kunstbloemen, en die kunnen mooi zijn. Maar ze maken het heimwee naar echte bloemen alleen maar groter.
Er bestaan veel liedjes over de liefde. Willem Vermandere zong eens: ‘Er zijn van die zangers, die de liefde bezingen, lijk da wieder klappen van ‘t were’. Maar het lied van de echte liefde is uniek. Dat is iets helemaal anders dan ‘klappen van ’t were’.
Zo was de ervaring van Chiara Lubich, en haar vriendinnen, toen zij op het einde van de oorlog, tussen de bombardementen, het evangelie begonnen te lezen. Zij wisten natuurlijk dat de liefde belangrijk is. Maar in een flits zagen ze: dit is het nieuwe gebod, dat ons leven een nieuwe wending kan geven!
Het gaat erom te beminnen zoals Jezus liefhad. Het nieuwe van die liefde is Jezus zelf. In ons dagelijkse leven, gaan we naar Jezus kijken: wat zou Hij nu doen? Eén keer heeft Jezus gezegd: 'Leer van Mij ...'. Wat wij, volgens zijn woord, van Hem moeten leren, is dat Hij mild is en zachtmoedig van hart. Dit woord kan ons hart nieuw maken.
De context van het nieuwe gebod is het Laatste Avondmaal en het lijden van Jezus: in zijn lijden blijkt zijn liefde. Zijn liefde heeft alles te maken met de weg van het lijden. En dat lijden van Jezus begint bij het verraad van Judas. Met dit donkere verraad op de achtergrond schijnt het licht van zijn liefde nog feller. Ook nu nog worden mensen door vermeende vrienden in de steek gelaten. En kan de noodzaak van die nieuwe liefde feller schijnen.
Wat nieuw is, kan veel veranderen. Dit is ook zo voor de nieuwe liefde in een wereld vol wonden. Die nieuwe Liefde opent nieuwe einders. Daarom zegt Jezus dat men mensen als zijn leerlingen herkent, als zij elkaar liefhebben. Als zij liefhebben zoals Hij zelf liefhad. Niet het spreken over Jezus, niet de vergaderingen, maar het nieuwe gebod van Jezus spreekt tot het hart van de mensen. En kan alles nieuw maken … ook vandaag!
Er was eens een oude Chinese vrouw die twee grote kruiken had. Deze droeg ze op haar schouders aan de uiteinden van een stok. Een van de kruiken had een barst, de andere was perfect en bevatte steeds een volle lading water.
Op het einde van de lange wandeling van de rivier naar huis was de eerste kruik echter telkens maar half vol. Dit gebeurde twee jaar lang elke dag: de oude vrouw bracht telkens anderhalve kruik water mee naar huis. De perfecte kruik was natuurlijk erg trots op haar prestatie. Maar de arme kruik met de barst schaamde zich voor haar gebrek, omdat ze slechts de helft kon presteren van hetgeen van haar werd verwacht.
Na twee jaar, die haar als eindeloos falen voorkwamen, zei de kruik tegen de oude vrouw: Ik schaam me zo voor mijn barst waaruit de ganse weg naar jouw huis altijd water stroomt. De oude vrouw lachte. ‘Is het jou opgevallen dat er aan jouw kant van de weg bloemen bloeien, maar aan de kant van de andere kruik niet? Ik heb aan jouw kant bloemen gezaaid, omdat ik me van jouw gebrek bewust was. Je hebt mijn bloemen elke dag bij onze terugkeer water gegeven. Twee jaar lang heb ik die wondermooie bloemen kunnen plukken en er de tafel mee kunnen versieren.’ Ieder van ons heeft zo zijn heel eigen gebreken en fouten, maar het zijn de gebreken en de barsten die ons leven zo interessant en lonend maken.
Auteur onbekend. Overgenomen uit: ‘Kerkkoerier’, juni 2015
(‘Kerkkoerier’ is de periodiek van de parochie H. Maria, Sterre der Zee, Oost Zeeuws-Vlaanderen)
Vandaag viert de Kerk ‘roepingenzondag’, met het evangelie van de Goede Herder. Elke roeping begint bij Jezus die op vele wijzen tot ons hart spreekt. Naar Hem hebben we misschien lang geleden voor het eerst geluisterd, als kind ontroerd en geraakt door die vele verhalen over Hem. Naar Hem willen we ook vandaag blijven luisteren.
Zijn vraag om zijn boodschap uit te dragen is een uitnodiging aan alle mensen van alle tijden en roept ook ons op tot toewijding en getuigenis, in woord en levenswijze. Laten wij dan ook een glimp van Jezus tonen en Gods liefde uitstralen bij de mensen, die de loop der dagen op onze weg plaatst.
De leerlingen echter waren vervuld van vreugde
en van de heilige Geest.
(Handelingen 13,52)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem. Ik ken ze en ze volgen Mij.’
(Johannes 10,27)
‘GEROEPEN OM JEZUS TE VOLGEN’
Allen zijn we geroepen om Jezus van nabij te volgen. Om met Hem op weg te gaan, ook als die weg ons misschien naar Jeruzalem brengt, de stad van zijn lijden maar ook van zijn verheerlijking.
Allen zijn we geroepen om net als Hij alles te geven opdat zijn Rijk zou komen.
Op de wegen van ons leven worden we opgeroepen om de minste te willen zijn en niet te heersen. Om de lasten van anderen te dragen en geen lasten op te leggen. Om arm te worden in gulle mildheid voor anderen. Om het kruis op te nemen als dit in ons leven komt. Om anderen vreugde te verschaffen. Om ons eigenbelang te laten varen ten bate van het leven van anderen.
Dit is de weg van het evangelie … Een weg die niet vanzelfsprekend is. Een weg die in tegenstroom durft roeien en tegen de tijdsgeest durft ingaan. Een weg ook die zijn waarde pas toont aan wie hem volgt.
Laten we daarom Jezus voor ogen houden. Laten we ook niet aarzelen om die weg te gaan die Hij is voor voorgegaan. En laten we hoopvol en vol verlangen uitzien naar wat ons beloofd is: liefde, vreugde en vrede.
‘Ik verkies een gehavende Kerk, gekneusd en vuil, omdat ze de straat is opgegaan, eerder dan een Kerk die ziek is, omdat ze in zichzelf zit opgesloten, gehecht aan het comfort van haar eigen zekerheden.
Ik hou niet van een Kerk die in het middelpunt wil staan en die uiteindelijk de gevangene wordt van een kluwen van bepalingen en procedures.
Als iets ons een heilige onrust en wakker geweten moet blijven bezorgen, dan is het dat zovelen van onze broeders en zusters zonder de kracht, het licht en de troost van de vriendschap van Jezus Christus leven, zonder een geloofsgemeenschap die hen opneemt, zonder een horizon die zin en leven geeft.
Meer dan de vrees ons te vergissen, hoop ik dat we bezield blijven door de vrees opgesloten te zitten…
– in structuren die ons een valse bescherming geven,
– in normen die ons tot onverbiddelijke rechters maken,
– in gewoontes waarin we ons comfortabel voelen, terwijl er buiten een uitgehongerde menigte wacht en Jezus maar tot ons blijft herhalen: ‘Jullie moeten hun te eten geven!’
Veertien dagen zijn er nu voorbij sinds Pasen. De afstand van de feestjubel wordt groter. De uitbundigheid is weggeëbd; dag na dag kan de paasvreugde verder af lijken en elke morgen wat meer uit het gezichtsveld verdwenen.
In zekere zin was dat ook zo voor de leerlingen van Jezus. Zij die Jezus bleven volgen, werden meer en meer vervolgd; zij kregen te lijden omwille van Hem. Naarmate de paastijd vordert staan de lezingen meer en meer in dat teken: zo horen we vandaag een verhaal over Petrus en de andere leerlingen die al voor de tweede keer gevangen genomen zijn omdat zij volharden in hun trouw aan de verrezen Heer.
Omdat zij volhardden in de keuze, die ook Hij gemaakt had, ten einde toe:
Mens voor de mensen zijn, herder als God, trooster voor groot en klein, zo lief als God.
De leden van het Sanhedrin lieten hen geselen,
en bevalen hun de naam van Jezus niet meer te gebruiken
(Handelingen 5,40)
Nog eens vroeg hij:
‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’
Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’
Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’
(Johannes 21, 16)
ALS JE OUDER WORDT
‘Als jongeman deed je zelf je gordel om
en je ging de weg die je zelf wilde.
Als je oud bent zul je je armen uitstrekken
en je gordel laten omdoen,
en je zult een weg gaan die je zelf niet wilt.’
(Johannes 21,18)
Ouder worden, rijper worden – zo denken we spontaan – houdt in dat we beter leiding kunnen geven. Met de jaren immers – opnieuw: zo denken we toch – hebben we meer kennis, en ook wel wijsheid, opgestoken en kunnen we dat ook beter overdragen aan anderen.
Die mening is zo bekoorlijk! We willen elke situatie beheersen en naar onze hand zetten. De andere – zeker wie anders denkt – moet zwijgen, luisteren, aannemen wat ik zeg. Doen ook, wat ik zeg. Ik houd het gebeuren in handen, ik weet hoe het moet, ik ben de kenner!
Het is een bekoring, die veel weg heeft van wat Jezus meemaakte in de woestijn: de verlokking van de macht: ‘Op voorwaarde dat Jezus in aanbidding neervalt voor de satan, krijgt hij alle koninkrijken der wereld als zijn machtsgebied, zo belooft de satan.’ Op dezelfde wijze ervaren ook wij – doorgaans zonder het zelf te beseffen – de verleiding van de macht: de lokroep om de grootste, de beste, de baas zijn en alles te zeggen hebben.
Waarom is macht zo aanlokkelijk? Misschien is het wel omdat macht zo gemakkelijk de plaats van de liefde kan innemen. Scherp gezegd: het lijkt makkelijker een klein godje – of zelfs een grote god in ’t diepst van mijn gedachten – te zijn dan van God te houden. Gemakkelijker ook om macht over mensen te hebben dan om van hen te houden, en leuker om het leven te bezitten dan om van het leven te houden, zoals het naar ons toekomt.
Jezus vraagt in het evangelie: 'Petrus, hou je van mij?', terwijl wij wel eens meer bezig zijn met de vraag: 'wie van ons is de grootste in het koninkrijk der hemelen?' Zo gemakkelijk komen we in de verleiding ons verlangen naar macht in de plaats te stellen van onze roeping tot liefde. Ook Jezus heeft die verleiding doorleefd op zijn tocht van de woestijn naar het kruis.
De lange, vaak pijnlijke geschiedenis van de kerk is de geschiedenis van mensen die steeds weer in de verleiding kwamen – en komen – om macht te verkiezen boven liefde.
Tot driemaal toe vraagt Jezus aan Petrus: ‘Hou je van mij?’ en als Petrus – zelfs een beetje geïrriteerd de derde keer – ‘ja’ antwoordt geeft Jezus hem de opdracht om herder te zijn. Maar zorg dragen voor anderen doe je niet met geweld of ijzeren hand, maar in dienstbaarheid en liefde.
Tegen deze achtergrond komen Jezus’ wondere woorden dat Petrus, als hij oud zal zijn, zijn handen zal uitstrekken naar een ander en een weg zal moeten gaan die hij niet zelf gekozen heeft.
Deze woorden gaan naar de kern: telkens weer afstand doen van macht om de nederige weg van Jezus te volgen. Het is de wereld op zijn kop! Want de weg van de wereld is: 'Als je jong bent, luister je. Je kan niet gaan of staan waar je wil, maar als je ouder wordt zal je op eigen benen staan en beslissen.'
Maar Jezus dacht anders over volwassenheid: het is het vermogen en de bereidheid om je te laten leiden waarheen je liever niet zou gaan. Niet lekker onze eigen zin doen, maar eerst kijken naar de noden van anderen.
En meteen daarna lezen we: ‘Hiermee kondigde Hij aan door wat voor dood Petrus God zou verheerlijken. En na deze voorspelling zei Hij tegen hem: `Volg Mij.'
Het toont de harde waarheid dat de herder op zijn tocht verwondingen zal oplopen. Jezus volgen is met Hem de kruisweg gaan, ten einde toe, om tot de verrijzenis te komen: een vreugde en een vrede, die anders zijn dan deze wereld aanreikt.
(geïnspireerd door: ‘Preek van de week’ – Dominicanen)
Als het stormt in je leven, dan kun je net als de bomen meewaaien in de richting van de wind, maar je kunt er ook op je eigen eigengereide manier tegenin gaan. Ik ben ervoor om te doen wat de bomen doen. Waar zien we duidelijker de ‘struggle for life’ dan in de natuur?
We zien er heel duidelijk de krachtwisselingen in, die we kennen uit ons eigen leven, de opleving in de lente, de rijkdom van de zomer, direct gevolgd door het verval van de herfst en het sterven van het oude jaar. Er zijn mensen die dit soort vergelijkingen sentimenteel vinden, dat zal me een zorg zijn; ik weet voor mezelf hoeveel malen ik kracht heb geput uit de natuur.
Ik behoor bij de gekken die bomen omhelzen. Ik ga met m’n blote voeten in ’t gras staan en voel de kracht van de aarde opstijgen uit de grond door m’n voetzolen heen, en vervolgens door m’n hele lijf. Ik sta te ademen op ’n duintop en heel bewust tegen mezelf te zeggen dat ik dezelfde lucht in- en uitadem die de bomen, de bloemen en de struiken in- en uitademen, en alle dieren die leven in de natuur, en dan krijgt die adem een heel andere smaak, dan proef je er de oerheid in van de schepping, en dat is toch nét even anders dan dat je zomaar wat zit te snuiven zonder het zelf te weten.
Ik probeer ook in datzelfde landschap en onder de hoge hemel, niet alleen te ademen met m’n longen maar ook met m’n ziel. Ik probeer het goede in te ademen en het boze uit mijzelf te blazen. Ik geloof heel sterk dat het beeld van de natuur is, zoals het is, om onze geest te voeden. Het is er allemaal voor ons.
Wij mogen het in ons opnemen, in onze blik en in ons hart, en ik ben er zeker van dat wanneer ons oog intens geniet van wat het ziet rondom ons in geuren en kleuren, dat het levende rondom ons dan een niet te onderschatten kracht kan geven aan ons eigen leven.