Het zomerverhaal moet het vooral van zijn verrassende opbouw hebben, want inhoudelijk is het een niemendalletje.
De hoofdpersoon staat op een keerpunt, aan een sluis die de grens vormt tussen het stadje (kale, saaie hoofdstraat, rasperig in de zon, stugge huisjes) dat ze wil verlaten, en het dorpje (donker, koel en stil, een beschutte smalle straat) waar ze naartoe wil. Pas na een tijdje beseffen we dat het om een kind gaat (ik had slimmer moeten zijn, want de vier schetsen gaan natuurlijk over het jonge meisje). Ze ontvlucht de stad waar een groot feest aan de gang is. Waarom ze weg wil, weten we nog niet. Ze heeft een plannetje beraamd en nu voert ze het uit. De fantasie is werkelijkheid geworden: En nu weet ze dan ook, en weet voor het eerst van haar leven, dat het mogelijk is. Je zo iets niet alleen voor te nemen, het in jezelf te beramen, het op te bouwen en te bekijken binnen in je, maar het ook wezenlijk uit te voeren en te doen.
Plots treedt er een alinea lang een hij op. Hij wordt niet nader genoemd, maar verderop kan men misschien afleiden dat het haar broer is.
Ze loopt het dorp in, slaat een veldweg is, vlijt zich neer en valt in slaap.
Als ze wakker wordt, begint ze bij zichzelf na te denken waarom ze is weggegaan. Hier begint haar verhaal. In het feestprogramma van het stadje stond de volgende zin:De kinderen van de hoogste klasse der Lagere Scholen zullen op het bordes van het Raadhuis worden opgesteld. Dat zijn de hatelijke woorden van de titel van het verhaal. Het woord opgesteld vervult haar met walg. Het wekt bij haar hetzelfde gevoel op dat ze ervaart als ze ziet hoe een hond wordt afgeranseld zie maar eens een hond ranselen en het zweet breekt je uit en de ellende kruipt op in je keel. Een gevoel van opstandigheid tegen elk gezag, een beetje anarchistisch en feministisch. Ze praat erover met haar broer. Ze vraagt of de leerlingen van zijn school ook zullen worden opgesteld. Neen, De leerlingen van de Franse School zullen gymnastische oefeningen ten beste geven. Ze wordt ermee geplaagd en dat doet haar besluiten om die dag te spijbelen, zich niet te laten opstellen. Het hoogtepunt voor haar is het moment waarop ze het hem kan zeggen.
Later op de dag passeert er een rijtuig met een jonge boer. Hij vraagt haar of ze zin heeft om mee te rijden. En zo beleeft zij haar trotse blijde intrede in het feestvierende dorpje.
Een dun verhaaltje, niets spectaculairs, maar toch heel gevoelig geschreven.
Aan deze Nederlandse schrijfster heb ik vroeger al een bespreking gewijd. Daar vindt de belangstellende wat biografische gegevens en een foto van deze mooie vrouw.
De eerste schets heet Het verduisterd geluk. Hij speelt in een Joods gezin in een Nederlands stadje op het einde van de 19e eeuw. Het is vrijdagavond, het begin van de sabbat. Het meisje ziet haar vader en broers terugkomen van de sjoel (ik veronderstel de synagoge). Ze hebben een gast bij zich. Een Rus die de pogroms in Rusland is ontvlucht. Hij vertelt het verhaal van een landgenoot die in een ander gezin werd opgevangen. De man werd zijn tong uitgerukt omdat hij zijn belagers had uitgescholden en beledigd. Dit alles werkt in op de fantasie van het kind. Er is vooraf in de kranten al gewag gemaakt van die pogroms en de vluchtelingen, en zo ervaart het jonge kind het nadat haar vader het heeft voorgelezen: En s avonds in bed, dan zag je het allemaal voor je gesloten ogen, die nat en koud van afgekoelde tranen waren -, je zag ze lopen, de weggejaagden, de beroofden, de verstotenen-, in die wereld, die je maakt van wat je hoort en leest en die zich opent als je ogen dichtgaan, zag je ze als kleine, donkere, kromgebogen poppetjes.
Hoe ervaart ze de komst van die vreemdeling ?
Neen, feestelijkheid brengt zo een gast niet mee, maar iets anders dat je niet dadelijk kunt noemen, ofschoon je weet dat er een woord voor is, een woord waarin alles tegelijk ligt besloten, dat ze nu in zich voelt. Er is een woord voor dat om haar fladdert en telkens dicht bij is, en weer weg is en weer komt en wacht eens, ze heeft het, ze heeft het beet, en het woord is, plechtig.
Het verhaal speelt zich af in de beginnende lente:
want is er wel een heerlijker tijd om gelukkig in te zijn, dan dit eerste begin van de lente, na een winter die na maanden nog niet uit de weg wilde gaan ? Die wel elke keer beloofde te lauwen in dooi, te versmelten in regen, en dan toch tergend weer opstak in koude, felle oostervorst.
Het meisje voelt medelijden met wat de verjaagde Joden is overkomen. Hoe mooi de dag ook is, dat medelijden bederft de pret.
O, medelijden kan zon kwelling zijn, zon onverjaagbaar tergen, als kiespijn, of als een mug, niet erg genoeg om het uit te schreeuwen, maar net voldoende om alles te bederven.
Er wordt beslist om in het stadje een collecte te houden voor die vluchtelingen. Dat vervult haar met vreugde. Die actie is nodig om het medelijden te verjagen, om daarna weer volop en vrij te mogen ademen in het geluk en onbelemmerd enkel aan de Lente te kunnen denken.
Haar medelijden strekt zich zelfs uit tot levenloze voorwerpen, een vlieger, een oude stoel in het water. Maar ook tot een rat, die hier symbool staat voor de dolende Joodse verschoppeling.
Of een rat een rat is niet dood als een vlieger of een stoel, maar je houdt toch niet van ratten, je griezelt ervan, je bent er bang voor, en kunt er dan toch zon medelij mee hebben een rat in een bijt in de avond rusteloos zwemt hij de kanten langs, en klimt weer op het ijs en duikt opnieuw in dezelfde of een andere bijt en schijnt maar niet te weten waar hij het zoeken moet
Carry van Bruggen blikt in dit verhaal terug op haar kinderjaren . Ze laat in dit korte verhaal zien hoe de psyche van een kind gevormd wordt door de omstandigheden thuis (het Joodse gezin en zijn gebruiken) en de externe omstandigheden (de pogroms in Rusland). Ze laat ook zien hoe belangrijk de fantasie van een kind is voor de totstandkoming van een geweten.
Er is het ontzag voor de ouders, vooral voor de vader. Vader en Moeder worden met hoofdletter geschreven. De deugden die in die gemeenschap leven zijn gastvrijheid, bezorgdheid om de medemens, medelijden. Dit alles in een arm gezin, maar hoe rijk aan inhoud, en waar voldoening en geluk heersen.
De laatste roman van de in 2005 overleden auteur die voor dit boek postuum De Gouden Uil 2006 kreeg.
De roman speelt in drie perioden waarin de belangrijkste personages terugkomen. De locatie is de oostkust van de Middellandse Zee, ik vermoed Turkije. In het eerste deel Azuur 1955 1958 maken we kennis met Joakim, de hoofdpersoon. Een jongen van een jaar of 15 die op scoutskamp vertrekt en daar verkracht wordt. Thuis had hij een verhouding met zijn halfzus Aysel. Tijdens zijn afwezigheid heeft Aysel een verhouding met Charis, een jonge Griek, die later zal worden doodgeknuppeld. Als Joakim thuiskomt, is Aysel er niet meer. Ze was zwanger en naar Europa vertrokken. Joakim is een luitspeler geworden.
In het tweede deel, 1971 -1977, heeft Aysel in Frankfurt een snackbar geopend. Ze leeft er samen met een man en heeft intussen een dochter Özlem, van wie Joakim, haar halfbroer, de vader is. Deze is daar echter niet van op de hoogte. Özlem komt in Nederland terecht, waar ze kennis maakt met een hermafrodiet en in het leven belandt.
In deel drie, 1989 2000, keert Özlem terug naar haar moederland. Ook hier werkt ze als prostitué en krijgt Joakim, haar vader, als klant. Ze beginnen een verhouding. Özlem krijgt door dat Joakim haar vader is, maar ze laat hem in het ongewisse.
Seksualiteit is prominent aanwezig in deze roman. Incest, homoseksualiteit, prostitutie, een hermafrodiet Het motto vooraan in het boek is van de Griekse dichter Kavafis. Deze kwam ook voor in de romancyclus The Alexandria Quartet van Lawrence Durrell. Hij wordt daar de dichter van de stad genoemd. Ik herinner me dat in het eerste deel van dat kwartet, in de roman Justine, over Alexandrië wordt gezegd dat het een stad is waar de bewoners gewond zijn in hun seksualiteit. In de roman van Van Woerden is dat niet anders. Maar ondanks alles blijven de personages overeind. Het is alsof ze de seksualiteit als een fatum beleven, ze ondergaan haar, maar blijven toch zichzelf. Ondanks de vele ongewone seks blijft het boek sereen. Het is een ode aan de veelzijdigheid van de liefde. Daardoor lijkt het wat vergezochte thema van de dubbele incest ook niet zo extreem.
Een ander thema in het boek is de Arabische cultuur, vooral dan de traditionele muziek. Joakim is in de leer gegaan bij een oude blinde luitspeler en ontvangt na zijn leertijd een instrument van de oude man. De manier waarop Van Woerden over die muziek schrijft zet direct aan om met die muziek kennis te maken. De passage waarin hij de luit van de oude man in ontvangst mag nemen is heel ontroerend. De luitspeler vindt zonder moeite zijn weg tussen het meubilair en de curiositeiten in de verduisterde kamer. Hij geeft hem een koffer in handen zonder een woord te zeggen. In het donker voelt hij de oude man broos worden in zijn armen.
Zijn eerste bezoek aan het huis van de oude man en zijn familie is ook heel mooi beschreven. Hij weet niet wat hij moet terugzeggen, hij kent de code niet. Zo is het dus: mensen die in een villa wonen, leven met een villa in het hoofd. Het huis schrijft gedrag voor. Er is een bepaalde omgangsvorm, een soort beschaafdheid die het tot woning maakt.
In de loop van het verhaal en naarmate de tijd verstrijkt, zien we hoe de oorspronkelijkheid van het land verloren gaat. Op politiek gebied zijn er problemen, we merken hoe moeilijk Aysel het in Duitsland heeft om zich aan te passen en geneigd is fundamentalistisch te worden. Het commerciële toerisme vernietigt het landschap enz. De ondertoon van het boek is duidelijk nostalgisch.
Van Woerden schrijft een prachtige heldere taal. Het boek is terecht bekroond, hoewel ik de boeken van de andere kanshebbers niet heb gelezen.
Een psychologisch spookverhaal. Een jonge gouvernante heeft opdracht gekregen om op een landgoed twee weeskinderen op te voeden. Ze moet zich uit de slag trekken en mag haar opdrachtgever niet lastigvallen met eventuele problemen.
Na een tijdje beeldt ze zich in dat de twee jonge kinderen onder de invloed staan van twee overleden personen: een knecht en de gouvernante die haar vooraf is gegaan. Die twee zouden een verhouding hebben gehad, er zou wat gebeurd zijn tussen de knecht en het jongetje enz. De gouvernante heeft verschillende doelstellingen: ze wil verhinderen dat de geesten contact zouden krijgen met de kinderen en ze wil de demonen uit de kinderen verjagen (als die er al aanwezig zijn). Ze zal in haar pogingen mislukken, want het jongetje zal het leven laten.
Het hele verhaal draait erom of die geesten echt zijn, of dat het de verbeelding van de gouvernante is die op hol is geslagen. Zijn de kinderen boosaardig, of zijn het gewone heel brave kinderen ? Alles blijft dubbelzinnig, er wordt niets uitgesproken of uitgeklaard.
Er is over dit verhaal veel geschreven. Heel verschillende psychologische verklaringen werden aangevoerd. Maar ik weet eigenlijk niet of het verhaal op zich al die moeite waard is. Mij is het wat tegengevallen.
Werk uit 1990 van een Portugese auteur die in 1943 geboren is.
Op de omslag staat Dom Sebastião afgebeeld. Hij was een Portugese koning, geboren in 1554 en in 1578 gestorven. Hij had het in zijn hoofd gehaald om de Moren in Marokko te verslaan, maar zijn leger werd de woestijn in gelokt en volkomen vernietigd. Er waren maar enkele Portugese overlevenden en het lijk van de koning werd nooit teruggevonden. Zo ontstond de mythe dat hij ontsnapt was en zijn toevlucht had gezocht op een eiland vanwaar hij ooit naar Portugal zou terugkeren, toen om de Spanjaarden te verdrijven, later als een soort messias.
De roman van Faria gaat niet over de historische figuur. Zijn held is een 20e eeuwse jongeman die gelijkenis vertoont met Dom Sebastião, wiens ouders dezelfde naam dragen als die van de koning enz. Hij is ook een veroveraar, maar dan van vrouwen. In deze korte roman (100 blz.) lezen we hoe en welke vrouwen hij allemaal verleidt (twee van zijn slachtoffers heten Julieta en Justina, verwijzingen naar twee werken van de markies de Sade).
De roman is een satire. Op het sebastianisme (het geloof dat Dom Sebastião als mesias zal terugkeren), op het bijgeloof in de Portugese samenleving, op de nationalistische gevoelens enz.
Bij verschijnen verwekte het boek dan ook een schandaal. De trots van het Portugese volk en zijn geschiedenis werd belachelijk gemaakt.
Voor een buitenstaander of buitenlander betekent de roman niet zoveel. Hij is vooral geschreven voor binnenlands gebruik.
Echt een roman van deze tijd. De locatie is Londen en de hoofdpersonen vormen een welstellend en gelukkig middenklassegezin. De man, Henry Perowne, is neurochirurg. En dat zullen we geweten hebben. We krijgen uitvoerige details over hersenoperaties en hersenziektes. Uit het nawoord blijkt dat de auteur zich uitvoerig heeft gedocumenteerd. De beschrijvingen zijn geen vorm van pedanterie, zelfs voor een leek zijn ze interessant. Zijn echtgenote is advocate, de zoon een beginnend bluesmuzikant (en ook over de bluesmuziek geeft McEwan gedetailleerde informatie: neurochirurgen en bluesliefhebbers zullen het boek dus zeker moeten lezen). De dochter is studente en dichter en zal vandaag, zaterdag 15 februari 2003, na zes maanden uit Parijs terugkeren naar huis.
Het is de vrije zaterdag van Henry. In de vroege ochtend ziet hij door zijn raam hoe een vliegtuig met brandende motor boven Londen vliegt. Daarmee snijdt hij het thema van het terrorisme aan. Hij gaat een partijtje squashen met een collega uit het ziekenhuis. Ook hier weer een gedetailleerde weergave van een wedstrijd die uitdraait op geruzie. In Londen is er een grote betoging aan de gang tegen de voorgenomen oorlog tegen Irak. Daarover zal hij met zijn dochter redetwisten. Onderweg heeft hij een licht ongeval met zijn auto, en dat zal later in de roman erge gevolgen hebben. Terug thuis bereidt hij een maaltijd (het recept is terug te vinden op het volgende adres: http://www.ianmcewan.com/bib/articles/fishstew.html).
De familieleden komen thuis en als laatste zijn vrouw. Zij is echter in het gezelschap van twee mannen, twee van de drie met wie Henry vroeger op de dag een aanrijding had. Zij gijzelen en terroriseren het gezin. Voor de leider loopt het slecht af.
Alles is heel herkenbaar voor de hedendaagse lezer. De internationale politiek, het geweld, gezin en werk als veilige thuishaven, de confrontatie ouders en kinderen. Poëzie speelt een belangrijke rol in het verhaal. Er staan ontroerende passages in, o.a. die waarin de moeder van Henry een staaltje geeft van haar zwemkunst voor de klas van de jongen. En er is zoveel meer.
Het is een boek dat iedereen zeker moet lezen. Van de moderne romans is het de beste die ik dit jaar al las. Tot slot enkele citaten
Wie een utopie nastreeft duldt uiteindelijk elke uitwas, elk meedogenloos middel om haar te verwezenlijken. Als vaststaat dat uiteindelijk iedereen voorgoed gelukkig wordt, wat kan het dan voor misdaad zijn om nu een paar miljoen mensen af te slachten ?
Maar als het huidige bestel op dat moment wordt weggevaagd, zal de toekomst op ons terugkijken als goden, zeker in deze stad, gelukkige goden gezegend met rijke voorziene supermarkten, stromen toegankelijke informatie, warme kleren die niets wegen, lange levensverwachtingen, wonderapparaten.
Niet het rationalisme zal de godsdienstfanaten overwinnen, maar het alledaagse winkelen en alles wat dat met zich meebrengt werk om maar iets te noemen, en vrede, en een zekere inzet voor uitvoerbare genoegens, de belofte van gestilde trek in deze wereld, niet in de volgende. Liever winkelen dan bidden.
Romans en films, rusteloos en modern, jagen ons voor- of achteruit door de tijd, door dagen, jaren of zelfs generaties. Maar de dichtkunst verricht haar waarneming en beoordeling door te balanceren op de speldenknop van het moment.
Bij de thuiskomst van zijn dochter is hij ontroerd:
Het moment dat hij volschiet komt en gaat in één enkele golf die meteen weer weg is. Hij is nog maar in de leer voor oude gek, is pas een beginneling.
Het koninkrijk van Christus op aarde, het arbeidersparadijs, de islamitische heilsstaat. Maar alleen in de muziek, en alleen bij zeldzame gelegenheden, gaat het geheim van deze gemeenschapsdroom ook echt omhoog, en tergend wordt deze tevoorschijn getoverd voordat hij met de laatste noten weer vervaagt.
Geen bespreking, want ik heb het boek nog niet gelezen. En omdat het vakantie is, zal ik er losjes over schrijven hoe het in mijn bezit gekomen is.
Ik bezoek geregeld kringloopwinkels op zoek naar interessante boekenkoopjes. Vorige week was ik naar een winkel in E. gefietst, 14 km van waar ik woon. De oogst:
-Marius Flothuis: Denken over muziek
-Helma Wolf-Catz: De vrijheid roept de diepste slapers
-Van Deyssel: Een liefde
-Glucksmann: De meesterdenkers (kritische studie over Hegel, Marx, Nietzsche)
-Henry James: In de greep (The turn of the screw)
Totale prijs: 2,75 euro.
Ik had ook het boek van Faulkner in de hand, maar ik was ervan overtuigd dat ik het al bezat. Thuisgekomen in de kasten en de dozen op zolder gekeken. Ik had me vergist. Sanctuary had ik niet, wel The Unvanquished. Een Amerikaanse Signet pocket, die je alleen al zou kopen voor de afbeelding op de omslag. Bovenaan staat in vette letters: Violence Rebellion Heroism, en daaronder By the author of Sanctuary.
Enkele dagen later ben ik dan samen met mijn dochter opnieuw naar de winkel gefietst. Heen en terug: 28 km. Er aangekomen was de winkel gesloten: 11 juli, Vlaamse feestdag. Van de fietstocht hadden we echter geen spijt. Een stuk ervan liep langs een breed kanaal, aan de ene kant en een goederenspoor aan de andere kant. We passeerden twee enorme windmolens, we zagen hoe enorme stalen platen uit een binnenschip werden gelost, we moesten stoppen voor een grijper die modderig grind over onze hoofden dreigde te storten. Kortom: de Vlaamse industrie in actie. Het riep warme herinneringen op aan mijn jeugd in Antwerpen waar ik een tijdje in het havengebied heb gewerkt en waar ik als jonge knaap, fel tegen mijn zin, over de middag boterhammen naar mijn vader moest brengen, die op zijn vrije dagen in de dokken vis probeerde te vangen.
Terug naar het boek. Sanctuary heet het in het Engels, een heilige plaats die bescherming biedt. Het exemplaar dat ik kocht was in het Nederlands en de titel luidde: Het gangstermeisje Temple Drake. Op de omslag: een foto van een vamp met half ontblote borst.
Temple Drake: het is ook de naam van het vrouwelijke hoofdpersonage in Requiem for a nun. Dat is bij Faulkner wel meer het geval. Zo komt ook de familie Satoris in verschillende van zijn romans voor.
O ja, bij die gelegenheid kocht ik voor 20 cent nog een boekje van Bart Moyaert, Mansoor. Klein formaat, een veertigtal bladzijden. Het gaat over jonge kinderen. Een jongen en een meisje die een ander meisje pesten en haar dwingen om een giftige plant, mansoor, op te eten. Ik las het boekje uit in de trein, op weg naar enkele boekenwinkeltjes in Brussel, waar ik onder andere een geannoteerde uitgave van de gedichten van Shakespeare kocht en The Reivers van Faulkner .
Een zeer eigenaardig boek. Het is opgevat als een toneelstuk in drie bedrijven. Niet alle delen echter zijn in dialoogvorm. Het eerste bedrijf bijvoorbeeld The Courthouse begint met een lange inleiding in proza. Ze gaat over het ontstaan van het gerechtsgebouw in de pionierstijd en ze leidt de eerste scène in die zich 100 jaar later afspeelt in datzelfde gebouw. Daar wordt Nancy Mannigoe, een zwarte kinderoppas (en gewezen drugsverslaafde hoer) veroordeeld om te worden opgehangen wegens moord op de blanke baby van Temple Drake, die haar uit de goot had gehaald en bij wie ze in dienst is. In de volgende bedrijven lezen we hoe de moord er is gekomen. De aanleiding was het gedrag van Temple Drake, die van plan was eruit te trekken met een minnaar en het kind in de steek te laten. Voor Nancy kon dat niet (misschien projecteerde ze haar eigen verleden in het kind) en daarom vermoordde ze de baby. Temple Drake heeft wroeging en samen met de advocaat van Nancy zal ze nog proberen de terechtstelling te voorkomen door een bezoek aan de gouverneur van de staat.
Alle scènes worden dus voorafgegaan door een stuk proza. Het tweede gaat over de stad Jackson, waar het gouverneurshuis zich bevindt, en het laatste over de gevangenis waar Nancy opgesloten is.
In die prozagedeelten wordt telkens de geschiedenis van de plaats en het gebouw beschreven, met allerlei anekdotes. Die prozastukken zijn aartsmoeilijk. Met het woordenboek bij de hand, bleef er nog heel wat onduidelijk (een uitdaging voor de anglofielen in de groep !). Faulkner schrijft vaak ellenlange zinnen, plots onderbroken door lange uitweidingen tussen haakjes, hij stapelt de adjectieven op, gebruikt slang uit de zuiden van de VS enz.
De auteur raakt in het boek allerlei themas aan. Hij werkt ze niet uit, maar zegt er genoeg over om de lezer zelf een oordeel te laten vellen: over de gebiedsroof van de indianen, de slavernij, de doodstraf, de rechteloosheid in de pionierstijd enz.
Ik was van plan het boek in het Nederlands te herlezen, maar voor zover ik het kon nagaan is het niet vertaald in het Nederlands, wat ik nauwelijks kan geloven.
Een kunstschilder heeft zich teruggetrokken op een eilandje voor de Bretoense kust. Hij heeft een kunstcriticus naar zich toe gelokt om zijn portret te schilderen.
De roman is één lange monoloog van de kunstenaar. Hij spreekt hem uit terwijl hij in verschillende sessies het portret schildert. De criticus wordt volledig ontluisterd. Hij is gedeeltelijk verantwoordelijk voor de mislukte carrière van de kunstenaar en daarnaast heeft hij nog veel meer op zijn kerfstok. Wat kan ik niet verklappen want het boek wordt geacht een thriller te zijn. Welnu, het thrillergehalte komt pas tot uiting op de laatste twintig bladzijden van het boek. Wat daarvoor komt is ook interessant, tenminste voor lezers die van schilderkunst houden. Er wordt nogal afgerekend met de kunstkritiek die bepaalt wie een kans op de markt krijgt.
Op de achterflap staat dat deze auteur de beste historische thriller ooit zou hebben geschreven. De titel daarvan is Het goud van de waarheid. Heeft iemand die soms gelezen ?
De auteur leefde van 1872 tot 1963. Hij studeerde in Cambridge en doceerde literatuur in Oxford, Cambrigde en de Verenigde Staten. Wolf Solent schreef hij tijdens zijn verblijf in Amerika en de roman getuigt onder andere van zijn heimwee naar zijn geboortestreek, Wales. Niet alleen de landschappen, maar ook de magie, de bevolking. Powys is nooit een populaire schrijver geweest. Zijn werk heeft een religieuze en filosofische inslag en hij is nogal zwaar op de hand. Wolf Solent is zijn eerste roman. Hij schreef hem in 1929, op de leeftijd van 57 jaar.
Vestdijk heeft over de schrijver een essay geschreven, Een geval van religieus materialisme, maar dat gaat vooral over een andere omvangrijke roman, namelijk A Glastonbury Romance.Ik citeer er toch even uit, omdat het fragment ook toepasselijk is op Wolf Solent. Onder religieus materialisme bij Powys verstaat Vestdijk het volgende: mystieke of semi-mystieke aandoeningen, opgewekt door onbezielde en vaak volslagen onbeduidende voorwerpen, zoals stokken, stenen, enz. De materie leidt hier rechtstreeks tot religieuze ontroering, zonder de omweg over de geest, of het hogere. Mystiek is een kortsluiting tussen het laagste en het hoogste.
Wolf Solent is een 35-jarige vrijgezel. Hij keert vanuit Londen terug naar zijn geboortestreek, waar hij zal meewerken aan een boek, een soort schandaalkroniek, over personen die vroeger in de streek hebben gewoond.Hij komt er terecht in een wereld vol spanningen, geruchten en schandalen uit het verleden. Zijn overleden vader had er 2 minnaressen en een onecht kind, een boekhandelaar (van overwegend pornografisch werk) had een incestueuze verhouding met zijn dochter en bij haar een kind verwekt, er is een alcoholische priester enz.
Wolf leert dat verleden kennen. Het vormt de aanleiding voor een confrontatie met het lijk van zijn vader (de geest uit Hamlet, de doodgraver) en met zijn nog levende moeder van wie hij moeilijk los kan komen. Hij is een man die op zoek is naar een eigen identiteit. Maar zijn karakter is zo zwak en hij wordt zo beheerst door irreële en onbewuste krachten dat hij geen lijn in zijn leven krijgt. Hij huwt bijvoorbeeld met een meisje (dat hij louter sensueel bemint en met wie hij ook in conflict zal komen) maar is verliefd op een andere vrouw die hij echter alleen platonisch liefheeft.
Powys was een bewonderaar van Dostojewski en ook bij hem komen vaak gekwelde zielen voor. Om een idee van zijn stijl te geven, laat ik een fragment volgen.
Hij boog zijn hoofd over zijn knieën en keek hoe en kevertje een neerbuigend grassprietje beklom. Voor het heelal, dacht hij, maakt het niets uit of ik Gerda voor Christie verlaat of dat die kever de top van de stengel bereikt! Gerda ? Christie ? Wat zijn dat ? Twee skeletten bedekt met vlees. De een rijk en soepel bedekt de ander schaars en schraal ! Het zijn er twee dat is alles slechts twee !
Het is geen gemakkelijk boek en het leest zeker niet vlot weg. Bovendien telt het 745 bladzijden. Dat ik als liefhebber van dunne boeken het uitgelezen heb en tot het einde geboeid bleef, wil toch iets zeggen.
Het boek is in 1984 uitgegeven bij De Arbeiderspers. Ik heb even nagekeken in de catalogus van de Gentse bibliotheek of er nog ander werk van hem vertaald was in het Nederlands, maar dat is niet het geval. Wel zijn er nog enkele Engelse werken en ook wat vertalingen in het Frans beschikbaar.
Een stadje in Rusland. Op een dag wordt het gerucht verspreid dat er een revisor, een hoge inspecteur, op komst is.De notabelen, de burgemeester op kop, raken in paniek. Ieder van hen heeft wel iets op zijn kerfstok of wat te verbergen. De gewaande revisor is echter een losbol die de rol van revisor graag op zich neemt en op die manier de ingezetenen honderden roebel weet afhandig te maken.
In een kort voorwoord schrijft Karel van het Reve dat we geen diepere betekenis in het stuk moeten zoeken. Geen sociale mistoestanden, geen uitgediepte karakters, geen typisch portret van een Russisch stadje uit die periode. Het is niet meer dan een klucht. Misschien klinkt het stuk in het Russisch anders en zitten er meer spitsvondigheden in. In de Nederlandse vertaling is het toch maar gewoontjes. Ik werd er niet koud of warm van. Maar ja, een toneelstuk moet je op de planken zien en niet uit een boekje lezen.
Ik herinner me in mijn jeugd in Antwerpen nog een opeeraversie van het werk te hebben gezien. De componist was Werner Egk.
Deze Franse schrijver-piloot leefde van 1900 tot 1944. Hij werd door de Duitsers boven de Middellandse Zee neergeschoten.
Hij volgde een opleiding tot piloot, waarna hij in Zuid-Amerika nachtpostvluchten verzorgde. In 1934 trad hij in dienst van Air France en in 1939 werd hij gemobiliseerd. Na de overgave van Frankrijk sloot hij zich aan bij het verzet in Noord-Afrika.
La terre nous en apprend plus long sur nous que tous les livres. Parce quelle nous résiste. Lhomme se découvre quand il se mesure avec lobstacle.
Het hele boek is in feite de uitwerking van deze openingszinnen. Liefde voor de aarde en vooral voor haar bewoners, strijden om er iets van te maken. Piloot in die dagen was geen lachertje. Je moest avontuurlijk aangelegd zijn. A bord des avions découverts, par mauvais temps, on sinclinait hors du pare-brise, pour mieux voir, et les gifles de vent sifflaient longtemps dans les oreilles.
Kameraadschap en solidariteit waren in die omstandigheden van levensbelang.
Een groot gedeelte van het verhaal gaat over vluchten boven de Sahara. Op een bepaald moment moeten de auteur en zijn copiloot een noodlanding maken in de woestijn. Ze worden maar op het nippertje gered. Hier en ook in andere passages blijkt ook de grote belangstelling van de auteur voor de woestijnbewoners. In latere werken zal hij het er nog vaak over hebben.
Hij denkt ook na over de relatie mens en techniek. De techniek vervreemdt ons aanvankelijk van onszelf, maar we moeten hem leren te assimileren:
Chaque progrès nous a chassés un peu plus loin hors dhabitudes que nous avions à peine acquises, et nous sommes véritablement des émigrants qui nont pas fondé encore leur patrie La vérité, pour lun, fut de bätir, elle est, pour lautre, dhabiter.
In deze tijd, waarin veel wordt gezeurd over een gebrek aan respect, over de zinloosheid van het bestaan, over de teloorgang van waarden, kan het misschien nuttig zijn dergelijke boeken van onder het stof te halen. Ze brengen een boodschap en pleiten voor engagement.
Het citaat dat hier onlangs ter sprake kwam, had niet zozeer betrekking op de liefde tussen man en vrouw, dan wel op de kameraadschap. Oordeel zelf maar:
Liés à nos frères par un but commun et qui se situe hors de nous, alors seulement nous respirons et lexpérience nous montre quaimer ce nest point nous regarder lun lautre, mais regarder ensemble dans la même direction.
Ik begin met de bespreking van het eerste hoofdstuk, want als ik wacht tot het boek uit is, zal ik te veel interessante passages vergeten zijn. Of ik de volgende hoofdstukken ook afzonderlijk zal bespreken, weet ik nog niet. Het zal niet alleen afhangen van hun inhoud, maar ook, spijtig genoeg, van de concentratie waarmee ik ze zal kunnen lezen. Er volgen tenslotte nog 400 bladzijden.
Japanse romans zijn dikwijls heel vreemd voor ons. Dat is ook nu weer het geval. De ikpersoon Mitsu ontwaakt en voelt zich ellendig. Hij verlaat zijn woning en met een zieke hond in zijn armen daalt hij af in een kuil die werklieden de vorige dag hebben gegraven. Er staan enkele centimeters water in de kuil, maar: Terwijl ik met mijn achterwerk op de grond ging zitten, voelde ik dat het water door mijn pyjama en mijn onderbroek heen mijn achterste nat maakte, wat ik lijdzaam aanvaardde als iets waartegen ik me absoluut niet hoorde te verzetten. We treffen hier het thema aan van de onderdanigheid, het masochisme, dat verder nog ter sprake komt.
Op het einde van het hoofdstuk wordt hij in de kuil ontdekt door een melkbezorger. Het was een jonge melkbezorger, die een apart soort werkpak aanhad, dat op een reddingsvest leek met in ieder luchtkussentje een melkfles.
In de kuil laat hij zijn gedachten gaan over zijn vriend die zich de afgelopen zomer had opgehangen, met over zijn gezicht oranjerode verf, spiernaakt, en met een komkommer in zijn aars.
Die vriend was krankzinnig geworden.
Een gelegenheid voor de auteur om over de dood te schrijven. En met zijn drieën hielden wij de nachtwake bij de dode, wiens ontelbare cellen met hun karakteristieke eigenschappen kalm maar snel en zonder onderbreking tot ontbinding overgingen. Als een dam hield de uitgedroogde huid de zoetzure cellen tegen, die in een glibberig gesmolten, onherkenbare substantie waren veranderd.
Een volgend thema in de roman is het achterlijke kind van de hoofdpersoon. En daarmee samenhangend het alcoholisme van zijn vrouw. Oë zelf had ook een gehandicapt kind en het is dan ook opvallend in dit werk, hoe zakelijk, op het eerste gezicht gespeend van enig gevoel, hij erover schrijft.
Het is allemaal hard en wrang. De seksualiteit in het boek is allesbehalve idyllisch. Ze gaat over perversiteit (de vriend is masochist) en van de jongere broer van Mitsu vernemen we wat over de geslachtsziekte die hij heeft opgedaan.
De personages worden gedreven door duistere krachten uit het onbewuste. Zij hebben het dagelijks leven niet onder controle. Krankzinnigheid ligt overal op de loer.
Terugbladerend in het boek waaruit ik het gedicht van Herder haalde, trof ik tot mijn verwondering een gedicht van Mozart aan. Geen grote poëzie, maar wel een leuke vondst.
Kleiner Rat
An seine Schwester Nannerl
Du wirst im Ehstand viel erfahren, Was dir ein halbes Rätsel war; Bald wirst du aus Erfahrung wissen, Wie Eva einst hat handeln müssen, Daß sie hernach den Kain gebar.
Doch, Schwester, diese Ehstandspflichten Wirst du von Herzen gern verrichten, Denn glaube mir, sie sind nicht schwer. Doch jede Sache hat zwo Seiten: Der Ehstand bringt zwar viele Freuden Allein auch Kummer bringt er.
Drum, wenn dein Mann dir finstre Mienen, Die du nicht glaubest zu verdienen, In seiner übeln Laune macht, So denke, das ist Männergrille, Und sag: Herr, es gescheh dein Wille Bei Tag, und meiner in der Nacht.
Safranski: Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme
Geen bespreking van dit boek, want ik heb nog maar enkele hoofdstukken gelezen. De auteur heeft al verschillende biografieën op zijn actief: over Heidegger, Schopenhauer en Nietzsche. Het boeiendste aan die werken is altijd de situering van die figuren. Safranski schetst altijd de tijdgeest, behandelt andere belangrijke personen uit die tijd, enz. De verleiding is dan altijd groot om ook over die mindere goden iets op te zoeken, en zo doet men vaak leuke ontdekkingen. Neem nu het volgende gedicht van Herder (1744 1803):
Destijds heeft Marquez met Duizend jaar eenzaamheid het startsein gegeven voor de bloei van de Zuid-Amerikaanse literatuur hier in het Westen. Plots bleek dat op dat continent boeiende literatuur werd geschreven. Donoso is een van de schrijvers die toen bekendheid kregen. Hij is een Chileense auteur die leefde van 1925 tot 1996. Het bekendste werk van hem in ons Nederlandse taalgebied is De obscene nachtvogel.
Het werk dat ik nu las, heet in het Spaans El lugar sin límites en het dateert van 1967.
De eerste bladzijden vielen wat tegen. Ze bevatten ingrediënten die ik al zo vaak in de Latijns-Amerikaanse literatuur had aangetroffen: een godvergeten dorpje en een bordeel. Er worden personages opgevoerd, maar het is moeilijk om ze thuis te brengen. Na enkele hoofdstukken worden de lijnen echter duidelijk. En ze blijken nogal verrassend te zijn. Het boek opent met de figuur van La Manuela die wakker wordt en met moeite haar oogleden van elkaar krijgt. Ze ligt in bed met la Japonesita. La Manuela is de hoerenmadam. Maar het is geen madam, zij is een man, een nicht, een flikker. Het meisje naast haar/hem is zijn dochter. Verder in het verhaal lezen we hoe alles in zijn werk is gegaan. De figuur van La Manuela is fantastisch beschreven. De dubbelzinnigheid, de mannen die zich tegen hun zin tot haar aangetrokken voelen en die haar vernederen. Het is allemaal heel hard.
Naast La Manuela spelen er nog twee mannen een hoofdrol in het verhaal. Een plaatselijke rijkaard, die het hele dorp in zijn macht heeft, en een ruwe vrachtrijder, van wie La Manuela een heilige schrik heeft.
Het is een krachtige (korte) roman. Heel gebald geschreven. Het motto vooraan in het boek komt uit Doctor Faustus van Marlowe en het gaat over de hel. De hel is het dorpje waar het verhaal zich afspeelt. De mensen hebben er geen toekomst en geven zich over aan drank en genot. Er valt nog weinig menselijkheid te bespeuren.
Het boek is in 1974 verschenen bij de Arbeiderspers.
W.G.Sebald: De natuurlijke historie van de verwoesting
W.G.Sebald: De natuurlijke historie van de verwoesting
Een essay dat aansluit bij het boek Der Untergang van Nossack. Sebald vraagt zich af hoe het komt dat Duitse schrijvers zo weinig hebben geschreven over de bombardementen van de geallieerden op de Duitse steden. Nossack is eigenlijk de enige die kort na de gebeurtenissen zijn verslag heeft geschreven. De verwoesting was zo onvoorstelbaar dat de Duitsers het niet wilden zien. Zo schreef Stig Dagerman, die in 1946 in de buurt van Hamburg een treinreis van een kwartier doorheen het verwoeste landschap maakte, dat geen enkele passagier naar buiten keek. Hij was de enige en daaraan kon je merken dat hij een buitenlander was.
Op het eind van zijn essay laat Sebald wel verstaan dat die aanvallen ergens te verklaren zijn. Zo had Göring het plan opgevat om heel Londen door middel van brandbommen plat te branden. Verder waren de eerste aanvallen in de luchtoorlog uitgevoerd door de Duitsers, namelijk op Guernica, Warschau, Belgrado, Rotterdam. Ik citeer de laatste paragraaf uit dit werkje, die duidelijk voor zich spreekt:
En als wij denken aan de vuurnachten van Keulen en Hamburg en Dresden, dan zouden we ons ook meoten herinneren dat al in augustus 1942, toen de voorhoedes van het zesde leger de Wolga hadden bereikt en velen ervan droomden zich na de oorlog te vestigen in de kersentuinen van een landgoed aan de stille Don, dat toen de stad Stalingrad, die op dat moment uitpuilde van de vluchtelingen net zoals later Dresden, door twaalfhonderd bommenwerpers werd beschoten, en dat daar tijdens die aanval, die de Duitse troepen aan de overkant van de rivier in verrukking bracht, 40.000 mensen het leven lieten.
Het boekje werd in 2004 gepubliceerd bij de Bezige Bij.
Alexander McCall Smith: De filosofieclub van Isabel Dalhousie
Alexander McCall Smith: De filosofieclub van Isabel Dalhousie
Na de schitterende Piñol van een week geleden, opnieuw een recent boek. Het gaat de verkeerde kant met me uit !
Het woord filosofieclub in de titel fascineerde me, vandaar. Maar de titel is enigszins misleidend, want ironisch bedoeld. De club bestaat namelijk uit alleen uit het titelpersonage. Zij is redactrice van een filosofietijdschrift. Op een avond is ze in de schouwburg getuige van een ongeluk. Een jongeman valt van het balkon naar beneden en is morsdood. Isabel is erg nieuwsgierig van aard en gaat op onderzoek uit. Ze gelooft niet erg in de ongeluksversie. En wat dacht je, ze krijgt gelijk. Door haar nieuwsgierige aard kan ze intussen ook nog voorkomen dat een nichtje in een lekkend huwelijksbootje stapt. Een dame die dus van aanpakken weet.
De leidraad in het verhaal is eigenlijk dat je met filosofie niet ver komt. De hoofdpersoon moet het hebben van haar impulsiviteit en van het gezond verstand van haar huishoudster. De filosofen in het boek zijn niet meer dan decorstukken.
De schrijver is een Schot. Het verhaal speelt in Edinburgh met heel wat couleur locale. Terloops maken we kennis met wat onbekende Schotse dichters en met WH Auden van wie Isabel erg veel houdt. Het boek is vlot geschreven en de personages zijn prettige mensen. Op de flap staat dat dit werk wordt beschouwd als het meesterwerk van de schrijver. Dat ontslaat me direct van de opdracht om nog ander werk van hem te lezen.
Toch was het ontspannende lectuur die me niet heeft verveeld.
Geen roman of novelle, de schrijver noemt het ergens in zijn tekst een bericht. Een bericht over het bombardement van Hamburg in 1943. Hamburg was de eerste grote Duitse stad waarop massale bombardementen werden uitgevoerd die drie kwart van de stad verwoestten.
De schrijver was door het toeval aan het bombardement ontsnapt. Enkele dagen tevoren was hij met zijn vrouw ingetrokken in een gehuurd vakantiehuisje op 15 km van Hamburg.Was trieb uns denn, es zu verlassen so kurz vorher, wie Tiere, die es plötzlich zwingt, ihre alten Höhlen zu verlassen ? Sie wissen nicht warum, und kurz nachher bricht ein Erdbeben aus. Van daar zagen ze eskadrons bommenwerpers overvliegen. Na enkele dagen van bombardementen zijn ze naar de stad getrokken om vast te stellen dat ook hun woning verwoest was.
Dit bericht is heel sober geschreven. Geen uitvoerige beschrijvingen van de vernielingen, wel proberen te verstaan wat er in de mensen toen omging.Een voorbeeld:
Und noch etwas anderes: Ich habe nicht einen einzigen Menschen auf die Feinde schimpfen oder ihnen die Schuld für die Zerstörung geben hören. Wenn in den Zeitungen Ausdrücke wie Luftpiraten oder Mordbrenner standen, so hatten wir kein Ohr dafür. ... Und so habe ich auch nicht einen einzigen Menschen getroffen, der sich mit dem Gedanken an eine Rache tröstete. Im Gegenteil, man sagte oder dachte: Wozu sollen die andern auch noch zugrunde gehen ?
Bij het zien van een platgebombardeerde achterbuurt die hij vroeger meed en afschuwelijk vond, heeft hij de volgende bedenkingen:
Haben wir nicht gesprochen: Dies ist ein häßlicher Stadtteil, menschenunwurdig und abbruchreif; die Straßen eng und voller Geschrei; die Höfe ohne Licht, ohne Farbe, ohne Luft; die Häuser schmutzig und stumpf ? Wie konnten hier Millionen Menschen leben, ohne daß ihr Atem die Enge sprengte ? Und auf den Treppen roch es nach Essen und kleine Leuten; wir rümpften die Nase darüber. .... Wer würde es noch wagen, über diese Dingen zu spotten?
Tot slot dit aangrijpende kinderliedje:
Maikäfer, flieg,
Mein Vater ist im Krieg,
Meine Mutter ist in Pommerland,
Pommerland ist abgebrannt.
Het boek is in 1968 in het Nederlands vertaald. Ik zie dat er in de Gentse bib een exemplaar aanwezig is, maar een Duits is er niet.
Dit boekje is voor mij een kleinood. Het overtuigt door zijn nuchterheid. Het past in het rijtje van de grote anti-oorlogsboeken, waartoe ik bijvoorbeeld ook Mijn kleine Oorlog van Boon en Afscheid van Catalonië van Orwell reken.
Iedereen zal dit boek al wel gelezen of de film gezien hebben. We leven in een verre toekomst, die hopelijk nooit aanbreekt, met de brandman Montag. Geen brandweerman, maar een brandman. Hij maakt deel uit van een korps dat speciale vuurtjes stookt. Hij verbrandt namelijk boeken. Hij stelt zich daar geen vragen bij, tot hij een nieuw buurmeisje ontmoet dat er afwijkende ideeën op na houdt. Ze is het niet eens met het asociale regime waarin elke kritische noot verboden is. Na een dag van hersenspoeling blijft er enkel dit over. Ze stampen ons zo vol dat we aan het eind van de dag enkel nog naar bed kunnen gaan of naar een pretpark om er mensen te pesten, ruiten te breken in de Sla-ze-aan-diggelen-tent of autos te vernielen met de grote stalen bal in de Beuk-ze-tot-prak-tent.
Wie weet maken we dit ook nog mee. Als de gewelddadige videospelletjes niet meer boeien of niet genoeg meer opbrengen, kan er wel iemand op het idee van dergelijke pretparken komen.
Mildred, de vrouw van Montag, is helemaal ingekapseld in deze wereld. Ze brengt haar dagen door in een kamer waarvan drie wanden onafgebroken een soap vertonen. Ze onderneemt een zelfmoordpoging, wordt gered en herinnert er zich niets van.
Montag komt in verzet tegen dit bestaan. Als eerste verzetsdaad houdt hij een boek achter. Hij wordt betrapt en de vertegenwoordigers van het systeem zullen trachten hem te vernietigen. Met veel geluk ontkomt hij aan zijn belagers en hij komt terecht in een gezelschap van andere dissidenten. Deze mensen hebben allemaal een boek uit het hoofd geleerd. Met die mensen zal hij verder optrekken.
Wie meer over dit werk wil lezen, kan terecht op het volgende adres:
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey