Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-05-2020
PELGRIMEREN NAAR MARIA 7
PELGRIMEREN
IN DE MEIMAAND 7
ZESDE NAAM
‘ONZE LIEVE VROUW VAN ZEVEN SMARTEN’
HET VERHAAL BIJ DEZE NAAM …
Rampen, besmettelijke ziekten en oorlogen brachten mee dat vele gelovigen, vanaf de 16de eeuw, een grote verering opbrachten voor Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten. Sinds het midden van de 17de eeuw verschenen er in het straatbeeld kapellen, die verwijzen naar de zeven smarten of droeve gebeurtenissen in het leven van Maria.
- De profetie van Simeon bij de opdracht van Jezus in de Tempel
- De vlucht van de heilige Familie naar Egypte
- Jezus die achterblijft in de tempel
- Maria ontmoet Jezus op zijn lijdensweg
- Maria staat onder Jezus’ kruis
- Maria omhelst Jezus’ dode lichaam na kruisafname
- Jezus wordt begraven
EEN BEZINNING VOOR ONDERWEG
Zij zag haar zoon opgroeien, jong en wild,
met iets ontembaars in zijn ogen en zijn haren.
Zij zag Hem verre wegen gaan,
onbegaanbare paden in de bergen,
tot in de woestijn, dagenlang.
Ze luisterde vaak naar zijn verhalen en gedachtegangen,
maar verstond nooit helemaal wat Hij bedoelde.
Zij zag Hem over zieken gebogen,
zag Hem kleine kinderen optillen in het zonlicht.
Zij zag hoe Hij melaatsen tegemoet ging,
terwijl anderen allen terugweken.
Zij zag Hem binnengaan bij zondaars om er te eten,
en hoorde van een grote zondares die Hem gezalfd had.
Zij zag haar Zoon toen Hij werd weggevoerd
en hoorde mensen zeggen: ‘'t Moest er eens van komen’.
Op de heuveltop waar alle misdadigers worden terechtgesteld,
heeft zij Hem opnieuw teruggezien.
Hij scheen zo ver, zo onwezenlijk ver,
ook al kon zij nog enkele lieve woorden van Hem opvangen.
Zij werd de stille kracht bij de verslagen vrienden,
de vrouw, die alle leed gedragen, vrede had gevonden.
Zij heeft de leerlingen door de eerste strijd geloodst,
en door de eerste ruzies,
zodat zij ‘moeder’ gingen zeggen tegen haar.
Zij zag hen verre wegen gaan,
over zeeën en over bergen,
naar alle mensen, grote en kleine.
Zij luisterde naar hun verhalen
en zij begreep dat Hij nog altijd levend was.
En toen zag zij hoe, overal ter wereld,
slaven werden vrijgelaten,
en armen niet verstoten werden
en zieken met liefde werden opgenomen.
Toen zij het wonder zag gebeuren van de nieuwe wereld...
Het gebeurde bij de sluiting van het ‘Heilig Jaar’ in Banneux, waar Maria vereerd wordt als de ‘Maagd der Armen’. De kerk liep stilaan vol; een jonge dame keek gefascineerd naar het grote Mariabeeld. Ze leek wel in extase, zoals Mariette Beco en Bernadette Soubirous dat wellicht ervaren hadden in Banneux en Lourdes. Na de viering zei ze dat ze in Keulen woonde, Rechten studeerde en geregeld naar Banneux kwam.
Toen ik haar antwoordde dat ik getroffen was door haar houding en haar blik, zoals zij naar het Mariabeeld keek, zei ze gewoon: ‘Sie ist doch meine Mutter, meine Mutti!’.
Het zijn in deze coronatijden telkens ontroerende beelden op TV als we een moeder of grootmoeder zien wuiven naar haar kinderen en kleinkinderen, of als kleinkinderen spontaan verklaren dat ze hun grootmoeder ‘zo heel erg missen’.
Meer dan ooit is Maria onze Moeder in de hemel, in deze tijd van ziekte, angst, eenzaamheid, dood … Ook zij heeft dergelijke momenten beleefd.
OVERWEGINGEN VOOR ONDERWEG
In teksten over de kindertijd van Jezus zien we dat Maria, zijn moeder, ook wel een en ander te dragen had.
- De ervaring om nergens welkom te zijn:
Toen Jozef en Maria in Betlehem waren, werd het kind geboren.. Maria wikkelde hem in een doek, en legde hem in een voerbak voor de dieren. Want er was voor hen nergens plaats om te slapen
- De voorspelling van Simeon:
‘Maria, je zult veel verdriet en pijn hebben om je zoon. Maar al die dingen moeten gebeuren. Want zo wordt duidelijk hoe de mensen van binnen echt zijn.’
- De droom van Jozef:
In een droom zei een engel van de Heer tot Jozef: ‘Sta op, je moet met Maria en het kind naar Egypte vluchten.’
- De zoektocht naar Jezus in Jeruzalem:
Na het Joodse Paasfeest gingen Jozef en Maria terug naar huis. Maar Jezus bleef in Jeruzalem zonder dat zijn ouders het wisten. ’s Avonds gingen zijn ouders hem zoeken.
Zien wij raakpunten tussen deze teksten en wat we vandaag zien en beleven?
In een crisis worden de armsten en de zwaksten meestal – nog maar eens – het sterkst getroffen!
Voor de daklozen is het onmogelijk om ‘in hun kot’ te blijven.
Asielzoekers en vluchtelingen kunnen moeilijk verder in hun procedure.
Het werd oorverdovend stil over vluchtelingen die vastzitten aan de grens van Turkije en Griekenland.
En wat met de steun aan landen in Afrika en Zuid-Amerika om Corona te bestrijden?
Oog in oog met de vele kwetsbare – en gekwetste – mensen komen we bij de ‘Maagd der Armen’, zoals Maria zich voorstelde toen zij verscheen in Banneux.
Maria was zelf een ‘arme’ in de Bijbelse zin van het woord: nederig en klein in het besef dat haar leven in Gods handen ligt.
Kleine en eenvoudige mensen voelen zich goed bij Maria, want God lijkt soms zo hoog, zo ver, zo onbereikbaar. Maria staat dichterbij.
De Maagd der Armen houdt haar handen, beschermend, over de hoofden van de kleinen, die bij haar schuilen.
EEN STUKJE EVANGELIE …
Jezus liet zijn blik over zijn leerlingen gaan en zei:
‘Gelukkig u die arm bent, want voor u is het koninkrijk van God.
Gelukkig u die nu honger lijdt, want God zal u verzadigen.
Gelukkig u die nu huilt, want u zult lachen.
EEN BEZINNING VOOR ONDERWEG …
Voor velen zijn deze woorden aanstootgevend. Armoede is een onrecht! Je moet hen dus niet zalig prijzen. Jezus spreekt deze woorden vanuit het bewustzijn dat doorheen zijn – en onze – omgang met hen het Rijk van God aan het licht kan treden.
Arme, hongerige en huilende mensen noemt Hij gelukkig omdat God zich hun lot aantrekt en omdat een leerling van Jezus ook niet anders kan dan bij de armen te staan.
Wie durft zeggen dat het Corona-gebeuren hem niet bang maakt? De beelden van zwaar zieke mensen, oud én jong, het doet ons wel wat. En de ziekte kan plots heel dichtbij komen.
Als angst ons beklemt, mogen we bidden bij Onze-Lieve-Vrouw van Rust. Maria kan ons bange hart rust geven vanuit het vertrouwen dat God ons draagt door alles heen. Want dat heeft Maria zélf ervaren, haar leven lang!
---
OP ZOEK IN DE BIJBEL
Op de terugweg uit Jerusalem vonden Jozef en Maria Jezus na drie dagen. Hij zat in de tempel bij de leraren die daar waren. Maria zei: ‘Jongen, waarom heb je dat gedaan? Je vader en ik waren ongerust. We hebben je overal gezocht! ‘
Jezus antwoordde: ‘Waarom hebben jullie Mij gezocht? Ik moet doen wat mijn Vader bepaald heeft. Dat weten jullie toch? ‘
Zijn moeder bleef nadenken over alles wat er gebeurd was …
---
EEN BEZINNING VOOR ONDERWEG
Dit is de enige plaats in het Evangelie waar Maria zelf zegt dat ze ‘ongerust’ is. Het is een onrust, die we allen begrijpen: omdat ouders van hun kinderen houden, maken ze zich zorgen en zijn ze soms ongerust …
Vertel al stappend jouw ‘onrust’ aan Maria: wat beklemt jou deze dagen?
Misschien gaat het om jezelf, misschien om andere mensen? Noem hun namen…
We mogen ongerust zijn en ons zorgen maken, want dat is gewoon de keerzijde van ‘liefde’.
Angst en onrust verengen onze blik en benauwen ons hart.
LATEN WE DAAROM PROBEREN RUIMER TE KIJKEN –
MET GODS OGEN ALS HET WARE
Laten we voor ogen houden:
‘God houdt van zijn mensen; Hij is met ons begaan, in elke omstandigheid’
Brengt dit rust in je gemoed?
En vergeten we ook niet: ‘Mensen zijn er om van elkaar te houden’.
Helpt deze oproep je om innerlijke vrede te vinden?
En naast haar zag hij de leerling van wie hij veel hield.
Toen zei Jezus tegen zijn moeder: ‘Hij is uw zoon’.
En tegen zijn leerling zei hij: ‘Zij is nu jouw moeder’.
HET VERHAAL ACHTER DE NAAM …
Mijn zoon was al meer dan een maand op de sukkel. In het ziekenhuis vindt men een virale infectie – welke weten ze niet – die zijn organen aantastte. Op 18 maart wordt hij met spoed opgenomen. Gelukkig test hij negatief voor corona, want dat zou hij niet overleven…
Ik zat thuis en het groot monster ‘ALLEEN’ maakte zich weer meester van mij. Tranen en nog eens tranen. Met wie kon ik erover praten?
Bidden? Ook dat lukte niet. Of toch. Ik was naar bed gegaan om … ja, weet ik waarom? Ik probeerde te bidden. Enkel een Weesgegroet kon ik over mijn lippen krijgen … Ik vond daar geen verklaring voor. Nu denk ik dat alleen de woorden van het Weesgegroet zacht genoeg waren. Daarom noem ik haar: ‘Maria, Moeder van de Tederheid!’
De iconografie kent een ‘Maria van de Tederheid’, wang tegen wang met Jezus. Wij zijn als dit Jezuskind, dat door Maria teder wordt aangeraakt. Haar zachte hart wordt geraakt door ons woordeloos gebed. Zij bidt met ons mee en vertrouwt onze zorgen toe aan God...
Maria, Moeder van de tederheid, bid voor de mensen die willen bidden, maar de woorden niet vinden…
BEZINNING VOOR ONDERWEG
Toen Maria de boodschap kreeg dat ze zwanger was en ook haar nicht Elisabeth een kindje verwachtte, vertrok Maria onmiddellijk naar haar nicht. Elisabeth was reeds op leeftijd en misschien kon ze de hulp van Maria wel gebruiken.
Zo vaak moest Maria woorden en pijn in haar hart bewaren. Ze vroeg niet om uitleg.
Toen Maria alleen en met heel veel pijn onder het kruis stond wilde Jezus zijn moeder helpen. Hij voelde ook haar pijn.
Heb jij wel eens ervaren dat je niet alleen staat met je pijn en echt wel op de hulp van Maria kon rekenen?
Maria, stil en ingetogen sta je daar.
Je blik wat terneergeslagen.
Het is een glans van rust en vrede die jou omringt.
Het lijkt of je hart me wenkt om mee in te keren,
naar die rijke weg binnenin.
Je straalt zoveel liefde uit,
zoveel beminnelijkheid, zonder woorden.
Jij bent het die dat goddelijk kind in je schoot hebt gedragen.
Onze Lieve Vrouw der Eenzaamheid is een afbeelding van Maria op Stille Zaterdag. Net zoals Jezus bidt Maria: ‘God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten!’…
Hier wordt waarheid wat Simeon voorspelde, toen Jezus in de tempel aan God werd opgedragen:
‘Maria, jij zal veel verdriet en pijn hebben om je zoon.
Maar al die dingen moeten gebeuren.
Want zo wordt duidelijk hoe de mensen van binnen echt zijn.’
HET VERHAAL ACHTER DE NAAM ...
Jezuïet Jan Stuyt liep altijd aan dit beeld bij hem in de straat voorbij, totdat corona om de hoek kwam kijken. Hij getuigt:
Honderd meter van onze voordeur in Antwerpen hangt al jaren een Mariabeeld aan de gevel met de eigenaardige titel ‘Onze Lieve Vrouw der Eenzaamheid’.
Ik kom ongeveer iedere dag langs dit beeld en ging er altijd zonder nadenken voorbij: er hangen hier in het Centrum van Antwerpen zó veel Maria’s aan de gevel dat deze er ook nog wel bij kan. Maar gisteren werd ik erdoor getroffen: wat een toepasselijke naam!
In deze dagen van coronavirus is dat een titel van Maria die mij troost: Onze Lieve Vrouw van de Eenzaamheid. Maria van de eenzame mensen.
Tussen het beeld en ons huis is de ingang van een groot woon-zorgcentrum, Onze Lieve Vrouw van Antwerpen. Op de deuren hangen papieren: ‘GEEN BEZOEK, ingang door de garage, besmettingsgevaar!’ Jij mag er niet in, en zij mogen er nauwelijks uit. Wat een verdriet zit daarachter en wat een eenzaamheid, hoe begrijpelijk en verstandig die maatregelen ook zijn.
Onze Lieve Vrouw der Eenzaamheid,
bid met ons voor al die eenzame mensen,
die wij in deze dagen niet kunnen bereiken.
Het trof jou, Maria,
dat je Zoon Jezus jou op een dag verliet
en eenzaam achterliet.
Jij leed er ook onder dat velen Hem niet begrepen,
dat vooraanstaanden van het volk
Hem veroordeelden en lieten kruisigen.
In dat lijden voelde jij je alleen en verlaten …
Maria, jij begrijpt ons als eenzaamheid ons zwaar valt.
Help ons die momenten van eenzaamheid doorworstelen
Twee mensen gaan naar Emmaüs, ze gaan weg uit Jeruzalem, omdat daar hun hoop aan stukken is geslagen. Een eindweegs gaat een vreemde met hen mee, die hun alles leert verstaan, die met hen het brood breekt en zijn eigen leven deelt. Dan gaan hun ogen open: hoewel gekruisigd, is Hij de Levende …
Zo zijn ook wij op weg, ons leven lang, ook onze hoop kan stukgeslagen zijn, tot iemand met ons meegaat, en met ons zijn brood, zijn eigen leven deelt.
Dan kunnen ook onze ogen open gaan, en kunnen wij gaandeweg leren verstaan: hoewel gekruisigd is Hij de Levende.
Daarop trad Petrus naar voren en sprak de menigte toe:
‘Israëlieten, luister naar wat ik u zeg:
Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden.
Deze Jezus hebt u door heidenen laten kruisigen en doden.
God heeft hem echter tot leven gewekt.’
(Handelingen 2,14.22-23)
Terwijl ze met elkaar in discussie waren,
voegde Jezus zelf zich bij hen en liep met hen mee.
Maar hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen.
…
Toen zei hij tegen hen:
‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip?
Moest de messias al dat lijden niet ondergaan?’
Daarna verklaarde hij hun
wat er in al de Schriften over hem geschreven stond.
(Lucas 24,15-16 en 25-27)
EMMAÜS OP ONZE WEG
De ontgoochelde Emmaüsgangers passen helemaal in de wereld van vandaag. Maar vandaag zouden Kléopas en zijn metgezel verpleegkundigen kunnen zijn die doodvermoeid naar huis gaan, diepbedroefd omdat er, ondanks hun inzet, weer enkele patiënten overleden zijn. Of het zouden mannen kunnen zijn die hun dementerende moeder in het woonzorgcentrum niet meer mogen bezoeken. Of geneesheren die coronazieken niet kunnen helpen. Of arbeiders en bedienden vol zorgen omdat ze hun schulden niet kunnen afbetalen wegens werkloos. Of ondernemers die hun bedrijf van vandaag op morgen hebben moeten sluiten. Of leerlingen die niet naar school kunnen, en gefrustreerde leerkrachten die thuis van miserie op hun nagels zitten te bijten. Of twee van de miljoenen mensen die in veel landen ineens geen inkomen meer hebben, en die zo arm zijn dat ze niet weten of ze morgen eten zullen hebben voor hun gezin.
Want Emmaüsgangers zijn er niet alleen vandaag, ze zijn er elke dag. Met honderden miljoenen zijn ze in een wereld waarin presidenten en regeringsleiders narcistische populisten zijn vol leugens, bedrog en eigenbelang, en geen leiders die zich oprecht inzetten voor het volk, zeker voor het arme, het kansarme, het verdrongen volk. En anders dan met de Emmaüsgangers in het evangelie loopt Jezus niet zelf met mee met de Emmaüsgangers van vandaag, maar vraagt Hij aan ons dat wij dat wel zouden doen. Niet alleen aan ons vraagt Hij dat, maar aan heel zijn Kerk, zeker in deze moeilijke dagen van geen contact, geen samenkomen, maar wegblijven van elkaar, afstand houden.
Meer dan waarschijnlijk hebben we zelf al de gevolgen en de gevaren van die verplichtingen ondervonden. Het gevaar van onverschilligheid, van gewoontes die een maatschappij kapot maken. Gewoontes als alleen zijn, ieder voor zich, met alleen maar aandacht voor zichzelf, met angst om besmet te worden door anderen, zodat je op de duur niets meer durft doen dat niet direct voor jezelf is, en dat je iemand nog nauwelijks durft groeten. En voor ons, christenen, komen de lege kerken daar nog bij. De kerken zonder vieringen, zonder samen bidden, samen ons geloof belijden, ons samen inzetten voor armen, zieken, eenzamen, mensen in nood.
Wellicht zegt Jezus daarom ook tegen ons dat we traag zijn van hart in ons geloof. Hij zegt niet dat we traag zijn van verstand, maar van hart. Want geloven is niet begrijpen wat Jezus zegt, maar doen wat Hij zegt. Geloven is dus geen standpunt van het verstand, maar een doen van het hart. Dat hadden de Emmaüsgangers ook niet begrepen. ‘Wij leefden in de hoop dat de Messias degene zou zijn die Israël zou verlossen’, zeggen ze, en daarmee is eigenlijk alles gezegd. Ze zagen in Jezus dus niet Gods Zoon van liefde en vrede, maar de militaire held die Israël van de Romeinen zou bevrijden. ‘O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben. Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?’, brengt Jezus daartegen in.
Misschien moeten ook wij dat lijden leren dragen. Dat lijden dat de mens tot het inzicht brengt dat hij niet oppermachtig, niet alleswetend, niet onfeilbaar is. Integendeel, dat hij zo zwak is dat hij niet eens bestand is tegen een eenvoudig virus. Misschien zal dit de mens opnieuw nederig maken, en zal hij niet langer over de wereld willen heersen. Misschien zal hij in zijn kwetsbaarheid niet langer andere volkeren willen overheersen, uitbuiten, onderdrukken, maar vreedzaam willen samenleven met hen.
Er is iets heel merkwaardigs in het Emmaüsverhaal, en dat is dat de leerlingen Jezus niet herkennen, hoewel Hij lichamelijk bij hen aanwezig was. Pas bij het breken van het brood herkennen ze Hem. Herkennen wij Hem in de mensen die met ons door het leven gaan? Of zijn we even blind als de Emmaüsgangers? Blind voor de liefde en vrede die Jezus van ons vraagt. Want dat is de diepgang van het breken van het brood dat ook vandaag het teken is van Jezus’ aanwezigheid onder ons. Momenteel kunnen we dat breken niet fysiek meemaken, want de kerken zijn gesloten, maar Jezus zegt ook buiten de kerk: Blijf dit doen om Mij te gedenken. We weten dat die opdracht inhoudt dat we er zijn voor onze medemensen, vol liefde en vrede, vol barmhartigheid en inzet voor mensen in nood. Dat we breken en delen in heel ons doen en denken. Laten we dat zeker niet vergeten tijdens deze wereldcrisis. Laten we dus niet traag van hart zijn in ons geloof, maar vol geloof, hoop en liefde meegaan op de weg van de Heer. Amen.
Enkele dagen na de kruisiging waren de leerlingen bijeen, angstig, onzeker en vertwijfeld … want het leven ging gewoon verder, en zij waren vrienden van de Gekruisigde en zaten daarmee niet echt in goede papieren. Zij waren een paar jaar op weg geweest en hadden meegeheuld met die herrieschopper die het lieve leventje een duchtig op zijn kop wilde zetten. Openlijk had hij opruiende taal gesproken en voortdurend conflicten gehad met de schriftgeleerden, de oudsten, de farizeeën, kortom de gevestigde orde. Maar ’t zaakje was opgelost nu, hij was uit de weg geruimd. Als openlijke sympathisanten van die oproerkraaier, die nu definitief van de baan was, konden ze er beter voorstaan. En zo zitten zij daar samen, verslagen en bang afwachtend.
Plots staat Jezus in hun midden en schenkt hun zijn vrede, zijn vreugde, zijn Geest. Thomas is er niet bij … en kan het allemaal niet geloven. Of beter: kan niet geloven.
Een week geleden was het Pasen, en wij zijn hier ook weer bijeen. Het feest lijkt al veraf en het leven gaat gewoon verder. Maar ook hier staat Jezus in ons midden, en schenkt ons zijn vrede, zijn vreugde, zijn Geest, als wij ontvankelijk zijn en geloven.
We zien Hem niet … maar kunnen wij geloven? We lijken immers nog zozeer op Thomas, onze zielsgelijke,
Allen die het geloof hadden aanvaard,
bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk.
Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst
onder degenen die iets nodig hadden.
Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel,
braken het brood bij elkaar thuis
en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.
(Handelingen 2, 44-46)
Op de avond van die eerste dag van de week
waren de leerlingen bij elkaar.
Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus.
Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!'
Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
…
Thomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd,
was er niet bij toen Jezus kwam.
De andere leerlingen vertelden hem: `We hebben de Heer gezien.'
Maar hij zei:
`Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin;
ik wil ze met mijn vingers voelen.
Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen.
Anders geloof ik niet.
(Johannes 20, 19-20 en 24-25)
‘THOMAS, MIJN ZIELSGELIJKE …’
Thomas lijkt wel heel diep in ons hart te wonen, soms dieper dan Jezus zelf. Argwaan, wantrouwen en ongeloof domineren zo dikwijls onze omgang met anderen. We zijn vaak geneigd om de bedoelingen van mensen verkeerd uit te leggen, als zij in openheid, goedheid en liefde naar ons toekomen. We vinden wel een middel om hun woorden en daden, hoe goed ze ook zijn, anders uit te leggen. We geloven zo moeilijk in wat mooi is. De aarzeling om geloof en vertrouwen te schenken blijft niet beperkt tot de godsdienst. Zou het zijn omdat we zelf soms niet zo betrouwbaar zijn? Lukt het ons niet om in de nieuwe mens en het nieuwe leven te geloven, omdat wij nog zo gevangen zitten in het kwaad van de oude mens, de mens, die niet verlost is?
Argwaan, wantrouwen en ongeloof werken verstikkend. Zelfs Jezus kon in Kafarnaüm geen wonderen doen, omdat de mensen niet in Hem geloofden, en in Hem alleen maar de zoon van de timmerman zagen. Geloof en vertrouwen echter wekken iemand tot leven en laten hem openbloeien.
Thomas, op die eerste paasdag, wilde niet geloven in het wonder van de nieuwe mens, de Jezus die verrezen was. Hij geloofde slechts toen hij met eigen ogen de wonden zag in handen, voeten, zijde … maar toen viel Hij wel in aanbidding neer: ‘Mijn Heer en mijn God’. En hij werd een ander mens. De traditie vertelt dat hij naar het Oosten trok, tot in het verre India … om daar te gaan getuigen van het nieuwe leven en de nieuwe, verrezen mens.
Vandaag zien wij diezelfde wonden van de Heer in zoveel mensen, hier en elders, mensen, die vertrapt, uitgestoten, misbruikt worden. Wonden, die voortvloeien uit wantrouwen, ongeloof, onverschilligheid en onrecht. En wij kennen de wegen ten leven: geloof en vertrouwen, vriendschap, verbondenheid en gerechtigheid. Maar vallen wij ook op de knieën, en zeggen wij net als Thomas: ‘Mijn Heer en mijn God?’ En worden wij ook nieuwe mensen, die getuigen? Persoonlijk en als kerk?
Ik hield mijn handen op zijn wond zocht naar bewijs van leven mijn ongeloof gaf hier geen pas maar eenmaal dit gedaan ontdekte ik dat hier niet hij maar ik... de echte dode was
toen hij me in mijn ogen keek en ik voor deze God bezweek sprak hij geen oordeel uit maar schonk voor mij een goed glas wijn en brak voor mij het brood en sprak... "laat mij toch in je zijn
ik weet hoe jij je voelt en wat voor kilheid je omgeeft want ik ben zelf ook dood geweest maar nu niet meer... ik leef"
leg dus gerust je hand maar hier en vind je zo verlangd bewijs ik weet, je ongeloof geeft hier geen pas maar ik wil graag met je op reis
In die tijd zag Jezus een man die al vanaf zijn geboorte blind was. Hij spuwde op de grond, maakte wat slijk van zand en speeksel en streek dat op de ogen van de blinde. Daarna zei Hij tegen hem: `Vooruit, ga u wassen in de vijver van Siloam.' De man ging ernaartoe, waste zich en kwam ziende terug.
(Johannes 9,1.6 en 7)
Vandaag wordt ons – in de genezing van een blinde mens – getoond dat Jezus ‘het Licht voor de wereld’ is. Waar mensen gevangen zitten in duisternis – kwaad, onderdrukking, misbruik, eigenwaan of wat dan ook – daar wil Hij Licht brengen en een weg tonen.
Bovendien ga je alles anders zien wanneer je naar jezelf, de medemens en de wereld kijkt ‘in het licht van het evangelie’. Je ziet hetzelfde, maar je ziet het op een andere wijze en dit verandert je leven
De farizeeën richtten zich nadien opnieuw tot de blinde: `Wat denk jij ervan? Hij heeft toch je ogen geopend!' `Dat Hij een profeet is', antwoordde hij.
Toen voeren ze tegen hem uit: ‘In zonden ben je geboren, zo groot als je bent, en jij wilt ons de les lezen?’ En ze wierpen hem buiten.
(Johannes 9,17 en 34)
De Farizeeën kelderen de blinde man; ze schelden en schimpen, en menen zo groot te worden. Het toont alleen hun eigen trieste kleinheid. En het werkt als een boemerang: hun misprijzen keert terug op henzelf. Niet de blinde mens wordt afgebroken, zelf worden zij zielige schepsels! Hun verstokte eigenwaan maakt hen ziende blind en zo blijven zij gevangen in zichzelf. Zij zien niet hoeveel ruimer, hoeveel mooier de ware wereld is!
Hoe anders is de blinde! Open en zonder vooroordelen! Hij moest al zoveel opgeven dat hij niet meer vol is van zichzelf. Zijn nederigheid maakt hem groot.
Hoe anders ook is Jezus zelf. Hij merkt die kleine mens op, misprezen, uitgesloten, verschopt. Meteen ziet hij zijn leed en gaat Hij mede lijden.
Hij zwijgt ook niet voor de valsheid van de Farizeeën. Zonder enige vrees ontmaskert hij de leugen van de wereld, de leugen van de groten, de leugen van de opgeblazen eigenwaan.
Daarom kunnen wij alleen maar danken, en wij bidden:
Heer Jezus, wees Gij zelf het Licht vóór onze ogen, wees ook het Licht in onze ogen.
of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.
Aan de Ariadnedraad van dit antwoord
voortgeleid door het labyrint van het leven,
bereikte ik een tijd en een plaats waarop ik besefte
dat deze weg naar een triomf voert die ondergang is,
dat de prijs die je ontvang
voor de inzet van je eigen leven smaad is,
en dat de diepte van de vernedering
de enige verheffing is
die voor de mens mogelijk is.
Daarna had het woord ‘moed’
voor mij zijn zin verloren,
omdat niets me meer ontnomen kon worden.
Verder op de weg leerde ik
stap voor stap, woord voor woord,
dat achter iedere zin van de held van het evangelie
een mens staat en de ervaring van een mens.
Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan,
en achter de belofte om hem te ledigen.
Ook achter ieder woord op het kruis.’
(Dag Hammarskjöld: ‘Merkstenen’, p. 200)
Nota:
Dag Hammarskjöld (1905-1961), een Zweeds economist, auteur en diplomaat was secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 10 april 1953 tot 18 september 1961. Op die laatste datum stierf hij als gevolg van een ‘verdacht vliegtuigongeluk’ tijdens zijn vredesmissie in Congo. Hammarskjöld kreeg in 1961 postuum de Nobelprijs voor de Vrede. Later noemde John F. Kennedy hem ‘de grootste staatsman van onze eeuw’.
Ook op deze tweede vastenzondag raken de lezingen de diepe kern van ons leven. ‘Trek weg uit uw land’, zegt God tot Abram …. Laat achter wat je voorheen gevangen hield, en ga op tocht naar een nieuw land, een nieuw en ander leven.
Eeuwen later mogen drie leerlingen op de berg Tabor, een glimp opvangen van de beloofde heerlijkheid in dit nieuwe land. ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn, ik zal hier drie tenten opslaan’, is de spontane verzuchting van Petrus: ‘Laten wij hier blijven in dit nieuwe land.’
Maar even later is dit visioen van licht alweer verdwenen …
De HEER zei tegen Abram:
‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis,
naar het land dat Ik u zal aanwijzen.
Ik zal u zegenen en uw naam groot maken,
zodat u een zegen zult zijn.
(Genesis 12,1-2)
Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken
dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden
door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden,
en dat hij gedood zou worden,
maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt.
---
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes
met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren.
Voor hun ogen veranderde hij van gedaante,
zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht.
---
Toen ze van de berg afdaalden, gebood Jezus hun:
‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien
voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’
En Hij herhaalde nogmaals:
‘Door hun toedoen zal de Mensenzoon veel moeten lijden.’
(Matteüs 16,21 en 17,1-9.12 - gedeeltelijk)
‘Onderweg … even een glimp’
Abram en de eerste leerlingen leren veel over onszelf. 1800 voor Christus. Abram leeft zijn veilig leventje, thuis bij vader en moeder. Zijn familie heeft het goed en hij zal zelf zijn toekomst ook wel maken, met macht en geld en aanzien. Men zal met ontzag over hem spreken. Hij heeft Gods roep nog niet gehoord en is nog niet wakker geschud. Alles draait nog rond zijn eigen ikje. God heeft nog niet gesproken.
En dan is er die stem van God ‘Trek weg uit uw land’. Laat alles achter waar je vroeger voor leefde en zoek een hoger doel. Een horizon, die weidser is, ligt voor jou open. God wenkt met zijn belofte, en Abram trekt op weg. Zo ging het ook met de eerste leerlingen: een simpel woord van Jezus: ‘Volg mij’, en ook zij trokken op weg.
Abram, de leerlingen en zoveel mensen zijn ooit op weg gegaan, alleen gesteund door Gods belofte, alleen gevoed door Hem, in de stilte van hun gebed. Wittebroodsweken leken het eerst. Pas later kwam de loden hitte van de middag, het leed, het onbegrip, de tegenstand, de eenzaamheid.
Elk ideaal eist zijn tol en kost zijn prijs. Zo was het voor Abram, zo was het voor de leerlingen, zo is het voor elke mens, die luistert naar Gods lokroep. Zo was het zelfs voor Jezus zelf: ook Hij zegt dat Hij veel zal moeten lijden.
En soms is er een glimp van de beloofde zaligheid, een adempauze die in staat stelt om vol te houden. Even vertoef je op de berg, waar je graag zou blijven: ’Heer, het is goed dat wij hier zijn. Ik zal hier drie tenten opslaan.’
Maar de weg loopt verder door het dal, het beloofde land verdwijnt weer achter de einder: ‘Ze keken op en zagen niemand meer.’ Mozes en Elia en Jezus in stralende gedaante, ze zijn uit het gezicht verdwenen.
Nog jaren duurden de omzwervingen van Abram naar het beloofde land, nog maanden ook was Jezus met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem, en ook zo lang kan onze eigen tocht nog lijken. Wij blijven altijd mensen onderweg, altijd op weg naar de volkomen vervulling van een levenslange hoop.
De trouw aan een ideaal is zelden lichtlopend. Meestal groeit zij moeizaam, in de stilte van een soms vertwijfelde ontmoeting met God. Bidden wij daarom met Kardinaal Newman: ‘Richt gij mijn schreden, Heer, ik vraag u niet de horizon te zien: één stap is mij genoeg.’
Voor een kort ‘ten geleide’ hierbij kunnen we te rade gaan bij Geert Mortier, die een lezenswaardig ‘In Memoriam’ schreef over Bieke Vandekerckhove (1969-2015), ‘monnik in de wereld, zenleraar, auteur’.
‘Het Leven werd haar geschonken op 29 juli 1969. Met enthousiasme heeft ze geleefd. De smaak van stilte was haar lief. Na 27 jaar leven met ALS werd op 7 september 2015 haar leven gezalfd, toegewijd en toevertrouwd aan het grote Mysterie van leven en dood, aan haar God.’
In dit ‘In Memoriam’ lezen we dit zinnetje dat de weg opent naar een beter verstaan van dit enigmatische gedicht van Martinus Nijhoff:
‘HERINNERING IS DE WEG VOORUIT’
Van Bieke Vandekerckhove zelf mogen deze woorden ons bijblijven:
‘Tot slot wil ik een hartstochtelijk pleidooi houden om de hemelpoorten (wat dat ook is) open te houden. Ik geloof dat de intensiteit en de vrijheid van ons leven afhankelijk zijn van het feit of de ruimte boven ons open of gesloten is. Ik kan mijn leven niet uithouden zonder die opening op een ongrijpbare overkant. Maar open wil zeggen, open. Ik verdraag niet dat die open ruimte ingevuld wordt. Ze moet leeg blijven, maar wel open. Simone Weil verwoordt het als volgt: ‘het belangrijkste is dat het denken leeg moet zijn, afwachtend, maar zonder ergens naar op zoek te zijn, en ondertussen open te staan om datgene wat binnen zal dringen in zijn naakte waarheid te ontvangen.’
Bieke Vandekerckhove, De smaak van stilte, 30-31.
(Dit citaat werd ontleend aan: ‘De morgen komt’ de 40-dagenretraite 2020 van ignatiaansbidden.org )
Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd – onze tocht naar Pasen – worden we geconfronteerd met de verlatenheid van de woestijn. Helemaal alleen gaat Jezus er de strijd aan met negatieve krachten. Die strijd resulteert in een definitieve levenskeuze: Hij wil zijn leven ten dienste stellen van de mensen, van God.
Zijn dorre woestijnervaring is een leidraad voor ons leven: elke vasten roept ons op om in geestelijke vrijheid uit te groeien tot de mens, die God voor ogen had, toen Hij ons schiep naar zijn beeld en gelijkenis, los van alles wat ons dag aan dag gevangen houdt, los van al wat ballast is voor een schoonmenselijke ontplooiing.
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ zei de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’
‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
(Uit Genesis 3)
In die tijd werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden.
De beproever kwam naar Hem toe en zei: `Als U de Zoon van God bent, zeg dan dat deze stenen brood worden.'
Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op de rand van de tempel, en zei: `Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden.
Weer nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet Hem alle koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht, en zei: `Dit alles zal ik U geven, als U voor mij in aanbidding neervalt.'
(Uit Matteüs 4,1-11)
OVER EDEN EN HEDEN …
Het verhaal van Adam en Eva in de tuin van Eden is zoals het verhaal van onze kindertijd. De tijd dat we het verschil tussen goed en kwaad nog niet kenden. De tijd dat het leven verrukkelijk was, en dat we nog zo heerlijk naïef waren dat we ons geen ander leven konden voorstellen. De tijd dat het leven het aards paradijs was. Maar het was een paradijs dat niet bleef duren. We raakten het kwijt, zoals we ook onze onschuld en onze naïviteit kwijtraakten, en we kwamen terecht in de uitdagingen van de realiteit van het leven, en soms ook in de dorre woestijn van tegenslag, mislukking, ontrouw, ziekte en dood. En zoals we zien om ons heen kan die woestijn ook veel andere vormen aannemen: bedrog, verslaving aan drugs, aan drank, aan bezit, aan rijkdom, aan geweld. En vandaag verslaving aan smartphone, Facebook, Instagram en nog zoveel meer zogenaamd sociale media.
Maar hoe dan ook, weg was en is het aards paradijs. Zoals het weg was voor Adam en Eva, en waarom? Omdat ze zelf god wilden spelen. Nochtans had God hun een heerlijk leven geschonken: Hij gaf hun de tuin van Eden met aanlokkelijke bomen en heerlijke vruchten die ze naar hartenlust konden plukken. Ze moesten alleen maar afblijven van de boom van het leven en van de kennis van goed en kwaad. Maar toen lieten ze zich domweg ompraten door de duivel. Die moest niet eens veel moeite doen, want ze wilden zelf baas spelen over het leven, en ze wilden zelf bepalen wat goed en wat kwaad was.
We zien wat dit teweeggebracht heeft. Velen willen niet alleen heersen over hun eigen leven, maar ook over dat van hun medemensen. En ook velen bepalen zelf wat goed en wat kwaad is. Goed is wat in hun voordeel speelt, wat hen rijk maakt, wat hen machtig maakt. Kwaad is wat anderen machtiger, rijker, succesvoller, gezonder maakt dan zij zijn.
Velen zijn ook iets heel belangrijks vergeten. Beter gezegd; ze willen niet denken aan de woorden die we hoorden in de eerste lezing, namelijk dat ‘God de Heer de mens boetseerde uit stof van de aarde genomen, en hem de levensadem in de neus blies.’ Op Aswoensdag werden we daar uitdrukkelijk aan herinnerd: ‘Bedenk dat ge van stof zijt en tot stof zult wederkeren’, klonk het. Want zo is het: we zijn van stof gemaakt, en tot stof zullen we wederkeren. En daar willen velen absoluut niet aan denken, want dat houdt in dat de mens geen baas kan zijn over het leven. Hij is immers slechts van stof gemaakt. En niet hijzelf, maar God heeft hem het leven ingeblazen.
Maar God heeft de mens niet zomaar het leven ingeblazen, nee, Hij boetseerde hem naar zijn beeld en gelijkenis, en als we leven naar dat beeld en die gelijkenis, kunnen we leven in het aards paradijs. Maar dan moeten we kunnen en willen ontsnappen aan de bekoringen van de duivel. De bekoringen van alleen voor onszelf te leven, van te heersen over de aarde en over onze medemensen, van rijk en machtig te zijn, van te genieten zonder einde en zonder ons iets aan te trekken van anderen en nog minder van de gezondheid van de aarde.
Velen voelen zich daar helemaal niet toe aangesproken, want dat vergt inzet, liefde, vrede. Terwijl velen juist volledig vrij willen zijn, zeker vrij van een God die boven hen staat. De werkelijkheid leert ons echter dat de wereld er niet beter op geworden is sinds zovelen kiezen voor een wereld zonder God. Een wereld die overheerst wordt door technologie, waanzinnige bewapening, een vervuilde natuur en een verziekt milieu. Een wereld waar niet God, maar heerszucht, rijkdom, uitbuiting, geweld, terrorisme worden aanbeden.
Zusters en broeders, laten wij niet meebouwen aan zo’n wereld. Laten we nee zeggen tegen de verleiding van macht, rijkdom en zelfverheerlijking. Jezus had geen enkele moeite om nee te zeggen toen de duivel Hem wilde verleiden. We zijn christenen, dus laten we ons spiegelen aan Jezus, zodat we ons echt inzetten voor het Rijk van God op aarde, want dat Rijk is de tuin van Eden waar het voor alle mensen heerlijk is om te wonen.
Door heel de geschiedenis heen zijn er mensen geweest, wakkere geesten – profeten, psalmdichters – die aanzeggen dat de morgen komt. De morgen van bevrijding, van vrede en gerechtigheid. Als wachtposten tasten zij met hun zintuigen het donker af, speurend naar licht, in afwachting van de morgen. Wanneer die morgen komt weet niemand, alleen dát hij komt. Die belofte doet hen voortgaan en richt hun verlangen. In deze retraite kijken we met hen mee, zij nemen ons bij de hand. ‘Wees wakker en waakzaam, zeggen ze, opdat het moment je niet ontgaat. Verkijk je niet op het duister. En laat het gebed je voeden tijdens je wacht.’ Net als de wachters daal je af in jezelf, in je binnenste, tot de bodem van jouw bestaan waar je echt bent en transparant, ontdaan van verhullingen. Waar ruimte is voor God om aanwezig te komen en jij mag naderen voor Gods vriendelijke ogen en kunt afstemmen op zijn aanwezigheid. De psalmdichter noemt de diepte van het bestaan de plaats waar de nood van de wereld en van al die enkelingen stem krijgt voor de Eeuwige in verlangen en gemis. Ik sluit me aan in mijn gebed met mijn vragen en het verlangen dat in mij leeft. ‘Uit de diepte roep ik tot U, God.’
(Judith van der Werf)
'De morgen komt' is de titel van de 40-dagenretraite 2020 van ignatiaansbidden.org.
Judith van der Werf schreef de retraite. Een primeur, ze is de eerste protestant en de eerste vrouw die dat deed.