Inhoud blog
  • Bezinning bij de derde zondag van de Advent
  • WOENSDAG IN DE TWEEDE WEEK VAN DE ADVENT
  • TWEEDE ZONDAG VAN DE ADVENT
  • EEN GEDACHTE BIJ DE ADVENT
  • BIJ DE EERSTE ZONDAG VAN DE ADVENT
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Doorheen de dagen
    Ervaringen besproken
    02-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Tapiramutá 2

    Vorige zondag was er weer een aangename verrassing. Zoals afgesproken kwam Dom André in de loop van de namiddag langs voor een ontmoeting. Mundo Novo ligt immers op de reisweg, die hij die namiddag moest afleggen. ‘s Avonds zou hij voorgaan in de afscheidsmis van Padre Paulo uit Tapiramutá, en Mundo Novo ligt min of meer onderweg dan. Een bezoek van Dom André dus, en tijdens het gesprek groeide bij mij het idee om met hem mee te rijden. Zo kon ik eens zien op welke wijze een gemeenschap een Padre uitwuift. Ik had dat nooit eerder meegemaakt en het is altijd leerrijk om te zien hoe zulke dingen gebeuren. Ik polste mijn planning bij André en Frans, en zo kon ik inderdaad mee, Frans daarentegen had zelf een andere opdracht: het was nog avondmis in Mundo Novo.

    Deze keer dus ‘in rechte lijn’ over de ‘Bonenweg’ naar Tapiramutá, waar we een beetje na 7 uur toekwamen. De kerk was toen reeds afgeladen vol, hoewel de mis eerst om half acht zou beginnen. De sfeer zat er ook al goed in, feestelijke stemming, drukte, zang. Je zag en hoorde het meteen: hier stond iets te gebeuren.

    Buiten aan de ingang van de kerk waren twee spandoeken aangebracht, die de toon van de viering aangaven:

    • Padre Paulo, de gemeenschap van Tapiramutá is dankbaar voor het werk dat de voorbije 5 jaar SAMEN verricht werd. Dank voor alles.
    • Padre Paulo, u was in staat ons leven te veranderen, onze toekomst voor te bereiden en u maakte het verschil. Daarom willen wij nu zeggen: heel erg bedankt!

    Dom André en ik werden meteen opgenomen in de gezellige wemeling. Goeien avond en gefeliciteerd aan Padre Paulo, en dan de sfeer opsnuiven tussen de mensen. In die feestelijke drukte was het gemakkelijk om met groepjes kinderen en volwassenen aan te sluiten en een gesprekje aan te gaan. Ondertussen liepen mensen heen en weer, werden de laatste voorbereidselen getroffen en bijna stipt om halfacht kon de mis dan beginnen, met een processie waarin verschillende gemeenschappen en bewegingen voorop gingen. Dom André en Padre Paulo sloten bij deze processie aan.

    Zoals steeds bij feestelijke vieringen werd de Bijbel, bij het begin van de Woorddienst, met zang en dans omhoog geheven en aan de mensen getoond. In zijn homilie kon Dom André op een mooie manier de drie lezingen met elkaar verbinden. De profeet Jeremia werd van tussen de mensen geroepen om niet zijn eigen woord maar het Woord van God te spreken. Zo gebeurde ook met Jezus zelf. Aan het begin van zijn openbaar optreden licht Hij zijn zending toe: ik ben gekomen opdat blinden zouden zien, en doven zouden horen, ik ben gekomen om aan armen de blijde boodschap te brengen en opdat alle mensen een volkomen leven zouden vinden. Zo is het ook met ons. In onze gemeenschappen hebben wij allemaal een eigen roeping en opdracht. Maar hoezeer onze concrete dienst ook kan verschillen, allemaal moeten wij onze opdracht vervullen vanuit de Liefde, zoals Sint-Pauls schrijft in zijn Hooglied: ‘Ik mag nog tot zoveel in staat zijn, mijn kennis mag ook nog zo groot zijn, als ik de liefde niet heb, ben ik niets.’ Zoals gebruikelijk werd deze woorddienst besloten met een dankbaar applaus.

    Ook naar goede gewoonte werd de viering voortdurend geanimeerd door enthousiaste zang, zoals steeds met ritmisch handgeklap en veel gebaren, die de feestelijke gevoelens onderlijnden. Voor iemand die gewoon is aan een minder levendige liturgie is het telkens een beklijvende ervaring om dit te mogen meemaken. In die liturgie is de gemeenschapszin ten volle aanwezig. Opdracht is dan om deze zelfde gemeenschap ook buiten de liturgie, in het dagelijkse leven, te realiseren, naar het woord van Dom André tijdens de homilie: elkeen heeft zijn eigen roeping en taak, maar allen moeten wij dit – in het gewone leven van elke dag – waar maken vanuit de Liefde.

    Opnieuw was er hetzelfde ‘Santo, santo, santo …’ met die unieke woorden en bijhorende gebaren:

    ‘Ceu e terra passarão, sua Palavra não passará

    Não, não, não,

    Não passará.’

    Hemel en aarde gaan voorbij,

    Maar zijn Woord zal nooit voorbijgaan!’

    Consecratie zoals steeds ingetogen en aangrijpend. Dan hand in hand het Onze Vader. En daarna de vredeswens. Plots staat Popó bij mij. ‘Is mama daar ook?’ In het gewoel had ik haar nog niet gezien, maar Avani is daar ook, en het babytje. Naar haar toegaan is op dat ogenblik niet mogelijk, dus maar vanop afstand een hartelijke vredeswens. Na de mis zullen we elkaar wel zien.

    Communie, slotgebed, en dan een reeks van mensen, die kort of lang een dankwoordje tot Padre Paulo willen richten, in eigen naam of in naam van een wijk of beweging. Het is inmiddels bijna negen uur, ik ga naar buiten, en dan wordt de mis beëindigd en komen de mensen allemaal naar buiten. Dat duurt ook meer dan een kwartier, want iedereen kent iedereen, en iedereen wil ook een praatje doen. En op de foto staan. We zien Avani nog enkele minuten, en dan komt ook Dom André opdagen. Hem wacht nog een lange rit. Eerst zowat 50 km naar Mundo Novo, om mij thuis te brengen. En dan nog ruim 100 km naar huis in Mundo Novo.

    Het zijn afstanden, die voor nos een beetje onaards lijken. ‘Mas valeu!’, het was de moeite waard. ‘Obrigado, dank je!.



















    02-02-2010 om 22:32 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Tapiramutá

    Vorige vrijdag zijn we in de namiddag nog eens op uitstap geweest, naar Tapiramutá, de vroegere parochie van Frans. Kort na de middag trokken we erop uit om een bezoekje te brengen aan enkele plaatselijke gemeenschappen, en ook aan Avani, die nog altijd daar woont. Het werd een mooie, heel gevarieerde namiddag.

    Eerst reden we een dertig kilometer over een goede asfalt, ‘de Bonenweg’. Daarna moesten we een zandweg op, richting ‘Ingazeira’, alweer een ‘povoado’, waar de armoede nog erg aanwezig is. Getuige daarvan de woon- en leefomstandigheden. Na 6 km zandweg kwamen we in de dorpskern, eigenlijk een straat van een goede 500 meter. Het dorpje zag er behoorlijk proper uit, weinig of geen vuil op straat. Bij het binnenrijden en ook aan het uiteinde is er een houten poort, die als afsluiting kan dienen. Aan de rechterkant, een lange rij van aaneengesloten huizen, erg klein, meestal met een deur en één venster, zonder verdieping en in de gewone pastelkleuren, die – zoals dikwijls het geval is – hun glans verloren hebben, door de vele uren zon, en meer nog door een vuile, zwarte schimmel, een gevolg van de hoge luchtvochtigheid en van de zeldzame slagregens. De vele onooglijke huisjes zijn van de straat gescheiden door een open riool, en door een voetpad of stoep, dat zelden gebruikt wordt. Mensen wandelen gewoon over straat. Eén huis lijkt een beetje groter, het is het schooltje van de gemeenschap.

    Aan de linkerzijde is het aanzicht heel anders. Een hoge helling, met diepe groeven en greppels, en daarboven dan een aantal gelijkaardige huisjes, niet altijd aaneengesloten, maar toch ook nogal druk bewoond. Links en rechts van de straat lopen vele kinderen af en aan; enkele volwassenen zijn met iets bezig, of zitten gewoon op de stoep met elkaar te praten. Wie daar op bezoek komt, is – in de letterlijke betekenis van het woord – meteen gezien: je wordt direct opgemerkt, gade geslagen en gevolgd. Foto’s nemen en vooral even met de mensen spreken. Ik weet niet of dit bij ons nog zo zou lukken, maar hier gaat dat wonderwel om als vreemdeling meteen te gaan praten met mensen van het dorp, die je voordien nooit gezien had.

    Slenterend en keuvelend kom ik dan aan het einde van het dorpje. De helling aan de linkerkant is ondertussen minder hoog en bijna op het niveau van de straat. Daar bevindt zich de gezondheidspost, en ook een kerkje, dat zeer mooi verzorgd en onderhouden is. Gelukkig staat de deur open, een bezoekje is dus mogelijk. Meteen valt op dat ook van binnen alles heel proper is. Een klein sober altaartje voorin, zoals steeds met Bijbel en kaarsjes, de banken opzij geschoven, glimmende vloertegels. Als ik wat uitleg vraag, zegt een vrouw dat het onderhoud van het kerkje de zaak is van de hele gemeenschap, en dat velen hun steentje bijdragen daarbij. Af en toe komt de padre voor een eucharistie, op andere weekends staan eenvoudige mensen van ter plaatse in voor een vieringske, met lezingen, gebed en bezinning.

    Frans is ondertussen op bezoek bij iemand die blijkbaar een centrale rol speelt in het dorpsleven. Hij bebouwt een stukje grond met 4000 tomatenstruiken, andere kinderen en volwassenen lopen voortdurend naar hem toe en als we bij het weggaan een biertje en een cola willen drinken, blijkt hij ook de sleutelhouder van de bar. Die bar is overigens alleen maar een een kamertje in zijn woonhuis. Alles klein en pover, maar vooral hartelijk.

    Een zandweg van meer dan 20 km brengt ons in het centrum van Tapiramutá. Vandaar rijden we dan aan de andere kant van het stadje naar een andere povoado, Dioclétio. Alweer een heel eind rijden over stofferig zand, tussen weiden en struiken, en dan de eerste huizen. Hier is alles redelijk vlak, maar ook erg arm. Een lange rij huizen aan beide kanten van de straat. Het dorpje is vanzelf ontstaan toen enkele mensen zich daar op braakliggende gronden kwamen vestigen, almaar talrijker werden en zich gingen organiseren. Na verloop van jaren kregen zij – in gemeenschap – die grond toegewezen. Het hele dorpje is door henzelf gebouwd. Vroeger was er een heel klein kerkje. Dat is nu afgebroken en een nieuw, iets ruimer kerkje is in de plaats gekomen.

    Zoals vorig jaar werden we hier ontvangen door Alberto, de verantwoordelijke van het dorp, en zijn vrouw. De kledij, de inrichting van het huisje, het is allemaal heel sjofel, maar altijd weer is er diezelfde vriendelijkheid en openheid naar vreemden toe.

    Daarna kopen we broodjes voor het avondmaal bij Avani. Zij woont in een heel schamel huisje, met Popó, haar eerste zoon, haar man Roberto en het babytje, Joãovito, dat midden november geboren werd. Het kindje is nog bijzonder klein, nog geen 5 kg, en het heeft die dag ook een kleine ingreep moeten ondergaan. Het was geboren met 6 vingertjes aan elk handje, het 6de vingertje zonder beentjes. In het hospitaal waren die ‘s morgens verwijderd, en nu waren beide handjes in handschoentjes gewikkeld. Het kindje had blijkbaar nog wel wat pijn, want af en toe weende het. Maar Avani was zó gelukkig met haar tweede kindje.

    Na goed twee uur zijn we dan naar huis gereden. Langs de ‘Bonenweg’ een goede 50 km onder een mooie sterrenhemel. Het was een mooie namiddag.

















    02-02-2010 om 22:18 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    01-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    PODES – 2

    Zoals gisteren laten we ook vandaag padre Francisco zelf aan het woord, niet in een nauwkeurig interview, dat eerst met bandrecordertje werd opgenomen, en waaruit dan een definitieve tekst ontstond, die ter goedkeuring werd voorgelegd aan de geïnterviewde. Deze tekst ontstond op basis van verschillende e-mails en andere teksten waarin Frans zelf aan het woord was.

    PODES in een ruimer geheel

    ‘Het was voor mij een openbaring te ervaren wat de gebarentaal voor doven betekent. In Belgie heb ik jaren gewerkt met mentaal en fysisch gehandicapte jongeren als priester en orthopedagoog, maar met doven had ik niet de minste ervaring. Ik ben nu zogezegd op pensioen, 65 plusser, maar werk eigenlijk nog meer dan vroeger. We hebben PODES ook uitgebreid voor kinderen met mentale en fysische handicap.

    In Mundo Novo hebben we 356 personen met handicap ontdekt, waavan 32 doven. Ongeveer 15% van alle kinderen uit onze streek hebben een handicap. Dit is ongeveer 8% meer dan in Europa omwille van de armoede. De meeste kinderen werden doof door hersenvliesontsteking of door rubella. De geneeskundige zorgen en de preventie van handicap laten zeer veel te wensen over in het binnenland. Een aantal kinderen worden met een handicap geboren door mislukte pogingen tot abortus of hebben een verworven handicap door vroegkinderlijke mishandeling en verwaarlozing.

    Zoals reeds vermeld is onze streek doodarm met weinig werkgelegenheid. Onze streek maakt deel uit van de zogenoemde ‘veelhoek van de droogte’, een streek met zeer onregelmatige regenval, ofwel te overdadig, ofwel periodes van droogte die maanden tot jaren kunnen aanhouden. Heel veel verwaarlozing en kinderarbeid is het resultaat van wanhopige pogingen vanwege de gezinnen om te overleven.

    Wie werk wil, moet duizenden kilometers ver naar São Paulo of Mato Grosso do Sul voor regelrechte slavenarbeid tijdens de koffieoogst of de oogst van suikerriet.

    We kennen hier het fenomeen van de zogeheten ‘weduwen van het suikkerriet’. De mannen zijn voor maanden afwezig voor de suikerrietcampagne, de vrouwen blijven alleen achter, wachtend op het mager salaris dat de mannen naar huis sturen. De situatie is te vergelijken met de zogeheten ‘bietenmannen en astepieten’ uit Oost en West-Vlaanderen, die naar Frankrijk trokken om wat te kunnen verdienen.

    In deze sociale context, waar mensen met moeite overleven, is er weinig aandacht voor personen met een handicap. Brazilie heeft nochthans een uitgebreide wetgeving voor personen met handicap te vergelijken met de noordamerikaanse ADA van 1990 (Americans with Disabilities Act). Maar de wet bestaat veelal alleen op papier. Een sociaal onderzoek dat we in onze streek hebben uitgevoerd gaf het volgende beeld.

    Personen met een handicap leven in families met een maandelijks inkomen van minder dan 60 EURO. De vader is vaak afwezig. Alleen de moeder of grootmoeder trekt zich het lot van het gehandicapte kind aan. Meestal is het de grootmoeder. Gehandicapte kinderen worden ‘doidinhos, zotten’ genoemd, of nog erger ‘abestalhados, bichinhos, beesten of verbeestelijkten’. In extreme gevallen worden ze thuis opgesloten en komen ze nooit op straat. Veelal worden ze geslagen. Zeer zelden slechts gaan ze naar school.

    De invaliditeitsbijdrage die soms, maar veelal niet ontvangen wordt, wordt gebruikt door de doodarme familie voor de aankoop van wat luxegoederen, normaal voor de aanschaf van een televisie of voor de aanschaf van cachaça, goedkope rhum van suikerriet, ongeveer 50 eurocent per liter.

    De rechten van personen met handicap worden niet gerespecteerd. Geen enkel openbaar gebouw is aangepast en er zijn geen doventolken buiten PODES.(vier doventolken voor een half miljoen bewoners). Geen enkele persoon met handicap heeft vast werk. Ze leven van klusjes. Geen enkele gehandicapte, op enkele doven na, is gehuwd. Voor gelijk welk medisch onderzoek moeten we naar Salvador, 350 km ver. Voor het gratis bekomen van orthesen en prothesen duurt het jaren en is veelal de tussenkomst van een politicus nodig.

    Midden in deze sociale woestenij laten we een bloem ontluiken in de dorre grond van de sertão, een streek met schaarse caatinga begroeing, doornige struiken onder een bloedhete zon, met weinig water en een trieste aanblik rijdens de droogte. De bloem ontluikt op een mandacarù, een hoge cactus met harde, barse stekels. Ze leeft maar één dag maar dit is net voldoende om een zoete geurige vrucht voort te brengen. Zo zien we ons project PODES, met de woorden van de bevrijdingstheoloog Carlos Mestres, ‘flor sem defesa’ , een bloem die zich nauwelijks kan verdedigen. Maar wij hopen dat deze bloem verder zal bloeien midden in dit onmogelijk sociaal landschap, de sertão, land van mensen die zeggen:

    ‘De hoop is de laatste die sterft.

    A esperança é a última que morre.’

    Padre Francisco Verhelle, priester en pedagoog, Mundo Novo, Bahia, Brasil.

    Wie weer wil weten over ons project kan terecht op onze blogs.

    http://franciscoverhelle.blogspot.com/

    http://steunvoorpodes.blogspot.com/

    Wie onze electronische nieuwsbrief wenst te ontvangen stuurt een e-mail naar ons adres:

    fransverhelle@gmail.com

    Bijgaande foto’s tonen enkele dove leerlingen in klassituaties, en toen ze een vergadering van de gemeenteraad bijwoonden, terwijl professora Lene als tolk optreedt.











    01-02-2010 om 16:19 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    31-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    PODES - 1

    Een vreemde titel vandaag: ‘PODES’. Ik zou geneigd zijn om dit het levenswerk van Frans of Padre Francisco te noemen. Ongeveer 12 jaar is hij nu als padre werkzaam in Bahia. Niet meer zo jong – hij was toen reeds 55, in de Goede Week van 1998 – vertrok hij als missionaris naar het bisdom Ruy Barbosa, waar onze gemeenschappelijke vriend, Dom André, sinds 1994 bisschop was. Aanvankelijk woonde hij in het bisschopshuis en hielp van daaruit in de pastoraal. Zo leerde hij verschillende gemeenschappen en padres van het bisdom kennen. Naderhand werd hij eerst pastoor van Tapiramutá, en enkele jaren later werd hij overgeplaatst naar Mundo Novo.

    Zijn hele leven was hij – vanuit persoonlijke roeping, studie en loopbaan – reeds op zeer actieve wijze geëngageerd in de werking met en voor gehandicapte medemensen. Hier zal deze bijzondere roeping dus ook wel van in den beginne in zijn achterhoofd aanwezig geweest zijn. Alleen was het toen nog niet duidelijk op welke wijze deze roeping een concrete gestalte zou krijgen. Een schijnbaar toevallige ontmoeting bood een uitgelezen kans hiertoe.

    Op een goede dag kwam Frans met de auto terug uit Salvador, een hele reis is dat, waarbij je onderweg wel eens iets wil eten en/of drinken. Zo stapte Frans een restaurant binnen, langs de ‘autostrade’, en hij nam alleen plaats aan een tafeltje. Als je zo alleen zit, kijk je rond, en zo zag hij twee mensen aan het tafeltje naast hem. Voortdurend maakten zij vreemde gebaren naar elkaar, en hij ging hen blijkbaar meer dan normaal observeren. Na enige tijd had de vrouw in dat gezelschap dit in de gaten en kwam uitleg vragen. Een kennismaking volgde, en dat was het prille begin van ‘PODES’, de huidige naam voor de werking van Frans met dove en mentaal gehandicapte mensen. De vrouw in kwestie was immers Joilsa, zij was gehuwd met een dove man en de vreemde gebaren waren tekens uit de Braziliaanse gebarentaal, ‘LIBRAS’. Joilsa en Frans waren beiden geïnteresseerd in de uitbouw van een werking voor doven, om deze mensen toe te laten zich beter in het sociale leven te integreren. Door een vrijwel totale onmogelijkheid om met horende mensen te praten of commuceren, was de toegang naar elk sociaal leven ook afgesloten. Als gevolg daarvan werden deze mensen ook dikwijls verstoten, en belandden zij in een totale isolatie.

    De voorbije 10 jaar is ‘PODES’ sterk gegroeid, al zal het evenzeer ook steeds kleinschalig blijven, maar dat is een goede zaak. Thans zijn er kernen in 4 gemeenten of parochies, maar de bereidheid van het gemeentebestuur om daadwerkelijk mee te werken en steun te verlenen is zeer verschillend. Hierdoor is het verstaanbaar dat, naast een aanwezigheid op 4 plaatsen, er ook andere gemeenten zijn waar de werking niet van de grond kwam, ondanks aanvankelijke initiatieven.

    In heel wat mails en gesprekken heeft Frans verteld hoe hij zich de voorbije jaren meer en meer ging bekwamen in deze werking met dove mensen. Wat volgt is geen interview in de gewone vorm. Het is een bloemlezing uit gesprekken en geschriften waarin Frans zelf aan het woord komt.

    PODES – ‘Je kan het!’

    Werken met dove en slechthorende mensen.

    Ongeveer tien jaar geleden heb ik broeder Maurice omtmoet in het dovencentrum Emmaüs.Ik was op zoek naar mensen die ons wat konden helpen met ons pas opgestart project voor doven. We wisten eigenlijk niet goed raad met de vele doofstommen die we aantroffen in onze parochies. Ze leefden in erbarmelijke omstandigheden, afgezonderd van de lokale gemeenschap.

    De grote gedrevenheid en bekwaamheid van broeder Maurice gaf ons nieuwe moed. We leerden van hem dat er geen doofstommen zijn, dat er alleen maar doven en hardhorenden zijn en dat ze een rijke taal en cultuur hebben. Met het pas uitgegeven Gebarenwoordeboek van FEVLADO en nog veel andere nuttige documentatie in onze bagage vlogen we terug naar het Nordeste, één van de armste streken van Brazilië.

    Nu tien jaar later hebben we twee dienstencentra voor doven en slechthorenden, hebben we twee scholen ‘Voz do Silêncio’, ‘Stem der stilte’, vier door de staat erkende doventolken, een biblioteheek voor doven en nog veel meer. We zijn reeds actief in vier steden van ons bisdom: Tapiramutá, Mundo Novo, Pintadas en Boa Vista do Tupim.

    De inspiratie voor ons werk vonden we bij FEVLADO: ‘De mens leeft in gemeenschap, hij is een sociaal wezen. Ook dove mensen leven in gemeenschap. Maar welk een gemeenschap? Het antwoord op deze vraag hangt af van de visie die we hebben op de dove pesonen en op de dovengemeenschap.’

    Centraal in ons project staat: ‘gemeenschap vormen’, vanuit een bevrijdende, bijbelse spiritualiteit. Ons project heet PODES, Pastoraal voor personen met bijzondere rechten. Het letterwoord PODES betekent in het Portugees: ‘Je kan het’.

    We zijn geen paternalistische vereniging. We geloven dat dove personen in staat zijn hun eigen ontwikkeling te bepalen, dat ze ‘toekomst hebben’. In de volkstaal klinkt dit zeer belangrijk. Vaak worden mensen hier ingedeeld in twee categorieen: zij, die toekomst hebben en zij, die geen toekomst hebben.

    Over de doven werd gezegd dat ze geen toekomst hebben. Nu is het anders, ze hebben toekomst, ze kunnen het! We hebben nu drie dove leerlingen die automechanica studeren samen met horende leerlingen, onder begeleiding van een doventolk van PODES. Dat heeft wat beroering doen onstaan in Mundo Novo. Doven kunen van alles!

    De houding ten opzichte van doven is grondig veranderd waar PODES werkzaam is. Ze geven les aan horenden in LIBRAS, de Braziliaanse gebarentaal. Ze spreken in gebarentaal tijdens de open tribune van de gemeenteraad. Ze komen op voor hun eigen rechten.

    Dit is een duidelijke vooruitgang maar er valt nog zoveel te doen! In de gemeenten waar PODES niet werkzaam is, leven de doven nog in totale uitsluiting. Ze leven in uiterste armoede en worden uitgebuit en misprezen. De dove meisjes worden vaak sexueel misbruikt. Niemand zal het weten! Ze is stom. De jongens werken zonder loon en als ze te lastig worden jaagt men ze weg.

    Hoe leven dove personen hier in het binnenland van Bahia? Voor doven uit begoede families zijn er weinig problemen. Ze sturen hun kinderen naar Salvador of naar Feira de Santana waar goede dovenscholen zijn met alle nodige diensten. Voor doven uit arme families in het binnenland van Bahia is doof zijn een drama. Ze worden door de eigen familie niet aanvaard, zijn een blok aan het been.Vaak wordt hun naam niet vermeld maar worden ze aangesproken met ‘muda, stomme’. Ze hebben geen naam en geen gezicht.

    De communicatie met de eigen huisgenoten is beperkt tot enkele rudimentaire gebaren: eten, drinken, slapen, werken. Vaak worden ze geslagen om te beduiden wat wel en niet kan. Ze leven totaal geïsoleerd wat leidt tot zware psychische stoornissen op latere leeftijd en zelfs tot zelfmoord.Wanneer ze volwassen worden wreken ze zich vaak op de eigen huisgenoten en worden ze enorm agressief.

    Een voorbeeld. Avani werd ‘gebruikt’ om de was te doen voor gans de familie en voor de buren uit de straat, zonder loon, zeven dagen van de week. De beloning voor haar arbeid was wat voedsel en wat afgedragen kleren. De ‘stomme’ werd sexueel misbruikt door de buurt. Bij de geboorte van haar eerste kind werd ze op straat gezet.

    Ze kwam bij mij terecht en werd aanvaard als huishoudster met een vast contract en alle sociale rechten. Vrienden die bij mij op bezoek waren kochten voor haar een bescheiden woning.

    De eerste jaren waren voor Avani zeer moeilijk, met periodes van depressie, wantrouwen en agressie. Nu heeft ze de geleden traumas overwonnen en zorgt ze voor mijn woning en voor het kerkgebouw. Haar horend zoontje is nu tien jaar en heeft ook de gebarentaal geleerd. De communicatie tussen moeder en kind verloopt zeer vlot. De kleine Popó vertaalt voor haar in het Portugees alles wat ze wil meedelen. Ze heeft nu een vaste relatie met een zeer begrijpende jongeman en is in verwachting van haar tweede kindje.

    Samen met Lene, onze horende doventolk geeft ze les in Libras. Ze is een vrolijke en totaal gerealiseerde persoon geworden, die de moeilijkheden van dove jongeren begrijpt en hen aanmoedigt om de uitdagingen te overwinnen. Ze is het centrum van onze dovengemeenschap geworden.

    Bij de foto’s:

    • - Padre Francisco, in de tuin
    • - Joilsa, professora, met twee leerlingen
    • - Centrum van Podes in Tapiramutà
    • - Avani, nu zelf ook professora in Libras
    • - Lene, professora en doventolk










    31-01-2010 om 00:00 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    30-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op bedevaart – Dag 3

    Het is nu zondag halfzes, en we komen aan de esplanade. Het was weer vroeg dag vandaag, een uurtje voordien al, om te douchen, om ons aan te kleden en dan naar de mis te gaan. Alweer is André ons voor geweest, en staat ons op te wachten om te concelebreren. De albe aan, de stoel gezocht, en dan weer tijd voor luisteren en voor bidden.

    Alweer zijn er vijf bisschoppen en zowat 30 priesters, alweer staat de esplanade vol met mensen van overal, van her en der hun eigen leven dragend, gekomen uit de roça. Maar MENS en BEELD VAN GOD, vooral beeld van de God, die lijdt, die leeft, die meelijdt en meeleeft. Ze zingen weer, waar halen zij de adem. De bisschop van de Bedevaart heet hen welkom: om jullie gaat het hier, lieve mensen, jullie willen wij niet vergeten, jullie wensen en verlangens zullen wij op het grote wereldforum uitspreken. Jullie mogen niet ongezien blijven.

    Maar is de wereld blind, dat zij niet ziet?

    De mis is overweldigend, stilaan word je één en al emotie. Opnieuw is er communie, je geeft aan mensen het mooiste wat je geven kan: ‘Lichaam van Christus’.

    De vredeswens is uitgesteld tot na de mis: één lange ‘abraço’ met mensen die je niet kent, maar met wie je hetzelfde verlangen, dezelfde liefde, dezelfde hoop, hetzelfde geloof deelt. Minutenlang. Dan gaan de meeste priesters weg. Maar mensen blijven drummen, dichterbij komen, zou je ertussen gaan, ze willen je aanraken, je knielt dan neer op de rand van het podium, je reikt je hand, een oude vrouw, een oude boer ook, zij willen je aanraken, je arm voelen, je mag heel even zo goed als God zijn voor hen, je zal de wereld niet veranderen, maar misschien vandaag een beetje van hun leven. De foto’s weer nadien, ze willen samen met de Padre op de foto staan, en dit dan tonen later.

    Na het ontbijt is er nog een plenum voorzien. De studierondes van gisteren moeten nog doorgegeven worden. Op zulke dagen zoals bij een bedevaart, is het vormingswerk zeer intens. Als je mensen niet dikwijls ziet, moet je deze zeldzame momenten gebruiken om hun iets door te geven en bij te brengen.

    Dus gaan we weer naar de grot, die we nu al zo goed kennen. Er waren er velen, die vlugger waren dan wij: de grot zit al afgeladen vol, gezang alom en op het eerste zicht nergens nog een zitplaats. Je ben niet opgetogen dan om weer 3 uur recht te staan, zingend, kijkend, geestdriftig. En dan zie je daar een half plaatsje, terwijl je wel anderhalf nodig hebt. Je vraagt: ‘mag ik gaan zitten hier?’ Het is geen probleem, wat schuiven, nog wat schuiven en wat dringen, en er is plaats gemaakt, en ieder zit goed en wel in die frisse, koele grot. Er volgt een heel spektakel: palabers, rollenspelen, toneel en pseudo-televisie, je kent de inhoud en de boodschap al ondertussen, maar je raakt niet verzadigd van de sfeer en de geladenheid: hier is een wereld, die aan nieuw leven toe is: ‘de oude gewaden zijn afgelegd’.

    Helaas zijn ze nog niet afgelegd, die oude gewaden. In plaats van nieuwe vaandels staan de oude vaandels nog altijd strak in de morgen. Maar laat hen wankelen, Heer, Gij, die gezegd hebt dat voor U geen machtige tronen blijven bestaan.

    De sfeer wordt meer geladen, de mensen meer gespannen, je wil nog meer zien, en je gaat rechtstaan met overzicht op de hele grot: duizenden mensen in één vloeiende beweging, zoals de Baiaan zelf één en al ritme en beweging is, éénzelfde droom en visioen: de onrust van het zoeken, de wemeling van een toekomst die anders moet zijn. Die anders zàl zijn!

    Stilaan gaan mensen weg; zij hebben nog zover te gaan. Maar de bijval is overdonderend, de bisschoppen worden op het podium geroepen om deze mensen nog te zegenen. En elke bisschop zoekt zich een weg in het kluwen van de massa, en raakt dan toch vooraan. Samen wordt nog het gebed van de Bedevaart gebeden, en dan is er de zegen: vijf bisschoppen zenden ons op weg:

    ‘Gaat nu allen heen met die heilige onrust in uw hart.’

    Hun uitgespreide armen over onze hoofden zijn een opdracht voor onze harten.

    We krijgen nog een herinneringsprentje, met daarop ook de woorden van ‘Het Lied van De Bedevaart naar Bom Jesus’, dat nog een laatste maal gezongen wordt:


    Uit Sergipe en Alagoas,

    uit Minas en Bahia,

    kwamen alle deze pelgrims

    naar dit feest der Bedevaart.

    Om hun krachten aan te brengen,

    samen sterk in één strijd,

    om een nieuwe dag te maken.


    Van méér dan tien mijlen kwam ik,

    heel ontroerd, uit mijn geboortestreek,

    zonder toekomst, zonder richting,

    zonder grond en zonder doel.

    Van mijn goede Heer van Lapa,

    kom ik daarom zegen vragen.


    Goede Jezus, Heer van Lapa,

    redding voor de hele wereld,

    toevlucht voor elkeen die lijdt,

    veilige gids voor elke pelgrim,

    deze mensen, zonder haven,

    smeken, schreeuwen nu tot U:

    geef hun grond, geef hun een thuis.


    Welkom allen hier in Lapa,

    bedevaarders van alom,

    mensen van zo ver gekomen,

    om hier hun gebed te doen.

    Laat hen keren naar hun dorpen

    met die Jezus in hun hart.


    We werden stil, na deze ervaringen, dit gebed en dit vertrouwen van mensen, die geen grond hadden om op te staan. Mensen, die grijs geworden waren zonder ooit iets te hebben, mensen, die altijd in onmacht ‘ja’ geknikt hadden tegen de meesters van de gronden, zonder hart, tegen hen die in hun hoogmoed gedacht hadden de heersers der aarde te zijn. Tegen hen die dit mooie land verpatst hadden en blijven verspillen, alleen voor zichzelf.

    De bedevaart is afgelopen. Ons gemoed blijft stil, droomt verder, kan de opgedane indrukken nog niet loslaten. Zonder veel te zeggen gaan we naar ons hotel, en nemen het middagmaal.

    Daarna naar de kamers om de bagage te halen. Het is bijna half drie en er blijven nog ruim 500 km terug naar Ruy Barbosa, tussen het dorre struikgewas en dwars door de Chapada. Onze chauffeur weet dat het nog een lange rit is en kiest voor een hels tempo. Hij is een ervaren chauffeur, dat wel, maar soms ruiken de remblokjes verbrand.

    Gelukkig heet hij ‘Manuël’, zegt Marc, ‘God-met-ons’. In deze gemoedsrust leggen wij de laatste paar honderd kilometers af onder een prachtige sterrenhemel.

    (Foto's in bijlage)

    Bijlagen:
    Lapa 1.jpg (51.8 KB)   
    Lapa 10.jpg (70.9 KB)   
    Lapa 3.jpg (128.7 KB)   
    Lapa 5.jpg (115.3 KB)   
    Lapa 7.jpg (167.2 KB)   

    30-01-2010 om 21:49 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Twee verhaaltjes van toen

    Picolé

    Er wordt nadrukkelijk aan mijn broekspijpen getrokken. Dit is nogal een hinderlijk gebeuren want wegens vermageren schuift mijn broek zo naar beneden. Ik grijp in paniek naar mijn broeksriem om het gevaar te voorkomen. Een padre met afgezakte broek verliest alle geloofwaardigheid. De seingever blijkt grote ogen te hebben en hoofdzakelijk uit snot te bestaan. ‘Picolé’, lispelt hij ‘Picolé’. Picolé is waterijs op een stokje. Meer uitleg wordt door de seingever niet verstrekt. Picolé, picolé …

    Het is namelijk feest in Tapiramutá, feest van onze patroonheilige, met een processie, kraampjes vol heerlijkheden, een dansfeest op het dorpsplein onder de sterrenhemel die voor de gelegenheid met gekleurde lintjes wordt versierd en picolé-ijsjes voor alle kinderen..

    Mijn seingever heeft het duidelijk moeilijk. Voor hem geen picolé want de zonodige fondsen ontbreken. En een feest zonder picolé is voor mijn seingever een onoverkomelijke ramp, erger nog dan een afgerukte broek. ‘Tien’ zeggen zijn ogen, ‘tien’. Hij spreidt de vingers van beide kleverige handjes. ‘Tien centavos padre’. Tien centavos heeft hij nodig voor zijn heerlijkheid, tien centavos, drie frank zullen wanhoop in feest veranderen.

    Ik tast in mijn broekzak naar mijn buisjesgeld. Ja, dat is speciaal geld, munten opgeborgen in een leeg plastieken buisje van medikamenten, een permanent noodfonds om rampen van kinderen te voorkomen. Twee muntjes van vijf centavos en snot is weg. Even later is hij terug. ‘Dit is geen tien’, zegt hij wat verongelijkt. ‘Tien centavos is groter ‘, weet hij. Ik leg aan het snot uit dat twee muntjes van vijf samen net ‘tien’ zijn. Even licht het wantrouwen nog op. Is dit zaakje wel zeker? Ik knik nadrukkelijk en snot weer weg, overtuigd nu, hard rennend naar zijn feest. ‘ Picolé, picolé, picolé... ‘

    De processie vertrekt. Hopen mensen devoot zingend. De patroonheilige voorop. Ik voel een kleverige hand in de mijne wringen. Snot is terug, stralend, zonder picolé. ‘Fluitje gekocht ‘, zegt hij vlak : ‘Beter dan picolé, gaat langer mee en ook tien centavos’. En om zijn besluit kracht bij te zetten begint hij met bolle wangen op het ding te blazen. Het plastieken fluitje ziet er uit als een vogeltje. Als je het vult met water en aan een staafje trekt, borrelt en fluit het ding net als een vogeltje. Een moment van herkenning, zoiets heb ik ooit ook eens gekregen toen het kermis was op onze Sint-Jansparochie. Ik glunder mee met snot. Het snot borrelt trouwens mee met het water uit het vogeltje, heel luid en opgewekt.

    ‘Doe hem toch in hemelsnaam ophouden padre, dit is niet te harden ‘, zuchten enkele oudere processiegangers. ‘Nee’, zeg ik beslist, ‘Nee, want het is zo zijn manier van bidden’. ‘Dan is het goed ‘, beamen de vromen, berustend in het onheil. En we stappen verder, voor onze patroonheilihe zingend, met het vogeltjesgekweel uit het vogelwaterfluitje van snot er schril doorheen. Tien centavos en de wereld is veranderd. Viva snot en onze santo.

    Blijft snot nu voor altijd aan mij plakken? denk ik plots geamuseerd.

    Frans Verhelle, december 1998

    Ramon Vandertanden.

    ‘Ik heb tanden en die willen knabbelen, padre ‘zegt hij. Hij lacht als de volle maan, een zwarte volle maan dan, want zijn voorouders zijn jaren geleden uit Afrika naar hier gesleept om te werken in het suikerriet voor honger en zweepslagen. Er is voor hem bitter weinig veranderd. De zweepslagen zijn sedert 1888 wel verdwenen maar de honger is gebleven. (1888, einde van de slavernij in Brasil?) En in plaats van de zweep is het misprijzen en de marginalisatie van de zwarten gekomen.

    Geschiedenis kent Dentes niet en het verleden zal hem ook worst wezen. De zwarte volle maan heeft honger en zijn tanden willen knabbelen. Wat doet de padre dan, bij dergelijke vrijmoedige eerlijkheid? Een broodje smeren natuurlijk. Met kaas liefst, zegt ‘Tanden’, en hij glundert weer. Het broodje met kaas wordt snel verorberd. Tot ziens, en weg is de maan vol tanden.

    De volgende dag verschijnen de tanden weer met entoesiast belgerinkel. Ik heb namenlijk nog geen ontwikkelde electrische bel en heb daarom iets in elkaar geknutseld dat rinkelt zonder energie. Als je aan een touwtje trekt gaan er keitjes tegen metalen staafjes tikken en dat geeft een vreemd maar opgewekt geluid. Het systeem is uiterst primitief en werkt met elastiekjes. Ik moet dit systeem trouwens zo vlug mogelijk verwijderen want de kinderen uit de straat rukken onophoudend aan het touwtje..Wat een mooi muziekje, zeggen ze, tinkie, tonkie, tinkie …

    ‘Tanden’ is dus terug.‘ ‘Dag manneke‘zeg ik. Ik ben niet manneke, zegt hij, ik ben Ramon. Ik ben aangenaam verrast door zijn assertiviteit. Dat is een begrip dat in Europa furore maakt. Je moet assertief zijn, je mag niet op je kop laten zitten. ‘Tanden’ weet helaas niet dat hij meetelt voor Europa. Europa weet niet dat ‘Tanden’ meetelt. Voortaan krijg ik dus bezoek van Ramon Vandertanden.

    Ik leef op straat, zegt hij, en ik doe lekker alleen waar ik zin in heb. Ik moet naar niemand luisteren. En weer lacht hij onder zijn kroezelkop. Heb je dan geen thuis? Já, ik heb een vader, maar die … Hij maakt afwerende gebaren. Niet over praten, dus. Zijn geheim. Hij wijst naar zijn tanden. Já, ik begrijp het al, knabbelen. Wat wil hij knabbelen? Om het even wat als het maar naar hier gaat. Hij heft zijn gerafeld T-shirt op en trekt zijn buikspieren in tot er een grote holte in zijn onderlijf komt. Naar hier moet het en daar kan veel in, is de boodschap.

    Er komen er meer, wacht maar, waarschuwt Carmelinha, de buurvrouw. Begin daar niet mee, straks raak je hen niet meer kwijt. Ze gaan je huis overhoop zetten. Afwachten, denk ik. Er komen er meer, maar het is te doen.

    ‘Tanden’ heeft collega’s, João met kortgeknipt haar, kleine Pedro die er altijd wat beverig uitziet, Chico die mankt omdat hij een etterende kwetsuur heeft onderaan zijn voet, José de enige witte tussen al die zwarte volle manen, straatkinderen. Ze zijn niet opdringerig, wel luidruchtig en hongerig, gewone kinderen dus, die wat drukte en wat leven met zich meevoeren.

    ‘Tanden’ is duidelijk de leider. Hij deelt de bevelen uit: ‘Wachten en geduldig wezen, de padre maakt de broodjes nu klaar, dat duurt even. Hij kruist de armen en leunt afwachtend tegen het portaal. De anderen volgen zijn voorbeeld. Ontroerend is dat om zien, vijf haveloze kinderen die met gekruiste armen moedig hun nijpende honger onderdrukken.‘ Blijf van die deur, Chico, daar mogen we niet binnen.‘ Als ik dan in het voorportaal verschijn met wat voedsel wordt er gejuicht. Er zijn sinaasappelen vandaag! Sinaasappelen zijn blijkbaar de topper.

    Ze eten in het voorportaal. Ik wil niet dat de buren kommentaar leveren op het menu. Dat geeft mij ook de gelegenheid om hen wat beter te leren kennen. Ze hebben geen slippers. De witte raaf in het gezelschap heeft dus ook zwarte voeten. Gescheurde en versleten T –shirts, bermudas die te groot of te klein zijn. We dragen de kleren die ze ons willen geven. Één ding hebben ze allemaal gemeen, over hun thuis wordt niet gesproken. Dat niet, dat blijft verholen in de mist.

    We willen wel naar school, zeggen ze, maar daar lachen ze ons uit. Hebben jullie geen kleren en geen schoenen? Wat een armoezaaiers! Moest ik schoenen hebben, dan ga ik alle dagen zucht Ramon, want daar krijg je schoolmaaltijd. Er zijn daar bonen, weet Chico. En soms zelfs kip! piept de kleine Pedro er met een hoog stemmetje doorheen. Het is duidelijk, ze voelen zich uitgesloten en verlangen om bij de anderen te zijn. De straat die ze zo leuk vinden is hun bittere vrijheid. Hier leren we niets en worden we ook niets.

    Na het verorberen der spijzen volgt er een wat vreemde ceremonie. De auto van de padre krijgt een kus. Ramon altijd eerst voorop en dan de anderen. Hij verwijdert wel eerst even het slijk van de carosserie, kwestie van persoonlijke hygiene. Vanwaar dit vreemd gedrag? Misschien is dit de affectie-overdracht van Freud of van een andere psychanalist.

    Mijn pedagogische opleiding interfereert als stoorzender. Wat heb ik hier aan flarden halfvergeten akademische theorie ? Maar jawel, na een zekere tijd verdwijnt de ceremonie-carosserie en krijg ik gewoon een abraço van de kinderen.

    Tinkie, tonkie, tinkie is weg en vervangen door een ordinaire electrische dingdong Schneider Indústria Brasileira. Het touwtje van tinkie tonkie was afgebroken door de enthousiaste kinderen.Mijn huis wordt dus meer Braziliaans met Schneider.

    Een vreselijk gestommel aan mijn voordeur en ontdane kinderen. We dachten al, hij is er niet meer, hij is er van onder, hij is weer naar zijn land, want tinkie tonkie is weg. Gelukkig ben je er nog. Ramon en alle tanden zijn zichtbaar opgelucht. Vier volle zwarte manen en één volle witte maan lichten weer op. Hier valt nog te bikken. Tinkie tonkie bracht dus meer hoop in Brasil dan Schneider.

    Frans Verhelle, maart 1999









    30-01-2010 om 00:00 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    29-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Op bedevaart

    HET GEBEUREN bij uitstek in de geloofsbeleving van Bahia is de jaarlijkse bedevaart naar ‘Bom Jesus da Lapa’, ‘de Goede Jezus van de Grot’, een bedevaartsoord, langs de Rio São Francisco, een lange rivier die een goed deel van Brazilië dwarst van Zuid naar Noord. Deze rivier is al enkele jaren een twistpunt tussen ‘economisten’ en ‘ecologisten’. Voorwerp van de discussie is het verleggen van de bedding, wat economisch rendabel zou zijn, maar nadeel oplevert voor milieu en plaatselijke bevolking.

    De jaarlijkse bedevaart heeft plaats begin juli, en valt dit jaar dus buiten mijn verblijf hier. Maar in een reeks ervaringen in Bahia mag deze bedevaart niet ontbreken. Twee keer mocht ik er al  bij zijn, telkens met een klein groepje. Eén keer zijn Frans en ik – los van de context van deze grote, jaarlijkse bedevaart – naar Bom Jesus vertrokken, maar nog voor halfweg gestrand. De weg is immers lang: meer dan 500 km enkel, vanuit Mundo Novo, waarvan een 300 km over een vaak slechte baan, die door een soort struikgewas slingert.

    In 2002, mijn eerste bezoek aan Brazilië, gingen we met een groepje van 7 mensen het bisdom Ruy Barbosa verkennen. Gedurende ruim 10 dagen was Dom André onze reisleider, zo ook voor de driedaagse bedevaart.

    Dag 1

    Rond 9 uur is het tijd om te vertrekken naar de jaarlijkse ‘Bedevaart in het teken van Grond en Water’. We weten nog niet wat ons te wachten staat. 500 km in Bahia is anders dan 500 km in België. Maar dat is dan nog niet tot ons doorgedrongen. Eerst gaat het vlot, er ligt asfalt, er zijn niet al te veel putten. Wel kronkelt de ‘autostrada’ over heuvels en glooiingen, doorheen een dorre streek. Het droge landschap, met enkele bomen her en der en met cactussen te over, de palma of bladcactus, de mandacarú, die het uithoudt in dit klimaat en daarom een symbool is geworden van weerbaarheid, de xique-xique. En overal aanwezig, de pekzwarte gieren, als reuzengrote kraaien.

    Het meest wordt onze aandacht getrokken door een zielig beeld van armoede, dat we niet kenden. De weg is minder goed geworden. Putten duiken op in het asfalt, dat maar een centimeter dik is. En dan krijg je een heel triest beeld. Kinderen, niet ouder dan tien, gooien de putten vol met zand, dat ze langs de weg vinden, en hopen een centje te vangen: te jong om te werken, alleen maar gemaakt om te spelen, maar ze hebben honger en ze willen kunnen eten. Daarom maar die putten vullen

    De weg hobbelt voort en gaat dan weer over in autostrada. ‘Bom Jesus da Lapa’ is nu dichtbij. Dom André is alert zoals steeds, kent de weg of zoekt de weg en helpt Manuël, onze chauffeur. Zo komen we in ons hotel. Veel tijd is er nu niet, er wacht vanavond nog een mis op de Esplanade.

    Op tijd voort dus. Tussen het hotel en de esplanade staat het vol met kraampjes, die allerhande souvenirs te koop bieden. Gauw een maïskoek gekocht, om te proeven en voor de honger die komt. En ook een liter fris mineraal water, voor nu en straks. Op de esplanade komt Dom André ons halen: Luk en ik mogen concelebreren. We staan daar op het podium, met vijf bisschoppen en zowat 30 priesters. De massa bedevaarders zwelt almaar aan, uit alle hoeken, zingend, met vlaggen, devoot en gemeend. De bisschop van de bedevaart opent de dienst, het is diepmenselijk en aangrijpend. Het gaat meteen naar het hart. Een hart, dat vanavond en alle volgende dagen zo dikwijls op de proef zal gesteld worden. Ze zingen, we zingen het lied van de Bedevaart.

    De eerste lezing is geen lezing. Twee mensen van twee keer niks worden naar voren geroepen voor een getuigenis. Uit hun leven. Waar zij wonen. Hoe zij de dag doorbrengen. Over hun vrouw, hun kinderen. Over hun armoede en hun vreugde. Over hun vertrouwen in God, die het al kan veranderen, als mensen maar wat meewillen. Dan is er het evangelie en de preek, beide zo uit het hart, beide zo naar het hart. De offerande: mensen wringen zich door de massa om toch maar hun steentje bij te dragen.

    Volgt de consecratie. ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven en gebroken wordt.’ ‘Dit is mijn bloed, dat voor u wordt vergoten’. Het is niet één keer gebeurd, daar en toen, 2000 jaar geleden op Calvarie. Het gebeurt hier en nu, dag aan dag, ongezien, onopgemerkt.

    De vredeswens. ‘Heer Jezus, gij hebt aan uw vrienden gezegd: vrede laat ik u, vrede geef ik u.’ Het wordt samen gebeden. Doorleefd, doordacht. Dan wordt de vrede van de Heer aan elkaar toegewenst, intens en warm, door en door menselijk.

    Communie. Het is een vreugde om daar de communie uit te reiken, tussen de mensenmassa. Je kijkt de bedelaar in de ogen, je ziet zijn geloof, zijn hoop op beter, de liefde, waartoe hij bereid is: ‘Lichaam van Christus’. Tientallen keren. Een oud vrouwtje kijkt je aan. En je geeft de communie: wat kan je meer geven, dan ‘Dit is mijn lichaam’?

    De mis is gedaan. Mensen drummen op en rond het podium. Ze wilen een foto met de padre. De stilte treedt in. Het programma voor morgen is aangekondigd. Het wordt een lange, drukke dag.

    Dag 2

    Het is pas halfvijf. Ik vind dat het tijd is om op te staan, want de dag zal lang en boeiend worden. Het is nog koel nu buiten, niet koud, maar een zalige, frisse ochtend, ook nog zo goed als donker, want het is onze bedoeling om ook de zonsopgang mee te maken. De woelige straat van gisteren is nu nog zo goed als verlaten. De eerste kraampjeshouders komen toe, en ook de eerste bedelende kinderen, al dan niet met trossen lintjes: Keren en keren hetzelfde gebaar, dezelfde uitgestoken hand, dezelfde hoop. Je kan niet altijd 'ja zeggen', maar je kan ook niet altijd 'neen zeggen'. De oogjes glinsteren, als je naar wat geld zoekt, om hen toe te stoppen. Zo nader ik de grot. Vlak bij de esplanade is er al een 'kraampje' met koffie, en een koek tegen de honger. Het kraampje is niet meer dan een versleten parasol boven een nog meer versleten rond tafeltje, waarop enkele overjaarse thermosflessen staan. De koffie is heet, zoals het weer zal worden. Ik neem het bekertje, dat de verkoopster mij aanreikt, en dan, met een servetje, dat ze mij inderhaast toesteekt, moet ik het neerzetten, op de grond. En dan even op mijn tintelende vingers blazen. Het doet wat pijn aan de hand. Maar het harde vel van de Baiaan kan daartegen. Zoals het tegen zoveel kan.

    De esplanade ligt er nog verlaten bij, misschien honderd, misschien tweehonderd mensen en op het podium een aantal mensen van de organisatie, die in alle verwarring druk doende zijn om alles in goede banen te leiden. Ik zoek een plaats om te zitten, waar ik denk dat de zon niet gaat komen, eens ik de zonsopgang gezien heb. Ondertussen klinkt er gezang. Zij stromen toe, uit alle straten, van alle kanten, de esplanade loopt vol. In een mum van tijd staat de esplanade weer vol, uitbundige mensen, zingende mensen, arme mensen. Met grote vaandels en kleine wimpels, waaiend, enthousiast, één en al leven op dit nog vroege uur.

    Rond 6 uur begint het officie. Ik denk eerst: dat ken ik al, dat hele officie. Maar meteen wordt duidelijk dat dit officie anders is. In zijn openingswoordje geeft Jacó aan, dat de zon nu zal opgaan. Zo is het inderdaad, het is nu zes uur, het grijs van de hemel trekt weg, het lichtende paars wordt weer zichtbaar, nu almaar lichter, tot helder geel. 'De zon zal aan de deur kloppen', zegt Jacó, 'hier bij ons komt zij langs, zij zal ook aankloppen en langs komen bij de mensen in de kampementen, bij de mensen in de nederzettingen, en zij zal ook daar zeggen: goede morgen. Dan wordt er weer gezongen en gebeden. Samen, massaal, éénstemmig, doorleefd. De woorden worden meegezegd en meegezongen, en krijgen een verdere reikwijdte. Het ‘Magnificat’ dringt sterker door, nu wij de kleinen zien.

    ‘Kleinen zal Hij verheffen, op de troon plaatsen,

    Groten zendt Hij heen met lege handen.’

    Ontbijt in het hotel en dan weer naar de bedevaartplaats. Weer klampen bedelende kindertjes aan, je zegt nee, maar je kan niet altijd nee zeggen, je kan ook niet altijd ja zeggen. Je neemt een real, je zal de wereld niet veranderen vandaag, maar misschien heb je vandaag een kindje gelukkig gemaakt.

    Weer stroomt de grot vol, weer zijn de mensen niet in te tomen, hun enthousiasme groeit en is aanstekelijk. Liederen klinken weer op, liederen die hoop vertolken, die bemoedigen, die laten verder leven. De Braziliaanse vlag toont een blauwe wereldbol op een gele ruit; dit alles op een groene achtergrond. Rond de wereldbol is een lint aangebracht, met daarop het motto van Brazilië: 'Ordem e Progresso', 'Orde en vooruitgang'. Eén van de meest gekende en gezongen liederen spreekt over de echte orde en de waarachtige vooruitgang. Het klinkt als een geloofsbelijdenis: dit is de orde, waarop wij hopen, dit is de vlag, waarvoor wij dienen: dat niemand nog honger hoeft te lijden in dit Brazilië van ons, dat dit volk van ons gelukkig mag zijn. Dat de boer kan weerkeren naar zijn land, zijn grond, zijn wortels. Pas dan kan je werkelijk spreken van orde en vooruitgang.

    We wonen een werkgroep bij in de grot. Van de inhoud van de boodschap komt niet veel over, er is teveel geroezemoes, en wij zitten slecht om alles te verstaan. Een natuurlijke grot mag dan mooi, en hier in dit land vooral fris en koel zijn, de akoestiek is daarom nog niet beter. Het enthousiasme van de mensen is evenwel niet te beschrijven, zij hebben het beter verstaan, en het is ook hun leven, waarover gesproken wordt.

    Na het middageten in het hotel, willen we de biechtviering volgen om 14.00 uur. Er is evenwel geen gemeenschappelijke boeteviering voorzien, Wel zijn er heel veel padres, die individueel biecht horen, Ik word ook door verschillende armtierige mensen aangeklampt, maar het lijkt mij niet aangewezen om biecht te horen – hoezeer het ook deugddoend zou zijn om deze armen en verstotenen op deze manier bij te staan en te troosten, maar ik ben bang om te weinig hun Portugees te verstaan en echt in een biechtgesprek te kunnen ingaan op hun eventuele vragen, twijfels, angsten, alvorens in Gods Naam vergeving te mogen uitspreken.

    Daarom gaan we maar wat langs de kraampjes, tot om 15.30 uur de kruisweg met 3 staties begint. De eerste statie is op de esplanade: het thema van de kruisweg wordt meteen toegepast op de situatie van de Baiaan, en zijn harde leven. Dan vertrekt de menigte: naast de vele kleine kruisen, die de verschillende gemeenschappen meebrachten, wordt een meer dan levensgroot kruis getorst. Het zal aan het einde van de tocht opgericht worden op het stofferige plein voor het kapelletje van de zeelieden, langs de Rio São Francisco.

    De tweede statie. De auto met zijn vreselijke luidsprekers houdt halt. Erop, errond, en vooral verder af zoekt ieder zich een plaats. Graag in de schaduw, want de zon is niet te harden. De ijsjesman komt langs, maar de aandacht blijft bij de kruisweg. Een bewogen stem van Padre Jacó spreekt ons van het lijden van vroeger, het lijden van nu, éénzelfde pijn om te dragen door altijd weer de kleinen en de minsten. Dan volgt een geladen moment: de namen van de ‘martelaren’ worden voorgelezen als een stille, monotone litanie, maar toch heel bewogen, met elk hun eigen verhaal, met elk hun eigen strijd, met elk hun eigen verdriet en teloorgang. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?', is de laatste kreet van Jezus op het kruis, is de laatste schreeuw van Padre Jacó bij de tweede statie, is de kreet van het Noordoosten.

    En weer op weg, de hobbelige straten op en af, tot aan de Rio São Francisco, die glinstert in het avondlicht. De derde statie aan het kapelletje. Alweer die woorden van vandaag en van altijd: de strijd, het leed en het geloof van mensen. Dan moet het kruis gerecht. Iedereen wil het zien, iedereen komt dichterbij. De ordedienst zegt verderaf te gaan, wij klampen ons vast aan de omheining, zal zij het houden? Wie krijgt er orde en samenhang in deze menigte van mensen, die samen dit kruis willen planten. Gevaarlijk zwaait en zwenkt het nog. Dan wordt het toch gerecht. Ik ben ooit in de ‘Grande Chartreuse’, in Frankrijk, geweest, en denk plots: ‘Stat crux, dum volvitur orbis.’ 'Het kruis staat recht, terwijl de wereld voort draait.'

    We zoeken ons een weg door de enge straatjes van het stadje. Een binnenweg, die korter is, wordt ons afgeraden: te gevaarlijk voor vreemdelingen, als het donker wordt. Zo komen we bij ons hotel. Het avondmaal, en dan even rusten op het bed, even nadenken en verwerken.

    Maar niet voor lang: er is nog de ontmoetingsavond. Wie wil, mag optreden. Padre Jacó leidt onvermoeibaar het gebeuren, dat met ernst en luim verloopt, tot een gevorderd uur. Maar dit gevorderde uur hebben wij niet afgewacht. Want morgen komt er weer een dag, en die zal al beginnen met een mis om 05.30 uur. ‘s Morgens, jawel. Zo wordt althans omgeroepen. Onderweg vernemen we dat het uur toch iets opgeschoven is, naar 07.30 uur. Het zal wel ergens tussen die twee zijn, dat de hele bedoening hervat.









    29-01-2010 om 00:34 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    28-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zoals dat gaat in Mundo Novo

    Vandaag ben ik eens gaan snuisteren in schrijfsels van vroeger, verslagen, verzonden e-mails, die enigszins een stukje van het dagelijkse leven in en rond Mundo Novo kunnen weergeven. Geen belevenissen van dit jaar, maar het had allemaal net zo goed ook gisteren kunnen gebeuren. Hierdoor is er soms enige overlapping met vorige dagen.

    Pé do Morro

    Regelmatig bezoeken Frans en ik ‘povoados’ of woonkernen, die wel tot de parochie van Mundo Novo behoren, maar verder van het centrum, ergens tussen de heuvels verspreid liggen. Zo zijn we gisteren naar ‘Pé do Morro’ geweest, zowat twintig kilometer van hier, bij mensen waar we vorig jaar ook al zeer goed ontvangen werden. De ‘vrouw des huizes’, die in het schooljaar wat les geeft aan enkele kinderen uit de omtrek, was niet thuis, maar de man wel, en zijn ouders waren ook op bezoek: zijn vader, een kras ventje van 91 jaar, dat nog zeer goed is, alleen een beetje hardhorig, en zijn moeder van 79, die ook nog heel goed is voor haar leeftijd, en dan waren er ook nog twee kinderen uit de omtrek aanwezig. De man of ‘heer des huizes’ boert daar, op een kleine ‘fazenda’, dat is naar onze normen al een redelijke boerderij, maar de woning en de leefomstandigheden zijn nog zeer primitief, en in onze ogen nog heel armzalig; de mensen echter zijn heel warmhartig. De tweede helft van de weg loopt volledig door de weiden van een aantal gelijkaardige kleine fazendas, van elkaar afgescheiden door houten hekken, om het vee binnen de omheining te houden. Zodoende was het voortdurend ‘auto uit, auto in’ om telkens weer verder te kunnen rijden.

    L’été indien

    De voorbije dagen was het weer nog drukkender dan gewoonlijk. Vandaar de titel: ‘L’été indien’, dat liedje van Joe Dassin, of ‘Indian Summer’. Zeer warm, en daarbij nog een heel hoge luchtvochtigheid. Het is een fenomeen van de tropen. Als je in zulk een klimaat leeft, valt het niet mee om te werken. Het gaat niet op om daarbij van luiheid van deze mensen te spreken. Dit klimaat overdondert je met een loomheid, waaraan je moeilijk weerstand kan bieden. En toch zie je, zelfs op zulke dagen van een ‘Indian Summer’ nog mensen die her en der in de ‘roça’ aan het wroeten zijn op een schamel lapje grond, een stukje grond klaar leggen om bonen te zetten, of elders anderen, die het onkruid al aan het wegharken zijn tussen de bonen, het is geen lachertje. En tegen donkeren aan zie je ze dan, na zo’n zware dag, naar huis gaan, een steile helling, en vaak over een hele afstand.

    Westers comfort

    De voorbije dagen voelden we het al aankomen: de kans is groot dat wij hier zonder toegang tot internet zullen vallen, ik heb die vrees al enkele keren uitgedrukt, en vanaf woensdag voormiddag heeft het onheil hier in allerlei vormen toegeslagen. Internet viel dus uit, maar daarvoor waren er al andere perikelen, die de kop opstaken. De telefoonverbinding liet het afweten, ’s morgens geen warm water om te douchen, dat is op zichzelf niet zo erg, maar dat wijst op een tekort in de waterbevoorrading, en een ander gevolg van die waterschaarste is, dat er stroomschokjes op de waterkraan staan, een beetje zoals bij een afsluiting met schrikdraad rond de weiden. En dat is al minder leuk, ook niet echt gevaarlijk, maar het levert een aarzeling op, om die kraan toe te draaien of aan te raken. Later op de dag viel de waterbevoorrading helemaal weg, en zo hebben we hier een tweetal dagen zonder water gezeten. Gelukkig had Lene nog het zwembadje voor de kinderen opgevuld, zodat we daaruit konden putten voor het toilet. De miserie van de derde wereld dus op alle fronten, maar dat is, achteraf bekeken, een leerrijke ervaring. Wij, met ons twee, konden ons voor een paar dagen wel redden, maar het geeft een klein beeld van de dagelijkse omstandigheden, waarin gezinnen, soms met vier, vijf kinderen moeten leven, niet voor twee dagen, maar dagdagelijks.

    Fazendeiro

    Een vreemde titel vandaag, fazendeiro. Er was al meer dan twee weken de vage bedenking: ‘we moeten eens naar de fazenda Pai Neiras gaan’, maar ik had er mij al lang mee verzoend, dat dit vage toekomstplan de weg zou gaan van alle vage plannen in Brazilië, en dus op niets zou uitlopen.

    Het was een foute gedachte: een onvoorspelbaar toeval heeft mijn redenering overhoop gehaald. Gisteren, in de voormiddag was Frans naar de kerk om kindjes te dopen, en ondertussen kreeg ik hier bezoek. Ik verschoot er wat van toen Pedro, de secretaris van de parochie, rond half elf in het bureautje binnenkwam om te zeggen dat er iemand voor mij was. Ik dacht: ‘Sjiezesmareinte, wa krijgen we nu?’. En er was inderdaad bezoek voor mij: Ilma (ielma), die indertijd nog in België, bij mij thuis, op bezoek geweest was, toen ze met enkele Braziliaanse jongeren naar de Wereldjongerendagen in Keulen gingen, en met wie ik dan twee dagen rondgetrokken ben, onder andere om de Polder, het Verdronken Land van Saeftinghe, den Doel en de kathedraal van Antwerpen te bezoeken. Naderhand, na de WJD, hebben we dan ook nog een dag bij de broer van André in Scheldewindeke doorgebracht, foto’s gekeken en veel gelachen om hun verblijf in Keulen en in België …

    Ilma had dus gehoord dat ik in Mundo Novo was, het stadje waar ook zij woont, en haar moeder had mij, net als vorig jaar op de markt gezien, en zo kwam zij goeden dag zeggen. Die Ilma werkt als onderwijzeres in het mini-schooltje van de fazenda ‘Pai Neiras’, en zo kwam ons geplande bezoek aan die fazenda ter sprake. Inmiddels was de doopheer thuisgekomen en die kwam deelnemen aan ons gesprek. En zo kwam het dat we meteen dezelfde namiddag al, vanaf drie uur, naar de fazenda gingen. Het is een prachtige boerderij, een unieke ligging, een goede duizend koeien, meer dan 150 paarden, en voor de rest ook geiten, kalkoenen en ander pluimvee. Zulke grote fazenda’s hebben wel eens meer een eigen schooltje, dat bestemd is voor de kinderen van de werknemers en ook de andere kinderen, die in de omgeving wonen. Die kinderen zitten dan allemaal samen in één klasje en krijgen op die manier een soort van individueel aangepast onderwijs.

    Ilma heeft zo een klasje met zestien leerlingen tussen de zes en de veertien jaar. Als leeromgeving vallen deze schooltjes doorgaans mee, omdat de groep beperkt blijft, en omdat de kinderen van de ‘roça’ meestal minder rebels zijn dan die van de stad. Elke maandag vertrekt Ilma dan ’s morgens naar de fazenda, en zij blijft daar tot de zaterdag. Ze heeft een eigen ‘appartementje’, bij manier van spreken, naast het klaslokaaltje, met een eigen keukentje-living en een eigen slaapkamer. Het is als appartement wel heel bescheiden in vergelijking met het comfort dat wij gewoon zijn: zo is er geen stromend water bijvoorbeeld, er is wel een TV-tje en een radio maar alles is zeer nederig en toont heel goed dat deze onderwijzers of onderwijzeressen op een fazenda toch wel met heel weinig moeten vrede nemen. In ruil van dit schaarse comfort, krijgen zij evenwel een prachtige omgeving voor hun werk, en vinden zij daar allicht meer arbeidsvreugde dan in een gewone school. Ilma was in elk geval heel tevreden, en vroeg ook enkele keren wat ik vond van mijn bezoek aan de Pai Neiras, en haar klasje of schooltje, waar zij ons ontvangen had. Haar lessen zijn enkel in de voormiddag, Brazilië werkt met halve klasdagen, en daarnaast zijn er in haar klasje bijeenkomsten van catechisten, mensen van de parochie van Jequitibá, enz. Er zijn ook af en toe missen door een pater van de abdij, die een studiemakker is van de fazendeiro, de herenboer.

    Zo’n fazendeiro is ook geen boer in onze betekenis van het woord: hij werkt niet op de fazenda, en hij woont er ook niet. Wel is het zo dat het mooiste huis, dikwijls ook het eerste als je het domein van de fazenda binnenrijdt, aan hem is voorbehouden. Zelf woont die man, met zijn gezin, meestal in Salvador, en oefent daar een hooggeschoold beroep uit van dokter, of ingenieur of iets in die zin, en heeft dan als bijverdienste één of meer fazenda’s, waar hij enkel de financiële vruchten van plukt. En af en toe komt hij eens op bezoek, om met de ‘gerente’ of beheerder enkele zaken te regelen, of ook wel om vrienden te ontvangen of om van de rust te genieten.

    De fazendeiro van de ‘Pai Neiras’ is een ingenieur, die voor een multinational werkt in Salvador, een oorspronkelijk Nederlands bedrijf voor grote wegenwerken. Vijf jaar geleden heeft hij deze fazenda gekocht, en nu komt hij daar regelmatig, vooral om rust te vinden, zegt hij zelf, want die vind je daar zoals nergens anders. Als hij daar is, weer volgens zijn eigen zeggen, besteedt hij vijf-zes uur per dag aan paardrijden, om dan ’s avonds een gezonde moeheid te ervaren. Er zijn anderen in Mundo Novo, die het met een stalen ros moeten stellen om hetzelfde te bereiken!

    Gisteren was de fazendeiro op zijn fazenda, en toen hij hoog bezoek zag van twee padres, kwam hij ook meteen naar buiten, en zo kreeg ik een private rondleiding op het bedrijf door de grote baas zelf. Hij is iemand, die in de omgang heel menselijk en minzaam overkomt, heel vriendelijk en ook eenvoudig, maar in een gesprek, dat overigens heel aangenaam was, merk je al vlug, dat goede mensen gemakkelijk vastgeroest geraken in een systeem dat onrecht, onderdrukking en uitbuiting in stand houdt. Een klein voorbeeldje hiervan mochten we van dichtbij meemaken.

    De weg naar de fazenda, een zandweg natuurlijk, loopt door de landerijen en over de heuvels, daalt eerst tot in het dal en klimt dan weer omhoog tot bij de fazenda, die helemaal bovenaan de heuvel ligt. Onderweg moet je door een aantal ‘cancelas’, houten hekken als afsluiting tussen de weiden, en ook over verschillende ‘mata-buro’s’, hier ken ik geen Nederlands woord, maar letterlijk betekent dit ‘ezelsdoders’, dat zijn die houten bruggen, tussen twee weiden, die zo gemaakt zijn, dat het vee er niet over kan, omdat hun poten zouden wegzinken tussen de verschillende palen, die zo’n brug vormen. Een auto kan er wel over passeren, maar dan moeten alle palen in goede staat zijn. En dat was gisteren niet het geval: een kamion of een 4x4 had enkele palen van zo’n ‘mata-buro’ vernietigd, en zo stonden we daar, zonder verder te kunnen. Gelukkig kwam er een werkman van de fazenda langs, en samen met de verloofde van Ilma, heeft die in een handomdraai de brug hersteld. Toen we dat dan later vertelden aan de fazendeiro, zei die: ‘ja, je moet het hier allemaal zelf doen, de burgemeester heeft daar geen aandacht voor’. De fazendeiro had, in zijn oprechte schoonmenselijkheid, zelfs niet door dat er grotere noden zijn, dan het herstellen van een brug die alleen naar zijn fazenda leidt, een fazenda met meer dan duizend koeien, ruim 150 paarden en nog heel wat kleiner vee, maar die zelf niet kon instaan voor de aanleg van een degelijk bruggetje, een werk dat hoogstens een halve dag in beslag zou nemen.









    28-01-2010 om 00:23 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    27-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    São Sebastião in Igatù - 2

    ‘Se calarem a voz das profetas,

    as pedras falarão.’

     

    ‘Als ze de stem van profeten doen zwijgen,

    dan schreeuwen de stenen het uit.’

     

    Een slotgebed en dan naar buiten. Niet echt rustig, want het feest is nog niet gedaan. In een redelijk rommelig gedoe wordt de processie opgesteld, voorop een kruis en ook een vaandel van Sint-Sebastiaan, daarna de engeltjes, en verderop een klein Christusbeeld, uit de kruisweg, en dan helemaal achteraan een beeld van de Heilige Sebastiaan, niet zo heel groot, maar toch op een schraag en door 4 mannen gedragen, met de heilige in een wolk van warmgetinte kleurrijke bloemen. Achter het beeld van de heilige stappen de twee padres, en dan komt de fanfare, die nu nog meer dan in de mis van zich mag laten horen. Tenslotte volgen de vele gelovigen, ook wat rommelig maar wel talrijk.

     

    Nu zie je heel goed de verdeling tussen devote gelovigen, die met de heilige mee op weg gaan, en de toeristen die toekijken en alles vastleggen op hun digitale chip. Ook zij zijn talrijk, die toeristen, en eigenlijk brengen zij het enige smetje op het hele feest: ze zijn te talrijk, en dat is soms storend voor de vrome devotie, die aan de oorsprong van zulke patroonsfeesten ligt. Er zijn voldoende, vele vrome gelovigen, maar wat minder toeristen zou beter geweest zijn. Helaas, mea culpa, wie ben ik, die ook zelf dit alles wil vastleggen voor tijd en eeuwigheid, en in mijzelf de tweestrijd voel tussen toerisme en devotie. De onmacht ook soms om van op afstand toe te kijken en tegelijkertijd van binnenuit mee te leven en in het hele gebeuren opgenomen te worden. Het gevecht tussen de koele observator en het open, ontvankelijke hart.

     

    Eens opgesteld, zet de processsie zich in beweging. Tegen mijn verwachting in trekken ze niet richting dorp, maar eerst wordt er een rondje gemaakt rond kerk en kerkhof, over een hobbelige weg, die in de loop der jaren steenhard geworden is, en die er nu stofferig bijligt, doorgroefd met diepe voren, die als beekjes of beken dienst doen bij regen. En daarna het dorp in, door enkele smalle straatjes, om tenslotte terug naar de kerk op te gaan.

     

    Daarna, het is intussen bijna 13 uur, zal er verder gefeest worden. De padres zijn wellicht blij dat hun bijdrage aan het feest geleverd is en dat zij nu kunnen beschikken. Hoezeer het diepe volksgeloof ook nog aanwezig is, soms wordt het overstemd door digitale toeschouwers, die van op afstand vastleggen maar zich niet laten meewiegen op de golven van dit volksgeloof. Het Woord van God kan beter doorgegeven en uitgeleefd worden, als het minder weggedrongen wordt door wie alleen maar toekijken. Ook Frans en ik besluiten om niet verder mee te feesten. De tweede dag van onze uitstap – in kilometers uitgedrukt – moet  eigenlijk nog beginnen en er blijven nog een kleine honderd kilometer te rijden straks, tot de pousada waar we zullen overnachten. In Guiné.

     

    Maar weggaan van zo’n feest is makkelijker gezegd dan gedaan. Er zijn zoveel mensen, er is zoveel beweging, er is zoveel te zien. Terwijl ik naar alle kanten rondkijk, word ik weer eens aangesproken. Ditmaal is het in een eerder schamel Portugees. Een man van rond de 60 vraagt me waar ik vandaan kom. Ze zijn met vieren, en ze moeten me al een tijdje in de gaten gehad hebben. En ook wel onmiddellijk gezien hebben dat ik niet van Igatù of Bahia ben. Dat is niet zo moeilijk overigens: mijn huidskleur, uitzicht en gedrag verschillen nogal zeer van de modale Bahiaan.

     

    ‘Waar ik vandaan kom?’ ‘Da Bélgica’, ‘Uit België’. Meestal kennen ze dat niet, en knikken ze beleefd en begrijpend. Dus ga ik al meteen verder: ‘Dat is in Europa, dicht bij Nederland en Frankrijk.’ Deze keer was die toevoeging overbodig. De man, die mij aansprak kwam uit het Zuiden van Frankrijk, van vlak bij Saint-Maximin in de Provence. Hij was jaren geleden getrouwd, en zijn vrouw, die afkomstig was uit Igatù, had – naar het woord van Sint-Paulus – haar man gevolgd tot daar, een dorpje in de Var, amper 80 kilometer van dat andere dorpje in de Haut-Var, waar ik zo dikwijls mijn vakantie mocht doorbrengen, gelukkig nog net voordat de toeristen, ook daar, massaal het binnenland van de Provence veroverden en precies dáárdoor de smakelijke eigenheid van deze streek beetje bij beetje lieten verdwijnen.

     

    Een gespreksonderwerp was er dus meteen: Saint-Maximin, langs de befaamde Nationale 7, indertijd berucht om haar urenlange files tijdens de zomervakanties. Maar ook Saint-Maximin met zijn overweldigende basiliek, toegewijd aan Maria Magdalena, die vanop een heuvel stad en streek domineert. En 20 km zuidwaarts , het massief van La Sainte-Baume, met de grot en hogerop de ‘Saint-Pilon’, waar volgens de legende diezelfde Maria Magdalena, na een zwerftocht over zee nog jarenlang gewoond zou hebben.

     

    ‘Wat ik van zulke feesten vond?’ Het was niet altijd makkelijk om het juiste woord te vinden, laat staan om dat eventueel juiste woord nog correct uit te spreken. Frans en Portugees lijken te zeer op elkaar, je gaat alles door elkaar slaan, en het resultaat is een brabbeltaaltje met flarden Portugees en flarden Frans. De Braziliaanse vrouw sprak liever Portugees, ik eigenlijk ook, maar haar man uit Frankrijk vond Frans gemakkelijker – als Vlamingen hebben wij enige ervaring met ‘Franssprekenden en vreemde talen’, en hun twee vrienden kenden weinig meer dan ‘Bom dia’, ‘goeie dag’ en ‘obrigado’, ‘dank u’. De internationale communicatie mondde dus uit in een heel raar allegaartje, en toch was het een deugddoend gesprek, met goeie wil om elkaar te verstaan aan alle kanten.

     

    ‘Wat ik van zulke feesten vond?’ Je kan daar veel over zeggen. Ontzettend mooi, dat in de eerste plaats. En in de tweede plaats, eigenlijk helemaal hetzelfde in totaal andere woorden: het meest Provençaalse wat ik ooit in Brazilië gezien heb. En in die twee omschrijvingen is alles gezegd. Je ziet hier, een beetje triestig binnenin, gebeuren, wat je eerder al zag in de Provence. De uitbundige explosie van een diep geworteld volksgeloof, dat na eeuwen, dreigt verloren te gaan onder de pletwals van een uniforme, grijze zakelijke cultuur, die alles wil beheersen en grijpen en alleen kwantiteit zoekt terwijl enkel kwaliteit kleur en smaak geeft aan het leven. De toerist, als hij te welig tiert, vernielt wat hij tevoren met zoveel liefde opzocht.

     

    Frans neemt zelden deel aan zulke babbels. Hij was al komen zeggen dat hij dorst had en een bar gevonden, en een ‘cerveza’, biertje, ging bestellen. ‘Okee, geen bezwaar, ik kom straks wel’. En zo is geschied, maar toen was het al heel wat later, en zijn biertje was al halfweg.

     

    Opnieuw de warme auto in, Igatù uit, over de bonkige ‘kasseien’ – de ‘Hel van het Noorden’ of ‘Parijs-Roubaix’ in het kwadraat – tot aan een splitsing. We kozen voor de ‘binnenweg’ naar Mucugé, een eeuwenoud bergpad, geleidelijk verbreed tot een steenharde zandweg, met diepe groeven, en her en der een diepe plas, want het had de nacht voordien een uur geregend. In Mucugé twee sandwiches en een heerlijke fruitsap als late lunch. En een ijsje van kokos als toemaatje.

     

    Daarna bleven ons nog een zestig kilometer, waarvan slechts een tiental op asfalt en de overige 50 op een zandweg, tussen het struikgewas. Een tweetal minuskule ‘povoados’ of dorpjes onderweg, ook een paar keer enkele huizen en een schooltje, en voor de rest altijd maar struiken, met hier daar twee, drie mensen, die op die keiharde grond toch proberen een stukje land in cultuur te brengen. Een werk, dat al even keihard is als die bodem. Zeldzamer nog een stukje weide, waarop wat geiten of enkele zeboes het schrale gras afgrazen. Plots moeten we rechtsomkeer maken: een klein riviertje, en de brug was doorgezakt, dat was vorig jaar ook al zo. De brug was al vernieuwd, nu in beton gegoten en verhoogd, maar de toegang was nog niet aangelegd. Vorig jaar hadden we gezien dat er een wegomlegging was aangeduid, deze keer hadden we die omleiding niet opgemerkt. Een eind achteruit om de auto te kunnen draaien, en dan een heel eind terug, om langs een andere weg in Guinè te geraken. Een klein maar zo mooi dorp, in het hart van de Chapada, maar evenzeer ‘in the middle of nowhere’, en allicht daardoor nog van een betoverende schoonheid.

     

    Hartelijke mensen, smakelijk eten, een deugddoende nachtrust. En 's morgens weer een nieuwe dag, die begint met een religieuze ervaring, die nog meer deugd doet, een zonsopgang over de bergen, alsof je iets van God mag voelen en beleven. Zoals die vroege zon gulhartig haar eerste stralen uitstrooit, aan alles licht en leven schenkt, de ochtendmist verdrijft en alles anders kleurt, zo fel en kwistig strooit Gij zelf ook, God, uw eigen licht over uw eigen schepping, schenkt Gij ons leven, verdrijft Gij alle mist en kleurt Gij alles anders.








    27-01-2010 om 11:44 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    26-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    São Sebastião in Igatù

    Vorige woensdag was het 20 januari, feest van de Heilige Sebstiaan. Wisten wij veel dat dit de patroonheilige was van Igatù, destijds misschien wel HET centrum van de Chapada Diamantina, in de korte periode dat er diamanten gevonden werden en gelukszoekers in groten getale daarheen kwamen, om hun geluk te zoeken in de gedaante van blinkende steentjes. Waar mensen komen, komt tering en nering en zo kon het gebeuren dat Igatù in korte tijd uitgroeide tot een florissant stadje waar vrolijk geleefd werd, als de dagtaak van het ‘diamant zoeken’ er op zat en geluk in andere gedaanten dan blinkende steentjes gezocht werd. Winkeliers vestigden zich in een voorheen onherbergzame streek, er kwamen bars, theaters, cabarets en ander vertier waar avonturiers na zware dagen hun gading vinden.

    Dat was zo in lang vervlogen dagen, en dat heeft niet zo lang geduurd, en sindsdien is het jolige leven in het vrolijke stadje van toen geheel uitgedoofd. Igatù is nu een veeleer klein dorpje, dat slechts moeilijk te bereiken is langs een smal en soms steil weggetje, dat in heel bonkige natuursteen geplaveid is. Er wonen een aantal mensen in heel bescheiden huisjes, zoals je die hier overal ziet, klein, in pastelkleuren van oker, bordeaux, roos en een soort turkoois blauwgroen, meestal 1, soms 2 ramen aan één zijde van de deur, doorgaans geen venster maar wel een luik om deur en raam te sluiten, en de hele woning zonder zoldering zo onder de pannen. Vloertegels tref je bijna nooit, soms is de vloer alleen gestampte aarde, maar meestal een ‘chape’ of ‘ciment’, dat ook bordeaux gekleurd werd.

    Van de vele pleisterplaatsen van plezier, blijft alleen maar bouwval over. Maar die bouwval getuigt van een welstand, die ooit in het stadje aanwezig was. Van die welstand getuigen ook een aantal grote graftomben, op de twee kerkhoven aan weerszijden van een smalle straat, die naar een pleintje leidt, waar ook de kerk staat. Zulke kerkhoven zijn altijd een bezoek waard. Je vindt er een stuk plaatselijke geschiedenis, je leert er over familieverbanden, en soms ook over menselijke drama’s, die zich in een ver verleden afgespeeld hebben. In dit stukje Bahia – in tegenstelling tot vele andere plaatsen in Brazilië – bezoeken de mensen van ter plaatse slechts zelden het kerkhof, dat is voor Allerzielen, en dan nog zo kort mogelijk. Zij verdragen ook niet dat je soms een heel onschuldig grapje maakt, dat naar de dood verwijst. Ironie in zijn geheel is de meeste Bahianen trouwens vreemd. Een echte verklaring weet ik er niet voor, misschien heeft het te maken met het harde leven als slaven indertijd, misschien ook met verre wortels, van toen zij uit Afrika hierheen verscheept werden en hun geesten en godsdiensten meebrachten. Enkele eeuwen later kan dit een smeltkroes van culturen geven met vreemdsoortige tradities, devoties, volksgebruiken en meningen.

    De laatste jaren is Igatù evenwel duidelijk aan een heropleving bezig. Niet langer diamanten laten nu hun lokroep horen, maar het toerisme gaat stilaan ontluiken. Je moet hier nog helemaal niet denken aan toestanden als Benidorm of de Côte d’Azur, maar eerst was er één winkeltje met artisanaten, nu zijn er drie of vier; er was geen ‘pousada’ – de Braziliaanse benaming voor een eenvoudig dorpshotel – nu zijn er drie, geen winkel meer of bakker en nu weer één of twee. En op 20 januari was het dus ‘São Sebastião’ en toevallig gingen wij die dag naar Igatù.

    Op het feest van de patroonheilige is de mis het eerste hoogtepunt. Die zou om 10 uur beginnen, hadden mensen ons verteld. Dus zorgden wij ervoor om reeds voor halftien ter plekke te zijn. Er was nog weinig van een feest te merken, er hingen alleen wat plastieken vlaggetjes in een paar straten en op een klein dorpsplaatsje zaten vier jonge mensen te kaarten, aan een tafeltje dat zij vanuit een huis op straat gezet hadden. Ik denk dat hun spel op ‘whisten’ – ‘wiezen’ – leek, zij spraken van ‘burraca’, en het was prettig om zien hoe vier twintigers zo in dat kaartspel opgingen.

    Na tien minuten was hun laatste spel gedaan, tafel en stoelen werden opnieuw naar binnen gedragen, en er kwam ook verder al een klein beetje beweging, maar nog absoluut geen drukte, slechts hier en daar een jongen of een meisje, dat ‘zondagse kleren’ droeg en hogerop ging, richting kerk. Wij dus ook richting kerk, maar die was nog zo goed als leeg rond tien uur. Wel waren vele, veelkleurige bloemen met warme tinten geel en rood op een voetstuk gezet in de middenbeuk en achter het altaar, rond het beeld van de Heilige Sebastiaan. Maar mensen waren er nog weinig op dat uur, en dan vooral nog toeristen die met een digitale camera dat alles wilden vastleggen voor tijd en eeuwigheid.

    Even later kwam de eerste padre toe – er zou later ook nog een tweede komen, en toevallig heetten ze allebei Luis, één uit Italië en één uit Spanje, Frans kende ze allebei – maar ook die eerste padre toonde weinig haast en had nog tijd voor een heel babbeltje. Intussen kwam er een kindje op de trappen zitten, als engeltje gekleed, en dan een tweede, tot ze met zijn vijven waren. Er kwamen jongeren opdagen, die aan de zijkant een koortje vormden, stilaan begon het kerkje vol te lopen, sommigen duidelijk toeristen die het allemaal eens wilden zien, maar voor het merendeel toch mensen van Igatù, eenvoudig gekleed maar wel ‘op zijn zondags’, en dan waren er ook mensen die ooit in Igatù geboren waren en nu voor het feest nog eens afkwamen. En zo moesten er al mensen rechtstaan achteraan.

    Het was bijna half elf, toen het buiten feestelijk rumoerig werd. Een fanfare was op komst, met muziek die wel wat leek op de traditionele muziek, die je in de Provence nog kan horen. Daar had de toeristische dienst voor gezorgd. De muzikanten waren keurig uitgedost in overwegend blauwe bloes en ook een streepje wit of geel, weer eens de kleuren van Bahia. Ze kwamen de kerk binnen en namen achteraan plaats. Nog enkele minuten gestommel, en dan begon opeens de mis. Ik ben vergeten op mijn horloge te kijken, maar ik denk dat het ongeveer kwart voor elf was, het moment waarop sommigen bij ons al beginnen te wriemelen en morrelen omdat de mis van tien uur nog niet gedaan is. Hier moest alles dan nog beginnen hier, maar iedereen was er nu: de padres, de engeltjes, het koortje, de muzikanten, en een kerk boordevol mensen. En dus kon plots – als je het bijna niet meer verwacht – de mis beginnen.

    Warme begroeting door Luis 1 of Luis 2 (Por favor, spreek uit als Loewis, klemtoon op de laatste lettergreep en niet op zijn Nederlands of Vlaams, en ook niet op zijn Frans), en dan tijd voor het eerste lied, er zouden er nog vele volgen. Het koor zong goed, onder leiding van een meisje van een jaar of twintig, de mensen van Igatù zongen mee, en de toeristen, zij keken en zij zwegen, en raakten almaar meer verbaasd en verwonderd. Bij hoogteppunten trad ook de fanfare in actie.

    Een eerste hoogtepunt kwam er na een gezongen schuldbelijdenis en een enig mooi ‘Gloria a Deus’ of ‘Eer aan God’, met woorden, die ik nog nooit gehoord had in een Gloria. Het stond allemaal op een simpel misblaadje, en ik had er een gevonden, maar ik ben het kwijtgeraakt tijdens de vredeswens – dat is hier immers een hartelijke grote bedoening, waarbij iedereen naar iedereen toegaat, en waarschijnlijk heeft ‘een minder bedeelde zonder blaadje’ mijn exemplaar toen opgeraapt – en dus blijven die woorden, die ik nooit gehoord had in een Gloria vooralsnog onbekend.

    Dat eerste hoogtepunt kwam er als het Bijbelboek werd binnengebracht’. Heel achteraan zet een forse mannenstem een lied in, iedereen kijkt achterom, en dan komt een man naar voor, de Bijbel hoog omhooggeheven. Hij gaat traag, en draait voortdurend naar links, naar rechts en naar achter, opdat iederen ‘het Woord van God’ goed zou zien binnenkomen, want dat is iets unieks: God gaat nu zelf tot zijn mensen spreken. Als de man met de Bijbel helemaal vooraan is, toont hij het boek nog eens extra lang aan iedereen, dan zet de fanfare in en is er spontaan applaus voor God, die tot ons zijn Woord zal spreken.

    Er was gekozen voor de lezingen van de zondag voordien, met het evangelie van de ‘Bruiloft te Kana’, met de verandering van water in wijn. Alweer een enig mooi thema voor Padre Luis 1 of 2 om een homilie op uit te bouwen: als wij, als gemeenschap, doen wat Maria ons meegeeft – ‘Doe maar wat Hij u zeggen zal – dan zal ons leven niet langer verwaterd of smakeloos zijn, maar smaken als heerlijke wijn. In Brazilië heeft het woord ‘Communidade’ of ‘Gemeenschap’ bovendien een veel rijkere inhoud dan bij ons, omdat enkele tientallen jaren geleden de Kerk gekozen heeft om te werken via kleine Basisgemeenschappen, in de talloze povoados of woonkernen, die rond de centrumkerk(en) verspreid zijn, zoals in de heuvels rond Mundo Novo het geval is. Er is dan geen priester permanent ter plaatse, maar enkele leken dragen de gemeenschap, en om de paar weken is er een eucharistie met de padre.

    Ook de offerande is een hoogtepunt, als de gaven – waaronder brood en wijn – naar voren worden gedragen. Terwijl de priester deze gaven aanbiedt, komt iedereen zijn eigen gave aanbrengen. En dan is er het ‘Santo, santo, santo …’, waarin mensen handenklappend zingen:

    ‘Hemel en aarde zulen voorbijgaan,

    Maar Zijn Woord gaat nooit voorbij’

    En bij dat laatste zinnetje maken zij met beide wijsvingers omhoog het gebaar om ‘neen’ te zeggen. Het raakt je als naast je een oud vrouwtje van zeker 80 nog enthousiast meezingt, handenklapt en meebeweegt.

    Ook het communielied was iets enigs, maar hier kan ik de woorden wel geven, ondanks het verlies van het misblaadje, omdat ik die woorden jaren geleden zelf al eens had ‘opgeraapt’ en vertaald. De Portugese tekst is zo mooi en sterk, dat het zonde zou zijn om hem weg te laten, daarna volgt een Nederlandse vertaling, die – hoop ik – een klein beetje van die rijkdom kan oproepen ook zonder zang, en ook al is het maar een schamele vertaling die de zeggingskracht en de taalrijkdom van het origineel mist.

    Se calarem a voz dos profetas

    as pedras falarão:

    se fecharam uns poucos caminhos,

    mil trilhos nascerão.

    Muito tempo não dura a verdade

    nestas margens estreitas demais,

    Deus criou o infinito

    pra vida ser sempre mais.


    É Jesus este pão de igualdade,

    viemos pra comungar,

    com a luta sofrida do povo,

    que quer ter voz, ter vez, lugar.

    Comungar é tornar-se um perigo

    viemos pra incomodar,

    com a fé e união

    nossos passos um dia vão chegar.


    O Espirito é vento incessante,

    que nada há de prender.

    Ele sopre até no absurdo,

    que a gente não quer ver.

    Muito tempo não dura a verdade

    nestas margens estreitas demais,

    Deus criou o infinito

    pra vida ser sempre mais.


    No banquete da festa de uns poucos,

    só rico se sentou.

    Nosso Deus fica ao lado dos pobres,

    colhendo o que sobrou.

    Muito tempo não dura a verdade

    nestas margens estreitas demais,

    Deus criou o infinito

    pra vida ser sempre mais.


    O poder tem raízes na areia,

    o tempo o faz cair.

    União é a rocha que o povo

    usou pra construir.

    Muito tempo não dura a verdade

    nestas margens estreitas demais,

    Deus criou o infinito

    pra vida ser sempre mais.

    ---

    Als ze de stem van profeten doen zwijgen,

    dan brengen de stenen het uit.

    Als ze dan wegen gaan sluiten,

    zullen duizend nieuwe sporen ontstaan.

    De waarheid laat niet lang op zich wachten

    op de smalle weg die wij gaan:

    God heeft de eeuwen geschapen,

    om voor altijd ons Leven te zijn.


    Jezus zelf is dit brood van gelijkheid,

    wij komen en nutten het hier,

    met de strijd en het leed van het volk,

    dat een stem wil, een plaats en een kans.

    Je nuttigt en kiest voor de inzet,

    je gaat niet opzij voor gevaar,

    je doet lastig: vertrouwend in eenheid

    zo komen wij samen eens aan.


    De Geest is een Wind, die niet aarzelt,

    geen kracht die Hem wegnemen kan.

    Hij blijft blazen voorbij aan het dwaze,

    veel meer dan een mens nog verwacht.

    De waarheid laat niet lang op zich wachten

    op de smalle weg die wij gaan:

    God heeft de eeuwen geschapen,

    om voor altijd ons Leven te zijn.


    Aan de feestdis van enkele rijken,

    zaten geen anderen aan.

    Onze God evenwel kiest voor armen,

    en vergaart wat nog over bleef.

    De waarheid laat niet lang op zich wachten

    op de smalle weg die wij gaan:

    God heeft de eeuwen geschapen,

    om voor altijd ons Leven te zijn.


    De macht is in zand slechts geworteld,

    met de tijd komt zij eenmaal ten val.

    Eenheid is de rots van ons volk:

    op die rots, daarop bouwen wij!

    De waarheid laat niet lang op zich wachten

    op de smalle weg die wij gaan:

    God heeft de eeuwen geschapen,

    om voor altijd ons Leven te zijn.


    (einde eerste deel van ‘São Sebastião in Igatù, tweede deel morgen – hoop ik!)









    26-01-2010 om 00:40 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    24-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Paulinho

    Een korte ‘les Portugees’ om te beginnen. ‘Paulinho’ staat er bovenaan als titel. In het Portugees komt de lettercombinatie ‘nh’ veel voor, overwegend in verkleinwoorden. In onze taal kennen wij die combinatie niet, en dus is de kans groot dat wij niet weten hoe dat verklankt moet worden. Daarom een heel eenvoudige regel: in het Portugees wordt ‘nh’ geschreven, waar wij, in het Nederlands ‘nj’ zouden schrijven. ‘Paulinho’ spreken we dus uit als ‘Paulienjoo’. Het gaat hier, ook deze keer, om een verkleinwoord, en het is de naam van een jongetje, dat bij ons als ‘Paultje’ zou aangesproken worden.

    Vrijdagavond, kort voor ons bezoek aan Dom André, hebben we in Ruy Barbosa totaal onverwacht Paulinho weergezien. Alvorens naar het huis van Dom André te gaan, als laatste etappe van onze uitstap, zaten Frans en ik, een beetje stofferig en dorstig, op een terras een biertje te drinken. Stel je niet te veel voor bij dit terras. Het is gewoon de stoep, vlak voor de kleine bar, waar de oude, erg hardhorige vrouw, die het zaakje uitbaat ook een plastieken tafeltje gezet had, en een viertal ijzeren tuinstoeltjes, met houten dwarsliggers, zoals je die bij ons vroeger veel zag, en nu wel eens tegenkomt op tuinfeesten of barbecues van scholen of verenigingen. Het biertje was heel eigentijds evenwel, en zelfs heel Belgisch, sinds Stella uit Leuven de wereld ging veroveren door een fusie met het Braziliaanse Inbev. De ‘Skol’, die ons geserveerd werd, zou bij ons dus Stella of Jupiler geheten hebben. Hier smaakte hij wel veel beter, wegens de warmte, het stof van de uitstap, en de frisheid van het ijsgekoelde pilsje. IJsgekoeld mag je hier bovendien nogal letterlijk nemen. In Bahia wordt het bier wel eens meer fris gehouden of afgekoeld in de diepvriezer, en zo komt het courant voor dat de inhoud van de fles van 60 cl – zo wordt bier hier geserveerd – voor een goed deel tot ijs gestold is. Het hele zaakje begint dan vrij vlug te ontdooien, en je moet dus rap zijn om de inhoud in een glas te schenken, anders krijg je een omgekeerde waterval van schuimend bier.

    De ‘Skol’ besteld, het tafeltje en de stoeltjes gezet, de glazen gevuld, en pas gezeten, komt er toevallig een eerste bekende voorbij, Otília, die op de Caritas Brasileira van het bisdom werkt. Het werd een heel gezellige babbel van een uur, waardoor onze visite aan Dom André wat later begon, maar er was toch geen uur afgesproken. Een beetje later kwam er een jongen van een jaar of 16 naar Frans toegestapt, en gaf hem een bijzonder warme ‘abraço’. De jongen van nu 16 jaar is de ‘Paulinho’ in dit verhaal. Tijdstip is het jaar 1998. In de ‘Goede Week’ van dat jaar is Frans als missionaris naar Brazilië vertrokken, in het bisdom Ruy Barbosa. De eerste maanden verbleef hij bij Dom André en werd hij afwisselend naar verschillend parochies uitgezonden om geleidelijk vertrouwd te geraken met het leven en de pastoraal in het binnenland van Bahia. Daardoor droeg Frans ook dikwijls de mis op in de kathedraal van Ruy Barbosa. Deze keer gaat het om een echte kathedraal, want het is de bisschopskerk van Dom André. Je moet je hierbij geen gothisch of romaans hoogtepunt voorstellen, maar de kathedraal van Ruy Barbosa, is wel een mooie kerk, die er zowel van buiten als van binnen heel goed onderhouden en verzorgd uitziet. Aan de buitenzijde zie je hier geen baksteen of natuursteen. Het geheel is geverfd in licht getemperd wit en blauw, de kleuren van Bahia.

    In die tijd had Frans de gewoonte om regelmatig zijn belevenissen te vertellen, via nieuwsbrieven. In één van die eerste nieuwsbrieven vertelt hij over de Paulinho van bijna 12 jaar geleden. Ik heb het verhaaltje opgediept uit mijn verzameling en met de toelating van de auteur mocht ik het – mits het betalen van een fiks copyright – overnemen. Het verhaal van toen toont meteen waarom Paulinho zo enthousiast op Frans toestapte en hem zo warm ‘abraceerde’. Heel dikwijls zullen ze elkaar in die tussentijd wel niet ontmoet hebben, en daarom was het weerzien zo warmhartig. En daarom ook keren we terug naar de tijd van toen.

    ‘Iets over mijn grote vriend Paulinho. Ik zie hem iedere morgen in het portaal van de kerk als ik de mis kom opdragen. Paulinho is al een handjevol jaren, springt op en neer en is de vrolijkste jongen die ik ooit heb gezien. Hij is helemaal zwart en heeft een hoofd vol vragen. Hij moet altijd iets weten, waar ik woon, wat ik eet, en of er in mijn ‘terra’, land, ook jongetjes zijn die al een handjevol zijn. Telkens steekt hij dan zijn hand omhoog, met breed uitgespreide vinger: ik ben al zo, assim, vijf jaar. Geen bébé meer...

    Op een morgen komt hij naast mij zitten. Ik zie het, hij heeft een brandende vraag, die hij niet goed durft te stellen. Hij is al een paar dagen veel stiller als hij mij opwacht. Hij loert naar mijn voeten. Die zijn goed te zien, want we dragen alleen slippers met een touwtje, chinelos, geen gesloten schoenen, geen kousen. Het gebeurt ook al eens dat we gewoon op onze blote voeten rondlopen als het te warm is.

    Paulinho is een snugger ventje dat altijd een middel vindt om zijn doel te bereiken. Padre, zegt hij, kijk eens naar boven daar, kijk ... kijk ... het beeld van Sint-Antonius daarzie ... hoe mooi. Ik voel het, hij wil mij een loer draaien. Ik stap mee in zijn spel en kijk heel lang en heel nadrukkelijk naar boven. Ondertussen hou ik hem ook in de gaten.

    En wat ik dacht gebeurt, het zijn mijn voeten die hem interesseren. Hij kruipt op zijn knieën en foefelt wat aan mijn broekspijpen. Dan nijpt hij in mijn vel, eerst voorzichtig, maar dan heel hard. Het doet pijn maar ik laat niets merken. Dan komt zijn vraag: “Que é isso?”, wat is me dat??? Ja, ik ben ‘branco’, wit.

    Nietes, zegt Paulinho, als ik nijp, word je rood en blauw. Hij heeft verdorie zo hard genepen dat ik een blauwe plek heb. Zijn ogen staan wijd open van verbazing. Hoe kan dat? En ben je helemaal zo? Voor hem totaal onverklaarbaar. Hoe kan je zo wit zijn, en dan zo rood en zo blauw uitslaan? Een groot mysterie.

    Zijn onderzoek gaat verder, hij legt zijn arm naast mijn voet om de kleuren te vergelijken. Hij nijpt in zijn eigen arm maar die blijft gewoon zwart. Bij hem verandert er niets. Hij schudt met zijn kroezelkop, wat is dat voor iets raars...

    Ineens is hij weg, heel triest. Ik hoor hem voorzichtig fluisteren in de sacristie tegen onze kosteres: ‘é terrivel, padre Francisco é muito, muito feio’ ... het is verschrikkelijk, padre Francisco is héél, héél lelijk en hij verandert van kleur ook. Hoe moet dat verder? Er moet iets gebeuren want anders vergaat de wereld. Hij is echt helemaal in de war van zijn verschrikkelijke ontdekking.

    Ik kan het ventje zo niet naar huis laten gaan. Hij heeft trouwens geen thuis meer, hij woont bij zijn grootmoeder. Grootmoeder veegt iedere morgen het plein voor de kerk. Het is een klein vrouwtje, dat bijna helemaal onder haar strooien hoed verdwijnt. Grootmoeder heeft ook in de gaten dat er iets mis is met Paulinho. Hij springt niet meer rond en dat is voor hem niet normaal.

    Ze komt naderbij. Wat is er gebeurd? En weerom fluistert Paulinho, het is padre Francisco, hij is wit en rood en blauw, en dat is héééél erg. Grootmoeder lacht zich dubbel. Maar Paulinho is nog niet overtuigd. Goed dan, het zal wel niet zo erg zijn, als grootmoe het ook niet erg vindt. Hij verdwijnt maar blijft toch erg zwijgzaam.

    ’s Anderendaags is hij daar weer en het is weer de gewone Paulinho die lacht en springt als een veertje. Hei, roept hij, ik weet nu alles: er zijn zwarte mensen en witte mensen maar ook rooie en gele en blauwe en groene en alle kleuren en die zijn allemaal dik in orde. Grootmoeder heeft hem alles uitgelegd, de kleur van ons vel is van geen tel. Die gele, blauwe en groene mensen heeft hij er zelf bij uitgevonden om zeker te zijn dat het allemaal wel geen belang heeft.

    En, zegt hij, je kan ook heel oud worden en dan komen er vanzelf heel veel rimpels in je vel zoals bij mijn moemoe en dat is ook niet erg want mijn moemoe is een hééérlijk mens. Weg is hij, als een pijl uit een boog. Hij komt nog vlug even terug, heel schichtig, en jij bent toch niet zo héééél lelijk, alleen maar een heel klein beetje.’

    24-01-2010 om 21:23 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    23-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zuster Theophila

    Het is tot mijn spijt niet gelukt om tijdens onze uitstap naar de Chapada Diamantina deze blog bij te houden. We hadden een vaag reisplan voor ogen, maar wilden dit plan ook soepel houden en plaats laten voor ‘verrassingen’ en ‘nieuwe ontmoetingen’. En als je met deze ingesteldheid vertrekt, dan komen de verrassingen en de nieuwe ontmoetingen vanzelf, veel meer nog hier in Bahia, dan bij ons, in België of Nederland, het geval zou zijn.

    Daags nadien zit je dan enerzijds boordevol nieuwe indrukken, en anderzijds ben je wel wat moe en tegelijkertijd nog volop bezig aan de verwerking van wat je de vorige dagen mocht beleven. Langzaamaan zullen wel nieuwe elementen aan bod komen, maar op dit ogenblik wil ik het houden bij een allereerste indruk, die misschien het meest is bijgebleven. Het gaat om zo een nieuwe ontmoeting, die helemaal niet gepland of voorzien was.

    Mijn eerste bezoek aan Bahia dateert van 2002, een rondreis door het Braziliaanse bisdom Ruy Barbosa, waar een vriend en studiegenoot, Dom André, bisschop is sinds 1994. Terloops nog eens aanstippen: ‘Dom’ is in Brazilië de aanspreektitel voor een bisschop, en doorgaans wordt die titel enkel gevolgd door de voornaam van de bisschop. Bij ons zouden wij dus spreken van Monseigneur André De Witte.

    Het bisdom Ruy Barbosa heeft een oppervlakte van 25.000 vierkante kilometer en is daarmee bijna zo groot als België. De rondreis van destijds had in een heel snel tempo dus een heleboel ervaringen opgeleverd – te meer omdat het het mijn eerste bezoek aan Bahia was – en waar veel ervaringen zijn, zijn er ook veel herinneringen, en zo ontstaat geleidelijk aan het heimwee om deze ervaringen en herinneringen nog eens op te zoeken.

    Zo ontstond ook het verlangen om na meer dan 7 jaar nog eens terug te keren naar een stadje, waar ik toen geweest was, maar dat niet echt langs een courante reisweg ligt: Utinga. Hierdoor was ik er sindsdien ook nooit echt opnieuw op bezoek geweest. Maar gisteren wilde ik die herinnering nog eens koesteren, en gaan kijken naar wat me toen getroffen had. Dat was een ‘pousada’, een bescheiden hotel, waar we toen gelogeerd hadden, en ook een klein kapelletje, dat mij toen had ontroerd, maar waarvan ik weinig concrete details had onthouden, en daarom wilde ik Utinga wel eens weerzien.

    Over de pousada valt weinig te vertellen, over het kapelletje des te meer. Het was een beetje zoeken, maar we hebben het gevonden. Het maakte deel uit van een klein opvangtehuis voor enkele arme hoogbejaarde mensen. Destijds woonde in Utinga een Italiaanse padre, die in zijn werk geholpen werd, door enkele zusters, die instonden voor de verzorging van deze bejaarden. Het waren ‘zwartzusters’ van de ‘Congregatie van het Heilig Graf’, die in België vooral gekend zijn van de abdij van Male, bij Brugge, en ook van een school en klooster in Turnhout. Van de zusters van toen kan ik mij nog weinig herinneren.

    In 2003 waren die zusters van toen vervangen door drie andere zusters, waarvan er gisteren twee thuis waren: Ana-Maria en Theophila. Ze waren beiden afkomstig uit de Oostprovincie in Kongo, de voormalige Belgische kolonie, die in 1960 onafhankelijk werd, meer bepaald uit Bukavu, in de streek van de Grote Meren. Die streek, die nu zo dikwijls op een trieste wijze in het nieuws komt met beelden van rebellie, burgeroorlog, vluchtelingen en alle menselijk leed, dat daarmee gepaard gaat.

    Rond halfeen stonden we aan de deur van het kleine kloosterke, en werden op bijzonder hartelijke wijze ontvangen door een kleine zwartzuster uit Kongo, die dus ook letterlijk een ‘zwarte’ zuster was. Het is een cliché, maar het beeld is zo mooi, dat je het gewoon moet vermelden: toen ze ons zag staan, liet ze zo’n brede glimlach zien, dat een blinkende rij parelwitte tanden begon te glinsteren in haar zwart gezichtje. Piepklein was ze ook, althans van gestalte, maar haar hart was groot en ruim en wereldwijd. Natuurlijk moesten we binnenkomen, en ondertussen maar honderduit vertellen, al was haar Portugees ook na 6 jaar Brazilië een beetje moeilijk verstaanbaar, en onze babbel werd dus een bont allegaartje van flarden Portugees en flarden Frans en af en toe wat Engels, en zelfs een woordje Nederlands, dat ze God weet waar ooit had opgestoken in haar gevulde leven. Ze leek nog erg jong, wellicht omdat ze zo klein en zo lief was, maar heel jong kan ze niet meer geweest zijn, zoiets vraag je niet aan dames, zelfs niet als ze zuster zijn. Maar zo jong als ze er uitzag kan je niet meer zijn, wanneer je al meer dan twintig als verpleegster in Kongo gewerkt hebt, en nu al ruim zes jaar in Utinga, in de parochie en in de zorg voor enkele bejaarden.

    Ik vertelde van mijn herinneringen, en van de ontroering die het kapelletje jaren geleden bij mij teweeggebracht had, en dus gingen we via een mooie patio, waar drie of vier oude mensen in de schaduw zaten te dutten, daarheen. De ontroering van toen keerde weer, bij het zien van dat sobere, vrome plaatsje, waar je vanzelf ingetogen van wordt. We werden enige tijd stil, en keken rond, het kleine altaar met een openliggende Bijbel, een bloempje en twee kaarsjes, de vele kleine terracotta beeldjes van heiligen, die aan de muren waren opgehangen, de kruisweg ook. Minutenlang ontroerd en stil en alleen maar rondkijken. In dezelfde stilte gingen we weer naar buiten, naar de patio, een goeie dag aan de duttende oudjes, en zuster Theophila, die vertelde en voortdurend lieflijk lachte en met haar witte tanden toverde, blinkend in haar kleine zwarte gezichtje.

    Terug naar binnen, in het kloosterke. Zij hadden al gegeten, maar wij, hadden wij al gegeten. Nee dus. Ana-Maria was er bijgekomen, en ging meteen wat klaarmaken. Afrika en Brazilië, samengebracht in een gastvrijheid, waarvan twee onderkoelde Westerse padres uit België mochten genieten. En almaar verder vragen en vertellen. Of het Portugees niet erg moeilijk geweest was, toen zij hier aankwamen. Hun komst was nogal overhaast geweest door verschillende omstandigheden, en toen zij in Brazilië toekwamen kenden ze niet één woord Portugees, zelfs niet ‘bom dia’, dat is ‘goeie dag’, verstonden ze niet, en ja, dan ken je inderdaad helemaal niets. Een half jaar introductie in taal en cultuur van Brazilië, in Brasilia, de hoofdstad, en dan naar Utinga, onooglijk in Bahia . Het Portugees was moeilijk geweest, ja. Ik zei dat ik dat verstond, want het was toch hun tweede taal, en dat had ik al ondervonden, wie Frans als moedertaal heeft, leert moeilijk Portugees. Dat was een kapitale vergissing van mij, bleek meteen, maar meteen ook een gelukkige vergissing, die wegen voor een nieuwe vriendschap opende. Frans was niet hun moedertaal, zei zuster Theophila. Nee, viel ik meteen in de rede, in Kongo spreken veel mensen onder elkaar Swahili, denk ik. Of Lingala, zei Theophila, maar in de dorpen worden nog vele andere talen gesproken, die dan in die twee grote inheemse talen samenkomen. Eerst op school, in Bukavu, hadden ze Frans geleerd, maar dat was toen eigenlijk al hun derde taal. En nu was Portugees daar bijgekomen.

    Vier talen al, die na elkaar de ‘hoofdtaal’ in hun dagelijks leven werden, en in die vele jaren zo ver verwijderd van wat ooit hun ‘moedertaal’ geweest was, toen ze nog kind waren in hun geboortedorp, daar ergens aan de Grote Meren, waar het nu dus oorlog is, en rebellie, met sukkels van mensen op de vlucht, omwille van ‘grote belangen’ waarin kleine mensen weinig meetellen. Hun geboortedorpje, hun Bukavu, hun Kivu en hun Grote Meren, waar ze voorlopig niet welkom zijn, want zij zijn maar kleine mensen, zonder dat ze erom gevraagd hadden, verwikkeld in een wespennest van grote belangen.

    Zo werd een banale vraag, was het moeilijk om Portugees te leren, het begin van het verhaal van een leven, het begin ook van een band en een vriendschap. Zuster Theophila bleef toveren met haar witte tanden in haar zwarte gezichtje dat bleef lachen, maar voor mij leken die witte tanden in dat zwarte gezichtje nu anders te lachen. Ze vertelden van een mensenleven, dat al zoveel gezien had, al zoveel doorstaan, en dat toch bleef geloven, en hopen, een mensje bovenal dat toch bleef liefhebben en goed zijn.

    We hebben gemiddagmaald dan, en verder gevraagd en verteld. En dan was het tijd om voort te gaan.

    Eerst haalde zuster Ana-Maria nog het gastenboek, en vroeg me om er iets in te schrijven. In welke taal, vroeg ik. Om het even, zei ze, Portugees, Frans, Engels, of Nederlands, dat maakt niet uit, het gaat niet om de taal, het gaat om de liefde, waarmee je schrijft, net zoals het middagmaal door haar ‘com muito carinho’, met veel liefde was klaargemaakt.

    Ik heb dan maar in het Portugees proberen danken. Padre Francisco en Omer zijn heel dankbaar voor de liefde, de gastvrijheid en de vriendschap, die ze van zuster Ana-Maria en Theophila mochten ontvangen. Zo hebben de zusters op een uitnemende wijze getoond dat zij ‘Zusters van de Verrijzenis’ zijn – och ja, dat ben ik nog vergeten zeggen, de naam van hun congregatie is in Brazilië veranderd. Ze worden hier niet langer Zusters van het Heilig Graf, maar Zusters van de Verrijzenis genoemd. Die naam hebben zij waargemaakt, en maken zij elke dag waar: zij brengen verrijzenis en geven nieuw leven aan mensen.

    Hun kleine kloosterke heet ‘Epifania’, ‘Openbaring’, God, die zich in Liefde laat zien aan zijn mensen. Dat hebben zij gedaan, dat doen zij elke dag: laten zien wie God is, ‘openbaring’ zijn.

    Dank daarvoor, zuster Theophila met de tovertanden in het zwart gezichtje, zuster Ana-Maria, zakelijk, praktisch, bezorgd, ‘com muito carinho’, en dank ook derde zuster, die niet thuis was. Dank omdat jullie Openbaring zijn van de Verrijzenis.







    23-01-2010 om 23:53 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    19-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Dona Zilda

    Zondagavond was er, zoals altijd, de avondmis in de hoofdkerk van Mundo Novo. Misschien waren er wat minder aanwezigen, het is hier nu volop zomervakantie en nogal wat mensen gaan dan op bezoek bij familie of vrienden, en in dit immense land kan dat wel ergens ver weg zijn in Brazilië. De kerk was hierdoor niet volledig volgelopen, maar de sfeer van de viering was zoals altijd, met ingetogen stiltes, veel zang en ritmisch handgeklap.

    Als gevolg van de aardbeving in Haïti ging de hoofdaandacht in de homilie van padre Francisco niet naar het evangelie van de bruiloft te Kana, maar wel naar de persoon van Dona Zilda Arns, de zus van Kardinaal Paulo Evaristo Arns, aartsbisschop-emeritus van São Paulo, de grootste stad van Brazilië met 18 tot 20 miljoen inwoners. Het aantal favelas of krottenwijken wordt er op 1500 geschat en in een groot aantal daarvan durft de politie niet binnen te gaan. De kardinaal, ondertussen 88 jaar oud, mag dan ook bij ons in sommige kringen een zekere bekendheid hebben, omdat hij, net als Dom Helder Câmara zaliger, een spilfiguur was in de bevrijdingstheologie, zijn zus is in België en Nederland zo goed als onbekend. In Brazilië is dat anders, omdat Dona Zilda, zoals zij hier genoemd wordt een zeer grote dame was, nationaal maar ook internationaal. Zo werd zij meermaals genomineerd als kandidate voor de Nobelprijs voor de Vrede, maar heeft die nooit ontvangen. Nogal wat mensen schrijven die afwijzing van de Nobelprijs toe aan het feit dat haar levenswerk, tot op vandaag, blijk geeft van een diep christelijke bewogenheid. Dona Zilda is één van de duizenden slachtoffers van de aardbeving. Haar lichaam werd daags na de ramp gerepatriëerd, daaarna massaal begroet door talloze mensen, en vorige zondag op plechtige én emotionele wijze begraven, in aanwezigheid van vele groten zoals de president zelf, maar vooral in grote dankbaarheid van vele kleinen.

    Zilda Arns Neumann werd in 1934 geboren en overleed dus op 12 januari in Port-au-Prince. Zij was kinderarts, maar weigerde een rijke carrière uit te bouwen. Haar leven is gekenmerkt door een uitzonderlijke bewogenheid en inzet voor de talloze armen in dit land. Haar invloed en gezag reiken zelfs tot ver buiten Brazilië. Zo stichtte zij achtereenvolgens de ‘Pastoraal voor Kinderen’ (Pastoral da Criança) en de ‘Pastoraal voor Bejaarden’ (Pastoral da Pessoa Idosa), die als sociale organisaties deel uitmaken van de Nationale Bisschoppenconferentie van Brazilië. Vooral als stichteres van de ‘Pastoral da Criança’, een begrip in heel Brazilië, kan haar levenswerk moeilijk overschat worden.

    Zilda was het 13de kind in een gezin van Duitse oorsprong, dat naar Santa Catarina in het Zuiden van Brazilië was uitgeweken. Na haar studies ging zij zich toeleggen op de openbare gezondheidszorg, met vooral aandacht voor de ondervoeding en de kindersterfte in arme gezinnen, en ook voor het geweld in en rond het gezin. Al vlug zag ze in dat de opvoeding het beste middel was om het grootste deel van de kinderziekten preventief te weren en terzelfdertijd de marginalisering van deze kinderen te omzeilen. Zo ontwierp zij een heel eigen methode om de kennis en de solidariteit van arme gezinnen te ‘vermenigvuldigen’ en te ‘delen’, zoals – naar haar eigen zeggen – ook Jezus gedaan had bij het wonder van de broden en de vissen, toen hij vijfduizend mensen te eten gaf.

    Op grond van haar ervaring als kinderarts kreeg zij in 1980, vanwege het ‘Ministerie van Volksgezondheid’ de leiding over de strijd tegen een epidemie van polio. In 1983 vroeg de Nationale Bisschoppenconferentie haar om de ‘Pastoral da Criança’ op te starten, samen met onder meer de huidige Primaat van Brazilië, Dom Geraldo Majella, kardinaal-aartsbisschop van Salvador. De voorbije 25 jaar brachten meer dan 250.000 vrijwilligers basiskennis over gezondheid, voeding, opvoeding en solidariteit in de armste gemeenschappen. Zo brachten deze vrijwilligers een radicale ommekeer in de richting van zelfredzaamheid.

    Om deze zelfredzaamheid te bereiken moesten kennis en solidariteit dus ‘vermenigvuldigd’ en ‘gedeeld’ worden, net als de vijf broden en de twee visjes. Heel kort samengevat baseerde zij het werk van ‘haar vrijwilligers’ op drie pijlers, die elk minstens eens per maand aan bod moesten komen:

    • - huisbezoeken aan de armste gezinnen
    • - een dag voor de ‘Viering van het Leven’
    • - bezinning en evaluatie van de werking

    In 2004 – zij was toen reeds 70 – kreeg zij van de Bisschoppenconferentie nog een nieuwe opdracht: een gelijkaardige werking uitbouwen voor arme bejaarden: ‘Pastoral da Pessoa Idosa’. Nu, zes jaar later is deze bejaardenpastoraal reeds werkzaam in 141 bisdommen, verspreid over 25 staten van Brazilië. Meer dan 100.000 bejaarden worden reeds bezocht en begeleid door meer dan 12.000 vrijwilligers.

    Tot op de dag van haar overlijden bleef zij haar tijd, inzet en toewijding spreiden over diverse bezigheden. Naast haar levenswerk voor arme kinderen en bejaarden, vertegenwoordigde zij de Bisschoppenconferentie in de ‘Nationale Gezondheidsraad’ en in de ‘Nationale Raad voor Economische en Sociale Ontwikkeling’.

    Zelf omschreef ze haar gedrevenheid ooit in deze woorden: ‘Zoals de vogels voor hun jongskes zorgen door een nest te bouwen in de kruin van de bomen of hoog in de bergen, ver van alle roofdieren, bedreigingen en gevaren, en tegelijkertijd dichter bij God – zo moeten ook wij voor onze kinderen zorgen als voor een heilig goed, dat ons geschonken is en toevertrouwd, en moeten wij hun meest fundamentele rechten bevorderen en veilig stellen.’

    Toen het overlijden van Dona Zilda bekend raakte, volgden de reacties in een snel tempo. We geven enkele treffende getuigenissen:

    Aécio Neves, gouverneur van Minas Gerais (de staat waar Dona Zilda woonde):

    ‘In de ramp die Haïti trof verliezen alle Brazilianen hun grootste voorbeeld van menselijke bewogenheid. En Minas verliest zijn meest geliefde erfdeel. De voorbeelden, die Dona Zilda ons naliet, zijn niet te tellen, op het vlak van solidariteit, gedeelde verantwoordelijkheid en liefde voor ons Brazilië. Daarom zullen zij zelf, en het voorbeeld dat zij ons voorleefde, ons voor altijd bijblijven.’

    Fernando Henrique Cardoso, voormalig president van Brazilië:

    ‘Wij zijn veel verschuldigd aan Dr. Zilda Arns. Zij was het, die ons toonde hoe het mogelijk is om met de vrijwillige hulp van zeer velen, onze enorme sociale problemen aan te pakken en het lijden van de armsten te verlichten. We konden de kindersterfte doen dalen, niet enkel door maatregelen van de regering, maar vooral door de toewijding van Dona Zilda en de ‘Pastoral da Criança’

    Dom Geraldo Majella, kardinaal-aartsbisschop van Salvador en primaat van Brazilië:

    ‘De manier waarop zij stierf moeten we plaatsen in het geheel van een leven, gewijd aan de naaste arme. We mogen niet zeggen dat zij gevraagd heeft om zo te sterven, maar nu zij op deze wijze opgenomen is in Gods hand, heeft zij deze dood ongetwijfeld bewust aanvaard. Zij overleed op haar ‘veld van eer’. Haar sterven is een getuigenis van haar hele leven.’

    Dom Paulo Evaristo, kardinaal Arns, emeritus aartsbisschop van São Paulo:

    ‘Mijn lieve zus Zilda had een prachtig leven en stierf te midden van de meest behoeftigen der aarde. Het is een overlijden, dat ons verbijstert, maar het is een uitzonderlijk mooi overlijden, want zij stierf tijdens de uitoefening van een werk, waaraan zij haar hele leven gewijd had. Haar dood ontroert mij ten zeerste, maar het is een troost te weten dat zij stierf, terwijl zij tot het uiterste het lijden deelde van dit goede volk van Haïti, dat nu zo rampzalig getroffen is door deze aardbeving. Moge onze God, in zijn barmhartigheid, al diegenen opnemen, die hier op aarde hun leven wijden aan een beter lot voor kinderen en noodlijdenden. Wij mogen in dit uur de hoop niet laten varen.’

    (Deze beschouwing over het leven van Dona Zilda is gebaseerd op verschillende bronnen in de Braziliaanse pers van de voorbije week.)

    ---

    Dank aan alle mensen, die reeds zo liefdevol reageerden op mijn reiservaringen.

    Vandaag vertrekken Frans (padre Francisco) en ik voor een uitstap van vier dagen naar de Chapada Diamantina. Dat is één van de vijf toeristische hoogtepunten, die bezocht worden tijdens een traditioneel bezoek aan Brazilië, ‘Brasil 5’. De andere plaatsen die op de trip ‘Brasil 5’ aan bod komen, zijn: de watervallen van Foz de Iguaçu, Rio de Janeiro met zijn stranden, zijn merkwaardige berg ‘Pão de Açucar’ (Suikerbroodberg) en zijn Heilig Hartbeeld met gespreide armen, het natuurpark van de Pantanal en Manaüs, met paalwoningen en ‘optredens van Indianen voor de toeristen’.

    De Chapada Diamantina is een bergketen, ongeveer 200 kilometer van Mundo Novo, waar in het midden van de 19de eeuw gedurende enkele tientallen jaren diamanten gevonden werden. Een bezoek aan deze thans verlaten bergketen staat elk jaar op mijn programma. Het is een uniek natuurschoon met o.a. enkele opvallende tafelbergen. Maar door deze uitstap weet ik niet of dit blog de komende dagen zal bijgewerkt worden. Dit is afhankelijk van de beschikbaarheid van internet. In de meeste dorpen of steden heb je hier wel een ‘Lanhouse’, dat is een zaak waar je voor een bepaalde tijd een computer kan huren, voor games en internet. Maar het is natuurlijk ook een kwestie van tijd.







    19-01-2010 om 01:45 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    18-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Korte kennismaking met Mundo Novo

    Zowat 150 jaar geleden was er eens een jonge man, van goede komaf wat het bezit betreft, die zijn familie gedag zei, op zijn paard sprong, en de wijde wereld introk. Nee, dit is geen nieuwe versie van de parabel van de verloren zoon, al was het toen ook een beetje zo. Hier gaat het om het ontstaan van Mundo Novo.

    Eigenlijk weet ik niet met zekerheid of die jonge man nog wel zo heel jong en onbezonnen was, dat lijkt mij zelfs weinig waarschijnlijk. Maar dat andere, dat paard en die goede komaf, dat zal wel historisch juist zijn. Maar waarschijnlijk trok hij er niet alleen op uit, alweer een verschil met die mooie parabel. En hij trok ook niet op reis om in de kortste keren zijn geld te vertieren in ‘Lierke Plezierke’. Integendeel, er viel in die tijd nog heel wat te ontdekken in Brazilië. Vandaag kunnen wij ons dat moeilijk voorstellen, want je kan nu al een lapke grond op de maan kopen, maar in het midden van de 19de eeuw waren er nog heelder stukken Brazilië die van niemand waren en die dus dringend van iemand moesten worden.

    Tegenwoordig ga je, als je zulke plannen hebt, naar de notaris, maar die al dan niet zo jonge man had een beter idee, en dacht: ‘ik spring op mijn paard, en ik ga eens kijken hier of daar’. Zijn betovergrootvader had dat een paar eeuwen voordien ook gedaan, die had wel niet zijn paard gezadeld, maar had een boot gekocht en was met man en macht uit Portugal gekomen, om te kijken of er aan de andere kant van ‘t water nog iets te rapen viel. Zo gezegd, zo gedaan dus. Onze man reed een dagreis ver, sloeg zijn tent op, maakte een kampvuur, sliep eens lekker en reed toen verder, tot hij na enkele dagen al honderden kilometers ver van de kust en de Oceaan en Salvador was, volop in het binnenland. Op zekere dag vond hij een plaats die op het eerste gezicht nog van niemand was, en die vanaf nu dus van hem zou zijn.

    Op zichzelf was dat al een meevaller: wat van niemand was, was nu van iemand, en die iemand was hijzelf, je zou voor minder juichen. Maar er was nog veel meer! Omdat dat land voorheen van niemand was, was het nog ongerept, een parel puur natuur, met bos en berg en dal. Een lust voor het oog. Dat vond de man ook, en al was hij welopgevoed en had hij geleerd zijn emoties in te tomen en twee keer na te denken, het was allemaal zo mooi en het was allemaal van hem, dat werd hem toch te machtig en hij zong het uit: ‘Que mundo novo!’ Vrij vertaald, wat een pracht van een nieuwe wereld! En zo werd die parel puur natuur van toen het Mundo Novo van vandaag.

    Of dat allemaal historisch waar is, weet ik niet zeker, maar de mensen hier vertellen het zo. Zowat 150 jaar geleden is het stadje Mundo Novo ontstaan omdat het toevallig ontdekt of gevonden werd door een wat late ontdekkingsreiziger die op zoek ging naar wat er nog te vinden was. En daar lag dan plots een stukje ongeschonden schoonheid, zo aantrekkelijk en zo lief, een echte ‘Nieuwe Wereld’, een echte ‘Mundo Novo’.

    Nu is Mundo Novo een klein stadje op zowat 350 kilometer van Salvador, bijna lijnrecht het binnenland van Bahia in, op ongeveer 12 graden zuiderbreedte, dus nog volop in de tropen. Maar dit woord ‘tropen’ kan misleidend werken. Er is hier geen sprake meer van regenwoud of dagelijkse tropische regens in de vooravond. In de eerste 100 jaar van zijn bestaan is Mundo Novo grondig ontbost, en de parel puur natuur heeft jaar na jaar meer te lijden onder de dorheid en de droogte.

    Ook het woord ‘stadje’ kan ons misleiden. Mundo Novo heeft in zijn geheel een oppervlakte, die je kan vergelijken met een halve provincie in België. Het centrum, het eigenlijke stadje, telt zowat 10.000 inwoners. Daarnaast heb je nog een dertigtal wijken, van verschillende grootte, waar in totaal nog eens ongeveer 15.000 mensen wonen. Die verschillende kleine woonkernen liggen doorgaans vier, vijf kilometer van elkaar. Tussenin heb je soms braakliggende heuvels, die voor niets gebruikt worden. Je vindt ook weiden, meestal schraal begroeid, waar wat vee op graast, een soort koeien, de zeboes. En dan heb je nog de ‘roça’, dat is geen echte woonkern, maar kleine stukjes grond waar eenvoudige boerenmensen hun eigen klein stukje grond kunnen bebouwen. Deze mensen zijn verre van rijk, maar al bij al zijn zij dikwijls beter af dan vele anderen, omdat ze doorgaans op een eigen lapke grond voldoende kunnen telen om in eigen voeding te voorzien. De meesten kunnen zelfs meer verbouwen dan ze zelf nodig hebben en dus wekelijks de markt doen met groenten en fruit van eigen kweek.

    Op het grondgebied van Mundo Novo vind je dan nog een tiental grote ‘fazendas’, dat zijn zeer grote boerderijen, waarvan de eigenaars veelal in Salvador wonen. Daar oefenen zij dan hun ‘hoofdberoep’ uit. Zij zijn de weinige hooggeschoolden met een universitair diploma, dokter, ingenieur of iets gelijkaardigs. Naast dat hoofdberoep hebben zij dan een bijzonder lucratieve bijverdienste aan hun fazenda. Eigenlijk is het woord zelf best leuk: fazenda is afgeleid van het Portugese woord voor ‘doen’, en met een beetje zin voor ironie zou je ‘fazenda’ dus kunnen vertalen door ‘doeningske’, zoals ze in West-Vlaanderen destijds een klein boerderijtje noemden. Maar hier zijn de ‘doeningskes’ toch wel flink uit de kluiten gewassen. Enkele jaren geleden kon ik zo een fazenda bezoeken, niet eens de grootste van Mundo Novo. De eigenaar, een ingenieur in Salvador, liet ons zijn eigendom zien. Het ging om meer dan 150 paarden, en ruim 1000 (duizend) stuks rundvee. Het was overigens niet zijn enige boerderij: in totaal bezat hij 4 fazendas op diverse plaatsen in Bahia. Elke fazenda heeft dan zijn eigen beheerder, die in een behoorlijk huis woont, zij het minder luxueus dan de woning waar de eigenaar af en toe even op bezoek komt. De meeste arbeiders wonen in een klein huisje, eerder armtierig doorgaans, op grond van de fazenda. Meestal is er ook een eigen schooltje, met één klasje waarin de kinderen van verschillende leeftijd, samen wat onderwijs krijgen.

    Toerisme is er niet echt in Mundo Novo, maar je zou van twee toeristische attracties kunnen spreken: enerzijds het mooie dorpsplein, en anderzijds de hoogste heuvel met de kapel van Sint-Judas Tadeüs. Op het dorpsplein vind je, vanzelfsprekend, de hoofdkerk, een hooggelegen imposant gebouw, dat je bij manier van spreken ‘de kathedraal van Mundo Novo’ zou kunnen noemen, omdat het bouwwerk zo indrukwekkend is. Heel het stadje is bijzonder heuvelachtig, eigenlijk vind je nergens een stuk dat echt vlak is. De straten zijn meestal erg steil, ook om naar de kerk te komen. Als je dan aan de voet van de kerk komt, blijven er nog 29 trappen te doen.

    En elke zondagavond om halfacht loopt deze ‘kathedraal’ vol met enthousiaste mensen van alle leeftijden, die biddend, zingend en handenklappend hun geloof vieren. Vol vreugde.







    18-01-2010 om 01:04 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    17-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Open armen

    We schrijven zaterdag, de wekelijkse marktdag in Mundo Novo. Er is een overdekte plaats, maar die is veel te klein voor alle kraampjes. Aan alle kanten zie je vele standjes, waar ook van alles verkocht wordt. Het is een hele belevenis om daar een tijdje rond te lopen, en vooral goed rond te kijken, ook aan alle kanten. Zeker de eerste zaterdag wil ik dat niet missen.

    De eerste kramers beginnen rond 3 uur ‘s morgens. Dat zijn de winkeliers, die op zaterdag de markt doen. Een stootkar wordt volgestouwd en voortgeduwd en dan wordt het kraampje opgesteld. Een uurtje later komen de eerste mensen van buiten het centrum, de roça, zeggen ze hier. Dat zijn bescheiden boerenmensen met een voorschoot grond waarop ze groenten en fruit winnen. Elke zaterdag komen zij hier hun ‘vruchten der aarde’ slijten.

    Nog een uurtje later verschijnen ook de eerste kopers. Die willen absoluut de meest verse tomaten, uien, maniok, look of zoete bataten veroveren. En vanaf zeven uur is het de grote drukte. Het is een evenement, dat je niet mag missen, dat gewriemel, dat aan een mierennest doet denken. Je ziet er ook veel bekenden en, om de haverklap, ben je aan ‘t praten, met iemand, die je nooit eerder ontmoet had. Opvallend veel kinderen lopen er rond, van ‘s morgens vroeg al. Sommigen zijn meegekomen met hun ouders, anderen weten dat het ‘s zaterdags daar te doen is.

    Ik loop en kijk al een hele tijd rond, als ik plots een hand op mijn schouder voel. Het is Noedi, de moeder van Laiane, het meisje dat kort voor Kerstmis in vreemde, verdachte omstandigheden verdronken is. Haar dood had me toen danig beroerd, zoals je op datum van 22 december van vorig jaar kan lezen. De vorige jaren had ik via Laiane ook haar moeder leren kennen. We geven elkaar een warme abraço, de typisch Bahiaanse omhelzing om vrienden te begroeten.

    Het weerzien raakt ons beiden, ik voel weer de pijn van de dag toen ik het berichtje van Laiane’s dood ontving. Eergisteren hadden we nog getracht om Noedi te bezoeken. Ik voelde mij toen helemaal niet op mijn gemak: wat ga je zeggen aan een moeder die op die manier een dochtertje verloren heeft. Maar ze was alweer verhuisd en we hadden haar dus niet gevonden. Nu stonden we daar plots bij elkaar en er was geen tijd om even bij jezelf te overleggen: wat ga ik nu zeggen, hoe ga ik proberen toch wat te troosten?

    Noedi zag er opvallend goed uit, op het eerste gezicht. De vorige jaren maakte zij telkens een slonzige, onverzorgde indruk, verweerd, vuil, suf, te veel geleden en te veel gedronken en allicht ook al een paar dagen niet gewassen. Nu was het anders, haar voorkomen was opvallend proper. Vanzelf praten we over Laiane. Ja, ze was nog triestig, en ja, soms kon ze nog niet eten van verdriet. Maar tranen waren er niet meer, ze zei wel dat ze veel geweend had toen, maar zeker ben ik daar niet van. Noedi behoort tot die groep van mensen, die in hun armoe en miserie al zoveel meegemaakt hebben, dat er geen tranen meer over zijn. Ze is amper 42, maar je kan op haar gezicht geen leeftijd zetten. Je weet het alleen maar, omdat ze het zelf zegt. Je leest ook geen emotie op haar gezicht, ook daarvoor is er in die 42 jaar al veel te veel gebeurd en was er al veel te veel te dragen en te vergeten.

    Het doet pijn haar zo te zien. Het doet nog meer pijn om te horen wat ze vertelt. Ja, Laiane was naar Feira gebracht voor een onderzoek, ‘autopsie’, dat past niet in haar mond. Ze hadden alleen gevonden, wat je ook zo kon zien: een grote hoofdwonde, een oorzaak hadden ze niet verteld. Er moest al een tijdje een zware ruzie geweest zijn tussen enkele meisjes van dertien, veertien jaar: vechten, schelden, slaan. Ze moeten haar zeker mishandeld hebben, en dan hebben ze haar in het water gegooid. Was de hoofdwonde van de slagen, die ze gekregen had? Is ze met haar hoofd op een stuk rots terechtgekomen? Het is nooit gezegd, het zal ook nooit geweten zijn. Waarom trouwens? Laiane is nu toch dood en Laiane is Michael Jackson niet. Laiane is maar één van die miseriemensjes zonder naam.

    ‘s Middags hebben ze haar naar huis gebracht, een krot in Santa Cruz, de armste hoek van Mundo Novo, waar alleen miserie welig tiert. Ze hadden ook een kist gebracht, geen nieuwe, bij een begrafenis ‘van den arme’ gaat de kist niet mee de grond in. Hier kan bespaard worden en de kist kan weer gebruikt, nog vele keren. Laiane werd erin gelegd, het huisje liep vol, ze wilden vertrekken, alles was nu toch in orde. Noedi ging in het deurgat staan. Laiane blijft hier binnen tot de padre komt, want de padre is de vriend van Laiane en de padre moet eerst bidden. De padre kwam en bad, en had het zelf moeilijk. En dan vertrok de stoet, richting kerkhof: ‘mansão de saudade’, staat er boven de metalen poort, ‘de rustplaats vol van heimwee’. Het lichaampje werd uit de kist genomen, en neergelegd, en toegedekt. Een kruisje staat er nog niet, dat komt wel, als de gemeente tijd heeft. Nu is er alleen een plaatje, met een tekst en letterkes L-A-I-A-N-E.

    Laiane is dood en Laiane is Michael Jackson niet. Laiane is maar één van die armoekindjes zonder naam. Zoals het in de Westhoek staat, op zoveel oorlogsgraven: ‘Unknown’ - ‘Known unto God’. Laiane, miseriemeisje, kindje zonder naam, met een naam, die met veel liefde voor altijd geschreven staat in de palm van Gods hand. En door Hem ontvangen met open armen.

    Open armen, die er hier voor jou niet waren.







    17-01-2010 om 00:41 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (3)
    16-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Rechte wegen, kromme wegen

    Gisteren was de dag redelijk gevarieerd, een beetje van alles en nog wat. Zo kwam er, in de loop van de namiddag, ‘uiteindelijk’ een soort klop van de hamer. Absoluut niet erg, alleen maar een soort vermoeidheid, die even toesloeg, en die eens duidelijk liet weten dat we geen twintig jaar meer zijn, en dat je op tijd en stond de nodige ‘rust’ moet inlassen, en een beetje minder willen altijd ‘druk doende’ zijn.

    Maar tussendoor was er natuurlijk veel gelegenheid om te praten en te luisteren naar verhalen van mensen. Zo is er een verhaal dat me heel erg getroffen heeft en dat ik in deze woorden wil samenvatten: ‘Rechte wegen, kromme wegen’. Dat moet een gevolg zijn van het feit dat de Advent nog nazindert, ook al is Kerstmis nu ook al enkele weken voorbij.

    In de Advent lazen wij inderdaad over Johannes de Doper. We weten nog dat deze vreemde man, die rondliep in kameelhaar en sprinkhanen at, met wilde honing, er geen doekjes om wond, om de komst van een Redder aan te kondigen. ‘Een stem roept in de woestijn:Bereid de weg van de Heer,elk dal moet opgevuld worden, elke berg en heuvel geslecht;kronkelpaden moeten recht en ruwe wegen effen worden.

    En alle mensen zullen de redding zien die van God komt.‘

    Gisteren hoorde ik een wel zeer ‘straf’ voorbeeld van kronkelpaden wegen. Johannes de Doper is nog lang niet ouderwets, en de redding, die van God komt, is nog volop onderweg, langs kromme wegen die nog rechtgetrokken moeten worden.

    Vele, vele jaren al, ook reeds in België is padre Francisco, mijn vriend Frans dus, begaan met het lot en de levensomstandigheden van gehandicapte medemensen. Een voorbeeld daarvan is dat hij, een paar jaar geleden, een inventaris opmaakte van de inwoners van Mundo Novo die gehandicapt zijn. De ‘volkstelling’ duurde behoorlijk lang, omdat er zoveel te tellen was. Het resultaat was inderdaad ontstellend: zowat 15 % van de mensen vertoonde een of andere vorm van handicap, mentaal of fysisch, in lichtere of in ergere graad. Naast genetische en andere oorzaken, bleek er in ongeveer de helft van de gevallen ook een duidelijk verband met de situatie van armoede, die dan zelf weer verband houdt met de structurele ongerechtigheid in onze wereld.

    Een inventaris maken is één zaak, er iets mee doen is nog iets anders. En er werd iets mee gedaan! Nu is de wetgeving op dit domein in Brazilië behoorlijk goed. Blijft maar één probleem: deze goede wetgeving wordt zo goed als niet toegepast of uitgevoerd. Het goede bestaat erin dat een gehandicapte persoon, vanwege de Sociale Zekerheid, recht heeft op een toelage, die gelijk is aan het minimumloon, thans 440 reais of ongeveer170 euro in de maand. Deze toelage wordt vanzelfsprekend niet automatisch uitgekeerd, maar moet aangevraagd worden en een medisch adviseur moet oordelen of de persoon, die een aanvraag indient, inderdaad in aanmerking komt. Een eerste moeilijkheid is reeds hierin gelegen dat de meeste armen niet eens weten dat zij een toelage, en dus een inkomen, kunnen verkrijgen. Volgende moeilijkheid is dat velen van deze mensen niet eens kunnen lezen of schrijven, en dus niet in staat zijn om de ‘stadhuistaal’ van het formulier te lezen, te verstaan en te beantwoorden.

    Als zij dan toch een aanvraag kunnen indienen, omdat iemand hen geholpen heeft, is de zaak niet opgelost, ook niet wanneer de handicap zo aanwijsbaar is, dat zelfs een blinde de handicap zou zien, om het redelijk luguber te zeggen. De feiten tonen dat de uitspraak van deze adviseur met vrijwel volkomen zekerheid voorspelbaar is: er is hier geen sprake van handicap, en er kan dus ook geen toelage toegekend worden. Volgt dus een nieuwe stap: beroep kan aangetekend worden binnen de 14 dagen, en dan wordt het spreekwoord nog maar eens bewaarheid dat de geschiedenis zich herhaalt: weer zal de uitspraak van de medische adviseur negatief uitvallen.

    Beroep bij de Sociale Zekerheid is dan niet meer mogelijk. Alleen een rechtsgeding kan nog een oplossing brengen. Waar het pad tot hier al moeilijk recht genoemd kan worden, wordt de weg pas krom in dit stadium van de procedure. Om ook maar enige kans te maken in de rechtszaak moet een advocaat ingeschakeld worden. Normaal dat die een ereloon vraagt en ontvangt. Minder normaal is evenwel de wijze waarop dit ereloon bepaald wordt. Sommige advocaten, vooral in de kleinere stadjes, werken volgens het principe ‘meio-meio’, wat in ‘goed Nederlands’ zoveel betekent als ‘fifty-fifty’: gedurende twee jaar zal de gehandicapte, na de gewonnen rechtszaak, aan zijn ‘goede raadsman’ de helft van de toelage betalen. Dit wil zeggen: 24 maanden lang zal de gehandicapte 220 reais of de helft van zijn inkomen betalen.

    De volkswijsheid weet het al heel lang: ‘Goede raad is duur’. Alleen hebben we allicht nooit de letterlijke draagwijdte van deze wijsheid begrepen. Evenmin als we begrepen dat nog zoveel kromme wegen rechtgetrokken moeten worden, en dat de redding die van God komt nog altijd onderweg is, ook al is Jezus al zo lang geboren, zoals we onlangs nog zo ontroerd en lieflijk gevierd hebben, net als de herderkes tot tranen bewogen.

    Dat laatste overigens zeer terecht: ze waren tot tranen bewogen, want het is om bij te wenen!

    16-01-2010 om 01:01 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    15-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Gisteren was het een dag van redelijk veel rusten natuurlijk. Zelfs na een goede nachtrust was het niet echt de meest actieve dqg. Bovendien was de temperatuur weer meer dan goed, gedurende het grootste deel van de dag ruim 35 graden. Niet dat we daarover gaan klagen, maar als je dat echt eens aan den lijve ondervindt, versta je beter dat het voor de gewone mensen hier toch niet echt een lachertje is, om bij zulke hitte zware handenarbeid te verrichten. Zeker niet als je weet dat voor velen van hen de voeding toch ook niet echt overdadig kan genoemd worden. Het is dus nogal misplaatst om te gaan denken of zeggen dat ‘het allemaal luiaards zijn’. Voor velen van de gewone mensen is het dagelijkse leven in deze omstandigheden een hele opgave,

    Voor mij is dat anders natuurlijk. Na de reis een rustdag ingebouwd, maar over rusten valt niet zo veel te vertellen. Daarom ben ik maar eens in mijn archief van verslagen van vroegere reizen gedoken, en ik werd opnieuw getroffen door één van mijn allereerste ervaringen in Brazilië, nu al jaren geleden, een pastoral bezoek aan de grootste gevangenis van Brazilië, dat is Lemos Brito in Salvador. Hier volgt de impressie.

    ‘Na een hazenslaapje, staan we rond 7 uur op. Ontbijt om duimen en vingers af te likken, letterlijk en figuurlijk: verse ananas en meloen. Om 8 uur komt Filip Cromheecke, pastoor en gevangenis-aalmoezenier, 4 leden van onze groep ophalen om de gevangenis van Lemos Brito te bezoeken. Duizenden mannen en vrouwen zijn er verdeeld over 5 units of gedeelten, elk gedeelte omvat 3 verdiepingen en is opgetrokken rond een groot stofferig plein, met daarop een voetbalplein zonder gras. Er lopen ook een twintigtal scharrelkippen rond. Elke unit telt dus honderden, of meer dan duizend gevangenen. Om 9 uur gaan alle celdeuren open, en tot 16.30 uur mogen de gevangenen wat rondlummelen, zich vervelen, wachten, voetballen of niets doen.

    Aan de toegangsweg naar de gevangenis wachten de andere leden van het pastorale team voor de gevangenis ons op. We beginnen het bezoek aan de gevangenis, nog buiten de muren, met een voorstelling aan elkaar, en een diep doorleefd gebed, dat door Filip wordt voorgelezen en van sobere commentaar voorzien. De toon is meteen gezet voor de ingesteldheid waarmee we dit bezoek aan deze meest uitgeslotenen zullen beleven. Dan gaan we door de poort de gevangenis binnen. Een lange gang, lichtjes stijgend, met een hele reeks schietgaten, overgebleven restanten van het vroegere fort, dat daar gevestigd was. Voor elk schietgat staan twee of drie gevangenen naar de wereld buiten, de echte buiten-wereld, te kijken, dromend van een leven dat ze kenden en dat ze hopen terug te vinden. De gezichten zijn stuk voor stuk taai, verweerd, getekend.

    Het is moeilijk om hen niet aan te kijken, te begluren, zou je kunnen zeggen. Elk gezicht vertolkt een mens, een hart, een droom, die teloorging, een leven, dat zij heel anders gedroomd hadden, en dat nu traagzaam voorttrekt binnen deze doodse, weeë muren. Hen aanspreken lukt nog niet, het blijft bij elkaar aankijken: twee wezens uit twee verschillende werelden, die heel even elkanders pad kruisen. Bij elke blik denk ik vanzelf aan een kleine poster thuis: ‘Het verhaal van een mensenleven’, met daarbij de foto van een gelukkige, oude man. Dit zijn geen gelukkige mannen, en ze zijn ook niet oud, al zien zij er meestal wel oud uit, door de sporen, die de vroegere jaren hebben nagelaten. En ook die andere poster speelt door mijn hoofd: ‘Gooi niemand zijn fouten achterna, mensen hebben al genoeg te dragen.’ Inderdaad, deze mensen hebben al genoeg te dragen.

    Met een zuster uit Nieuw-Zeeland, Helen, en padre Filip gaan we dan naar de kapel van de Pastoral Carcerária of gevangenispastoraal. ‘Kapel’ is een duur woord hier. Het gaat om een soort van zaal, die bestaat uit een drie- of viertal cellen waartussen de muren gesloopt zijn. Zowat 70 of 80 gevangenen vullen samen met het ons de geïmproviseerde kapel. Ze dragen allemaal een uiterst sobere plunje, een slobberbroek met daarboven al dan niet een openhangende vest of een T-shirt. De gelovigen van deze dag zijn in de meest letterlijke zin van het woord de ‘armen’, die door Jezus zalig geprezen worden. Diegenen ook waarvan Jezus zegt: ‘Ik zat in de gevangenis en gij zijt mij komen opzoeken.’ Filip spreekt hen zacht toe, in uiterst eenvoudige woorden, maar met een tederheid, die hen raakt, en tegelijk onverbloemd, zonder nietszeggende woordjes, die alleen maar mooi klinken, maar in hun leven geen betekenis meer zouden hebben. De sfeer is opnieuw uiterst ingetogen, als we samen bidden met deze sjofele mensen.

    Dan wordt er wat gezongen, en weer worden ervaringen gedeeld. Het is onze eerste kennismaking met de Braziliaanse kerkmuziek, niet meteen in de meest poëtische omgeving, die tot romantische bezinning uitnodigt. Het is ook onze eerste kennismaking met de Braziliaanse kerk in het Noord-oosten. De omgeving is wel wereldvreemd, maar niet in de betekenis van ‘vlucht uit de realiteit’, wel in de betekenis van: ‘deze, hun wereld is zó anders, zó vreemd voor ons. Zij zijn hier thuis, gewoon, op hun gemak, wij voelen ons betrapt op een plaats waar wij geen plaats hebben. Het evangelie van de volgende zondag wordt voorgelezen. De gevangenen geven commentaar, vaak diepzinnig, maar in een uiterst povere taal, vanuit hun leefwereld, van vóór en van in de gevangenis. Ook zuster Helen en padre Filip spreken eenvoudige, verstaanbare woorden, die hun toepassing hebben in hun vreemde leven binnen die muren. Ik kan het ook niet laten om een drietal keer in het Portugees een korte bedenking van ongeveer 1 tot 2 minuten te geven: ondanks het vaste voornemen om nooit in het Portugees te preken, zijn hier al op de eerste dag mijn eerste, totaal onvoorbereide preken in die taal; wellicht zullen het niet de laatste zijn. Je wordt zo opgenomen in een geheel dat je niet kent en dat je overkomt, dat je vanzelf gaat spreken en delen. Als besluit bidden we samen een Onze Vader en een Wees gegroet, rustig, gemeend.

    Daarna blijven we nog een half uurtje, of was het langer, praten bij de gevangenen, vanop het balkon met balustrade, dat uitkijkt op het binnenplein. Na die gebedsstonde van ruim een uur is de stilte gebroken. Het gaat nu vanzelf om met hen te praten, al blijft het moeilijk om hun taal te verstaan, en al is het ook niet gemakkelijk om zelf zinnen te brouwen. Maar aan beide zijden van de barrière, hun wereld en mijn wereld, is de goede wil en het verlangen om elkaar te leren kennen zo groot, dat het taalverschil geen echte moeilijkheid vormt. Je spreekt en luistert, je verstaat en maakt je verstaanbaar met hart en oog en handen. Enkele gevangenen komen de werkstukjes tonen, die ze in hun vele lege uren in elkaar geknutseld hebben. Eenvoudige werkjes, om de tijd rond te krijgen en eventueel een centje te verdienen, als ze het kunnen verkopen. Als we weggaan is het afscheid ontroerend, een gevangene omhelst mij zowat een minuut, nadien vertelt Filip mij dat hij aids-patiënt is, het is even schrikken en bang zijn, en voor ik het weet kijk ik of ik nergens een of andere kleine wonde heb. Gelukkig niet, en de vreugde is groot dan, om zulk iemand omarmd te hebben.

    Dan gaan we eens kijken naar de crèche, waar de kinderen opgevangen worden, waarvan beide ouders in Lemos Brito gevangen zitten. Er zijn weinig kinderen aanwezig, maar zij zijn proper, worden goed en liefdevol beziggehouden en gadegeslagen. Net kinderen uit een gewone Europese crèche, alleen is de omgeving minder rijkelijk, en de speeltuigen veel minder talrijk. Maar de geest van liefde, die er hangt is allicht omgekeerd evenredig. Je voelt die liefde, waarmee deze kindjes omringd worden.

    Filip wil ons duidelijk meteen een grote cultuurschok bezorgen. Want daarna gaan we, om het contrast te zien, naar het meest luxueuze shoppingcenter van Salvador, waar ook een kapel is, maar wel even anders. De sfeer is er ook wereldvreemd, maar in een andere betekenis: een mooie kapel, die tot bezinning stemt, gevuld met sjieke mensen, die blijkbaar niet het minste benul hebben van het leven, dat de meerderheid van de mensen rondom hen leiden en lijden. Goede christenen allicht, maar dan in een andere dan evangelische betekenis. Filip draagt de mis op, een zestig tot tachtig mensen zingen, bidden, klappen ritmisch in de handen. En dan preekt hij weer eens, maar ik ben te moe om nog een woordeke in het Portugees te plaatsen, het is ondertussen rond 13.00 uur. De hele voormiddag is een onvergetelijke ervaring.

    Van de gevangenis zijn er natuurlijk geen foto's. Daarom in bijlage 3 foto's uit Salvador, met enerzijds de rijke, dure buildings, en anderzijds - met veel meer inwoners - de talrijke favela's of krottenwijken. Het wijn foto's van vorige woensdag, het jaartal moet dus eigenlijk 2010 en niet 2008 zijn!







    15-01-2010 om 00:19 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    14-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Aangekomen in Mundo Novo

    Telkenjare als ik de gelegenheid heb om bij mijn vrienden in Brazilië een maand door te brengen, maak ik gebruik vqn de diensten van de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP, Goede diensten trouwens, want de vorige jaren had ik nooit enige reden tot ontevredenheid. Maar in de loop van het voorbije jaar had TAP een onzalige beslissing genomen.

    Voorheen was het zo, dat ik ‘s morgens op een ontiegelijk vroeg uur moest opstaan om tijdig in Zaventem te zijn, want daar vertrok de eerste vlucht, tot Lissabon, al rond halfzeven, en eerst waren er de nodige controles van douane en metaaldetectie, Heel vroeg opstaan dus, maar reeds vroeg ook in Lissabon, en anderhalf uur later de lange vlucht naar Salvador, Bahia, Brazilië. Een vlucht van bijna 9 uren, maar door het tijdsverschil was het toen nog mogelijk om dezelfde dag met de auto of met de bus nog 350 km het binnenland in te rijden, tot Mundo Novo, waar ik logeer bij een vriend sinds vele jaren, Frans Verhelle, oftewel Padre Francisco, die daar ‘padre’ is maar die daarnaast ook een boeiende en vruchtbare pastoral beoefent met dove mensen, die veelal ook ‘stom’ zijn, omdat zij als gevolg van hun aangeboren doofheid nooit leerden spreken. Over deze werking zal ik de volgende dagen nog wel de gelegenheid krijgen om uitvoerig te kunnen berichten,

    Omdat we nog dezelfde dag naar Mundo Novo konden rijden, was het mogelijk om de hele reis in 1 dag ‘af te werken’. In totaal 11 uur vliegtuig en zowat zes uur auto of bus … maar dan was de hele reis tenminste in 1 dag achter de rug.

    Maar TAP had dus anders geoordeeld. De vluchturen waren ondersteboven gehaald. Leek op het eerste gezicht wel aangenaam, want gedaan dat opstaan en vertrekken in het holst van de nacht … maar er is een grote MAAR bij. Op een deftig uur thuis vertrekken naar Brussel betekent al dat je al vanaf Aalst periodisch in de dagelijkse file belandt, een genoegen dat heel wat mensen dagelijks mogen smaken, maar toch minder leuk is als je gewoon bent aan de rust van een polderdorp,

    Dat is evenwel het belangrijkste nog niet. De landing in Salvador is vele uren later dan voorheen, met als gevolg dat het te gevaarlijk is om dan diezelfde nacht nog met de auto die laatste 350 km te rijden: te veel overvallen ‘s nachts. Om dezelfde reden rijden er ‘s nachts trouwens ook geen bussen. Blijft alleen de oplossing: overnachten in een hotel, en de laatste uren zijn dan voor de volgende dag. Zo gedacht, zo gedaan, vrienden uit Salvador waren daar om mij op te wachten en dus naar een hotel: goed en comfortabel, maar derde verdieping en geen lift. Goed dat de vrienden o.a. twee stevige, jonge manspersonen waren, die de bagage nog naar boven konden zeulen. Mijzelf zou het gezien de voorbije uren moeilijker gelukt zijn.

    Een lekkere nachtrust, een stortbad en een goede maaltijd later, waren we klaar voor het vervolg van de reis. We dat is: Lene, lerares of professora van de dovenschool van Frans, en ikzelf. Naar de rodoviaria, of het busstation van Salvador, dus met de taxi. Bussen genoeg, die voorbij Mundo Novo kwamen, maar telkens slechts 1 plaats vrij, Eerst om 1 uur ‘s middags eindelijk een bus met nog twee vrije plaatsen. Dus vlug gereserveerd en dan nog bezigheid zoeken tot dat uur.

    Dan kwam het laatste stuk van de reis. Rond halfzeven ‘s avonds waren we in Mundo Novo waar Frans ons stond op te wachten, samen met Otávio en Enrique, dat zijn de kinderen van Lene. Vijf minuutjes later waren we thuis bij Frans, in zijn nieuwe woning, die later wel zal beschreven worden, want dat is de moeite waard: het is het oudste huis van heel het stadje. In het Portugees noemen ze dat een casarão, in het Nedelands zijn we geneigd om dan van een herenhuis te spreken. Maar dat is toch heel iets anders, denk maar niet aan een huis in de stijl van de woonst van Helmut Lotti of andere gegadigden aan de Cogels Osylei in Antwerpen of het miljoenenkwartier in Gent, Het is wel een zeer groot huis, zowat 150 jaar oud, denk ik, waar vele jaren lang een rechter, allicht nog een nazaat van de Portugezen van destijds gewoond heeft.

    Moe na twee dagen reizen en vele uren ‘zetelen’ in vliegtuig en bus! Maar blij om eindelijk ter plekke te zijn, en de eerste exotische vruchten te kunnen proeven, samen het eerste lange vertellement, waarop er ongetwijfeld nog vele zullen volgen.

    De groetjes voor vandaag, en als het lukt, een paar sfeerbeelden uit Mundo Novo.

    Bijlagen:
    BILD1791.JPG (218.3 KB)   
    BILD1827.JPG (262.9 KB)   

    14-01-2010 om 20:39 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (1)
    10-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sabedoria do Dia - Wijsheid van vandaag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Rir é o melhor cosmético para seu exterior

    e a melhor medicina para seu interior.

    (Phil Bosmans)

    Nederlandse vertaling

    Een glimlach is het beste schoonheidsproduct

    voor je gezicht,

    en tevens het beste geneesmiddel

    voor je hart.

    (Phil Bosmans)

    10-01-2010 om 16:46 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)
    09-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Batismo do Senhor - Doop van de Heer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Amanhã temos na Igreja a festa do Batismo do Senhor. Lemos no Evangelho de São Lucas, capítulo 3, os versículos 15 e 16, e 21 e 22.

    Evangelho: Lucas (Lc 3, 15-16.21-22)

    Tu és meu Filho amado; em ti ponho meu bem-querer

    Naquele tempo, o povo estava na expectativa e todos se perguntavam no seu íntimo se João não seria o Messias. Por isso, João declarou a todos: “Eu vos batizo com água, mas virá aquele que é mais forte do que eu. Eu não sou digno de desamarrar a correia de suas sandálias. Ele vos batizará no Espírito Santo e no fogo”.

    Quando todo o povo estava sendo batizado, Jesus também recebeu o batismo. E, enquanto rezava, o céu se abriu e o Espírito Santo desceu sobre Jesus em forma visível, como pomba. E do céu veio uma voz:

    “Tu és o meu Filho amado, em ti ponho o meu bem-querer”.

    Meditação

    A liturgia deste domingo, que encerra o Tempo do Natal, tem como cenário de fundo o projeto salvador de Deus. No batismo de Jesus nas margens do Jordão, revela-se o Filho amado de Deus, que veio ao mundo enviado pelo Pai, com a missão de salvar e libertar os homens. Cumprindo o projeto do Pai, Ele fez-Se um de nós, partilhou a nossa fragilidade e humanidade, libertou-nos do egoísmo e do pecado e empenhou-Se em promover-nos, para que pudéssemos chegar à vida em plenitude.

    Nederlandse vertaling

    Morgen, op het feest van het Doopsel van Christus, lezen we Lucas 3,15-16.21-22

    In die tijd toen het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord:

    ‘Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.’

    Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging, en dat de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde, en dat een stem uit de hemel sprak:

    ‘Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.’

    Overweging

    Morgen eindigt de Kersttijd. Het feest van het doopsel van Christus toont ons reeds het plan van God met de wereld en de mensen: een project van redding en bevrijding. Tijdens het doopsel van Jezus in de Jordaan wordt duidelijk dat Hij de welbeminde Zoon van God is. Hij werd door de Vader naar de wereld gezonden om ons ware vrijheid te schenken. Door de opdracht van de Vader te vervullen, wordt Jezus werkelijk één van ons, een mens zoals wij. Hij deelt onze zwakheid en menselijke kleinheid. Maar zo maakt Hij ons ook vrij van elke vorm van egoïsme en zonde. Hij nam onze schuld opdat wij als vrije, bevrijde mensen zouden kunnen leven. Hij wilde ons lot en lijden delen opdat wij leven zouden vinden, en wel leven in overvloed.

    09-01-2010 om 18:04 geschreven door Omer

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Dagboek/bedenkingen
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 22/05-28/05 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 27/12-02/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 26/12-01/01 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 28/11-04/12 -0001

    Blog als favoriet !

    Categorieën
  • Dagboek/bedenkingen (1617)


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!