Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
15-08-2011
MARIA, TEN HEMEL OPGENOMEN
MARIA, TEN HEMEL OPGENOMEN.
MAANDAG 15 AUGUSTUS
Naar aanleiding van het feest van vandaag, Maria, ten hemel opgenomen, vinden we in Kerk en Leven van vorige woensdag, 10 augustus, een artikel van de hand van Ronald Sledsens: De schilder bij de Koningin in haute couture.
Het is een nauwgezette ontleding van een doek van Rogier van der Weyden: Lucas die de Madonna met Kind schildert.
Dé centrale zin in deze bespreking luidt: Maria zit wel op een troon, maar ze is afgezakt naar de onderste tree, omdat ze geen standenmadam wil zijn.
Aanbevolen dus!
(Je kan dit artikel mét een prachtige reproductie van het schilderij ook vinden op de website van Kerk en Leven: http://www.kerknet.be/kerkenleven/ )
Bij haar bezoek aan Elisabeth jubelde Maria het uit met deze woorden:
Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder:
Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam.
Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert.
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd:
Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid. (Lucas 1,46-56)
HIJ SLAAT TROTSEN VAN HART UITEEN
Het mysterie, dat wij vandaag vieren, de tenhemelopneming van Maria, gaat ons verstand volledig te boven. Daarom een korte bezinning, die vertrekt van de mooiste zinnen uit het Magnificat, woorden, die kleine mensen alleen maar kunnen verheugen:
Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Daarom mogen we mijmeren:
Maria leeft in elke vrouw in elke mens die om het even waar wordt vergeten en over het hoofd gezien.
Maria leeft in elke vrouw in elke mens van wie niemand iets verwacht.
Maria leeft in elke mens die niet berust bij minachting of onmacht maar die - tenminste bij zichzelf - de hoop wakker houdt dat ook een neergeslagen mens ooit rechtop zal lopen.
Maria leeft in elke mens die weigert te verlammen in de angst en durft te geloven in dat woord: vrees niet, met jou wil God iets nieuws beginnen.
Ieder mens kan in zijn of haar leven de kiemen dragen van een nieuwe toekomst.
vrij naar Carlos Desoete
In deze geest van harte een zalige hoogdag!
Moeder Maria, mijn eigen moeder heeft mij van u verteld toen ik een kind was.
Sedert die jaren weet ik reeds wie gij zijt. Ik weet dat gij een bron zijt van gaven, en dat gij miljoenen mensen die u hebben aanroepen, hebt verhoord.
Als ik naar uw beeltenis kijk, gaat er een warmte vanuit, alsof gij zeggen wilt: 'Zeg maar wat je op je hart hebt, en ik zal je bijstaan'.
Men noemt u niet voor niets, de Moeder van Altijddurende Bijstand.
Sta ons bij, Maria, dag in dag uit, altijd en overal, laat ons niet alleen. Amen.
Vrouwen spelen wel eens meer een belangrijke rol in het evangelie. Zo is er vandaag een Kananese vrouw, een vreemdelinge, die slechts enkele, maar zeer rake woorden spreekt. Vanuit een eenvoudig, maar groot geloof, roept zij Jezus ter hulp, in een zeer kort maar veelbetekenend zinnetje.
Dank zij haar grote geloof ondervindt zij dat zij ook als vreemdelinge niet aan de kant wordt gezet en dat Jezus haar een barmhartige en meelevende God toont.
Laten ook wij ons hart voor God openstellen en als kleine mensen de gave van een eenvoudig geloof vragen.
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon. Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw uit dat gebied naar voren, luid roepend:Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld.
Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek: Stuur die vrouw toch weg, want ze blijft ons achterna roepen.
Hij antwoordde: Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden.' Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei: Heer, help mij !
Hij gaf haar ten antwoord: Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven. Toch wel, Heer sprak zij want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.
Daarop zei Jezus haar: Vrouw, ge hebt een groot geloof! Uw verlangen wordt ingewilligd. En van dat ogenblik was haar dochter genezen. (Matteüs 15, 21-28)
DE KRUIMELS VAN DE TAFEL
De honden eten toch de kruimels brood die van de tafel vallen. Het is een kort zinnetje maar het zegt zeer veel. Vanuit hun eigenwaan bestempelden de Joden de andere volken als honden: ZIJ waren Gods geliefden, ZIJ waren veel meer waard en zoveel beter dan alle anderen. Maar die hoogmoed wordt terechtgewezen. De blijde boodschap van Jezus is er niet enkel voor de Joden: Hij wil redding brengen voor alle volken. Er is daarbij geen enkele voorkeur. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Zo wordt ook elke vorm van racisme, vreemdelingenhaat of uitsluiting verworpen. Laten wij die diepere betekenis niet vergeten: Gods helende liefde gaat uit naar alle mensen.
En dan is er dat woordje brood. In het evangelie duidt het zo vaak op Jezus, die zichzelf het brood noemt voor het leven van de mensen. Zijn velen, die zich christen noemen, niet al te zeer gewoon geraakt aan dat evangelie? Zozeer gewoon dat het hen niet meer beroert? Ze proeven de diepgang niet meer. De boodschap gaat aan hen voorbij, omdat ze opgeslorpt worden door andere boodschappen, die geen echt geestelijk voedsel zijn.
Hoe dankbaar echter kunnen zoekende mensen zijn voor de kruimels van het evangelie, voor het levend brood dat Jezus is! Daarom is het gebed van die vrouw zo veelzeggend. Zij verlangt ten volle naar een Woord van Jezus. Wie zo verlangend openstaan worden verzadigd. Zij krijgen het goede brood van de blijde boodschap.
Als voor vele mensen het evangelie verbleekt is, is dat niet omdat zij dit woord van leven niet meer nodig hebben, maar omdat zij hun heil zoeken in andere woorden, die heel vlug lege dozen blijken. Maar wie openstaat voor waarheid, goedheid en schoonheid, bloeit open voor Jezus en vindt voedsel en genezing in ZIJN woord van leven.
Zalig zijn daarom die mensen, die hongeren naar echte woorden van leven. Maar bij hen, die het evangelie reeds lang menen te kennen, is er soms alleen maar verveling en gewoonte. Mochten wij, zoals de Kananese vrouw, met heel ons hart openstaan voor het woord van van Jezus, dat ons leven kan genezen en helen.
Heer Jezus, als wij gewoon geraakt zijn aan uw evangelie, wil ons dan omvormen en veranderen om opnieuw smaak te vinden in Uw Woord van Leven. Amen.
Iemand had de gewoonte om met God te spreken, en omgekeerd. Gewoon.
Eens ging hij voorbij een bank waarop een vuil en vies oudje zat wat soezend in de zon.
Hij zag hem wel, maar - hoe vriendelijk hij gewoonlijk ook was hij ging voorbij.
Toen zei God plots: Herken je mij niet meer? Hoe? Waar? vroeg de man.
Daar antwoordde God. De man keek om naar de bank, naar het oudje...
Zeg, God, zei de man, je hebt je weer wondergoed vermomd!
Dan ging hij naast het oudje zitten en vond hem helemaal niet meer zo vuil en vies.
Avec la mer du Nord pour dernier terrain vague Et les vagues de dunes pour arrêter les vagues Et de vagues rochers que les marées dépassent Et qui ont à jamais le cur à marée basse Avec infiniment de brumes à venir Avec le vent de l'est écoutez le tenir Le plat pays qui est le mien
Avec des cathédrales pour uniques montagnes Et de noirs clochers comme mâts de cocagne Où des diables en pierre décochent les nuages Avec le fil des jours pour unique voyage Et des chemins de pluie pour unique bonsoir Avec le vent d'ouest écoutez le vouloir Le plat pays qui est le mien
Avec un ciel si bas qu'un canal s'est pendu Avec un ciel si bas qu'il fait l'humilité Avec un ciel si gris qu'il faut lui pardonner Avec le vent du nord qui vient s'écarteler Avec le vent du nord écoutez le craquer Le plat pays qui est le mien
Avec de l'Italie qui descendrait l'Escaut Avec Frida la blonde quand elle devient Margot Quand les fils de Novembre nous reviennent en Mai Quand la plaine est fumante et tremble sous Juillet Quand le vent est au rire, quand le vent est au blé Quand le vent est au sud, écoutez le chanter Le plat pays qui est le mien.
(Jacques Brel)
MIJN VLAKKE LAND
Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen En witte vlokken schuim uiteen slaan op de kruinen Wanneer de norse vloed beukt op het zwart basalt En over dijk en duin de grijze nevel valt Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn En natte westenwinden gieren van venijn Dan vecht mijn land, mijn vlakke land.
Wanneer de regen daalt op straten, pleinen, perken Op dak en torenspits van hemelhoge kerken Die in dit vlakke land de enige bergen zijn Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat Een bolle oostenwind het land nog vlakker slaat Dan wacht mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de lage lucht vlak over het water scheert Wanneer de lage lucht ons nederigheid leert Wanneer de lage lucht er grijs als leisteen is Wanneer de lage lucht er vaal als keileem is Wanneer de noordenwind de vlakte vierendeelt Wanneer de noordenwind er onze adem steelt Dan kraakt mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de Schelde blinkt in zuidelijke zon En elke Vlaamse vrouw flaneert in zonjapon Wanneer de eerste spin zijn lente-webben weeft Of dampende het veld in juli zonlicht beeft Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan Dan juicht mijn land, mijn vlakke land.
God is niet angstaanjagend, zoals in het verleden wel eens voorgehouden werd. Hij is heel anders, Hij wil ons ter hulp komen en nabij zijn.
Dat horen we vandaag in de twee lezingen. Hij komt niet in het geweld van storm, donder en bliksem. Integendeel, zijn nabijheid doet deugd als een zachte, verkwikkende bries.
En als Petrus dreigt onder te gaan, omdat Hij vertrouwt op het woord van de Heer, en zijn Heer over het water tegemoet gaat, komt Jezus zelf hem ter hulp en reikt hem de hand.
Ook wij kunnen soms op het punt staan om onder te gaan: daarom bidden wij dat Hij ook ons voelbaar en tastbaar de hand reikt.
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden.
Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen.
De boot was reeds een heel eind uit de kust verwijderd en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind.
Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet. Heer, - antwoordde Petrus - als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen. Waarop Jezus sprak: Kom ! Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: 'Heer, red mij! Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl Hij tot hem zei: Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld? Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen.
De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God. (Matteüs 14,22-33)
HIJ IS MIJN VADER
Vele jaren geleden las ik een verhaaltje, dat goed aansluit bij het evangelie van vandaag. De auteur ben ik helaas vergeten, maar het verhaaltje ging ongeveer zo.
Hoog boven een marktplein had een koorddanser een koord gespannen. Alle mensen stonden aan de grond genageld toen de koorddanser heel rustig wandelde over de koord.
Het einde van het nummer was een sensatie. Er stond daar een pyloon, en er was ook een kruiwagen. De koorddanser riep: Durf ik er overgaan, met de kruiwagen?
Uit meer dan duizend kelen klonk het antwoord: Ja. Heb je genoeg vertrouwen in wat ik kan? Ja, klonk het even luid. Wil er dan iemand in de kruiwagen komen zitten?
Dat was teveel gevraagd. Niemand durfde, niemand had de moed, niemand had genoeg vertrouwen.
En dan was er opeens een stemmetje, heel achteraan en ongezien. Het stemmetje zei: Ik durf het, ik vertrouw je.
Het was een kindje, en het klom hoog in de pyloon, en dan ging het in de kruiwagen zitten. De koorddanser ging over de koord, met het kindje in de kruiwagen. De mensen klapten in de handen.
Toen het kindje weer beneden was, vroegen de mensen: Heb je geen schrik gehad, ben je niet bang geweest? Schrik of bang? zei het kindje. Waarom?, hij is mijn vader.
Laat dit zinnetje ons bijblijven: Hij is mijn Vader. Dan kunnen ook wij aan, wat ondoenbaar of onmogelijk lijkt. Dan krijgen wij opnieuw vertrouwen als de moed ons in de schoenen zinkt. Dan kunnen ook wij, om het met de woorden van het evangelie te zeggen: over water wandelen.
De wereld van het kind mag nergens donker zijn, want donker is oneindig groot, en kinderen zijn klein.
De wereld van het kind mag nimmer droefheid zijn, want droefheid is ondenkbaar diep, en kinderen zijn klein.
De wereld van het kind moet pure liefde zijn, want liefde is het hart van God dat bij een kind wil zijn.
Twee vissen, die iemand bij zich had,en vijf broden, die gebroken en gedeeld worden: ze volstaan om duizenden mensen te voeden.
Ze zijn ook een beeld van Jezus zelf, die tijdens zijn leven gebroken werd, en die in Woord en Brood gedeeld wordt om voedsel en levenskracht voor ons te worden
Een mens leeft immers niet alleen van het brood dat van de bakker komt
Jezus week met een boot uit naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Toen de mensen dat hoorden, volgden ze Hem te voet vanuit de steden.
Toen Hij van boord ging, zag Hij een grote menigte. Hij had zeer met hen te doen en genas hun zieken.
Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen Hem zeggen: Dit is een eenzame plaats en het is al laat geworden. Stuur de mensen weg, dan kunnen ze zelf in de dorpen eten gaan kopen.'
Maar Jezus zei: `Ze hoeven niet weg te gaan. Jullie moeten hun te eten geven.'
Zij zeiden Hem: `Wij hebben hier niets anders dan vijf broden en twee vissen.'
Hij zei: `Breng die hier.' En Hij verzocht de mensen op het gras te gaan zitten, nam die vijf broden en twee vissen, keek op naar de hemel, sprak de zegenbede uit, Hij brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze aan de mensen.
Allemaal hadden ze volop te eten. Ze haalden de brokken op die over waren, twaalf korven vol. Afgezien van vrouwen en kinderen waren het zo'n vijfduizend man die gegeten hadden. (Matteüs 14,13-21)
WOORD EN BROOD VAN LEVEN
Dit wonderverhaal heeft een dubbele bodem: de inhoud gaat veel verder dan de letterlijke woorden. De eenzame plaats zonder voedsel is ons eigen leven, met zijn nood en tekort, zijn leed en zijn pijn.
Die nood van mensen laat Jezus leerlingen eerst koud: Stuur hen weg, laat hen zelf eten kopen. Dat ze zichzelf redden! Jezus is gans anders: Hij voelt diep medelijden: geef gij hun maar te eten. Zij pruttelen nog tegen: Wat kunnen wij doen: vijf broden, twee vissen?
Maar Jezus kijkt veel verder dan het simpele tekort aan eten. Hij schouwt al naar de toekomst, zijn eigen toekomst, zijn eigen lichaam, dat gegeven en gebroken zal worden, voor het leven van de wereld.
Zo zal zijn leven immers verder gaan: Hij zal verraden worden, afgewezen. Met al zijn liefde voor de mensen zal Hij gegeven en gebroken worden, ten dode toe tot Hij weer verrijst en weer tot leven komt, en altijd weer opstaat.
In zijn Woord en in zijn Leven kunnen ook wij voedsel vinden en dan kunnen ook onze ogen open gaan, op onze eigen weg naar Emmaüs, als elke hoop gedood lijkt.
Dan kunnen ook wij als nieuwe mensen opstaan, om zoals Jezus onszelf te geven, om zoals Jezus gebroken en gedeeld te worden, voor het leven van de mensen.
Want krachtig zijn die handen van mensen, krachtig zijn die woorden van mensen, die Gods eigen tederheid, Gods eigen mededogen tonen.
Heer Jezus, schenk ons de eenvoud en de moed uw eigen leven na te leven. Laat ons naar mensen toegaan, zoals Gij zelf naar ons toekomt, gegeven, gebroken en gedeeld. Amen.
Goudkorrel Glimlach
Hij kost niets en verwezenlijkt veel, hij verrijkt degene die hem ontvangt zonder de schenker te ontrieven. Hij duurt slechts een ogenblik, maar de herinnering eraan kan eeuwig zijn.
Een glimlach is verpozing voor 't vermoeide wezen, moed voor de moedeloze ziel, troost voor het rouwend hart.
Hij is een kostbaar tegengif dat de natuur in voorraad. houdt voor elke vorm van leed.
En,zo men u de glimlach weigert die u naar u meent verdient, wees dan grootmoedig en ... schenk de uwe.
Want niemand heeft groter nood aan een glimlach dan hij, die hem niet schenken kan
Het kan gebeuren dat wij opeens, in een flits, ondervinden of inzien dat andere dingen veel belangrijker zijn, dan datgene wat ons doorgaans bezighoudt.
Sommige gebeurtenissen kunnen ons de vraag doen stellen: wat is nu écht belangrijk, waar komt het nu écht op aan in een mensenleven?
Jezus spreekt daar vandaag over in twee korte parabels: het Rijk der hemelen lijkt op een schat, verborgen in een akker, vergeten en uit het oog verloren.
En het lijkt ook op een kostbare parel
Waar leggen wij de klemtoon in ons leven?
In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat,verborgen in een akker.Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,en in zijn blijdschapging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman,op zoek naar mooie parels.Toen hij een parel van grote waarde had gevonden,ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar. (Matteüs 13,44-46)
HET RIJK DER HEMELEN, VERLOREN IN DE AKKER VAN DE WERELD
De schat in de akker, waarvoor je alles prijsgeeft. De mooie parel, die meer waard is dan al het andere. Wat is voor ons het belangrijkste in ons leven?
De mening zal verschillen van mens tot mens en van moment tot moment. Een goede gezondheid, zoals wij elkaar met Nieuwjaar wensen? Een carrière met veel succes en veel geld? Dat we gespaard blijven van rampen, dat de zaken goed mogen gaan, dat de kinderen goed terechtkomen?
Elk van ons heeft wel zijn eigen antwoord op elk ogenblik. Wij bidden er ook voor dat onze wensen in vervulling mogen gaan
En toch zien we meer dan eens: mensen die rijk zijn maar geen vreugde kennen mensen die gezond zijn maar niet gelukkig mensen die geslaagd zijn in het leven maar onvoldaan blijven.
Waar zijn die schat of die parel dan wel verborgen, en door ons misschien vergeten of uit het oog verloren?
De droom van Salomo, in de eerste lezing, kan ons een lesje leren. De Heer vraagt aan de jonge koning: Wat wil je dat Ik je geef?
En Salomo vraagt niet om rijkdom of een lang leven. Hij vraagt om een opmerkzame geest en een luisterend hart. Hij vraagt om ontvankelijk te blijven voor Gods Woord,
Hij vraagt om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Kortom: hij vraagt om inzicht en levenskunst.
God, onze Vader, geef ook aan ons een deeltje van de wijsheid die Gij aan Salomo verleend hebt.
Dat ook wij ontvankelijk mogen worden voor Uw stem, die zo zacht klinkt en overstemd wordt in het rumoer van onze wereld. Uw stem, die ons de weg wijst naar Uw beloofde Rijk van waarheid, heiligheid en liefde.
Want Uw Rijk is de parel, die meer waard is dan al het andere, Uw Rijk is de waarachtige schat, verborgen in de akker van ons leven, verloren in de akker van de wereld. Amen.
Er loopt een oude man iedere dag in dezelfde straat. Hij is erg oud en erg alleen. Honderden mensen gaan hem dagelijks voorbij, onverschillig. Ze gaan allen hun eigen weg naar hun eigen belang. Hij kent ze, bijna allen. Ze haasten zich voorbij en zien niet om.
Wat zou het een formidabele verrassing zijn voor deze oude versleten man als plots, zo maar, een van de regelmatige voorbijgangers bleef stilstaan, hem een pakje tabak in de handen stopte en hem vriendelijk in het oor fluisterde: 'Hier, vadertje, een pijp tabak en houd je taai!'
De oude man zou om dit simpele gebaar dagenlang zielsgelukkig zijn! Er zijn duizenden oude mensen, die wachten op een blijk van genegenheid en sympathie, en er is een bepaalde man of vrouw die wacht op jou!
Vandaag krijgen we eigenlijk het vervolg van de parabel van De zaaier, die we vorige week lazen. Op de akker waar gezaaid werd, groeit niet alleen tarwe, maar ook onkruid.Wij willen dan meteen wieden of sproeien om het veld proper te houden.
Maar God beziet mensen en dingen anders.Hij kijkt met de ogen van zijn hart.Hij geeft alle gewassen groeikansen.Daarom is de boodschap van vandaag voor ons:wees voor elkaar zo goed als God voor jullie isen geef elkaar dus altijd een nieuwe kans.
Jezus hield de mensen deze gelijkenis voor: `Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met iemand die goed zaad op zijn akker had gezaaid. Toen iedereen sliep, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging weer weg.
Toen het gewas opschoot en vrucht zette, kwam ook het onkruid tevoorschijn.
De knechten van de eigenaar kwamen hem zeggen: `Heer, hebt u geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?''
Hij zei hun: `Een vijandig mens heeft dat gedaan.''
De knechten vroegen hem: `Zullen we het er dan maar uit gaan halen?''
Maar hij zei: `Nee, want als jullie het onkruid eruit halen, trek je tegelijk de tarwe uit. Laat ze samen opgroeien tot de oogst, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen:
Haal eerst het onkruid bijeen en bind het in bussels om het te verbranden, maar verzamel de tarwe in mijn schuur.'' (Matteüs 13,24-30)
DE TIJD VAN GODS GEDULD
Op een bepaalde dag zei de Heilige Clara aan Franciscus van Assisi:
Alle wezens hebben hun tijd. Maar deze tijd is niet voor allen dezelfde. De tijd van de dingen is niet de tijd van de dieren. En die van de dieren is niet die van de mensen.
En boven alles en totaal anders, bestaat er de tijd van God, die al het andere omsluit en overstijgt. Gods hart klopt niet op hetzelfde ritme als het onze. Het heeft zijn eigen beweging: die van zijn eeuwige barmhartigheid, die gaat van eeuw tot eeuw.
Jezus is het echte gelaat van een geduldige God, die rustig en vol vertrouwen alles ten goede leidt naar het uur van zijn genade.
Daarom mogen wij dankbaar bidden:
God, onze Vader, wij danken U omdat wij mogen leven in de tijd van uw geduld. Het onkruid groeit nog tussen de tarwe, in de wereld en in ons hart.
Gij gunt uw mensen nog de tijd. Uit uw milde barmhartigheid mogen wij leven. Verleen ons eenzelfde rustig en zachtmoedig geduld. Amen.
Heer, allen dragen wij duistere plekken in ons, allen hebben wij nood aan diepe bekering.
Wees ons genadig, raak ons aan met uw barmhartigheid, en genees ons.
Bevrijd ons van elke vorm van kwaad en bewaar ons in uw liefde. Alle dagen van ons leven. Amen.
Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven, maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.
Vandaag en de komende zondagen lezen wij enkele parabels van Jezus over het Rijk der hemelen. Wanneer Jezus iets te verkondigen had, vertelde Hij meestal een verhaal. Matteüs zegt zelfs dat Hij alleen maar sprak in de vorm van verhalen of parabels.
Vandaag beginnen wij met de bekende gelijkenis van de zaaier en het zaad.
Omdat er ook in ons leven rotsgrond en distels aanwezig zijn ogen die niet zien, oren die niet horen mogen wij dankbaar zijn om Gods barmhartigheid, die nooit aflaat.
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis en ging aan de oever van het meer zitten.Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk,dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.
Eens zo begon Hij ging een zaaier uit om te zaaien.Bij het zaaien viel een gedeelte op de wegen de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag.Toen de zon was opgekomen,kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.
Een laatste gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.
---
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt: maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vrucht.
Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt; bij de een is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig. (Matteüs 13,1-9.19-23)
ALS DE ZIELE LUISTERT
Het Woord van de Heer is een wonder Woord. Soms brengt het troost, soms klinkt het hard of is het veel gevraagd.
Wij leren het kennen, dit woord van God: eerst en meest in de Bijbel, maar ook in de natuur, en in de mens bij ons: in de oorspronkelijke zuiverheid van Gods schone schepping, evenzeer als in een zachte hand, een teder gebaar, een stil gebed.
Wij kunnen het zeker ook leren kennen door de concrete omstandigheden van ons leven: welk Woord wil de Heer vandaag tot mij spreken, wat wil Hij vandaag van mij vragen, in dit gebeuren, in deze mens?
Heer Jezus, maak ons tot mensen, die luisterbereid zijn, ge-HOOR-zaam aan het Woord, dat Gij spreekt, ge-HOOR-zaam aan U, het mensgeworden Woord van God, dat Gij zijt. Amen.
Heer, laat mij als een zaaier door de velden van het leven gaan. Ik wil geen onkruid zaaien, geen ééndagsbloemen, maar graan dat de diepste honger van de mensen stilt.
Geef in mijn handen, Heer, het graan van uw liefde, en toon mij het veld waarop ik zaaien mag. Met uw genade zal ik gaan, Heer, uw liefde zaaien in de smalle voren van het mensenhart.
Laat mij elk avond huiswaarts keren, moe, met lege handen misschien, maar met een rotsvast vertrouwen dat het kiemen en het rijpen van het graan in uw handen ligt.
Wil, Heer, mij geven wat een goede zaaier nodig heeft: een groot geloof, een rustig hart, een eindeloos geduld en veel, zeer veel edelmoedigheid. Amen.
Een man zoekt bescherming bij een rabbijn. Hij vertelt hem dat hij op de vlucht is voor soldaten en dat hij gedood zal worden als ze hem vinden. De rabbi besluit de vluchteling onderdak te geven maar zijn daad stuit op weerstand van de dorpsbewoners. 'Waarom heb je die vluchteling gastvrij in je huis opgenomen? Wat gaat er straks met ons gebeuren?' vragen ze.
De rabbi wijst erop dat de joodse wet de opdracht geeft vervolgden, die met de dood worden bedreigd gastvrijheid te verlenen. De inwoners vrezen echter represailles, waarbij het hele dorp zal uitgemoord worden. Zij vragen de rabbi een oplossing te zoeken en de vluchteling uit te leveren.
De hele nacht bestudeert de rabbi de uitleg over de joodse wet. Pas als het ochtend is, vindt hij een tekst die luidt: 'Omwille van één man hoeft niet het hele dorp om te komen.'
Hij leest de vluchteling de tekst voor.
Op dat ogenblik komen de soldaten het dorp binnen en vragen: 'Zeg ons waar de vluchteling zich schuilhoudt, anders zullen wij het hele dorp in brand steken.' De rabbi antwoordt: 'Hier is hij.'
Uitgelaten omdat het gevaar is afgewend vieren de dorpsbewoners de hele dag feest.
Maar de rabbi laat zich niet zien, in zijn kamer staart hij verdrietig vol schuldgevoel voor zich uit,
Op dat moment komt Elia binnen, de profeet die de komst van de Messias aankondigt.
Elia zegt: 'Wat heb jij gedaan?' De rabbi antwoordt: 'Ik heb een mens laten omkomen om het hele dorp te sparen.'
Daarop zegt Elia: 'Die opgejaagde vluchteling was de Messias: 'Maar hoe kon ik weten dat hij de Messias was?' vraagt de rabbi.
Elia zegt: 'Als je niet de hele nacht in de boeken had gezocht, maar een keer naar het gezicht van de man had gekeken, had je het geweten.'
Tijden terug toen alles nog van voren af aan beginnen moest, de weg naar boven van leerzaam leven loutering geloven en aan een hoge meester toebehoren die weelde dikwijls dikwijls wee zou wezen. Ik sta nog aan de rugwand van de krater gevuld met lava of met levend water.
Verlaat mij niet nu met geweld gerezen de arend nacht door geen bevel beteugeld hangt in de valscherm van zijn harde vleugels.
Voor wie bemint en bemind wordt, kunnen kleine, eenvoudige woorden en gebaren een bron van vreugde en dankbaarheid zijn. Vriendelijkheid en hartelijkheid maken het leven tot een feest, één groot geluk, ondanks alles wat tegenzit. Zelfs de zwaarste lasten worden dan licht en draaglijk!
Jezus zegt van zichzelf dat Hij zachtmoedig is en nederig van hart. Zo reikt Hij ons een manier van leven aan, die niet zwaar en belastend is, maar zacht en licht en evenzeer dienstbaar, liefdevol en vreugdevol.
In die tijd nam Jezus het woord: `Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit alles verborgen hebtgehouden voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Ja, Vader, zo hebt U het goed gevonden.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon, en ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen onthullen.
Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Neem mijn juk op en leer van Mij, omdat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel.
Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.' (Matteüs 11,25-30)
LEER VAN MIJ
Vandaag en de komende weken de periode van de schoolvakantie en van zoveel andere mensen, die in vakantie gaan zullen we de homilie wat korter en eenvoudiger houden. Zoals vandaag zal het meermaals een bezinning zijn, die aansluit bij de hoofdgedachte uit het evangelie of de eucharistie.
Een foto van Jezus
Ik heb nog nooit een foto van Jezus gezien; ik weet ook niet hoe Hij liep, wel met wie. Ik weet niet hoe zijn stem klonk, wel de woorden, die Hij gebruikte.
Ik weet niet welke kleur van ogen Hij had, maar wel hoe Hij keek. Ik weet niet of Hij een sterk hart had, wel dat Hij een groot hart had.
Ik weet niet alles van zijn karakter, maar wel dat de kinderen Hem graag mochten en armen zich bij Hem thuis voelden.
Dat Hij mild was voor eerlijke mensen en streng voor ogendienaars.
Dat Hij niet snel oordeelde maar eerder verontschuldigde.
Dat Hij niet haatdragend was, maar ongelooflijk vergevingsgezind.
Ik weet eigenlijk veel meer van Jezus dan ik aanvankelijk had gedacht. (auteur onbekend)
Laten wij al is de maand juni ondertussen voorbij besluiten met dezelfde bede van vorige week uit de Litanie van het Heilig Hart:
Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijk aan het Uwe. Amen.
Zachtmoedig en nederig van hart. Zo spreekt Jezus vandaag over zichzelf. Net nadat Hij de enige keer in het evangelie gezegd had: Leer van Mij! Vooral dat wilde Hij dat we van Hem zouden meedragen.
Zou de wereld niet beter zijn, als ieder die ik ontmoet zou zeggen: Ik weet iets goed van jou, en dan spontaan iets goeds zou doen?
Zou het echt niet heerlijk zijn als elke handdruk - van harte en oprecht gemeend zeggen zou: Zeg vriend, ik weet iets goed van jou!
Zou het leven niet blijer zijn als men t goede steeds prijzen zou, want werkelijk bij al het kwaad is er zoveel goeds in mij en jou.
Zou t niet een fijne houding zijn als iedereen zo denken zou: Jij weet een beetje goed van mij, en ik, ik weet iets goeds van jou!?
Ward leerde als jong kind een les in zelfvertrouwen. Hij moest een spreekbeurt geven voor de klas. Hij was nog maar net begonnen toen de leraar hem onderbrak met een krachtig 'neen'. Hij startte opnieuw maar de leraar donderde opnieuw 'neen'. Door en door vernederd, gekleineerd, ging hij zitten.
De volgende jongen stond op en was ook maar net begonnen toen de leraar opnieuw 'neen' bulderde. Deze leerling echter ging verder met zijn spreekbeurt. Wanneer hij ging zitten zei de leraar dat hij het zeer goed had gedaan.
Ward was geïrriteerd. Ik deed het op dezelfde manier als hij, maakte hij zijn beklag. De leraar repliceerde: Het is niet genoeg je onderwerp te kennen, je moet ook zelfverzekerd zijn. Wanneer je mij toelaat om je te stoppen, dan betekent dit dat je onzeker bent.
ALS IEDEREEN NEEN ZEGT, DAN IS HET EEN UITDAGING VOOR JOU OM JA TE ZEGGEN EN TE OVERTUIGEN. DE WERELD ZEGT IMMERS NEEN OP 1000 MANIEREN.
Neen, je kan dat niet aan.
Neen, je bent verkeerd.
Neen, je bent te oud.
Neen, je bent te jong.
Neen, je bent te zwak.
Neen, je hebt dat niet geleerd.
Neen, je hebt de achtergrond niet.
Neen, je hebt het geld niet.
Neen, dat kan je toch niet doen.
En elke 'neen', die je hoort of opmerkt, elke ervaring die je onkundig en onbekwaam wil houden, is bij machte om je zelfvertrouwen te ondermijnen, beetje bij beetje tot je het opgeeft.
Hoeveel misbruik van macht en gezag wendt met zoveel succes en slaagkansen doorgaans dit mechanisme of deze werkwijze aan, als vanzelfsprekend?
ALS DE WERELD NEEN TEGEN JE ZEGT, JE AFWIJST EN VERNEDERT, ZAL JIJ DAN DE VEERKRACHT HEBBEN OM JA TE ZEGGEN EN TE OVERTUIGEN TEGEN MACHTIGER MACHTEN IN?
Vandaag vieren wij Sacramentsdag, de instelling van de eucharistie: Jezus, die in de tekenen van brood en wijn bij ons wil blijven.
Neemt en eet, dit is mijn lichaam: het is een daad van geloof, die moet doorgetrokken worden in ons dagelijkse leven: zoals Jezus jezelf delen, in het persoonlijke leven en in de omgang met elkaar.
Als wij daar niet delen van onszelf, moeten wij nog meer bezield worden door de eucharistie en de woorden van Jezus: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven en gebroken wordt.
In die tijd zei Jezus tot de menigte van de Joden: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.
De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden:Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus sprak daarop tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. (Johannes 6,51-58)
VOOR U GEGEVEN EN GEBROKEN
Sommige talen behielden voor het feest van vandaag de Latijnse naam: Corpus Christi, het Lichaam van Christus. Het gaat hierbij niet enkel om de reële aanwezigheid van Jezus in de eucharistie, hoe zinvol dit geloof en de praktijk van de aanbidding ook zijn. Maar in wezen gaat de inhoud verder. In wezen of ten diepste vieren we vandaag het feest van Jezus, die zichzelf geeft, ten einde en ten dode toe voor het leven van de mensen. Vandaag vieren we dat Jezus in volle overgave zijn totale gegevenheid aanvaardt.
De diepste oorsprong van de eucharistie vinden we inderdaad in de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. We kennen de feiten: Jezus nam wat brood, brak het, en gaf een stukje aan elkeen. We kennen ook de woorden: Dit is mijn Lichaam voor u gegeven en gebroken.
Door de historische context, waarin deze woorden voor het eerst werden uitgesproken krijgen zij een profetische betekenis. Eigenlijk zegt Jezus op dat ogenblik in woord en teken: wat ik nu met dit brood doe breken en delen dat gaat de komende uren ook met mijzelf gebeuren. Ik zal verraden worden, gemarteld, gekruisigd. Gegeven en gebroken totterdood. Hiertoe ben ik in de wereld gekomen.
Ook jullie, mijn vrienden, zijn hiertoe geroepen. Een dienaar staat immers niet boven zijn meester. Als je ten einde toe mijn volgeling wil zijn, als je ten einde toe wil leven voor het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zal geen aardse roem je deel zijn.
Wat de machten van het kwaad met Mij gaan doen, zal ook met jullie gebeuren. Dat vraag ik u: om ten einde toe mijn weg te gaan, gegeven en gebroken. Niet uit zelfpijniging, maar opdat eens, opdat ooit de gerechtigheid van God het moge halen op de machten van het kwaad en van het onrecht, die zo welig tieren. Zo zullen jullie leven vinden tot in eeuwigheid.
In deze maand juni, toegewijd aan het Heilig Hart, kunnen wij dan ook alleen maar bidden: Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijk aan het Uwe.
Jezus zegt:
Mijn hart is één verlangen om dicht bij jou te zijn: om met jou aan te zitten aan de dis van brood en wijn.
Mijn hart is één verlangen om hart van jou te zijn, zodat je Mij kunt raken in het brood en in de wijn.
Mijn hart brandt van verlangen opdat mijn Uur ons uur kan zijn, en ik in leed en vreugde jou sterken kan met brood en wijn.
Mijn hart brandt van verlangen om vriend van jou te zijn, die als verborgen God aanwezig is in brood en wijn.
Het zwartwitfotootje is slechts een handpalm groot. De randen zijn gekarteld als bij een droog koekje. Het werd genomen in 1954. Ik ben dus drie jaar. Ik draag een speelpakje waarvan het elastiek mij stoort; ik trek eraan om het makkelijker te doen zitten.
Met mijn linkerhand houd ik de hand van mijn vader vast. Hij draagt een zomerhemd en een lange short. Wij staan op een plattelandsweg. We kijken in de verte, beiden in dezelfde richting en beiden met een gezicht dat half nieuwsgierig, half bezorgd is, en dat niemand wil behagen.
Toen ik mijn moeder die foto toonde, riep ze uit: In die jaren was je de hele tijd bij je vader, je week geen duimbreed van hem!
Ik dacht:, zonder het hardop te zeggen, dat dit nog altijd het geval was en dat er meer nodig was dan de dood om die twee handen, die mekaar rustig omsloten hielden, uit mekaar te halen.
Natuurlijk is er wel degelijk iets veranderd. Als ze vandaag een foto konden nemen met een film die gevoelig genoeg was om het onzichtbare vast te leggen, dan zou je daarop dezelfde personen elkaars hand zien vasthouden, maar ze zouden van grootte gewisseld zijn: ik ben nu de man op rijpe leeftijd, die mijn vader toen was, en hij heeft de leeftijd die de dood ons verleent als hij zijn onschuld over ons doet stralen (op welk moment van ons leven hij ook zijn opwachting maakt).
Dat wil zeggen twee of drie jaar, zeker niet meer, misschien zelfs minder.
Zeven zonen had moeder: Allen heetten Peter, Behalve Wanjka die Iwan heette.
Allen konden werken: Eén was geitenhoeder, Eén vlocht sandalen, Eén zelfs bouwde kerken;
Maar Iwan die Wanjka heette Wilde niet werken.
Op een steen in de zon gezeten Bespeelde hij zijn schalmei.
O, mijn lieve, Mijn lustige, Laat mij spelen, In de schaduw van mijn Korte rustige vallei Laat andren werken, Sandalen maken of kerken Wanjka heeft genoeg aan zijn schalmei.
Op deze zondag na Pinksteren vieren we als het ware Gods eigen feestdag en aanbidden we Hem onder zijn eeuwenoude Naam: de Heilige Drie-eenheid, de Heilige Drievuldigheid!
Gelukkig kregen we ook eenvoudiger woorden om God te benoemen, woorden, die ons als mens meer aanspreken dan die zwaarwichtige theologische taal.
Zo schrijft Johannes: God is Liefde, allicht de mooiste naam die God ooit wilde benaderen. Bovendien helpt deze Naam voor God ons toch enigszins om die moeilijke theologische omschrijving een verstaanbare inhoud te geven. Die Liefde, die God is, draagt immers ons hele bestaan:
Als Vader roept Hij ons tot leven.
Als Zoon werd Hij mens met de mensen: Weg, Waarheid en Leven voor ons eigen leven.
Als Heilige Geest bezielt, doordringt en stuwt Hij ons voort.
Zo is God met ons vanaf het begin, tot op vandaag, en tot aan de voleinding der tijden.
Lezing uit de 2de brief van Paulus aan de christenen in Korinthe
Zusters en broeders, Laat alles weer goed komen, neem mijn vermaningen ter harte, wees eensgezind en leef in vrede met elkaar dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn.
Groet elkaar met een heilige kus. Alle heiligen die hier zijn laten u groeten.
De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid van de heilige Geest zij met u allen. (2 Kor 13,11-13).
EEN NAAM VOOR GOD
De H. Drievuldigheid, een moeilijk woord, dat we als kind van buiten leerden in de catechismus, zonder er iets van te begrijpen. Het was zeker goed bedoeld: laat de kinderen maar van buiten leren. Ons verstand werd, meer dan het aankon, naar een denken over God gesleept, zonder dat ons hart werd aangesproken: als zij de echte waarheid kennen, dan komt alles wel goed. Zo is het helaas niet verlopen: velen haakten af, om vele redenen, maar toch ook wel omdat de kilte van het denken zo veraf staat van de warmte van het hart, dat ontroerd wordt door de ontmoeting met God.
Hoe God in zichzelf is één in drie personen dat gaat ons petje te boven, en dat is zelfs niet eens zo erg. Wat belangrijk is, is dat we zien hoe God zichzelf geleidelijk aan liet noemen. En dan komen we bij de bronnen van ons geloof, die een veel eenvoudiger taal spreken.
Eén belangrijke bron vinden we al in het Oude Testament. Mozes liet de kudden grazen. Eens ging hij zeer ver weg met zijn schapen en de Heer verscheen hem: in een struik, die in lichterlaaie stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hij krijgt daar de opdracht om de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte weg te leiden.
Mozes wil die opdracht of roeping wel aanvaarden. Hij is ontvankelijk en bereid, maar hij zou toch graag een zekere waarborg hebben, vooraleer zijn zending aan te vatten. Daarom is zijn repliek: Als ik naar de Israëlieten ga en zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen? Toen antwoordde God hem: Ik ben die er zijn zal. We mogen gerust nog een stapje verder gaan in onze poging om dit vreemde Hebreeuwse zinnetje van Jahwe te vertalen: Ik ben diegene, die er altijd zijn zal . voor jou, voor jullie!
Ik zal er zijn voor jou!, het is de eerste naam, die God aan zichzelf geeft. Die naam is in wezen een belofte van blijvende trouw en daardoor ook een ontzaglijke bron van vertrouwen, ook al weten wij niet steeds op welke wijze God zijn trouw toont en met ons begaan is en wij dikwijls zelf helemaal anders denken over zijn zorg voor ons.
Elders, bij Johannes, vinden we, in andere woorden, eigenlijk eenzelfde naam voor God. God is Liefde, schrijft Johannes in een uniek zinnetje van amper drie luttele woordjes. Maar een zinnetje dat ons regelrecht naar het hart gaat en dat onovertroffen is als mogelijke Naam voor God.
In deze namen, die God zichzelf toekent raken we zijn diepste wezen, zijn meest intieme Ik. Zo wordt Hij ook het uiteindelijke rustpunt van ons leven en ons streven. Wij, rusteloze zoekers naar geluk, vinden slechts rust in de warme geborgenheid van de eeuwige Liefde, zoals wij God mogen noemen. Daarom zegt Augustinus terecht onrustig is mijn hart tot het rust vindt in U.
Met God op stap gaan naar je medemensen toe, is Vader zijn: Je zal hevig naar hen verlangen en hen liefhebben zoals een echte vader houdt van zijn volk. Je zal kansen geven, ernstig nemen en geloven in diegenen met wie je werkt.
Op stap gaan is ook Zoon zijn: Je gedragen voelen en gestuwd door een innige liefde, die je helpt losmaken en bevrijden uit wat mensen tegenhoudt voluit te leven, en jezelf aanvaarden zoals ieder ander met wie je samen bent.
Op stap gaan is Geest, ruimte, zijn: Je niet op jezelf richten of op een zeker doel, maar verder kijken, samen eerlijke horizonten zoeken naar een helende eenheid toe.
Er is iets in de dingen dat ontroert: het is de schoonheid niet der bloemen, noch het glanzen van een blad, noch t roepen van de roerdomp in de nacht. Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven en daaronder, dieper in de grond, die warm en geurig is als versgebakken brood.
Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven, diep in de wortels en het hart waarin het leven roert. Het zijn de klanken en geluiden die een kind kan horen als het zijn oor te luisteren legt dicht aan de grond. Het is het trillen van de wingerdrank wanneer uw hand haar aanraakt, en het beven van de kever op het blad, dat groeit en zwelt. Het is het dons der distelbloemen en de pijn der wonden die uw vlees doorsplijt. Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.
Pinksteren, het feest van de Heilige Geest, de Trooster en Helper, zoals Jezus zelf er over sprak, het feest ook van de vruchten van de Geest, die warme gaven, die het leven zo mooi maken, EN het feest van het enthousiasme, zoals de eerste vrienden van Jezus omgevormd werden van schichtige angsthazen tot GEESTDRIFTIGE getuigen van zijn Blijde Boodschap
Bidden wij daarom vol aandrang en vertrouwen: Stort in mijn hart een nieuwe Geest
Broeders en zusters, u bent geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruik die vrijheid echter niet voor de zelfzucht, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf.
Laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf. Het een gaat in tegen het ander, dus u kunt niet doen wat u maar wilt.
Want de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid. Er is geen wet die daar iets tegen heeft.
Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen.
Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. (Galaten 5,13-25, enkele verzen)
DE VRUCHTEN VAN DE HEILIGE GEEST
Grote theologen hebben er op gezwoegd om uit te leggen hoe wij de Heilige Geest kunnen DENKEN. Opnieuw moeten we echter zeggen: dure woorden brengen niet altijd veel klaarheid. Hoe goed hun pogingen ook bedoeld waren, veel wijzer zijn we er niet van geworden.
WIJZER kunnen we wel worden, als we omzien naar mensen in wie deze Heilige Geest aanwezig en zichtbaar aan het werk is. Laten wij kijken naar mensen, die door Gods Goede Geest bewogen worden. Zulke mensen tonen een glimp van de Heilige Geest. Zo zullen we een beter inzicht krijgen dan door geleerde beschouwingen. De heilige Geest kan je toch niet in woorden vatten of vangen.
Maar je kan Hem enigszins opmerken in mensen, waar een uitzonderlijk hart in schuilt. Hun woorden zijn doordesemd van GOEDHEID. Hun daden houden Jezus levend onder ons en laten ons zijn Geest zien.
Zulke mensen stralen iets uit dat meer dan menselijk is: hun woorden, hun daden, hun hele manier van leven vertolkt Gods Geest, die heilig en goed is. Of om het nog maar eens met Paulus te zeggen: hun leven is doordrongen van DE GAVEN VAN DE GEEST: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid. Waar die zichtbaar zijn, is Gods eigen Geest aanwezig en leeft Jezus voort onder ons.
Om deze gaven of vruchten van de Heilige Geest hebben wij gebeden in de voorbije Pinksternoveen, in deze stille tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren.
Zulk gebed verhoort God. Wij mogen vertrouwen op zijn genade, als wij ons hart maar openstellen, als wij maar ONTVANKELIJK en bereid zijn. Zo heeft Jezus zelf het ons beloofd en toegezegd. En wie is er meer geloofwaardig en betrouwbaar dan deze Jezus, onze goddelijke Broeder.
Deze lieftallige gaven wil ik u van harte toewensen op deze zalige hoogdag van Gods Goede Heilige Geest.
O grote Geest, wiens stem ik verneem in de winden en wiens adem de ganse wereld leven geeft, luister naar mij.
Ik verschijn voor U als één van uw vele kinderen. Ik ben klein en zwak. Ik heb kracht en wijsheid nodig. Laat mij in schoonheid wandelen en mogen mijn ogen steeds de rode en purperen zonsondergang aanschouwen.
Laat mijn handen de dingen vereren die U gemaakt hebt, en mijn oren uw stem horen.
Schenk mij wijsheid opdat ik de dingen die U mijn volk geleerd hebt, en de les die U in elk blad en elke rots verborgen hebt, moge erkennen.
Niet om sterker te zijn dan mijn broeders zoek ik kracht, maar om mijn grootste vijand te kunnen bestrijden - mijzelf.
Maak mij steeds bereid met reine handen en open blik tot U te komen, opdat mijn geest, als mijn leven eenmaal verbleekt gelijk de ondergaande zon, zonder schaamte tot U moge komen.
Wanneer je voor een uitdaging staat pak die direct aan, van gezicht tot gezicht, hef jouw kin omhoog en zet jouw schouders, plant jouw voeten en haal diep adem. het is nutteloos van die te ontwijken. Het beste wat je kan doen, je kan falen maar je kan slagen, zet door!
De wolken rondom jou kunnen donker zijn en de toekomst kan er akelig uitzien, maar laat je wilskracht niet vallen hou jezelf in topconditie. Als het slechtste jou kan overkomen niettegenstaande al wat je doet, er voor vluchten zal jou niet redden, zet door!
Zelfs hoop kan ijdel lijken, wanneer je door zorgen bent overmand, maar onthoud dat je staat voor dezelfde uitdagingen als bij anderen; je kan falen maar faal al vechtend, geef niet op, wat je ook doet; Ogen open, hoofd omhoog tot de eindstreep, zet door!