Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
20-05-2012
ZONDAG 20 MEI 2012
7DE PAASZONDAG B – 20 MEI 2012
‘IK BID U VOOR HEN’
In het evangelie van vandaag horen we Jezus bidden voor zijn leerlingen. ‘Vader, behoed hen voor de macht van het kwaad. Zij zijn in de wereld, maar niet van de wereld, zoals ook Ik niet van de wereld ben.’
Van de wereld: we hoeven het nieuws maar te beluisteren en dan horen we het wel: strijd om macht, prestige, bezit… en vaak worden mensen gebruikt en misbruikt voor die doeleinden.
Jezus weet wel dat we vatbaar zijn voor wat er in de wereld te koop is, maar Hij hoopt dat we aan die wereld niet het laatste woord laten. Hopelijk geven we, naar Jezus’ voorbeeld, voorrang aan andere zaken zoals:
mensen tot hun recht laten komen, macht en economie gebruiken voor het welzijn van elke mens, voor de zwaksten het eerst, en trouw en liefde beleven, zodat mensen kunnen gelukkig zijn.
naar Levensecht
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
‘Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. Toen Ik bij hen was bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan behalve de man van verderf, want de Schrift moest vervuld worden.
Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
Ik heb hun uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat omdat zij niet van de wereld zijn zoals Ik niet van de wereld ben.
Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid.
Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.’
(Johannes 17,11b-19)
‘VADER, BEHOED HEN
VOOR DE MACHT VAN HET KWAAD.’
Dikwijls kijken wij met heimwee naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls bidden wij ook dat de geestdrift van de vroege Kerk evenzeer onder ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij ziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen is. Hij kent hun vertwijfeling en Hij weet dat hun leven soms zwaar zal zijn. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: ‘Ik bid u voor hen’.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarover.
‘Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen.’
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: ‘Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet.’ En daarom bid ik U voor hen: ‘dat Gij hen in deze wereld zoudt bewaren.’
Ik weet niet hoeveel mensen mij hebben geschreven toen het slecht met mij ging:
Ons Heer Hemelvaart: Jezus is van ons heengegaan maar zijn invloed werkt door, zo wordt ons vandaag toegezegd.
Jezus is ten hemel opgestegen maar zijn volgelingen heeft Hij uitgenodigd om zijn werk voort te zetten.
Die uitnodiging mogen wij hier en nu heilzaam tot ons laten doordringen.
In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen, sprak Hij tot hen:
‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen zullen dezen genezen zijn.’
Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en Hij zit aan de rechterhand van God.
Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.
(Marcus 16,15-20)
‘AFSCHEID NEMEN’
Als de laatstejaars de school verlaten, is dat geen reden tot treuren, maar een feest. Als twee jonge mensen hun ouders verlaten en een gezin stichten, is dat geen reden tot treuren, maar een feest. Als mensen op pensioen gaan en de werkvloer verlaten, is dat geen reden tot treuren, maar een feest.
Afscheid nemen is een kunst: de kunst om gevoelig te worden voor een nieuwe toekomst en nieuwe vergezichten. Als de elf afscheid nemen van de Heer Jezus, gaan zij een nieuwe toekomst tegemoet. Zij trekken uit over de wereld en ontdekken nieuwe horizonten.
Gelovigen van vandaag moeten de kunst verstaan om afscheid te nemen van een oud geloof naar de letter, dat enkel plicht was met dogma’s en wetten. Om een geloof naar de geest te ontdekken, dat in het leven staat. Een geloof, met slechts die ene zekerheid dat de Heer Jezus wel is heengegaan, maar ons blijft bezielen tot nieuwe vergezichten.
We leven in een wereld die eenzijdig op het materiële is gericht. Daarin kunnen wij een brug slaan van de aarde naar de hemel, van wat voorbijgaat naar wat blijft, van het nu naar het altijd. Dat moet niet gebeuren met grote woorden. Het moet te zien zijn in onze ogen, in onze levensmoed, in onze innerlijke vrede.
Een gelovige is iemand die, spontaan en onbewust, God laat zien in een wereld die God heeft dood verklaard. Zo is hij een beetje als een vogel die een lied zingt, terwijl buiten de nacht nog zo donker is.
De eeuwen door hebben mensen gepalaverd over vragen in verband met God: bestaat Hij eigenlijk wel? wie of wat is Hij nu eigenlijk? Hoe kunnen wij ons een beeld van Hem vormen?
Vandaag antwoordt Johannes met kinderlijke klaarheid in de eerste lezing: ‘God is Liefde’
In het evangelie boomt hij daar nog wat meer over door, met woorden van Jezus tijdens het Laatste Avondmaal: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.’
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Zoals de Vader Mij heeft liefgehad zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde.
Als gij mijn geboden onderhoudt zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden in zijn liefde blijf. Dit zeg Ik u opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.
Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat Ik u gebied. Ik noem u geen dienaars meer want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord.
Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u, en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt.
Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.’
(Johannes 15,9-17)
‘ZEG MIJ EENS: WIE IS GOD?’
Een joods verhaal vertelt dat een rabbi eens aan een leerling vroeg: 'zeg mij eens: wat is dat, God?' Hij herhaalde de vraag, een tweede maal, een derde maal. Maar de leerling zweeg. Daarom vroeg de rabbi: 'waarom zeg je niets?' En de leerling antwoordde: 'omdat ik het niet weet!' En de rabbi dacht verder: 'weet ik er dan meer van? Het is duidelijk dat God bestaat, en dat er niets is buiten Hem. Maar verder weet ik niets.'
Zo is het enerzijds, maar Johannes schrijft ook: 'God is liefde.' Zo hebben wij Hem leren kennen, als goedheid, als liefde. En het is de moeite om dat te blijven doorvertellen. De eeuwen door hebben vele mensen dat gedaan, overtuigd en enthousiast. Het blijft ook vandaag de moeite waard, om het voort te zeggen, om het voort te doen, met enthousiasme. God is geen verre God die éénmaal het heelal geschapen heeft en er nadien nooit meer naar omziet. Zo een verre afstandelijke God spreekt ons niet aan. God is Liefde: en liefde is aanwezigheid, mildheid, tederheid, barmhartigheid. Daarom heeft God zich in Jezus getoond om de mens nabij te zijn.
Er is een ander verhaal over die Johannes, die geschreven heeft: 'God is Liefde! En als iemand zegt dat Hij God liefheeft, die hij niet ziet, maar zijn broeder niet liefheeft, die hij wel ziet, is hij eenvoudigweg een leugenaar.' Over deze Johannes wordt dit verhaal verteld, dat gesitueerd wordt aan het einde van zijn lange leven. Ook dan zat hij nog uren en uren bij zijn jongere leerlingen, die aan zijn voeten plaats namen. Op een dag, zo wordt verteld in deze goed bewaarde traditie, maakte één van de leerlingen zijn beklag: 'Johannes, jij spreekt altijd over liefde, over Gods liefde voor ons en over onze liefde voor elkaar. Waarom vertel je nooit eens iets anders aan ons dan over die liefde?' De leerling, die ooit zijn hoofd had laten rusten aan het hart van de mensgeworden God, zou dan geantwoord hebben, zegt het verhaal verder,: 'Omdat er niets anders is, alleen liefde ... liefde ... liefde.'
‘Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en ik,’ en ‘Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht’. Zo spreekt Jezus vandaag tot ons in het evangelie.
Met Hem verbonden blijven, zoals de ranken met de wijnstok, en zijn woorden blijvend in ons laten wonen, daar gaat het om. Het volstaat niet om Zijn boodschap even te beluisteren, ’s zondags in de kerk, en er dan – de duur van een ademtocht – ontroerd door te worden. Het komt erop aan om de woorden van Hem, die het Woord is, diep te laten doordringen, wortel te laten schieten in ons hart en ze als het ware tot onze innigste, diepste, nieuwe natuur te laten openbloeien: onszelf laten kneden naar en door de woorden van het Woord.
Zo worden we ten volle zijn leerlingen en mogen we de vreugde smaken van de Blijde Boodschap, een leven – nu reeds – in het eigen Rijk van God. Want, zoals Hij vlak vóór zijn dood nog zei: ‘geen dienaren noem ik jullie, maar jullie heb ik vrienden genoemd.’
Jezus zei tot zijn leerlingen:Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Als een van mijn ranken geen vrucht draagt, snoeit Hij die weg. En als een rank wel vrucht draagt, snoeit Hij die bij, zodat ze gezuiverd wordt en nog rijkelijker vrucht draagt.
Jullie zijn al gezuiverd door het woord dat Ik jullie verkondigd heb. Laten we met elkaar verbonden blijven, jullie en Ik, want zoals een rank geen vrucht kan dragen uit eigen kracht, maar alleen als ze verbonden blijft met de wijnstok, zo kunnen ook jullie geen vrucht dragen als je niet met Mij verbonden blijft.
Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Alleen wie met Mij verbonden blijft – zoals Ik met hem – draagt rijkelijk vrucht, want los van Mij kunnen jullie niets.
Wie niet met Mij verbonden blijft, wordt weggegooid als een wijnrank: ze verdorren, men haalt ze bijeen en gooit ze in het vuur, waar ze verbranden.
Als jullie met Mij verbonden blijven en mijn woorden in jullie blijven, vraag dan wat je wilt, en het valt je ten deel.
Mijn Vader wordt verheerlijkt wanneer jullie rijkelijk vrucht dragen en jullie je mijn leerlingen betonen.
(Johannes 15,1-8)
‘LEVEN VAN ZIJN LEVEN’
We werden allen opgevoed in grote eerbied en ontzag voor de almachtige God, hoog verheven in de hemel, ver boven ons, mensjes van niemendal. Zo hebben wij tot God gebeden, vele en vele keren, en telkens weer hebben we ons klein, hulpeloos en nietig gevoeld. Het is een houding die passend is, maar evenzeer is het maar één kant van het hele verhaal.
Als God zo ver BOVEN ons, kleine mensen, staat, als Hij zo ver BOVEN ons leven staat, komt Hij ook vlug BUITEN ons leven te staan. Hij is dan te groot en te ver, ongenaakbaar en onbereikbaar. HIJ woont in de coulissen van zijn hoge hemel, en WIJ leven, even maar, op het kleine podium van dit stukje aarde.
GOD ZIJ DANK is er méér, GOD ZIJ DANK is er Jezus, en GOD ZIJ DANK mochten wij op onze levensweg Jezus ontmoeten,in bezinning en gebed, in gewone ervaringen van ons leven, en bovenal in het evangelie.
En HIJ, Jezus, sprak ons – ook vandaag – van een wijnstok: Zie, zei Hij, zo dicht zijn wij bij elkaar, als ranken met de stam verbonden. Zo ben Ik één met de Vader, zo ben Ik in de Vader. Zo ben Ik één met jullie, zo LEEF Ik ook in jullie. Evenzeer als het sap van de stam ook het sap van de ranken wordt. Evenzeer als het leven van de stam ook het leven van de ranken wordt.
Zo heeft Hij het zelf gewild: God kan niet zonder de mensen. Hij leeft zich uit in zijn mensen zolang Hij hun leven mag geven, zo lang Hij hun leven mag zijn.
Geloven is niet alleen: klein staan voor God. Geloven is ook groeien en groter worden omdat wij Hem in ons laten werken, omdat wij ons door Hem laten snoeien.
De vruchten van onze gegevenheid zijn op Zijn overgave geënt.
Vandaag viert de Kerk ‘roepingenzondag’, met het evangelie van de Goede Herder, die zijn schapen kent en ervan houdt. De schapen vertrouwen hem dan ook en luisteren naar zijn stem.
Elke roeping begint bij Jezus, die op vele wijzen tot ons hart spreekt. Naar Hem hebben we geluisterd, naar Hem blijven we luisteren.
Zijn vraag om zijn boodschap uit te dragen is van alle tijden en nodigt ons uit tot toewijding en overgave.
In die tijd zei Jezus: ‘Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar een huurling, geen echte herder dus, als die een wolf ziet komen, laat hij de schapen in de steek en gaat ervandoor – het zijn immers zijn eigen schapen niet! – en de wolf overvalt ze en drijft ze uiteen. Hij is immers een huurling en bekommert zich niet om de schapen.
Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen.
Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapskooi komen. Ook voor hen moet Ik een herder zijn: ze zullen luisteren naar mijn stem. Zo wordt het: één kudde met één herder.
Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het daarna weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, Ik geef het uit eigen vrije wil. Daartoe immers heb Ik de macht, zowel om het te geven als om het terug te nemen.
Dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.’
(Johannes 10,11-18)
‘Herder of huurling’
Vandaag de dag is de herder uit ons straatbeeld verdwenen, zelfs op het platteland, zoals we dat vroeger kenden. Een herder, die met zijn kudde langs kalme wegen trekt, het is van een andere tijd, wereldvreemd in een landschap met havens, industrie en snelwegen.
Maar de betekenis van de vergelijking is niet verouderd of verdwenen. Ook vandaag zijn er mensen die vertrouwd zijn met elkaar en bij elkaar horen. Mensen die op elkaar zijn aangewezen en afgestemd zijn op elkaar, net zoals herder en kudde bij elkaar horen en op elkaar zijn afgestemd. Ook vandaag zijn er nog mensen die herders en hoeders zijn voor elkaar.
En ook de huurling heeft de tijd overleefd, soms zelfs diep in ons eigen hart. De huurling die koel zijn profijt berekent, zijn uren klopt en alles afweegt.
Die huurling, die in mij kan wonen, fluistert mij dan in: ‘Laat maar gebeuren, het is tenslotte jouw zaak niet! Trek het je niet aan en was je handen maar in onschuld, liever dan ze vuil te maken.’ De huurling, die in mij kan wonen, zet zich in tot op het ogenblik dat het gevaarlijk wordt of tot er niets meer te verdienen valt. En dan wendt de huurling zich af, of ‘loopt in een boog erom heen’, zoals de priester en de leviet in die mooie parabel van Jezus.
(Geïnspireerd door een tekst van ‘Levensecht’)
Aan het einde van elke eucharistie worden wij nochtans gezonden en gezegend om trouw te blijven aan onze roeping. En die roeping zal nooit anders of verouderd zijn: gestalte geven aan Jezus, de Goede Herder, de veilige gids, de Mens voor de mensen.
Wegens de grote droogte in Bahia staat er thans weinig of geen water meer in veel stuwmeren. In Vitoria da Conquista, in het zuidoosten van Bahia, wordt het water duurder verkocht dan de benzine: 3,50 Reais of ongeveer 1,50 Euro. Normaal is de prijs van een liter mineraal water, ongeveer 1 Real. Benzine daarentegen kost ‘slechts’ 2,77 Real per liter.
De stuwmeren van Vitoria da Conquista hebben nog een watervoorraad voor 60 dagen. Met de ‘natuurlijke meren’ of drinkputten voor het vee is het al niet beter gesteld: bijna of geheel uitgedroogd. De regering heeft in verschillende steden al “cestas basicas”, basisvoorraden van voedsel voor een week uitgedeeld: rijst, bonen, suiker, olie ….
Verschillende stuwdammen mogen ook niet meer aangewend worden om elektriciteit te produceren omdat het water moet gebruikt worden voor menselijke consumptie. Morgen, dinsdag 24 april, is er een spoedvergadering van de regering voorzien.
In onze streek – in en om Mundo Novo – heeft het wat geregend maar ruim onvoldoende. De temperatuur blijft, ook in ons microklimaat, hoger dan normaal zodat het weinige water meteen opdroogt.
In de weiden staan geen koeien meer. De boeren kunnen ook niet planten. Geen maïs of bonenoogst dus dit jaar. Maïs en bonen zijn nochtans het basisvoedsel in Bahia. Zelfs de cactussen drogen op. Sommige, ‘zachtere’ cactussen kunnen bij normale droogtes evenwel dienen als voedsel voor geiten en koeien, als er geen gras meer is.
Langs de boorden van de asfaltwegen staat er wel nog wat gras. De kleine boeren laten daar hun koeien grazen. Dit is zeer gevaarlijk en is niet zelden oorzaak van ongevallen. Langs de wegen liggen kadavers van dieren die door auto’s werden aangereden. Elders zie je kadavers van vee dat omkwam bij gebrek aan voer of water. Rond de kadavers zwermen de zwarte ‘urubus’, grote aasgieren, die de dode dieren opruimen en in deze trieste situatie hun naam alle eer aandoen: de ‘vuilniskar’ van de natuur.
Met dank aan Padre Francisco Verhelle. Zie ook de bijdrage van vorige dinsdag, 17 april.
Een hart, dat openstaat voor Gods Goede, Heilige Geest,
een hart dat niet verduisterd is door de geest van deze wereld,
een hart dat niet verzuurd is, of bot en afgestompt,
maar dat aandacht heeft voor al wat goed en mooi is.
Laten wij daar vandaag om bidden!
In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er op weg naar Emmaüs was gebeurd en hoe ze Jezus hadden herkend bij het breken van het brood.
Terwijl zij dit aan het vertellen waren, stond Hij opeens in hun midden. `Vrede!' zei Hij tegen hen. In hun opwinding en hun schrik dachten ze dat ze een geest zagen.
`Waarom zijn jullie zo in de war?' vroeg Hij. `Waarom die twijfel in je hart? Bekijk mijn handen en mijn voeten maar, Ik ben het zelf. Betast Me en je zult het zien. Een geest heeft immers vlees noch been, zoals jullie zien dat Ik heb.' Nadat Hij dat gezegd had, liet Hij hun zijn handen en voeten zien.
Omdat ze het van blijdschap nog niet konden geloven, en verbaasd waren, vroeg Hij hun: `Hebben jullie hier iets te eten?' Ze gaven Hem een stukje gebakken vis. Hij nam het aan en at het op waar ze bij waren. Hij zei: `Dit is wat Ik jullie heb gezegd toen Ik nog bij jullie was: alles wat er in de Wet van Mozes en bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat, moet in vervulling gaan.'
Toen opende Hij hun geest om de Schriften te begrijpen. Hij zei: `Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem.
(Lucas 24,35-48)
‘OPEN ONS HART VOOR UW WOORD’
Vroeger hebben we het gezien, misschien zelf gedaan: een paard inspannen, met het hoofdstel en de oogkleppen. Het paard zag bijna niets meer, alleen het geploegde land of de stoppels. Het hoorde de boer en kende zijn manier van mennen, het klappen van de zweep, de streling die het kreeg. En zo was de wereld van het paard áf. Voor het paard was de hele wereld een akker of een wei, wat haver en wat hooi en de mensen op de boerderij. Het zag niets méér … en er bestond dus ook niets méér.
We hoorden hoe Jezus, na zijn kruisdood, zich nog eens toonde aan zijn leerlingen, en weer herkennen ze Hem niet. Ze menen een spook te zien. Ook al waren zij enkele jaren met Hem opgetrokken, ook al had Hij hun hart zo ontroerd, nu was Hij uit hun gezichtsveld verdwenen. Voor hen bestond Hij niet meer. Hun wereld bood geen plaats meer voor Hem. Niet omdat Hij er niet meer was, maar omdat zij Hem niet meer zagen. Zij moesten opnieuw leren zien, hun oogkleppen afleggen: ‘Hij opende hun geest om de Schriften te begrijpen’. Hun geest was afgestompt geraakt, te klein geworden om Hem te vatten. Hun eigen kleinheid maakte hen slecht ziende.
Zien is zo vaak een kwestie van willen zien, verstaan zo dikwijls een kwestie van willen verstaan. Onze eigen kleine wereld, de muren rond ons hart of onze geest kunnen ons beeld heel klein maken. Er zijn verrekijkers en sterrenkijkers, telescopen en microscopen, maar zien wij nog de werkelijkheid die groter is dan onze geest? Geloven wij nog in méér dan wat wij vlak voor ons zien en horen? Is onze geest niet te klein geworden om Hem te zien, Zijn Geest, die leven wil in al wat leeft?
Bahia ligt in de zogeheten ‘veelhoek van de droogte’ een semi-aried gebied in het Nordoosten (de Nordeste) van Brazilië met zeer wisselvallige neerslag. Semi-aried betekent geen totale droogte of woestijn. Sommige jaren is de neerslag er behoorlijk en laat landbouw en veeteelt toe. Maar er zijn jaren van ‘seca’ of droogte. Dan kan de neerslag maanden uitblijven en is geen oogst mogelijk.
Men maakt onderscheid tussen kleinere droogteperioden van ongeveer tien maanden en langere droogteperioden die verschillende jaren kunnen aanhouden. Dit wordt dan ‘seca histórica’ of ‘historische droogte’ genoemd.
Vroeger betekende dit hongersnood en extreme armoede. Tijdens historische ‘secas historicas’ verlieten de bewoners massaal de Nordeste en vluchtten met hun hebben en houden naar andere streken of naar de grootsteden.
Om de 25 jaar is er zulk een historische seca. Deze historische droogtes volgen een cyclus die al honderden jaren bekend is en steeds terugkomt. Sommigen menen dat de droogte van 2012 het begin is van een historiche seca.
Sedert oktober vorig jaar heeft het praktisch niet geregend. De winterregens bleven uit zodat de cisternen en waterreserves niet werden aangevuld. Er is reeds een nijpend watertekort in 186 steden (toestand op 2 april 2012)
Er is geen oogst en het vee wordt verkocht aan dumpingprijzen want anders sterft het toch op de kurkdroge weiden zonder gras en water.
Water moet soms dagelijks van kilometers ver aangevoerd worden in allerhande containers, met ezels of zelf dragen in emmers op het hoofd.
De gevolgen zijn catastrofaal. De maïs, bonen en maniokoogst is totaal verdroogd en er kan niets gezaaid of geplant worden. Een nieuwe oogst is uitgesloten. Dit jaar geen bonen of maïs.
Sommige bronnen beweren dat het de ergste droogte is in 30 jaar. Maar meer dan statistieken of woorden spreken de beelden voor zichzelf.
(Met dank aan Padre Francisco Verhelle, Mundo Novo, Brasil – Padre Francisco heeft een eigen blog met dit adres: http://franciscoverhelle.blogspot.com )
Een link naar de blog van Padre Francisco werd toegevoegd aan de linkerzijde van deze pagina.
Wij zijn nu acht dagen na Pasen … en blijft er nog iets over van het feest? Beloken Pasen, zei men vroeger: Pasen wordt afgesloten. Maar de verrijzenis of opstanding gaat nooit voorbij.
De verrezen Heer blijft ons uitnodigen om altijd weer op te staan als mensen van goede wil, die hoop uitstralen en doorgeven.
We zien Hem niet … maar kunnen wij geloven? We lijken immers nog zozeer op Thomas, onze zielsgelijke.
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus.
Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!' Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen.
`Vrede', zei Jezus nogmaals. `Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.' Na deze woorden ademde Hij over hen. `Ontvang de heilige Geest', zei Hij. `Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.'
Thomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: `We hebben de Heer gezien.' Maar hij zei: `Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.’
Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Thomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: `Vrede!' Vervolgens richtte Hij zich tot Thomas: `Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.'
Hierop zei Thomas: `Mijn Heer! Mijn God!' Jezus zei: `Omdat je Me gezien hebt, geloof je?’ Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.'
Nog veel andere tekenen heeft Jezus voor de ogen van zijn leerlingen verricht, die niet in dit boek zijn neergeschreven. Die welke u hier vindt, zijn neergeschreven opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam.
(Johannes 20,19-31)
‘OMDAT JE ME GEZIEN HEBT, GELOOF JE?’
Thomas lijkt wel heel diep in ons hart te wonen, soms dieper dan Jezus zelf. Argwaan, wantrouwen en ongeloof domineren zo dikwijls onze omgang met anderen. We zijn vaak geneigd om de bedoelingen van mensen verkeerd uit te leggen, als zij in openheid, goedheid en liefde naar ons toekomen. We vinden wel een middel om hun woorden en daden, hoe goed ze ook zijn, anders voor te stellen. We geloven zo moeilijk in wat mooi is.
De aarzeling om geloof en vertrouwen te schenken blijft niet beperkt tot de sfeer van de godsdienst. Zou het zijn omdat we zelf soms niet zo betrouwbaar zijn? Lukt het ons niet om in de nieuwe mens en het nieuwe leven te geloven, omdat wij zelf nog zo gevangen zitten in het kwaad van de oude mens, de mens, die niet verlost is?
Argwaan, wantrouwen en ongeloof werken verstikkend. Zelfs Jezus kon in Kafarnaüm geen wonderen doen, omdat de mensen niet in Hem geloofden, en in Hem alleen maar de zoon van de timmerman zagen. Geloof en vertrouwen echter wekken iemand tot leven en laten hem openbloeien.
Thomas, op die eerste paasdag, wilde niet geloven in het wonder van de nieuwe mens, de Jezus, die verrezen was. Hij geloofde slechts toen hij met eigen ogen de wonden zag in handen, voeten, zijde … maar toen viel Hij wel in aanbidding neer: ‘Mijn Heer en mijn God’. En hij werd een ander mens. De traditie vertelt dat hij naar het Oosten trok, tot in het verre India … om daar te gaan getuigen van het nieuwe leven en de nieuwe, verrezen mens.
Vandaag zien wij diezelfde wonden van de Heer in zoveel mensen, hier en elders, mensen, die vertrapt, verdrukt, misbruikt worden. Wonden, die voortvloeien uit wantrouwen, ongeloof, onverschilligheid, machtsmisbruik en onrecht. En wij kennen de wegen die ten leven leiden: geloof en vertrouwen, vriendschap, verbondenheid en gerechtigheid.
Maar vallen ook wij op de knieën, en zeggen wij net als Thomas: ‘Mijn Heer en mijn God?’ En worden ook wij nieuwe mensen, die getuigen en nieuw leven brengen? Persoonlijk en als kerk?
Als je de deuren van je hart openzet riskeer je veel.
Je riskeert dat men binnenkijkt en de stofnesten ziet van kleinmenselijkheid, de gevoeligheden die trillen op de snaren van je gemoed, de melancholie die zweeft rond de droesem van het leven...
Je riskeert dat vele mensen met vuile voeten binnentreden, zich nestelen in je zachte zetels van begrip en meevoelen, in tijd een lange teug genegenheid genieten en peuzelen aan je hart...
Je riskeert voor de buitenwereld een clown te zijn, een schouwspel, een veroordeelde, een stuk sensatienieuws, een open huis, een mens van vlees en bloed,
Een Jezus die van God en mensen houdt en aan die liefde stuk voor stuk zijn leven geeft...
"Maar terwijl zijn lichaam stierf, werd zijn geest tot leven gebracht" schrijft Petrus aan allen die met hart en ziel geloven in die Jezus.
Als je de deuren van je hart openzet riskeer je mens te worden naar Gods beeld en gelijkenis.
't Is morgen Pasen – God, maar overal is de dood; en zou ik dan van leven moeten spreken? Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken, want daar leed Jezus onze diepste nood.
't Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon die onze zieke wereld kan genezen? Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen bij 't lege graf, waar 'k U niet vinden kon.
't Is morgen Pasen – feest van het gericht dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden, feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden; Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!
‘t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten, Noch die verradelijk u togen voor 't gericht, Noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht, Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten,
‘t En zijn de krijgslui niet die met hun felle vuisten De rietstok hebben of de hamer opgelicht, Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht, Of over uwe rok tsaam dobbelden en tuisten:
Ik ben 't, ô Heer, ik ben 't die u dit hebt gedaan, Ik ben de zware boom die u had overlaen, Ik ben de taaie streng waarmee gij ging gebonden,
De nagel, en de speer, de gesel die u sloeg, De bloedbedropen kroon die uwe schedel droeg: Want dit is al geschied, helaas! om mijne zonden.
Zij zeggen avondmaal en het is een les hoe men zijn leven uitdeelt aan velen een heldere dood tegemoet
Dit is een oud beeld: het delen van brood, het drinken van bloed.
Brood smaakt al eeuwen naar liefde: zie wat zwetend de boer prevelt wat de dagelijkse moeder doet.
De tafel is bevrijding van de haat. Aanzittend met geldlikkers met pooiers gewapende analfabeten met wellicht een harde hoer en tien magere heiligen: men geeft zich aan elkaar als brood te eten.
Hij stond wreed voor de rechterstoel gebonden, en zij verweten mij zijn vriend te zijn en lasterden, wat heilig is en rein, als laagheid en afschuwelijke zonden.
‘k Zag hoe zij Hem bespotten en verwondden. Hij leed geduldig smaad en vuige pijn. Ik vreesde hunner ogen valse schijn en dat ze als Hem mij martelden en schonden.
Zij vroegen huichelend: gij hebt Hem lief? Eer Hij naar mij zijn tedere ogen hief had ik mij vloekend van Hem afgescheiden.
Toen stiet de haan zijn schelle morgenkreet. ‘k Voelde mijn hart, dat borst van bitter leed. ‘k Voelde mijn ogen, hoe ze brandend schreiden.
Toen Jezus en zijn leerlingen Jeruzalem naderden, in de richting van Betfage en Betanië op de olijfberg, zond Hij twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: ‘Gaat naar het dorp daar vóór u, en bij uw binnenkomst is het eerste dat ge zult vinden een veulen dat vastgebonden staat en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt dat los en brengt het hier. En als iemand u de opmerking maakt: Wat doet ge daar? antwoordt dan: De Heer heeft het nodig maar Hij stuurt het spoedig weer hier terug.’
Zij gingen weg en vonden een veulen vastgebonden aan een deur buiten op straat. Ze maakten het los maar sommige mensen die daar in de buurt stonden riepen hun toe: ‘Wat doet ge daar, om zo maar dat veulen los te maken ?’ Ze antwoordden zoals Jezus hun had gezegd en de mensen lieten hen ongemoeid.
Ze brachten het veulen bij Jezus, legden er hun mantels overheen en Hij ging er op zitten. Velen spreidden hun mantels op de weg uit, anderen groene takken die ze in het veld gehakt hadden.
De mensen die Hem omstuwden, jubelden: ‘Hosanna; Gezegend de Komende in de naam des Heren; Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Hosanna in den hoge!’ (Marcus 11,1-10)
---
Jij, kleine palmtakje, Je kost helemaal niets, En toch beteken jij zoveel.
Jij spreekt van Jezus op weg naar zijn lijden.
Jij vertelt van Noach en de duif boven het eindeloze water met een takje in haar bek, teken dat de redding nabij was.
Met jou in de hand zien we de vreugde van Witte Donderdag, de droefheid van Goede Vrijdag, en de rouw van Stille Zaterdag.
Als ik jou vasthoud draag ik Hoop in mijn handen. Jij kijkt naar Pasen, ons nu al gegeven.
Gezegend ben je.
(bron onbekend)
--- Gij met uw zachtzinnige oren en uw geduldig gezicht: Ik ben u zeer verplicht.
Dat gij het hebt aan willen horen hoe toenmaals het is geschied; en hoe mij de ander verried.
En dat ge zelfs niet hebt bewogen mij slechts hebt getroost met uw ogen. Dat kunnen de mènsen niet.