Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
31-05-2014
ZONDAG 1 JUNI
7de PAASZONDAG A – 1 JUNI 2014
‘KOM, HEILIGE GEEST!’
Tussen Hemelvaart en Pinksteren hebben wij vandaag een wat stille zondag. Ook de eerste christenen hebben zo een tijd gekend. De droefheid weegt om het verlies van Jezus en de beloofde Helper en Trooster is nog niet gekomen. Maar zij blijven samen in gebed.
Want ook Jezus zelf had nog heel ontroerd gebeden die laatste avond toen Hij voor het laatst op weg ging naar de hof van Olijven en het kruis op Calvarie, om daar zijn zending te voltooien.
Moge dit gebed van Jezus zelf ook voor ons een steun en troost zijn … in tijden, die zwaar vallen, omdat wij op een of andere wijze vervolgd, verworpen of uitgestoten worden … omdat we trouw willen blijven aan de Geest van Jezus.
Eerste Lezing uit de eerste brief van Petrus 4,12-16
Geliefde zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks.
Als u gehoond wordt omdat u de naam van Christus draagt, prijs u dan gelukkig, want dat betekent dat de Geest van God in al zijn luister op u rust.
Evangelie: Johannes 17,1-11a
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: ‘Vader, Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; aan Mij hebt Gij ze toevertrouwd en zij hebben uw woord onderhouden.
Ik bid U voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren.
‘IK BID U VOOR HEN’
Dikwijls kijken wij met heimwee en vertedering naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls ook bidden wij dat dezelfde geestdrift van de vroege Kerk evenzeer in en tussen ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij voorziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen zal zijn. Hij kent de vertwijfeling, die zij zullen voelen en Hij weet dat hun weg vaak zwaar zal zijn, als ze zijn weg willen gaan. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: ‘Ik bid u voor hen’.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarom in zijn eerste bief:
‘Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen.’
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: ‘Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet.’ En daarom bid ik U voor hen: ‘dat Gij hen in deze wereld zoudt bewaren.’
‘Heer Jezus,
bewaar uw gelovigen
in oprechte trouw aan U,
die Weg, Waarheid en Leven zijt
en die volkomen vreugde schenkt.’
Een kaarsje aansteken
Ik weet niet hoeveel mensen mij hebben geschreven
toen het slecht met mij ging:
‘We zullen een kaarsje voor je opsteken’.
Mensen uit alle lagen van de bevolking,
onder wie ook gelouterde mensen
die zelf ooit hard hebben moeten knokken.
Op die momenten voel je
dat zo’n kaarsvlammetje
niet zo maar een sentimenteel lichtje is.
Als iemand een kaars pakt en een lucifer,
en die kaars voor iemand anders aansteekt,
dan is er toch sprake van warmte
van de ene mens voor de andere mens.
Duizenden en duizenden mensen
steken op een dag een kaarsje aan.
Dat is iets heel anders dan wanneer duizenden mensen
“Heb je het moeilijk?”, vraagt hij na de zondagsmis. “Want ik zag je een traan wegpinken.” Nee, ik heb het niet moeilijk, maar wanneer Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen wordt gezongen, krijg ik altijd tranen in de ogen. Ik weet niet waarom, maar dat lied ontroert me elke keer opnieuw. Misschien omdat zoveel van de devotie en volksliefde die uit het lied spreken, al lang niet meer vanzelfsprekend zijn. Misschien staat het voor een soort Vlaanderen dat door secularisatie en multiculturele inburgering tot een ver verleden behoort. Tot een verleden dat ik zelfs niet heb gekend; het hoorde eerder bij mijn ouders dan bij mij, zelfs niet bij mijn jeugd.
Meibomen en bloemenkransen
Dat vanzelfsprekende vertrouwen in Maria, dat ongekunstelde eerbetoon in de vorm van meibomen en bloemenkransen, ze zijn nochtans niet helemaal verdwenen. Onze verpleegster vertelde dat haar dochter op 1 mei met de scouts 20 kilometer naar Scherpenheuvel is gewandeld. Met dan een grote reünie van alle stappers ergens buiten de stad en een feestelijke intocht in stoet, met vlaggen en trompetten voorop, naar de basiliek. Heerlijk.
Goed dat zoiets nog bestaat. Want wars van schandalen en leegloop van kerken leeft de volksdevotie voort. Omdat Maria een vrouw is? Omdat ze als moeder zo dicht bij ons staat? Omdat niemand je kan en hoeft te vertellen wat je moet doen wanneer je op bedevaart gaat of een Mariaoord bezoekt? Voelt daarom elke keer dat ik in Lourdes kom als een opladen van mijn gelovige batterijen?
Vrouwen dragen geheim
Het afkalven van het geloof en van de kerkgang doet me pijn, zoals dat bij elke gelovige het geval is. We vragen ons allemaal af hoe het verder moet, wanneer de catechisten afnemen, de hele gemeente nog slechts één pastoor voor negen parochies telt en het aantal kerkbezoekers daalt en zichtbaar ouder wordt. Waar moet het naartoe? Iets compleet nieuws zien we nog niet groeien. Dan maar vertrouwen hebben en weten dat het niet onze maar Gods kerk is? Helpt dat? Ergens denk ik dat vrouwen de uitweg hebben, het geheim dragen. Want elke keer dat de kerk flatert, draait het om macht. En dat heeft geen enkele vrouw in de kerk. Vrouwen dragen de spiritualiteit, vaak de mystiek, het geheim van het contact met God. Ze moeten geen postjes of vriendjes beschermen, kunnen zich vrij naar God richten en geven leven op allerlei manieren en niveaus door.
Net zoals Maria destijds, die had ook niets te zeggen... Of toch? Ze had het soort autoriteit dat voortvloeit uit wijsheid, uit puur geloof, uit dicht bij God en haar Zoon staan. Het soort zeggingskracht dat niet op papier staat, maar uitgaat van een natuurlijke uitstraling. Om Maria kon niemand heen, omdat ze een natuurlijk gezag had. Dat soort invloed zou in de kerk wat meer moeten worden nagestreefd, de innerlijke bezieling, in plaats van macht. Meer vrouw en wat minder testosteron? Van de grote liefde die zoveel mensen Maria toedragen, valt voor de kerk meer te leren dan ze denkt.
Myrjam De Keyser
(Myrjam De Keyser is oogarts, echtgenote en moeder, en woont met haar gezin in een huis bij de karmel van Sint-Niklaas. Geregeld schrijft ze voor Tertio over dagelijkse dingen met een diepere bodem.)
Als we dat ja spreken, wanneer we voor de hemelpoort staan.
Maar het ja op dat moment wordt voorbereid door ieder jawoord dat we hier op aarde zeggen.
(Bron onbekend)
VELDKAPELLEN
Ik loop langs Vlaamse wegen met liedjes in mijn ziel. De hemel lacht me tegen terwijl ik bid en kniel in kleine veldkapellen met bloemen mooi versierd. Ik voel geluk opwellen: Maria wordt gevierd.
Dichtbij ruisen de bomen en de stoere canada's staan kort bijeen te dromen. Een man versnelt zijn pas en komt een kaars aansteken met eeltig boerenhand: Maria, geef ons teken, en zegen het akkerland.
De meeste veldkapellen herleven steeds in mei; ze kunnen veel vertellen en maken mensen blij. Voor haar Zoon de rozen, voor Maria mijn lied, want zij werd uitverkozen door God die alles ziet.
als Helper – Die ons bij staat, als Pleitbezorger – Die voor ons ten beste spreekt, als Levenskracht – Die ons aanvuurt, als Bron van Wijsheid – Die ons de richting wijst.
Open ons God, voor uw gave, uw Heilige Geest. Open onze oren, daar waar wij niet willen horen, waar wij bang zijn ons aan U toe te vertrouwen.
Open ons God, voor uw gave, uw Heilige Geest. Open onze oren, daar waar wij niet kunnen horen, waar onze oren dicht zitten met iets anders.
Open God, mijn oren en open mijn hart,
voor uw gave, uw Heilige Geest. Ik wil horen, God, mij toevertrouwen aan U, Ik wil luisteren en handelen naar wat U van mij vraagt.
Die Heilige Geest,
ik wil voor Hem open staan; ja zeggen op zijn hulp, ja zeggen op zijn rechtsprekende woord, ja op zijn leven gevende kracht en wijsheid.
De Joodse rechtspraak kende een gebruik, dat bij ons niet bestaat. Als iemand veroordeeld was, kon het gebeuren dat een mens met gezag stilzwijgend naast de veroordeelde kwam staan. Dit was een aanklacht tegen de rechters. De man, die zoiets deed, werd ‘de Helper’ genoemd, in het Grieks: de Paraklètos. De letterlijke vertaling luidt: ‘Hij, die erbij geroepen wordt’ om bijstand te verlenen.
De oorspronkelijke, Griekse tekst van het evangelie gebruikt dit woord – Paraklètos – als Jezus spreekt over de Heilige Geest als Helper en Trooster.
Eerste Lezing uit de Handelingen van de apostelen 8,5-8 en 14-17
Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen.
Evangelie
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden. Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is, omdat zij Hem niet ziet en niet kent.
‘EEN HELPER EN TROOSTER’
Grote woorden kunnen de waarheid wel eens verhullen. Nu de paastijd van de Verrijzenis overgaat naar het Pinksteren van de Geest zien we dat weer. Over de Heilige Geest zijn zoveel moeilijke woorden gezegd en geschreven, terwijl alles eenvoudig wordt als we naar Jezus zelf luisteren.
Opnieuw hoorden we woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. Hij zal verraden en gekruisigd worden. We staan aan het sterfbed van Jezus, zoals we misschien ooit aan het sterfbed van een geliefde stonden en bedrukt waren. Die stemming was er die avond, maar Jezus, de stervende zelf, troost en bemoedigt. Vorige week zei Hij: ‘Laat uw hart niet verontrust worden.’ Vandaag luidt het: ‘Ik zal de Vader vragen een andere Helper te geven, de Geest voor wie de wereld niet openstaat. Maar Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik laat u niet als wezen achter.’
Die Helper is geen toverduif uit een goochelhoed. De belofte van Jezus is pure werkelijkheid. Wanneer Hij gekruisigd en door de wereld verworpen zal zijn. zal Hij onder ons blijven, als DE LEVENDE. Maar alleen DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. Zoals we soms bidden: ‘Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop.’ ZO blijft Jezus als DE LEVENDE onder ons. Want DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Jaren geleden moest een gouverneur van de Nationale Bank gekozen worden. Het was rond Pinksteren en een ambtenaar zei: ‘Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de gouverneur zal aanwijzen.’ Het was ironisch bedoeld, maar we mogen het ook ernstig nemen. Die uitspraak belicht het woord van Jezus: ‘De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet.’ Als die wereld zich liet leiden door de Goede, Heilige Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Dan zou Jezus als DE LEVENDE onder ons leven, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
In deze tijd verkondigt men allerlei manieren om gelukkig te worden: zo zijn er mensen die alleen maar hun geluk zoeken bij natuurwijsheid, geloof in sterren en aardse stralingen, goede en boze geesten zelfs. Weer andere mensen leven een heel leven lang alleen maar om te werken en om wat luxe en comfort te verzamelen.
Heel veel mensen zijn op zoek naar een houvast, een geloof. En Jezus zegt vandaag: ik ben de weg die gij zoekt. De waarheid boven alle leugen uit. Het leven waarnaar gij zo hunkert omdat het volkomen vreugde geworden is. Zoek niet verder op die dwaalwegen, ik ben de weg, ik ben de poort naar het geluk.
Uit de eerste brief van Petrus 2,4-9
Zusters en Broeders,
voeg u bij de Heer, de levende steen, door de mensen verworpen, maar uitverkoren en kostbaar in Gods ogen.
Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel.
Evangelie volgens Johannes 14,1-12
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.’
Tomas zei tot Hem: ‘Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?’ Jezus antwoordde hem: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. ‘Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
‘LAAT UW HART NIET VERONTRUST WORDEN’
De diepste dingen hebben geen grote woorden nodig. Jezus toont het eens te meer. De sfeer is geladen bij het Laatste Avondmaal, want Hij zal verraden en gekruisigd worden. Maar net in die geladen sfeer spreekt Hij zelf zijn leerlingen nog moed in: ‘Laat uw hart niet verontrust worden!’ Hij had dat al zo dikwijls gezegd: ‘Wees niet bang. Wees niet bevreesd.’ Vandaag worden Thomas en Filippus genoemd, het hadden ook onze namen kunnen zijn. Want angst kan ook ons hart kwellen, bij verdriet en onmacht, als wij zware klappen krijgen, ondanks alle goede wil. Zoveel kan ons onzeker maken.
Als geen ander kent Jezus ons hart, zijn twijfels en zijn slapeloze nachten. Daarom zegt Hij zo dikwijls: ‘Wees niet bang. Ik zal er altijd zijn’. Eenvoudiger kan het niet, maar toch is DAT en DAT ALLEEN de kern van de verrijzenis. Misschien is ons geloof verworden tot een harteloze plicht zonder vreugde. Terwijl Gods Woord een blijde boodschap is van VOLKOMEN LEVEN en VOLKOMEN VREUGDE. Waar die gedood worden – LEVEN en VREUGDE – daar is elk geloof dood, en wordt Jezus weer gekruisigd. Zelfs in zijn eigen naam, door mensen die zich op Hem beroepen. Zo was het al, toen Hij zelf op aarde leefde: zij, die Hem vervolgden en kruisigden, schermden met de wet van Mozes en hun eigen groot geloof. ‘Witgekalkte graven’, zo noemt Jezus hen!
Leven geven, vreugde brengen. Eenvoudiger kan het niet gezegd, maar daar gaat het om en zo neemt Jezus de onrust uit ons hart. Daarbij zijn wij zijn hoofd en hart en handen, want Hij werkt door ons. En Hij zegt ook hoe dit kan. Zelf is Hij de weg: een christelijke gemeenschap zal Jezus aanwezig stellen. Wie Jezus wil volgen, zal met de mensen omgaan zoals Hij dat deed, met dezelfde liefde en dezelfde goedheid. Wie christen wil zijn zal met zijn woorden troosten en bemoedigen.
Alleen zo gaan we de weg, die Jezus is: niet door liefdeloos de letter van de wet te volgen, maar door Hem weer tot leven te brengen, door Hem te laten verrijzen. Dan zal ons hart niet verontrust worden. Want liefde neemt alle angst weg. En zelf had Hij toch gezegd: hieraan zal men zien dat gij mijn leerlingen zijt, als gij elkander liefhebt. Waar die liefde ontbreekt, rijst de vraag: gaan wij wel de weg, die Jezus is? Die weg die leidt tot volkomen vreugde en leven in overvloed.
Maak ons wegwijs, God, in de doolhof van het leven, in de jungle van wat op ons afkomt.
Leer ons ontdekken wat wordt verzwegen, leer ons de leugen ontmaskeren. Help ons om onszelf te blijven ook als we tegen de stroom in moeten roeien.
Leer ons uw wegen te zien in de vele manieren van leven die ons worden aangeprezen en voorgeleefd. Geef ons de wijsheid om te kunnen afwegen wat waarde heeft in uw ogen.
Neem ons bij de hand, God, als wij moeten uitmaken waar het op aan komt. En geef ons een opmerkzaamheid die zich niet laat verleiden door schijn en grootspraak.
Dan zullen wij kunnen kijken met de ogen van een kind, verwonderd en blij om elke morgen. Dan zullen wij zien wat nooit werd getoond: kleine dingen die vreugde geven. Dan zullen wij mensen beluisteren die nooit mogen vertellen van hun heldhaftige daden.
Maak ons wegwijs, God, in dit korte maar boeiende leven, dan zullen wij uitkomen waar Gij ons verwacht.
Jezus, de laatste der nachten, Ging naar de hof der olijven, Liet zijn discipelen blijven Buiten de duistere gaard; Toen koos Hij drie uit hun midden, Met Hem te waken, te bidden, Maar door het bidden en wachten Werden hun ogen bezwaard.
Kon dan niet één met Hem waken ? Eén in die smartelijke uren Met Hem de droefheid verduren Van Zijn verwerping, Zijn smaad ? Moest Hij, die zwartste der nachten, Eenzaam de kruisdood verwachten, Eenzaam de bitterheid smaken Van de triomf van het kwaad?
'k Wil bij Uw droefheid verwijlen, In Uwe smarten verzinken, Gij, die de beker moest drinken, Die de verzoening ons bracht, Wie zal de angsten doorgronden Van deze nachtelijke stonden ? Wie zal de duisternis peilen Van deze duistere nacht ?
‘Ik ben de deur voor de schapen’, zegt Jezus vandaag over zichzelf. Het is beeldspraak uit een tijd die al lang voorbij is, maar die we toch nog kunnen verstaan, als we ontvankelijk zijn en Jezus in ons hart willen toelaten:
ZIJN leven biedt een spoor voor ONS leven, in de doolhof van gebeurtenissen, waar zoveel valse herders, – rovers en dieven, noemt Jezus hen – met hun mooiste glimlach mensen misleiden voor eigen winst, eigen voordeel en eigen macht.
Eerste Lezing uit de eerste brief van Petrus 1,20b-25
Zusters en broeders, het is een blijk van Gods genade wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden. Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven.
Treed dus in de voetsporen van hem die geen enkele zonde beging en over wiens lippen geen leugen kwam.
Eens dwaalde u als schapen, nu bent u teruggekeerd naar hem die de herder is, naar hem die uw ziel behoedt.
Evangelie volgens Johannes 10,1-10
Een andere keer zei Jezus tot hen: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.’
‘HIER BEN IK, HEER!’
ROEPING IN VEELVOUD
Vroeger had bijna iedereen een tante nonneke of een nonkel de pater. Zij waren de geroepenen. Maar de tijd leerde ons dat we allen samen geroepen zijn tot een levende gemeenschap om Jezus' evangelie zichtbaar te maken! Onze eerste roeping is een goed christen te zijn, pas dan wordt het concreter: gehuwd, ongehuwd of een religieuze roeping. De tekst op de affiche: ‘Hier ben ik, Heer! Roeping in veelvoud’ is tot elk van ons gericht.
Geroepen zijn … het wil zeggen: getuige zijn, navolgen, beschikbaar zijn ook. Laten we het niet te ver zoeken. Het komt er op aan: hoe je beeld van God kunt zijn met je eigen talenten, op de plaats waar je leeft en werkt. Beeld van die God, voor wie elke mens kostbaar is. Elke dag biedt ons kansen, om te leven in de gezindheid van Jezus. Dan komen de vragen: herkent mijn medemens Jezus in mijn manier van leven? Kijken mensen nog uit naar God?
Enkele jaren geleden stond, daags voor Kerstmis, in de krant: 'Alles bij elkaar hebben wij het nog nooit zo goed, gezond en wel gehad. En toch is de onvrede groot, de leegte voelbaar. Onze draagtassen scheuren van cadeaus, maar bij velen, gelovig of niet, is het verlangen naar niet-materiële waarden groot. Waarden die van alle mensen, alle tijden, alle godsdiensten en gezindheden zijn. Waarden waarmee we op weg kunnen gaan, op zoek naar een betere wereld.'
Het brengt onze wereld duidelijk in beeld: zoekende mensen. De lokroep van de consumptie schenkt geen voldoening. De maatschappij zonder God, met haar zinloze genoegens, doet het niet. Dan begint de zoektocht naar de zin van het leven en naar wat echt waardevol is. In het beste geval leidt dit tot God. Maar dan heb je een gids nodig, iemand die zelf een zoeker was en die bij God is uitgekomen! Iemand, die door zijn manier van leven en in zijn woorden, iets laat zien van God! Dan krijgen die oude evangelieverhalen weer glans. Want het was toen niet anders dan nu: mensen hadden dezelfde vragen en kenden dezelfde leegte in hun hart en dezelfde blindheid.
We hoeven niet alles achter te laten, zoals de eerste leerlingen, maar we kunnen met de mensen die ons gegeven zijn, omgaan met dezelfde fijngevoeligheid en aandacht van Jezus. Wij zijn geroepen de mensen te omringen met de goedheid van Jezus. Wij zijn geroepen om met dezelfde woorden te troosten, te bemoedigen, te vergeven.
Op het einde van elke eucharistieviering, worden wij gezonden en gezegend om als plaatselijke kerkgemeenschap een teken te zijn voor de wereld waarin wij leven. Dit zal altijd onze roeping blijven, een levende gemeenschap, die verwijst naar Hem: Jezus, de Goede Herder, de gids, die betrouwbaar is.
‘WISTEN JULLIE NIET DAT IK BIJ MIJN VADER MOEST ZIJN?’
Het evangelie tekent geen gezin, waar alles gesmeerd loopt. Er is een 'conflict', zoals in elk gezin gebeurt. En het conflict is er niet omdat het kind minder goede wegen kiest. Maar omdat het, al is het nog maar twaalf, al heel bewust zijn eigen goede keuze maakt. Het kan ook nu: jongeren die een heel persoonlijke goede weg gaan. Een weg, die hun ouders vreemd vinden omdat zij dit vreemde een tijd lang niet kunnen vatten als de diepe roeping van hun kind.
De eenheid van Maria en Jezus moet heel diep geweest zijn. Haar hele hart was een warme woning voor Hem. En toch gaat Hij zijn eigen weg en spreekt Hij over een diepere thuis, bij zijn Vader. Wat doet mijn jongen daar tussen die geleerden? Hoe zou Maria toen al haar Kind kunnen verstaan hebben?
We begrijpen dan ook dat moeder Maria haar pijn niet verzwijgt. Maar zij gaat ook niet kwetsen of verwijten maken. Vermoedde zij dat God zelf aan het werk was? Zij bewaart dit woord van haar Kind in haar hart. Zij overweegt het in haar dagelijkse doen, als ze water haalt aan de bron, als ze kookt, wast, het huishouden doet. Zij zal er vooral in haar bidden mee bezig geweest zijn.
En wat doet dit Kind? Het gaat mee naar huis, speelt en groeit op zoals elk kind. Het doet wat thuis vreugde brengt. En in dit alles is zijn droom toch voortdurend aanwezig. Ook deze jongen overweegt alles in zijn hart, even stil als zijn moeder. Zo begrijpen zij elkaar. Die jongen is nog thuis in Nazareth en toch reeds elders thuis.
Zalig die jongeren, die thuis vreugde brengen en toch hun eigen diepe droom bewaren!
Om zegen voor kinderen
Voor kinderen en jongeren bidden we U God: Maak ze scherpzinnig en sterk, Bestand tegen leugens en schijnwaarden, Tegen de giftige lucht Die ze tegen wil en dank moeten inademen.
Beloof ze uw licht op hun wegen, En de moed om ook in het donker hun weg te zoeken.
Zegen ze met vriendschap en liefde En met kracht in uren van eenzaamheid,
Zegen ze met vreugde Zegen ze met tranen,
Vul hun dagen met werk en rust, Met ernst en spel
Roep ze tot vrijheid Roep ze tot dienst
Bewaar ze zoals ze zijn op deze dag En laat ze toch veranderend groeien, Maak ze hoopvol voor de dagen die komen,
En wees Gij voor alle mensenkinderen, De Vader en de Moeder, De ongeziene bondgenoot, De Stem in het huis van het hart.
Jozef en Maria brengen Jezus naar de tempel. Ze worden er opgewacht door Simeon, een oude man, die door het leven getekend is, maar blijft bidden, en hopen.
De eerste vraag die oudere mensen aan jonge ouders stellen, is doorgaans: ‘En hoe heet het kindje?’ Maria en Jozef zullen dan dankbaar hebben geantwoord: ‘Jezus’. Zoals we weten heeft deze naam een bijzondere betekenis: ‘God brengt redding!’ En Simeon erkent het Kindje ook als dusdanig: als de Redder van alle volkeren.
Blijkbaar zien mensen die bidden en hopen meer dan anderen. Simeon ziet doorheen het schamele uiterlijk de diepe, echte persoonlijkheid van een klein kind. Hij herkent in Jezus de beloofde Bevrijder.
Jezus is het Licht voor alle volkeren. Maar soms wordt dat Licht verduisterd door onze hoogmoed, hardheid, of gemakzucht. Dit Licht nodigt ons uit tot bescheidenheid, tot tederheid, tot aanhankelijkheid, tot gave van onszelf. Moge Jezus' Licht weer stralen over groot en klein.
Toch hangt over dit intieme tafereeltje een sfeer van tegenkanting en lijden. Gods Licht is geen klatergoud. Het is een Licht dat geboren wordt uit duisternis en pijn. Daarom zegt Simeon tot de jonge moeder, Maria: ‘Een zwaard van droefheid zal ook uw ziel doorboren’.
Gods leven wordt geboren doorheen zelfgave, opoffering, kruis en lijden. Het is een ervaring die ouders van opgroeiende kinderen heden ten dage maar al te vaak meemaken.
Laten wij dat Licht van de Heer vandaag binnenhalen in de tempel van ons hart. Laten wij ook met gelovige ogen kijken en de diepte erkennen in de kinderen onder ons. Laten wij het licht dat voor ons straalt niet verduisteren, maar gloed geven door onze dankbare zelfgave.
En moge dezelfde eenvoudige kinderlijkheid ook in ons groeien en toenemen, zodat wij stilaan meer en meer vervuld worden van Gods wijsheid en genade.
‘Maria haastte zich door het bergland naar een stad in de bergstreek van Judea’. Er is iets losgebroken in dit meisje uit Nazaret en ze loopt haastig naar haar nicht Elisabeth. Dit stukje evangelie is weer heel bijzonder: Maria loopt met spoed door het bergland om te dienen en lief te hebben. Wat een contrast met de stilte en de geborgenheid van het verhaal van de boodschap: daar is alles verstild, ingehouden, gespannen op dit ene woord: ‘Fiat’.
Maar daarna breekt plots alles los. Maria plooit zich niet terug op die intimiteit, op de gedachte aan het kind dat in haar aan het groeien is. Het is geen droomtijd voor haar. God in haar is geen koestering maar een vuur, geen stil genieten maar een omgekeerd worden, binnenste buiten, om lief te hebben en naar anderen toe te gaan. Wie God ontvangen heeft, sluit zich niet op, hij gaat open, denkt aan anderen en vergeet zichzelf. Daaraan kan je weten of je vreugde en je pijn van mensen komen of van God.
Elke vreugde die zich opsluit in zichzelf – genietend van zichzelf in dit zalig uur – is onaf, daar is de geest niet los, hij is gebonden. Zoals een kind dat in een hoek van de zetel gaat zitten, alleen met het stuk speelgoed dat het heeft gekregen. Dit gevoel van geborgenheid en vreugde om wat men gekregen heeft, is er nog een van de eerste schepping, van de oude orde. De vreugde van de nieuwe schepping, die zet je op weg, naar anderen toe, zelfvergeten. Vreugde die van God komt, maakt los. Zo ging Maria met spoed door het bergland op weg naar Elisabeth en ze bleef er drie maand, zegt het evangelie.
Zo is het ook met pijn. De pijn uit de eerste schepping doet je ineenkrimpen, opgesloten in jezelf: ‘ik heb toch het recht om aan mezelf te denken, want ik heb zo’n pijn.’ In de nieuwe schepping, waar de pijn door het kruis en de verrijzenis is heengegaan, is het andersom. Op het kruis doet de pijn precies aan anderen denken: ‘Vader, vergeef het hun’, of ‘Vanavond zal je met mij zijn in het paradijs’, of nog ‘Vrouw, ziedaar je zoon, zoon, ziedaar je moeder’. De pijn uit de nieuwe schepping sluit niet op, ze is vruchtbaar.
Als God in je gekomen is, met zijn vreugde of met zijn pijn, keer je dan niet in jezelf, noch om te genieten, noch om te klagen. Keer je naar buiten, naar je broers en je zussen. Want waar God komt is er ruimte en ga je naar de anderen. Niet enkel je voeten moeten los om te gaan helpen, maar vooral en bovenal je tong en je lippen en je hart. Niet om over jezelf te spreken, maar over God. Maria’s antwoord op de gelukwens van Elisabeth begint met een totaal zelfvergeten woord. Wanneer Elisabeth haar feliciteert, zegt zij niet: ‘Dank u, wat ben ik gelukkig’. Zij zegt: ‘Mijn ziel prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest in God, mijn Redder’.
Om God gaat het bij haar. En om de mensen. De grote vreugde van Maria gaat als vanzelf over in dienstbaarheid aan Elisabeth. Elke vreugde en ook elke pijn, die door Gods genade en Geest doordrongen en gezuiverd is, is zelfvergeten en laat naar anderen toegaan.
Twee mensen gaan naar Emmaüs, weg van Jeruzalem, ontgoocheld omdat daar hun hoop aan stukken is geslagen. Een eindweegs gaat een vreemde met hen mee, die hun alles leert verstaan, die met hen het brood breekt en zijn eigen leven deelt. Dan gaan hun ogen open: hoewel gekruisigd, is Hij de Levende …
Zo zijn ook wij op weg, ons leven lang, ook onze hoop kan stukgeslagen zijn, tot iemand met ons meegaat, en met ons zijn brood, zijn eigen leven deelt. Dan kunnen onze ogen open gaan, en kunnen wij gaandeweg leren verstaan: hoewel gekruisigd is Hij de Levende ...
Eerste Lezing uit de Handelingen van de Apostelen 2,22-28
Toen sprak Petrus tot het volk: ‘Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, maar u hebt Hem door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen.
David zegt immers over Hem: ‘Steeds houd ik de Heer voor ogen, Hij is aan mijn zijde, ik wankel niet.’
Evangelie volgens Lucas 24 13-35
Twee van de leerlingen waren op weg naar het dorp Emmaüs, dat zestig stadiën van Jeruzalem ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat voorgevallen was. Terwijl ze met elkaar in discussie waren, voegde Jezus zelf zich bij hen en liep met hen mee. Maar hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen.
‘En wij hadden zo gehoopt dat Hij het was die Israël zou verlossen, maar inmiddels is het al de derde dag sinds dat gebeurd is.’
Toen zei Hij tot hen: `Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip als het gaat om het geloof in alles wat de profeten hebben gezegd! Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?'
Met aandrang vroegen ze: `Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde.'
Toen ging Hij mee naar binnen om bij hen te blijven. Eenmaal met hen aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun.
Nu gingen hun de ogen open en ze herkenden Hem.
ZO MAAR ONDERWEG
Naar Emmaüs gingen zij, net zoals wij onze weg gaan. Naar Emmaüs ging Hij mee, ook als zij de verkeerde kant uit gaan, weg van Jeruzalem. Hij is een vreemdeling. En stelt de eerste vraag: ‘Waarover lopen jullie zo druk te praten?’ En zij mogen vertellen … honderduit.
Het lijkt ons eigen leven. Hij is bij ons, vaak onbekend, en vraagt: ‘Wat houdt je bezig? Waar is je hart?’ En wij mogen vertellen. Een persoonlijk gebed, een gesprek van mens tot mens.
Hij loopt mee en luistert, en kijkt ons teder aan. En als ons hart openstaat, gaat Hij vertellen. Zijn verhaal, met woorden en beelden uit de Schrift.
Gaandeweg herkennen we Hem, eenvoudig en klein, zoals Hij ooit zei: ‘Kom tot Mij, die onder lasten gebukt gaat. Ik zal u verlichting schenken.’ Hij geeft de sleutel van zijn leven, de sleutel van DE WEG: ‘wees zachtmoedig en nederig van hart’. En: ‘heb elkander lief, zoals Ik u heb liefgehad’.
Ons hart wordt warm bij zijn woorden. Hij vervult ons diepste verlangen. Maar Hij dwingt niet. Hij is bereid ook zo verder te gaan. Zonder ons.
Maar als ons hart bereid is, vragen wij net als de leerlingen: ‘Blijf bij ons! Het wordt avond.’ Hij heeft iets wakker gemaakt in ons. Door zijn woorden, door het delen van het brood. En – voor wie zijn weg gaat – evenzeer door hen, die geen brood hebben om te delen.
In wat Hij zegt, in wat Hij doet, door mensen, zien we Hem. Gaandeweg. En we keren terug, naar Jeruzalem, naar het land waar de mensen wonen. Om te vertellen wat ons zo diep beroert. En om zijn weg, DE WEG, te gaan.
Wanneer Gij komt, ’t kan heden zijn, ’t kan etenstijd met allen zijn, ’t beloofde land, ’t verwacht festijn, ’t kan vreugde zijn of aardse pijn.
Wanneer Gij komt, ’t kan morgen zijn, ’t kan dageraad of avond zijn, de goede Herder kan het zijn, de Man met balsem, brood en wijn.
Wanneer Gij komt, ’t kan middag zijn, door ’t kruispunt loopt de dwarse lijn, met vuur gezuiverd staan wij rein, ’t kan ’t heerlijk uur der liefde zijn.
Wanneer Gij komt, nacht kan het zijn, ’t kan donkerheid vol tranen zijn, of, vallen wij uit ’t ijdel schrijn, ’t kan ’t laatste woord voor ’t sterven zijn.
Wanneer Gij komt, ’t kan eeuwig zijn, Uw lichaam kan zo glanzend zijn, ’t kan Pasen in de bloesems zijn, Gij kunt voorgoed gekomen zijn.