Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
05-05-2012
ZONDAG 6 MEI 2012
5de PAASZONDAG B – 6 MEI 2012
‘WIE MET MIJ VERBONDEN BLIJFT’
‘Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en ik,’ en ‘Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht’. Zo spreekt Jezus vandaag tot ons in het evangelie.
Met Hem verbonden blijven, zoals de ranken met de wijnstok, en zijn woorden blijvend in ons laten wonen, daar gaat het om. Het volstaat niet om Zijn boodschap even te beluisteren, ’s zondags in de kerk, en er dan – de duur van een ademtocht – ontroerd door te worden. Het komt erop aan om de woorden van Hem, die het Woord is, diep te laten doordringen, wortel te laten schieten in ons hart en ze als het ware tot onze innigste, diepste, nieuwe natuur te laten openbloeien: onszelf laten kneden naar en door de woorden van het Woord.
Zo worden we ten volle zijn leerlingen en mogen we de vreugde smaken van de Blijde Boodschap, een leven – nu reeds – in het eigen Rijk van God. Want, zoals Hij vlak vóór zijn dood nog zei: ‘geen dienaren noem ik jullie, maar jullie heb ik vrienden genoemd.’
Jezus zei tot zijn leerlingen:Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Als een van mijn ranken geen vrucht draagt, snoeit Hij die weg. En als een rank wel vrucht draagt, snoeit Hij die bij, zodat ze gezuiverd wordt en nog rijkelijker vrucht draagt.
Jullie zijn al gezuiverd door het woord dat Ik jullie verkondigd heb. Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en Ik, want zoals een rank geen vrucht kan dragen uit eigen kracht, maar alleen als ze verbonden blijft met de wijnstok, zo kunnen ook jullie geen vrucht dragen als je niet met Mij verbonden blijft.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht, want los van Mij kunnen jullie niets.
Wie niet met Mij verbonden blijft, wordt weggegooid als een wijnrank: ze verdorren, men haalt ze bijeen en gooit ze in het vuur, waar ze verbranden.
Als jullie met Mij verbonden blijven en mijn woorden in jullie blijven, vraag dan wat je wilt, en het valt je ten deel.
Mijn Vader wordt verheerlijkt wanneer jullie rijkelijk vrucht dragen en jullie je mijn leerlingen betonen.
(Johannes 15,1-8)
‘LEVEN VAN ZIJN LEVEN’
We werden allen opgevoed in grote eerbied en ontzag voor de almachtige God, hoog verheven in de hemel, ver boven ons, mensjes van niemendal. Zo hebben wij tot God gebeden, vele en vele keren, en telkens weer hebben we ons klein, hulpeloos en nietig gevoeld. Het is een houding die passend is, maar evenzeer is het maar één kant van het hele verhaal.
Als God zo ver BOVEN ons, kleine mensen, staat, als Hij zo ver BOVEN ons leven staat, komt Hij ook vlug BUITEN ons leven te staan. Hij is dan te groot en te ver, ongenaakbaar en onbereikbaar. HIJ woont in de coulissen van zijn hoge hemel, en WIJ leven, even maar, op het kleine podium van dit stukje aarde.
GOD ZIJ DANK is er méér, GOD ZIJ DANK is er Jezus, en GOD ZIJ DANK mochten wij op onze levensweg Jezus ontmoeten,in bezinning en gebed, in gewone ervaringen van ons leven, en bovenal in het evangelie.
En HIJ, Jezus, sprak ons – ook vandaag – van een wijnstok: Zie, zei Hij, zo dicht zijn wij bij elkaar, als ranken met de stam verbonden. Zo ben Ik één met de Vader, zo ben Ik in de Vader. Zo ben Ik één met jullie, zo LEEF Ik ook in jullie. Evenzeer als het sap van de stam ook het sap van de ranken wordt. Evenzeer als het leven van de stam ook het leven van de ranken wordt.
Zo heeft Hij het zelf gewild: God kan niet zonder de mensen. Hij leeft zich uit in zijn mensen zolang Hij hun leven mag geven, zo lang Hij hun leven mag zijn.
Geloven is niet alleen: klein staan voor God. Geloven is ook groeien en groter worden omdat wij Hem in ons laten werken, omdat wij ons door Hem laten snoeien.
De vruchten van onze gegevenheid zijn op Zijn overgave geënt.
Vandaag viert de Kerk ‘roepingenzondag’, met het evangelie van de Goede Herder, die zijn schapen kent en ervan houdt. De schapen vertrouwen hem dan ook en luisteren naar zijn stem.
Elke roeping begint bij Jezus, die op vele wijzen tot ons hart spreekt. Naar Hem hebben we geluisterd, naar Hem blijven we luisteren.
Zijn vraag om zijn boodschap uit te dragen is van alle tijden en nodigt ons uit tot toewijding en overgave.
In die tijd zei Jezus: ‘Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar een huurling, geen echte herder dus, als die een wolf ziet komen, laat hij de schapen in de steek en gaat ervandoor – het zijn immers zijn eigen schapen niet! – en de wolf overvalt ze en drijft ze uiteen. Hij is immers een huurling en bekommert zich niet om de schapen.
Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen.
Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapskooi komen. Ook voor hen moet Ik een herder zijn: ze zullen luisteren naar mijn stem. Zo wordt het: één kudde met één herder.
Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het daarna weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, Ik geef het uit eigen vrije wil. Daartoe immers heb Ik de macht, zowel om het te geven als om het terug te nemen.
Dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.’
(Johannes 10,11-18)
‘Herder of huurling’
Vandaag de dag is de herder uit ons straatbeeld verdwenen, zelfs op het platteland, zoals we dat vroeger kenden. Een herder, die met zijn kudde langs kalme wegen trekt, het is van een andere tijd, wereldvreemd in een landschap met havens, industrie en snelwegen.
Maar de betekenis van de vergelijking is niet verouderd of verdwenen. Ook vandaag zijn er mensen die vertrouwd zijn met elkaar en bij elkaar horen. Mensen die op elkaar zijn aangewezen en afgestemd zijn op elkaar, net zoals herder en kudde bij elkaar horen en op elkaar zijn afgestemd. Ook vandaag zijn er nog mensen die herders en hoeders zijn voor elkaar.
En ook de huurling heeft de tijd overleefd, soms zelfs diep in ons eigen hart. De huurling die koel zijn profijt berekent, zijn uren klopt en alles afweegt.
Die huurling, die in mij kan wonen, fluistert mij dan in: ‘Laat maar gebeuren, het is tenslotte jouw zaak niet! Trek het je niet aan en was je handen maar in onschuld, liever dan ze vuil te maken.’ De huurling, die in mij kan wonen, zet zich in tot op het ogenblik dat het gevaarlijk wordt of tot er niets meer te verdienen valt. En dan wendt de huurling zich af, of ‘loopt in een boog erom heen’, zoals de priester en de leviet in die mooie parabel van Jezus.
(Geïnspireerd door een tekst van ‘Levensecht’)
Aan het einde van elke eucharistie worden wij nochtans gezonden en gezegend om trouw te blijven aan onze roeping. En die roeping zal nooit anders of verouderd zijn: gestalte geven aan Jezus, de Goede Herder, de veilige gids, de Mens voor de mensen.
Wegens de grote droogte in Bahia staat er thans weinig of geen water meer in veel stuwmeren. In Vitoria da Conquista, in het zuidoosten van Bahia, wordt het water duurder verkocht dan de benzine: 3,50 Reais of ongeveer 1,50 Euro. Normaal is de prijs van een liter mineraal water, ongeveer 1 Real. Benzine daarentegen kost ‘slechts’ 2,77 Real per liter.
De stuwmeren van Vitoria da Conquista hebben nog een watervoorraad voor 60 dagen. Met de ‘natuurlijke meren’ of drinkputten voor het vee is het al niet beter gesteld: bijna of geheel uitgedroogd. De regering heeft in verschillende steden al “cestas basicas”, basisvoorraden van voedsel voor een week uitgedeeld: rijst, bonen, suiker, olie ….
Verschillende stuwdammen mogen ook niet meer aangewend worden om elektriciteit te produceren omdat het water moet gebruikt worden voor menselijke consumptie. Morgen, dinsdag 24 april, is er een spoedvergadering van de regering voorzien.
In onze streek – in en om Mundo Novo – heeft het wat geregend maar ruim onvoldoende. De temperatuur blijft, ook in ons microklimaat, hoger dan normaal zodat het weinige water meteen opdroogt.
In de weiden staan geen koeien meer. De boeren kunnen ook niet planten. Geen maïs of bonenoogst dus dit jaar. Maïs en bonen zijn nochtans het basisvoedsel in Bahia. Zelfs de cactussen drogen op. Sommige, ‘zachtere’ cactussen kunnen bij normale droogtes evenwel dienen als voedsel voor geiten en koeien, als er geen gras meer is.
Langs de boorden van de asfaltwegen staat er wel nog wat gras. De kleine boeren laten daar hun koeien grazen. Dit is zeer gevaarlijk en is niet zelden oorzaak van ongevallen. Langs de wegen liggen kadavers van dieren die door auto’s werden aangereden. Elders zie je kadavers van vee dat omkwam bij gebrek aan voer of water. Rond de kadavers zwermen de zwarte ‘urubus’, grote aasgieren, die de dode dieren opruimen en in deze trieste situatie hun naam alle eer aandoen: de ‘vuilniskar’ van de natuur.
Met dank aan Padre Francisco Verhelle. Zie ook de bijdrage van vorige dinsdag, 17 april.
Een hart, dat openstaat voor Gods Goede, Heilige Geest,
een hart dat niet verduisterd is door de geest van deze wereld,
een hart dat niet verzuurd is, of bot en afgestompt,
maar dat aandacht heeft voor al wat goed en mooi is.
Laten wij daar vandaag om bidden!
In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er op weg naar Emmaüs was gebeurd en hoe ze Jezus hadden herkend bij het breken van het brood.
Terwijl zij dit aan het vertellen waren, stond Hij opeens in hun midden. `Vrede!' zei Hij tegen hen. In hun opwinding en hun schrik dachten ze dat ze een geest zagen.
`Waarom zijn jullie zo in de war?' vroeg Hij. `Waarom die twijfel in je hart? Bekijk mijn handen en mijn voeten maar, Ik ben het zelf. Betast Me en je zult het zien. Een geest heeft immers vlees noch been, zoals jullie zien dat Ik heb.' Nadat Hij dat gezegd had, liet Hij hun zijn handen en voeten zien.
Omdat ze het van blijdschap nog niet konden geloven, en verbaasd waren, vroeg Hij hun: `Hebben jullie hier iets te eten?' Ze gaven Hem een stukje gebakken vis. Hij nam het aan en at het op waar ze bij waren. Hij zei: `Dit is wat Ik jullie heb gezegd toen Ik nog bij jullie was: alles wat er in de Wet van Mozes en bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat, moet in vervulling gaan.'
Toen opende Hij hun geest om de Schriften te begrijpen. Hij zei: `Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem.
(Lucas 24,35-48)
‘OPEN ONS HART VOOR UW WOORD’
Vroeger hebben we het gezien, misschien zelf gedaan: een paard inspannen, met het hoofdstel en de oogkleppen. Het paard zag bijna niets meer, alleen het geploegde land of de stoppels. Het hoorde de boer en kende zijn manier van mennen, het klappen van de zweep, de streling die het kreeg. En zo was de wereld van het paard áf. Voor het paard was de hele wereld een akker of een wei, wat haver en wat hooi en de mensen op de boerderij. Het zag niets méér … en er bestond dus ook niets méér.
We hoorden hoe Jezus, na zijn kruisdood, zich nog eens toonde aan zijn leerlingen, en weer herkennen ze Hem niet. Ze menen een spook te zien. Ook al waren zij enkele jaren met Hem opgetrokken, ook al had Hij hun hart zo ontroerd, nu was Hij uit hun gezichtsveld verdwenen. Voor hen bestond Hij niet meer. Hun wereld bood geen plaats meer voor Hem. Niet omdat Hij er niet meer was, maar omdat zij Hem niet meer zagen. Zij moesten opnieuw leren zien, hun oogkleppen afleggen: ‘Hij opende hun geest om de Schriften te begrijpen’. Hun geest was afgestompt geraakt, te klein geworden om Hem te vatten. Hun eigen kleinheid maakte hen slecht ziende.
Zien is zo vaak een kwestie van willen zien, verstaan zo dikwijls een kwestie van willen verstaan. Onze eigen kleine wereld, de muren rond ons hart of onze geest kunnen ons beeld heel klein maken. Er zijn verrekijkers en sterrenkijkers, telescopen en microscopen, maar zien wij nog de werkelijkheid die groter is dan onze geest? Geloven wij nog in méér dan wat wij vlak voor ons zien en horen? Is onze geest niet te klein geworden om Hem te zien, Zijn Geest, die leven wil in al wat leeft?
Bahia ligt in de zogeheten ‘veelhoek van de droogte’ een semi-aried gebied in het Nordoosten (de Nordeste) van Brazilië met zeer wisselvallige neerslag. Semi-aried betekent geen totale droogte of woestijn. Sommige jaren is de neerslag er behoorlijk en laat landbouw en veeteelt toe. Maar er zijn jaren van ‘seca’ of droogte. Dan kan de neerslag maanden uitblijven en is geen oogst mogelijk.
Men maakt onderscheid tussen kleinere droogteperioden van ongeveer tien maanden en langere droogteperioden die verschillende jaren kunnen aanhouden. Dit wordt dan ‘seca histórica’ of ‘historische droogte’ genoemd.
Vroeger betekende dit hongersnood en extreme armoede. Tijdens historische ‘secas historicas’ verlieten de bewoners massaal de Nordeste en vluchtten met hun hebben en houden naar andere streken of naar de grootsteden.
Om de 25 jaar is er zulk een historische seca. Deze historische droogtes volgen een cyclus die al honderden jaren bekend is en steeds terugkomt. Sommigen menen dat de droogte van 2012 het begin is van een historiche seca.
Sedert oktober vorig jaar heeft het praktisch niet geregend. De winterregens bleven uit zodat de cisternen en waterreserves niet werden aangevuld. Er is reeds een nijpend watertekort in 186 steden (toestand op 2 april 2012)
Er is geen oogst en het vee wordt verkocht aan dumpingprijzen want anders sterft het toch op de kurkdroge weiden zonder gras en water.
Water moet soms dagelijks van kilometers ver aangevoerd worden in allerhande containers, met ezels of zelf dragen in emmers op het hoofd.
De gevolgen zijn catastrofaal. De maïs, bonen en maniokoogst is totaal verdroogd en er kan niets gezaaid of geplant worden. Een nieuwe oogst is uitgesloten. Dit jaar geen bonen of maïs.
Sommige bronnen beweren dat het de ergste droogte is in 30 jaar. Maar meer dan statistieken of woorden spreken de beelden voor zichzelf.
(Met dank aan Padre Francisco Verhelle, Mundo Novo, Brasil – Padre Francisco heeft een eigen blog met dit adres: http://franciscoverhelle.blogspot.com )
Een link naar de blog van Padre Francisco werd toegevoegd aan de linkerzijde van deze pagina.
Wij zijn nu acht dagen na Pasen … en blijft er nog iets over van het feest? Beloken Pasen, zei men vroeger: Pasen wordt afgesloten. Maar de verrijzenis of opstanding gaat nooit voorbij.
De verrezen Heer blijft ons uitnodigen om altijd weer op te staan als mensen van goede wil, die hoop uitstralen en doorgeven.
We zien Hem niet … maar kunnen wij geloven? We lijken immers nog zozeer op Thomas, onze zielsgelijke.
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus.
Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!' Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen.
`Vrede', zei Jezus nogmaals. `Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.' Na deze woorden ademde Hij over hen. `Ontvang de heilige Geest', zei Hij. `Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.'
Thomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: `We hebben de Heer gezien.' Maar hij zei: `Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.’
Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Thomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!' Vervolgens richtte Hij zich tot Thomas: `Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.'
Hierop zei Thomas: `Mijn Heer! Mijn God!' Jezus zei: `Omdat je Me gezien hebt, geloof je?’ Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.'
Nog veel andere tekenen heeft Jezus voor de ogen van zijn leerlingen verricht, die niet in dit boek zijn neergeschreven. Die welke u hier vindt, zijn neergeschreven opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam.
(Johannes 20,19-31)
‘OMDAT JE ME GEZIEN HEBT, GELOOF JE?’
Thomas lijkt wel heel diep in ons hart te wonen, soms dieper dan Jezus zelf. Argwaan, wantrouwen en ongeloof domineren zo dikwijls onze omgang met anderen. We zijn vaak geneigd om de bedoelingen van mensen verkeerd uit te leggen, als zij in openheid, goedheid en liefde naar ons toekomen. We vinden wel een middel om hun woorden en daden, hoe goed ze ook zijn, anders voor te stellen. We geloven zo moeilijk in wat mooi is.
De aarzeling om geloof en vertrouwen te schenken blijft niet beperkt tot de sfeer van de godsdienst. Zou het zijn omdat we zelf soms niet zo betrouwbaar zijn? Lukt het ons niet om in de nieuwe mens en het nieuwe leven te geloven, omdat wij zelf nog zo gevangen zitten in het kwaad van de oude mens, de mens, die niet verlost is?
Argwaan, wantrouwen en ongeloof werken verstikkend. Zelfs Jezus kon in Kafarnaüm geen wonderen doen, omdat de mensen niet in Hem geloofden, en in Hem alleen maar de zoon van de timmerman zagen. Geloof en vertrouwen echter wekken iemand tot leven en laten hem openbloeien.
Thomas, op die eerste paasdag, wilde niet geloven in het wonder van de nieuwe mens, de Jezus, die verrezen was. Hij geloofde slechts toen hij met eigen ogen de wonden zag in handen, voeten, zijde … maar toen viel Hij wel in aanbidding neer: ‘Mijn Heer en mijn God’. En hij werd een ander mens. De traditie vertelt dat hij naar het Oosten trok, tot in het verre India … om daar te gaan getuigen van het nieuwe leven en de nieuwe, verrezen mens.
Vandaag zien wij diezelfde wonden van de Heer in zoveel mensen, hier en elders, mensen, die vertrapt, verdrukt, misbruikt worden. Wonden, die voortvloeien uit wantrouwen, ongeloof, onverschilligheid, machtsmisbruik en onrecht. En wij kennen de wegen die ten leven leiden: geloof en vertrouwen, vriendschap, verbondenheid en gerechtigheid.
Maar vallen ook wij op de knieën, en zeggen wij net als Thomas: ‘Mijn Heer en mijn God?’ En worden ook wij nieuwe mensen, die getuigen en nieuw leven brengen? Persoonlijk en als kerk?
Als je de deuren van je hart openzet riskeer je veel.
Je riskeert dat men binnenkijkt en de stofnesten ziet van kleinmenselijkheid, de gevoeligheden die trillen op de snaren van je gemoed, de melancholie die zweeft rond de droesem van het leven...
Je riskeert dat vele mensen met vuile voeten binnentreden, zich nestelen in je zachte zetels van begrip en meevoelen, in tijd een lange teug genegenheid genieten en peuzelen aan je hart...
Je riskeert voor de buitenwereld een clown te zijn, een schouwspel, een veroordeelde, een stuk sensatienieuws, een open huis, een mens van vlees en bloed,
Een Jezus die van God en mensen houdt en aan die liefde stuk voor stuk zijn leven geeft...
"Maar terwijl zijn lichaam stierf, werd zijn geest tot leven gebracht" schrijft Petrus aan allen die met hart en ziel geloven in die Jezus.
Als je de deuren van je hart openzet riskeer je mens te worden naar Gods beeld en gelijkenis.
't Is morgen Pasen – God, maar overal is de dood; en zou ik dan van leven moeten spreken? Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken, want daar leed Jezus onze diepste nood.
't Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon die onze zieke wereld kan genezen? Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen bij 't lege graf, waar 'k U niet vinden kon.
't Is morgen Pasen – feest van het gericht dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden, feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden; Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!
‘t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten, Noch die verradelijk u togen voor 't gericht, Noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht, Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten,
‘t En zijn de krijgslui niet die met hun felle vuisten De rietstok hebben of de hamer opgelicht, Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht, Of over uwe rok tsaam dobbelden en tuisten:
Ik ben 't, ô Heer, ik ben 't die u dit hebt gedaan, Ik ben de zware boom die u had overlaen, Ik ben de taaie streng waarmee gij ging gebonden,
De nagel, en de speer, de gesel die u sloeg, De bloedbedropen kroon die uwe schedel droeg: Want dit is al geschied, helaas! om mijne zonden.
Zij zeggen avondmaal en het is een les hoe men zijn leven uitdeelt aan velen een heldere dood tegemoet
Dit is een oud beeld: het delen van brood, het drinken van bloed.
Brood smaakt al eeuwen naar liefde: zie wat zwetend de boer prevelt wat de dagelijkse moeder doet.
De tafel is bevrijding van de haat. Aanzittend met geldlikkers met pooiers gewapende analfabeten met wellicht een harde hoer en tien magere heiligen: men geeft zich aan elkaar als brood te eten.
Hij stond wreed voor de rechterstoel gebonden, en zij verweten mij zijn vriend te zijn en lasterden, wat heilig is en rein, als laagheid en afschuwelijke zonden.
‘k Zag hoe zij Hem bespotten en verwondden. Hij leed geduldig smaad en vuige pijn. Ik vreesde hunner ogen valse schijn en dat ze als Hem mij martelden en schonden.
Zij vroegen huichelend: gij hebt Hem lief? Eer Hij naar mij zijn tedere ogen hief had ik mij vloekend van Hem afgescheiden.
Toen stiet de haan zijn schelle morgenkreet. ‘k Voelde mijn hart, dat borst van bitter leed. ‘k Voelde mijn ogen, hoe ze brandend schreiden.
Toen Jezus en zijn leerlingen Jeruzalem naderden, in de richting van Betfage en Betanië op de olijfberg, zond Hij twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: ‘Gaat naar het dorp daar vóór u, en bij uw binnenkomst is het eerste dat ge zult vinden een veulen dat vastgebonden staat en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt dat los en brengt het hier. En als iemand u de opmerking maakt: Wat doet ge daar? antwoordt dan: De Heer heeft het nodig maar Hij stuurt het spoedig weer hier terug.’
Zij gingen weg en vonden een veulen vastgebonden aan een deur buiten op straat. Ze maakten het los maar sommige mensen die daar in de buurt stonden riepen hun toe: ‘Wat doet ge daar, om zo maar dat veulen los te maken ?’ Ze antwoordden zoals Jezus hun had gezegd en de mensen lieten hen ongemoeid.
Ze brachten het veulen bij Jezus, legden er hun mantels overheen en Hij ging er op zitten. Velen spreidden hun mantels op de weg uit, anderen groene takken die ze in het veld gehakt hadden.
De mensen die Hem omstuwden, jubelden: ‘Hosanna; Gezegend de Komende in de naam des Heren; Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Hosanna in den hoge!’ (Marcus 11,1-10)
---
Jij, kleine palmtakje, Je kost helemaal niets, En toch beteken jij zoveel.
Jij spreekt van Jezus op weg naar zijn lijden.
Jij vertelt van Noach en de duif boven het eindeloze water met een takje in haar bek, teken dat de redding nabij was.
Met jou in de hand zien we de vreugde van Witte Donderdag, de droefheid van Goede Vrijdag, en de rouw van Stille Zaterdag.
Als ik jou vasthoud draag ik Hoop in mijn handen. Jij kijkt naar Pasen, ons nu al gegeven.
Gezegend ben je.
(bron onbekend)
--- Gij met uw zachtzinnige oren en uw geduldig gezicht: Ik ben u zeer verplicht.
Dat gij het hebt aan willen horen hoe toenmaals het is geschied; en hoe mij de ander verried.
En dat ge zelfs niet hebt bewogen mij slechts hebt getroost met uw ogen. Dat kunnen de mènsen niet.
5de VASTENZONDAG B – 25 MAART 2012 IN DE LEERSCHOOL VAN HET LIJDEN
De voorbije weken stond de kruisgang van Jezus voorop, en evenzeer ‘de kruisgang door de tijden’, van zoveel andere mensen.
De gekruisigde Christus is onmiskenbaar het grote mysterie en de diepste kern van ons geloof. Paulus noemde dit terecht: een dwaasheid in het oog van de mensen, maar voor wie gelooft is juist dit kruis ‘Gods Kracht en Gods Wijsheid.’
Goede Vrijdag komt nu heel dichtbij, deze eucharistie spreekt daarom eens te meer over die samenhang van kruis en verlossing, van leed en leven, die onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn, ook al gaat dit alle verstand te boven.
Lezing uit de brief aan de Joodse christenen
Zusters en Broeders, Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot Hem die hem kon redden van de dood, en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag voor God.
Hoewel hij Gods Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd.
En toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding. Hebreeën 5,7-9
GEHOORZAAM IN HET LIJDENÂ’
‘Christus heeft tijdens zijn leven op aarde, onder tranen en met luide stem, gesmeekt en gebeden’ ‘en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd’. Weer eens klinkt de eerste lezing hard. Maar Jezus’ eigen woorden in de hof van Olijven zijn nog pijnlijker: ‘Vader, red mij uit dit uur. En als het mogelijk is, laat deze kelk voorbijgaan. Doch niet mijn wil, maar uw wil geschiede’.
Kruis, gehoorzaamheid en redding zijn de diepste kern van Jezus’ leven, en dus ook van ons geloof. Maar laten wij dit goed verstaan: het lijden wordt niet om zichzelf geprezen, en Jezus’ gehoorzaamheid is geen slaafs naleven van zinloze regeltjes. Zijn lijden sluit aan bij zijn diepste roeping: ‘de mensen vrij maken, van zonde en van alle kwaad dat uit die zonde voortkomt. Zo toont Hij ons een weg ten leven en voert Hij ons weg uit duisternis en dood. Zo opent Hij de toegang tot het ware leven van een diepe en volkomen vreugde. Ook de gelovige koestert het lijden niet om zichzelf, maar opdat de medemens menswaardiger zou kunnen leven. Wie zich door Jezus laat leiden aanvaardt het om eigen voordeel en belang op te geven, hopende om zo het leven van zijn lijdende medemens draaglijker te maken … want zo heeft Jezus voorgedaan. Zo zijn kruisgang en redding onlosmakelijk verbonden.
En dan is er die gehoorzaamheid, zo dikwijls misbruikt om mensen klein te houden of te onderdrukken. De gehoorzaamheid die Jezus voorleeft is een gehoorzaamheid aan God zelf. Wij moeten inderdaad afstand doen van eigen willetjes en grilletjes, om een hoger goed te dienen, een doel dat groter is dan ons eigen persoontje: een aarde, waarvan we niet alleen bij de schepping kunnen zeggen: ‘en God ZAG dat het goed was’, maar een aarde, die ons ook nu laat jubelen: ‘en God ZIET dat het goed is’. De voltooiing van zijn Rijk, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar God daadwerkelijk en zichtbaar woont tussen de mensen.
Daar staan wij nog ver van af … en we zullen nog heel wat gehoorzaamheid moeten opsteken in de leerschool van het lijden. In het Oude Testament lezen we al: ‘Beide houd ik u voor: dood en leven. Kies dan het leven’.
Kies dan het leven Â… dat vraagt de onthechting van de graankorrel, dat vraagt lijden, dat leven geeft, en gehoorzaamheid aan Gods eigen mensgeworden Woord en aan zijn visioen over deze aarde en al wat er woont.
Hoe kunnen wij bij de opbouw van de mensenfamilie voorbijgaan aan het feit
dat zovele volkeren de gestalte aannemen van 'de lijdende Dienaar Jezus'
veracht, verguisd, volkeren, voor wie men de ogen sluit, zij, die eigenlijk onze ziekten dragen.
Vele keren heb ik in gedachten deze brief geschreven. Ik wist dat ik je niet zo lang meer bij me mocht houden, alhoewel ik dacht nog wat tijd te krijgen.
Nu heb ik er zo'n moeite mee, zeker omdat het moment toch zo onverwacht kwam. Ik voel me zo leeg. 8 jaar heb ik je gekoesterd, bemind, niet als mijn gehandicapte dochter, maar als mijn allerliefste zonnetje.
Ik ben ondanks mijn immens verdriet zo dankbaar omdat ik je moeke mocht zijn. Jij hebt mijn leven zoveel inhoud, zoveel warmte en zoveel kracht gegeven.
Soms bewonderden mensen ons omdat we dit allemaal aankonden. Akkoord het was soms zwaar en vermoeiend alle nachten opstaan en vooral moeten leven met de angst wat er weer komen zal, welke stap achteruit er nu weer ging komen. Toch was jij het die de bloemen mocht krijgen.
Steeds was het echter jij weer die er ons bovenhaalde. Je wou "leven", gelukkig zijn en dat was je, gekoesterd, omarmd door ons en de vele vriendinnetjes en goede vrienden. 'Moeke', zei je, 'ik had zo graag nog eens gelopen of was zo graag ballerina geworden, maar toch ben ik gelukkig. Ik heb mijn rolwagen en iedereen ziet me graag.'
Je kon ook zo spitsvondig zijn en met grappige opmerkingen uit de hoek komen. We hebben samen veel gelachen. Je sprak steeds zo enthousiast over je school, het koor, je muziekles.
Eva, je had ook zo'n grote moed. Weet je nog – je universitair diploma voor grote moed gekregen in het UZ van Gent. Je hebt veel dokters gezien, maar zeer weinigen hebben jou zien wenen.
Weet je Eva, niet het beeld van jouw handicap blijft nu hangen, maar wel wie je was van binnen als kind. Al die zorgen, o schat, die ben ik al vergeten.
Eva, het wordt nog een moeilijke tijd voor ons. Weet je, we moeten nog doorheen al die 'eerste keren': de eerste keer dat papa alleen Sarah naar school moet brengen zonder de wandeling doorheen de schoolgang de eerste keer dat Sarah alleen naar Samson, naar de droomfabriek zal kijken; onze eerste wandeling; al onze verjaardagen; Jonas die zijn voetbalmatch geeft in de tuin zonder jouw bravogeroep; de Kersttijd waar je zo van hield en je hield ook zo van gezelligheid, kaarsjes aan, de brandende open haard en een mooi muziekje.
Ik hoop, Mieke muis, dat je nu verder voor ons zal zorgen. We blijven je nodig hebben om die grote leegte langzaam weer samen te vullen."
Ik heb u nooit door bitterheid bedrogen, onder mijn huid bloeide blijmoedigheid. Want ook de bloemen leven snel en open en leven heet vergankelijkheid.
Nu lopen vogels in de vlakte van mijn ogen, ik ken de onschuld van de made, ken de averij. Dit is mijn dageraad, de moed voor regenbogen, Gods jonge vingeren verwekken mij.
Ik laat u nog een zachte zomer over. Liefde is het huis waarin gij achterblijft. Treur niet om mij, ik loop op wolken, tover met Peter en met Geert ons eigen paradijs.
Adriaan Magerman
---
‘In piam memoriam’
voor de kinderen en volwassenen, die de dood vonden in het tragische busongeval, dinsdag 13 maart 2012, in Zwitserland.
Mogen familieleden en vrienden troost en hoop vinden in een geloof, dat geen antwoord biedt op het ‘waarom’ van zulk immens leed, maar een genade kan zijn, omdat het ons vertelt van een God, die mede lijdt, zoals ons geopenbaard werd in Jezus: verworpen, gemarteld, gekruisigd en verrezen, tot leven gewekt. Een geloof dat verre van gemakkelijk of vanzelfsprekend is, maar als genade kan groeien uit ervaring en mijmering.
4de vastenzondag B
– 18 maart 2012 ‘Hij schenkt ons leven’
‘HIJ schenkt ons LEVEN’horen we
straks in het evangelie en vooraan in elke kerk hangt een levensgroot beeld van
Hem. Het is een beeld dat ons ten zeerste ontroert, als we er minutenlang
biddend naar kijken:
Jezus, verworpen, gefolterd,
als een boosdoener door mensen
gekruisigd.
En juist deze Gekruisigde is het
grote mysterie, de diepste kern
van ons geloof.
‘HIJ schenkt ons LEVEN’:
door zijn Liefde tot het uiterste,
door zijn Lichaam, gegeven en gebroken!
In die tijd sprak Jezus tot
Nikodemus: ‘De Mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens
de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in
Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de
wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat
alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal
hebben. God heeft zijn Zoon niet
naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld
door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft wordt niet
geoordeeld, maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat hij
niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon Gods. Hierin bestaat het
oordeel: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden
de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren. Ieder die slecht handelt heeft
afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe uit vrees dat
zijn werken openbaar gemaakt worden. Maar wie de waarheid doet gaat
naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn
gedaan.Â’ (Johannes 3,14-21)
Droom van vriendschap voor de rest van je dagen.
Droom van afwezigheid van alles wat scheidt.
Droom van een leven in goede gezondheid.
Droom dat armoede niet meer bestaat.
Droom van het beste voor heel je familie.
Droom van een tijd zonder oorlog en strijd.
Droom dat het goede gedaan kan worden.
Droom van zorg voor de wereld en elkaar.
Droom van de liefde en droom van de vrede.
Droom dat gerechtigheid overal heerst.
Maar als je droomt,
droom dan niet
in je bed.
Droom met de hand aan de ploeg.
En bid,
dat God je
kracht geeft,
genade en moed,
te bidden, te werken en te sterven