Deze in Berlijn geboren filosoof is in bredere kring vooral bekend geworden tijdens de studentenopstanden in Amerika en Frankrijk. In de jaren dertig is hij geëmigreerd naar Amerika waar hij steeds is blijven wonen. Hij is zijn hele leven marxist gebleven.
Op 5 januari 1971 had de Beierse Omroep een televisiedocumentaire uitgezonden die ging over Revolutie of Hervorming en waarin naast Marcuse ook Popper werd geïnterviewd. Marcuse als de revolutionair, Popper als de reformist. De interviews werden ook in een boekje uitgegeven, in het Nederlands bij het Wereldvenster in Baarn. Uit dat boekje wil ik nu enkele fragmenten uit het interview met Marcuse citeren.
Vooraf misschien dit. Waarom wil iemand zich vandaag nog marxist noemen of het marxisme nog een kans geven ? Omdat het marxisme op zich rechtvaardiger is dan het kapitalisme. Centraal in het marxisme staat de arbeid, of beter de werkende mens. Die zorgt voor de rijkdom van de maatschappij en eigenlijk zou bij hem de macht moeten berusten en vanuit die basis de maatschappij moeten worden bestuurd. In het kapitalisme staat de winst centraal. Dit is misschien een efficiënt middel, maar het is onethisch. In een kapitalistisch systeem zijn er kapitalisten die (de arbeid van anderen) uitbuiten en werkmensen die worden uitgebuit.
Maar nu naar Marcuse. Hij ziet in het kapitalisme nog altijd (1970) grote interne tegenspraken. Aan de ene kant is er een enorme maatschappelijke rijkdom, die een leven zonder armoede en vervreemde arbeid mogelijk zou maken, maar aan de andere kant wordt deze enorme rijkdom op een repressieve en destructieve manier gebruikt en verdeeld (bijvoorbeeld voor oorlogen, de productie van nutteloze zaken, enz.). Toch is het kapitalisme erin geslaagd de arbeidersklassen grotendeels te integreren in het systeem. Het levenspeil van de bevolking is aanzienlijk verhoogd en nog weinig mensen zullen die verworvenheden willen opgeven voor een utopisch socialisme. Maar waarvoor werken we zo hard ? Om welke zaken te kunnen kopen ? Het systeem heeft ons zo ver gekregen dat we al die nepbehoeften als echte behoeften zijn gaan beschouwen. Er is een enorme verspilling van rijkdom aan nutteloze dingen.
Ter verdediging van het kapitalisme wordt ook aangevoerd dat het de democratie in stand houdt en pluralisme waarborgt. Dit is in vergelijking met andere regimes wel zo, maar ook onze democratie is gemanipuleerd. De democratie wordt verdeeld tussen heersende partijen die in hun doelstellingen en politiek eigenlijk allemaal eensgezind zijn (in de zin dat ze het kapitalistische systeem als iets vanzelfsprekends aanvaarden).
Op de vraag van de interviewer hoe het alternatieve model van de maatschappij eruit moet zien, antwoordt Marcuse: Wat de jongeren tegenwoordig willen is een maatschappij zonder oorlog, zonder uitbuiting, zonder onderdrukking, zonder armoede en zonder verspilling. De ontwikkelde maatschappij heeft tegenwoordig de beschikking over alle technische, wetenschappelijke en natuurlijke middelen die nodig zijn om zon maatschappij te construeren. Maar wat die bevrijding tegenhoudt zijn het bestaande systeem en zijn belangen.
Vraag: waaruit kan de revolutie tegenwoordig nog ontstaan ? Vermoedelijk niet meer uit de verpaupering.
Antwoord: In landen waar nog armoede heerst, zal die een beslissende rol spelen. In de hoogontwikkelde maatschappijen eerder uit de heersende ontmenselijking, de afkeer van de verkwisting en de overvloed van de consumptiemaatschappij. De mensen zullen een werkelijk menswaardig bestaan ontdekken en willen opbouwen.
Interviewer: Revolutie uit afkeer, is dat niet onmarxistisch ?
Marcuse: Neen. De afkeer is immers slechts de uitdrukking van de tegenspraak tussen de ontzaglijke maatschappelijke rijkdom en het destructieve gebruik dat ervan wordt gemaakt.
Interviewer: gaat u met uw geëmancipeerde maatschappij niet uit van een mens die altijd goed en solidair handelt ?
Marcuse: neen, ik ga uit van een mens die voor het eerst in de geschiedenis goed kan handelen. (ik veronderstel dat hij hier bedoelt dat alleen in een socialistische maatschappij de voorwaarden (geen uitbuiting) vervuld zijn om goed en vrij te kunnen handelen.
Op geregelde tijdstippen horen we moedige bekende Vlamingen, meestal uit artistieke of zakenkringen, verkondigen dat ze niet langer in Vlaanderen willen publiceren, respectievelijk investeren, of dat ze zelfs het land zullen verlaten, mocht het Vlaams Belang ooit aan de macht deelnemen. Alleszins nobele intenties, maar de heren en dames moeten hun voornemen niet langer uitstellen. Niet dat het Vlaams Belang al aan de macht is, maar ook zonder dat is het erg gesteld met Vlaanderen. Neem nu de Vraag van de Dag in de Standaard van 6 april. De vraag luidt: De socialistische vakbond wil illegale werknemers gratis laten aansluiten. Vindt u het goed dat illegale werknemers gratis hulpverlening kunnen krijgen ? Welnu, bijna 75 % van de respondenten antwoordt op die vraag neen. Het is niet alleen ongelooflijk dat men bepaalde medemensen in de kou wil laten staan, erger nog is het dat de geesten hier al zo bewerkt, ja zo geïndoctrineerd zijn, dat alleen al het woord illegaal een afweerreactie oproept. Een mens is in veler ogen niet meer in de eerste plaats een mens, maar een vijand die een bedreiging vormt voor onze welvaart.
Op pagina 4 in dezelfde krant staat dat een ex-werknemer van BASF naar de correctionele rechtbank is doorverwezen wegens het uitdelen van pamfletten aan de fabriekspoort. Hij wordt beticht van belaging, laster en eerroof. Op de website van de partij PVDA (ik ben zelf geen lid of sympathisant) kunt u een artikel van de man in kwestie over de toestand bij BASF lezen. Dit is nog maar eens een bewijs hoe de werknemers in het defensief zijn gedrongen, hoe de werkgevers (de kapitalisten, laten we ze maar bij hun naam noemen) en het hele systeem (politiek en gerecht) alle middelen aanwenden om elke vorm van kritiek op het kapitalistische systeem in de kiem te smoren.
Nog in de krant, op pagina twee van het cultuurkatern, een stukje over de spelling. Vanaf 1 september wordt het nieuwe Groene Boekje van kracht, maar een groot aantal Nederlandse kranten en tijdschriften zullen de zogenaamde witte spelling toepassen. Een inspecteur van het secundair onderwijs in Vlaanderen vindt het jammer, maar zegt dat die dubbele spelling niet tot problemen zal leiden. Verderop zegt hij dat het niet zo belangrijk is welke spelling je toepast, zolang ze in één boek maar consequent wordt gebruikt. Die man vertelt onzin! Hij kiest waarschijnlijk eieren voor zijn geld. In Vlaanderen wordt het nieuwe Groene Boekje de norm, dus kan hij als ambtenaar maar beter gehoorzamen.
Wat er moet gebeuren is dat de bevoegde ministers die nieuwe spelling bij hoogdringendheid tegenhouden. De Taalunie moet haar werk overdoen en dit keer met meer overleg en door haar oor te luister te leggen bij de gebruikers.
De Poe-mania van de laatste dagen heb ik te danken aan een vriend die me opmerkzaam maakte op de laatste cd van Lou Reed, The Raven, die geïnspireerd is op het werk van Poe en waar prachtige nummers op staan. Voor mij was het in ieder geval een revelatie.
Hop-Frog komt er ook in voor, maar ik heb die vertelling vooral herlezen wegens de ets die Ensor ervan maakte. Het is niet een echt griezelverhaal en hoewel het verhaal nogal wreed eindigt, is het in de eerste plaats toch humoristisch. Bij het lezen van de eerste zinnen dacht ik direct aan een mij welbekend land en zijn koning: I never knew any one so keenly alive to a joke as the king was. He seemed to live only for joking.
Niet alleen de koning was een grappenmaker, ook zijn zeven ministers waren dat, ze moesten het wel zijn. En zoals het elke koning betaamt, had hij ook zijn nar. Hop-Frog had zijn naam gekregen van de ministers wegens zijn intersectional gait something between a leap and a wriggle- a movement that afforded illimitable amusement. Hop-Frog had een vriendinnetje aan het hof, een dwerg zoals hij. Destijds waren ze sent as presents to the king by one of his ever-victorious generals.Op een dag wil de koning een leuk feest geven en hij vraagt ook aan Hop-Frog of hij een idee heeft. Hop-Frog wordt bij die gelegenheid getergd. Hij lust geen wijn, maar moet er toch drinken van de koning. Als zijn vriendinnetje voor hem tussenbeide komt, gooit de koning de wijn in haar gezicht. Hop-Frog zal hiervoor wraak nemen. Zijn idee voor het feest is dat de koning en zijn zeven ministers zich verkleden in orang-oetangs en zich aan elkaar ketenen. Ze worden ingesmeerd met pek waarop vlas wordt aangebracht. Op de feestavond laat Hop-Frog de apen de kamer binnenstormen tot grote angst van de gasten. Hij leidt hen naar het midden van de zaal, waar hij ze in een cirkel opstelt en de ketting in een kruis legt in de cirkel. Daarna laat hij de haak naar beneden komen waar de luchter aan hing. De haak wordt in het midden van de ketting vastgehaakt en het gezelschap wordt omhoog getakeld. Hop-Frog springt met een toorts op het hoofd van de koning en klimt een eindje op de ketting. Hij zegt de gasten dat hij wel eens wil zien wie de orang-oetangs zijn. Hij brengt zijn toorts tot tegen hun apenpakken en die schieten in brand. Hop-Frog ontsnapt via het dak en samen met zijn vriendinnetje verdwijnt hij.
Ik heb geen mooie Nederlandse vertaling van het gedicht gevonden, maar wel een van de Portugese dichter Pessoa. Voor de liefhebbers laat ik ze hier volgen.