Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
23-01-2020
DOORDENKEN OP DONDERDAG
WANT BIJ U IS DE BRON VAN HET LEVEN
(Psalm 36,10)
Een bron roept bij mij een reeks beelden op. Over twee van die beelden, die teruggaan op reizen in het buitenland, wil ik iets vertellen.
Eerst zie ik voor mij de fonteinen in Zwitserse dorpen; soms van eenvoudige structuur, soms met veel handwerk en bloemen versierd. Ze duiden de plaats aan waar men, na een lange bergtocht, de eerste huizen aantreft, die aankondigen dat de tocht eindigt. Wat een geluk is het om je gezicht, handen en armen met dit onvergelijkbare koele water te kunnen verfrissen. Het zweet van een dag klimmen en van een ruwe afdaling wordt in enkele minuten door dat versterkende water weggespoeld: we genieten van dat water, dat als nectar uit de hoogte van het gebergte naar beneden is gevloeid.
Maar de laatste jaren komt men meer en meer borden tegen met het opschrift: ondrinkbaar water…
En dan herinner ik mij een reis naar Portugal. We zitten in een wagen op een overhitte dag en rijden door de Spaanse vlakte, verdord en verschroeid door de zon. Onmiddellijk na de grens dalen we naar de Portugese valleien en daar, aan de kant van de weg, komen we regelmatig fonteinen tegen, waar reizigers en inwoners zich een tijdje ontspannen. De fontein, afgezien van de frisheid die welkom is, schept de mogelijkheid voor een ontmoeting tussen de reizigers die wij zijn en de mensen die daar verblijven. De fontein zorgt zodoende voor een eerste contact, zij het nog beperkt.
Wat opvalt bij de meeste fonteinen, is dat het water voortdurend stroomt. Afgezien van buitengewone weersomstandigheden – zoals een sterke vorst – blijft het water stromen. De fontein geeft water zonder mate; zij schenkt onafgebroken de verkoeling die ze belooft. Onnodig hierbij te vermelden dat in de bijbelse tijden een fontein – we spreken dan liever van een bron – een zegen was die men toen nog meer waardeerde dan vandaag, daar de moderne toerusting waarover wij beschikken, toen niet voorhanden was.
Maar wat een teleurstelling wanneer we vandaag ontdekken dat hier en daar het water niet meer drinkbaar blijkt te zijn. De fontein die vanop een afstand zo veelbelovend was, heeft ons opgelicht. We zouden misschien wel geneigd zijn haar zelfs van verraad te beschuldigen, ware het niet dat zeer waarschijnlijk de mens zelf de oorzaak is van dit ondrinkbare water.
Maar dan leert psalm 36 ons:
Hier is de bron van leven bij de Heer.
Hij is degene die de bron
regelmatig en voortdurend
van water voorziet.
En de fontein is inderdaad de plaats van ontmoeting, de plaats waar wij gezamenlijk hetzelfde water kunnen putten van hetzelfde Leven.
Christenen uit het westen en het oosten, van linkse en rechtse gezindheid, laat ons samen de rechten van de minderheden verdedigen en helpen het onbegrip en de vooroordelen tussen de meerderheids- en minderheidskerken te verminderen. Laten wij ons engageren om de dialoog tussen onze Kerken, op diverse niveaus, gewetensvol en intens verder te zetten.
Diaken Rob Allaert vraagt zich af of de kerk er goed aan doet een heldere scheiding te maken tussen ‘gelovige’ en 'heiden'.
'Als hij ook aan de kerk geen gehoor geeft, laat hij dan voor je zijn zoals de volksheiden en de tollenaar!'
Het evangelie van Mattheüs wordt het kerkelijke evangelie genoemd omdat daarin het woord kerk terug te vinden is. Om die reden werd het ook als belangrijker beschouwd dan het Marcus-evangelie dat een vreemde inkorting zou zijn van de volheid die we terugvinden bij Mattheüs. Zo schrapt Marcus onder meer het 'onzevader' en de parabel van de twee zonen. Ook liet hij het na om de opstanding te documenteren zodat er met spoed door een andere schrijver een slottekst werd toegevoegd. Nu blijkt ondertussen dat Marcus wel tien jaar dichter bij Jezus stond en de twee andere synoptische evangelies dankbaar van Marcus' tekst gebruik maakten.
Tien jaar later – circa 80 na Christus – had de kerk al vorm gekregen en werd het moeilijk om de boodschap van Jezus los te koppelen van de situatie waarin deze prille kerk zich bevond. En dat merk je in de tekst.
Want, ook al richtte Jezus zich slechts tot het joodse godsvolk, hier laat Mattheüs Jezus reeds de kerk reeds toespreken.
Als hij niet zal horen, neem er dan nog één of twee met je mee, ... Als hij aan hen geen gehoor geeft, zeg het aan de kerk; als hij ook aan de kerk geen gehoor geeft, laat hij dan voor je zijn zoals de volksheiden en de tollenaar. (Mattheüs 18,15-17)
SCHOONMAAK
Toch weten we dat Jezus de schoonmaak begon in eigen huis. Lees maar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de kinderen (Israëls) hun brood af te pakken.’ (Marcus 7,27)
En ook: Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël (Mattheüs 10,6)
Dezer dagen mag het ons duidelijk zijn dat ook paus Franciscus de schoonmaak in eigen huis vooropstelt.
De kerk heeft lang gedacht dat ze zich efficiënt isoleerde tegen de boze wereld. Maar dat is niet zo. De kerk is geen koninklijke balzaal, maar een veldhospitaal waar onze eigen strijders liggen met afgehakte ledematen op geïmproviseerde bedden. De triomfantelijke kerk is niet meer. Deze paus verlangt in de eerste plaats dat de kerk zich bekeert.
De triomfantelijke kerk is niet meer.
In plaats van een heldere scheiding te maken tussen kerk en heiden, is een welgemeend mea culpa hier wat nodig is. Veel te lang stond de kerk met het vingertje omhoog terwijl ze zich in het verborgene overgaf aan de boze werken waar ze de heidenen van beschuldigde.
Helemaal lastig wordt het wanneer de heilige kerk zelf tollenaars aan boord heeft die opeisen wat niet van hen is; die denken dat de schatten van de kerk enkel aan hen toebehoren en niet aan hen die buiten de gemeenschap staan.
Herinner je dat streng-gelovigen petities lanceerden om de paus aan te moedigen de kerkleer niet te laten verwateren. Zij verkiezen een helder en streng programma omdat het makkelijker is de hemel te verdienen aan de hand van een checklist. Want, wat blijkt?
De hemel doen oplichten aan de hand van geloofwaardige barmhartigheid is veel lastiger.
Is dat de reden waarom een groeiende groep katholieken het moeilijk heeft met de huidige paus? Hij is bijna zo rebels als Jezus. Jezus kunnen we nog mooi en administratief wegplooien in een oude catechismus, maar die vrij bewegende paus in het nieuwe internet-landschap, die is niet te bedwingen.
Niet dat ik er zozeer van hou, toch horen ze er wel te zijn: de donkerste dagen van het jaar. Maar zie, langs alle straten wordt in grote golven een lichtzee naar ons toegerold. En alles wat de blik moet vangen is van een vervoerende marinade doortrokken, met de bedoeling ons door die magie te strikken.
En dat terwijl de natuur in alle toonaarden zwijgt en zich naar binnen heeft gekeerd, om aan herstel en voortbestaan te werken. Toch is er, als je lang genoeg kijkt, onder het grauwe licht soms wel een traagheid van bewegen te bespeuren, zonder onze inbreng. En die verhaalt van een oeroude rust en harmonie. Want geduld is nodig om levenskracht te laten gisten, rijpen. Een tijd van stil worden en haast verdwijnen in het naamloos wintergrijs. Om op een dag de helende verwondering te voelen van het onvermoede, dat in de diepste lagen reeds vanzelf een nieuwe kracht en vorm heeft gevonden.
Waarom dat kunstlicht dat geen inzicht en geen warmte voortbrengt? Hoe moeilijk ook, ik geef de voorkeur aan de lange adem van het wachten. Wanneer de winter uitwist wat niet veel meer dan de duur van een seizoen kent. Wanneer de nacht je buitenkant naar binnen keert, opdat je je zou durven toevertrouwen aan het ongeziene en het ongewisse. Wanneer de twijfel je verplicht te kiezen tussen hoop en wanhoop. Wanneer afwezigheid je schuurt, je uitholt tot er plaats genoeg is voor het onverwachte. Wanneer leegte je ogen uitwast om te kijken naar de hemel en de sterren. Wanneer de stilte je verstilt, tot elke zinderende klank en ieder woord dat kan beroeren je tot leven wekt.
Je moet almaar de oefenschool van het geduld doorlopen om weet te hebben van het wonder dat ondergronds weer in de maak is.
Kerstmis doet ons verlangen naar het licht dat er nog lang niet is. Ooit is het wel gezaaid. In de zwijgende schoot van de aarde. Zelfs in een van de diepste voren van een mensenhart. Als al het schreeuwerige is gedoofd, breekt het soms in flarden door. Je kunt het zien als je hebt leren kijken in het duister. Als je alleen durft achterblijven, terwijl anderen het voor bekeken houden. Als je maar blijft geloven dat het donkere verhaal van deze wereld toch kan worden omgebogen, gaandeweg.
Kerstmis valt soms heel kort na de 4de zondag van de Advent en daardoor valt deze 4de zondag wel eens door de mazen van het net. Toch is ook de viering van vandaag de moeite waard, omdat er nogal wat aandacht gaat naar Jozef, een persoon uit het Kerstgebeuren, die dikwijls vergeten wordt: in gedichten of in de kunst komt hij weinig naar voor.
Jozef, haar man, was een rechtvaardige.
Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen,
kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden.
Terwijl hij dit overwoog,
verscheen hem in een droom
een engel van de Heer, die zei:
`Jozef, zoon van David,
wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen,
want wat bij haar tot leven is gewekt,
is van de heilige Geest.
(Matteüs 1,19-20)
‘JOZEF, MILDE, STILLE HOEDER’
In het evangelie wordt er ons weinig over Jozef verteld. Enkele opvallende aanduidingen:
Zo wordt Jozef ‘een rechtvaardige’ genoemd: in de Joodse traditie betekent dit: iemand, die met heel zijn hart naar God toeleeft. Daarom ook is de houding van Jozef tegenover Maria veelzeggend: hij wil haar niet in opspraak brengen; hij heeft eerbied voor haar en wil geen misbruik maken van de toestand, waarin zij verkeert, een toestand, die menselijk gesproken, moeilijk en delicaat was. Ook dan denkt hij eerst aan Maria, en niet aan zichzelf, om profijt te slaan uit deze moeilijkheden.
En een tweede punt: wij zijn vertrouwd met de engeltjes uit het Lucasevangelie, die aan de herders Jezus’ geboorte melden, met die mooie woorden: ‘Vreest niet. Ik breng u een Blijde Boodschap, die bestemd is voor u en voor alle mensen: heden is u een Redder geboren.’ Bij Matteüs is ook een kerstengel aanwezig, die wij gemakkelijk vergeten: in een droom verschijnt aan Jozef een engel van de Heer, die hem wegwijs maakt in de bedoelingen van God met hem, die hem geleidt over moeilijke paden, zoals het in een psalm gezegd wordt.
Net zoals bij Jezus is ‘de Geest van God’ het beginsel van het leven van Jozef. Zelf wil hij weggaan bij Maria, in alle stilte, om haar niet in opspraak te brengen, maar God doorkruist dit plan. Hij krijgt de belangrijke taak om aan het kindje een naam te geven: Jezus, wat in een letterlijke vertaling betekent: Jahwe, God, brengt redding. Redding, bevrijding, verlossing, uit alle situaties van onheil of verdrukking.
Moge Jozef ons aansporen tot ‘rechtvaardigheid’ …en ons ook bijstaan om God redding te laten brengen.
Op deze derde zondag van de advent staan twee figuren centraal: nog eens Johannes de Doper, de profeet, die vorige week zo hard van leer trok tegen het ‘addergebroed’, en daarnaast Jezus zelf, de barmhartigheid in persoon, die zich voorstelt als de beloofde Messias: ‘de Redder, die komen zou’.
Johannes is er helemaal van in de war: ‘Is deze man nu diegene die ons van Godswege beloofd is en die komen zou?’
Geef kracht aan trillende handen,
maak knikkende knieën sterk.
Zeg tegen het moedeloze volk:
‘Wees sterk en vrees niet,
want jullie God komt.’
Dan worden blinden de ogen geopend,
de oren van doven worden ontsloten.
Verlamden zullen springen als herten,
de mond van stommen zal jubelen:
(Jesaja 35,3-4 en 6)
`Ga Johannes vertellen wat u hoort en ziet:
Blinden zien weer en kreupelen lopen,
melaatsen worden rein en doven horen,
doden staan op
en aan armen wordt de Goede Boodschap verkondigd.’
(Matteüs 11,4-5)
‘ZIJT GIJ DIEGENE DIE KOMEN ZOU?’
Jezus en Sint Janneke die speelden met een lammeke! We zongen er over en we waren het in de processie. Maar Johannes is anders: een ruige profeet in de woestijn, een kemelharen kleed, sprinkhanen en wilde honing, een donderpredikant die spreekt van strenge straffen. Hij had zelfs koning Herodes de les gelezen. Nu zit hij gevangen. Hij had in Jezus zijn opvolger gezien. Maar Jezus is wel opvolger maar geen navolger.
Hij is de 'zachte hand' die ogen opent en leert horen, leert luisteren. Lammen en mensen die verlamd zijn van angst geeft Hij moed. Wie uitgestoten is neemt Hij op. En wie voor dood neerligt geeft Hij nieuw leven. Jesaja had dit gezegd over de Messias, die zou komen.
En Jezus zegt nog meer: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd’. Het gaat Hem niet om de letter van de wet, maar om een geest van gerechtigheid, barmhartigheid en mededogen. Hij komt niet om te oordelen, laat staan om te veroordelen maar om te redden.
We denken aan Dostojewski, die ergens schreef: ‘Christus stuurt ons in de war’. Want Johannes is in de war. Is dat nu die Messias, die zou komen? ‘Zalig die aan mij geen aanstoot neemt’, zegt Jezus. Hij zegt het ook aan ons, als we in de war zijn. In de war, omdat alles donker kan zijn en we alleen een zwijgende God vinden. In de war, als we vol verlangen uitzien naar iemand die het puin van deze wereld en de winter van onze kerk omvormt tot 'vrede en vreugde'. Maar ogenschijnlijk verandert er niets.
We kunnen niet zomaar wachten, met gekruiste armen, passief en gelaten, tot alles vanzelf wel goed komt. Ons wachten is 'verwachten', zoals een moeder in 'blijde verwachting' is van haar kindje. Het kindje komt in pijn en wee. De blijde verwachting weet van pijn, die komt. Ook Jezus komt niet zonder pijn: zijn geboorte verandert ons leven! Dat kan pijn doen!
Een joods verhaal spreekt van een bedelaar aan de poort van Rome. Hij wacht, en wacht. Die bedelaar is de Messias. ‘Op wie wacht hij dan?’ vraagt een jongen aan zijn opa. De oude man legt de hand op het kind en zegt: ‘Op jou, mijn jongen.'
Jezus doet zoals die opa. Hij wacht op ons. Het Rijk van God dat Hij belooft en wij verwachten geeft Hij ons in handen! Maar Hij toont de weg naar dat Rijk, die omgekeerde rangorde: ‘Wie groot wil zijn moet dienaar worden. Wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen wezen.'
In die zin mogen wij uitzien naar ‘Hem, die komen zou’. De wereld zal niet meteen spectaculair veranderen. Maar misschien worden wijzelf anders. Als we geloven dat Jezus als het ware zijn hand op ons legt en zegt: het Rijk van God, dat wacht op jou.
(vrij naar Rob Moens, dominicaan, Genk)
Wij bidden om advent
dat elk van ons een weg mag vinden
in de verwarring van zoveel dagelijkse drukte
en zoveel lege woorden die zoveel gemis verbergen.
Wij bidden om een weg, die we kunnen gaan
met de zekerheid dat er een bestemming is
en dat we er ooit zullen komen.
Een ruige man wees ons die weg,
Johannes is zijn naam.
Zijn ogen stonden scherp op de woestijn gericht
waar de aardse horizon ten einde loopt
en de hemel in zicht komt.
Zijn woorden draaiden altijd rond bekering
en verandering van leven.
Misschien zou hij ons vandaag
wijzen op het echte doel van ons leven.
Misschien zou hij ons bezweren
om een stuk van onze overvloed achter te laten,
en wat minder oppervlakkig te gaan leven.
Om veel intenser te genieten
van de diepe vreugden van het hart en van de geest.
In de eeuwige stilte aan de binnenkant van Gods Leven werd besloten tot de Verlossing. In de verborgenheid van het stille kamertje van Nazareth kwam de kracht van de Heilige Geest over de Maagd die in eenzaamheid zat te bidden; zo kwam de menswording van de Heiland tot stand.
Verzameld rond de stil biddende Maagd wachtte de Kerk, die op het punt stond geboren te worden, de beloofde komst van de Heilige Geest af: deze moest haar inspireren tot innerlijke verlichting en tot activiteit die blijvend vrucht zou dragen.
In de nacht van de blindheid waarmee God Saulus had geslagen, wachtte hij het antwoord af op de vraag die hij had gesteld: ‘Heer, wat wilt u dat ik doe?’
In eenzaam gebed werd Petrus voorbereid op zijn zending onder de heidenen.
En zo gaat dat alle eeuwen door.
In de eenzame samenspraak van elke toegewijde ziel worden de gebeurtenissen voorbereid die in de kerkgeschiedenis zichtbaar worden, en welke het aanschijn der aarde vernieuwen.
De maagd, die alle van God afkomstige woorden in haar hart bewaarde, is het voorbeeld van die luisterende zielen; in hen wordt Jezus’ hogepriesterlijk gebed telkens weer vernieuwd…
In deze donkere dagen bidden wij U, Heer God, dat wij nooit de hoop verliezen; dat leegte en duisternis ons niet overweldigen.
Dat we niet vluchten in glitter en schone schijn. Dat wij, in deze adventstijd, wakend blijven uitzien naar de vervulling van uw beloften: uw komst in onze wereld, uw komst in de duisternis van ons bestaan, in de leegte van ons zo armzalig mensenhart.
Dat ons ongeneeslijk verlangen naar vrede en gerechtigheid U mag herkennen in al wat klein en kwetsbaar is, in het kind in de kribbe, in het kind voor wie in de herberg heen plaats was.
Dat wij nooit de hoop verliezen maar vol vertrouwen uitzien naar uw komst.
moeten jullie niet eindeloos voort prevelen ... .'
Eens stond de Baäl Sjem Tov met zijn leerlingen voor de deur van een synagoge. Hij ging naar binnen, maar kwam na korte tijd al weer naar buiten. 'Het is hier te vol, er is geen plaats voor mij; legde hij uit. Toen de leerlingen daarna zelf gingen kijken waren ze verbijsterd. Er stonden namelijk slechts drie mannen in een hoek van de verder lege synagoge. De Baäl Sjem Tov merkte hun verbazing en zei tot hen: 'Jullie hebben niet goed gekeken en geluisterd. Woorden die uitgesproken worden uit het hart, gebeden die werkelijk gemeend zijn en voortkomen uit een innerlijke worsteling stijgen op, hoger en hoger voor de troon van de Eeuwige.
Maar woorden die zo maar gebezigd worden en het hart niet raken blijven zwaar hangen in de ruimte. Er waren zoveel woorden in de synagoge; ik kon er niet meer bij.’