Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
22-11-2014
ZONDAG 23 NOVEMBER
34ste ZONDAG A – 23 NOVEMBER 2014
FEEST VAN CHRISTUS KONING
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren we het feest van Christus Koning. Hij is geen koning in triomf, naar aardse normen. Je zou Hem beter kunnen benoemen als: ‘Jezus, de Koning van de Goedheid’, of de ‘Koning van het hart’.
Hij werd gehoond, bespot en niet begrepen door de mensen van toen, die Hem folterden en kruisigden. En ook nu wordt Hij nog weggelachen door vele mensen van vandaag, die zich van Hem geen zier aantrekken, en totaal andere waarden en normen vooropstellen in hun leven.
Bovenaan zijn kruis stond nochtans ‘Dit is de koning van de Joden’. In drie talen stond het er, het Grieks, het Hebreeuws en het Latijn … opdat gans de wereld het zou kunnen verstaan...
Eerste Lezing uit de profeet Ezechiël 34,11-12.15-17
Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken.
Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten – spreekt God, de HEER – Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren verdelgen.
Evangelie: Matteüs 25,31-46
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker.
Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: ‘Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is. Want al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan’.
En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: ‘Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan’.
En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.’
CHRISTUS, DIE ANDERE KONING
De eeuwen door hebben mensen zich vele en verschillende voorstellingen van God gemaakt. Deze denkbeelden over God zeggen doorgaans meer over onszelf en onze verlangens, dan dat zij ons iets bijbrengen over God.
Soms maken wij van God iemand die enkel moet luisteren naar wat wij Hem vragen. Of wij vinden dat God moet zorgen dat er ons niets overkomt, geen ziekten, ongelukken of oorlogen. Soms zelfs, als we zeggen dat God Liefde is – de mooiste Naam die Hem ooit gegeven werd – dan denken wij aan een soort liefde die gewoonweg alles toelaat en goed vindt wat we zelf zo graag willen. Zo kan God toch niet écht zijn.
Wij kennen iemand door zijn woorden en daden. Om God te leren kennen en almaar beter te leren kennen, kunnen wij het best naar Jezus kijken en altijd blijven kijken. Hij is immers Gods eigen mens geworden Woord. Meer dan waar of in wie ook heeft God zichzelf in Jezus uitgesproken. In Jezus treedt God eerst en meest aan het licht. In Jezus kunnen wij vatten hoe God zelf zou kunnen zijn.
Vandaag op het feest van Christus Koning leren de lezingen ons hoe God, ten diepste is en hoe Hij zich kenbaar maakt in Jezus: een KONING, die meer HERDER is dan HEERSER. Of beter nog: een Koning, die terecht mag heersen omdat Hij bovenal herder is.
Als wij – stil, geknield en biddend in het schemerdonker van een kleine kerk – naar Jezus kijken op het kruis, zien wij geen machtige heerser, maar een lijdende dienaar van de mensen. Een dienaar, die te lijden heeft, omdat Hij in zijn liefde voor de mensen tot het uiterste ging – ten einde toe, ten dode toe.
Christus Koning is dus niet het feest van de machtige praalzieke despoot, die in triomf – hoog gezeten op een paard of minzaam mensenhandjes schuddend – zijn blijde intrede doet. Het is het feest van een andere Koning: Iemand, die bovenal wilde dienen, en daarbij eerst de kleinen, de zwakken, diegenen, die in de wereld niet meetellen.
Als wij dat eens echt zouden opnemen in ons hart en ook navolgen. Als wij als christenen en als kerk eens echt anders zouden kunnen leven! Als wij eens, als minderheid, tegen de stroom zouden ingaan.
En net als Jezus, Christus Koning, niet uit zouden zijn op uiterlijke praal, maar door en door bekommerd om wie in deze wereld aan de kant gelaten worden.
Want slechts zo leren wij Jezus kennen en beminnen. En slechts zo kunnen wij anderen tot Hem leiden en bereiken dat ook zij Hem liefhebben. Als die andere Koning, die Weg, Waarheid en Leven is. En die er niet alleen maar is voor het protocol, de pronkzucht en de praal.
Vandaag zegt het evangelie ons dat elke mens zijn eigen talenten heeft. Kortom, elkeen kan zijn steentje bijdragen aan een goede, menselijke en menswaardige samenleving. Voor zulk een samenleving – goed, menselijk en menswaardig – heeft Jezus een prachtige naam bedacht: ‘Het Koninkrijk van God’.
Dat Koninkrijk komt er als ieder zijn talenten naar best vermogen aanwendt, en niet alles aan anderen overlaat, vanuit de gemakkelijke gedachte: ‘de anderen zullen de klus wel klaren. Laat mij maar lekker voor mezelf zorgen en rustig genieten van de inzet van anderen’. Of om het met de woorden van het evangelie te zeggen: ‘laat mij mijn talent maar veilig oppotten’. Voor wie zo redeneert heeft Jezus vandaag alleen maar een heel hard woord over: ‘Werp die onnutte knecht maar buiten in de duisternis; daar zal geween zijn en tandengeknars.’
Dat is ook tot ons gezegd, want het gebeurt wel vaker dat we vanop afstand blijven toekijken zonder zelf de handen uit de mouwen te steken.
Uit de eerste brief van Paulus aan de christenen van Tessalonica 5,1-6
Maar u, zusters en broeders, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, want u bent allen kinderen van het licht en van de dag.
Wij behoren niet toe aan de nacht en de duisternis, dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn.
Evangelie: Matteüs 25,14-30
In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: ‘Een man riep bij zijn vertrek naar het buitenland zijn dienaars bij zich om hun zijn bezit toe te vertrouwen. Aan de een gaf hij vijf talenten, aan de ander twee, aan een derde een, ieder naar zijn bekwaamheid. Daarna vertrok hij.
Die de vijf talenten gekregen had, ging er terstond mee werken en verdiende er vijf bij. Zo verdiende ook degene die er twee gekregen had, er twee bij. Maar die er een had gekregen, ging een gat in de grond graven en het geld van zijn heer verbergen. Een hele tijd later kwam de heer van de dienaars terug en hield afrekening met hen. …
BEGRAAF JE TALENTEN NIET
Waar liggen uw talenten ? Liggen ze in de kluis ? Of zitten ze misschien in je handen, in je geest, in je hart ?
Moesten uw talenten alleen te vinden zijn in uw kluis, dan zou je vast en zeker een arme mens zijn.
Waar onze talenten ook liggen, Ze zijn niet van ons. Ze komen van ergens ver weg. En de eigenaar is in den vreemde. Zijn eigendom moet enorm zijn want waar wij over beschikken, is slechts een heel klein deeltje van zijn bezit.
Zijn bezit is de aarde, die blauwe planeet die voor Frank De Winne zo broos en zo kwetsbaar scheen als hij ze zag vanuit de ruimte, slechts beschermd door een dunne dampkring. De heer heeft die aarde, dat kostbaar kleinood in die onmetelijke ruimte, aan ons toevertrouwd.
Zijn bezit is het leven, dat wonder verschijnsel van een beetje materie die zich organiseert en zichzelf in stand houdt, zich voortplant, zich ontwikkelt tot bewust menselijk leven. Hij vertrouwt ons dat wonder verschijnsel toe. Wij ontleden het, wij manipuleren het, wij bewaren het in onze proefbuisjes, steken het in onze diepvriezers en vergeten ondertussen dat het van Hem komt …
Van Hem komt de geest, de liefde die ons beademt, die ons beweegt en ons naar elkander voert. In Hem leven, bewegen en zijn wij schrijft Paulus.
Elke mens mag zich door Hem bemind weten, dat is onze grootste rijkdom.
Zijn bezit ligt in onze handen totdat Hij wederkomt … Het is Zijn verwachting dat we er mee werken en woekeren, dat we de aarde bewoonbaar maken, en het leven menselijk. En dat we zijn liefde doorgeven.
Zijn grote liefde voor ons moet de kleine liefde van elke dag worden, de spontane hulp en het intens meevoelen met de medemens. Zijn goddelijke levensdrift moet vertaald worden in onze blijdschap, in onze humor en soms in onze taaie levensmoed.
Die talenten niet begraven, niet bang afwachten tot Hij komen zal. Volgens deze parabel is de toekomst reeds begonnen.
Een ongewoon feest vandaag: de kerkwijding van Sint-Jan van Lateranen, een basiliek in Rome, die Keizer Constantijn liet bouwen in de 4de eeuw. Ze wordt wel eens de moederkerk genoemd, omdat zij vele eeuwen lang de kerk van de paus was. Dat was dus niet de St.-Pietersbasiliek – eveneens in Rome – zoals we meestal denken.
Maar eigenlijk gaat het vandaag niet over gebouwen: tempels, basilieken of kathedralen, of hoe ze ook mogen heten. Het evangelie spreekt ons ook vandaag over Jezus, de echte ‘tempel van God’, de ‘Emmanuel’, in wie God woont tussen de mensen. En het is een woedende Jezus, die we vandaag aan het werk zien ...
Bovendien wijst de apostel Paulus ons erop – geheel in de lijn van een eeuwenoude christelijke traditie – dat de gelovigen zelf Gods belangrijkste en meest eminente ‘bouwwerk’ zijn: doorheen hun woorden en werken leeft Jezus voort in ons midden.
Lezing:uit de eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs 3, 9b –11.16-17
Zusters en Broeders, Gods eigen bouwwerk bent u. Overeenkomstig de taak die God mij uit genade heeft opgelegd, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en anderen bouwen daarop voort. Laat ieder erop letten hoe hij bouwt, want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt: Jezus Christus zelf.
Evangelie: Johannes 2,13-22
Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars, die daar zaten. Hij maakte een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: 'Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!
‘EEN WOEDENDE JEZUS …’
De wijding van een basiliek in Rome, wat zegt ons dat nog? Toch heeft dit feest voorrang op een gewone zondagsviering, en er is dat evangelie over Jezus die zo fel te keer gaat. Er moet dus wel meer aan de hand zijn dan wat wierook voor een prachtig bouwwerk.
Johannes plaatst dit verhaal, de zuivering van de tempel, aan het begin van zijn evangelie. Zo gaat hij meteen naar de kern. Jezus handelt profetisch: Hij geeft een voorteken van zijn hele leven, dat een twist zal zijn met de Joodse machten en op het kruis zal eindigen, verworpen door de elite van zijn tijd.
De tempel was voor de joden, en ook voor Jezus, de heiligste plaats van hun leven. Maar die heiligheid werd besmeurd door misbruik en gesjacher. Daarom is Jezus zo woedend: omwille van de corruptie in en rond de tempel. Er hing daar helemaal geen geur van heiligheid! Gods woning onder de mensen werd ontheiligd. Niet alleen de Romeinen waren schuldig, of de tollenaars, ook de tempeldienaars deden gretig mee met de uitbuiting van de kleine, moegetergde gelovigen. Zij, de elite, voelen zich bedreigd, maar voor de gewone mens wordt Jezus een populaire volksheld, die hun hoop op een Redder nieuw leven inblaast.
En er is meer: voor de eerste christenen is de kerk niet zozeer een gebouw, maar wel een hartelijke gemeenschap waarvan iedere gelovige een ‘steen’ en Jezus de ‘hoeksteen’ is. Dit evangelie roept dus op tot reiniging van de kerk als gemeenschap van gelovigen, tot uitzuivering van alles wat in de loop van 20 eeuwen fout gelopen is. Wie daar, zoals Jezus, tegen opkomt, zal net als Hij, de gevolgen moeten dragen.
Dit evangelie is een pleidooi voor zuiverheid, om God te dienen in geest en waarheid en zelf tempel van de heilige Geest te worden, Gods woonst onder de mensen. Kardinaal Danneels zei ooit: ‘De Kerk zou in haar geheel moeten uitstralen wat Franciscus van Assisi als persoon uitstraalde. Hij was het levende evangelie: arm, blij, goed, verdraagzaam, maar ook diepgelovig, consequent, geen compromissen. Als je naar Franciscus kijkt, zie je het evangelie. Als heel de Kerk eens zo zou kunnen zijn.’ … Het zijn woorden van onze vorige kardinaal-aartsbisschop!
Misschien is het ook wel daarom dat onze huidige paus gekozen heeft voor Franciscus als zijn patroon en voorbeeld?
Gisteren vierden we het feest van Allerheiligen. Vandaag met Allerzielen, willen wij terugdenken aan diegenen die van ons zijn heengegaan. In die zin raakt het feest van Allerzielen ieder van ons. Iedereen heeft wel in de voorbije jaren iemand zien heengaan die hem of haar nauw aan het hart heeft gelegen: een vader of moeder, een kind, een partner, een broer of zus, ooms of tantes, neven of nichten, vrienden of vriendinnen of buren …
Laten we in deze viering God danken om al die lieve en goede mensen die van ons zijn heengegaan en die een bijzondere plaats innemen in ons hart.
(Bron: Zondagsvieringen Dominicanen)
Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 8,31b-35.37-39
Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zo'n gave ook niet al het andere schenken?
Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten, noch wat is noch wat komt, geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is.
Evangelie: Johannes 14,1-6
Tijdens het laatste avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.
Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.’ Tomas zei tot Hem: ‘Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?’ Jezus antwoordde hem: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
TOEVAL OF LIEFDE?
‘Van het concert van het leven heeft niemand een program!’ Dit is één van die oude spreuken die men soms nog in één of ander huis aan de muur ziet prijken.
Leven is geen vooraf geprogrammeerd gegeven. Er bestaat geen scenario van. Het is geen pakket belevenissen dat vooraf is klaargemaakt. Leven is veeleer een tocht, een reis door de tijd met veel onvoorziene en onverwachte gebeurtenissen : meevallers en hindernissen. Het is een verrassingsreis zowel in de goede als in de minder goede betekenis van het woord.
Hiermee kan iedereen akkoord gaan. Maar, hoe kijk je ertegenaan ? Wat is de zin van de reis, en heeft die wel een zin ? Hier lopen de wegen uiteen.
Voor de enen is het leven een zuiver toeval. Zo is het trouwens begonnen, zeggen zij. Een toevallige verbinding van aminozuren vormden de eerste eiwitmoleculen, de eerste bouwstenen van wat later leven zou worden. Niemand heeft dat gevraagd, niemand heeft dat gewild. Het leven overkomt ons. Laat er ons het beste van maken. En als het ooit te zwaar wordt, als het leven ooit ondraaglijk wordt, kun je er nog altijd een eind aan maken. De euthanasiewet ligt volledig in de lijn van die levensopvatting. Leven is puur toeval.
Voor de anderen, de gelovigen, is de laatste grond van het leven niet het toeval, wel liefde. In de ontstaansgeschiedenis van het leven zien wij een bedoeling. In die dode materies van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof, die van buiten uit in ons planetenstelsel zijn terechtgekomen, heeft Iemand iets van zichzelf meegedeeld : bewustzijn, vrijheid en de drang naar steeds grotere harmonie, naar steeds grotere schoonheid.
Het verschil in levensopvatting : toeval of liefde, is niet bijkomstig, het is fundamenteel.
Als leven toeval is, dan ligt de zin van mijn leven bij mezelf. Dan is het mijn leven. Dan mag ik zeggen : ik leef maar één keer en het is mijn zaak.
Als leven geen toeval is maar liefde die scheppend bezig is dan mag ik vragen : Heer, wat wilt ge dat ik doe ? Dan ligt de zin van mijn leven buiten mij. Als dit leven een zin heeft, dan heeft ook de dood een zin. Dan is dood thuiskomst na de lange reis.
Als je die reis heel bewust beleeft, dan ontdek je God in alles wat je ten diepste beroert. ‘Ik ben die weg die je gaat’, zegt Jezus. ‘Ik ben je waarheid, je enige werkelijkheid, je leven.’
God en leven zijn geen afzonderlijke werkelijkheden. God en leven gaan in mekaar op. Dat is de innerlijke rijkdom van gelovige mensen.
Op Allerheiligen vieren wij alle mensen die voor onze ogen de goede vruchten van de Geest beleefden: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Zo waren velen, op hun eigen manier, een licht voor ons en voor anderen. Zij toonden hoe God is, wie God is. Omwille van deze mensen willen wij danken. En wij geloven dat ook wij geroepen zijn om van die Goede Geest van God te getuigen.
Lezing uit de eerste brief van de apostel Johannes 3,1-3
Geliefde zusters en broeders, bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook.
Evangelie: Matteüs 5,1-12
Bij het zien van deze menigte ging Jezus de berg op, en toen Hij was gaan zitten, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen met deze woorden:
`Gelukkig zijn zij, die arm van geest zijn …
Gelukkig zijn zij, die verdriet hebben …
Gelukkig zijn zij, die zachtmoedig zijn …
Gelukkig zijn zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid …
Gelukkig zijn zij, die barmhartig zijn …
Gelukkig zijn zij, die zuiver van hart zijn …
Gelukkig zijn zij, die vrede brengen …
Gelukkig zijn zij, die vervolgd worden vanwege de gerechtigheid …'
Gelukkig zijn jullie, als ze jullie uitschelden en vervolgen en je van allerlei kwaad betichten vanwege Mij. Wees blij dan en juich, want in de hemel wacht jullie een rijke beloning. Zo hebben ze immers de profeten vóór jullie vervolgd.
GELOVIG? ONGELOVIG?
Dierbare gelovigen,
Is het u nog niet opgevallen dat ik u nooit met die woorden durf aan te spreken. Vroeger werd dit wel gedaan. Toen was ook alles zo duidelijk. Men behoorde tot de club of men stond er buiten. Nu is dat niet meer zo duidelijk. De grensvervaging heeft ook hier haar werk gedaan. Geloven is een levenslange worsteling, is vechten met levensgrote twijfels.
Trouwens met het ongeloof zal dat ook wel zo zijn. BV’s vertellen voor de camera zo graag en zo gemakkelijk dat zij ongelovig zijn. Dat staat nu chique en modern. Maar ook het ongeloof vermoed ik, blijft een levenslang proces, een levenslange zoektocht naar de laatste zin van alles wat bestaat.
Wanneer is men gelovig ? Wat is het kritische punt dat de balans doet overslaan ?
Het is niet het doopsel, of enig ander sacrament dat ons uitsluitsel geeft.
Het is niet het feit dat men probeert om een goed mens te zijn. Ook ongelovigen proberen dat te zijn. Soms met meer succes. Het is niet het feit van tot die groep te behoren, deel uit te maken van een gemeenschap die zich gelovig noemt.
Het delicate punt dat de balans doet overslaan is de innerlijke overtuiging dat dit leven niet uitloopt op de dood maar op het leven. Daar ligt de scheidingslijn tussen gelovigen en niet-gelovigen.
Geloven dat er een overkant is aan de andere kant van de oceaan van het onbekende. Dat de mens, dat bewust denkend wezen, dat schepsel dat, enig in zijn soort in staat is om lief te hebben, zelfs in staat is om God te beminnen, dat dit mensenkind bij het sterven wordt opgenomen in een nieuwe wijze van bestaan, in een intiemere relatie met God.
Wij zien de overkant niet, anders zou het geen echte overkant zijn. Wij hebben geen garantie op zak. Wij staan voor de verscheurende keuze: is ons bestaan toeval of mysterie ? Tussen de zinloosheid van een bestaan ten dode en het mysterieuze van een bestaan dat voorspel is, prelude van een onvoltooide symfonie.
Maar van één ding zijn we wel zeker. Als we kiezen voor het mysterie krijgt heel het leven zin. Dan is dat leven geen aftellen naar de dood maar een toeleven naar de voltooiing.
Die overtuiging hecht zich in het bijzonder vast op de momenten dat we arm en schamel zijn, hecht zich vast op de momenten van verdriet van teleurstelling.
Op die momenten blijft het negatieve niet negatief maar wordt voeding in een groeiproces, kiemkracht naar een dieper mensworden, naar een nieuwe sereniteit.
Uw armoede kan rijkdom worden, zegt het evangelie. Uw verdriet kan vreugde worden.
Allerheiligen is even naar de overkant durven kijken zodat onze dagelijkse ervaringen gekleurd worden met de serene tinten van dat ander avontuur dat God voor ons in petto houdt.
Zo leven is zalig, zegt het evangelie.
(Homilie van Manu Verhulst)
Dank om al uw heiligen
Dank U, om die kleine heiligen, God,
het vrouwtje in mijn straat,
dat bijna de hele dag stilletjes aan het bidden is
Een boom stond aan de rand van een groot bos en overschaduwde de stroom die aan zijn voet voorbijgleed. Aan de boom ritselde een blad in de zomerwind. Het was zijn manier om zijn Schepper lof toe te juichen. De vogeltjes op de takken van de boom zongen een veel mooier lied. Hun gefluit klonk als een steeds wederkerende melodie van geluk. De zon streelde de pluimen van het gevogelte en de nerven van het blad. Als het regende werd het blad gewassen, ontdaan van alle smet. Maar het trilde als het herfst werd en de lucht heel fris begon te worden. Toch was het blad heel fier nu het een bijzonder mooie kleur had gekregen. Blinkend donkerrood was het en het danste van plezier aan de uiterste boomtak. Het spiegelde zich soms in het water en kon zo zijn schoonheid bewonderen.
Maar op een morgen toen het licht gevroren had, voelde het blad zich heel ziek. Misschien had het wel griep gekregen. Het had alle kracht verloren en kwam los van de boom die het gedragen en gevoed had. Het viel in het water van de stroom en dreef, met de stroom mee, naar de zee. En de zee nam het blad op en wiegde het op de deining van haar golven. Zo had het blad zijn eeuwige bestemming bereikt.
Zo gaat het ook met de mens in het leven. We groeien en bloeien en stoeien, en als we moe en ziek zijn geworden, soms jong maar meestal oud, verlaten we de boom van het leven en brengt de stroom van de genade ons bij de oneindige God waar we voor altijd gelukkig kunnen zijn. In de oceaan van Gods liefde vindt de mens het eeuwig Leven!
Vreemdelingen, asielzoekers en racisme, fanatieke vormen van geloof en terrorisme: het zijn hete hangijzers in het nieuws.
De lezingen van vandaag – van Joodse oorsprong – zijn duidelijk, als het over deze onderwerpen gaat! We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat de Joden doorheen de eeuwen, en ook vandaag de dag, niet altijd een voorbeeld zijn of geweest zijn.
Maar dit geeft ons niet het recht om niet te luisteren naar hun woorden, die de eeuwen door beschouwd werden als Heilige Schrift of als openbaring – als woorden, die door God zelf werden ingegeven – ook als ze niet altijd aangenaam klinken in onze oren en evenmin gemakkelijk zijn.
Eerste Lezing uit het boek Exodus 22,20-26
Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. Doe je dat toch en smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar hen luisteren want ik ben een genadige God.
Evangelie: Matteüs 22,34-40
Om Jezus op de proef te stellen vroeg een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’
Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod.
Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’
GERECHTIGHEID, DE MINIMUMEIS VAN DE LIEFDE
Jaren geleden stond er een spotprent in de krant: de presidenten van Amerika en Rusland waren onder hun rijke bureau gekropen, en daarbij stond: ‘de wereld-ON-machten! De allusie was duidelijk: de aanslag op de WTC-torens, en de gijzeling van honderden mensen in Moskou. Twee daden van terreur aan het begin van de 21ste eeuw, met onschuldige slachtoffers – mensen, met wie we alleen maar kunnen meeleven. Afgrijzen wordt opgewekt, maar over de ware oorzaken, en dus de ware schuldigen van dit trieste terrorisme wordt niet gesproken. Het is niet mijn taak om jullie politiek te beïnvloeden. Alleen wil ik, in aansluiting bij de eerste lezing enkele morele leiders aan het woord laten, die spreken over de diepste vorm van verdeeldheid in onze wereld. Over het diepste conflict op onze aarde.
Toen Kennedy begin ’61 president werd van de USA, zei hij in zijn openingsrede: ‘Wij hebben de middelen om de armoede op te lossen, maar de wil ontbreekt.’
Hetzelfde jaar schreef Paulus VI zijn encycliek: ‘De vooruitgang der volken’. Met daarin: ‘Als zoveel volken honger hebben, als zoveel gezinnen gebukt gaan onder gebrek, als zovelen gedompeld zijn in onwetendheid, als zoveel scholen, ziekenhuizen en woningen, die naam waardig, nog gebouwd moeten worden, zijn alle verspillingen door overheid en particulieren, en alle uitgaven voor nationale en persoonlijke trots, heel de uitputtende bewapeningswedloop een schandaal dat niet kan worden toegelaten’
Ouder nog zijn de woorden van Gandhi: ‘Iets, zelfs als het niet gestolen is, moet toch als verduisterd worden beschouwd, als men het in bezit houdt zonder het nodig te hebben. De rijke bezit een grote overvloed van overbodige dingen die hij werkelijk niet nodig heeft en die bijgevolg ongebruikt blijven en verloren gaan, terwijl miljoenen mensen, door gebrek aan voedsel van honger sterven.’
In 2000 schreven de Braziliaanse bisschoppen: ‘De buitenlandse schuld is een systeem van onderwerping en slavernij die de rijkdommen van het land afvoert naar schuldeisers en slechts het internationaal kapitaal en de rijke landen dient. De verantwoordelijken voor dit proces zijn: de dominante elites die geen ontwikkeling voor het land nastreven, maar slechts hun eigen belangen dienen; de regeringen en de politiekers die Brazilië onvoorwaardelijk toevertrouwen aan de wereldeconomie; de juristen, economisten en intellectuelen die de verantwoording voor dit proces bedenken.”
Hetzelfde jaar schrijft Dom André De Witte, de Vlaamse bisschop van het Braziliaanse Ruy Barbosa, in zijn Kerstbrief: ‘Sommigen zeggen dat wij zeer bekommerd zijn om gemeenschapszin, grond en water, om radio en communicatie … en dat is ook zo! God zij dank! Want het is dààr, in onze bekommernis – of niet! – met honger en dorst, woonst en gezondheid, zeg maar: met de rechten van armen en kleinen dat we Christus zelf al dan niet ontvangen en dienen. Ik wens van harte dat we allen steeds dieper bewust mogen worden van dit goede nieuws, op weg naar het definitieve Rijk, diepste reden van onze hoop!’
In de eerste lezing stond: ‘Gij zijt toch zelf ook vreemdeling geweest’. Wij kunnen zeggen: ‘Gij hebt toch zelf in armoede geleefd’. Denken wij maar aan verhalen van onze grootouders of aan de film Daens. Toen heeft solidariteit van de armen een oplossing kunnen brengen. Laten wij bidden voor een internationale beweging die de armen dient en de huidige machten, die slechts zichzelf dienen onder druk zet, want ‘alleen kunnen we niets, maar samen kunnen we de grootste problemen aan.’ En laten wij de zijde van de armen kiezen.
Aan het einde van het Matteüsevangelie zegt Jezus: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen.’ Van in den beginne hebben de apostelen dat ook gedaan: de eeuwen door werd Jezus’ boodschap doorgegeven. En altijd weer ontstonden jonge, dynamische kerken.
Maar ondertussen is er zoveel veranderd:
- de kerk van 20 eeuwen lijkt oud geworden in het westen, ze mist nieuw bloed en levenskracht
- de vroegere missies zijn al lang geen onmondige, koloniale kindjes meer
Toch is ons geloof niet oubollig: missiewerk blijft belangrijk en wij kunnen missionaris zijn in ons eigen midden.
Lezing uit de eerste brief van Paulus
aan de christenen van Tessalonica 1,1-5
Zusters en broeders, wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer.
Evangelie: Matteüs 22,15-21
Op zekere dag maakten de farizeeën plannenom Jezus in zijn woorden te strikken.Ze zeiden: `Meester, we weten dat U een waarheidlievend man bent want U ziet geen mens naar de ogen.Zeg ons dan wat U hiervan vindt:mag men belasting betalen aan de keizer of niet?'
Daarop zei Hij tegen hen:‘Geef aan de keizer wat van de keizer isen aan God wat van God is.’
IS MISSIE NOG NODIG VANDAAG?
In de jaren ’50 zei een Keniaanse vrijheidsstrijder eens rechttoe rechtaan: ‘Als men een volk zijn goden en tradities afneemt, moet men zeker zijn dat men iets beter in de plaats stelt.’ Hebben wij iets beter te bieden?
‘Zalig die arm van geest zijn …’ In een wereld van geld en macht vraagt Jezus ons om arm te staan tegenover God. Hij prijst niet de mensonterende armoede, die we zien in zoveel schrijnende beelden. Hij prijst de geest van onthechting en verwerpt de graaicultuur van geld en macht.
‘Zalig zij die treuren …’ Ook hier prijst Jezus niet het verdriet om zichzelf, maar een diepere vorm van treurnis: de pijn, die mensen voelen omdat onze wereld nog zo ver af staat van het Rijk van God, dat rijk van waarheid, heiligheid, en liefde, dat rijk van gerechtigheid en vrede.
In een harde wereld vol onverschilligheid pleit Jezus voor mededogen: ‘zalig, die zachtmoedig zijn, zalig, die barmhartig zijn’. Zalig, die oog hebben voor het leed van de ander, en daar geen misbruik van maken. Zalig, die een warm hart hebben en van mensen houden: ‘Mensen gaarne zien, da’s mijn hobby’, stond ooit op een kaartje van ‘Bond zonder Naam’.
En – niet in het minst - zalig, die mensen die zuiver van hart zijn … eerlijk, oprecht, betrouwbaar.
Het ideaal van Jezus staat haaks op de wijsheid en de handelwijzen van de wereld, en er is nog heel wat werk in ons eigen westen. Maar het blijft de moeite om dit ideaal door te geven. Terecht staat in de brief aan de Joodse Christenen: ‘Christus, gisteren, vandaag en altijd’. Want bij Hem vinden we hoop en vreugde, door Hem ontkomen we aan alle duisternis.
Daarom is het een genade in Jezus’ boodschap te mogen geloven; daarom is het goed om de wonderen te zien, die met kleine middelen en simpele daden gebeuren: een glimlach, een woord van liefde, een helpende hand; daarom doet het zo’n deugd te zien dat elders volop leeft wat hier lijkt dood te gaan.
Ook wij kunnen missionaris zijn in ons eigen midden! En aan God geven wat aan God toekomt … want dat is meer dan een uurtje op zondag.
Vandaag, net als de vorige weken, heeft Jezus het aan de stok met de hogepriesters en de oudsten van het volk. Maar het evangelie geeft nooit zomaar een stukje geschiedenis om gewoonweg een stichtend verhaaltje over die wondere man te vertellen. Zoals steeds spreekt Jezus tot ons, hier en nu. Een beetje uitdagend zouden we kunnen stellen: de historische Jezus is verleden tijd, evenzeer als Napoleon, Luther, Karel de Grote en alles wat zich honderden of duizenden jaren geleden voordeed. Zijn woorden, zijn daden, kortom zijn hele manier van leven en alles wat men Hem aandeed - inclusief zijn verworpenheid, lijden, dood en verrijzenis - daarentegen zijn van alle tijden en zijn vandaag actueler dan ooit.
Dat geldt ook voor het historische conflict tussen Jezus en de hogepriesters, de schriftgeleerden, de oudsten van het volk, de specialisten van de letter van de wet. Want eens te meer gaat het over de tegenstelling tussen uiterlijk vertoon en innerlijke ommekeer, een keuze die ook wij moeten maken. Volgen wij de leugen van de schone schijn, of willen wij binnenin eerlijk en oprecht zijn … want ‘zalig zijn de zuiveren van hart …’
Willen wij ons bekleden met de nieuwe mens en leven met de blik op Jezus, met een hart tot God gericht?
Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Filippi 4,12-14.19-20
Zusters en Broeders, ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek.
Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus.
Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.
Evangelie: Matteüs 22,1-14
In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: ‘Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen.
Toen sprak de koning tot zijn dienaars: ‘Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft’.
Immers, velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.’
GEKLEED VOOR HET BRUILOFTSMAAL
Met de parabel van het bruiloftsmaal wil Jezus Gods bedoelingen met mens en wereld duidelijk maken: de komst van het Rijk der hemelen, dat bij Hem begonnen is! Hij nodigt allen uit om binnen te gaan en toe te treden tot dit Rijk, goeden en slechten. Het gaat om ‘al of niet ingaan op de uitnodiging’. Maar wie de uitnodiging aanvaardt, moet de gepaste kledij dragen. Bijbelteksten willen ons doen en laten richting geven. Het Rijk der hemelen is uiteraard geen territorium, het is: daar waar God God, en een mens mens mag zijn. Dáár is God zo menselijk aanwezig, daar is de mens een beetje God. Jezus heeft niet anders gedaan: zijn aandacht voor de mens in de miserie, de arme, de zieke, de uitgestotene, de zondaar. Hij ging weldoende rond in Palestina, met zijn 12 volgelingen, zijn 12 ‘armoezaaiers’, want ze lieten alles achter om Hem te volgen. Maar diep binnenin waren ze rijk! Ze leefden hier met Jezus op aarde…en leven met Jezus is binnengaan in het Rijk der hemelen.
Waarom ging men niet spontaan in op de uitnodiging? Het groepje van 12 was toch ook niet zo groot? Waarom zijn er nu steeds minder gelovigen? Het klinkt niet erg positief, en ik ken het antwoord ook niet ten volle. Bovendien zou een zoektocht naar een antwoord op die vraag veel te ver leiden en heel wat nuances vragen, maar het was vroeger ook niet vanzelfsprekend om Jezus te volgen en te vertrouwen op zijn woord, of beter: om te vertrouwen op het Woord dat Hij was. Hier komt geloof bij te pas. Kan ik geloven dat God, die onzichtbaar is, met mij begaan is? Wat ik zeker weet en geloof, is dat Hij zich laat ontmoeten in medemensen.
Als je ouder wordt, zijn heel wat mensen uit je leven weggenomen, mensen, die je dierbaar waren. Zo denk ik aan mijn eigen moeder, en zie ik weer haar geloof dat zo eenvoudig was. Ze had ‘ja’ gezegd, en haar ‘ja’ was ‘ja’. Heel geleerd en heel geletterd was zij niet, maar wel oprecht, eerlijk en trouw, kortom 'zuiver van hart', zoals de zaligsprekingen zeggen. Met de woorden van het evangelie van vandaag mogen we dan herhalen: 'zij had zich gekleed voor het bruiloftsmaal.'
Zo komen we bij het verrassende slot van het evangelie. ‘Vriend’, zo noemt de gastheer één van de genodigden en stuurt hem de deur uit. Hij had niet de passende kledij. We krijgen hier een heel scherp beeld aangereikt om de aandacht te trekken op een wèl te verstane boodschap: ‘ja’ zeggen betekent: engagement. Wij zijn vrij Gods boodschap te aanvaarden, maar dat kan niet op om het even welke manier! Het veronderstelt dat we 'ja' zeggen aan Jezus en dat ons 'ja' daadwerkelijk een 'ja' is, dat beleefd wordt. Vele kleine ‘neens’ doorheen het leven, kunnen leiden naar een levenshouding, die niet past bij een christen. Dan is het alsof we stiekem op feest willen binnenglippen zonder de passende kledij.
Maar met die passende kledij hebben we als kerk heel wat te bieden aan de wereld, waarin we leven! Want vele mensen zijn op de dool, op zoek naar wat zingeving in hun leven.
Mogen wij verder blijven geloven in Jezus’ boodschap en nederig genoeg zijn, om te geloven in de wonderen, die met kleine middelen en simpele daden tot stand komen. ‘Ja’ zeggen, en klein kunnen beginnen, met een glimlach, een bemoedigend woord, een helpende hand. Moge het ons lukken, samen met andere mensen van goede wil, ook al delen zij onze mening niet!
In de grote massa mannen en vrouwen
- of ze nu christen zijn of niet -
zijn er mensen op zoek
naar een mensheid die echt menselijk is
en die zich opent naar God toe.
Hopelijk ontmoeten die mensen op hun weg
een kerk, die zich van macht heeft ontdaan,
een kerk, die arm is, zoals God arm is,
een kerk, die is teruggekeerd naar het wezenlijke,