Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    24-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.civilis

    Een gedicht van Charivarius 1870-1946

    Civilis

    Wien Neêrland's bloed door d'âren vloeit, van vreemde smetten,
    En andr' infecties vrij, en die gedwee 's lands wetten,
    Al zijn ze soms wat mal, gehoorzaamt; wiens borst
    (Zijn onbeklemde) gloeit voor Vaderland en Vorst,
    Die ere hem, die van de grote kamp de ziel is:
    Het hoofd der Batavieren, Claudius Civilis.
    Van afkomst Batavier - Romein naar burgerrecht,
    Zag hij met afschuw hoe de landzaat werd geknecht.
    Want daartoe was het al in Nero's tijd gekomen;
    Gestadig was de onderdrukking toegenomen,
    De bondschap was ontaard in bitt're slavernij ...
    Toen trad Civilis op. De redding was nabij.

    schrijver

     

    24-12-2015 om 22:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wanhoop

    Een gedicht van Jacob Israël de Haan 1881-1924

    Wanhoop

    Zeg niet: "mijn leven is mislukt."
    Neen: het Leven is ene mislukking van God.
    De hand, die heden bloemen plukt,
    Krampt morgen in zijn laatste lot.

    Kwatrijnen (1924)

    schrijver

    23-12-2015 om 21:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.canteclaar

    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    Canteclaar

    Gekamde koning Canteclaar,
    hoe geren zie 'k u komen daar,
    gestapt zo edeldrachtig
    als Alexander, Attila,
    of Karloman zijn wederga;
    heel keizerlijk almachtig!

    Gij kraait, terwijl ge uw vlerken slaat,
    en 't stemgeluid dat henengaat,
    uit uwe hals gedreven,
    herwekt het slapend mensendom,
    het boodschapt hem de dag weerom,
    de dag, het licht, en 't leven.

    Uw vonkelende oge, uw rode kam,
    een laaiend beeld van vier en vlam,
    uw zwakke steert, uw sporen,
    uwe om end om geglimde borst,
    uw strijdbaarheid, uw zegedorst,
    uw stem, zo schoon om horen...

    wie is er die dat al beschrijft,
    die, heel in woord en taal gelijfd,
    doet leven u en waken?
    Wie is er? Anders geen als gij,
    heer Canteclaar, die machtig zij
    uw evenbeeld te maken.

    Vaart wel dan: ik ontgeef 't mij, en
    'k wil weten dat ik verre ben
    bij u voortaan ten onderen;
    gij hebt, o haan, de prijs behaald,
    kraait koning nu, en zegepraalt,
    en laat mij zwijgend wonderen!

    22/03/1892

    De Tijdkrans (Wonnemaand)

    schrijver

    22-12-2015 om 23:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de afgod

    Een gedicht van Willem Bilderdijk 1756-1831

      

    De Afgod

    Een arme heiden boog gedurig voor zijn god,
    Een houten beeld, reeds oud en, mooglijk, half verrot,
    Maar door de verfkwast met wat kleuren overstreken.
    Daar lag hij diep bedroefd op ’t ijvrigst voor te smeken.
    Ach, zei hij, Huisgod, die mijn vader jaren lang,
    En ik bijzonder ere, en aan wiens knieën ik hang,
    Zie toch mijn armoe: ’k heb geen brood om bij te leven,
    Verschaf mij nooddruft, ach! gij immers kunt ze geven.
    Te werken heb ik niet, en ’t hongren valt zoo hard;
    Och wist ge eens bij gevoel, hoe jammerlijk het smart!
    Een halve daalder slechts zou me immers recht verrijken ,
    Daar had ik alles mee. — ô Laat me niet bezwijken.
    Zie hier een lege beurs, die leg ik voor u neer;
    En vul die, ’k ben hier na een half uur rustens weer.
    Denk, wat ik aan u deed om u mooi op te schikken,
    Dat ge in die boomgaard niet meer vooglen zou verschrikken,
    Maar hier een God zijn, die, bezat ik geld als zand,
    Bewierookt worden zou, zo goed als een in ’t land.
    Zo sprak hij, en vertrok vol eerbied in ’t verwachten,
    En keerde een poos daarna, vervrolijkt van gedachten;
    Hij at, verzekerd van een kleine handvol geld,
    En had het bakkerswijf daar weer op uitgesteld;
    Ja zelfs ook onderweg zich schoenen laten meten,
    En was zijn armoe in de zoete hoop vergeten.

    Nu kwam hij weer. — De beurs was plat, en niet een duit,
    Hij schudde wat hij kon, geen enkel’ viel daar uit.
    Nu was hij raadloos en wanhopig. In verwoedheid
    Grijpt hij de afgod aan: Erkent ge zo mijn goedheid,
    Gij, onbarmhartig beeld, dus zegt hij, lig daar neer!
    Nu krijgt gij nooit van mij de minste vriendschap meer.
    Indien gij nukken hebt, ik ook dan heb mijn nukken.
    Paf, zegt hij, smijt het om, en ’t valt in duizend stukken;
    Hij zelf, hij schrikt er van. — Maar ’t glinstert op de grond,
    Daar liggen patakons bij menigte in het rond!
    De holle buik van ’t beeld hield geld in zich besloten,
    En de oopning was voor ’t oog met lood weer toegegoten.
    Het beeld was redloos weg aan splinters; maar de schat
    Behield de arme man die ’t lelijk ding bezat.

    Mijn vriend, hebt ge ook niet wel een afgod waar ge aan offert;
    Hetzij dan ’t geel metaal dat ge in uw schatkist koffert;
    ’t Zij ’t ijdle pronkbeeld van geleerdheid zonder baat,
    Met stijve staatsamaar en strakgeplooid gelaat;
    ’t Zij eerzucht, roemdorst, of al soortgelijke grillen
    Waar we allen meestendeels ons leven aan verspillen;
    Of wat het zijn mag daar ge uw heil van wacht, wellicht
    Voor slooft en arbeidt als een eerste en duurste plicht?
    Och, ieder heeft doorgaans zo’n popje dat hij huldigt,
    Als waar hij ’t boven God zijn ganse ziel verschuldigd.
    Ga in u zelf, doorzoek uw boezem en gedrag,
    En zalig, die er zich geheel van zuivren mag!
    Weet zeker, dat het u nooit zegen toe zal voegen,
    Laat af, van voor dat ding in ’t oud gareel te zwoegen,
    Maar grijp het moedig aan,  en brijzel ’t gans tot gruis,
    Zo komt u van omhoog de ware zegen thuis.

    Naklank (1832)

    schrijver

    20-12-2015 om 17:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.huisvrouw

    Een kort gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    De beste huisvrouw

    De beste huisvrouw, die bestaat,
    Is zeker - waar op markt en straat
    Geen mens van weet, geen mens van praat.

    schrijver

    19-12-2015 om 23:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    18-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Jan Campert 1902-1943

    Dat ik van binnen brand, ik ben de eerste niet

    Non sum qualis eram bonae sub regno Cynarae

    Horatius

    I

    Dat ik van binnen brand, ik ben de eerste niet;
    dat mij dit vuur verslindt, de laatste zal 'k niet zijn;
    dat mij de slaap niet vindt voordat door het gordijn
    de grauwe ochtend sluipt - 't is duizendmaal geschied.

    Dat ik tot andren ga, dat alles is om niet;
    dat ik vergeten zoek bij dans en lach en wijn,
    het stilt mijn onrust niet zo foltrend is de pijn,
    die haar afwezigheid eens in mij achterliet.

    Nu zij mij dagelijks en nachtlang vergezelt,
    de schelp van hare hand mijn kloppend voorhoofd koelt,
    heb ik eensklaps en onverbiddelijk gevoeld,
    dat zij mij nimmer, nimmer nader werd gesteld
    als in de uren, die 'k hardnekkig heb geteld,
    als met de martelgang, waarvan dit vers vertelt.

    Sonnetten voor Cynara  (1942)

    schrijver

     

    18-12-2015 om 21:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840

      

    ISRAËLITISCHE LOVERHUT.

    Wie smalend tot Uw Hutje kwam -
    Niet ik, gij Kind van Abraham!
    Ik schenk, uit een oprecht gemoed,
    De drempel mijner vredegroet!

    Gij viert uw Feest, en zit getroost,
    Te midden van uw talrijk kroost,
    In schaduw van uw lovertent,
    Als Mozes u heeft ingeprent.
    Judea's wijnstok groent hier niet;
    Olijf, noch vijg teelt ons gebied;
    Gij gaardet hier, in rauwer lucht,
    Min weeldrig blad, min zoete vrucht;
    En toch, gij zit, uw lot getroost,
    Te midden van uw talrijk kroost;
    Uw Feesthut staat bij ons geplant,
    Als eens in 't Palestijnse Land.

    Drieduizend malen kwam de zon
    Terug, waar zij uw jaar begon,
    En nog bouwt gij uw lovertent,
    Als Mozes u heeft ingeprent.

    Jeruzalem ligt diep verneerd;
    Des Tempels grondslag omgekeerd;
    Verduisterd blijft die gloriedag,
    Toen Isrel beider grootheid zag;
    Maar eeuwig jong herrijst uw TENT,
    Bij aller volken tal gekend'
    Zo vaak de schaal, aan 's hemels boog,
    Der dagen maat weer effen woog.

    WIJ - tasten rond, in 't ongewiss';
    Op ONZE wieg ligt duisternis;
    De stond, dat ons Gods wil hier bracht,
    Bleef ongevierd; werd niet gedacht!

    Maar U heugt, dertig eeuwen door,
    Dat u Jehova uitverkoor;
    Dat, als 't geweld u vluchten deed,
    Een reddend spoor het diep doorsneed;
    Dat, zonder huisdak, levenslang,
    Uw schaar zwierf, op haar kronkelgang;
    Waar Vuur- en Rook-zuil voor haar toog,
    En 't Man haar spijsde van omhoog.
    GIJ viert het, tot op deze tijd,
    Dat zo Gods arm u heeft bevrijd.

    Dies breng ik, met oprecht gemoed,
    Uw Hutje mijne vredegroet.
    Wie smalend tot de drempel kwam;
    Niet ik, gij Kind van Abraham!

    schrijver

    14-12-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wieg

    Een gedicht van Johan Michiel  Dautzenburg 1808-1869

     

    Moeder bij der wiege.

    ‘Ons zijvertrek is alree door de zonne verguld,
    Hier zijn we nog zacht in schemer en schaduw gehuld,
    Mijn zoontje rust in zijner wiege zo stil,
    Dat ik het lieveke liefst nog niet wekken wil.

    Vandaag is mijn dromerke jarig. Een keurig tooitje
    Omgeve en siere mooi zijn schommelend kooitje.
    Bij zijne ontwaken zal met de geurende rozen
    Om 't zeerst en best zijn rond gezichtje blozen.

    Rijst straks zijn blik verwonderd naar omhoog,
    Dan zoekt me schielijk alom zijn vorsend oog;
    O, kon ik met aaien en kussen hem doen verstaan,
    Dat heden zijn tweede jaar is aangegaan!’

    De handige moeder hangt om de wiegenhemel
    Van kransen en kronen een krinkelbont gewemel
    En wacht, dat het wichtje van zelve stil ontwake,
    En blijde bij de glans der bloemen blake.

    En schoner schikt zij steeds de geurige schat,
    Die vervenwisselend blinkt van blad tot blad:
    Daar opent het bloedje ongewekt zijne ogen -
    En zie! in 't moederhart is des hemels heil getogen!

    Verspreide en nagelaten gedichten (1869)

    schrijver

    13-12-2015 om 11:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.grijsaard

    Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859

    De grijsaard en 't kleine meisje.

    de g r i j s a a r d.

    Vreemde kleine, zo aanminnig,
    Vreest gij niet de middagzon?
    Voelt ge 't niet? zij straalt zo vinnig.
    Rust wat bij die koele bron.

    Kom, melieve; zit wat verder
    Onder 't koele boomgeblaêrt;
    Daar is vreugd: een spelend herder
    Heeft er kinderen vergaêrd.

    Zie, de maaiers zelve slapen;
    En ge werkt als een slavin,
    Om wat aren op te rapen:
    Grote moeite, klein gewin.

    het kleine  m e i s j e.

    ‘Grijze, ik moet voor moeder zorgen,
    Sedert lange reeds te bed.
    Arme vrouwe! sinds de morgen
    Werd geen spijs haar voorgezet.

    Breien kan ze nu, noch spinnen.
    ‘Liefste meisje, zeide zij,
    God vergunt u wat te winnen;
    Ga, raap aren op voor mij.’

    Met genoegen in hare ogen,
    En met zweet op hare kaak,
    Ging de kleine, 't hoofd gebogen,
    Weder voort aan hare taak.

    Gedichtjes voor kinderen (1849)  

    schrijver

    11-12-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moedertaal

    Een gedicht van Frans de Cort 1834-1878

     

    Mijne moedertaal, mijne moedertaal.

    Mijne moedertaal, mijne moedertaal.
    Wat andre komt daarnevens!
    zwaardgekletter, klokkenklank,
    snarenspel en minnezang
    o mijn Neerlands, ja mijn Neerlands
    dat alles zijt gij tevens!

    Mijne moedertaal is de schoonste taal.
    En zou ze 't ook niet wezen,
    haar verkiezen zou ik nog,
    want ze is de mijne toch!
    O mijn Neerlands, ja mijn Neerlands,
    wees eeuwig mij geprezen.

    Mijne moedertaal, mijne moedertaal.
    Wie of haar ook kleinere
    min ik als mijn vaderland,
    sta ik voor met hand en tand!
    O mijn Neerlands, ja mijn Neerlands
    dat hou ik steeds in ere!

    schrijver

    10-12-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    08-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het dooit

    Een gedicht van Alice Nahon 19896-1933

    Het Dooit.

    Zoals bij 't sneeuwen
    die vlokskens, verveerd,
    weiflend en trage
    vallen op eerd,
    zo moeten alle
    gedachten van ons,
    van uit de hemel
    van room en dons,
    dalen op aarde
    waar alles dooit
    wat sneeuwwit en droomrig
    de dingen vermooit.

    Droef is de dooi
    maar als, uitgeblomd,
    dat donzen droomsel
    gefilterd komt
    uit zuivere lagen
    van wijze grond,
    kristal is voor de ogen,
    wijn voor de mond,
    muziek voor de dichter,
    drank voor de plant,
    dan leer ik de lesse
    van dooi in 't verstand.

    Dooi die de vlokskens
    tot wateren wijdt,
    dooi die mijn dromen
    tot daden herleidt,
    droef zijt ge telkens
    want ‘lief’ is op aard
    wat blank als de sneeuw nog
    zijn dromen bewaart,
    maar drinkbaar het water
    der ziel, dat, verreind,
    door smarten gefilterd
    naar de harten fonteint.

    Dietsche Warande en Belfort jrg. 1926 (1926)

    schrijver

    08-12-2015 om 21:01 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oud en nieuw

    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Oud en nieuw.

    Zeg eens! - 'k hoor u altijd dromen
    Van de goede 'oude’ tijd:
    Zou er.... denk ik dan met spijt,
    Nooit een goede 'nieuwe’ komen?....
    Maak te schande, maak te schande
    Al die prijzers van 't verleên;
    Sla de handen flink ineen,
    Wakkre mannen in den lande:
    Toon, dat er nog kracht en pit
    Ons in merg en beendren zit!

    Zij het al niet met musketten,
    Zij het niet met zwaard en lans,
    Toch blijft ons nog schone kans
    Om de vijand pal te zetten.
    Maak te schande, maak te schande
    Al die vechters voor 't verleên,
    Sla' weer moedig om u heen
    Wakkre mannen in den lande!
    Zorg, dat Vroomheid, Vroedheid, Vlijt,
    't Zwaard zij van de 'nieuwe’ tijd.

    Zij uw weefgetouw het rapste
    Van het hele wereldrond;
    Klieve uw ploeg het best de grond;
    Blijve uw handelsman de knapste!
    Maak te schande, maak te schande
    Frankrijks fijnheid, Englands kracht,
    Duitslands weten, Ruslands macht...
    Wakkre mannen in den lande! -
    Vrank en vrij, en stuur en stout
    Blijf 'Jong’-Neêrland, als het 'Oud’!

    Bind dan, als in vroeger dagen,
    Naast de driekleur, aan uw mast
    Niet alleen de bezem vast
    Om de zee mee schoon te vagen....
    Maak te schande, maak te schande
    Die hem 't oude doel slechts wijdt:
    Toon, dat hij, in nieuwe tijd,
    Nog wel béter veegt te l a n d e ....
    Dat hij nu het éérst en méést
    't Onkruid veegt uit hart en geest!

    Al de volksdichten (1865)

    schrijver

    06-12-2015 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.heide

    Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924

    De heide is maar stil

    De heide is maar stil,
    het overal vol licht,
    en als een zilverspil
    het zonnelicht;

    de wolken varen weg
    over het vage blauwgrijze,
    heel ver liggen witte weg
    op zilvere wijze.

    Ik voel de wind vergaan
    om mijne oren,
    ik wilde wel vergaan

    in 't licht te lore.

    --------------------
    uit: Verzen (1903)

    schrijver

    05-12-2015 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blijde dag

    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    Het is een blijde dag

    Het is een blijde dag: het wit
    Der sneeuw is door geen voet gekrookt.
    De zonneschijn is zuiver goud.
    De luchten staan van kristallijn.
    De wind, die door de bomen strookt,
    Rooft heel hun schat van tintlend rijm.
    En als een vorst, die door de straten rijdt,
    Strooit hij juwelen achteloos en wijd en zijd.

    Het is een blijde dag: wij twee
    Gaan dicht en veilig naast elkaar,
    Met ogen hel van één geluk,
    En onze schaduws zijn vereend
    Een wazen koude blauwte, waar
    De sneeuw in glinstert fel en vreemd.
    En onze stemmen zijn gebenedijd,
    Zo klaar en zacht en zoet en vol van zaligheid.

    Het is een blijde dag: de lucht
    Staat strak van onbewogen licht.
    De sneeuw licht zuiver huiverrein.
    Wij gaan tezaam, verheugd en stil,
    Gezicht naast vredig aangezicht,
    En één van hart en één van wil,
    En zalig in de blankheid van dit uur.
    Kortstondig als de sneeuw, maar wit en hel en puur!

    De overgave (1914-1918)

    schrijver

    04-12-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.stuur

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936 

    STUUR 'M DAN NIET HEEN

    Als een mens komt met vriend'lijk ooggekijk,
    Mond die iets liefs vertelt,
    Stuur 'm dan niet been: 'keer morgen weer.'
    Want wat één mens een andre liefs bescheer',
    Is zonneschijn, die door de wolken welt,
    Of een geplukte bloem gelijk.

    Als zonneschijn, die door de wolken welt,
    Drijft alle liefs voorbij.
    Kijk op en zie of weet het niet;
    Het licht in bleek gewolk vervliet:
    't Lieve op een mond, die liefs vertelt,
    Dort als een bloem, 'n geplukte, ai mij!

    O morgen is een bloem een bloem,
    Maar die ik plukte is dood:
    En nieuw licht schijnt door wolken heen,
    Maar 't licht dat ík u wees verdween;
    En zonder liefs ben 'k nooit, geen nood,
    Want liefs doen is poëten-roem; -
    Maar d i t liefs vlood.

    Nieuwe Gedichten (1901)

    schrijver

    02-12-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.winter

    Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840

    Aan de Winter

    Op den eerste sneeuwdag, in december 1827.
                     -  

    Ha, oude Kennis! weer in 't land?
    Ontzie een Koudkleum, zo 't kan wezen:
          Mijn levenskerfstof geeft u dra
    Zes kruisen met een krap te lezen.

          En, deed mijn jeugd, min kil van bloed,
    De citersnaar uw roem gewagen;
          Gij hebt het loon thans in uw hand -
    Betaal het aan mijne oude dagen:

    Een Feest vergoê, bij 't slot van 't jaar,
    Wat ons zijn aanvang liet verduren:
          Moog', door uw hulp, de Waterloo
    Het eind zien van heure avonturen.

          Schenk - schenk ons haast die ZOON terug -
    De ZEEMAN, daar ons hart voor saagde;
          Toen - menig zwarte stond! - de dood
    Zo menig dierbaar hoofd belaagde!

          Toen 't groeiend ijs, het dreigend Rif,
    En de onbetrouwbre luim der winden
          De schaar, vermoeid van 't werk des dags,
    In banger nacht geen rust liet vinden!

          't Zuidwesten vulle, op uw bestel,
    Het zeildoek aan de Britse masten,
          Geplant in 't Neêrlands zeekasteel,
    Dat Sonda's golven sinds omplasten.

          Dat ras de loots, voor Hollands wal
    De boeg, die huiswaarts ziet, bejegen'!
          Dan toeft u hier ene erekrans,
    Als onze Zwervling de ouderzegen.

    De Waterloo, een oorlogsschip dat na averij bij Texel zijn reis naar Batavia voortzette

    schrijver

    01-12-2015 om 21:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sta

    Een gedicht van Nivcolaas Beets 1814-1903

    Sta bene.

    Wij zijn een natie van stavast, niet waar?
    Ziedaar een trots, waar we onze troost bij zoeken.
    Nu ja; die predikant staat hier of daar,
    En onze kunst en wijsheid staat in boeken.

    't Is alles even staande, als een pilaar.
    Wij hebben staande jassen, staande broeken;
    ‘Die rok staat goed!’ In Frankrijk zou het zijn:
    ‘Mais cet' habit, mon cher! vous va très bien.’

    Wij hebben een staand leger; sta-soldaten;
    Studenten ook, die knevels laten staan;
    Een sta-volharding, die niet veel wil baten;
    Een sta-geleerdheid, die niet voort wil gaan,
    Maar blijft, waar groot-papa het heeft gelaten;
    Sta-classici met ijzren harnas aan.
    Wat nood, indien we ons voetenpaar ontbeerden,
    Indien wij niet somtijds de pas markeerden?

    Maar deze wufte Fransjes, wel bekend,
    Waarvan ik met een woord reeds heb gesproken:
    Dat volkje loopt, en draaft, en vliegt, en rent,
    Dol als een zee, waarin de stormen spoken.

    Doch weet gij wat ik zeg? Men lette op 't end!
    Eenzelfde hel zal voor hen allen roken!
    Maar wij, wij hebben nooit iets kwaads gedaan,
    Daar wij zo vast in onze schoenen staan.

    Gedichten II (1905)

    schrijver

    30-11-2015 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verhangen

    Een gedicht van Omer Karel de Laey 1876-1909

    Verhangen

    ’s Nuchtens, over winter, hangt 'n
    schuwe schooier in de top
    van een eike, langs een wegel,
    witgeijzeld, aan 'n strop.

    Zijn gerokken lijf, in vodden,
    wiegelt met een doof gerucht
    van de takken, lijk de slinger
    van een uurwerk, door de lucht.

    Diepe, met de randen vóór zijn
    ogen, zit een vette hoed,
    en er leken uit zijn neuze-
    gaten zwarte druppels bloed.

    Over ’t veld, in wilde snakken,
    loopt de scherpe wind en vaart,
    huilend lijk een brakke, door de
    stoppels van zijn roste baard.

    Uit de hemel, grauw lijk asse,
    met een aardig moordgeschreeuw
    draait een kraaie, rond de eike,
    nerewaarts, tot in de sneeuw.

    En ze vlucht, omdat de schooier
    zijn bebloede tong uitsteekt
    naar de zon, die lijk een gouden
    penning, door het oosten breekt.

    schrijver

    29-11-2015 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oordel niet

    Een gedicht van J.L. Nierstrasz 1796-1828

    OORDEEL NIET!

    Wees in ’t oordeel niet lichtvaardig,
    Gij, die struikelt waar gij gaat!
    Vraag, eer ge andren liefdloos smaadt,
    Welk een vonnis ben ík waardig?

    fragment

    schrijver

    27-11-2015 om 21:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tranen

    Een gedicht van G.H.J.E. Boswel 1830-1874

    Tranen.

    Droevige ziel! die geen uitkomst meer weet,
    Is uwe hope gezwicht?
    God geeft u tranen tot balsem in 't leed...
    Broeder! uw lijden wordt licht!

    Deed ge uw beminde uwe liefde verstaan,
    Glipte uit haar lipjes geen woord;
    Welde er van weelde in haar oogjes een traan?...
    Makker! uw dageraad gloort!

    Werd gij, verdoolde! der deugd weer getrouw;
    Buigt gij boetvaardig u neer;
    Biecht gij uw schuld in een traan van berouw?...
    Heil u! en zondig niet meer!

    Mij treffen marmeren tomben niet; neen,
    'k Zie ze wangunstig niet aan;
    'k Vraag aan mijn vrienden geen ijzer of steen...
    'k Wens op mijn graf maar een traan!

    Zalig! wie immer aan 't goed dat hij doet,
    Tranen van meêlij vereent! -
    Zalig! om wie ooit een lijdend gemoed
    Tranen van vreugd heeft geweend!

    Vaderlandsche Letteroefeningen  (1855)

    schrijver

    26-11-2015 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.krankheid

    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1909

    KRANKHEID

    Neen, nimmer kan in eenzaamheid
           Ik met mijzelf verkeren,
           Of vleugels hangen uitgespreid,
           Een klauw wil mij bezeren;

    Een sombre vogel volgt mij staag,
           Gekromde kling de snavel,
           Bloedrood de pluimen van zijn kraag,       
           De mantel geel als zwavel.

    Hef ik het hoofd, om 't meeuwenvolk
           In zilvren zwier te aanschouwen,
           Dan drijft hij als een donderwolk
           Tussen mijn blik en 't blauwe.

    Buk ik mij neer waar bloemen staan,
           Of kleine zonnen schijnen,
           Daar vaart zijn schaduw langs mijn paan,       
           En doet dit goud verkwijnen.

    Wel menig vrucht wenkt met heur mond
           De dorte mijner lippen;
           De vijand waakt, voor ik het vond,
           Zie ik mij 't zoet ontglippen.

    Ook bij de noen aan 't blanke maal,
           Als ik mijn brood ga breken,
           En lijnwaad, beker, aarden schaal
           Zo trouwlijk met mij spreken,

    Doorhuivert mij dat nóg een gast
           Van brood en room moet eten;
           Ik reik op schotels volgetast
           De helft hem van mijn beten.

    Zelfs in de droom, kuis heiligdom,
           Waar 't leed zich komt verteedren,
           Suist langs de lampen om en om
           De wiekslag zijner veedren.

    Van morgen, middag, avondrood
            Wil hij de gaven rapen,
            En, neemt de nacht mij in haar schoot,
            Moet hij ook naast mij slapen.

    Soms tast ik vloekend naar mijn roer,
            Die kwaal in 't hart te treffen,
            Maar 't is of mij een stem bezwoer,
            De wetten te beseffen.

    Ik grijp mijn zwaard om 't hoofd te slaan,      
            Een gifkelk van de stengel;
            Vast ziet zijn meerdiep oog mij aan,
            En ik herken een engel.

    Herscheppingen (1916)

    schrijver

    25-11-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kozak

    Een gedicht van Cornelis van Marle 1765-1834

      

    De kozak en zijn meisje

    Olis

    Minka! ach! wij moeten scheiden;
    Hoor het krijgsklaroen mij beiden,
    Zie, op gindse vale heiden,
    Reeds mijn drom geschaard.
    Treurig zal nu 't licht mij stralen,
    Wenend zal ik eenzaam dwalen,
    En zo lang uw naam herhalen,
    Als mij 't krijgslot spaart.
    Nooit zal ik van U mij wenden:
    Midden zelfs in 's vijands benden,
    Zal ik groeten tot U zenden,
    Als mijn speerspits woedt.
    Men'ge maan nog zal verbleken,
    Eer ik kere uit verre streken.
    ô Verhoor mijn jongste smeken:
    Blijf mij trouw en goed!

    Minka

    Gij, mijn Olis! mij verlaten!
    Ach! geen troost meer zal mij baten;
    Elke vreugde zal ik haten,
    Die zich lachend biedt.
    Lange nachten, droeve dagen,
    Zal ik mijne kommer klagen;
    Alle koeltjens zal ik vragen:
    "Zaagt gij Olis niet?"
    Mijn gezang, weleer zoo teder,
    Zwijgt; mijn oog zinkt treurig neder,
    Doch zie ik U eenmaal weder,
    Dan zal 't anders zijn.
    Schoon ook al de frisse verwen
    Op uw bruine wangen sterven,
    Wonden U het voorhoofd kerven,
    Eeuwig zijt ge mijn!

    Rijmelarij (1814)

    schrijver

    23-11-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van G.H.J.E. Boswel 1830-1874

    LIEFDE.

    Daar is een zoeken,
    Dat woord en daad
    (Liefst in 't verborgen)
    Voor 't al moog zorgen,
    Dat andren baat.

    Gij, mijn vriendinne
    Gij, tal van weken,
    In zorg verstreken,
    Gij toondet mij:
    Die zusterliefde,
    Die weinig vraagt;
    Dat innig streven,
    Om vreugd te geven
    Wie smarten draagt!

    Wie mag beogen
    Zulk rein genot,
    In 't aards gewemel
    Vindt zij een hemel . . .
    Haar zegent God!

    Den Haag, 1866

    schrijver

    22-11-2015 om 19:24 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.aan

    Een gedicht van Eduard Brom 1864-1935

    Aan mijn vrouw  20 Juli 1932.

    Ne li occhi porta la mia donna Amore,
    Per che si fa gentil cio ch'ella mira.

    Dante Alighieri (1265-1321)


    Je fijne gratie mij omwevend
    Als geuren delicaat,
    Je geest zo lichtend en zo levend
    Mijn geest omzwevend, saam opstrevend .....
    Je tere vrouwlijkheid, mij gevend
    Een nieuw geluk nog laat
    Maar jong en lichtend als een avend
    Van droom en kleur en koelte lavend,
    Een avond die héél langzaam duistert,
    Maar door geen duister wordt ontluisterd .....
    Want de avond-Schoonheid wil niet marren:
    Uit dage-scheiden Zij ontluikt
    In mane-glans en gouden starren,
    In blijheid die de vogel tjuikt:
    Een avond die de nacht weerstaat
    Tot aan de nieuwe dageraad!

    Laat dan mijn avondbeê je danken
    In zacht koraal van morgenklanken,
    Alsof mijn ziel pas werd gewekt
    En nu opééns zichzelve ontdekt,
    Als zon uit wolken openbrekend,
    En met een vreemde stemme sprekend,
    Aan lang verzaamde zingens-stof
    Ontlenend plots der Liefde lof!

    De Gemeenschap jrg 8 (Utrecht 1932)

    schrijver

    21-11-2015 om 21:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dropsteen

    Een gedicht van Jacques Perk 1859-1881

     

    Dropsteen

    Bij 't rossig, zwaaiend schijnsel der flambouw,
    Welks walmen tranen teelt bij 't krinklend stijgen,
    Zie 'k spichtig kegels stijgen, pegels nijgen,
    Wier blijde blankheid werd tot wenend grauw.

    Het dropt, het dropt, van spits tot spits; aanschouw,
    Hoe langzaam droppen door de droppen zijgen,
    En, vallend, leven geven aan het zwijgen,
    En worden tot een zuil bevrozen dauw.

    Wat daalt, zoekt wat daar rijst, en welhaast zullen
    Zij, samengroeiend tot één eeuw'ge zuil,
    Elkaar omhelzen, en met schors omhullen.

    Zó gaat het morgen in het gister schuil;
    Zó kwam Mathilde mijn gemoed vervullen,
    En kreeg mijn ganse ziel daarvoor in ruil.

    Mathilde (XXXVIII)

    schrijver

    19-11-2015 om 18:32 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.natuur

    Een gedicht van Antoinette Kleijn-Ockerse 1762-1828

    Natuur, zo zacht

    Natuur, zo zacht, zo wars van schijn,
    laat in uw spoor mijn voetstap zijn,
    gelei mij door 't oneffen land
    gelijk een kind aan 's moeders hand.

    Als ik vermoeid van struiklen keer,
    dan zink ik aan uw boezen weer;
    dan lest aan uwe moederborst
    uw hemelnekter mijne dorst.

    Hoe rust ik dan in uwe arm!
    gij dekt mij in de koude warm.
    O! lei mij door 't oneffen land
    gelijk een kind aan 's moeders hand?

    schrijver

    18-11-2015 om 22:12 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kogels

    Een gedicht van Carel Vosmaer 1826-1888

    Het raapt al kogels

    De vorsten spelen 't hoge spel,
    't Plunderende, volkenmoordende spel,
    Waar 't krijt gekozen is, wordt al
    Wat oogst beloofde
    Groen weggemaaid;
    't Hinderlaagbiedende struikgewas
    En 't breed gekruinde hout geveld;
    Bloemrijke villa's en nijvere hoeven geslecht;
    En vóór de oorlog
    Is reeds het schone land geschonden,
    Natuur verkracht.

    Dan woedt de krijg op 't leeg gevluchte land.
    Volken, in vrede wedijverend,
    Vrienden door kunst en verstand,
    Vrienden weer na de bedwelming,
    Storten, waanzinnigen,
    Opgezweept en verdwaasd
    Door heersersgeweld en bedrog,
    Elkander op 't lijf,
    Trompetten en trommen verdoven 't gevoel;
    De glorie, vuige deern,
    Meestbiedenden, meestbloedoffrenden veil,
    Viert de beestlijke tochten.
    Uit bloedroes en kruitwalm ontwakend
    Heet één de zegevierende!

    En ginds raapt, welbewaakt,
    Het keizerskind van 't slagveld
    Wat kogels spelend op,
    En lacht.

    2 aug. 1870

    schrijver

    17-11-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ander

    Een gedicht van Joost van de Vondel 1587-1679

    Ander.

    Koridon.

    Koom hier, o goelijk meisje.
    Gij ziet de velden groenen.
    Vergun me slechts een reisje,
    Dat ik uw mond mag zoenen,
    En uw wangen, uit lust en verlangen.
    Ay koom wat nader:
    Want uwe moeder en was niet vroeder.
    Zij kuste vader.

    De duiven trekkebekken.
    De dieren in de weiden
    Een lijn te zamen trekken.
    Wie kan de liefde scheiden
    Van het leven, de jonkheid gegeven
    Om te gebruiken?
    Liefde moet bloeien. Door liefde groeien
    De boom en struiken.

    De werken van Vondel. Tiende deel 1663-1674.

    schrijver

    16-11-2015 om 21:51 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wolken

    Een gedicht van J.A. dèr Mouw 1863-1919

     

    De gele wolken werden langzaam rood...

    De gele wolken werden langzaam rood.
    Dan dacht hij: Nu begint zonsondergang;
    En keek weer naar de zwaluwen, die zo lang
    De zon nog konden zien. En dikwijls schoot

    De angst door hem heen: Eenmaal gaat moeder dood,
    Hoe moet het dan? - Eens voelde hij bij zijn wang
    'T laag rits'len van een vleermuis, en werd bang,
    Toen hij 'm van dichtbij zag, grijs, plots'ling-groot.

    Dan merkte hij, hoe in zijn afgrond diep
    Het donker stond en langzaam overliep,
    En golven duisternis de omgeving vulden;

    En dan, op eens, zag hij blauw fonk'len, vlak
    Tegen de schuine lijn van 't verste dak,
    Die mooie ster, blank als een nieuwe gulden.

    Brahman I (1919}

    schrijver

    15-11-2015 om 19:10 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de bruid

    Een gedicht van Jan van Nijlen 1884-1965

     

    De bruid

    Wie roept er in de nacht? Welk aards gefluister
    groeit uit de diepten tot gejuich of klacht,
    welk is die stem slechts hoorbaar in het duister?
    Wie roept er in de nacht?

    Het zwelt, het stijgt; dan wordt het fijn en teder
    en kaatst als zeepbel op een effen plas;
    het zweeft, zo licht als een verwaaide veder,
    over het donker gras.

    ’t Is het uur dat levens- en liefdedronken,
    de aarde het hart heeft ener jongen bruid,
    en nachtegaal in bottende eikenstronken
    voor ’t eerst van liefde fluit.

    Wie roept er in de nacht? De stem der aarde
    die juicht in hartstocht en in weelde weent!
    Er springen bloesems open als de gaarde
    de klacht der bruid verneemt!

    De nacht verheelt het wonderlijk gebeuren,
    de schone pijn van haar ontvangenis,
    maar als des morgens, door oranje deuren,
    wijkt koelte en duisternis,

    dan trillen duizend blanke silhouetten,
    over de bruid die bloost, maar helder lacht
    onder ’t gewelf der bomen, bruidsboeketten
    ontloken in één nacht!

    Verzamelde gedichten (1948)

    schrijver

    13-11-2015 om 21:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vluchtelinge

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

     

    De Vluchtelinge 

    Soms weent zij uit: dat zij niet meer kan blijven
    Onbevlekte in verblijven, waar bedreigen
    Haar offerpijn en floers, waaronder lijven
    Den Dienst der wrede liefkozing bedrijven.

    'k Geloof haar niet, maar neem haar lijfsgewaden.
    Nog naakt vernederd, smeekt zij de genade
    Te mogen gaan. Ik spot: ‘Ga zo, mijn gade!’
    En sliep in zekerheid... Zij is gaan waden

    Door diepe sneeuw en zich aan kuis ijs wonden.
    Zij dacht rechtuit te vluchten, liep een ronde:
    Des morgens aan een muur is zij gevonden,

    Teruggedragen binnen mijn verblijven,
    Waar maagden haar bevrozen leden wrijven,
    Hervoorbereiden voor het feest der lijven.

    Archipel

    schrijver

    12-11-2015 om 21:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    11-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geest

    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    Licht zij uw geest.

    Licht zij uw geest, dan is u alles licht!
    De vreugde speelt dan op uw aangezicht,
    gelijk de lentewind op geur'ge bloemen;
    ge voelt u moedig, vrijgezind en sterk,
    gij onderneemt en eindigt reuzenwerk.
    Licht zij uw geest, dan moogt ge op wijsheid roemen.

    Kloek zij uw zin en immer rond en recht,
    dan buigt ge uw hoofd nooit als een lage knecht
    voor 't listig logenwerk der goochelaren;
    slechts voor de waarheid bukt en buigt ge u neer,
    en mint haar als u zelve, ja nog meer!
    Kloek zij uw zin, dan ducht ge geen gevaren.

    Daad worde uw woord, uw woord zij zacht en goed
    en uiting van een mannelijk gemoed,
    dat blaakt voor d' evenmens als 't hart der vrouwen
    van liefde voor een kind; dan wint ge kracht,
    dan wordt door u des levens roep betracht.
    Daad worde uw woord, dan moogt gij tempels bouwen.

    schrijver

    11-11-2015 om 22:01 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefdesklag

    Een gedicht van Jan.F.E. Celliers 1865-1940

    Liefdes-klag.

    Ik mag jou nie lief-hê en kan jou nie haat nie,
    ik mag jou nie hou en ik kan jou nie laat nie,
    O, leer mij die bittere strijd te volstrij.
    En ach, wat daarbinne mij hart so deurkna'e
    ik wil dit nie mis nie al kan ik 't nie dra'e,
    die pijn wat genot is en mart'lend verlei.
    Ik kan jou nie haat en mag liefde nie gewe,
    so staat 't vermeld in die boek van ons lewe,
    O, smart, wat verdelend mij hart so deursnij!
    Ik mag jou nie hou nie en kan ook nie skije
    so wil 't die sterre se wet van die tije,
    O, sê mij hoe sal ik die strijd ooit volstrij.
    En eensaam herhaal ik deur nagte en da'e
    vergeefs nog en eeuwig die swaarste van vra'e,
    en voed ik, genietend, die pijn wat ik lij.
    Ik mag jou nie lief hê en 'k kan jou nie haat nie,
    ik mag jou nie hou en ik kan jou nie laat nie,
    O, leer mij die bittere strijd te volstrij!

    Die vlakte en andere gedigte  (1908)

    schrijver

    10-11-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vroeg
    Een gedicht van Willem Bilderdijk 1756-1831

    Vroeg en laat.

    't Open roosje, rijk van blad,
    Zei aan 't nog gesloten knopje,
    Dat aan 'tzelfde steeltje zat:
    Zie eens, dik onaartig propje,
    Zie, hoe luisterrijk en schoon
    Sprei ik al mijn schat ten toon! -

    't Knopje zweeg en hoorde 't aan;
    Maar de middag kwam haar wreken,
    Deed haar boezem opengaan,
    En de volle roos verbleken.
    Hoop en dartelend Genot!
    Zie uw beeld en 't menslijk lot!

    schrijver

    09-11-2015 om 16:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tuin

    Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1925

    In deze tuin zijn saamgelegd

    In deze tuin zijn saamgelegd
    geelbruine en witte en zwarte stenen,
    gevoegd, gezocht, dat elk wat zegt
    met een allengs opkomend menen,

    bedoeld door een die niet meer is
    de velerlei gevormde vlakken,
    en met in de vakken
    voorzichtige betekenis,

    gebleekten in het aangezicht
    der zon, gewassen door de regen,
    rillende open plekken tegen
    het plat invallend hemellicht,

    en stil en toeziend aan de kant
    de ceders en de blauwe den,
    wistaria’s, de zachte plant
    van irisbloemen, die ik ken.

    O lief en teder onvermogen
    tegen het gruwzaam element,
    dat wankels nog iets blijven moge,
    en strijd met het geweten end.

    Gemengde Verzen IV

    schrijver

      

    08-11-2015 om 19:23 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.heimwee

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

     

    HEIMWEE

    O paradijs, o bomen,
    Begeerlijk voor 't gezicht,
    Kringloop van heilge stromen,
    Dag van ondoofbaar licht,

    Niet slechts in 't Boek der Smarte
    Van 't oude testament,
    Maar in dit innigst harte
    Waart ge eens door mij gekend.

    Ook ík moest eenmaal eten
    Van de verboden vrucht,
    Ook ik heb neergezeten In
    doodsheid en gezucht;

    Maar nu niet meer. Mijn tranen
    Hebben de storm bedaard;
    Vaak is 't, of door de lanen
    Een geur van rozen waart.

    Ik hoop weer. Als de weiden
    Fonklen van morgenschijn,
    Denk ik in vroom verbeiden:
    Hier zal mijn zomer zijn.

    Soms beeft mijn voet bij 't treden
    Over de vlonderplank;
    Het water daar beneden
    Gaf zulk een wondre klank;

    En aarzlend, waar twee wegen
    Zich delen tot een kruis,
    Bid ik mijn God om zegen,
    Want één voert vast naar huis.

    Ach, weergevonden vrede,
    Uit een diep leed gegroeid,
    Geef, dat de hof van Eden
    In deze streek herbloeit.

    Het aardsche paradijs (1927)

    schrijver

    07-11-2015 om 17:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bliksemvuur

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    HET BLIKSEMVUUR

    Omdat uw huis niet op de weg van de bliksem lag
    Maar juist daaraan, schrikt ge op en stierft gij niet.
    Dit zijn de verborgen wegen, de heerbanen van 't hemels vuur
    Waaraan wij spelen, sluimren, omstrenglen elkander, ontwaken.

    Wat ware mij 't leven als het niet z6 was : dreiging en duisternis,
    Gloed en angstwekkend geratel en daar ikzelf in,
    Dromend en peinzend, sluimrend en liefde bedrijvend,
    Zittend met wijd-open ogen in 't ontzettendste ogenblik,       
    Op de rand van het bed, d'arm om de hals der geliefde.

    Eén ding schoner: de Dood als hij gulden aankwam,
    Staaf van gesmolten goud die ons beiden saamklonk
    Onwetend slapende op de weg van die Machtigste.

    Het levensfeest  (1912)

    schrijver

    06-11-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.aan

    Een gedicht van Sebald Rau 1801-1887

     

    Aan Sarbiewski

    Dat vrij der vorsten naam, door slavenhand
    In rotsen uitgehouwen, praal!
    Dat standbeeld en altaar, hun razernij,
    Het bevend mensdom leer'!
    De tijd schuurt hunne naam van 't outer af;
    De mensheid trekt de voet terug,
    Wen zij een beeld in 't dreigend wezen trapt,
    En gilt: hier ligt een Vorst!
    Veel eedler is uw lot, o gij! wiens naam
    Mijn staam'lend lied eerbiedig noemt,
    Die naam, die door uw lied vereeuwigd blinkt
    En leeft en leven doet.

    Sarbiewski! ja! 't gedenkstuk dat ge u zelf,
    En met u zelf, uwe eeuw, uw volk,
    Hebt opgericht, staat vaster dan arduin
    En vreest geen ondergang.
    't Bewondrend oog ontvalt een eed'le traan,
    Uw lied ontvonkte 't eerst mijn vuur! -
    Nu gloeit dit vuur in 't grootser kloppend hart
    Voor U, en 't geen gij zingt. -
    Gelijk het land, door hete dorst gescheurd,
    Wen 't zeeg'nend oog des Eeuw'gen wenkt,
    De regen drinkt, terwijl de dankbaarheid
    In rozengeuren stijgt:
    Zo leefde 't eerst door u mijn dorre ziel. -
    Ik dronk verrukt die wellust in!...
    En 't leven dreunde mij door de aad'ren toe:
    ‘Gij zijt onsterfelijk!...’
    Omhoog, mijn ziel!... gij zijt onsterfelijk!
    Omhoog nu gij Sarbiewski zingt! -
    Sarbiewski! Ja wanneer ik u betracht,
    Is alles ziel in mij.
    Wanneer uw lied, door Engelen benijd,
    Ter eer des Eeuwgen horen doet
    Hoe pool aan pool door 's donders stem geschud,
    Zijn naam al bevend noemt,
    Dan beve ik. Maar als gij in kalmte God
    Ook dan als uwe vader maalt,
    Dan wage ik het, en sla 't gelaten oog
    In 't dodend aangezicht. -

    Gij zingt, hoe God in 't ongenaakbaar licht
    Der stervelingen lot bestuurt,
    Hoe eeuwge wijsheid, bij onperkbre macht,
    Onpeilb're goedheid paart.
    Gij toont mijn ziel, 't verzadigend geluk
    Door 't treurig floers des levens heen,
    Gij ziet van verre op 't rusteloos gewoel
    Des dwaze sterflings neer.
    Zo ziet de top van grijzen Carpates,
    Wen 't eeuwig ijs de morgen voelt,
    Met woeste grootheid op der volken nacht
    In volle middag neer.
    Maar als uw lied, in englenharmonie,
    Gods eeuwge mensenliefde zing,
    En d'eeuwge bron der liefde, Jezus, zingt
    Door Jezus zelf bezield.
    Dan gloeit, dan leeft in mij het edelst vuur,
    Aanbiddend sla 'k met u een oog
    Op hem. Ik voel de weerschijn van die gloed,
    Ik voel de onsterflijkheid!
    Als dan uw ziel, met meer dan Seraphs vlucht,
    Ver boven 't scheemrend licht der zon,
    In d' oceaan der Godheid zich verliest,
    Wie volgt... wie zingt u dan?
    Ge ontvliedt me!... Neen, gij keert op aard terug,
    Allengskens nader toont zij u,
    Hoe volk bij volk door 't oorlog ligt verwoest
    Of door de vrede bloeit.
    Dan drukt u de eer des vaderlands op 't hart;
    Hoe gloei ik als uw lied de Pool
    Te wapen roept, en op onsterflijke eer
    Door dood en bliksems wijst.
    Gelijk de Vistula en rots en bos
    Terneergedonderd met zich voert,
    En springt omhoog in schuimende triomf,
    Van bergen toegejuicht:
    Zoo voer me uw lied op 't bloedig oorlogsveld,
    Verrukking geeft mijn vuist de dolk;
    'k Hoor niets dan u, bij 't dondren van 't geschut,
    En ben onsterfelijk!-
    Had zo uw lied geklonken, toen de wraak,
    In 't land, door God weleer betreên,
    Barbaren, en met hen, verwoesting, nacht,
    En eeuwge naarheid zond;
    De heilige as van Isrels grootste Vorst,
    Zo groots bezongen in uw lied,
    Was nooit, ontbloot van helden tegenweer,
    Door trotse voet vertrapt.
    Hoe blakend vloog zijn ziel u te gemoet
    Toen uwe ziel deze aard verliet;
    Gij wierd zijn vriend, daar waar Orion blinkt,
    Met werelden omgord.-

    Toen rustte op u der Serafijnen oog;
    De harp van 's hemels Vorsten zweeg,
    Tienduizend aan tienduizend zwaaiden u
    Des hemels palmen toe.
    Ook zij, wie God, in 't sterflijk stof gehuld,
    het eerst een zaalgend lachje schonk,
    Zag u, en sloeg, door u te hoog verheft,
    De onsterflijke ogen neer -
    En bloosde, als toen de bloem van 's hemels jeugd,
    Op eeuwge onschuld godlijk trots,
    Het zaligst woord haar horen liet, dat ooit
    Een sterfling blozen deed. -

    Verheven ziel! kan 't zijn, hebt gij ook daar
    Bewustheid van dees zang, dit hart?...
    Sla dan het oog op mij! beziel mijn geest
    En leer mij uwe toon! -
    Zo zal dees hand, die door uw zang, het eerst,
    Nog zwak, 't beschreide speeltuig sloeg,
    Ook dan, als 't oog niet schreien kan, voor u
    Nog beven op de lier. -

    ----------------------------------------------

    Sarbiewski - een beroemd Pools Odendichter van Latijnse verzen (1595-1640).
    Carpathes - het Karpathische gebergte.
    Vistula - de rivier de Weichsel

    schrijver

    05-11-2015 om 21:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.volk

    Een gedicht van Cornelis Loots 1765-1834

    Waar rees 't eenvoudigst volk door eigen kracht zo hoog

    Waar rees 't eenvoudigst volk door eigen kracht zo hoog,
    En streefde uit laag moeras tot aan de sterrenboog?
    Waar bracht een zwakke hoop van ruwe vissersknapen,
    Gewoon in de open boot op 't hobblig vocht te slapen,
    Met gene schat, dan met zijn want en vangst bekend,
    En aan geen tooi, dan die der ruwe pij, gewend,
    Waar bracht die 't ooit zo ver, dat zwijgend onder 't lijden,
    En nimmer afgerecht op ridderlijke strijden,
    Al 't rijk bezit van hem die hunne vrede schond,
    Hem viel uit de ijz'ren klauw en 't deel werd van hun grond,
    Dat fijn gesteent' en goud eens aan hun hals mocht pralen,
    En purper golfde en zijde in hun gewelfde zalen?
    Waar was dit anders dan in Hollands klein gewest,
    Zodra de Handel God zijn troon daar had gevest?
    Daar wies de welvaart zelfs bij 't klinken der trompetten,
    En 't goud blonk schitt'rend op der krijgeren helmetten,
    Ja, uit de grond, doorweekt van Spaans en Neêrlands
    Verrees op eenmaal de oogst van 's werelds overvloed:
    Geen zee was toen bekend, waar Hollands vloot niet zeilde,
    Geen wateren zo hol, die niet haar dieplood peilde,
    Geen oord, waar 't harnas op haar munt niet was aanschouwd,
    Of hare trouw beproefd, nog zuiv'rer dan hun goud.

    schrijver

    04-11-2015 om 22:23 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oorlog

    Een gedicht van Lodewijk van Deyssel 1864-1952

      

    Oorlogsbegin

    Een blanke hemel welft zich over 't land,
    Waar stoere boeren van de arbeid keren
    En knapen zingend lopen hand aan hand.

    Vast in de vrede, die geen angst kon deren,

    Verdonkren de gezichten, die zich keren
    Van waar de zon nog flauw in 't Westen brandt
    Achter het hoge bergkam-woud, als speren
    En bajonetten, dreigend zwart, geplant.

    Nu denken die rouw-donkrë aangezichten
    Om 't zacht verlichte raam in verre laan,
    Om d'avondspijs, zo vrolijk aangebracht...

    Tot bij de dalbocht plots uit vlakte-nacht,
    Waar, als bouwvallen, vreemd de huizen staan,
    Laaiende purpergloed ze komt verlichten.

    De Gids (1923)

    schrijver

    03-11-2015 om 21:15 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klein

    Een gedicht van W.L. Penning 1840-1922

    KLEIN EN KLEINST WAARDERING

    Welk beeld, welk boek, welk lied,
    En wat voor zang, wat wijs,
    Ik 't meest geniet,
    Ik 't hoogste prijs?

    Mij gaat 't dáármee als met bloemen,
    Verzameld tot een blij geheel;
    Als fraaist van al laat zich geen deel —,
    Als fraaist laat zich alleen de volle ruiker roemen.
    En niet slechts lelie, roos en tulp
    En al wat bloem heet, kwam te hulp
    En was van dienst bij kleurenschikking:
    Zou deze ook zonder 't stemmig groen
    Van mos en blad en spriet voldoen?
    Waar weeldegloed verrukt, schenkt eenvouds lach verkwikking.

    Niets kan er in de tuil gemist,
    Noch iets er uitgelicht zó boeien zonder 't ander;
    Meer dan verdragen, mild vervullen doen ze elkander, —
    En om geen voorrang wordt getwist.

    Levensavond (1921)

    schrijver

    01-11-2015 om 19:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    31-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.venster

    Een gedicht van Margriet van Essen 1751-1793

    Aan het venster, bij maneschijn.

    Nacht en stil is 't, om mij heen
    Al 't gewoel des daags verdween.
    Slechts de lieve maan beschijnt
    Mij, door zorgen afgepijnd.

    Duizend tranen zijn gestort,
    Duizend zorgen afgekort:
    En, mij arme, die hier lij,
    Is de middernacht zelf blij!

    Zachtkens juich ik in mijn deel,
    Mij is alles evenveel.
    Niets van 't geen het oog bekoort
    Is er, dat mijn ruste stoort.

    Mag ik maar, vol zuiver vuur,
    U, bewondren - o natuur!
    Mag ik maar, ootmoedig stil,
    Gaan, waar God mij leiden wil!

    O wat wens ik mij dan meer?
    'k Heb dan al wat ik begeer,
    En, zo 'k ooit, door onspoed ween,
    'k Zie dan, door dit leven heen.

    schrijver

    31-10-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.winter

    Een gedicht van Anton L. de Rop 1837-1895

    In de winter.

    Ginds op de heuvel
    Onder de beuken,
    Dor en ontblaard,
    Zit nu de winter;
    Wit is zijn kleding,
    IJs is zijn baard.

    Donzige vlokken
    Strooit hij op aker,
    landhuis en heg;
    Hand doet hij worden
    't Water der vlieten,
    't Zand van de weg.

    Krassende raven
    Vliegen in 't ronde,
    Bol van de kou;
    Nevel en mistdamp
    Hullen de velden
    Weder in rouw.

    Dan vaart de windvlaag
    Woest door de takken,
    Wild door het hout,
    En wat te dor is,
    Breekt hij al krakend
    Af in het woud.

    Maar - dat geeft brandhout
    Vrij aan de grijsaard,
    Huivrende bloed:
    Weer rookt zijn schoorsteen,
    Warm wordt zijn hutje -
    Dat doet hem goed.

    In 't vrije veld (1885) [jeugdliteratuur]

    schrijver

    30-10-2015 om 16:17 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zwaluw

    Een gedicht van Karel Ledeganck 1805-1847

    De laatste zwaluw

    Oktober strooit, bij wind en vlagen,
    De gele blaadren langs de grond;
    Reeds koud en huivrig zijn de dagen,
    En vliegt gij, Zwaluw! hier nog rond?
    o Vlucht, geliefde! vlucht dees streken,
    Door al uw zustren reeds ontweken;
    Zet u in betere oorden neer,
    De lente is hier al lang verdwenen,
    De lieve zomer ook is henen,
    Hier zijn geen schone dagen meer!

    Geliefde, vlucht! geen voedzaam koren
    Staat hier meer op het dorre land;
    Waar ’t rijk en vruchtbaar was te voren,
    Vindt gij thans niets dan stuivend zand;
    Geen plekje gronds bleef uitgezonderd,
    ’t Is alles naakt en bloot geplonderd,
    Het woud zelfs schudt zijn hulsel neer.
    Blijf in dit oord niet langer zwerven
    Of ligt zult ge er aan honger sterven; --
    Hier is op ’t veld geen voedsel meer!

    Vlieg heen! men vindt hier op den akker
    Geen vogel meer die zingen wil,
    Niets schijnt er levendig, niets wakker,
    Maar alles is er dood en stil
    Alleen, op bomen hooggewassen
    Zit eenzaam soms een raaf te krassen;
    Alleen, bij ’t windrig, buiig weer,
    Hoort men van verre een jachtroer knallen,
    Of ’t rundvee loeien op de stallen; -
    Hier is op ’t veld geen vreugde meer!

    Vlucht, lieve! want nog luttel weken,
    En dan zal ’t hier zo ijslijk zijn!
    Dan maakt de winter deze streken
    Zo naar, zo doods als een woestijn.
    Dan klemt de vorst met ijzren handen
    De stromende rivier in banden;
    Dat stort de scherpe hagel neer,
    Dan zal de sneeuw natuur bedekken,
    En haar tot rouwgewaad verstrekken;
    Dan is hier niets dan weedom meer!

    Gij hoort wat plagen, welke rampen
    Zich hechten aan deez’ ruwe grond;
    Hoe alles met de dood zal kampen,
    En vliegt gij, Zwaluw! hier nog rond?
    o Vlucht, geliefde! vlucht dees streken
    Door al uw zustren reeds ontweken;
    Zet u in betere oorden neer;
    En als de winter is verdreven,
    En als de schepping zal herleven,
    Breng, lieve! dan de lente ons weer!

    Bloemen mijner lente (1839)

    schrijver

    29-10-2015 om 21:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.stap

    Een gedicht van Hendrik Tollens 1780-1856

     

    De eerste stap.

    Op de kruisweg van het leven
    Is zo licht een valse tred,
    Vrienden, in de grond gezet,
    Die er nooit wordt uitgewreven;
    Is zo licht een stap gedaan,
    Die ons nooit terug laat gaan.

    o Wat zijt gij hoog te schatten,
    Lesjes, die de wijsheid vond,
    Spreukjes in de vadermond,
    Waar ik één van op wil vatten;
    Spreukje, zo vol eigenschap:
    ‘Wacht u voor de eerste stap'.

    schrijver

    27-10-2015 om 19:37 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de profundis

    Een gedicht van Dop Bles 1883-1940

    DE PROFUNDIS.

    Er is geen hartstocht schoner dan de haat,
    de liefde in een brand van vlammen te vernielen,     
    zodat in gouden gloor ten onder gaat
    de drang en dorst der zielen.

    O vrouw, die ik beminde zonder zoet gevlei,
    die 'k minde om de nacht, en bij het dagen
    met handen die aanbaden heb geslagen,
    'k ben ver van U en daarom medelij!

    En gij zijt zonder mij en door de straten
    doolt gij alleen, die nu de honger weet,
    en zo Uw ogen en Uw hart vergaten,
    zult gij mij kennen in uw duldloos leed.

    De zon, de domme doder van de droom
    liet tussen ons te vaak zijn waarheid lichten,     
    in wilde wanhoop greep gij naar gedichten
    en las, en van Uw haren proefd' ik het aroom.

    Te vele nachten, altijd saamgeklonken
    in wanhoop die ons drukte als metaal,
    te vaak als bann'ling aan de weg gezonken
    slechts denkend aan het niet verkregen maal.

    Ach, hoeveel dagen lagen onze hoofden,
    waarin geen denking zuiver rijpen kon
    verzaligd op het kussen dat wij g'loofden
    bleek aureool, dat om ons hoofd zich spon.

    En thans te ver van U en van Uw veile panden,
    de kus van wulpse mond, de gloed van kranke geest,     
    de smaadlach van Uw oog en streling van Uw handen,
    0 't schaamteloze schoon, dat huivrend is geweest.

    Geweest! Maar neen, maar neen, zolang 't begeren
    ons hart niet loslaat als zijn lage prooi,
    zolang zult gij tot mij, of ik tot u wel keren
    zolang ons spel slechts schendend is en mooi.

    Er is geen hartstocht schoner dan de haat
    die onze liefde slopend zal vernielen
    wij moeten verder tot het marmerkil TE LAAT
    waar niets blijft dan gebroken nog te knielen.

    Parijsche nachten (1923)

    26-10-2015 om 21:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een en al

    Een gedicht van Alex Gutteling  1884-1910

    Een-en-al.

    Wat vraagt één ziel van de Aard behalve vrede?
    En vrede schenkt zij nooit, slechts strijd en streven,
    En kort geluk, gevolgd door snik en beven, -
    Zij stoort zich niet aan tranen noch gebeden.

    Zij doet haar wil, en strooit haar heerlijkheden,
    En werpt haar bliksems, door geen drang gedreven
    Dan Macht en Noodlot. Ach, en alle leven
    Trekt zij weldra in eeuwge nacht beneden.

    En toch, zichzelf bemint ze, en ons, haar kindren,
    Kan zij niet haten, - soms verstaan wij, stralen-Omluisterd,
    eensklaps haar ontzaglijk Wonder.

    't Zien van haar tijdloos wezen doet vermindren
    Voor altijd onze vrees, want wat ook dale,
    Zij, wij, zijn een-en-al omhoog en onder.

    De Beweging (1909)

    schrijver

    24-10-2015 om 19:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dood

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Plotselinge dood

    De Dood zat in u en ge wist het niet,
    Hij scherpte ’t mes al en ge wist het niet –
    Gij en uw jonge vrouw, gij schertste en lachte –
    Hij mikt naar ’t hart en hij mist het niet.

    In de koorts van het kortstondige (1936)

    schrijver

    23-10-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dorpelwachter

    Een gedicht van Marie Metz-Koning 1864-1926

    TOOROP'S SCHILDERIJ: „De Dorpelwachters der Zee".

    Verwonderd-rond, zacht-vragend kijkt het kind,
    Het zand-blond kind, met de ogen blauw als zee.
    En de oudre al wétend Leven; schoon gedwee
    Van kleine hoop nog, dat hij toch wel vindt
    Voor 't Eind bevrediging. De al'-oudste, 't wee
    Van heel een ras in de ogen, staart verblind
    Van wanhoop 't Raadsel aan .... waar géén van vindt
    Ooit antwoord .... Vragend: waar verdiende ik mee
    En allen die daar vóór mij zijn gegaan,
    Of komen zullen nog, dit leven-wreed?
    ---------------------------------------
    Met grote ontroering, die ik vreugde heet,
    Dank ik de meester, die uit stil bestaan
    Ophief en beeldde deze Smarten-ziel,
    Belevend dode doek zo 't hem geviel.

    Een bundel letterkundige bijdragen (1900)

    schrijver

    22-10-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wandelaar

    Een gedicht van Multatuli 1820-1887

    Wandlaar die me hier begraven ziet

    II

    Wandlaar die me hier begraven ziet,
    Als ’t sterven 'n kunst was, dan lag ik hier niet.

    Grafschriften voor Thorbecke

    Illustratie: Johan Rudolph Thorbecke (1798 - 1872)

    schrijver

    21-10-2015 om 17:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.misdrijf

    Eem gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    HET MISDRIJF
    Gij zijt mijn Heer, mijn Vader en mijn Vriend.
    Als ik misdreef dan deed ik het door u.
    Ik die misdreef, die van mijzelve gruw,
    Ik heb misdrijvend u alleen gediend.

    Ik die misdreef en die, uw straffen ziend,
    Staan zal gelijk uw zoon, niet blind, niet schuw,
    Straf mij en duld dat ik als eenmaal, nu
    Vóór u zal staan, wel bevend, niet ontvliênd.

    Ik hief mijn Beeld zoo hoog dat gij alleen
    Eraan kunt raken. Brijzel, 't is uw recht.
    Of duld dat ik, uw kind, het recht en slecht

    U overgeef, hoewel verspeeld, toch gaaf.
    Ik buk het hoofd: ik ben uw knecht, uw slaaf.
    Gij zult het nooit, nooit in het stof vertreên.

    Het blank heelal (1908)

    schrijver

    20-10-2015 om 21:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bladeren

    Een gedicht van Jacqueline van der Waal 1868-1922

     

    De bladeren
    De zonne zond haar stralen uit
       om d'aarde te vergouden,
    Die, al te lange tijd verwaaid,
       verregend en ontverfd,
    Niet meer aan blijde dagen dacht,
       maar aan de winterkoude
    Zich zonder klagen overgaf
       en stil en willig sterft.

    De stralen die op 't bladerdak
       een wijle wilden rusten,
    Ze gleden door de takken heen
       en vonden vuil, versleurd,
    De kleine groene bladerkens
       die zij zo gaarne kusten
    'Och, arme bruine bladerkens!
       Wat is er met U gebeurd?'

    Maar nauw gevoelt het bladervolk,
       het slappe, natbetraande,
    Verloren volk de warmte van
       de gouden zonnegroet,
    Of knisperend en knetterend
       begint het doodgewaande
    Te leven en te krullen in
       den koesterende gloed.

    Nu lopen alle blaadjes in
       het zonlicht langs de wegen,
    Nu dansen zij hun rondedans
       de mensen voor de voet,
    Nu ruisen zij hun vrijheidslied
       de oude bomen tegen,
    Die weten, dat het bladervolk
       zo 't elke jare doet.

    schrijver

    18-10-2015 om 21:19 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vruchten

    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    O vruchten-lege schaal
    o Vruchten-lege schaal, o flanken rijk aan reuken
    die heel de zomer draagt maar niet verzaden zult:
    nóg komt een kopp'ge bij uw nodende ijlte beuken
    met hoornen hoofd en dom geduld.

    Ik ben 't gekorven hout waaraan geen trossen hangen,
    tot lucht verijld het hars dat uit de wonden droop.
    o Vruchtenloze geur, wordt menselijk verlangen
    ooit goddelijke hoop?

    schrijver

    17-10-2015 om 20:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.slaaf

    Een gedicht van E.J Potgieter 1808-1875

    Het zingen van de slaaf.

    Vrij gevolgd naar H.W. Longfellow.

    Uit de hut des negers rezen
    Aan d' Ohio-stroom bij nacht
    Liedren als Jehova prezen,
    Toen Hem Isrel offers bracht;
    En mijn voet gleed trager voort
    Door het statig sluimrend oord.

    Luide zong hij Davids Psalmen,
    Schoon in slavenboei gekneld;
    Luide zong hij zegegalmen
    Van de koninklijke held;
    't Vorstlijk harpgezang van 't Oost
    Ruiste in 't verre Westen troost!

    'k Hoorde 't lied, vóór veertig eeuwen
    Aan de Rode Zee gedicht.
    Langs de Leidsman der Hebreeuwen
    Was ze wederzijds gezwicht,
    Maar van heel 't Egyptisch heir
    Gaf zij ros noch ruiter weer!

    De oren lenende aan die zangen,
    Werd mijn harte droef te moe:
    Onbeschrijfelijk verlangen
    Naar verlossing klonk mij toe
    Uit de weemoedvolle klacht,
    Waar zich 't lied in had verzacht.

    Zie, 't geviel in de eerste dagen
    Der gemeente van de Heer:
    Paulus wordt in boei geslagen;
    Silas kromt zich naast hem neer -
    Tot het paar de hoofden buigt,
    En in banden Gode juicht!

    Daar beweegt van schrik zich de aarde,
    Daar betoont de Hemel hulp!
    't Stenen huis, dat hen bewaarde,
    Davert als een rieten stulp, -
    Open is 't gesloten graf,
    En hun ketens vallen af.

    Maar wat engel daalt er neder,
    Die der slaven boeien slaakt?
    Maar wie schudt het aardrijk weder,
    Tot verstokt gewisse ontwaakt?
    Biddend zag mijn blik omhoog
    Naar der heldre starren boog!


    1844.

    schrijver

    16-10-2015 om 19:29 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meisje

    Een gedicht van Jacob van Lennep 1802-1868

    Het blijde Meisje.

    Wie is morgen jarig? - Ik!
    O! wat ben ik in mijn schik:
    Maatje was nooit karig;
    En gewis zal 't morgen weer,
    Feest hier zijn ter mijner eer.
    Morgen ben ik jarig.

    Keetje en mietje zijn genood,
    En mijn nichtje Betje,
    Zie, dat geeft, met Klaartje en mij,
    En de kleine Suze er bij,
    Al een heel saletje.

    En dan vinden wij voorwaar,
    Even als verleden jaar,
    Weer een déjeuneetje klaar;
    Heden wat een pretje!

    Wie is morgen jarig? Ik!
    O! wat ben ik in mijn schik:
    Maatje was nooit karig;
    En gewis zal 't morgen weer,
    Feest hier zijn ter mijner eer.
    Morgen ben ik jarig.

    Maatje zal op chocolaad
    Zeker ons tractéren.
    En zij geeft er wafels bij:
    Ligt nog andre snoeperij,
    Wat wij maar begeren.

    Als het smullen heeft gedaan,
    Zullen wij aan 't spelen gaan,
    Touwtje springen, raadsels raân,
    En ons amuséren.

    Wie is morgen jarig? Ik!
    O! wat ben ik in mijn schik:
    Maatje was nooit karig;
    En gewis zal 't morgen wer,
    Feest hier zijn ter mijner eer.
    Morgen ben ik jarig.

    Buiten twijfel zal Papa
    Weer mijn spaarpot vullen.
    O! 'k ben zo nieuwsgierig naar
    't Geen Mama, en Jan en Klaar
    Mij toch geven zullen..

    'k Hoop, Mama een nieuwe doek,
    En broer jan een prentenboek.
    Klaar geeft wis een peperkoek;
    Hé! wat zal ik smullen.

    Wie is morgen jarig? Ik!
    O! wat ben ik in mijn schik.
    Maatje was nooit karig.
    En gewis zal 't morgen weer.
    Feest hier zijn ter mijner eer.
    Morgen ben ik jarig.

    Het Nachtegaaltje (1851)

    schrijver

    15-10-2015 om 21:17 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'s avonds

    Een gedicht van Juliu Vuylsteke 1836-1903

    'S AVONDS

    Soms nog als de avond is gevallen
    en alles in stad reeds stil,
    draagt mij mijn voet voor 't huis waar zij woonde,
    ofschoon ik het zelf niet wil.

    O bloemeken van mijn eenzaam leven,
    mijn liefde, mijn lust, mijn vreugd!
    Een andre geniet nu uw geuren en kleuren
    en doet zich deugd aan uw jeugd.

    Dan bersten de donkere erinringen open
    als hagelwolken, op mij;
    dan loop ik zo haastig mooglijk schuilen
    in de herberg daar naastbij.

    Verzamelde gedichten (1881)

    schrijver

    14-10-2015 om 21:49 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    12-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.peren

    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    PEREN 
    Gebogen hangt het perenhout,
    bevallig, onder ‘t menigvoud
    gedrag, dat hem bewonderen laat
    alom, en op de bomen staat.

    Zo druiven, in malkaâr geklist,
    bij grote en dikke krabben is ‘t,
    dat top en takken, scheefgelaân,
    bezwijkend, van de peren staan.

    Hoe schone, als ‘t lieve zonnelicht
    daarop zijn mooie stralen zicht;
    en, geluw-, groen- en grauwgeveld,
    fijn goud op al die peren smelt!

    Hoe spannen ze, in hun ronde glans,
    vol zerpe en zoete zeupen gans;
    die, borstgeeene en lijfgenoot,
    nog wassen, bij de moederschoot!

    Het staat er die, vol rode schijn,
    bloedverwig als de kaken zijn
    van menig menig mensenkind,
    dat m'hier en daar ten boere vindt.

    Het staat er, effenbruin van bast,
    aan klene, tere takken vast;
    die ‘k puilen zie, alhier, aldaar,
    ter pelen uit en... ponden zwaar.

    Vaarwel, die zulke giften laat,
    o zonne, aleer gij henengaat,
    en elders weunt, de lange tijd
    dat ‘t wintert, en ge onzichtbaar zijt.

    Dat ‘t donker is, dat ‘t waait en buist;
    dat verre is al het groen verhuisd;
    dat, naakt, of heel met ijs belaân,
    onvriendelijk de bomen staan.

    Vaarwel, o zonne!... Hij is groot,
    diens hand u in de hemel schoot;
    diens goedheid, die geen' beurte en kent,
    bij beurten, ons die zomer zendt.

    o Eeuwig goede, om al het goed
    dat ‘t bakelen van de zonne doet
    onze onbeholpen schamelheid,
    zij lof en ere u toegezeid!

    12/10/1894

    Rijmsnoer (Herfstmaand)

    schrijver

    12-10-2015 om 21:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lied
    Een gedicht van Geerten Gossaert 1884-1958

    LIED.

    Nu lichtvergeten
    De avond rust
    Wordt alle weten
    Dieper bewust;
    Maar elk begeren
    Dat liefde deren
    Zou, en bezeren,
    Is nu gesust.

    En wijder sperren
    Zich ziel en zin,
    Nu ver de sterren
    Ontvonken in
    De onbetogen
    Azuren hoge...
    Klaar als de ogen
    die ik bemin!

    Experimenten (1911)

    schrijver

    11-10-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.arbeid

    Een gedict van Herman de Gorter 1864-1924

    Uit de arbeid komt voort de bloedige strijd

    Uit de arbeid komt voort de bloedige strijd.
    De arbeid is 't die doet de stromen bloed
    Om de aarde vloeien. In rode damp van bloed
    Doet haar dampende voortgaan de arbeid.

    Zij gaat in 't Al de sterren tegemoet,
    Waarvan de smart en strijd haar onderscheidt,
    In wolken van bloed, en tranenbeschreid,
    In van pijn en rouw nacht en gloed.

    De aard is in goudene sterren rood
    En zwart van stromend, geronnen mensenbloed.
    De lichamen der levenden een vloot
    Op der doden stromende levensvloed.
    En van die levenden geweld'ge dood,
    Door strijd, van die doden het doden boet.

    Strijd (II)

    schrijver

    10-10-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.haat

    Een gedicht van René de Clercq 1877-1932

    HAAT VERWIJDERT MIJ VAN GOD

    Haat verwijdert mij van God,
    liefde voert mij nader.
    Grauwt ellende door mijn lot,
    laat mij liefde, Vader.

    Valt de wereld van mij af,
    waar de sterren blinken
    laat mij in der liefde graf
    in Uzelf verzinken.

    Meidoorn (1925)

    schrijver

    09-10-2015 om 21:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    08-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.psalm

    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    Psalm XVII.


    Hoor, o Heere, mijn gesmeek,
    Waarheid uit mijns herten grond;
    Valsheid is 't niet, die ik spreek,
    Geen bedrog besmeurt mijn mond.

    Hebt ge niet beproefd mijn hert,
    Heer, het onderzocht bij nacht,
    Toen er niets gevonden werd,
    Heb ik op uw recht gewacht.

    Loutrend mij door reine gloed,
    Daar Ge in mij niets bozes vond;
    Mijn gedachten, mijn gemoed
    Overtreden niet mijn mond.

    Voor de daad der rovers, God!
    Had ik uwer lippen woord,
    Dat beschermde mild mijn lot:
    't Leidde mij door 't leven voort.

    Heer, mijn voet betrad uw spoor,
    Nimmer, wanklend op die baan,
    'k Roep tot U, mijn God, o hoor
    Mijn gebed genadig aan.

    Redder, Gij, van hem, die U
    Zoekend zich, door U beschermt...
    Help me tegen bozen nu,
    God, die u in mij erbermt.

    Heer, behoed mij als uw oog,
    Berg mij onder 't schaduwbeeld
    Uwer vleuglen, uw betoog
    Worde, o Heer, mij toebedeeld.

    Tegen Goddelozen, Heer,
    Die mij prangen in de smert,
    Mij verwoestend, wreed en zeer,
    Wee! gevoelloos sluiten 't hert.

    Trotsheid spuwt hun lastermond,
    Zij, omsinglen mij met haat,
    Heer, hun oge tracht ten grond
    Mij te stoten door verraad.

    Aan een leeuw is hij gelijk,
    Ene jongen leeuw, die loert
    Hongrend. Heer, verniel zijn rijk!
    Red mij, eer hij mij vervoert.

    Mijne ziele, met uw zwaard,
    Red ze voor de boze, Heer!
    Voor genieters dezer aard,
    Red ze! vel uw vijands neer!

    Vol is 't lijf hun door uw goed.
    Zonen hebben ze in getal,
    Latend hunne overvloed.
    Hunne telgen... dat is al!

    Maar ik wil uw aangezicht,
    Heer, beschouwen hoogverblijd...
    'k Word verzadigd door uw licht,
    Rein van harte t' allentijd.

    De Psalmen in gezangen

    schrijver

    08-10-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.herfstdag

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Parijse herfstdag

    Ik heb de weemoed van uw stad verstaan.
    Een stad vol vreugde, zeiden zij die nooit
    Geneugten weten dan het vlees ontplooit,
    Vol zoete tastbaarheid en weken waan.

    Maar in uw parken geurde uit iedre laan
    't Verleden: grootser tuin, voorlang gerooid;
    En iedre lijst die strekt of rijst of glooit
    Aan uw paleizen, hing de erinnring aan.

    Erinnring aan die grote gouden tijd
    Toen om uw zonnekoning 't rijk bewoog,
    Moed en bevalligheid en weelde en vlijt.

    Gij woelt, maar overwon niet: laag en hoog
    Richt over u die Dode; uit perk en boog
    Beheerst Zijn IJdelheid uw ijdelheid.

    Oorspronkelijk dichtwerk (1938)

    schrijver

    07-10-2015 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Geert Teis 1864-1945

    Knoalster lorelei
    Ik wait nait, wat zel 't toch beduden,
    Dat ik zo miesderig bin;
    n Vertelster uut olle tieden,
    Dat gaait mie moar nait uut de zin.
    't Is kôld over 't daip en 't wordt duuster,
    't Is ales in rust, groot en klaain,
    De leunen van de badde is dudelk
    In t heldere woater te zain.

    Het oaregste schipperswichie
    Van zo'n achttien of negentien joar,
    Dat staait in heur onderliefie,
    Zai kamt heur stroblonde hoar;
    Zai kamt het in laange strengen,
    En zingt zaacht een deuntje derbie,
    Zai zingt van de laifde en van schaaiden...
    De snikke vuier net heur veurbie.

    De snikjong achter aan 't rouer,
    Dij röpt 'Goienoavendsoam!'
    Hai zogt gain liene en gain badde,
    Hai kikt moar noar t wicht op de proam.
    Ze zeggen: hai is mit zien hazzens
    Liek tegen de badde aan goan,
    En dat haar mit heur zingen
    Dat schipperswichie doan.

    schrijver

     

    05-10-2015 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oneindigheid

    Een gedicht van Albert Verwey 1956-1936

    Oneindigheid

    Van honderdduizend jaren her
    Kwam tot mijn oog de straal van een ster,
    Hij kuste mij met zijn milde licht,
    Ik voelde mij leven als in een gedicht,
    Want wat is tijd?

    Meer mijlen ver dan mens verstaat
    Bewoog mijn oog dat stergelaat,

    Ik was nabij haar met mijn blik
    En ondervond een zoete schrik:
    Geen ruimte telt!

    Tezaam geschapen ster en oog,
    Eén enkel leven laag en hoog,
    Zijn wij geworden en voor elkaar,
    Zij werd door mij, ik werd voor haar:
    Waar is de grens?

    Ik draag en ben het heel heelal.
    O valse schijn van lichaamswal,
    Waarbinnen wij schijnen, waarbuiten wij zijn,
    Omvangende in een gedroomde lijn
    De oneindigheid!

    Het zichtbare geheim (1915)

    schrijver

    04-10-2015 om 19:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.huizen

    Een gedicht van H.C. Rümke 1893-1967

    Oude huizen

    Aan d' overkant van 't water stonden d' oude huizen.
    Het water was heel stil, een witte rand
    van pas gevallen sneeuw lag voor de huizen.
    't Was alles broos en fijn, voor strakke lucht met sterren.
    De huizen stonden oud en stil....van verre
    kwam dof gedreun: het ruchten van de stad,
    dan was het, of de huizen
    nóg groter stilte hield omvat....
    Luid kwam, met hard gebel, een tram voorbij gereden....
    Toen wisten d' oude huizen niet
    wat zij daar deden....

    De Beweging (1917)

    schrijver

    03-10-2015 om 22:09 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geestenkoor

    Een gedicht van J.J.L ten Kate 1819-1889

    GEESTENKOOR BOVEN DE WATEREN.


     
    Ziele des mensen!
             Gij zijt als het water:
             't Werd uit de boezem
             Des hemels gebaard;
    't Stijgt naar de hemel,
             Het stort weer ter aard,
             Eeuwig verwisslend
             In rustloze vaart.

            Stroomt van de steilte
             De straal naar beneên,
             Dan stuift hij lieflijk,
             In wolkende golfjens,
             Over de vlakte
             Der berghelling heen;
             Blank als een spiegel
             Verlaat hij de rots,
             Danst hij ter diepte
             Met vrolijk geklots.

    Maar gaan de klippen
    Zijn stortval te keer,
    Dan bruist hij grimmig,
               Met kokende golven,
               Dan stormt hij trapswijz'
               In d' afgrond ter neer.

    Tussen de rozen
               Daar henen geslingerd,
               Glipt hij wellustig
               In 't bloeiende dal.
               En alle starren
               En stralende zonnen
               Lachen en lonken
               In 't levend kristal.

    Wind is de minnaar
               Van 't spelende golfje;
               Wind is de vijand
               Der argloze baren,
               Die in haar boezem
               Zijn aanval begint.

    Ziele des mensen,
               Hoe zijt gij als 't water!           
               Noodlot des mensen,
               Hoe zijt ge als de wind!

             Naar Goethe.
             1845.

    schrijver



    02-10-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.rust

    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1891

    WAT RUST ZE ZACHT.

    Wat rust ze zacht in 't malse ledekant,
    Het blank gelaat, in 't kroezelhaar gesloten,
    Met iets zo fijns, zo zeldzaams overgoten,
    Als zag ze mij reeds hangen aan de hand
    Een kindje uit haar edel lijf gesproten!
    Wat rust ze zacht in 't malse ledekant!

    Hoe lieflijk rust de wellustvolle vrouw,
    Die mij met schoonheid, liefde en maagdenweelde
    Den ganse nacht gelijk een engel streelde,
    Die ik, bevruchtend als de morgenddauw,
    Met mannenkracht en kinderlust bedeelde!
    Ja, lieflijk rust de wellustvolle vrouw!

    Wat rust ze zacht, die parel der natuur,
    Die schoonheid paart aan edel zielsbehagen,
    En in de schoot een wereld kan verdragen,
    Maar toch zo teer verspreidt haar minnevuur.
    Een lelie geurend tussen dorenhagen...
    Wat rust ze zacht, die parel der natuur!

    Gedichten (1911)

    schrijver

    01-10-2015 om 21:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van  Sebald Rau 1801-1887

    Nacht

    ’t Gestarnt’, dat de avond wekte in ’t Zuiden
           Is reeds in ’t spieg’lend meer gezwicht.
           De maan onthult haar kwijnend licht;
    En drinkt de balsemgeur der kruiden.

    De nacht, reeds half voorbijgesneld,
    Heeft aller scheps’len oog geloken.
    De tortel rust, in ’t nest gedoken;
           De leeuwerik bij zijn gade in ’t veld.

    Zijn strelend wiekje omschut de leden
    Van haar, wier blijd ontwaakte goed
           Weldra de scheemring met hem groet,
    In ’t zoet van ’t ogenblik tevreden.

    ’k Gevoel me alleen: geen sluim’ring houdt
    Die blikken, die aan ’s hemels bogen
    De starren volgen. 't Hart, bedrogen
           Door de aarde, zoekt waar ’t zich vertrouwt.

    Waar ’t lieflijk doel van ons verlangen
           Niet als ’t gevleugeld droombeeld wijkt:
           Waar ’t zwevend weefsel niet bezwijkt,
    Waaraan de moede ziel bleef hangen.

    Waar, die wij minden, heengevloôn,
    Gaan treên langs eeuw’ge levensvlieten,
    En hemelzaligheên genieten,
           Terwijl wij wenen om de doôn.

    Waar, mooglijk uit uw reine vrede
           Gij, die me eens liefhad, nederziet,
           En fluistrend mij een troostwoord biedt
    Op mijn verlaten legerstede.

    30-09-2015 om 19:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarheid

    Een gedicht van P.L. van de Kasteele 1748-1810

    Jesus de vriend der waarheid.

    Toneel der dwaling, schouwplaats der ergernis!
    Rampzalig aardrijk, vol van begoocheling!
    't Mensdom, uw sieraad, 't Mensdom verpest u
    Alles bedriegt.

    Waar vlood de Waarheid? weet gij het, sterflijken?
    In 't licht der Godheid zien haar de Hemelsen,
    Boven uw aanval, Vader des leugens,
    Ver van uw kreits,

    Daar Waarheid heerst, daar juichen de Zaligen;
    Daar leeft de Godheid. Reinheid en vrolijkheid,
    Rust en vertrouwen woont voor haar aanschijn,
    Niet hier op aard.

    Gij, vriend der waarheid', vriend des Rechtvaardigen!
    Vermijd deez' aardbol, 't Rijk des geweldigen!
    't Onrecht regeert er; kruis en vervloeking
    Wachten u hier.

    Gij komt op aarde, Gij, de Waarachtige!
    Gij schuwt geen lijden, Redder der dwalenden!
    Waarheid en zegen welt uit uw boezem,
    Stroomt uit uw mond.

    Gij, 't Licht der wereld, schijnt in de duisternis:
    De neevlen zwichten; klaarheid en zuiverheid ,
    Straalt om U henen. Leugen en dwaling
    Smelten voor U.

    ’t Heelal veroudert, alles verandert ééns:
    Uw woord is eeuwig, vast uw getuigenis;
    't Woeden der eeuwen spilt op dien rotssteen
    Al zijn geweld.

    Gij kent geen vleitaal, kent geen bedekselen:
    Uw hart behoeft geen tooi, noch bewimpeling;
    Rein, als uw Godheid, siert het zich zelve,
    Blinkt het van deugd.

    Gij zoekt geen grootheid, vreest geen vernedering:
    Van 't pad der waarheid, 't spoor uwer heerlijkheid,
    Lokken U nimmer, laagheid noch eerzucht,
    Vreze noch hoop.

    Geen zucht tot vrede, Gij die ons vrede geeft,
    Verbergt uw mening. — „ Wee u! gij huichelaars!"
    Zegt Ge aan de Groten. — „Achter mij, Satan!"
    Zegt Ge aan uw vriend.

    De hel moog woeden, God Hem verlaten zelfs,
    Nog zegt Hij: „Vader!" — Hoort het, gij hemelen
    't Aardrijk beweegt zich. Sidder, gij Hoofdman!
    Deze is Gods Zoon!

    Hij vaart ten hemel! Groot is zijn zegepraal!
    De Geest der waarheid geeft Hem getuigenis,
    Petrus, zo kort nog blind voor de heilleer,
    Predikt het kruis.

    De Vriend der waarheid zegent die prediking.
    Een schaar verdwaalden, zelfs van zijn kruisigers,
    Eren het zoenbloed. De einden der aarde
    Vinden genâ.

    Nog leeft de waarheid! — Jesus beveiligt haar.
    Geen vrees, geen kluister kerkert haar zegelied.
    Spotzucht en laster, alles verspilt zich;
    Jesus regeert!

    Hij is ons gistren, —. heden, — in eeuwigheid,
    Een Rots, een Heiland; nimmer begeeft Hij ons.
    Werelden, liegtvrij! Jesus komt weder;
    Waarheid met Hem.

    schrijver

    29-09-2015 om 21:54 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.afscheid

    Een gedicht van G.W. Lovendaal 1847-1939

    Afscheid.

    Het avondzonnetje vlamde in ons raam
    En gloeide ons geveltje rood.
    Tien snoezige zwaluwen zaten te zaam
    Te snebbelen hoog op de goot.

    Maar wát ze kwebbelden, al door elkaar,
    Daar werd wel niemand uit wijs:
    Best mogelijk maakten ze 't reisplan klaar,
    Ze gingen die avond op reis.

    Daar gilde' opeens ons vaarwel alle tien
    En weggescheerd was de drom;
    Ons grootje riep ook nog: tot wederzien,
    Maar zag ze toch nimmer weerom.

    Kindergedichten  (1914)

    schrijver

    28-09-2015 om 22:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van René de Clercq 1877-1932

    GIJ DAN, DIE IN 'T NAAKT

    Gij dan, die in 't naakt de zonde ziet,
    Die zijn heiligste glans ook in 't beeld verbiedt,
    Die wilt dat ellende - ellende verrijkt -
    Ten minste gehuld vóór uw poort bezwijkt,
    Wat laat gij de geest vol schaamte gaan
    In de waaiende wereld der vijgenijgenbladblaân?
    Moest hem niet zediger zorg besteed?
    Moest hij niet pralen in prachtig kleed?...
    O, mensen, wij leven niet slechts van brood;
    En, is de honger de hoogste nood,
    Daar is ook honger aan kennis. Heil
    Den lande, waar weelde niet boven uw peil,
    O wetenschap, klimt; waar elk bewust
    Voor de levensstrijd staat toegerust;
    Waar het boek is arbeid, de hamer eer,
    En de koeherder rijst als kamerheer.

    Toortsen (1909)

    schrijver

    27-09-2015 om 19:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.toewijding

    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Toewijding. aan ***

    Hervond gij ooit een lint, een bloem, een blad,
    Een stille erinn'ring aan verleden dagen,
    't Vergeten beeld van vroeger vriend of magen,
    Die ge eens bemind, betreurd, verloren had?

    't Is smartlijk zoet: - en bij het treurend klagen,
    Om wat te snel verdorde op 't levenspad,
    Plooit soms een lach de wang, van tranen nat,
    Een dartle lach van lust en welbehagen. -

    Wist zo mijn luit, in 't lied U opgedragen,
    De Erinn'ring aan 't verleden op te dagen,
    Van 't schoon Verleden, dat ik nooit vergat,

    Licht zoudt ge, als vroeger in Minerve's stad,
    Met blanke hand een traan uit de ogen vagen,
    Om met een lach te staren op dit blad.

    De Gids (1841)

    schrijver

    24-09-2015 om 16:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Henriette Roland Holst-van der Schalk 1869-1952

    't Is nu de kentertijd

    't Is nu de kentertijd
    dat de vrouw naar nieuw levenswater glijdt;
    diep water, waarin bare' als Bergen klimmen;
    wijd water, en ver aan de verre kimmen
    verwaast vredes zacht-bloeiende kust.
    0 Maatschappij, gij zee, die kent geen rust,
    uit de luwe kreken van het verleden
    zwemt de vrouw naar uw ruwe machtigheden.
    Het is nu ook de tijd
    dat het vrouwen-gemoed kentering lijdt:
    uit de vloeibare lusten
    en aandriften, verhardt zich daarin 't vast-bewuste,
    als in oer-oude dagen
    d' aard' uit vloeibaarheid vormde vaste lagen,
    of als nog heden in 't heelal
    telkens uit gasse' ontstaat een vaste bal,
    een nieuwe kern, een donk're levensbeker. —
    Zoo stolt zich nu natuur, die vlottender en weker
    was in de vrouw, vol van 't oer-element
    instinkt, tot verstand dat zichzelve kent
    en het gebied tot aan zijn verste transen
    afzoekt met eigen glansen.

    De vrouw in het woud (1912)

    schrijver

    22-09-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meisje

    Een gedicht van W.F Oostveen 1849-1890

    Arm Meisje.

    Arm meisje dwaalt zoo eenzaam
    En treurig over straat
    En wekt het medelijden
    Van wie haar gadeslaat.

    Toch vraagt het kind der armen
    In 't meer dan schamel kleed
    Vaak nog vergeefs erbarmen
    Met haar ellende en leed.

    Och, mocht gij haar ontmoeten
    Verzacht haar droefenis
    In naam van Hem daarboven
    Die ook haar Vader is.

    Kinderlust en kinderleed (1883)

    schrijver

    21-09-2015 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.roos

    Een gedicht van Hieronymus van Alphen 1746-1803

    De verwelkte roos

    Waarom verwelkt de roos zo ras?
    Zei Jantje, och of 't anders was!
    God wierd ook, dunkt me, meer geprezen,
    Zo 't roosje langer bleef in wezen.

    Al denkt ge, dat ge 't wel doorziet,
    Mijn lieve Jan! het is zo niet.
    De Schepper weet het best van allen,
    Waarom 't zo schielijk af moet vallen;
    En wil ook, dat ge gadeslaat,
    Hoe ras het aardse schoon vergaat.
    De schepper, die 't ons past te vrezen,
    Wordt door bedillen nooit geprezen.

    schrijver

    20-09-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moskee

    Een gedicht van Edward Koster 1861-1937

     IN DE MOSKEE.

    Ets van Beuer.

    Trots op het witte ros, dat buigt gedwee,
    Verheft hij zich, de Sultan, met gebaar
    Van heerschappij, en angstig deint de schaar
    In 't vale schemerlicht van de moskee.

    En door de ruimte ruiht een bange beê
    Tot hem, de heerser, aan wiens voeten daar
    Een mensenhoofd geveld ligt, met gestaar
    Van brekende ogen in een macht'loos wee.

    De blanke zuilen stijgen stil omhoog,
    En bevend droomt het licht in de gewelven,
    Neerzind'rend wil 't de mensenzee bedelven.

    Twee ranke lampen dalen van de boog,
    En werpen witte reinheid om zich henen...
    Steeds momm'lend waart alom het doffe stenen.

    Ver van 't gewoel (1922)

    schrijver

    19-09-2015 om 19:21 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    ALLEN

    Zijn het enkel maar deez' weingen,
    Die, de Droom te voet gevallen,
    Zich aan zijne aanblik reingen?
    Neen, ik voel de gloed in allen.

    Als in 't najaar vogelscharen,
    Zich verzaamlend voor zij trekken,
    Blanker dan het schuim der baren,
    Kust en duinenrug bedekken,

    Eerst in aarzelend gewemel
    Angstig door elkander kringend,
    Dan - hun opvlucht naar de hemel,
    En de zee het reislied zingend;

    Zo staan talloze verlangers
    Zuidwaarts naar de trans te turen;
    Doch hun stem is niet des zangers,
    Dus hun zucht zal ook niet dúren.

    Kònden zij het blauw bevolken
    Met hun beeldende gezichten,
    Tuinen zouden door de wolken,
    In een teelt van rozen, lichten;

    Ieders ander land ging gloren
    In een glans van zomerweders,
    En zijzelven, nieuwgeboren,
    Zweefden op ontploken veders.

    Liefste, ik heb alleen van zeven
    't Lied der laatste hoop doen schallen,
    Maar één vers blijft ongeschreven:
    Het gebed der duizendtallen.

    Opvluchten (1922)

    schrijver

    18-09-2015 om 21:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.najaarslied

    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Najaarslied.
    Ik ken geen schoner kleuren
    Dan die van 't Hollands bos
    In bruine najaarsdos;
    Ik ken geen zoeter geuren,
    Dan die uit droge mos,
    Uit geelrode eikenbladeren
    En varenkruid dat bloeit,
    Mij op het koeltje naderen,
    Dat met mijn lokken stoeit.

    Ik ken geen schoner zangen
    Dan vink en lijster slaakt,
    Bij 't morgenlicht ontwaakt,
    Eer hen de strikken vangen,
    Door al wat zingt gewraakt:
    De wildzang uit de twijgen
    Met vochtig rag omstrikt,
    Dat, als de dampen stijgen,
    Met perels blijft bestikt.

    Ik ken geen schoner luchten
    Dan waar de herfst mee praalt,
    Als 't zonlicht nederdaalt
    En dorpen en gehuchten
    In goud en kleuren maalt.
    Dan rijzen blanke rotsen
    En donkre bergen op,
    Begroeid met ruige bossen,
    Verguld aan rand en top.

    Dan spelen alle verven
    Dooreen met stille pracht,
    Tot dat ze, schoon en zacht,
    Versmelten en versterven,
    En zeggen: ‘Het wordt nacht!
    Weer is een dag vervlogen;
    Welhaast een jaargetij:
    Een jaar gaat voor uwe ogen,
    Gelijk een damp voorbij.’

    Gedichten III (1905)

    schrijver

    17-09-2015 om 21:42 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.herfst
    Herfst


    Toornige vreugde doet mij rechtop gaan
    dwars door de herfstige plantsoenen
    waar in het nat verwilderd gras
    rillend naast de zwarte plas
    een troep verregende kalkoenen
    verworpen, onheilspellend staat.

    De wind schuift in de glazen wolken
    lichtende wakken hemel open
    en wervelt glinsterende kolken
    omhoog uit gele bladerhopen.
    Als gevallen englen hokken
    door geen zon meer te verzoenen
    in een somber dreigend mokken
    daar mijn broeders de kalkoenen.

    Maria Vasalis,
    uit parken en woestijnen

    16-09-2015 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dingen

    Een gedicht van V. de Meyere 1873-1938

    Er schuilt in al de dingen, die ik zing

    Er schuilt in al de dingen, die ik zing
    zo'n wondre zin die weinigen beseffen
    zullen, in hun stil-leven dat zó effen
    henenvloeit, zonder droom noch mijmering.

    0, zangen van mijn Ziel! ik zeg mijn leven
    rein uit in uwe gelukzaligheid,
    omdat elk lied, altoos een nieuwer streven,
    een breder Passie om mijn slapen leit.

    Uw zoet geluid, dat om mij heen komt spelen
    met balsemklanken, die mijn oren strelen,
    't ruist al de jeugdge schoonheid van mijn hert!

    Groot is uw doel, mijn zang : Een jeugd van weelde,-
    maar ook van smart, - 't herscheppen met die beelden
    die mij omruisten sinds ik Dichter werd!

    Verzen (1894)

    schrijver

    14-09-2015 om 19:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sibylla
    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    Sibylla

    Sibylla, aangebeden kind -
    zoo wispelturig als de wind -
    die louter zielenvreugde vindt
    met herten doen te smachten,
    die gij door uwe schoonheid blindt
    en aan uw zegekarre bindt,
    terwijl ge toch geen een bemint,
    hoe zij naar u ook trachten.

    Is ‘t niet uw blauwig ogenpaar,
    uw blond gestruiveld fulpenhaar,
    uw stem, als ene harp zo klaar,
    die ieders ziele vangen?
    ik weet niet, maar ik word gewaar,
    en waar ik ben, en waar ik vaar,
    dat ik toch altoos, altoos naar
    uw liefde blijf verlangen.

    Eens, 't was in 't schone jaargetij,
    ging ik zo zalig naars uw zij;
    uw beeld versmolt zich gans in mij:
    Ik wou u min betonen!
    Gij lachtet, hiet het gekkernij,
    doch waart zo goedgezind en vrij,
    om mijne liefde, uit medelij,
    met gene spot te lonen.

    Bevallig meisje, is ‘t mijn schuld,
    dat steeds mijn hert, met u vervuld,
    geen ander beeld dan ‘t uwe duldt?
    O, 'k heb het God gezworen:
    Dat ik, waar ge u ook wenden zult,
    hoe ge  uw englenneusken krult,
    u volgen zal met mijne huld',
    al moest ik gaan verloren!

    Sibylla, godgewijde meid,
    eens daagt de hemelse eeuwigheid
    voor allen die, in zedigheid,
    met ‘t hert vol liefde leven!
    O, als uw ziel van ‘t lichaam scheidt,
    moog dan in ‘t licht, dat zij verspreidt,
    mijn geest, vol vuurge tederheid,
    lofzingend, juichend zweven!

    Gedichten (1861 - 1863)

    schrijver

    13-09-2015 om 19:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhof 1898-1936

    Novalis

    Hij wist met kalme angst hoe alles moest
    Leven. Voortleven, zalig of verdoemd.
    Niets wordt vernietigd, spoorloos verwoest:
    Een geur, een toon die in de stilte zoemt,

    Iets blijft, hoe ook verijld, versteend, verbloemd,
    Leven moet alles tot in eeuwigheid.
    Geen sluimering, geen min, geen dood verzoent
    De kruistocht redeloos door ruimte en tijd.

    De doden rusten niet, gezweept tot feesten
    Waarin zij ijdel trachten te bezwijmen
    Tot redding uit de onduldbare geheimen.

    En ieder zwervling is omzwermd door geesten;
    Nooit worden wij eenzaam en nooit met rust
    gelaten aan een beek, een graf, een kust.

    Erts (1927)

    Illustratie: Novalis (1772 - 1801)

    schrijver

    12-09-2015 om 22:49 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.beek

    Een gedicht van Elisabeth Maria Post 1755-1812

    Aan een beek

    Lief beekje dat daar kronkelt,
    En zachtjes murm’lend vloeit,
    Zo aangenaam verdonkerd
    Door ’t lommer dat hier groeit!
    Ik zet mij onder de eiken
    Op ’t zwellend oevermos,
    Geen zorg kan mij bereiken
    Hier in dit zalig bos.

    Ik zie door 't windj' u strelen,
    Het krult uw oppervlak,
    'k Hoor 't in de takjes spelen
    Van ’t groene schomm’lend dak.
    Een vogel schommelt mede,
    Zingt onderwijl zijn lied,
    ’t Is of hij, wel te vrede,
    Zijn beeld in 't water ziet.

    Hoe geuren Eik en Berken!
    Wat is 't hier koel en fris!
    Hier voelt zich 't hert versterken
    Dat mat en dorstig is.
    Hoe lavend is dit water!
    - ô Welk een teug! - Het leeft!
    Men hoort van ver 't geklater
    Der bron, die 't leven geeft.

    Hoor! welk een statig ruisen
    Van waterval bij val,
    Fontein en springbron bruisen;
    ô Welk een zalig dal!
    Hoe rijk in koele stromen,
    Hoe eenzaam en hoe stil,
    Of niets het lied van bomen
    En water storen wil.

    Verhit, en moe van ’t dwalen,
    En schier van dorst verstikt,
    Kwam ik hier adem halen
    En werd geheel verkwikt;
    Mijn liefde en eerbied groeien
    Voor U, ô God! wiens hand
    Die beekjes zo doet vloeien
    Door dit gelukkig land.

    Leid, waterrijke streken,
    Leid, koel beschaduwd oord,
    Mij tot de volle beken
    Van Jesus' liefde voort.
    Daar ’s lafenis en krachten
    Voor ’t hart dat Gode leeft;                           
    Dat dorstig moet versmachten
    Bij al wat de aarde geeft.

    Ontwaakte zang-lust (1807)

    schrijver

    11-09-2015 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nagedachtenis

    Ter nagedachtenis aan Joost Zwagerman

    Veel

     

    Het werd teveel

    Je hebt je deel

    En je kijkt scheel

    Scheel van ellende

    Zou het ooit nog wenden

    Mensen tegenspreken

    Mensen die het niet zien zitten

    En zelf was hij alleen

    Ondanks alle gaven die hij bezat

    Een man ging heen

    Helemaal alleen!

     

    10-09-2015 om 00:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.herfst
    Een gedicht van Johan Danser 1893-1920

    De Schone Herfst

    Naar deze herfst had ik ontroerd gewacht
    Als naar een nacht van zwoel-doorgeurde dromen:
    Naar 't koele licht en naar de gouden bomen
    In grauwe nevel langs de smalle gracht.

    De dagen waren vreemd van vege pracht,
    Een felle gloed scheen alles te doorstromen:
    De bloemen baarden huivrend-zoete aromen
    En wrede kleuren, bont en brandend-zacht.

    En als ik trad onder het droeve woeden
    Van stilte en weelde en lust de dood gewijd
    Voelde ik een beven door mijn leden spoeden,

    Maar ook, diep in mijn ziel die bang-verblijd
    De rijkdom dronk, het mateloze bloeden
    Van schrijnende angst en hete onzekerheid.

    De Beweging, jaargang 12 (1916)

    schrijver

    09-09-2015 om 21:32 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spel en ernst

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Spel en ernst.
    O wij lopen in onz' gebondenheid,
    Met onze illusie van vrij-wils-bestaan,
    Hoog en onkrenkbaar 't leven gadeslaan,
    En hij die de gebondenheid altijd

    Voelt, maar dat leed alleen zichzelf belijdt,
    Speelt zijn illusie koel en wèl-berâen,
    Meesterlijk, met de vreugd van 't wel-gedaan
    Komedianten met zijn menslijkheid.

    Maar wie, d'illusiedronknen, altijd weer
    Dromend, vergeten dat ze illusie is,
    Dat zijn de Vrijen, wie hun spel zo zeer
    Ernst is dat het onsterflijke errenst is.

    En uit het Leven dat de Illusie wil,
    Stroomt hun oneindge Kracht, oneindge Wil.

    Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1 (1894-1895)

    schrijver

    08-09-2015 om 21:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.maak

    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    Maak pompen van kanons

    Maak pompen van kanons
        en speiten van geweren,
        al 't vechten is voorbij,
        't is vrede weere in 't land.

    Kleengedichtjes (1872)

    schrijver

    06-09-2015 om 19:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.uitvaart

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Uitvaart.
    Wij dragen hem uit: zijn tijd is daar.
    Breng aàn uw kransen
    Van schone gedachten
    En daden; laat glansen
    Wat ge onder hem wrocht als hulde op zijn baar;
    Zacht roeme
    Uw mond zijne weldaân; elk woord zij een bloeme
    Voor 't dode Jaar.

    De middernacht laat hoog in de lucht
    Zijn sterren branden
    Bij de uitvaart des doden;
    Onzichtbre handen
    Breidden zacht het sneeuwen dodenkleed uit.
    Heur leden
    Gehuld in de rouwwade, sussen de steden
    Haar wielgerucht.

    Vreze des doods de aarde overspreidt..
    Voor ene seconde
    Neigt zich in rouwe
    Alles in 't ronde,
    Voelt naadren 't Onzegbre, Groot-stille Nacht,
    Verborgen
    In schaduw der heemlen, een nacht - zonder morgen? -
    Huivrend verbeid.

    Treê zacht tot de baar. Waar blijft uw groet?
    Stom zijn uw lippen
    En ledig uw handen!
    Geen trane' ontglippen
    Uw ogen. Verbitt'ring daarbinnen woedt,
    Doet sterven
    Lichtblijde erinn'ring in de vlamrode verven
    Van hare gloed!

    Gij mort, gij lijdt? Van uw lippen laat
    Dan vallen uw klagen,
    Nog eenmaal ontboezem
    Uw hart zijn vragen....

    Maar - stel u ootmoedig voor 't dode jaar;
    Hef stille
    De tere balans van uw eigen wille
    Tot goed en kwaad.

    Nu vlij met ons de dode neer
    In 't stil Verleden.
    ...Een deel van uw leven
    Met hem is vergleden!
    Zaagt gij er vele gaan? Wacht gij er meer?
    Vol weemoed
    Herdenk! - En dek zacht en in deemoed
    't Graf van 't Weleer.

    Serena (1898)

    schrijver

    05-09-2015 om 22:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sterven

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Sterven. IV.
    Toen Z ij n e stem, wellend uit diepe nacht ...
    Lichtend gelaat zag 'k over mij gebogen;
    Ik staarde in kalme, vriendlijk blikkende ogen:
    ‘Kom met mij,’ wenkten oog en lippen zacht.

    Mijn Gids had vleuglen, en op vleuglen vlogen
    Wij de aarde langs, die droomrig, dauwbevracht,
    Opglansde een wijl. Dan hoger, tot in pracht
    De sterrenzeeën om ons voortbewogen.


    En de aarde glipte weg, een donkre kogel,
    In 't wazig-diepe blauw der holle luchten ....


    ‘Ik heb geen vleuglen,’ kreet ik en ik sloot
    Mij vast aan Hem, die voortzweefde als een vogel.


    ‘Eens breng ik ze u. Zult gij dan 't volgen duchten?’
    En opziend, kende ik wie daar sprak: de D o o d.

    Serena (1898)

    schrijver

    04-09-2015 om 19:29 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sterven

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Sterven. III.

    . . . . . . . . . . . . . .
    Zoals de golven gaan en komen,
    Komen en gaan,
    Den schoot van heur moeder, de zee, ontnomen
    Levenbelaân;

    Zoals de bloemenkindren komen,
    Bloeien en gaan,
    De schoot van heur moeder, de aarde, ontnomen
    Levenbelaân;

    Zoals de starren gaan en komen,
    Schittren en gaan,
    De schoot van heur moeder, 't heelal, ontnomen
    Levenbelaân;

    Zo zal de zielenvonk, ontnomen
    Levenbelaân,
    Aan de W e r e l d z i e l, het Godslicht, komen,

    Groeien en gaan,
    Gloren en deinzen, deinzen en gloren,
    Door schijnbre dood heen nieuw geboren,
    Tot nieuwe sfeer en nieuw bestaan,
    Totdat zij àlles zal verstaan,
    En eeuwig 't Licht zal toebehoren:
    De ziele, licht uit Licht geboren,
    Kan niet vergaan, kan niet vergaan ....
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

    Zó, door 't G e m i s, suisden stemmen aan.

    Serena (1898)

    schrijver

    03-09-2015 om 19:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sterven

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Sterven. II.
    De nacht is donker. - Buiten hoor
    Ik Z ij n e schreden gaan;
    ‘t Is of zij pozen… Of zij voor
    Mijn drempel blijven staan.

    Blijven zij pozen? ... ‘t Is of mijn hart
    Stiller en stiller slaat;
    Of mij een grote, rauwe smart
    Plotsling te wachten staat.

    De deur is dicht. Mijn lamp brandt hel,
    En weert de donkere nacht.
    Ik hoor Zijn stille roepen wel:
    ‘t Is of hij op antwoord wacht.

    Ik hoor Zijn stille roepen wel…
    Het licht dooft om mij heen,
    In mijne haard het vlammenspel…
    Al wat mij leven scheen.

    Ik vouw in vrees de handen saam.
    ‘t Roepen lijkt zo nabij!
    Iets sloop naar binnen door deur en raam,
    Buigt ongezien over mij.

    Iets vat mijn handen in loden vuist.
    Mijn adem stokt… Genâ!
    ‘t Is of de zee door het duister bruist,
    Een zee, waarin ik verga.

    In brede baren van duisternis
    Sluit over mij de zee,
    In een afgrond van geheimenis
    Slip ik geluidloos mee.

    schrijver

    02-09-2015 om 21:35 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sterven

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Sterven. I.
    't Is het Leven dat henengaat,
    Stadig, stil,
    Als zoveel dat altijd verder gaat
    En toch niet heengaan wil;

    Als elke tik van de klok, die uur
    Nà uur slaat,
    En nieuwe voortdringt, en ze één voor één,
    Eén voor één sterven laat;

    Als elke vonk in de vlammende haard,
    Vuur een poos,
    Door 't vuur geboren, door 't vuur verjaagd
    En geblust voor altoos.

    Als elke klop van 't harte, warm
    Leven-doortrild,
    Dat met elke klop toch een levensdrop,
    Een dropke levens spilt....

    Serena (1898)

    schrijver

    01-09-2015 om 22:22 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    31-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.buddléia
    Buddléia
     
    Wat weten vlinders van augustus?
    De buddléia bloeit, ze nemen het
    ervan. Je dochter kan dat eigenlijk
    niet aan, zo ijl, zo flinterdun
    haar jurk. Je bent haar vader maar
    kunt kijken als een man. Waar eindigen
    haar poten? Hoge zomen vangen wind,
    de zomer raakt nu op zijn bangst.
    Ze fladdert weg, je kijkt haar na zoals
    de vriend die laatst iets ongelukkigs
    zei toen zij op haar fiets passeerde.
    Later als het licht de middag heet
    en scherp maakt bij de sloot aan gene
    zijde jaagt een man bij de buddléia 's.

    Victor Vroomkoning
    uit: Oud zeer,
    Manteau, Antwerpen/Amsterdam 1993

    31-08-2015 om 22:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tuin

    Een gedicht van Ida Gerhardt

    Tuin van Epicurus

    (voor de vrienden)

    Gij die in eenvoud wilt tezamenhoren,
    de tiende jaarkring sloot om onze dis,-
    waar vriendschap open als het zonlicht is
    werd ons een ongepeild geluk beschoren.

    In arbeid werd der uren goud ontgonnen;
    de volle rijkdom van het eigen ik
    vindt ieder terug, gespiegeld in de blik
    van wie aan hèm zijn klaarte heeft gewonnen.

    Zie naar het licht-hoe kleurt het mild en stil
    ons samenzijn. Wat grenzen zijn gesteld
    aan wie het nodige slechts nemen wil?

    Nog ongeweten wegen zult gij gaan.
    Vriendschap-gij hebt haar reinigend geweld
    alreeds beseft. Zo weet: zij ving pas aan.

    27-08-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.korenhalmen

    Een gedicht van Ilse Steel

    Korenhalmen

    Roerloos bij zoveel schoonheid
    een droom gelijk
    staat de wereld even stil
    De wuivende korenhalmen
    ragfijn gepenseeld
    lijken mij dichterbij te wenken
    de vogels nog niet uitgespeeld
    stijgen in de strakblauwe lucht
    De roodgouden gloed
    van de ondergaande zon
    straalt een bekoring uit die
    ik ademloos onderga
    bodemloos is mijn geluk
     

     

     

    25-08-2015 om 20:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.warmte

    Dichter onbekend

    Warmte

    Kinderen in het gras slapen
    vrouwen op het balkon hangen
    wasgoed op nylondraden

    Jongens trappen sloom langs de zon
    een bal, schieten vaak mis
    en eindigen, liggend in het gras

    21-08-2015 om 21:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zonnebloemleed

    Zonnebloemleed

     

    Een zonnebloem in een klein prieel

    Stond rillend in de regen,

    En dacht bezorgd: 'Mijn stuifmeel

    Kan er helemaal niet tegen.

    Ach, achter de wolken zou ik stralen

    In mijn  gele japon.

    Want achter de wolken schijnt de zon'

     

    Karel Scholten

     

    18-08-2015 om 22:01 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomeravond

    Een gedicht van Jacob Israël de Haan

    Zomeravond


    O zomeravond, smachtend neergevlijd
    op 't gele veld, in 't Westen goudgetint...
    Teerkreunend ruisen van de avondwind,
    die langs de vlakte in zware weemoed glijdt...
    O melodie uit lang verleden tijd,
    waarvan ik zin noch woorden wedervind...

    O rust, o stilte, blauwige avonddoom!
    Doorzichtig ligt ge op verre velden neer...
    Zo schouwt mijn geest de beelden van weleer
    door 't wazig scheemren van een weke droom.
    't Verleden rimpelt, onbepaald en loom,
    - verzonken stad in 't stilgevallen meer.

    Verheerlijkt glinstren! onbereikbre trans!
    O vloeiend zilverlicht zo hoog verbreid...
    De zwoele nacht doortrilt uw majesteit,
    de aarde is een matte weerschijn van uw glans;
    zacht om mijn slapen vloeit uw stralenkrans;
    mijn zwellend harte vult de onmeetlijkheid.

    15-08-2015 om 21:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    13-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomer

    Een kort zomer gedicht schrijver onbekend

    Het is zomer

    Het is zomer in mijn hart

    Het is zomer

    De zon schijnt hard

    Daar in de hete zomer zon

    Zit ik te genieten wanneer ik maar kon

    Nu is het winter en zit ik thuis in mijn door de kachel verwarmde huis

    13-08-2015 om 23:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.hitte

    Een zomergedicht over de hitte

    Hitte

     

    't Staat in 't uutgestrekte Bloite,
    's zomers, reuzeldikte, van
    gers en groene, verder zelve, of
    dat ne minsche kiken kan.

    Diepe, in 't diepste van de ruumte,
    hangt de julizonne en bit
    ip de weideground, dat hi er,
    zuuveruut van opensplit.

    Noirderwaarts, in 't blouwe van den
    hemel, is 't verhitte zand
    van de dunen, bezig met te
    weemlen lik entwa da' brandt.

    Tusschen koeien, die daa' luuzig,
    liggen op de nakte ground,
    floddert er 'n grouwe bende,
    dounkergrouwe spreeuwen round.

    En ik zitte, lik versmoird, in
    die geruste zee van groen,
    bachten 'n geborsten wuulge
    - voi de koelte - niets te doen.

    Omer Karel de Laey, (1876-1909)
    uit: Landelijk leven,
    Heideland-Orbis, Hasselt 1997

    10-08-2015 om 19:40 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomer

    Een gedicht van Frans Bastiaanse 1868-1947

    Zomer


    Ik zat waar zon op 't warme water scheen
    En gele bloemen bloeiden aan de kant;
    Het grazend vee ging door de weiden heen,
    De zomerlucht hing walmend over 't land.

    De wilgen waren zilverbleek en stil
    Voor 't stralend blauw, van wolk en nevel vrij;
    Een glazenmaker vloog, met lichtgetril
    Op 't parelmoerig vleugelgaas, voorbij.

    De schuwe vissen, in 't koeldonker diep,
    Verschoten snel, of stonden lang op wacht,
    Waar d'aarde zich, in beeld, nog schoner schiep,
    Dromend de zomerdroom van eigen pracht.

    En over 't hooiland, waar een wagen stond
    Met vers-groen gras te geuren in de zon,
    En verder waar het drachtig korenblond
    Met brede golving boog ten horizon,

    Tot waar een scheem'rend bos zich flauw verhief,
    De wereld wegsmolt in der hemelen gloed,
    Dreef mijn gedacht, hoe schoon de dag was, lief
    Uw schone ziel verlangend tegemoet.

    07-08-2015 om 00:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gedicht
    Een gedicht
    De eerste regel is om te beginnen.
    De tweede is de elfde van beneden,
    De derde is om wat terrein te winnen.
    De vierde moet weer rijmen op de tweede.

    De vijfde draait u plotseling een loer.
    De zesde heeft het twaalftal gehalveerd.
    De zevende schijnt zwaar geouwehoer,
    De achtste bloedserieus. Of omgekeerd.

    De negende vertelt nog eens hetzelfde.
    De tiende is misschien een desillusie.
    De elfde is niets anders dan de elfde.
    De twaalfde is van niets de eindconclusie.

    -----------------------------------------
    uit: Maagdenburgse halve bollen (1968).

    schrijver

    04-08-2015 om 21:54 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    27-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.waterlelie

    De waterlelie

    Ik heb de witte water-lelie lief,
    daar die zo blank is en zo stil haar kroon
    uitplooit in 't licht.

    Rijzend uit donker-koele vijvergrond,
    heeft zij het licht gevonden en ontsloot
    toen blij het gouden hart.

    Nu rust zij peinzend op het watervlak
    en wenst niet meer...

    Frederik van Eeden
    Uit: Van de passielooze lelie,
    W. Versluys, Amsterdam, 1901

    27-07-2015 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.juli

    Juli en onverdraaglijk herfstig

     

    Juli en onverdraaglijk herfstig
    is de lucht. Zoveel bladeren
    van het berkje dwarrelen nu al
    in de vroegte samen tegen
    de stenen traptreden. Hun geel
    vergaderen is verontrustend.

    Een koude wind om de hoek valt
    van het huis, waar ik al bladerend
    in mijn geschriften in de ochtend
    zit en huiver en mij niet thuis
    voel, toch blijf weigeren
    naar elders te vluchten.

    En mijn hart is moe en het hangt
    als een rood blad aan zijn aderen
    en zijn grote geruchten zijn
    geluwd, zijn in de koude wind
    weggeschuwd en het houdt zich klein
    en hurkt weg in voorzichtig zuchten.

    Elly de Waard
    uit: Anderling,
    De Harmonie, Amsterdam 1998

     

    25-07-2015 om 22:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    23-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tuin
    Tuin Dordrechts museum
    Als ik gestorven ben
    zal in de tuin van dit museum
    boven het warrig bladerengedruis
    een merel net zo helder zingen
    op net zo'n late voorjaarsdag
    En ik, ik zal er niet meer zijn
    om door dit zingen te vergeten
    dat ik moet sterven mettertijd.
    Maar aan de andre kant zal ik
    -je weet maar nooit-
    veel langer leven dan die vogel
    En als ik dan toch onder de zoden lig
    dan zal mijn zoon nog eens
    een merel net zo horen klinken
    op net zo'n late voorjaarsdag.
    En hij zal weten wie ik was
    en ach, een vogel weet van niets.
    Maar aan de andre kant alweer:
    als merels aan hun vaders konden denken
    wellicht dat ze dan krasten als een raaf.
    J. Eijkelboom,
    uit: Wat blijft komt nooit terug.
    De Arbeiderspers, Amsterdam 1979
     

    23-07-2015 om 21:20 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    21-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de zomers

    De zomers

     

    Klaprozen, korenbloemen, barstenvolle
    goudgele aren streelden mijn gezicht.
    Groengouden vliegen zoemden een gedicht.
    Rood liet het ooft de appelwangen bollen.

    Zomernachtdonker is gesmolten licht.
    Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.
    Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen.
    Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.

    Zullen wij dit soort zomers nooit meer zien?
    Ging dan het paradijs voorgoed verloren
    omdat wij aan de wereld toebehoren?
    Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien
    een zolder in een huis zijn zonder zorgen.
    Daar hebben ze die zomers opgeborgen.

    Kees Stip
    uit: Au! de rozen bloeien.
    Sonnetten van bedreigd geluk.
    Bert Bakker 1983

    21-07-2015 om 22:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    19-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geweten

    Een gedicht over geweten, schrijver onbekend

    Het hart van je geweten

    Verbeter je geweten
    Vul je ziel met zaligheid
    Sacramenten,
    vooruitstreven,
    Niet slenteren,
    maar grote stappen nemen

    We hebben een bepaalde tijd
    Om de liefde die we kregen,
    Te delen met al het levende
    Dus heb lief en ontwikkel
    Maak een fout en zet het recht
    Vergeef jezelf, je bent niet slecht
    Maar gewoon een mens

    Fouten maken we allemaal
    In dit leven vol prikkels
    Het is normaal dat je faalt
    Je kunt niet denken dat het niks kost
    Want de weg van het goede,
    is de weg die Jezus nam,
    Jezus moest lijden en bloeden
    Zijn leven werd geofferd,
    als het bloed van een lam

    Maar zijn geweten is zuiver
    En leeft in ons
    Als je daar naar luistert
    Weet je zeker dat je verder komt
    In dit leven,
    vol tegenslagen en moeilijkheden
    Ligt het antwoord op alle vragen
    In het hart van je geweten

    19-07-2015 om 11:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zomergedicht

    De zomers

     

    Klaprozen, korenbloemen, barstenvolle
    goudgele aren streelden mijn gezicht.
    Groengouden vliegen zoemden een gedicht.
    Rood liet het ooft de appelwangen bollen.

    Zomernachtdonker is gesmolten licht.
    Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.
    Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen.
    Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.

    Zullen wij dit soort zomers nooit meer zien?
    Ging dan het paradijs voorgoed verloren
    omdat wij aan de wereld toebehoren?
    Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien
    een zolder in een huis zijn zonder zorgen.
    Daar hebben ze die zomers opgeborgen.

    Kees Stip
    uit: Au! de rozen bloeien.
    Sonnetten van bedreigd geluk.
    Bert Bakker 1983

    16-07-2015 om 21:21 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gedicht

    Zomergedachten...

    13-07-2015 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gevoel

    Een gedicht over gevoel

    Afbeeldingsresultaat voor zomer gedichten

    10-07-2015 om 21:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gedicht

    Een dankgedicht

    08-07-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.beetje

    Een gedicht van Toon Hermans

    telkens een beetje

    sterven doe je niet ineens
    maar af en toe een beetje
    en alle beetjes die je sterft
    't is vreemd, maar die vergeet je
    het is je dikwijls ontgaan
    je zegt ik ben wat moe
    maar op 'n keer ben je aan
    je laatste beetje toe

    schrijver

    05-07-2015 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een kort gedichtje het geeft een zomergezichtje

    Vermaak
     
    Met de hitte is er weinig vermaak
    Alles is teveel
    Vlieg het je naar de keel
    Maak dan een lied
    en je weet dan
    Dat jezelf van alles geniet
    Ook al zijn het maar een paar regels
    Het is beter dan middenin
    de zomer bedolven te worden
    onder ijspegels

    01-07-2015 om 19:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    30-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Jules Schürmann 1873-1927

    Ik heb u niet genoeg bemind...

    Ik heb u niet genoeg bemind,
    Mijn jonge jaren.
    Ik speelde met u, als een kind
    Met groene blaren.

    Ik wist niet dat in u bestond
    Wat ik steeds wachtte
    En immer zocht en nimmer vond,
    In u verachtte.

    Nu ben ik als een die verkreeg
    Zonder te weten
    Het liefste waar zijn hart toe neeg,
    En 't was vergeten.

    U die ik niet begrijpen mocht
    Vergleden dagen
    Gij droeg de schoonheid die ik zocht...
    En ik bleef klagen!...

    Onze Eeuw, jrg 12 (1912)

    30-06-2015 om 21:22 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deuntje

    Een gedicht van P.C. Hooft 1581-1647

    Deuntje

    Op de wijs: Si c’est pour mon pucellage

    Als Jan Sijbrech zou belezen
    en haar sprak van liefde an,
    zei ze: ‘Ja, maar Janneman,
    zou het Reine Liefde wezen,
    die gij mij geeft te verstaan?
    die…verstaan: Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

    ‘Reine Liefd’ van d’allerreinste’,
    zeid’ hij, ‘Sijbrech, bolle meid!’
    ‘Wel’, zei zij, ‘dat’s goed bescheid,
    ’t huw’lijk is op ’t allerheinste,
    Jan, ik wil ’t met u bestaan.
    Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

    Vijftig builen in twee slagen
    smeet hem laatst de boze feeks
    met een wakk’re sleutelreeks.
    Als hij toen begon te klagen,
    zei ze: ‘Jan, wat gaat u aan?
    Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

    Zij heeft een zweep ontboên uit Polen,
    die ze bij haar kammen hangt.
    Als haar dan een lust bevangt,
    zegt ze: ‘Jan, licht op uw zolen,
    hippel luchtig, onbelaên.
    Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

    Jan bestond zijn wijf te vragen:
    ‘Was het u al Reine Liefd’?’
    Sijbrech zeide: ‘Ja ’t ontdieft!
    Daarom moet gij mij verdragen
    als ik lust heb wat te slaan.
    Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

    ‘Wel, verdraag dan ook mijn smijten’,
    zeide Jan, en stelde doe
    ook een bos met sleutels toe.
    En als zij begon te krijten,
    kreet hij daar weer tegen aan:
    ‘Reine Liefd’ kan niet vergaan!’

    Wildij Reine Liefd’ doen duren?
    Voegt er Reine Liefde bij,
    want de Liefd’ aan ene zij
    kan in korte tijd verzuren.
    Hangt ze beide zijden aan:
    Reine Liefde’ kan niet vergaan!

    schrijver

    29-06-2015 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859

    LIEFDE

    Wat in u mij zo heeft bekoord,
    Vóor nog uw ziel in enig woord
    Was uitgebroken
    Voor gij me nog, met maagdenlach,
    Een buiging bood, een goeden-dag,
    Zacht uitgesproken;

    Wat in u mij het meeste trof,
    Als ik u, in dien rozenhof,
    Het eerst ontmoette,
    En u, met half verwonnen hart,
    Met droeve lust, met zoete smart,
    Aanschouwde en groette?

    Wat anders, dan uw bleek gelaat?
    Geen levend wangeninkarnaat,
    Geen purpren lippen,
    Geen gloeiende ogenflonkering
    Deed, aan d'ontroerde jongeling,
    Een zucht ontglippen.

    Het was die zweem van treurigheid,
    Die wang met lelies overspreid,
    Die me innig griefde.
    0 neen! Geen bruisend driftgewoel
    Maar medelij', vol teer gevoel,
    Dàt was mij liefde.

    schrijver

    28-06-2015 om 21:35 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mijn

    Een gedicht van J.Jongbloed-Talen

    Mijn Nederland

    Ik roem uw vrije blauwe luchten
    De vette weiden van uw polderland
    Uw zeekust, waar de blonde duinen rijen
    En de oude toren blikt op het brede strand
    Ik roem uw hofstee in ’t geboomd verscholen
    De blanke zeilen op het spiegelend meer
    Het vredig landschap met de oude molen
    De bongerd met zijn bloesems, fijn en teer
    Ik heb u lief mijn land om uw verleden
    Ik heb u lief, mijn eigen plekje op aard
    En wil een vijand ooit uw grond betreden
    Een land als Neerland is ‘t beschermen waard

    27-06-2015 om 21:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zaadmaand

    Een gedicht van Alice Nahon 1896-1933

    Zaadmaand.

    Daar stond een late zonnebloem
    te sterven in de leste zon,
    en niemand in de wereld
    die haar nog helpen kon.

    Van lijve zo belachelijk
    gelijk een leuterwijf,
    met vuil versleten kleren
    om 't uitgedroogde lijf,

    Een mensenhand, gerimpeld,
    had die haar troost beloofd?
    Die sneed van 't mager halsken
    dat diep-gebogen hoofd.

    En op zijn stramme vingren
    woog het van zaden zwaar;
    ze hebben elkaar bekeken
    en hij werd bang van haar,

    en peinsde bij zijn eigen,
    voelend zijn groot verval:
    ‘Zal ik zó prachtig wezen
    als God mij plukken zal?’

    Dietsche Warande en Belfort, jrg 1926.

    schrijver

    26-06-2015 om 21:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bergreis

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

     

    De Bergbries

    De bergbries rilt door 't water voort
    Dat rint door beek en rotsge spleet,
    Mos groeit op blok en vochtge boord,
    De varen wiegt, de spar stijgt heet
    In zon: haar wortel, kronklend, schoort
    De rechte stam, het naaldrijk groen,
    En eik en beuk hun weidser dracht
    In 't bos blinken en welken doen,
    Tot waar in dag-doorschimde nacht
    De drop weer glinstert en de vaart
    Van 't water vonkt plast en bedaart
    En schiet langs gladbegroende steen,
    Licht in, licht uit, door weiden heen.
    En waar de bomen schaduw wuiven
    En als kwikzilver 't razend nat
    De wiegelende bloem bespat,
    Buigt zich de wandlaar warm en mat
    Van 't stijgen, knielt en drinkt zich zat
    Aan 't leven dat de stroom bevat,
    Dat vóór de stroom de wind bezat,
    Dat uit de ether hem gegeven
    Een vlaag is van het eeuwig leven,
    Verschonken voor de moede mond
    Van mens die het, verdorstend, vond
    En altijd weer en altijd meer
    Begeert - wat niemand ooit ontbeer' -
    De etherdronk, die ziel van 't Al,
    Die bries, die drop, die water-val,
    Die vonk van zon-gelijke koelt
    Die zilvrig door de wereld spoelt
    En kelen trekt en krachten wekt
    In 't lichaam dat langs de aarde trekt
    En op zijn eeuwig-vreemde reis
    Begeert dat hem die vloeistof spijz'
    Die meer dan vaste vrucht en dier
    Hem vult met aards, en hemels, vier.

    De Beweging, jrg 4 (1908)

    schrijver

    25-06-2015 om 21:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sanctissima virgo

    Een gedicht van Jacques Perk 1859-1881

    Sanctissima virgo

    't Was bladstil, en een lauwe loomheid lag
    En woog op beemd en dorre wei, die dorstten;
    Zwaar zeeg en zonder licht een vale dag
    Uit wolken, die gezwollen onweer torsten.

    Toen is het zwijgend zwerk uit-een-geborsten,
    En knetterende donders, slag op slag,
    Verrommelden en gromden. Vol ontzag,
    Look ik mijne ogen, die niet ogen dorsten:

    Een schelle schicht schoot schichtig uit den hogen,
    En sloeg mij. Ik bezwijmde... ontwaakte, en zag
    De lucht geschraagd door duizend kleurenbogen.

    Daarboven, in een kolk van licht te pralen,
    Stond reuzengroot de Jonkvrouw, en een lach
    Voelde ik van haar verengeld aanschijn stralen.

    schrijver

    24-06-2015 om 21:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vaarwel

    Een gedicht van Jacob van Lennep 1802-1868

    Het vaarwel.

    Vaarwel, witte duinen en Hollandsche kust!
    Vaarwel, en voor jaren, Maria, mijn lust!
    Maar voere ook het noodlot mij ver van u af,
    Het hart blijft u bij, dat ik eenmaal u gaf.
    Eer tellen mijn maats al de korlen van 't duin,
    Eer legen zij de emmers van vader Neptuin,
    Eer ik uit mijn zinnen uw beeltenis stel.
    Vaarwel dan, zoet Holland! Maria, vaarwel!

    Maria, vaarwel! - kan ons vaartuig vergaan?
    Geen plank op het dek, die uw naam niet heeft staan.
    Ja, 'k heb, als de maats zich vermaakten beneên,
    In stengen en masten uw cijfer gesneên.
    Hun spelen zijn mij geen vermaak, maar verdriet,
    Mijn vreugd is te zuchten om haar, die 'k verliet,
    En o! dan verzoet, onder leed en gekwel,
    De hope des weerziens de smart van 't vaarwel.

    De hope des weerziens, zij strekt op den plas
    De zeeman tot poolster, tot roer en kompas:
    Zij leeft in zijn ziel, sinds het uur van 't vertrek:
    Zij kort hem de wachten op 't eenzame dek:
    Zij straalt hem uit zee met den dageraad aan:
    Zij doet hem haar stem in het windje verstaan:
    Zij klingelt hem tegen bij 't kleppen der bel:
    Het welkom verzoet eens het droeve vaarwel.

    Zeemansliedtjens (1852)

    schrijver

    23-06-2015 om 23:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vriend

    Een gedicht van Anton L. de Rop 1837-1895

     

    De trouwste vriend.

    Gij flinke hond, getrouwe vrind
    Van jager, reiziger en kind,
    Men prijst u vele keren,
    Omdat gij zo gehoorzaam zijt,
    Zo waakzaam, vol geduld altijd,
    En kunstjes ook wilt leren.

    Men roemt u als gij in het veld
    Het wild, dat angstig henensnelt,
    Alras weet in te halen,
    En aan komt dragen naar uw baas
    Nu met een eend, dan met een haas,
    Die 't met de dood betalen.

    Men spreekt van u zo dikwijls goed,
    Omdat gij uit de diepe vloed
    - Vóór ze in de stroom verzinken -
    De kindren pakt met sterke tand,
    Voorzichtig voorttrekt naar de kant,
    En redt, wie haast verdrinken.

    Of als gij, door uw kracht en moed,
    De Eskimo in 't Noord behoedt
    Voor beren, die daar loeren,
    En ander hongrend roofgediert;
    Gij zult - wordt slechts uw toom gevierd -
    Hem wel 't gevaar ontvoeren.

    Maar ik roem u het meeste dan,
    Wanneer gij d'arme blindeman
    Geleidt langs straat en wegen;
    Gij zijt voor hem haast meer dan vriend,
    En hebt daarvoor een kluif verdiend,
    Een grote, ja terdege.

    't Is lang geleden  (1893)

    schrijver

    22-06-2015 om 00:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geen

    Een gedicht van Jacobus Daniël du Toit

    Daar is geen dood

    Daar is geen dood.
    Wat lewe heet, is net die op en neer
    as ons klein skuitjie al maar daal en klim;
    en wat ons sterwe noem, is niks nie meer
    as ons verdwyning op die gindse kim.

    Daar is geen dood.
    Ons wat van lae strand dit sien, en speur
    hoedat hul vaart die afstand steeds vergroot
    ons kan nie sien wat anderkant gebeur,
    en daarom noem ons die verdwyning: dood.

    Daar is geen dood.
    Ons lae standpunt is te laag en ver,
    en hul ontseil ons sfeer van ruimte en tyd,
    daarom word eindelik ons blik versper
    wanneer hul roerpen stuur in die eeuwigheid.

    Passieblomme (1934)

    schrijver

     

    21-06-2015 om 22:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lied

    Een gedicht van Cornelis ten Hoet 1794-1831

    Lied van Gelderland.

    Kent gij - dat land, waar ronde gulheid woont;
    Eenvoudigheid in taal en zeden troont;
    Natuur, vol pracht, in maagden frisheid bloeit;
    Een zilvren stroom langs malse beemden vloeit?
    Kent gij dat land? - Daarheen - daarheen -
    Daar trekt mij 't hart, o mijn geliefde, heen.

    Kent gij dat land, vol heuvlen, lachend schoon,
    En koele dalen, waar de reine toon
    Des nachtegaals bij brongemurmel klinkt,
    Als lentes zon aan d' avondhemel zinkt?
    Kent gij dat land? - Daarheen - daarheen -
    Daar trekt mij 't hart, o mijn geliefde, heen.

    Kent gij dat land, waar, op het welig veld,
    De gouden vrucht van Ceres golvend zwelt;
    Pomona's ooft met keur van verwen gloort,
    En door zijn waas 't verlangend oog bekoort?
    Kent gij dat land? - Daarheen - daarheen -
    Daar trekt mij 't hart, o mijn geliefde, heen.

    Mijne Ida, ja, ik ken dit schoon gewest,
    Waar gulheid nog en eenvoud zijn gevest,
    En waar natuur, met schatten rijk bestrooid,
    Gelijk een bruid, aanminnig is getooid:
    't Is Gelderland! - Daarheen - daarheen
    Trek dáár met mij, o mijn geliefde heen!

    Dan klimmen wij die heuvlen vrolijk op,
    En staren, diep verrukt, van hunne top;
    Dan rusten wij in 't fraaiste bloemendal,
    Bij vooglenzang, aan beekjes van kristal.
    Mijne Ida, kom! - Daarheen - daarheen -
    Trek dáár met mij, o mijn geliefde, heen!

    Dan wandlen wij dat golvend graanveld door,
    En aadmen bloemengeuren op ons spoor;
    Dan lokt Pomona's ooft ons tot genot,
    En 't zoet der min bekroont ons heilrijk lot.
    Mijne Ida, kom! - Daarheen - daarheen -
    Trek dáár met mij, o mijn geliefde, heen!

    schrijver

    20-06-2015 om 19:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wensen

    Een gedicht van Johan Michiel Dautzenberg 1808-1869

    Mijne wensen.

    Vriendschap kwam mij zoetjes strelen
    In mijn blijdschap, in mijn leed,
    Toen ik bij de kinderspelen
    's Levens lentedagen sleet.

    Mocht wie in mijn vreugden deelde,
    Met een traan mijn droefheid heelde;
    Mocht die vriend en speelgenoot
    Mij beminnen tot de dood!

    Aan een meisje zacht van zinnen
    Hechte ik mij met hart en oog.
    't Was mijn zuiver, teder minnen,
    Dat tot liefde haar bewoog.

    Sinds een heilig band ons strengelt,
    Vliet ons leven als verengeld.
    Steeds bestrooi' met bloem en blad
    Reine liefde ons effen pad.

    Onze taal was vroeg ontloken,
    Aan de frisse Scheldestrand;
    Nog wordt zij met klem gesproken
    In ons dierbaar vaderland.

    Blijv' die taal met ere blinken,
    En in 't lied der Belgen klinken!
    Blijve ze immer lief en schoon
    Boven elke vreemde toon.

    'k Trotse, ver van 's werelds razen,
    Pennenstrijd en wapenklank.
    'k Zit gerust bij volle glazen,
    'k Drink de vaderlandse drank,
    'k Zing een Vlaams, een lustig liedje;
    'k Droom mij zalig in 't gebiedje
    Van mijn vrouwtje en mijn vrind;
    En sla 't oovrige in de wind.

    Gedichten (1850)

    schrijver

    19-06-2015 om 22:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vreugd

    Een gedicht van rené de Clercq 1877-1932

    ZON ZIT BINNEN ONZE VREUGD

    Zon zit binnen onze vreugd
    te stralen.
    Het is het vurigst, reinst geneucht:
    een ademhalen
    in glans en jeugd.

    Op aarde schittert geen vermogen
    licht als uw ogen.
    Geen slag, geen schok, geen ruk
    kan liefde scheuren uit de hemel daar wij schijnen.
    De ganse wereld mag verdwijnen:
    Zon is de kern van ons geluk.

    Het boek der liefde (1921)

    schrijver

    14-06-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zangers

    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    Meester-zangers.

    Des morgens, bij het strelend zonnegloren,
    Stijgt Meester Leeuwerk uit het dromend koren.
    Hel trillend, fel schettrend klinkt zijn zonnezang;
    De lovers, heesters luistren bevend... bang
    Dat hun een toontje zoude gaan verloren.
    Geliefde vogel, ik mocht u aanhoren.
    o Leer me zingen, Meester? 'k Zing u dank! -
    Bemin, riep hij, want liefde is zoet gezang.

    't Is lentenacht, 'k ben in het bos aan 't dwalen,
    'k Verneem het roerend lied der nachtegalen.
    Mijn hert, betoverd, wil in 't grensloos gaan:
    Ik zie der liefde en ook des lijdens traan.
    'k Wil liefde met de zielegoedheid helpen,
    'k Wil smerten troosten, elke ellende stelpen...
    o Meester, leer mij trouw uw wondren klank,
    Gevoel, leert hij; gevoelen leert gezang.

    Ginds waait de wufte wind door wilgenbomen,
    Hoe zalig in hun schaduw diep te dromen!
    De wind, stil fluistrend, draagt de bloemengeur
    Van wei tot wei, verdrijvend dwaas getreur.
    Opééns begon hij breed te blazen, blazen;
    Men hoorde bomen bruisen, stromen razen...
    o Leer me, wind, uw orglend koorgeklank? -
    Denk diep, galmt het, want denken wordt gezang.

    Ik sta aan 't duin. Rondom grolt dol de donder,
    De baren brullen, buitlen op en onder.
    Door dwarlend, huilend, schuiflend stormgedans,
    Slingren bliksems hun geelgroene glans.
    Ter duine stuift het siddrend zand in wolken;
    De wolken barsten bang, als waterkolken.
    o Meesters, drijft in mij die driftendrang? -
    Vloek 't kwaad, vloek smaad, door uwe stoute zang!

    Ik zag een maagd, een schoonheidsengel knielen,
    Voor 't outer Gods; een innig rein bezielen
    Straalt uit heure ogen; uit de rozenmond
    Stroomt hemelzoet gebed, tot vreêverbond
    Der mensen. Handen, boezemwaarts gevouwen,
    Getuigen van haar zalig Godsvertrouwen.
    o Geef, vervoering, mij heur zilvren klank! -
    Bid, zong ze teer, want bidden is gezang.

    ‘Volk op! de rode vane stout verheven!’
    Zo tieren zij, door afgunst trots gedreven,
    In 't wee der duisternis, door euveldaden rood...
    Zij, die op 's volks ellende buitten laf en snood,
    Vergeten 't vaderland, met 't vreemde draven...
    Doch 't volk, verlicht, veracht die logenslaven,
    En zingt een zang, verdelgend vuige dwang.
    o Leer mij, Meester Volk, die vrijheidszang!

    Ten krijgewaart! De vijands komen... komen!
    De Vorst spreekt: reeds vloot 't bloed met stromen, stromen.
    Soldaten, op! Uw moed is landes kracht en eer...
    Ik snel vooruit met 't zwaard, volg mij ten landesweer!
    Ach, hoort men moeders angstig snikken, wenen...
    Vooruit! de vijand vlucht verslagen henen...
    Daar klinkt een zegekreet, als donderklank! -
    Soldaten, leer me fier die heldenzang.

    Aan 't wiegje zit de moeder droef te wiegen,
    Verjaagt voorzichtig de arge ronkersvliegen.
    Het zieke kindje slaapt niet, jammert treurend voort...
    Zacht klinkt uit 't moederhert een heilig liefdewoord:
    Een liedje door de Schepper ingegeven,
    Een moederzang, de reinste bron van 't leven!
    En 't kindje sliep... God, zucht de moeder, dank!
    Zij leert: o, gans de moeder is gezang.

    Gedichten (1895)

    schrijver

    13-06-2015 om 19:17 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bij

    Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943

    Bij een dode

    Lief ik kan niet om hem wenen,
    Waar hij stil en eenzaam ligt.
    In het schoon doorzichtig stenen
    Masker voor zijn aangezicht
    Dat de dingen er om henen
    Met zijn bleke toorts belicht.

    Lief ik kan geen tranen vinden
    Als mijn hart hem elders peist,
    Waar zijn ziel met de beminde
    Sterren van de avond rijst
    En ons, dagelijks verblinden,
    Hoger wegen wijst.

    Naar de heemlen van de lage zoden
    Stijg' de gouden offervlam!
    Wie kan wenen naar de vroeg vergoden
    Die de dood ons halen kwam? -
    Tranen, lief, zijn enkel voor de doden
    Die het leven nam.

    --------------------------
    Vergeten liedjes (1909)

    schrijver

    12-06-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.raadsel

    Een gedicht van Willem Bilderdijk 1756-1831

    RAADSEL.

    Met ons beide zijn wij zeven,
    Met ons tienen zeventien.
    En gij moogt ontelbre keren
    Ons verdubblen of vermeeren,
    Altijd zult ge ons zeven zien.

    Londen, 1796.

    De Dichtwerken I (1884)

    schrijver

    11-06-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    10-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.man

    Eenngedicht van P.C. Boutens 1870-1943

     

    Aan de Hermes van Praxiteles

    Zoals een man na jaren wedervindt
    Oudtere relikie, zijn jonge beeld:
    Onder de blonde val van vlossen weeld'
    Dat zuiver oog dat God in moeder mint, -

    Zo door het floers der eeuwen, dat haar blindt,
    En 't wee der wereld, dat haar u verheelt,
    Zovaak glimp van geluk de schemer deelt,
    Groet ziel van ver u, als die man dat kind:

    O ziel, o glans die 't oogeblank gelaat
    Omvloeit zoals de eedle steen zijn schijn,
    Ondeelbaar als de geur is om de bloem,

    Hoe reê vergat mijn ziel de ijdle roem
    Van 't luide leven om uw stille staat,
    Uw waterklare wijs van niet-te-zijn.

    Illustratie: Hermes van Praxiteles

    schrijver

    10-06-2015 om 09:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.leeuw

    Een gedicht van Johan de Laet 1815-1891

    Zwarte Leeuw

    Ziet gij de zwarte leeuw niet rijzen,
    Zo fier op ’t trotse gouden veld?
    Ziet gij zijn forse reuzenklauwen,
    Waarvan één slag de vijand velt;
    Ziet gij zijn bloedige ogen gloeien,
    Beschouwt zijn maan zo breed verward? –
    Die leeuw is onze Leeuw van Vlaandren
    Die rustend nog de wereld tart!

    Hij sloeg zijn klauwen op het Oosten
    En ’t Oosterheir vlood siddrend heen,
    Zijn blik vernielde d’halve manen
    Van d’ongetemde Saraceen.
    Dan toog hij weder naar het Westen
    En schonk, hun dapperheid loon,
    Aan d’onversaagdste zijner zonen
    Een konings- of een keizerstroon.

    Hij sluimert nu. – Der Walen koning
    Beknel’ hem vrij in ijzren band,
    Hij sture vrij zijn roversbenden
    Tot op der leeuwen Vaderland…
    Want zo de leeuw ontwaakt, – gij roovren!
    Wordt ge allen door zijn klauw verscheurd,
    Dan wordt uw trotse witte lelie
    Door hem met bloed en slijk besmeurd.

    schrijver

    08-06-2015 om 22:24 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Jaqueline van der Waals 1868-1922

    Avondnevel

    O, die blinkend witte nevel over de venen! de uitgestrekte,
    Grote, stille nevelzee, wier waatren de aarde bedekten!


    Wij liepen des avonds tegen
    De tijd, dat de zon onderging,
    Samen op stille wegen
    Door het moeras en zwegen
    Van verwondering.
    Slechts hoopjes turf en daken
    Van donkere huisjes staken
    Zwart uit de nevel omhoog.
    Ze was zo stil, zo zonderling,
    Die zee, waar niets bewoog.

    O, die zwarte, grillige heuvelkust,
    Die met haar brede lijn,
    Scheidde de blinkende nevelrust
    Van 't gloeiende karmijn!
    Want boven de donkere landen
    Stond vuurrood de hemel te branden
    Met onheilspellende schijn.

    Ik werd onrustig en ik zocht
    Een woord, dat de stilte verbreken mocht.
    Ik keek in de zon, in het nevelmeer....
    Het zwijgen werd pijnlijk.
    De avond, de aarde, mijn leven werd zeer,
    zeer onwaarschijnlijk.

    schrijver

    07-06-2015 om 22:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schutsluis

    Een gedicht van Jan Prins 1876-1948

    De Schutsluis

    De tjalken schieten aan tussen de strakke dijken
    en vullen 't glad kanaal met driftig schuimgedruis,
    totdat zij met een vaart hun lange zeilen strijken
    en glijdend binnengaan in 't veilig vak der sluis.

    Daar dringen zij dooreen: de harde boorden kraken,
    zodra een druk rumoer zich opzet in de lucht,
    totdat de wachters weer de poorten open maken,
    en al dat ongeduld ver in de ruimte vlucht.

    Dan lijkt de morgen stil na 't jong geluid, dat heen is
    en ons verliet, nog vóór 't zijn volle groei begon,
    en in de lege sluis, waar 't licht nu weer alleen is,
    drijft enkel nog wat schuim, dat schittert in de zon.

    De Beweging (1905)

    schrijver

    06-06-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vlinder
    Een gedicht van Bernard van Meurs 1835-1915

    Bleek vliendertje.

    Bij 't muurke, waor de druufkes hangen,
    Daor speult, met bleekheid op de wangen
    En flonkerieng ien 't donker oog,
    Mien jungske; 't gooit zien petje umhoog
    Um 't witte vliendertje op te vangen.

    'k Stao naor dâ kienderspul te turen,
    En zie 't zoo graog en toch zo nooi...
    Ocherm! 'et zal nie lang meer duren:
    Went ook de dood duut gooi op gooi -
    Bleek vliendertje wordt gauw zien prooi.

    uit: Kriekende Kriekske [1894]

    schrijver

    05-06-2015 om 21:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    03-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kinderjaren

    Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941

     

    Ik vond een vogel, stervende in de tuin

    Kinderjaren.

    I

    Ik vond een vogel, stervende in de tuin.
    Geen koestren hielp, hij drinken wou noch eten.
    Gelijk een bloem, wier stengel werd gereten,
    Aan 't slappe halsje hing het kopje schuin.

    Eén siddering - en dan, in niets meer weten,
    Verstrakte 't lijfje, als de aarde grijzigbruin.
    Wij hebben 't stil begraven in de tuin -
    Die kleine vogel kan ik nooit vergeten.

    Zo zag 'k voor 't eerst het wonder van de dood
    - Nu moest die vogel zang en vliegspel derven,
    Weerloos vergaan tot aarde in aardeschoot.

    Toen wist ik: - Nu nog zijn mijn wangen rood,
    Nog zing en dans ik, maar ook ik moet sterven -
    'k Voel nog de kou, die héél mijn zijn doorvloot.

    De gids (1921)

    schrijver

    03-06-2015 om 23:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geruis

    Een gedicht van Frederik van Eden 1860-1932

    Het zee-geruis

    Het zee-geruis zal ik nog dán gedenken
    als diep in zand mijn hoorloos oor vergaat,
    als lichten mild mijn ogen niet meer drenken,
    als zonder woon mijn ijle wezen staat.

    Naar 't zee-geruis zal ik nog dán verlangen
    als naar het liefst wat mij de wereld deê.
    Zij zingt de kroonzang aller wereld-zangen,
    de op zandig veld neerdonderende zee.

    Verheugt u toch, gij die dit rijmke lezen
    en nog in gloed der zonne wandlen meugt
    de stranden langs, - wen mijn verstorven wezen
    reeds lang ontbeert wat 't zózeer heeft verheugd.

    Zegen dan uwe zinne' en uwe dag!
    Ik die dit schreef ging met een hart vol wonden
    handen vol euvel, oren vol geklag,
    en heb het leven toch zó schoon gevonden.

    --------------------------------
    Van de passielooze lelie (1901)

    schrijver

     

    02-06-2015 om 18:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ziel
    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Lamp mijner ziel, die me in ’t verborgen gloort

    V.

    Lamp mijner ziel, die me in ’t verborgen gloort,
    Zoet wonder van ’t heelal, dat niemand weet,
    Brand niet zo duister in die mist van leed,
    Maak niet altoos uw schijnsel droef; – gloed hoort

    Bij gloed, wat schoon is brengt wat schoon is voort,
    Zoet zoekt zoet, lief! och, dat gij ook zo deed,
    U zelve zoet, uw zoet Zelf minder wreed,
    Dat dus mijn bidden eindlijk werd verhoord.

    Of als ge in smart dan altijd leven moet,
    Laat dan mijn ziel in tot uw ziel en paar
    Hen beiden in één smart en éne klacht; –

    Opdat ze als tweeling-vlammen in één nacht,
    Verborgen branden, gloren naast elkaar,
    In ene stille walm en ronde gloed.

    Van de liefde  die vriendschap heet

    schrijver

    01-06-2015 om 21:42 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    31-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.troost

    Een gedicht van Ernst von Wildenbruch

    Troost bij leed (vertaling)

    Wil je ziel het opgeven
    in de overmaat van je lijden
    zorg dan dat je mond niet klaagt
    en zorg dat je niet haatdragend bent

    Lees de diepe tekenen van het leed
    op zoveel gezichten
    jouw leed zal op velerlei leed gelijken
    en het is niet het enige leed op de wereld

    Nee, de tranen van de mensen stromen
    overal, waar de zon maar schijnt
    en slechts hij kan tranen stillen
    die zelf eens bitter gehuild heeft

    Draag daarom met stille kracht
    al het leed waardoor je getroffen wordt
    het werd je gezonden door God
    voor het heilige werk van de liefde

    schrijver

    31-05-2015 om 14:23 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.novalis

    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    Novalis

    Hij wist met kalme angst hoe alles moest
    Leven: voortleven, zalig of verdoemd.
    Niets wordt vernietigd, spoorloos verwoest;
    Een geur, een toon die in de stilte zoemt,

    Iets blijft - hoe ook verijld, versteend, verbloemd,
    Leven moet alles tot in eeuwigheid.
    Geen sluimring, geen min, geen dood verzoent
    De kruistooht redeloos door ruimte en tijd.

    De doden rusten niet, gezweept tot feesten
    Waarin zij ijdel trachten te bezwijmen
    Tot redding uit de onduldbare geheimen.

    En ieder zwervling is omzwermd door geesten:
    Nooit worden wij eenzaam en nooit met rust
    Gelaten aan een beek, een graf, een kust.

    Erts (1927)

    Illustratie: Novalis -  Georg Friedrich Philipp Freiherr von Hardenberg (1772 - 1801)

    schrijver

    30-05-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klokke

    Een gedicht van Marie Metz-Koning 1864-1926

    De Klokke.

    Ze wappert in de lucht lijk een geluid
           Van leven en van dood. Ze daalt langs henen
           De smalle vensters nere, daalt als uit
           De hemel zelve, en klappert op de stenen.

    Ons vrouwkens met hun zwarte mantels aan
           Gaan zwijgend, de ene na en de andre voren,       
           Processionaal op de okere eerdebaan -
           En tripplen wuivend om de luide toren.

    En in de vrêege ziel van elkendeen,
           Waar klokkentonen beeldenvormen krijgen,
           Smelt al hun denken met 't geklep ineen…

    Ons klokke luidt het eendelijk geweld,
           Dat wroet in ons en nimmer bovenwelt,
           Maar ommeworstelt in ons effen zwijgen.

    Een bundel letterkundige bijdragen (1900)

    schrijver

    29-05-2015 om 19:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.hart

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Ik heb mijn hart ú tot een huis gewijd

    IV

    Ik heb mijn hart ú tot een huis gewijd,
    En midden in het binnenst heiligdom,
    Waar de outerkaars in ’t donker gloeit, verbeid
    Ik u, mijn lief, mijn zoet sieraad alom!

    Ik sloeg mijn ziel dit zoete donker om,
    Alleen om ú te ontmoeten, die me altijd
    Belooft te komen, in ’t geheim, na stom
    Eerbiedig beiden ene kleine tijd.

    O kom, mijn lief, die nog zo verre staat...
    ’k Verwacht in ’t donker ginds uw licht gelaat...
    Ik-zelf ben een visioen van nacht en gloed!

    O kom, mijn zoete Gloed, mijn sombre Nacht!
    ’t Mysterie is ondoofbaar, – doch ik wacht
    Met beving, daar ik eenmaal sterven moet.

    Van de liefde  die vriendschap heet

    schrijver

    28-05-2015 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (2)
    27-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ring

    Een gedicht van Helen Swarth 1859-1941

    Ring van trouw.

    Eens haatte ik, als symbool van slavenketen,
    De gouden schakel van het trouwverbond.
    Rampzalig dwaas noemde ik wie zich vermeten
    Vlinders te binden die m' in 't blauwe vond.

    Doch sedert gij - nooit zal 'k dat uur vergeten!
    Uw ring mij bood uit rode liefdemond,
    Weet 'k een geheim, nooit zonder u geweten:
    Die kleine ring omspant heel 't wereldrond.

    O plechtig plukte ik, schier van weelde aan 't wenen,
    Als uit een roos in Toverland, uw ring
    En uit die ring, door zomergloed beschenen,

    Straalt nu 't geluk, dat zoveel leed verving,
    Een atmosfeer van goudlicht rond mij henen:
    Uw liefde omringt mij als een toverkring.

    De Gids (1893)

    schrijver

    27-05-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spel
    Een gedicht van Jacob Cats 1577-1660

    Grijpt gij 't wel, zo is 't maar spel

    Het brandhout en de min
    zijn twee verscheiden taken;
    Maar op gelijke voet
    door ieder aan te raken.
    Want, of men naar het vuur
    of naar de minne spoedt,
    Er is een zekere kunst
    hoe dat men grijpen moet.
    Tast waar het ligt en gloeit
    gij zult het laten vallen,
    Tast waar het niet en brandt
    zo is het om te mallen.
    De liefde, zoete jeugd!
    is "ik en weet niet wat".
    Zij dient of dient u niet,
    naar dat zij wordt gevat.

    Sinne- en minnebeelden (1627)

    schrijver

    26-05-2015 om 19:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gewijd

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

     

    Ik had uw hart mij tot een huis gewijd

    III

    Ik had uw hart mij tot een huis gewijd:
    De wierook brandde — de opgeslagen blaân
    Der schriften gloorden — de ark zag 'k openstaan -
    Ik had mijn wolk rondom mijn huis gespreid.

    En zie, in mijn huis zit een wisslaar aan,
    Midden in mijn mysteriën, als beidt
    Hij mijne komst: opent de poorten wijd,
    Strooit lovers, dat mijn voet moog' binnengaan!

    Wee mij! straks zal mijn levensmoede ziel,
    Droef als een vlam, die half omsluierd gloort,
    Rijzen naar waar àl bleke zielen zijn.

    Om daar te branden met de matte schijn
    Van onbegrepen liefde en 't onverhoord
    Bidden te horen van wie na mij kniel'.

    Van de liefde  die vriendschap heet

    schrijver

    25-05-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kussen

    Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943

    Kussen van uw lippen en uw ogen

    Kussen van uw lippen en uw ogen,
    Zachte daden uwer handen,
    Zoals koele wateren getogen
    Door de tuinen dezer landen,

    Drenken in onmiddellijk bevloeien
    ’s Harten diepste wortelcellen,
    En naar een oneindig openbloeien
    Gaat de siddrende aandrift zwellen, –

    Een geluk als nieuwe wijn geschonken,
    Waar de schijnen dood en leven
    Schaduwloos in liggen wegbezonken,
    En daar is alleen gebleven

    Aandacht waar al donkere geruchten,
    Aller namen duizendtallen,
    Welke blaadren en onrijpe vruchten,
    Tot verglansde stilte vallen.

    schrijver

     

    24-05-2015 om 22:20 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zefir

    Een gedicht van A.C.W. Staring 1767-1840

    ZEFIR EN CHLORIS

    Zefir lag ontsluimerd neer,
    Bij de gloed der middagstralen;
    't Avondlied der nachtegalen
    Wekt de slaper weer.

        Zachtkens wiegt de berk haar kruin.
    Fluistrend staan de popeldreven,
    Als hij vrolijk aan komt zweven,
          Langs het scheemrig duin.

    O, hoe geurt het van rondom;
    Nu zijn vlucht in 't bos blijft hangen!
    Chloris lokt, vol zoet verlangen,
          Hare Bruidegom.

    Zie daar zeeft hij 't lover uit!
    Door de struiken afgezegen,
    Plengt hij dartlend bloesemregen
          In de schoot der Bruid.

    schrijver

    23-05-2015 om 22:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verklaren

    Een gedicht van Eduard Brom 1864-1935

    Ik kan 't mij niet verklaren... àl 't verlangen

    Ik kan 't mij niet verklaren... àl 't verlangen,
    Dat nauw meer ademde in des harten diep,
    Springt òp en rijst zó heftig, dat ik bange
    Bange word om zo groot verlang, dat sliep

    de stille slaap, of 't slapend wilde omvangen
    De koude dood, die sombre weedom schiep...
    Toch... 't is zo wonder heerlijk... niet meer bange...
    Verlangen stijgt naar 't lichten, dat hóóg riep!...

    Hoor, hoe verlangen stijgend lacht, héél luide...
    Al wete ik niet, wàt of die roep beduide,
    'k Hoor een triomfkreet in die gouden lach!

    O! nieuwe Lente, o nieuwe harte-Meie,
    Dàt weet ik, dat 'k uw wijding benedije,
    En juichend groet de nieuwe, heilge dag!

    De Gids (1895)

    schrijver

    22-05-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brit

    Een gedicht van Reinier van Genderen Stort

    Een Brit, flegmatisch in ene tuin gezeten

    Een Brit, flegmatisch in een tuin gezeten,
    Met een Chinees, die toen zijn gastheer was,
    Schonk andermaal de whisky in zijn glas.
    Zij hadden in gesprek een uur gesleten.

    Nu zwegen zij, beschouwden op het gras
    Een bokje met een jongen, als bezeten
    Zo sprong het dwaze diertje, fijn van ras
    En dat zij rijk gekruid straks zouden eten.

    Toen zag de Engelsman op het gelaat
    Van de Chinees een vreemde glimlach rusten,
    Die in hem wekte wrevel, afkeer, haat.

    En plots heeft hij doorgrond de hemeling,
    Minnaar der bloemen en der vreemde lusten,
    Die voor de westerling blijft vreemdeling.

    Rijmproeven (1937)

    schrijver

    21-05-2015 om 21:49 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.denken

    Een gedicht van Pol de Mont 1857-1931

    0! Ik denk zo innig aan je

    O! Ik denk zo innig aan je,
    ik verlang zo innig naar je!...
    Zeg, voel je 't niet komen,
    van verre niet komen
    als geuren van bloemen naar je?

    Mijn ziel staat open voor je,
    mijn armen gaan open voor je...
    Zeg, voel je 't niet branden,
    niet tintelend branden,
    zenge-zacbt op je handen,
    op je schouder, je lippen, je tanden,
    op je boezem, op alles van je?

    Zeg, hoor je 't niet gaan door de nacht,
    aanbruisen tot je door de nacht,
    niet gaan door de slapende landen
    als 'n warlwind, die opjaagt de zanden,
    nu als een juichlied en straks als een klacht?

    0! De nacht is zo vol van je...,
    heel de wereld is vol van je!...
    0! Kon nu mijn hart tot je gaan
    of ophouden van te slaan...

    Zomervlammen (1922)

    schrijver

    20-05-2015 om 21:40 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.boomgaarden

    Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933

    DE BLOEIENDE BOOMGAARDEN.

    Bij maan-nacht zouden zij te samen komen
    De dag valt lang voor wie de liefste wacht.
    Ten akker trok al 't volk. Schoon haar de wacht
    Op 't haard-vuur werd vertrouwd order de vrome

    Schaduw der schouw en 't maal, wat zou zij schromen?
    Is 't niet of nu reeds haar wat wonders wacht
    Order het licht van hoge middag zacht?
    Fluks is de sluier en witte huif genomen.

    Maar buiten, zie, bij verdre buur en buur,
    Staan daar, als zij, de witgehuifde allen,
    In dichte droom van honderdjaarge slaap,

    Maar wachtend op de tred van vlugge knaap,
    Op blijd rumoer, luid-ruchtig horen-schallen,
    En lichte blik over omrankte muur?


    April 1912.

    Verzen (1920)

    schrijver

    19-05-2015 om 21:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de waarheid

    Een gedicht van P.A. de Génestet 1829-1861

    De Waarheid.

    AAN MEVROUW***

    Gij hebt de Waarheid, eedle vrouw?...
    Vergeef dat ik meteen
    Het nog maar half geloven wou -
    Ik dacht, God had ze alleen.

    Leekedichtjes (1860)

    schrijver

    18-05-2015 om 19:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.slaap

    Een gedicht van Edward Koster 1861-1937

    SLAAP

    Strooi mild'lijk op mijn ogen in de nacht,
    Vorstinne Slaap, uw zoet vergetelkruid,
    Wieg zachtkens me in uw armen, liefste bruid
    Van al wie moede is en naar ruste smacht.

    Omhul me, o Slaap, in uwe vale dracht,
    En doof het felle gloeien liefd'rijk uit
    Dat in mij brandt, de gouden poort ontsluit
    Die leidt naar rust, hernieuw mij met uw kracht.

    Slaap, schoor mij die vermoeid ben van de dagen,
    En sterk mij met de balsem uwer nachten,
    Stil 't angstgevoel, verdrijf de doodsgedachten.

    Ik zie de som'bre wolkenstoeten jagen
    Langs grauwe luchten, zó storm ik door 't leven,
    Komt gij, vol troost, mij niet de rust hergeven.

    Tonen en tinten (1900)

    schrijver

    17-05-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'t goede

    Een gedicht van E.Laurillard 1830-1809

     

    Ik denk aan 't goede

    Ik denk aan 't goede, dat de Vader
    Mij in mijn goede moeder gaf,
    En 'k strooi, als cijns van dankb're hulde,
    Nog vaak mijn bloemkens op haar graf.
    Iets enigs is er in de liefde,
    Waarmee een moederhart bemint, -
    Een trouw, een zorg, een warmte, een teerheid,
    Die ge ééns  - die niemand tweemaal - vindt.
    Gij kunt de vriend uws vaders worden;
    Van moeder blijft gij 't kínd altijd;
    En zorg, die laf zou zijn van and'ren,
    Is lief, als moeder ze aan u wijdt.
    'k Denk aan mijn moeder, trouw in d'arbeid
    Van vader èn van moeder saâm , -
    Zo goed, zo hart'lijk , - - o! mijn denken
    Wordt danken, en 'k omkrans haar naam.
    Ja! zijn de zegeningen vele,
    Die 's Heeren hand door 't leven weeft,
    Een goede moeder is mee 't beste
    Van wat de goede Vader geeft. -

    Schotse ruiten (1887)

    schrijver

    16-05-2015 om 20:10 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dauwdrop

    Een gedicht van Hendrik Peeters 1825-1893

    DE DAUWDROP.

    'k Was in mijne hof gegaan
    En ik vond een knopje staan,
    Deze morgen vroeg;
    't Scheen zo moede, daar 't een dauwdrop
    Op het hoofdje droeg.

    Bij geval slechts zag 'k de drop
    Schittren op de purpren knop.
    't Scheen mij of 't heelal
    Zich terug gaf in de spiegel
    Van zijn klaar kristal.

    'k Zag er lieve rozen in,
    Een verheven torentin,
    't Goud der morgenzon
    En de hemel en het springen
    Van zo menig bron.

    't Scheen me een perel schoon en fijn
    Van een hoge prijs te zijn,
    Of een blauw saffier,
    Of een diamantsteen, flonkrend
    Als een sprankel vier.

    Lang bleef 'k bij de bloemen staan,
    'k Zag den drop wel tienmaal aan
    En bezag hem nog;
    En ik vroeg: wie gaf die schittring
    Aan het dropje toch? -

    Neen geen zon, met blijde glans,
    Wierp het uit des hemels trans;
    Maar de droeve nacht
    Heeft alleen de lieve dauwdrop
    Op de bloem gebracht.

    Meibloesem (1847)

    schrijver

    15-05-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'t Geluk

    Een gedicht van Gentil Antheunis 1840-1907

    Waar woont 't Geluk?

    Als ik laatst de Luxemburgse bergen,
    Wand'lend, zingend hier en daar doorkruiste,
    Trof mijn blik een huisje aan.
    't Stond daar zo verwijderd, zo allene,
    Tussen bomen, met de voet in 't water,
    En ik bleef een wijle staan.

    En ik dacht: ‘Men loopt geheel zijn leven
    Om 't geluk te zoeken en te vinden,
    Maar men vindt, men vindt het niet.
    En misschien, daar tussen boom en bergen,
    In dit klein, verdoken, stille huisje
    Woont 't geluk en zingt zijn lied.’

    'k Naderde en ik zag een jonge moeder,
    Aan haar borst een zuigling; 'k zag haar gade
    Druk aan 't werk en levensblij.
    't Kindje keerde zich en lag gulhartig lachend;
    Blozend dekte zij de kuise boezem,
    Vriend'lijk knikkend groette hij.

    'k Ging dan verder, verder, 't hart benepen,
    En ik vroeg aan Godes blauwe hemel,
    Aan het water, aan de wind:
    ‘Zeg mij, hemel, waar 't geluk zijn woonst heeft?
    Water, wind, waar zingt 't geluk zijn liedje?’
    'k hoorde: ‘Waar men u bemint!’

    Uit het hart! (1874)

    schrijver

    14-05-2015 om 22:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regenboog

    Een gedicht van J.P. Hasebroek 1812-1896

    HALFHEID.

    BIJ HET ZIEN VAN EEN REGENBOOG.

    0 schoon gezicht! Met zevenvoude kleuren
    Zie ik de bonte hemelboog
    Als een triomfpoort naar omhoog
    Zijn stralend halfrond opwaarts beuren.
    Gods Majesteit en Liefde gloort
    En treedt ons tegen door die poort.
    Maar ach waar gij de krans van stralen
    Wilt volgen tot zijn ring zich sluit , —
    Zie hoe daar eenklaps de aarde u stuit,
    En 't oog weerhoudt in 't nederdalen!
    Hoe schoon, o boog, uw gordel zij,
    Een Halfheid en niet meer, zijt gij!
    0 beeld van 't Schoonste en Zoetste op aarde!
    't Gelijkt de bonte regenboog.
    Het streelt uw hart, het boeit uw oog,
    Maar 't blijft ten dele al wat ze u baarde.
    Straks breekt de schone toverring,
    Waarmee ze u voor een wijl omving.
    Ja, wat ook de aarde ons geev' te aanschouwen,
    Wat ze ons van Waar- of Schoonheid bied',
    't Is al een Halfheid, wat gij ziet:
    't Geheel blijft weigren zich te ontvouwen.
    De dood alleen schenkt eens uw oog
    De aanschouwing van de volle boog.

    Winde-kelken (1859)

    schrijver

    13-05-2015 om 22:11 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nagedachtenis

    Een gedicht van Pieter Nieuwland 1764-1794

    Ter gedachtnisse van mijne echtgenote

    ANNA HARTWIGINA PRUIJSSENAAR
    geboren 27 juli 1770, gehuwd 24 juli 1791,
    gestorven aan de kinderziekte 29 maart 1792

    en van onze dochter
    geboren 29 maart 1792, gestorven 31 maart 1792,
    begraven met hare moeder 2 april 1792

       o Teergeliefde en vroegverloren Vrouw!
    Om wier bezit ik alles gaarne geven,
       En willig goud en glorie offren zou,
    Kon ik u slechts herroepen in dit leven!
       Ontvang van mij, die ook in ’t zwijgend graf
    U minne en ere en uw volmaakt heen huldig.
    Dees laatste plicht!....Ik leg die wenende af.
    ’k Ben dit uw trouw en mijner liefde schuldig.
       Ook gij, lief Wicht! dat moeders schoot verliet,
    Om in de schoot des grafs met haar te slapen,
       Gij eist geween, geen vrolijk welkomlied!
    Hoe ras, o God! wordt vreugd in wee herschapen!
       Of is ’t een droom, een zwevend schaduwbeeld,
    Dat ’s nachts de geest benauwt met nare zorgen,
    Doch dat, ter vlucht in ’t bijster brein geteeld,
    Ter vlucht ook wijkt bij ’t naadren van de morgen?
    Neen! ’t is geen droom!... ’k, en tast in ’t rond,
    Maar vind geen vrouw aan mijn verlaten zijde.
       En voel geen’ kus van hare lieve mond,
    En hoor geen stem, wier klank mijn ziel verblijdde.
       Die lieve mond is bleek en koud, en zwijgt.
    Stijf is de hand, die teder mij omarmde.
       Nu klopt geen hart, geen boezem zwelt en hijgt,
    Waaräan weleer haar liefde mij verwarmde.
       Nacht dekt het oog, de spiegel, daar haar ziel,
    Steeds groot en goed, en telkens toch verscheiden.
       Zo hemels blonk, en altoos elk geviel,
    En niemand wilde en niemand kon misleiden.
       o Gij, die bouwt op schoonheid, jeugd, en kracht!
    Was zij niet jong en schoon als lentebloemen?
       Wie kon, als zij, van ’t maagdelijk geslacht,
    Op mannenkracht bij vrouwenzacht roemen?
       Maar ’t doodlijk gif van een verborgen worm
    Vernielt in ’t veld de schoonste roos van allen;
       Het woest geweld van ene maartse storm
    Doet ook in ’t woud de kloekste stammen vallen.
       O Eedle roos! o knopje, jong en teer!
    Dezelfde storm heeft beide fel verslagen.
       Ik ben geen Gade, ik ben geen Vader meer!
    De winter heerst reeds in mijn lentedagen.
    Mijn heil, mijn vreugd, mijn wellust was een droom,
    En als een droom is ’t al voorbijgevlogen!
       Nu voortaan kruipt mijn leven, doods en loom,
    Zijn baan ten einde en gaat naar ’t graf gebogen.
       Waar snelt gij heen, tonelen van geluk!
    Geliefd verschiet van aardse zaligheden!
       Doch ja! verdwijn! uw beeld verzwaart mijn druk.
    Wat heb ik meer te hopen hier beneden?
       Vergeefs mijn ziel gestemd voor zacht gevoel;
    De snaar, die klonk als mijne, hangt gebroken.
       Wat is uw gloed, o Vriendschap! dof en koel
    Bij ’t hemels vuur, door kuise liefde ontstoken!
       Ik dank u voor de balsem van uw troost:
    Maar kunt ge mij de stille vreugd van ’t leven.
    ’t Verfijnd genot, de hoop op bloeiend kroost,
    ’t Geen ik verloor, kunt gij ’t mij wedergeven?
       De felste wond wordt door de tijd geheeld,
    Doch laat in ’t vlees haar diepgeprente groeven.
       o Gij, wiens hand dees wrange kelk mij deelt!
    Ik drink hem wel, maar blijf toch ’t bitter proeven.
       Dan, is ’t uw wil, mijn Vader! dat is mijn baan
    Vol doornen zij en hobblig en verlaten,
       Welaan, geleid me, ik al gewillig gaan;
    Wat zou uw kind het stout weerstreven baten?
       Zo hier of daar ene enkle bloem nog groeit,
    Ik zal die niet versmadelijk vertreden,
    Al werd die bloem, die ’t lieflijkst heeft gebloeid,
    Mij ’t meest bekoorde, ontijdig afgesneden.
       Doch neen! zij is in beter hof verplant,
    Voor zomerzon en herfstorkaan beveiligd.
       Mijn Anna! gij waart rijp voor hoger’ stand;
    Wij worden hier door lijden nog geheiligd.
       Uw ziel was rein als versgevallen sneeuw,
    Bestraald met glans van meer dan aardse klaarheid;
       Geen damp van waan, verspried op volk of eeuw,
    Benevelde bij u het licht der waarheid.
       De weelde, die de stam des levens knakt,
    De welvaart moordt, en zeden tart en wetten,
    ’t Gevoel verdooft, de eedle geest verzwakt,
    Had nimmer u bezoedeld met haar smetten.
       Gij zong en sprong en lachte schuldeloos,
    En had dat zoet nog gaarne lang genoten!
       Maar kende ge ook dees wereld, vals en boos?
    En ’s levens gal, met honig overgoten?
       Lach nu gerust, in ’t zalig oord gevoerd,
    Waar nooit een traan de lachjes zal vervangen,
       Geen laster mikt, en geen verleiding loert,
    Maar alles juicht in rijen en gezangen.
       Mijne engel! ja! gij voelt en denkt en leeft!
    Dat zie ik zelf nu klarer dan voorhenen.
    ’t Is deze hoop, die kracht entroost mij geeft.
    Wij zullen vroeg of laat ons weer verenen.
       De vlam, voor u in mijne ziel gevoed,
    Is niet gedoofd bij ’t zielsverscheurend scheiden:
       Die vlam zal nu, met ene zachter gloed,
    Zich over mens en vriend en oudren spreiden.
       Ik zal op ’t graf, dat uw gebeent’ bevat,
    Nog menig traan in stille stonden plengen:
       en; win ik ooit een duurzaam lauwerblad,
    Die lauwren zelfs aan u ten offer brengen.
       Wie Nieuwlands naam, na menig vluchtig jaar,
    Herdenkt of hoort, zal dit ook tevens weten:
    „Hij werd bemind door Anna Pruyssenaar,
    „Verloor haar vroeg, en heeft haar nooit vergeten".
       Met deze moed hervat ik plicht en post;
    ’k Zal rustig staan, al wordt het heet in ’t strijden:
       Eens komt ’t uur, dat ik word afgelost,
    En rust erlang van werken en van lijden.
    ’k Ontmoet u dan, uw Dochter naast uw zij:
    Gij roept haar toe, bij ’t vrolijk tegenzweven:
    „Mijn kind! zie daar uw Vader! vlieg met mij
    „In zijne arm! wij zullen hem leven!"

    schrijver

    12-05-2015 om 21:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.meidag

    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Meidag. 

    Nu draaide 't windje, met de zon,
    Door 't oosten heen naar 't zuiden;
    Dat is zo goed als 't wezen kon,
    Voor boer en buitenluiden.
    Het blaadje rolt zich uit de knop,
    Het veld wordt groen, het zaad schiet op,
    De nachtvorst zal 't niet plagen;
    Wij krijgen warme dagen.

    Wij hebben lang genoeg gezucht,
    Als werden wij vergeten;
    Daar komt op eens de zachte lucht....
    Nu willen wij 't niet weten,
    Maar menigeen heeft vaak gezegd:
    Die kou is naar, dat weer is slecht!
    Als moesten wij 't niet loven,
    Als kwam het niet van Boven.

    Nu staan wij daar beschaamd, niet waar?
    Hoe zullen we ons verschonen?
    De lucht is warm, de lente is daar,
    Het groen komt zich vertonen.
    Och, lieve Heer! zie gunstig neer!
    Wij klagen nooit ons dagen meer;
    Wij willen dankbaar leven;
    Och Heer! wil ons vergeven!

    Gedichten deel 2 (1906)

    schrijver

    11-05-2015 om 22:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.buik

    Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924

    Hare buik is zo welvende en zacht

    Hare buik is zo welvende en zacht
    Als van de wijde zee een ronde golf,
    Die een oneindige lichtglans bedolf
    Binnen zijn tedere en donzen vacht.

    Van uit die tedere en donkre nacht,
    Waarmee zij haar schatkamer overscholf,
    Zal stijgen, die zich zelf uit haar opdolf,
    Tot vrijheid ene lichte gouden vracht.

    Een lichte schone schaar van bloeiende kindren
    Zal hieruit stijgen naar haar schone borsten,
    Ik zie ze spelen in de nevels ginder en

    Mijn ogen niet naar hier terugzien dorsten.
    Goud zijn hun lichamen, zij zinderen
    Door de luchten, en stillen alle dorsten.

    Sonnetten (1934)

    schrijver

    10-05-2015 om 22:40 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.een lent

    Een gedicht van Louis Couperus 1863-1923

    Een lent van vaerzen

    In dons van wolkjens glijdt ginds
    De zilveren sikkel der maan;
    Die schijnt een gondel, een bootjen,
    Dat vaart op de blauwende baan.

    De wolkjens schijnen de golven,
    Witgekuifd, met luchtende tint,
    En de starren zijn zo schone leliën
    Als niemand op aarde vindt.

    Was die gondel mijn levensbootjen,
    Ik nam je, mijn lieve, er in mee,
    En wij zwierven daar hoog in den hoge,
    Alleen op de onmeetlijke zee.

    En had ik genoeg van je zoentjens,
    Genoeg woordjens van liefde gehoord,
    Ik nam je, een, twee, drie, in mijn armen,
    En… gooide je over boord!

    schrijver

    09-05-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ver

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Heel ver.

    Ik wilde ik kon je in mijn armen nemen,
    Dragen heel ver
    Langs blanke velden en koele wegen....
    De avondster
    Zou wel onze vriendlijke leidsvrouwe wezen,
    Als over dagmoede landen rezen
    Avond- en nacht-
    Schaduwen zacht.

    Ik zou je voeren langs rozenheg
    En vogelwoning.... heel ver weg....
    Langs blauwende zeeën en duinige stranden,
    Tot wij in Vrede-stede landden,
    Waar mensengelaat
    Is als een bloem die opengaat,
    Wijl zij in lichte vrede staat.

    Daar zou ik je leiden....
    Bloemige weiden
    Zouden er spreiden,
    En wuivender bomen groene nacht;
    En gouden zangen zouden er bloeien,
    En bloeme-vertellingkjes overgloeien
    Der blijde heuvlen lachende pracht.

    En het zou er zijn
    Als blonde morgen in sprookjesland.
    En wij zouden er dolen hand in hand,
    In onze zielen heel teder bewegen,
    Of alles nieuw werd.... langs nieuwe wegen,
    In vaste schoonheid van Vrede's zegen.

    Serena (1898)

    schrijver

    08-05-2015 om 21:42 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.licht

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Licht van mijn Liefde, dat nu donker werd

    II

    Licht van mijn Liefde, dat nu donker werd,
    Daar ge in een mist van tranen altijd weent; –
    ’k Zie als een vlam, die trillende overleent,
    Een wonder en een glorie in uw hart.

    En gloeiende in het donker uw smart
    Slaat ze uit en zoekt, tot alles zich vereent
    Met mijne liefde, en vreugd, die om u weent
    En in mijn diepste ziel uw naad'ren mart.

    In één lange gemeenschap zal uw leed
    Zich meng'len met mijn ziele in enigheid
    En zoet verkeer van vlammen in de lucht;

    En om ons beiden weven wij een kleed
    Van tranenvolle teerheid, waar ge in schreit
    Om weedom, maar nooit meer in weedom zucht.

    Van de liefde die vriendschap heet

    schrijver

    07-05-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het gedicht

    Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954

    Het gedicht

    Eén berk, in het opene tussen de sparren,
    Als een volk om zijn koning het bos om die berk,
    De zon en de wind in de takken, de schaduwen
    Vluchtig-bewegelijk, teder en sterk.

    Ik, tot dit krachtige leven verkoren,
    Treed als ontbonden door schaduw en licht,
    Vrij, als de zon en de wind in de bomen,
    In die stralende wereld: de Droom van 't Gedicht.

    De Beweging jrg 14 (1918)

    schrijver

    06-05-2015 om 19:09 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klank

    Een gedicht van W.L. Penning 1840-1922

    NIEUWE KLANK

    Bij al wie thuis moet blijven,
    Zoekt lente een open raam;
    Een droom van vreugdbedrijven
    Laat ze achter met haar naam.
    En steels, na dag zó blijde,
    Zoek' jeugd haar avondblom —
    Stil laantje hoort bij 't scheiden:
    „Zeg, kijk je nog reis om?"

    Levensavond (1921)

    schrijver

    05-05-2015 om 18:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lentefanfare

    Een gedicht van Richard Minne

    LENTEFANFARE

    De lente komt zo dapper aan.
    Hobooien zijn 't en zilveren fluiten.
    De weduw kijkt voor 't eerst weer buiten
    doet haar gekleurde jak weer aan.

    Zo zal de wereld blijde staan
    vooral als bij het avondtuiten
    weer de fanfare stapt naar buiten
    met het bestuur er achter aan.

    ---------------------------------------------------
    Uit: In den zoeten inval en andere gedichten (1955)

    schrijver

    04-05-2015 om 21:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dis al

    Een gedicht van Jan F.E. Celliers 1865-1940

    Dis al

    Dis die blond,
    dis die blou:
    dis die veld,
    dis die lug;
    en 'n voël draai
    bowe
    in eensame vlug -
    dis al

    Dis 'n balling,
    gekom
    oor die oseaan,
    dis n graf in die
    gras,
    dis n vallende
    traan -
    dis al

    schrijver

    03-05-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.buiten

    Een gedicht van J.J.L. Ten Kate 1819-1889

    NAAR BUITEN.

    Gekerkerd in de Stad, verwelkte ik in haar muren,
    Gelijk een bloesem tussen steen:
    In nachten zonder slaap, in doorgebeuzelde uren,
    In rook, rumoer en ijdelheen!
    De Stad! dor kerkhof, waar zich levenden begraven
    In 't graf der Luiheid, Lust of Smart,
    Voor eigen driften zich verneedrend tot haar slaven,
    Of wonden slaande in eigen hart;
    De Stad! onstuimig meer, wiens rustloos golfgewemel
    Dooreen woelt, hotst, zich-zelf verslindt,
    Waar schipbreuk woont en vreze, en 't starlicht van Gods hemel
    Geen spiegel voor zijn stralen vindt!

    Ik zag er tegen 't goud de Deugden opgewogen,
    De Mening aan de evenaar;
    'k Zag de Armoe schuld geteld; de Schuld triomf in de ogen,
    Of daar geen hoger Richtbank waar';
    'k Zag grote kindren zich bij 't klatergoud verbazen,
    Hun graan verkwisten op een klip,
    Uit ijdle droom en hoop een bonte zeepbel blazen,
    En wenen bij zijn kleurloos slib;
    'k Zag bozer Eigenbaat de blanke vleugels vlekken,
    Die God bij haar geboortezucht
    Der ziel des mensen geeft, om minstens haar te dekken,
    Zo ze al te zwak zijn voor de vlucht;

    Ik zag 't Genie, gekranst, op 't hoog altaar gezeten,
    Het gulden kalf van 't dansend volk,
    Dat in het schepsel 't werk des Scheppers dorst vergeten,
    Blind van zijn eigen wierookwolk;
    'k Zag de Ontucht blosjens en de Droefheid lachjens liegen,
    En, worstlende in het reuzenrag
    Der Mode, duizenden in die zelfbedwelming wiegen,
    Die 't leven afslijt in de dag!

    Toen bad ik: u Grote God! zal hier mijn hart verstenen
    Of dorren in zijn dageraad?
    Breng 't, nu 't nog anders dan van schaamte en smart kan wenen
    Waar 't voor iets Beters open gaat!
    Hoed mij voor Haat en voor Verachting: laat mij 't goede
    In 't kwaad, het licht in 't donker zien!
    Neem Gij de liefdebloem mijns harten in Uw hoede:
    Hier kwijnt, ontbladert ze misschien!
    Daar zijn er nog genoeg, die U in 't harte dragen:
    Hij hoort er half toe die 't gelooft!
    De Liefde is 't Leven .... God, 'k bid levendige dagen!
    0, geef ze eer hier hun bron verdooft!"

    En 'k heb ze ontvangen! ... in uw zoete broederarmen,
    Natuur, Gods uitgedrukte beeld!
    Een frisse levensstroom zal hem de ziel verwarmen,
    Die, kind, aan uwe boezem speelt!
    Gij sterkt de kracht der ziel - de toekomst en de mensen
    Voert ge ons gelovig, liefdrijk toe....
    Tot U! nog vaak tot U! - de heemlen zijn uw grenzen,
    Gij, als zij-zelf, nooit gevens moe!

    1842.

    De Dichtwerken (1872)

    schrijver

    01-05-2015 om 21:37 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wind

    Een gedicht van G.W. Lovendaal 1847-1939

    Stil van wind.

    Daar lei een scheepje gemeerd in het Diep.
    De wind was ter ruste, het watertje sliep
    En 't scheepje moest liggen tot later;
    Het spiegelde intussen voor tijdverdrijf
    Zijn mast en zijn want en zijn ranke lijf
    In 't klare kristal van het water.

    Geputst had de schipper, gegutst had het nat
    En gangboord en stuurboord en alles was glad
    En fris van het stromende water.
    Toen floot hij een deuntje en draaide gezwind
    Een zon uit zijn zwabber en keek naar de wind,
    Maar 't wimpeltje druilde: - tot later!

    Kindergedichten  (1914) 

    schrijver

    30-04-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ziel

    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Licht mijner ziel

    I

    Licht van mijn ziel! ik zag u steeds van ver,
    En wist wel dat gij eindlijk komen zoudt; -
    Woorden, die ik niemand heb betrouwd,
    Gaan uit als bleke vlammen, - als een ster,

    Die in 't azuur, maar blanker, lieflijker,
    Zie 'k in uw lokken liggen 't licht gelaat;
    't Mysterie van veel leeds, maar nooit van haat,
    Droomt in uw ogen; - 'k zag het steeds van ver.

    Ik zal u zien, mijn Licht, zo zie gij mij:
    In één zoet waas van gloed, waar ieder woord
    Doorheenvlamt van de lippen en saamglijdt

    Met andere tot één lichtende enigheid -
    En elk van ons droomt in een glorie voort,
    En andre glorie gaat ons stil voorbij.

    Van de liefde  die vriendschap heet

    schrijver

    29-04-2015 om 22:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zingende

    Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1925

    Zingende lucht

    ZINGENDE lucht
    zingende wind -
    en binnen in,
    binnen de struiken
    ligt uitgegoten
    een donkere vijver
    en luistert en hoort,
    hoort stil verloren
    en denkt en peinst...
    Want van lente, van lente,
    Het zingt al van lente en zonneschijn.

    Vroege gedichten

    schrijver

    28-04-2015 om 22:19 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.perzik

    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    TE VROEG BLOEIENDE PERZIK

    Het voorjaar kwam zó vroeg
    Met zon en luwe winden,
    Dat ik in een verblinde
    Verrukking bloemen droeg.

    Ik kon de vaste tijd,
    Door U besteld, niet wachten.
    't Hunkren van mijn gedachten
    Werd teedre werklijkheid.

    0, de eerste morgen, dat
    Mijn bloei zich openbaarde,
    In de verdorde gaarde,
    Hebt Gij mij liefgehad.

    Toen, voor mijn weligheid,
    Waarvan de twijgen rillen,
    Hebt Gij mij gekastijd,
    En mij omhuld met stille

    Huiven van sneeuw, en dauw
    Die stierde tot kristallen;
    Nu sta ik star en grauw
    Tussen de bloei van allen.

    Maar wie mijn doodheid laakt,
    Gij weet, dat ik kàn bloeien.
    En uit verholen gloeien
    Gij bloem en vruchten maakt.

    Och God, Uw lente prijkt -
    Wie weet - nog vele jaren.
    Laat 't hart Uw gunst ervaren,
    Tot het in bloei bezwijkt.

    De donkere bloei (1923 - 1925)

    schrijver

    27-04-2015 om 22:09 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.niet goed

    Een gedicht van Victor A. dela Montagne 1854-1915

    Het is niet goed.

    Het is niet goed, door 't leven te gaan,
    met hoofd en blikken omhoog gericht,
    omhoog, - ter glanzende starrenbaan,
    ter eeuwig stralende lichtsfeer.

    Het is niet goed op een hoogte te staan,
    wel vele duizenden in 't gezicht,
    hoog boven het slijk, midden storm en orkaan,
    waar de kiem van worstelen en strijden in ligt.

    Want zij die daar gaan door de schemernacht,
    vrijwillig, - naar geest, en hart en gemoed,
    vergeven het niet, dat u 't licht begroet;
    en wee! - het zijn er velen.

    Want zij, wie de kracht tot hoger ontbreekt,
    die baggren ontzenuwd in modder en slijk,
    vergeven ze u niet, de verhevene wijk:
    en wee! - het zijn er velen.

    schrijver

    26-04-2015 om 22:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geen

    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    Er is geen tijd

    Er is geen tijd. Wat gistren was
    is wat vandaag me een liefde wijst.
    Herdenken: ongedronken glas
    dat morgen laaft en spijst.

    Wat is me droeve scheppings-daad
    en baren in 't gelaat der dood?:
    een kindje dat aan 't schaatren slaat
    daar 't wemelt in mijn schoot.

    Welke is de krankheid die me pijnt
    bij dreigend komen en vergaan?
    Wij zijn, daar ze onbeweeglijk schijnt,
    een sterre aan hare baan.

    Wij reizen, en uit ieder punt
    verrijst een einde, ontrijst begin;
    waar alles wat het leven gunt
    verlies is, en gewin.

    En komt eens de ongenode Gast
    ons scheemren in 't vervaald gelaat,
    o Dood, met avond rijk belast:
    dàn wordt het dageraad.

    schrijver

    25-04-2015 om 17:10 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedje

    Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924

    Liedje

    voor de geestelijke middenstand

    Neem gij het leven
    Zoals het is -
    Een beetje onrechtvaardig,
    Een beetje boosaardig,
    Maar ook wel eens aardig
    En soms lang niet mis!

    Leef gij het leven
    Zoals het gaat -
    Niet al te opzichtig,
    Niet al te gewichtig,
    Een beetje voorzichtig
    Dan is 't niet zo kwaad!

    Houd gij het leven
    Bedaard in het oog -
    Toon gij u krachtig,
    Uw doel steeds gedachtig,
    Nooit onwaarachtig,
    En dan: kop omhoog!

    Zingende stemmen (1914)

    schrijver

    24-04-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dernier refuge

    Een gedicht van Dop Bles 1883-1940

    DERNIER REFUGE

    Vrouw, ik wil wel met u leven,
    treed mijn open kamer in,
    mijn bezit zij u gegeven,
    doch verzwijg mij voze min.

    De juwelen van een Carmen
    zijn de zonde, die verwondt,
    ik wil liggen in uw armen,
    met uw adem op mijn mond.

    'k Stoot dan 't hoge venster open
    op de neergevelde nacht,
    waar verdoemde zielen lopen
    in een onbegrepen pracht.

    En de uren zal ik proeven
    als een geurend gift-likeur,
    en uw leven blijve toeven
    tussen 't venster en mijn deur.

    En de maanden en de dagen
    gaan ons ongekend voorbij;
    alle bloesems die zij dragen
    zijn gewenst door u noch mij.

    En de nachten zullen groeien
    en ons leven zal vergaan,
    't lege hart zal stil verbloeien
    in een zelf bedachte waan.

    Nu gij 't leven dorst verspelen
    afgestompt voor vreugd en pijn,
    wil ik wel met u nog delen
    dit bestaan van zielloos zijn.

    Parijsche verzen Bussum 1923

    23-04-2015 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.maannacht
    Een gedicht van Th. van Ameide 1877-1955

    Maannacht.

    Een lichten en een wuiven
    ging door het wakend woud
    in ruisend, schittrend stuiven
    door het bebladerd hout;
    de volle takken hingen
    te zwieren en te zingen
    in zilvren flikkeringen
    op 't feest van wind en maan.

    De wijde, heldre hemel
    blonk rijk in elk verschiet,
    waar 't fijnere gewemel
    zijn glans een doortocht liet,
    en luistervolle ronden
    van gulden misten bonden
    de stralen, die zij vonden
    vervloeien door de boog.

    En waar de maan in 't hoge
    hing heerlijk aan de lucht,
    veel grote wolken vlogen
    hun snel-gejaagde vlucht;
    maar als hun ijl gevaarte
    vlood langs de ontzagbre klaarte,
    versmolt zijn laatste zwaarte,
    in 't machtig licht vergaan.

    De hoge wind liet rustig
    de dichtomgroeide gang,
    maar schudde sterk en lustig
    der kronen bladervang:
    het was een deinend neigen,
    een zinken en een stijgen,
    een vleien en een dreigen
    van allen onderéén.

    Het licht viel neer in plassen
    op de verschrokken grond,
    of ging een boom verrassen
    waar hij te dromen stond
    en weefde door zijn lover
    een stille vonkentover,
    of speels vergleed weer, pover
    hem latend als hij was.

    Toen zagen wij de vlugge
    nimfen uit oud verhaal
    aanschimmen en terugge
    duiken in loverzaal,
    hun schijnig blanke leden
    opeens hun lokking breden,
    dan in de heimlijkheden
    verdwijnen weer als damp.

    Wij voelden als die ouden,
    die uit hun hoop en vrees
    zoo in hun duister bouwden
    het beeld dat ons verrees;
    in wisselender schijnen
    ontbloeien en verkwijnen
    het stoeien en verdwijnen
    zagen van god of geest.

    Wij zijn, ach, zoveel wijzer,
    weten van maan en wind;
    ons hart is zoveel grijzer,
    zo helemaal geen kind:
    de nimfen zijn gevloden
    met woud- en watergoden,
    geen schemering bergt boden
    meer uit een andre weerld.

    Maar 't oog, dat groot kan schouwen,
    ziet strakker, sterker schoon
    dan wat zich kindren bouwen:
    op aarde een tover-woon.
    Ons was dit woud niet ledig,
    de wind, het maanlicht vredig
    maakte' ons zo zacht en zedig:
    wij meenden te verstaan.

    Wij voelden zonder windsel
    van beeld en woord en waan
    't mysterie als beginsel
    van heel ons aards bestaan:
    rondom en in ons zelven,
    te dieper, naar wij delven
    al dieper de gewelven
    van onze wetensgang.

    Mysterievol blijft bloeien
    ons leven als voorheen:
    't geweetne gaat vermoeien,
    laat leeg ons en alleen,
    maar in deez' weerld van wonder
    gaat onze ziel niet onder,
    zij ziet zich zelf er, zonder
    te wèten wat zij ziet.

    Een woud in licht aan 't wieglen
    is vol van haar beweeg,
    zij mag zich zelf er spieglen,
    ook zij niet zwart en leeg
    noch weemlend van fantomen,
    maar als een woud van dromen,
    doorbruist in helste stromen
    door storm en gloed van God.





     

    22-04-2015 om 21:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.maan
    Een gedicht van V. de Meyere 1873-1931
    De hoog-geslegen maan glimt door de twijgen.

    De hoog-geslegen maan glimt door de twijgen.
    waaraan de witte bloesems bottend hangen,
    en giet mijn weelde in rijzende gezangen,
    die als een wijdend lied ten hemel stijgen.

    In zilvren luister, de oude kruinen neigen
    hun geel-bedroomde schaûw, wijl roerloos, bange
    ontbloeit, rond hen, mijn tros-gebouwd verlangen,
    zachtkens verruisend tot een heilig zwijgen.

    Langs 't rustend blauw, met mijmer-blond omweven,
    voel ik mijn ziel langs klare tonen zweven,
    opbeurend in wijd-klinkend koor gedragen.

    En in de bladerstille lucht, met trage
    glinsters, lichtend-gestrooide sterren blinken,
    wijl Nacht en Vrede in 't zwellend harte zinken.

    bron: Van Nu en Straks jrg 2 (1894)  

    schrijver

    21-04-2015 om 22:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bloemen

    Een gedicht van C.S Adama van Scheltema 1877-1924

    Bloemen

    Ach, heb toch altijd ergens
    Een beetje bloemen staan -
    Zij doen toch altijd wel even
    Een beetje gelukkig aan!

    Een stil liedje van kleuren,
    Een fijne, blij-mooie tint -
    Even een kleine ontroering,
    Als de lach van een lief kind.

    Alles, alles neemt het leven,
    Het laat ons ieder eenmaal berooid -
    Maar het geluk van een beetje schoonheid
    Dat ontneemt het ons nooit!

    De keerende kudde (1920)

    schrijver

    20-04-2015 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ploert

    Een gedicht van Adriaan Loosjes 1735-1813

    De ploert.

    Wijs: Ach hoe lekker is het zoenen.

    A g n i e t.


    Kijk daar gaat die grootse jongen!
    Kaatjebuur! kijk over deur,
    'k Heb mezelve daar bedwongen,
    Dat 's de kleinzeun van de Fleur.
    De oudjes leefden zo bedaardjes,
    Pieter is een schand op straat,
    Zie zijn hoed staat op drie haartjes,
    En hij kijkt als een soldaat.

    Misselijk zijn al zijn trekken
    Hij mag stappen als een pauw.
    Foei die rooie en blauwe plekken!
    Lippen als lazuur zo blauw.
    't Is net of er eens een regen
    Puisten op zijn wezen viel,
    'k Loof hij het te bleek gelegen
    Kaatje! 't is zo'n slechte ziel.

    K a a t j e.

    Wel kwam jij me wat vertellen,
    Had je dit dan maar gespaard,
    Want hij slaat met zijn gezellen
    Menigmaal de kreuple waard.
    Hij kan zelf de wacht bedriegen,
    't Is met hem geheel niet pluis,
    Als de vledermuizen vliegen,
    Krijgt hij vrouwvolk aan zijn huis

    Laatst, daar wij nu van hem praten,
    Kreeg 'k een reekning aan mijn huis.
    Toen 'k de man had ingelaten,
    Zei ik al: jij hebt abuis.
    Maar de karel wist wel beter.
    Oele! zij was net voor Piet.
    'k Zag toen, hoe hij in Czaar Peter
    Menig maaltje geven liet.

    't Was veel meer als honderd gulden.
    Kees de snijer zei dees dag,
    ‘ô Hij het zijn naars vol schulden
    En zijn kleren zijn als rag.’
    Nou pronkt hij met zijen kousen,
    Die hij kocht bij Franse Lot.
    ô Hij leent het geld van smousen,
    Schielijk raakt achter slot.

    Volks lieden-boek  (1785)

    schrijver

    19-04-2015 om 22:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.avondstilte

    Een gedicht van Hugo Verriest 1840-1922

    Avondstilte

    ’t Wordt laat, en ’t zwijgen zinkt met stille avond neder,
    En stille, de avond dringt me in ’t eindloos diepe hert,
    En ’t eindloos herte, moe van ’t wentlen weg en weder,
    Staakt ’t wentelen en rust in stille zoete smert.
    O smert, geen zoetheid kan aan ’t rustend zoet genieten,
    Het zoet genieten van uw ijdele eindloosheid,
    Uwe ijdele eindloosheid die ’t dromen vol kan gieten,
    Het stille dromen van des avonds enigheid.
    ’t Is eens en avond, en de duisternissen dalen
    In halve duisternis doorschijnend in de nacht,
    Waar schijnend heldre sterren aan de hemel pralen,
    De hemel licht doorlaaid in heldre sterrenpracht;
    Die sterrenpracht die ginds oneindig wendt en wiegelt;
    Oneindig wendt en wiegt in ’t meteloos gespan,
    En meetloos in de klene klare dauwdrop spiegelt,
    De dauwdrop, mijne ziel, die ’t eindloos spieglen kan.
    Het eindloos hangt daar hoog en ligt hier neer te dromen,
    Te dromen in de vlakte en in het zwijgend woud,
    Het woud dat zwijgend rijst met halfverlichte bomen,
    Die bomen vormeloos die schijnen eeuwenoud:
    Want eeuwenoud is ’t al en meteloos te samen
    Als samen stilte ligt en nacht op de natuur,
    Natuur, onroerbaar stil waar blad noch bomen aâmen,
    Noch de adem van de tijd waait in de drijvende uur.
    De drijvende uur ligt stil op roerloze bomen,
    En roerloos voor de bos strekt ’t ongemeten land,
    Het ongemeten land dat donkre verten zomen,
    Die verten meteloos lijk zeeën zonder strand.
    En zeeën zonder strand van stille zoete smerte,
    Van smert onroerbaar, kalm en vrij van bitterheid,
    Onroerbaar liggen, kalm, in ’t zwijgend einloos herte,
    Met ’t eindloos gevoel der eeuwige eendloosheid.

    schrijver

    18-04-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zon

    Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940

    De zon hing laag.

    De zon hing laag.
    tussen de witte muren
    verbloedde goud en zwart
    het avondrood.
    hij, van zijn hoog terras,
    volgde de lange strepen,
    het vluchtig zog
    van nooit geziene
    nooit gedroomde schepen
    door het gemarmerd
    zilver van de zee.

    de huiveringen
    van 't geschubd metaal,
    door 't stijgend maanlicht
    rimpelend beschenen,
    waren die nacht op zee
    het enig teken,
    dat twintig eeuwen
    ademloos verstreken
    en in zijn hart
    antieke vrede
    was gedaald.

    Tempel en Kruis (1940)

    schrijver

    17-04-2015 om 21:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van Adriaan van der Hoop 1802-1841

    Geen liefde is de eerste min gelijk.

    Geen liefde is de eerste min gelijk,
    Hoe men zich zelf misleidt,
    Geen is zo zuiver, geen zo rijk
    Aan onbaatzuchtigheid.
    Ach, schoon men mij van liefde spreek'
    'k Gevoel het diep in 't hart,
    Het beeld van hem, die van mij week,
    Diens liefde baart mij smart.
    Geen liefde is de eerste min gelijk,
    Geen dieper hartenwond,
    Dan als, ná 't eerste liefdeblijk,
    Men ontrouw ondervond. -
    Al toon ik soms een blij gezicht,
    En opgeruimde zin,
    In 't binnenst van mijn boezem ligt
    Altijd nog de eerste min.

    Geen liefde is de eerste min gelijk,
    Hoe men ook de andre roem:
    Is 't lieflijkst waar deze aard mee prijk:
    Niet de eerste lentebloem?
    Klinkt de eerste toon niet dubbel schoon
    Van 't nachtegalenlied;
    Is de eerste min, hoe snel gevloôn,
    De teerste en eêlste niet?

    schrijver

    16-04-2015 om 16:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ogen
    Een gedicht van P.C.Boutens 1870-1943

    Ogen

    De schemer die gestadig
    Over mijn ogen dicht,
    Breekt als een wolk weldadig
    In dauw van aldoorvloeiend licht.

    Of door de strakke weiden
    Van zonneblinde lucht
    De blonde bloei zou breiden
    Van dagverloren sterrenvlucht,

    Zo uit zijn luwe dekking
    Mijn oog verhelderd ziet
    In lentelijke ontwekking
    De diepe tuinen van 't verschiet...

    O horizon van ogen,
    Op Gods onpeilbaarheid
    In ommegaande bogen
    Uitzicht ondeelbaar saamgereid

    Uit watereêlste stenen,
    Elk in zijn zuivre kleur,
    In lachen en in wenen
    Tot vensteren doorschenen
    Op alle goddelijk gebeur...

    De heemlen schijnen binnen
    In 't schaduwbloede hart,
    Der ziele vleuglen zinnen
    In onbegrensd beminnen
    Gaan op in lichtste vreugd en smart...

    Niets kan van u ontluistren
    Mijn overvloed en nood,
    O ogen niet te duistren
    Door 't leven en niet door de dood!

    Bezonnen verzen (1931)

    schrijver

    15-04-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klaaglied

    Een gedicht van W.J. van Zeggelen 1811-1879

    Klaaglied van Jan Chagrijn.

    'k Ben niet wat ik eertijds leek:
    Zo gezond en krachtig;
    'k Dut soms bij de schoonste preek,
    Kijk, het spijt me machtig!
    'k Lig te waken in mijn bed,
    'k Droom heel naar of sidder;
    'k Haat gezelschap, schuw de pret,
    'k Dwaal als dolend ridder;
    'k Heb een hekel aan 't kantoor,
    'k Maak er duizend bokken;
    Stelt men mij iets deeglijks voor -
    'k Gooi het in de stokken.
    'k Heb het land aan mijn viool
    Die men me eens benijdde;
    Als 'k in mijn lectuur verdool,
    Roept me een vriend ter zijde.
    Let maar op: het weer is slecht
    Als ik zal gaan vissen;
    Wat ik zoek, komt nooit terecht;
    Wat ik vind, kan 'k missen.
    Wie ik liefst ontwijken wil
    Kom ik 't eerste tegen;
    Als ik graag mijn kooplust stil -
    Ben 'k om geld verlegen.
    Krijg ik wijn - ik heb geen dorst;
    Als ik speel - verlies ik;
    Vraag ik kip - men geeft mij worst;
    Onder 't scheren - nies ik;
    Meld ik nieuws - men kent het al;
    'k Word al stug en stugger;
    Vraag 'k een dame voor het bal -
    Andren waren vlugger.
    Als 'k met smart op brieven wacht -
    Krijg ik.... rekeningen;
    Heb 'k een aardig lied bedacht -
    Buurman gaat het zingen;
    Moet ik uit - mijn linnengoed
    Is bevlekt of pover;
    Eist mijn billet-doux veel spoed -
    'k Smijt er d' inktpot over;
    Geef ik iets mijn maaklaar op -
    Hij verspeelt mijn renten;
    Schrijf ik versjes - op mijn kop
    Trommlen recensenten;
    Is mijn weetlust opgewekt
    Voor een stal van boeken -
    Och ja wel! ze zijn defect
    Waar 'k iets na wil zoeken.
    Als 'k op reis ben en gejaagd -
    Blijft de spoortrein steken;
    Ben 'k op een diner gevraagd -
    'k Las dan liever preken.
    Drink ik thee en wens ik zwart -
    Groene moet ik slikken;
    Speel ik een partij biljart -
    'k Beef als 'k mooi zal mikken.
    Zo 'k eens op de jacht wil gaan,
    Moet ik uit begraven;
    Lacht een lekkre vrucht mij aan,
    'k Mag me er niet aan laven.
    Als ik liedjes zingen zou,
    Ben ik dood verkouën;
    Waar ik me op het ijs vertrouw -
    Kan 't me niet meer houën....
    En toch lachte ik dol van pret
    Bij die zielensteken,
    Was mijn lieve SIENE-BET
    Niet voor mij verkeken.
    Ach, wat troost me in al 't chagrijn?
    Wijs me toch het klooster!
    Of, zo daar geen plaats mocht zijn....
    Word ik ziekentrooster!


    1849.

    De dichtwerken (1868)

    schrijver

    13-04-2015 om 16:20 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.voorjaar

    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Voorjaar.

    Mijn hof ontwaakt, wordt groen, wordt wit
    Van bloesems aan de twijgen:
    Reeds zoo veel malen zag ik dit,
    Maar kon er nooit bij zwijgen.

    Het blijft een wonder in mijn oog,
    Zoo wonderschoon te aanschouwen,
    Dat krachtig opwijst naar omhoog,
    En aanspoort tot vertrouwen.

    Hij leeft nog, die het leven geeft
    En weergeeft uit de doden!
    Hem lieve en loov' wat adem heeft,
    En zoek' hem in zijn noden!

    schrijver

    12-04-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.avond

    Een gedicht van Johan Danser 1893-1920

    IN DE AVOND

    Des avonds buigt mijn lome mijmring over
    Naar haar, mijn lief, en naar haar stil gemoed:
    Zo nijgt een boom soms wel zijn bronzen lover
    Over het koele water aan zijn voet.

    En ik word droef. Want derft mijn ziel de tover
    Dier lieve stem die 't wrangst gemis verzoet
    Dan welkt mijn trots en ben ik naakt en pover,
    Alleen verschroeid door felle hartstochtgloed.

    Dan troost mij niets en schrei 'k in bange klachten
    De helse pijnen mijner angsten uit,
    Dan streelt mijn smart de somberste gedachten,

    Tot mij de slaap de brandende ogen sluit
    Om eindelijk mijn wezen traag te omnachten
    Met zware droom, verscheurd door geen geluid.

    schrijver

    11-04-2015 om 15:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de verrukking

    Een gedicht van Johannes Klinker 1764-1845

    De verrukking.

    Geen grootheid der wereld bekoort mij.
    Hoe zinkt gij, ô trotse paleizen,
    Wanneer ik, naast Kloë gezeten,
    Mijn oog op uw grootheid laat scheemren!
    Wanneer op haar zwellende boezem
    Mijn rusteloos harte mag kloppen -
    ô Vorsten, wat zijn dan uw tronen? -
    Daar ginds dwaalt de onlesbare hebzucht;
    Verzadeloos hongert zij eeuwig.
    De bleekheid bedekt hare wangen,
    En de overvloed volgt hare schreden.
    De heerszucht, met fonkelende ogen,
    Door rustloze driften gefolterd,
    Omstuwd van waanzinnige slaven,
    Holt blindelings voort om de volken,
    De Vorsten en Groten der aarde aan
    Zijn ijzeren Rijksstaf te kluistren.

    Hoe nietig, hoe klein in mijn ogen! -

    Och, Kloë! uw oog wordt veel schoner;
    Bekoorlijker worden uw wangen,
    Uw boezem wordt blanker dan immer,
    Verleidender zijt gij voor mij - als
    Mijn oog op de glans van een kroon ziet!
    ô Laat het heelal ons vergeten!
    Wij minnen, wij minnen mijn Kloë!

    Hoe?.... Lacht gij betoverend meisje,
    Om dat uw bezit voor mij alles,
    En alles, bij u, voor mij niets wordt?
    Gij lacht, om die schone verrukking?....
    Ik zal die betoovrende roosjes,
    Hoe schoon ze op uw kaakjes ook bloeien,
    Door zuigende kusjes verbleken,
    Die flonkerende oogjes doen kwijnen,

    En zo die vermetelheid straffen!
    Ik zal ze.... Neen, zegt gij? - Ja zeker!
    Mij nu te weerhouden, waar wreedheid,
    En kunt gij voor Lykas wel wreed zijn?
    Och, laat mij die banden ontstrikken!
    Van hier al die schone beletsels!
    'k Wil niets dan mijn Kloë omarmen!

    - - - - - - - -

    K l o ë.

    Ach, zinken ook nu nog die tronen,
    Mijn Lykas, of klimt hunne waarde?

    L y k a s.

    Zij zijn mij nog minder dan voormaals!


    1786.

    Gedichten (1819-1821)

    schrijver

    10-04-2015 om 22:16 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sicut filius

    Een gedicht van Geerten Gossaert

    Sicut filius.

    Wel vaak heb ik gezongen,
    Voor menig droevig hart,
    De melodieuze wijzen
    Van 't stille lied van smart:
    Maar nu ik heb ontvangen
    't Begeren mijner jeugd,
    Wil ik nog eenmaal zingen
    Het hoge lied van vreugd!

    Vroeg uit mijns vaders woning
    Dreef mij verlangen uit
    De woningen te vinden
    Van harts beloofde bruid:
    Om liefdes woon te vinden
    Wou 't trotse hart voortaan
    Wel eigen wegen volgen,
    Op eigen paden gaan...

    Naar welke woestenijen
    Versteeg het dolend pad?
    Mijn voeten werden 't stijgen
    Mijn ogen 't staren mat.
    Toen riep uit zijn ellende
    Harts ongestilde nood
    Om d' uiterste vertroosting
    Van de verlangde dood!

    Maar door het dichte lover
    Riepen, bij avondval,
    Verre verlichte venstren
    Terug naar 't veilig dal:
    En naderbij gekomen
    Herkende ik bos en beemd,
    En stond weer, arme zwerver,
    Voor 't vaderhuis... vervreemd?

    Schuw blikte ik door de ramen;
    Daar stond, als tallentijd,
    Voor de genoden velen,
    Het bruiloftsmaal bereid...
    Maar éne plaats was ledig...
    Toen heb ik blij verstaan,
    Dat ik, in liefdes woning,
    Als zóon mocht binnengaan!

    ------------------------------
    Sicut filius - Zoals een zoon

    De Gids (73) (1909)

    09-04-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.onweder

    Een gedicht van Jacobus Bellamy 1757-1786

    HET ONWEDER.

    Hoe natuur zo stil, zo plechtig
    Het dartel windje kwijnt,
    En lispelt, op een trillend blaadje,
    Zijn laatste adem uit!
    Geen vogel zingt nu blijde tonen,
    Maar zwijgt eerbiedig stil!
    De roos, dat sieraad van de maagden,
    Hangt treurig naar de grond!
    De dag verwisselt zijn gewaden,
    Voor 't zwarte kleed des nachts!
    De zee kust, kabblend, hare oever
    De ganse schepping bidt!
    Daar breekt, uit opgepreste wolken,
    Een felle bliksemschicht!
    Daar rolt de klaterende donder!
    De ganse schepping beeft!


    Zo schriklijk klaterde de donder,
    Toen God de wereld sprak!
    Nog beeft de wereld, voor die stemme!
    Die schrik is dankbaarheid!
    Daar vaart de Godheid, op haar stormen,
    Door 't siddrend landschap heen!
    Hoe beven honderdjarige eiken,
    Gelijk een rillend riet!
    Paleizen stuiven, voor haar wielen,
    Als nietig stof, daar heen!
    Daar storten trots gebouwde torens,
    Als smeltend ijs ter neer!
    & #8195;
    Zo zinkt uw grootheid , wufte vorsten,
    Als God, door donders, spreekt!
    Als hij, gewapend, met zijn bliksem,
    Zijn forse orkanen ment!
    Dan werpen de verschrikte golven
    Haar lillend schuim  omhoog!
    Dan werpen zij de zwaarste kielen
    Als lillend schuim, omhoog!

    Daar lacht, door de uitgewoede wolken,
    Het lieve zonlicht weer
    Zo lacht een held, na 't bloedig strijden,
    Met tranen in 't gezicht!
    Nu dartelt weer een lieflijk windje,
    Door 't afgematte bos,
    En kust de frisse regendroppen,
    Van 't schommlend lover, af!
    Nu beuren weer de schone bloemen
    Haar lachend hoofd omhoog!
    Nu zingen weer de lieve vogels,
    In 't bos, een dankbaar lied!
    Nu vaart de Godheid, op de geuren
    Van 't frisse lentekruid.
    Nu durft al 't schepsel haar genaken!
    De ganse Schepping juicht!

    Gedichten (1844)

    schrijver

    08-04-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.eiland

    Een gedicht van Carel Vosmaer 1826-1888

    HET EILAND MELOS.

    Kleine smaragd in de kring van de edele stenen, die blinkend
    Sieren de golvende plooien van 't kleed der Aigaiïsche waatren,
    Ligt er het groenende Melos, het vuurontsprotene eiland,
    Waar zich de gloed van Hefaistos in spleten en dampende bronnen
    Toont, en dat gips en aluin en de zwavel en 't hout in zijn schoot draagt.
    Donkere pijnen, hun kronen verenende, geven de bergrug
    't Fulpen gewaad, en olijven haar zilverig loof aan de glooiing.
    Waar zich de stromende vlieten een uitweg baanden, verrezen
    Beemden met krokos en eppe, die 't nijvere werk van de bouwman,
    Zuivrend en ploegend, de vrucht deed dragen der blonde Demeter.
    Doch waar Helios rijst en zijn zongloed koestert de helling,
    Werden op staken en tralies de ranken geleid van de wijndruif.
    Tegen het noorden beveiligd door glooiend gebergte en rotskaap
    Holt zich een zeebocht uit, waar 't stormontvlodene vaartuig
    Veilige ligplaats vindt of de kleinere boot op het zand rust.

    Nanno (1882)

    schrijver

    07-04-2015 om 22:19 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lentemergen

    Een gedicht van Bernard van Meurs 1835-1915

     

    Lentemergen.

    God! wâ'n hemels mergenuur!
    Uut 'en wolk van goud en vuur
    En ik weet nie hoeveul kleuren
    Zie 'k de zon heur schiefke beuren.
    En umhoog deur 's hemels blauw,
    En umleeg ien 't drupke dauw,
    Lienks en rechts en wied en zied -
    't Is al straolen wâ ge ziet!

    Hè! hoe lekker, hoe gezond
    Weit het wiendjen ien mien mond!
    'k Vuul 'et deur mien borstje dringen,
    't Duut mien hart van vreugde springen. -
    Plaoggeest, stil, wâ duuje daor,
    Zó te stoeien met mien haor?
    Wiendje, blaos maor naor 't oe lust,
    'k Bin van mergen goed gemutst.

    Kiek, dâ kleine grut, och Heer!
    't Vliegt en fladdert op en neer,
    't Schommelt op de grune rieskes,
    't Tjielpt en fluut op alle wieskes.
    Och, wâ mag ik graog oe zien!
    Toe maor, wês nie bang veur mien:
    'k Gaf oe kruumkes van beschuut,
    Haolde nooit oew nestjes uut.

    't Is van 't jaor 'en vroeg gewas:
    Al de weien staon vol gras;
    Kiek die bluumkes met hun kupkes
    Aorig loeren uut de knupkes!
    En die boom as sneuw zo wit -
    Teiken dat er vrucht aon zit.
    Alles fleurig, alles schoon...
    'k Dank God dat ik buten woon!

    Lieve moeder, 'k bin zo blij,
    Maor oe mis ik nog hierbij.
    ‘Mietje, ik vuul 't mien iengegeven:
    ‘'k Zal de meimaond nie beleven!’
    Zeide mien nog op 'et lest.
    Ach, dâ woord is waor gewêst...
    Maor bij Onze Lieven Heer
    Is 't toch schoon ook - jao, veul meer!

    Kriekende Kriekske (1894)

    schrijver

    06-04-2015 om 22:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de zaligen

    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    DE ZALIGEN

    De gele rozen lichten langs ‘t terras.
    In diepe stoelen liggen zij te rusten,
    de zaligen, die elkaar gelukkig kusten,
    de toekomstlozen; heel hun leven was

    een dringen naar de voorgeweten uren,
    waar alles eensklaps in vergeten is;
    ‘t verwaait, nadat het stukgereten is,
    hun oud bestaan; en nooit kan iets meer duren

    naast dit verzonken zijn, dit niet meer wezen
    deze gevaarlijk stille eeuwigheid,
    dit weggevaagd zijn en te rust geleid,
    waaruit zij langzaam, stil en moe verrezen.

    De regen, een grijs kraalgordijn, een poos
    zacht tikkelend, laat door zijn lauwe kieren
    hen ‘t paradijs nog zien met zijn revieren,
    achter de vlammen van de gele roos.

    Kaleidoscoop (1938)

    schrijver

    05-04-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lente

    Een gedicht van P.L. van Kasteele 1748-1810

    Lief is de Lente

    Lief is de Lente,
    Vriendlijk haar aanblik,
    Schoon haar gelaat.
    Zwangere wolken
    Voeren haar schatten,
    Zweven haar voor.
    Gonzende buien,
    Trots als herauten,
    Melden haar komst.
    Hoe zacht,
    Zacht en bevallig,
    Treedt zij te voorschijn:
    Alles ontluikt.
    Duizenden bloemen,
    Sieren haar gangen,
    Vormen haar stoet.
    Vrolijke zonnen
    Eren haar wenken,
    Doen haar bevel.
    Suizende windjens
    Strooien haar geuren
    Wijd om haar heen.
    Bloeiende hoven,
    Groenende bossen.
    Velden met vee,
    Lieflijke kleuren
    Zuivere luchten, 
    Scheppen de vreugd.
    't Aardrijk verheugt zich
    Al haar bewoners
    Zingen een lied, -
    Lief is de Lente,
    Rein als de hemel,
    Gul als de jeugd!
    Goed, als de Gódheid,
    Deelt zij haar gaven
    Overal rond.
    Zelfs op het kleinste
    Wemelend wurmpje
    Legt zij haar glans,
    Allerlei diertjens,
    Prachtig van sieraad,
    Blinkend van goud,
    Zwevend en dartlend,
    Eren de Lente,
    Vieren haar feest,
    't Spartelend visje
    Vormt, in de stromen,
    Kringen van vreugd.
    Duizenden vooglen
    Mengen hun tonen,
    Vormen, een koor.
    Laag in de velden,
    Hoog in de bossen.
    Hoort men het lied.
    't Lied van de Lente
    Maakt voor de Steden
    't Land tot een feest.
    Alles bekoort ons
    Geuren en klanken,
    Alles verrukt.
    Bergen en heuvlen
    Schittren van glansen,
    Lachen ons aan.
    Leven en rijkdom
    Vloeit van hun kruinen
    Diep in het dal.
    Zeeën bedaren;
    Bergen en rotsen
    Krijgen gevoel.
    Lief is de Lente!
    't Mensdom bemint zij;
    't Mensdom geniet.
    Niemand verstoot zij,
    Slechten noch dwazen,
    Koning noch slaaf.
    Balling en vreemde.
    Zelfs de verachtste,
    Ieder geniet.
    De arme schept adem;
    Kranken genezen;
    De oude herleeft.
    Doven en blinden
    Rieken, gevoelen;
    Ieder geniet. 
    Alles wordt schoner,
    Hemel en aarde;
    Alles wordt nieuw.
    Lief is de Lente,
    Jesus' verzoening
    Balsemt de lucht,
    Koestrende warmte,
    Tijdige regens
    Komen van Hem,
    't Aardrijk ontving Hem;
    't Was Hem ter woonplaats;
    't Wacht Hem weerom,
    Vrolijke tongen,
    Dankende harten,
    Zingen zijn lof.
    Vriendlijk is Jesus;
    Alles verkwikkend,
    Vriendlijk is God.
    Duizenden jaren
    Zagen de winter
    Smelten als was.
    Duizenden jaren
    Zagen de Lente
    Groenen, als nu.
    Velden als ijzer,
    Stromen als rotsen,
    Bergen van sneeuw,
    Winterse zorgen,
    Morrende harten,
    Smolten voor God.

    Duizenden jaren
    Zagen die wondren
    Nog zijn ze nieuw.
    Nooit zal het falen;
    De Eeuwen getuigen 't
    God is getrouw.
    Winter en Lente
    Volgen zijn wenken,
    Zingen zijn lof.
    Juichende heemlen!
    Sterflijke mensen!
    Paar uw gezang
    Zie op de wolken!
    Hemelse kleuren
    Vormen de boog.
    't Licht en de regen
    Smelten te samen,
    Schildren Gods pracht.
    't Vriendlijkst verschijnsel
    Stilt onze zorgen,
    Predikt Gods trouw.
    Zinget de Heere,
    Priesters der aarde!
    God is getrouw.
    Bloesems bedriegen,
    Bloemen verwelken,
    Alles vergaat-,
    Hemel en aarde,
    Alles verandert;
    De Eeuwige niet.
    't Leed van de winter
    Maakt ons de lente
    Lieflijk en zoet.
    't Leed van het strijden
    Maakt de Overwinning
    Heerlijk en groot.
    Dor was het aardrijk;
    God is gekomen:
    Alles herleeft.
    't Graf is Gods akkers
    Jesus zal komen;
    Alles herleeft.

    Gezangen (1790)

    schrijver

    04-04-2015 om 22:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.raadsel

    Een gedicht van Jan Jaco Slauerhof 1898-1936

     

    Raadsel 

    Vroeger schreef ik aan een zwaar bureau
    Lichtzinnige gedichten;
    Nu, met een plankje op mijn knie,
    Een lijvige roman.
    Ben ik vooruitgegaan? Wie
    Kan mij zeggen, of ik het ben
    Dan wel de materie
    Die ten slotte moest zwichten?

    Verzamelde gedichten (II) (Al dwalend) (1947)

    schrijver

    03-04-2015 om 22:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moederliefde
    Een gedicht van Koos Speenhoff 1869-1945

    Moederliefde

    Hij was 'n zindelijke schooier,
    Die altijd kwast met suiker nam.
    Zo'n nagemaakte bommengooier,
    Die veel in de komedie kwam.
    Dan floot ie zachtjes op z'n tanden
    Of trommelde wat op de grond,
    Soms zat ie lucifers te branden,
    Die stak ie gloeiend in z'n mond.

    Z'n moeder liep voor 'm te sjouwen,
    Wanneer die in de bedstee lag.
    Die ouwe kon zo van 'm houwen
    Al zei die nooit 's goeie dag.
    Ze kookte onderwijl z'n potje
    En als ze gauw 'n boodschap dee',
    Dan bracht ze 'n gebakken botje
    Of boekies om te lezen mee.

    Eens was tie bokkig thuis gekomme',
    Hij had weer ergens mot gehad,
    Z'n moeder die begon te bromme',
    Omdat ie vol met modder zat.
    En toen ze 'm wat op wou knappen,
    Gaf tie 't ouwe mens een haal,
    Ze keilde boven van de trappen
    En smakte onder in 't portaal.

    De buren zouwen 'm vermoorde',
    Die smerige geweldenaar.
    Een diender keek 's wat ie hoorde
    En bracht 'r weg met de brankaar.
    Ze werd 't gasthuis in gerejen
    En toen ze bij d'r kennis kwam,
    Zei ze dat ze was uitgeglejen
    Doordat ze nooit de leuning nam.

    D'r jongen most maar bij d'r blijven,
    Nou dat ze op 't laatste lag.
    Ze was z'n handen an 't wrijven,
    En zei 'm zachtjes goeie dag.
    'Ach dokter, g'loof me toch waarachtig,
    Je moet m'n jongen laten gaan,
    Ik zweer 't je bij God almachtig,
    M'n jongen heeft 't niet gedaan.'

    schrijver

    02-04-2015 om 18:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regenlucht

    Een gedicht van Prosper van Langendonck 1862-1920

    Regenlucht

    En boordevol is 't herte en toch en wil niet vloeien
    die staande en stille stroom in klare poëzie
    op 't blad, dat 'k o! zoo graag met tranen zou besproeien,
    in 't lied, dat wentlen zoude in louter harmonie;

    en boordevol is 't herte en niets en kan het boeien,
    - geen levensdroom, waarin 'k een wens weerspiegeld zie! -
    geen menselijk gevoel 't in eedle drift ontgloeien...
    Zo noodloos staat het vol.... genot?.... melancholie?....

    zo noodloos in de onverschilligheid der dingen,
    bestendig draaiend in hun vast omschreven kringen
    en zielloos hangende in die eindeloze nood

    van wat?... 'k en weet niet wat...
    en boordevol is 't herte,
    onledigbaar, - en staat het vol van vreugde of smerte? -
    'K en wete....
    en zielloos drukt de hemel, zwaar als lood...

    Gedichten (1911)

    schrijver

    01-04-2015 om 21:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    31-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrijheid

    Een gedicht vasn Emanuel Hiel 1834-1899

    Vrijheid, wie heeft niet aan u gedroomd?

    Vrijheid, wie heeft niet aan u gedroomd?
    Als de zonne de aarde kussen koomt,
    Stijgt de vogel zingend in de lucht:
    Vrijheid! kweelt hij, vrijheid, wees gegroet!
    Doch de mens ontwaakt, hij blikt... en zucht.

    Heet als zonnegloed,
    Bruist door zijn gemoed,
    Vrijheid, uw geliefde vlammenvloed!
    Doch de mens ontwaakt, hij blikt... en zucht.

    Ziet hij daar niet sterkten rijzen in de lucht,
    Dreigend als bevrachte donderwolken?
    Scherpt men 't zwaard niet op de rug der volken,
    Wijl de legers te allen kant als slangen krielen,
    Om de vrijheid in hun schakels te vernielen?

    schrijver

    31-03-2015 om 22:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.loofvuren

    Een gedicht van V. de Meyere 1873-1938

    LOOFVUREN

    Als het avond, half september,
    Om de dorpen, rommedom,
    Door het waas der avondscheemring,
    Smokend, knettrend vuur alom!

    Op het land, na duchtig werken,
    Viert men vreugd met luid gezang
    En 't patatten-loof het vuurt er
    Overal met hoge vlam.

    Groot en spokend zie 'k de schimmen
    Van het zingend boerenvolk
    Om de vuren weemlen, woelen,
    Rood-belaaid en zwart-omwolkt.

    O ik zie, zó ver ik zien kan,
    In die spokerige schijn,
    't Boerenvolk al springend, dansend,
    Dol en wild rumoerend zijn!

    Verzen (1894)

    schrijver

    30-03-2015 om 21:43 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.afscheid

    Een gedicht van Gentil Antheunis 1840-1907

    Afscheid

    Dus is eindlijk 't uur geslagen,
    't Lang gevreesde, droevig uur!
    'k Voel mijn hart onstuimig jagen;
    Ach! wat kost me uw afscheid duur.
    Tranen wellen in mijn ogen
    Bij het zingen van mijn lied;
    Denk aan mij in uw gebeden,
    Liefste, neen, vergeet mij niet.

    Als de koele lente weder
    De aarde siert met bloem en vrucht;
    Als het lieve zuidenwindje
    In het trillend lover zucht,
    Zal het soms mijn naam u lisp'len,
    Zoet als 't murm'len van de vliet;
    Denk aan mij in uw gebeden,
    Liefste, neen, vergeet mij niet.

    Als de gure winter nogmaals
    De aarde blad en bloesems rooft,
    En gij eenzaam zit te mijm'ren
    Met ter neer gebogen hoofd;
    Als de lange kruipende avond
    Vele droeve stonden biedt,
    Denk aan mij, die steeds u lief heb,
    Liefste, neen, vergeet mij niet.

    Als u God in 't stille klooster
    Tot zijn bruid verkiezen zal,
    Zoek mij soms in uwe dromen;
    Maar in uw gebed vooral
    Dat mijn naam soms uwe lippen
    Stil aan 't altaar Gods ontvlied',
    Denk aan mij, die steeds u lief heb,
    Liefste, neen, vergeet mij niet.

    Als uw teerbeminde bruîgom
    In uw boezem nederdaalt,
    En de vlamme zijner liefde
    U uit hart en ogen straalt;
    Als ge, van geluk schier zwijmend,
    Reeds der zaal'gen lot geniet;
    Denk aan mij in uw gebeden,
    Liefste, neen, vergeet mij niet.

    Als daar alles in aanbidding
    Nederknielt voor God en zwijgt,
    En uw maagdelijke bede
    Geurig met de wierook stijgt;
    In zijn kronkelende walmen
    Droom somtijds dat gij mij ziet;
    Denk aan onze kinderjaren,
    Liefste, neen, vergeet mij niet.

    Als uw laatste dag zal komen,
    En als de engel van de dood
    Uwe zwanenblanke ziele
    Dragen zal in Godes schoot;
    Werp nog eens uw englenogen
    Op de zanger van dees lied;
    Liefste, neen, vergeet uw broeder
    Ook in 's Heeren woning niet.

    Uit het hart (1874)

    schrijver

    29-03-2015 om 19:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bui
    Een gedicht van Jacob Winkler Prins

    Bui

    Grimmig snellen rondgerolde wolken,
    Eindeloos grote kluwens, aan door 't blauw.
    Doodse stilte! Toch, ze naadren gauw,
    Scherp weerspiegeld in de molenkolken.

    Schelle fonkling van miljoenen dolken;
    Dan de donder; en, van regen lauw,
    Schudt de wind de hechte molenbouw,
    Loeit het rund, dat wegvlucht, ongemolken.

    Zuiver, als geslepen edelstenen
    In een rand van donker goud gevat,
    Spiedt de klaproos door de halmen henen,

    Glanst de koornbloem helder na het bad;
    En het paard, met glimmend stijve benen,
    Scheert de klaver, koel en druipend nat.

    Sonnetten (1885)

    schrijver

    28-03-2015 om 19:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pietje

    Een gedicht van Cornelis Honigh 1846-1896

    Pietje Weetal.

    ‘o, Jongens, weet jelui er van? -’
    Neen, Piet. Zeg op, wat is het dan?
    ‘Straks was er brand bij ons in huis.’
    Waardoor kwam 't aan? - ‘Ja, 't zit niet pluis:
    Met opzet heeft de meid 't gedaan.’
    o Foei, dat zal haar slecht vergaan.
    En was 't verbrande heel veel waard?
    ‘o, 't Was maar brandhout op de haard.’
    Och kom, als jij niets beters weet,
    Neem in 't vervolg dan and'ren beet.

    ‘Nu ja, dit was een grapje maar,
    Doch wat ik nu vertel, is waar.
    Ik hoorde, als Vader 't krantje las,
    Dat gistren Spanje in opstand was.’ -
    Verschriklijk! Waarom is 't gedaan?
    ‘Daar 's morgens elk toch op moest staan.’
    Loop heen. - ‘Neen, nu geen gekkernij,
    ‘Maar weet je al van de kloppartij?’
    Ja, slaag kreeg jij van Vaders stok.
    ‘Neen, 't was, toen 't acht sloeg op de klok.’

    Dat is voor 't laatst. ‘Eén nieuwtje nog.’
    Vertel 't maar niet, je fopt ons toch.
    ‘'t Is heus.’ Wat heb je dan gehoord?
    ‘Van morgen is er één vermoord.’
    En wie? - ‘Een, die met borstels liep.’
    Waarom? - ‘Ja, of hij aaklig riep,
    ‘Een vent, die hem de doodsteek gaf,
    Nam hem toen al zijn borstels af
    En smeet - de bloed was toen al stijf -
    Eerst kokend water hem op 't lijf.’

    Foei, kippenvel krijg ik er van,
    ‘Ja, erger nog deed toen die man,
    Hij hing de dode aan een leer,
    Het hoofd hing naar beneden neer.’
    Houd op. - ‘En, wat er nu geschiedt,
    ‘Vertellen kan ik 't bijna niet.
    Aan stukken wordt het lijf gehakt,
    En in de pekelton gepakt.’
    Verschriklijk, eten zij er van?
    ‘Lust jij dan niet van 't varken, Jan?’

    Kijkjes in 't rond (1881)

    schrijver

    27-03-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schilderkunst
    Een gedicht van Hubert Poot 1689-1733

    Schilderkunst.

    O Lente, buig uw hooft, bekranst met schone bloemen,
    Als gij de Schilderkunst ziet pralen of hoort noemen:
    Uw kleuren, met de dauw des dageraads belaên,
    Bezwijken voor de gloed der zomerzonneraên,
    Daar in het tegendeel de glans der schilderverven
    Onsterflijk is van aard, en alles hoedt voor sterven.
    Hoe geestig wordt de zin betoverd en verlet
    Als ons Apel onthaalt op heilig oogbanket!
    Natuur verwondert zich, en toont beschaamde kaken
    Omdat het kunstpenseel in allerhande zaken
    Haar volgt of overwint. O wonderbare Kunst,
    Blijf groeien, en verdien der Vorsten milde gunst.

    -------------------------------------------
    Apel = Apollo,  god van schoonheid en orde

    Vervolg der gedichten (1735)

    schrijver

    26-03-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.alaba

    Een gedicht van René de Clercq 1877-1932

    Alaba.

    Alaba!
    alaba!
    Blesse, Blare,
    kalf en koe,
    voort, te gare,
    toe!

    Alaba!
    alaba!
    warme wachten
    stal en stro.
    Van de grachten,
    roô!

    Alaba!
    alaba!
    braver, braver,...
    rep-je nu,
    uit de klaver,
    hu!

    Alaba!
    alaba!
    Sterre, u slaat er
    't kalf te zwaar;
    'k zie 't, ge gaat er
    naar.

    Alaba!
    alaba!
    Lies wacht Deesten
    aan de poort....
    Toe, mijn beesten,
    voort!

    Gedichten (1911)

    schrijver

    25-03-2015 om 22:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    24-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lege verte
    Een gedicht van J.H. Leopold 1865-1925
    Uit lege verte toegeroep

    Uit lege verte toegeroep
    men weet niet waar vandaan
    maar al aan
    blaren groen
    jongvochtig

    wat is des harten koekoekroep
    naar ene die begrijpt
    die eender is
    hoe is het leeg

    Schetsen en fragmenten

    schrijver

    24-03-2015 om 22:28 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gasthuis

    Een gedicht van Aagje Deken 1741-1804

    Het Gasthuis.

    de b r o e d e r.

    'k Weet niet, wat wij hier toch doen?
    Foei, het strijdt met ons fatsoen,
    In een Gasthuis rond te dwalen.
    Nauwlijks kan ik adem halen!
    Hemel! welk een nare lucht!
    Wat voor genoegen,
    Geeft u dat zwoegen
    Dat gekerm, geklaag, gezucht?

    de z u s t e r.

    Broeder, kent gij 't heil nog niet
    Dat ons 't mededogen biedt?
    Dan moet gij hier veel verkeren,
    En aldus ontferming leren.
    De mensen, die gij veracht,
    Al zijn 't geen rijken,
    Zijn ons gelijken,
    En met ons van één geslacht.

    Betje Wolff en Aagje Deken, Economische liedjes (1781)

    schrijver

    23-03-2015 om 00:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.doodsgebed
    Een gedicht van Karel van der Oever 1879-1026

    DOODSGEBED

    Heer, als ik sterf
    op een december-dag;
    in het ziek laken dat ruikt!
    En mijn gezicht: geel als een raap,
    mijn baard verwoest door het zweet,
    terwijl mijn hand vol angst in het kussen plukt,
    Heer, houd dan voor mij, arm schaap,
    houd uw barmhartigheid gereed.

    Want gedurig was ik lui en dom,
    onkuis, hovaardig en zot,
    ik was gulzig aan bier- en wijnpot
    en mijn tanden bruin van de pijp.

    Heer, als ik sterf
    en mijn voeten zijn koud als glas,
    de kaars druipt op mijn hand
    en de dokter zegt: "'t Is gedaan",
    als bij de kamer-wand
    de priester bidt: "Heer, laat hem gaan",
    dat ik dan bidde:
    "Heer, neem mij in uw ontferming aan."

    schrijver

    22-03-2015 om 22:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ruth
    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    RUTH

    De lieve Ruth, de lieve Ruth!
    De dochter Moabs, de getrouwe!
    Die, zelve een droeve weduwvrouwe,
    Een weduw was tot steun en stut;
    Gezegend zij de stroom van smarte,
    Die toen haar minlijk oog vergoot,
    Toen uit Naomi’s brekend harte
    De zegen op haar nedervloot:
    „Gods liefde zij als de uwe groot!”

    Zij hief haar stemme op en zij schreide,
    En Orpa schreide en snikte als zij.
    „Nu, dochterkijns! verlaat mij beide,
    Des Heeren hand is tegen mij.”
    Als Orpa nu haar moeder kuste,
    Zo kleefde Ruth de moedloze aan:
    „Hoe zou de ik van u henengaan?
    Voor Ruth is zonder u geen ruste!
    Uw droefheid deelt zij en uw lot;
    Zij zal u sterken met haar krachten;
    Waar gij vernacht, zal zij vernachten;
    Uw volk is ’t hare, uw God haar God
    Zo iets, tenzij de dood, ons scheide,
    Zo straffe mij die God en Heer!
    Waar gij sterft legg’ men mij terneer”
    — Dus sprak de lieve Ruth, en schreide.

    In Bethlems akkers kwam zij aan;
    Zij zamelde de gerstenaren,
    Die aan de hand ontvallen waren
    Des maaiers, met haar lot begaan
    Daar vond ze in Boaz oog genade,
    Als ze aan zijn voeten rust genoot;
    Daar vond ze een Losser en een Gade;
    Daar opende haar moederschoot,
    Des Heeren liefde en zorg zijn groot.

    De naam der bitterheid van smarte
    Moest smelten in de zoete klank
    Der vreugde, bij Naomi’s dank,
    Toen zij een kleinzoon drukte aan ’t harte!
    En ’t huis van Ruth, tot heil der aard
    Moest Isrels hope zijn na dezen,
    En als van Perez vruchtbaar wezen,
    Die Thamar Juda had gebaard.
    Een Vorstenteelt sproot uit die bloede,
    Totdat, van schijnbre glans beroofd,
    Haar stam in ’t eind de Silo voedde,
    Die God de Vaadren had beloofd!
    Geloofd, verheerlijkt zij de Algoede.

    Oosterlingen, nummer VI

     

    schrijver

    21-03-2015 om 21:28 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.in
    Een gedicht van Dop Bles 1883-1940

    IN HOLLAND.

    Waar is de deur die openslaat
    en welkom wacht in stemgeruis? -
    waar is het hart dat opengaat?
    het was zo vroeg, het is zo laat!
    ....een eigen haard, een eigen huis....         
    In Holland staat een huis.

    In Holland staat een huis!
    Ik was een kind
    zo welgezind,
    een kind, dat alle dingen mint:
    een broze vaas vol wensen,
    ik wilde minnen mensen....
    de mensen bleven thuis
    in huis...
    In Holland staat een huis.

    In Holland staat een huis
    met vensteren en deuren
    in stille smalle straten,
    ga vrij er langs, maar klop niet aan,
    want kloppen zou niet baten.
    Dat zij, die hongeren en treuren
    stil gaan en heel gelaten
    voorbij de dichte deuren,
    waar keukens zijn, die geuren...
    en dromen van een eigen thuis:
    In Holland staat een huis.

    Waar is de deur die openslaat
    en welkom wacht in stemgeruis? -
    waar is het hart dat opengaat?
    - het was te vroeg, het is te laat!       
    Klop en men geve....: niemand thuis!
    Klop en men geve....: niemand thuis!
    In Holland, in Holland,
    In Holland staat een huis.

    Parijsche verzen (1923) Kinderliedjes

    20-03-2015 om 21:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regennacht
    Een gedicht van Edward Koster 1861-1937

    REGENNACHT.

    Al is er maan-vermoeden,
    De lucht is leeg,
    Des hemels baan bevloeden
    Veel wolken veeg.

    De droppen komen zijgen
    In zachte val,
    De blaân der bomen nijgen
    In regenhal.

    't Is alles mat en eenzaam,
    In vree gesust,
    En alles wat gemeenzaam
    Met licht is, rust.

    Gedichten (1888)

    schrijver

    19-03-2015 om 21:19 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.maart

    Een gedicht van Emanuel Hiel 1834-1899

    Maart. –  Dondermaand

    Blaast het maartse hels gewaai
    Van de bomen ’t nest der kraai,
    Nimmer laat de kraai de moed,
    Maar herbouwt het nest met spoed.
    Wakkert de gespelen aan,
    Die elkander goed verstaan.
    Moedig zijn is liefde en troost.

    ’t Haasje schuw verkeert in nood:
    Overal, ai, loert de dood.
    Jager, strop en snuffelhond
    Drijven het zo aaklig rond...
    Doch het haasje knap en rap,
    Loopt totdat het hen ontsnapp’...
    Rap zijn is, ja, levenswinst.

    Door de sterbeglansde nacht,
    Wem de melkweg weemlend lacht,
    Vliegen wilde ganzen heen,
    Als een zwerm, gesplitst in tweên;
    Vluchtend ons moerassig land,
    Zoeken zij een ander strand.
    Waar de plicht dwingt, zoek, ge vindt.

    Zie hoe ’t elzenboomke zacht
    Ginds beschermt de groene gracht;
    ’t Spiegelt zich in ’t water...ziet
    Naar het spichtig schuiflend riet...
    Elzen-slingerkatjes  ruw
    Hangen neerwaarts droef en schuw ...
    Waar gevoel is, daar is ziel.

    Liederen voor groote en kleine kinderen (1879)

    schrijver

    18-03-2015 om 21:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.leven

    Een gedicht van V. de Meyere 1873-1938

     

    Ik voel het leven in een vloed van zangen

    Ik voel het leven in een vloed van zangen
    met wanhoopswieken om mij henenslaan,
    'k voel 't wilde leven mij het harte prangen
    en rozedromen in dat hart vergaan.

    Arm kinderhart! bang-turend in 't verlangen,
    smart-glinstrend ziet het levenslicht u aan;
    laat mij in eenzaamheid uw schoon erlangen
    opdat ik moge in bloesems openslaan.

    Een duistre nacht die wuift de ziel mij open
    en moe-gepeinsde dromen balsmen zacht
    dit willend hart, stervend in willoos hopen.

    Dood staart mijn blik in schitter-starrenogen...
    Ach! zoveel licht heb 'k dronken ingezogen
    dat 'k lichtend sterf, in schaduwrijke nacht!

    Van Nu en Straks. Jrg 2 (1894)  

    schrijver

    17-03-2015 om 22:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.slapen
    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Hoe kunt ge slapen?

    De nachtwind huppelt langs de vloed
    En draagt mijn groet
    Naar 't huis der Allerliefste mijn:
    Hoe kunt ge slapen, maagdelijn?

    Een parelwitte maneschijn
    Spreidt op het meer zijn zilvren gloed,
    Spreidt schaduw op uw blank gordijn; -
    De schaduw van het breed geboomt
    Waaronder 't oog geen spieders schroomt...
    Hoe kunt ge slapen, maagdelijn?

    Of is het dat ge van mij droomt?
    Dan zou het u vergeven zijn!

    schrijver

    16-03-2015 om 21:17 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.op de roos
    Een gedicht van Willem Bilderdijk 1756-1831

    Op de roos

    Mij lust de Lent', die bloemgewassen draagt,
    De Lenteroos, die Goôn en mens behaagt;
    't Aanminnigste versiersel voor een Maagd,
    Ter eer' te zingen.
    Het is de Roos, de malse Roos-alleen,
    Met welker blaân de drie Bevalligheên,
    Als 't Minnewicht met haar ten rei' zal treên,
    Haar hoofd omringen.
    Zing, Disgenoot! zing vrolijk met mij mee!
    De Roos, de lust van gulden Cythereê:
    De schone Roos, 't bemind gewas der ne-
    gen Zanggodinnen!
    Schoon zij de hand met spitse doornen drukt,
    Wanneer men haar de groene steel ontrukt;
    Wie is er, die geen lieflijk Roosje plukt
    Met blijde zinnen?
    Hoe aangenaam zijn haar satijnen blaân!
    Men brengt de Roos op blijde tafels aan,
    En Bacchus feest. Wat wordt er toch gedaan,
    Wat zonder Rozen?
    Haar purper doet de schone Dageraad,
    Die 's Hemels poort in 't Oost ontsluiten gaat,
    En 't Wagenspan van Titan binnen laat,
    De vingers blozen:
    Zelf Cypris wordt, van die haar schoonheid roemt,
    In heilig Dicht, na deze blos genoemd.
    Der Helden graf versiert men door 't gebloemt
    Van Rozelaren.
    Niet minder is haar frisse reuk geacht:
    Vergeefs beproeft de tijd daar op zijn macht;
    Haar geur houdt stand, hoewel haar tooi en pracht
    Zijn weggevaren.
    Doch melden wij, hoe ze eerst haar oorsprong kreeg!
    Als Venus uit de azuren golven steeg
    Der zee, die voor haar oog zich stilde, en zweeg,
    En scheen te slapen;
    Wanneer Minerve uit 's Vaders edel hoofd,
    Door 't diamant van Mulciber gekloofd,
    Met speer en schild, wier glans de glans verdooft
    Van Mavors wapen,
    Te voorschijn kwam; toen is de nieuwe plant
    Der Roos, gevormd door de alleswijze hand
    Van Vrouw Natuur, uit 's aardrijks ingewand
    Eerst voortgesproten.
    Het Godendom zag 't Roosje pas volbloeid,
    Of heeft het met zijn nectar mild besproeid;
    En uit haar' struik is de eedle druif gegroeid,
    Die sedert wortel heeft geschoten.

    1781.

    schrijver

    15-03-2015 om 13:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.seizoenen
    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    DE SEIZOENEN

    Najaar, vluchtend langs de wegen,
    Bijna hebt gij afgelegd
    't Rode kleed, dat losgeregen
    Enkel aan één gesp nog hecht.

    Langs de zoom der bruine heide
    Zweef zo ijlings niet voorbij,
    Zet Uw ben met fruit terzijde,
    En tot afscheid zegen mij.

    Ook Uw beide zusters duldden
    Bij het afgaan van dit pad,
    Dat mijn gul gebrachte hulde
    Om een gunst, een weergroet, bad;

    Zomer heeft haar doek verschoven,
    En haar boezem bloot gemaakt,
    Zacht heb ik die bron der hoven
    Met de lippen aangeraakt;

    En dat kind, wier lieflijk Leven
    Duurt zolang de koekoek lacht,
    Heeft mij hier een bloem gegeven,
    Dat ik altijd aan haar dacht.

    Kom dus tot mij, herfst, want ginter,
    Laatste leidsvrouw van het jaar,
    Nadert reeds de bleke winter
    Met een maretak in 't haar.

    Het aardsche paradijs (1913)

    schrijver

    13-03-2015 om 21:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gave

    Een gedicht van Marie Metz-Koning 1864-1926

    De volmaakte gave.

    Wie arbeidt werkt aan zich en wie de kunst
    Ziet als zijn arbeid werkt zich op tot God.
    Zijn leven wordt een eng en streng gebod;
    Een strevend geven zonder éne gunst.

    In zijn gedachten, in zijn daden, streeft
    Hij steeds gedreven door dezelfde trouw,
    Gelijk in liefde streeft de reine vrouw,
    In vol geloof aan hem wie zij zich geeft.

    In hem ziet zij de goddelijke Vlam
    Die tot een offer heel haar zijn begeert;
    Die als zijn recht haar ganse zijn verteert
    Wijl hij van god tot haar op aarde kwam.

    Zij offert hem haar schoonheid en haar jeugd;
    Zij leeft alleen, wanneer zijn liefde spreekt;
    Zij lijkt alleen, wanneer zijn liefde ontbreekt
    En zelfs dit lijden is haar als een vreugd.

    Zo is de kunstenaar; en zó, gewijd
    In toegewijde liefde wordt hij groot.
    Zo overwint hij 't leven en de dood
    En heft zijn arbeid op tot eeuwigheid.

    Wie arbeidt werkt aan zich; en wie de kunst
    Kent als zijn arbeid nagelt zich aan 't kruis.
    Hij spreekt ‘Vergeef het hun’, als het gespuis
    Hem hoont, en neemt hun ‘edik’ als een gunst.

    Als de Volmaakte Gave, die niets wacht
    Dan Zelf-verlossing door Volmaakte Daad
    Sterft hij en Zege is op zijn laatst' gelaat
    Wanneer hij spreken kan ‘Het is volbracht’.

    Onze Eeuw. Jaargang 23. 1923

    schrijver

    12-03-2015 om 21:54 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.margrieten

    Een gedicht van Alice Nahon 1896-1933

    Margrieten

    ’t Is of die bloemen het weten:
    Ze buigen beurt om beurt  
    uit eerbied voor de stilte   
    die aan mijn hart is gebeurd.

    En reder dan aan mensen   
    doe ik die elfen in ’t gras  
    het effen verhaal dat hij heenging 
    om ’t heimwee dat ik was.  

    Ze neigen  bevreemd naar elkander 
    ’t naïeve margrietenhoofd:  
    dàt hadden ze van de mensen 
    toch nooit geloofd.   

    Nu staan ze zonder vragen,  
    een bleke sterrenstoet,  
    een goedheid zonder woorden,
    te bloeien aan mijn voet.

    Een kommer te raden, te helen,   
    en te doen of men weet het niet,  
    dat moeten de mensen nog leren  
    van de hoge stille margriet.

    Verzamelde gedichten (1932)

    schrijver

    11-03-2015 om 22:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.grootvader

    Een gedicht van Rosalie Loveling 1834-1875

    DE GROOTVADER.

    Gij spreekt wel soms van al zijn lijden,
    Die oude man met sneeuwwit haar;
    Maar meest zit hij in zich verzonken,
    En stil en zwijgend nevens haar.

    Zij wordt wel groot, maar is zo tenger;
    Hij legt de hand soms op haar hoofd :
    Zo ze eenmaal in mijne oude dagen
    Door vroege dood mij werd ontroofd!

    Dan lacht ze op hem met stille weemoed,
    Terwijl ze zwijgend hem aanschouwt,
    En denkt: ‘hij zal niet lang meer leven,
    Hij wordt zo stram, hij is zo oud!’

    Wie zal het eerst van beiden sterven,
    Zo diep beducht thans voor elkaar —
    Het meisje in de bloei van 't leven,
    Of de oude man van tachtig jaar?

    Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling (1889)

    schrijver

    10-03-2015 om 21:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zonsondergang
    Een gedicht van Frederik van Eeden 1860-1932

    NA ZONSONDERGANG AAN ZEE.

    Zonne stervend zonk in zee,
    en een wijde wade spreidde
    op de brede kimme neer
    't wolkenheer.
    Eenzaam ruist de duistre zee,
    langs der duinen ruigje kruinen,
    als met droeve dodenklacht
    zucht de nacht.
    Eenzaam.,eenzaam ruist de zee,
    slaat de kuste zonder ruste,
    moeder aarde ligt alom
    doods en stom.
    Op het woelend vlak der zee
    wislend dansen kille glanzen
    starre lach der dode maan
    staart mij aan.
    Dreigend, dreigend druist de zee!
    'k zie een grijzen nevel rijzen
    komt uit 't grote zonnegraf
    op mij af!
    Red
    mij,
    red mij van de zee!
    Red mij, aarde, die mij baarde!
    Vaal-gewiekte oneindigheid
    naderschrijdt !

    1883

    schrijver

    09-03-2015 om 21:49 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    08-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jonathan
    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    JONATHAN

    Zijn kleren had hij niet alleen geruild
    en kostbaar wapentuig, maar ook zijn leven.
    Hij had zijn wijsheid en zijn kracht gegeven
    en wat in harts verholen diepten schuilt.

    Voor simpele eenvoud, sterke aanhanklijkheên,
    bood hij het de gebronsde jonge herder.
    Die nam, en streed, en slingerde het verder
    en trof Saul met de scherpgekante steen.

    En Jonathan duldde het dubbel leed.
    Hij dacht zijn vader hard en David wreed,
    en kampte om ’t arm geluk van dood te zijn.

    Bij ’t rijzen van de grijze schemervloed
    gruwt David van de lauwe smaak van bloed,
    en staart vol afschuw naar de rode wijn.

    Illustratie: David en Jonathan

    schrijver

    08-03-2015 om 22:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verjaardag
    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Verjaardag.

    De wereld aan te zien, welvarend nog en krachtig,
    Maar met een afscheidnemend oog,
    De zeventig voorbij, in 't opgaan naar de tachtig,
    Een leefkring die, uit veel, een enkle slechts voltoog;

    Omstuwd van een geslacht, mij over 't hoofd gewassen,
    Meest door een andre geest dan mij vervult bestierd;
    Op stelsels prat, die slecht bij wat ik voorsta passen;
    Dat weinig missen zal als 't ook mijne uitvaart viert:

    Ziedaar wat ernstig maakt; maar niet gebiedt te treuren,
    Zolang mij huwlijksmin en kinderliefde omringt,
    Een Godlijk avondrood mijn westerkim blijft kleuren,
    Zo menig lieve bloem mijn dalend pad doet geuren,
    En tussen 't gelend groen nog éne vogel zingt.

    1887

    schrijver

    06-03-2015 om 21:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.primula
    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Primula veris.

    Lief bloempje! dat met half-ontvouwde bladen,
    Veelkleurig, door het groene omkleedsel breekt,
    De tengre knop begerig opwaarts steekt
    Om vroeg zich reeds in 't zonnelicht te baden:

    Zeg, vreest gij niet, als zich de winter wreekt,
    Dat hij, met sneeuw en stollend ijs beladen,
    De sappen stremm' der pas ontloken bladen,
    Wier tederheid een milder pleging smeekt!

    Waarom zo vroeg uw stengels opgeheven? -
    Wacht, kleine bloem! in 't groen, dat u omgaf,
    Een luwer koelte en zoeler dagen af.

    Maar neen, uw lot is een vroegtijdig graf! -
    En 'k heb er vaak benijd, wie 't was gegeven
    Te sterven in de lente van hun leven.

    De Gids (1840)

    Illustratie: Primula veris of gulden sleutelbloem

    schrijver

    05-03-2015 om 21:53 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vriend

    Een gedicht van Isaac da Costa 1798-1860

    AAN EEN JONGE VRIEND,

    OP ZIJN VIJFTIENDE VERJAARDAG.

    Verheug u, Jongeling! ten dag van uw jeugd!
    geen ouderlijk gemoed wraakt argeloze vreugd.
    Ja, gulle scherts kan vaak de geest weldadig wetten,
    gelijk de Lentewind het jonge gras verfrist.
    Maar wen u te gelijk op d’ uitgang streng te letten
    van ’t hart dat, onbewaakt, zich-zelf zo licht vergist.
    ’t Hart, o mijn jonge Vriend! dan vroeg gekeerd naar Boven!
    Men zoekt zijn Heiland nooit òf te ijvrig òf te vroeg.
    Van dat uw moeder u naar ’t heilig doopbad droeg
    ontving gij stof en wenk, om biddend Hem te loven.
    Wees vrolijk, jongeling! ten dage van uw jeugd.
    Maar meng’ zich de ernst dier vraag, beslissend voor het leven:
    „wien hoor ik? wie alleen kan mij behoudnis geven?”
    bij de u van ganser ziel gegunde levensvreugd.


    1843.

    schrijver

    04-03-2015 om 22:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zwaar
    Een gedicht van Felix Timmermans 1886-1947

    Zwaar

    Voor een lange voermanswagen,
    volgeladen met kareel,
    wordt een hooggebouwde hengst gespannen
    in zijn sterk gareel.

    De oude voerknecht trekt geweldig
    met de toom en schreeuwt het uit.
    't Kloeke beest spant al zijn spieren,
    zet zijn poten achteruit;

    en het snokt uit al zijn kracht en
    witte schuim komt op zijn mond,
    maar de wagen roert niet, blijft lijk
    vastgenageld aan de grond.

    De oude knecht, vol razernije,
    grijpt de djakke en met getier
    van een duivel, slaat hij rond de
    buik van 't machtig dier.

    't Peerd schudt waaiend met zijn manen
    trekt en snuift en grinnikt, wringt
    met zijn poten dat een vuurvonk
    uit de harde stenen springt.

    En dan rolt de wagen, raatlend
    lijk de donder, deur de straat,
    wijl de ruwe knecht gedurig
    vloekend met de djakke slaat.

    Dietsche Warande en Belfort jrg 1906

    schrijver

    03-03-2015 om 21:30 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zeeman
    Een gedicht van J.J.A. Goeverneur 1809-1898

    De jonge zeeman.

    'k Ben zeeman; - van echt Hollands bloed,
    Heb ik mijn lust in 't varen;
    Vindt gij aan wal het leven zoet,
    Ik zwalp liefst op de baren,
    En, ben ik jong, vaak is de orkaan
    Me toch al over 't hoofd gegaan:
    Hoezee!

    'k Ben zeeman; - hier op 't nuchter strand
    Wil 't mij niet lang behagen;
    Veel liever hoor ik door het want
    De winden buldrend jagen.
    Ha, wat een pret, als 't roezig spookt,
    De golfslag rolt, de pekel kookt!
    Hoezee!

    'k Ben zeeman; - onder 't felst geblaas,
    Als we over 't water vliegen,
    Klim ik getroost in mast en ra's
    En laat me er lustig wiegen;
    En blies de wind ook feller nog,
    Ik hoorde er 't bootsmansfluitje toch:
    Hoezee!

    'k Ben zeeman; - komt maar weer de bries
    De slappe zeilen stijven,
    'k Zeg allen dan getroost adies,
    Die op het droge blijven;
    'k Zeg: Ouders, treurt toch niet om mij,
    Ik heb een leven vrij en blij:
    Hoezee!

    Ha! eerstdaags gaat het weer in zee;
    't Land schijnt dan weg te zinken,
    En spoedig zie ik van de ree
    Slechts 't hoogste duin nog blinken.
    'k Roep dan: Adies, mijn vaderland!
    Wij zeilen naar 't Javaanse strand:
    Hoezee!

    Proza en poëzie (1880)

    schrijver

    02-03-2015 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    01-03-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.avondstemming

    Een gedicht van Jules Schürmann 1873-1927

    Avondstemming.

    'k Liep langs de landen zo stil voor mij heen
    En aan de hemel reeds d' avondster scheen,
    'k Floot zacht een deuntje en ik neurde en ik dacht
    Aan het mysterie van nad'rende nacht,....
    'k Zag in de verte in een donkere laan
    Naar 't stille kerkhof twee minnenden gaan,
    Peinzende vroeg ik mij glimlachend af
    Waarom de liefde zoekt 't sombere graf....
    Uit weide en wegen steeg vochtige damp
    Ver over velden blonk licht van een lamp
    Goud-gele schijn door de nevelen heen
    Uit land'lijk huisje daar vredig en kleen,
    'k Voelde de rust van de velden in mij,
    D' avond, dat lichtje, zij maakten mij blij,
    'k Wist dat mij wachtte in het vriendelijk huis
    Ene die 'k minde bij 't lindengeruis....

    Onze Eeuw jrg 13 (1913)

    schrijver

    01-03-2015 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.melancholia
    Een gedicht van Frans Bastiaanse 1868-1947

    Melancholia.

    Toen zong er, zonder zorgen,
    Daar in de vroege morgen
    - En dat klonk zo jong, zo blij -
    Een boer die was aan 't ploegen;
    Hij zong voor zijn genoegen
    Een klein, oud lied daarbij.

    En altijd weer van voren
    Af aan trok hij de voren
    Tot in de verte van licht,
    Met de beide willige paarden
    Door de rulle wolkige aarde
    Naar het zilverig vergezicht.

    En altijd zag ik hem keren
    In de prachtige blauwe kleren
    Met de sterke gang, en met
    De paarden, die hadden beiden
    Het ritme, dat ik benijdde
    In het rustige van hunne tred.

    En ik zag de middag komen:
    De donkere loverbomen
    Maakten hun schaduwen klein.
    De ploegschaar lag te blinken
    En de velden lagen te drinken,
    Verzwolgen de zonneschijn.

    En boven in de kronen
    Der bomen leek te wonen
    Een doffer en koerde zoet,
    Zo als in ons inwendig
    De stem des harten bestendig
    Klaagt, omdat het bloedt.........

    En ik zag de koeien treden
    Naar een wetering beneden,
    Want de zomerbedding was diep,
    En zij stonden parelmoeren-
    Blank boven de blauwe vloeren
    Die de hemel in 't water schiep.

    Maar de zon hield op te zengen,
    En ik zag de schaduwen lengen,
    Lavend, over het veld:
    De lichte zilvergazen
    Uit damp van water-wazen
    Van de wetering op-geweld.

    Het was niet langer stijgen,
    Maar dalen; niet zingen, maar zwijgen
    Want de schemering kwam aan;
    Achter de stille landen
    Zag ik de zonne stranden,
    Stranden en...... dan vergaan.

    Toen riep er bij dat scheiden
    Een koekoek of hij zeide
    De zon een avondgroet.........
    En boven de bomen blonk er
    Het helle nachtgeflonker
    Van der gesternten gloed.........

    uit: Onze Eeuw, jrg 23  (1923 )

    schrijver

    28-02-2015 om 22:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.koehoedster
    Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930

    DE KOEHOEDSTER.

    De koe die schurkte laag haar kop
    de gouden zonne scheen erop
    en op het zwart en witte vel
    en op de lichtglanzende bel,
    die rinkte, die rinkte
    zo fijn.

    Het dorp was naar de mis gegaan;
    het meisje liep maar zoetjes aan
    door 't groene pad langs 't korenland
    en voerde 't koetje aan haar hand.
    Het koetje trad maar lijzig aan
    en liet de belle al maar gaan,
    die rinkte, die rinkte
    zo fijn.

    Zo blauw als ver de lucht, omhoog,
    was 't jurkje en 't droomwijde oog,
    en goud als zon en koren glom
    lag 't wilde haar heur hoofde om,
    en bruin tot donkerbrons gebrand
    was 't rond gezicht en voet en hand.

    Het dorp was naar de mis gegaan;
    het meiske liep maar zoetjes aan
    door 't groene pad langs 't korenland
    en voerde 't koetje aan haar hand.
    Het koetje trad maar lijzig aan
    en liet de belle al maar gaan
    die rinkte, die rinkte
    zo fijn.

    Een bonte vlucht (1911)

    schrijver

    27-02-2015 om 22:49 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wie
    Een gedicht van Hieronymus van Alphen 1746-1803

    Wie 't Christendom verdrukt

    Wie 't Christendom verdrukt, bespot,
    Belaagt en ondermijnt, voert oorlog tegen God!
    Maar zal Zijn Raad niet breken.
    Wat ook de bliksem vell', zij laat die ceder staan.
    Zijn loof hange al eens slap; de kruin blijft opwaarts gaan.
    De wortel breidt zich uit; de groei duurt onbezweken.

    Ik sta op dit geloof gegrond.
    Ik weet, wie Jezus is. Die nooit beloften schond,
    Zal ook zijn doel niet missen.
    Hij is, hij blijft de steun van 't menselijk geslacht;
    De rots, waar ‘t smachtend volk een levens-stroom uit wacht,
    Die vette beemden schept in zand en wildernissen.

    Verblijd u, Christenschaar! Wie keert
    Zijn arm, die heil verschaft, en steeds zijn rijk vermeêrt.
    De Koning aller volken
    Voert, door zijn vijand zelf, zijn plan weldadig uit.
    Wie wijs is, zie op Hem, eerbiedig' zijn besluit;
    En wachte op zijne komst, in donkerheid en wolken!

    schrijver

    26-02-2015 om 23:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.droom

    Een gedicht van Rhijnvis Feith

    DROOM

    Schoon elk hem weerstand bood,
    En jammrend van hem vlood,
    Hij 's doof voor hun gekerm.
    Hij neemt ze in zijne arm,
    En brengt ze, rij na rij,
    Gestaag aan de overzij.
    Maar nauwlijks zijn ze daar,
    Of 'k zie de blijdste schaar.
    De laatste zucht vervloog;
    De zielrust blinkt in 't oog,
    De jongling wordt bemind
    En is hun beste vrind.

    Verbaasd van 't vreemd gezicht,
    Wens ik mijzelve licht.
    'k Dring tot de jongling door.
    Verleen me een poos gehoor.
    Wie zijt gij? (sprak mijn wens)
    Een engel of een mens?

    Hij zucht, en staart mij aan.
    Ik zie in 't oog een traan.
    Wat vraagt gij naar mijn naam?
    Niet dat ik mij hem schaam;
    Maar, (ach, hier zonk zijn blik)
    Hier wekt hij niets dan schrik;
    Maar ginds (zijn oog herrees)
    Vervangt verrukking vrees.
    Hij zucht nog eens en vlood,
    En zegt: “ik ben de dood."

    'k Ontwaak met ene gil!
    't Is alles om mij stil.
    Ik vinde in 't eind mij weer,
    Ik zie op 't mensdom neer.
    Ik zie al 't foltrend wee.
    Een bloed-en tranenzee
    Bruist golvend mij voorbij;
    Maar 'k zie ook de overzij,
    Hare eeuwig groene kust,
    Hare ongestoorde rust,
    Haar eindeloos verschiet,
    Dat niets dan weelde biedt, ---
    Dáár juicht mijn hart tot God.
    Ik draag gerust mijn lot.
    Zijn engel brengt ook mij
    Eerlang aan de overzij!

    schrijver

    24-02-2015 om 22:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zonderling

    Een gedicht van Reinier van Genderen Stort

    Een zonderling heb ik gekend

    Een zonderling heb ik gekend, een vrek,
    De echte , lepe, wrede gierigaard,
    Zo boos als deze was wel nooit een gek,
    Hoe talrijk doe ook zijn mogen op aard.

    Hij hokt nog steeds in zijn bedompt vertrek,
    Terwijl zijn glimmend oog in het ledig staart,
    Zijn ziel gelijkt een oord, dat riekt naar drek,
    Want afval is het al, wat hij vergaart.

    En buiten, zie de zon, het geurend woud,
    De weelde der natuur, gij met uw goud,
    Wat baatte het uw ziel, uw lijf, uw huis?

    Uw huis valt in elkander vroeg of laat,
    Uw lijf verkeert straks in een rottingsstaat,
    Was ooit een ziel benard als in die kluis?

    Rijmproeven (1937)

    Illustratie: een vrek

    schrijver

    23-02-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de zaligen
    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    DE ZALIGEN

    De gele rozen lichten langs 't terras.
    In diepe stoelen liggen zij te rusten,
    de zaligen, die elkaar gelukkig kusten,
    de toekomstlozen; heel hun leven was

    een dringen naar de voorgeweten uren,
    waar alles eensklaps in vergeten is;
    't verwaait, nadat het stukgereten is,
    hun oud bestaan; en nooit kan iets meer duren

    naast dit verzonken zijn, dit niet meer wezen
    deze gevaarlijk stille eeuwigheid,
    dit weggevaagd zijn en terust geleid,
    waaruit zij langzaam, stil en moe verrezen.

    De regen, een grijs kraalgordijn, een poos
    zacht tikkelend, laat door zijn lauwe kieren
    hen 't paradijs nog zien met zijn revieren,
    achter de vlammen van de gele roos.

    Kaleidoscoop (1938)

    schrijver

    22-02-2015 om 19:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zonde
    Een gedicht van Jacqueline van der Waals 1868-1922

    IK BEN MIJN ZONDE MOE EN MIJN BEROUW

    Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw,
    ik ben mij zelve moede en ik ben
    het zoeken moe naar God, die ik niet ken,
    en die ik toch zo gaarne kennen zou.

    Ik ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet,
    mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot,
    maar bovenal het zoeken naar mijn God! -
    ik ben het zoeken moede - maar God niet.

    Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft
    ze zeventig maal zeven maal en meer.
    Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft.

    O, wonderbare goedheid van de Heer,
    die naar zo moedeloos een ziel nog vraagt,
    die alle dingen, en ook mij verdraagt.

    Nieuwe verzen (1909)

    schrijver

    21-02-2015 om 21:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.grafschrift

    Een gedicht van Isaac da Costa 1798-1878

    Grafschrift voor een kind.

    Een bloempje, vóór de tijd van 't oudrenhart gerukt -
    Neen! door der Englen hand voor 't Eden Gods geplukt!
    Voor wie in Jezus stierf, is dood geen dood, maar leven;
    En 't pand, aan Hem betrouwd, moet zelfs dit graf hergeven!


    1834.

    Da Costa's kompleete dichtwerken II (1862)

    schrijver

    20-02-2015 om 18:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vulkaan
    Een gedicht van Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936

    De poolvulkaan

    Barre verlatenheid
    Duldde ik eeuwen reeds,
    In gelatenheid
    Trots en uitgebrand.

    Wolken sneeuwen steeds,
    Zwaar en eindeloos;
    Wit en eindeloos
    Ligt het poolland rond.

    ‘t Laaiend Noorderlicht
    In staalharde nacht
    Houdt in mij de hoop
    Dat een langre schicht
    Mij inééns losscheurt uit mijn krater

    En in vlammenvloed
    Al het eeuwig ijs
    Smelt tot groen, schuimbekkend water,
    Waar ik rood en donker uit verrijs.

    Al dwalend II Poolreizen

    schrijver

    19-02-2015 om 21:35 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dodenklacht

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    DODENKLACHT

    Laat dicht de luiken! 't Zonlicht dringe
    niet in deez' ruimten, waar geen morgen
    haar langer wacht.

    En laat me alleen met mijne dode!
    'k Wil met haar zijn in de eerste wake
    van hare nacht...

    Ik wil de teedre woorden spreken,
    die 'k nog voor haar in 't hart bewaarde
    'k zei niet genoeg.

    Ik wil haar dodensponde sieren
    met bloemen der herinring. Liefste,
    zij bloeien vroeg!

    Kon met mijn hartbloed ik u 't leven
    hergeven, u de zonnige ogen
    weer op doen slaan,

    of in mijn armen door het duister
    der stille dodengangen dragen,
    en met u gaan...

    schrijver

    18-02-2015 om 22:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.oude zijde

    Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933

    DE OUDE ZIJDE.

    Wij zitten hier zo licht, mijn vriend, en kijken
    Over de tijden heen en deze stad
    In het gezicht van die kerk, die zij had
    In 't vorig g'loof en oer-staat, die moest wijken

    Met met 't getij der tijden, dat 't ging lijken
    Een sprookje, een geur wel, die vervloog, gevat
    In dat relieken-doosje, eens alle stad,
    Waar restjes van bekartlen nog de wijken

    Zo dier ons, de Oude Zijd': hoor ze op doen rijzen
    't Straten-geraas, verzacht haast tot een zucht
    En ondertoon van ons hoog-wijze praten

    Over de tijden — 't wisslend licht der lucht
    Op toren-transen en in lage straten —
    Verre muziek der tij'n, vèr-raadbre wijze.

    1895

    Verzen (1920)

    schrijver

    17-02-2015 om 21:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tribunus
    Een gedicht van Omer Karel de Laey 1876-1909

    Tribunus plebis

    Ik kom Tribunus Plebis soms,
    des avonds rond de negen,
    gezeten voor zijn stenen kroes,
    ter club-vergaring tegen.

    Ofschoon wij nooit of zelden, in
    malkaars gedachten delen,
    belet ons zulks niet, nu en dan,
    te saam piket te spelen.

    Het bier verstompt 't verstand en zo -
    na onze kaartenzaken -
    gebeurt het, dat we op 't bijster spoor
    der politiek geraken.

    'k Verwijt hem - want ik draag alom
    'n vracht illusies mede -
    dat hij, ad usum populi,
    meer pathos zoekt dan rede.

    Hij kijkt me sterling aan en laat
    van zijn tribunuslippen,
    met snaakse lach en spotgebaar,
    dit aforisme glippen:

    Wie zoude willen met azijn
    op jacht gaan naar de vliegen,
    als men ze zo gemaklijk kan
    met suikergoed bedriegen!

    --------------------------------------
    tribunus plebis - volkstribuun: belangenbehartiger van het gewone volk (oorspronkelijk in Rome)
    ad usum populi - ten nutte van het volk
    aforisme - kort geformuleerde ervaringswijsheid

    Dietsche Warande en Belfort. Jrg 1907

    schrijver

    16-02-2015 om 18:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dingen
    Een gedicht van V.de Meyere 1873-1938

    Er schuilt in al de dingen, die ik zing

    Er schuilt in al de dingen, die ik zing
    zo'n wondre zin die weinigen beseffen
    zullen, in hun stil-leven dat zó effen
    henenvloeit, zonder droom noch mijmering.

    0, zangen van mijn Ziel! ik zeg mijn leven
    rein uit in uwe gelukzaligheid,
    omdat elk lied, altoos een nieuwer streven,
    een breder Passie om mijn slapen leit.

    Uw zoet geluid, dat om mij heen komt spelen
    met balsemklanken, die mijn oren strelen,
    't ruist al de jeugdge schoonheid van mijn hert!

    Groot is uw doel, mijn zang: Een jeugd van weelde,-
    maar ook van smart, - 't herscheppen met die beelden
    die mij omruisten...sinds ik Dichter werd!

    Verzen (1894)

    schrijver

    15-02-2015 om 19:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hebt gij

    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    HEBT GIJ TINEL

    Hebt gij Tinel,
    Edgar Tinel gezien,
    gezien, gehoord, gesproken?
    En heeft hij u
    dat overstoflijk brood
    van zang en spel gebroken,
    op zijn klavier?
    En heeft hij dit klavier,
    bij felle meesterstreken,
    schier levend doen
    zijn woord, zijn hart, zijn ziel
    en zijn gedacht uitspreken?
    Hebt gij Tinel,
    Edgar Tinel gezien,
    gezien en hem verstanden;
    en zijt gij niet
    meer mens weer opgestaan,
    van onder zijne handen?
    Vereer ze dan,
    vereer de kunst in hem,
    de Godlijke, en buig neder
    voor God, die al
    dat kunst of kunstnaar is
    terugbeeldt en geeft weder.

    Tijdkrans (1893)

    Illustratie: Edgar Tinel (1854 - 1912)

    schrijver

    13-02-2015 om 22:05 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.hermes

    Een gedicht van Edward Koster 1861-1937

    HERMES VAN PRAXITELES.

    Hier klopt het marmer met een levensslag,
    Pulseert de scheppingsdaad in pracht van bloei,
    Waar overweld'gend rijst in hoge groei
    Het heerlijk godenlijf met mild gezag.

    Wat toch het dwepend oog bepeinzen mag?
    Waarhenen stroomt het rustige gevloei
    Van de' ernstig-zachte godenblik? Wat boei
    Omsluit zijn zinnen in die kalme lach?

    En aldoor strekt het kind de handjes uit,
    Met open mondje, gretig en belust,
    Te grijpen trachtend wat de god het biedt.

    Maar immer vrucht'loos streeft het naar zijn buit
    En wekt de god niet uit zijn mijmer-rust,
    Wiens heil'ge droom in vage verten ziet....

    Illustratie: HERMES van PRAXITELES

    schrijver

    12-02-2015 om 22:29 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regen
    Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924
     

    De gonsregen, regen - 

    De gonsregen, regen -
    het òpbewegen
    van bladen als water valt,
    de regen valt valt valt.

    Zo in me zelf gedoken te zitten
    in 't glanzige niet meer witte
    licht - en nooit te beginnen
    beweging en niet te bezinnen.

    De regen maakt grauwe strepen
    in de gladgrauw geslepen
    lucht - de gordijnen hangen
    treurig, de dag lange.

    Verzen (1930)

    schrijver

    10-02-2015 om 22:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vreemdenbezoek
    Een gedicht van W.J. Van Zeggelen 1811-1879

    Vreemdenbezoek.

    ‘Het land is er plat en het volk is er stijf,’
    Zo spreken van Holland de vreemden;
    ‘De kunst en natuur hebben weinig om 't lijf;
    Men ziet er geen bergen of beemden.
    De mensen - ze sluiten zich op in hun kluis,
    En stoppen 't fortuin in de kisten;
    De vreugd van het leven - ze hoort er niet thuis,
    Verveling verjaagt de toeristen.’ -

    Ik laat die bewering voor 't geen wat ze geldt,
    En denk maar: 't is licht in ons voordeel;
    Al worden we weinig bij vreemden geteld -
    Zijn wij maar niet blind in ons oordeel.
    Toch zijn er wel vreemden, die staag in ons land
    Met hopen logies komen zoeken,
    En die zelfs, al wijst men hen nors van de hand,
    Ons toch zonder vrijpas verkloeken;
    Ze ontduiken het oog van kommies en douaan,
    Gesteld om hun intree te stuiten;
    Ze nemen brutaal hier het burgerrecht aan,
    Trots alle ministers-besluiten;
    Ze komen te beurs, op het bal, op 't kantoor,
    Ze wandlen met armen en rijken;
    Ze gaan bij de menigt voor landskindren door,
    Waar ze ook maar 't gelaat laten kijken.
    Toch voeren ze een leus en toch dragen ze een naam,
    Tot wrevel van veler gemoedren;
    Maar 't is of zij zeggen: kom, hokken we saam,
    Wij willen met Holland verbroedren;
    En daarom - geen dak, of ze zoeken een thuis,
    En zonder een zier complimenten.
    Wie 't ergert, zucht wis: wie verlost ons van 't kruis,
    Van de eeuwige Brabantse centen!

    1855.

    De Dichtwerken (1886)

    schrijver

    09-02-2015 om 21:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bedroefden
    Een gedicht van Albert Verwey 1856-1936

    Kom nu, bedroefden! al wie raad'loos klagen!

    Kom nu, bedroefden! al wie raad'loos klagen!
    'k Bèn niet de Schoonheid, maar 'k zal vóor Haar spreken.
    't Bewijs? 'k Geef u mijn woord-zelf als een teken,
    Dat Zij mij zond en gij mij raad moogt vragen.

    Geloof alleen maar dat zij álle dagen
    Kan troosten al wie, lijdend, Háar aansmeken,
    En woorden weet, die 't lachen door doen breken
    Om monden, toegeschroeid door aardse plagen.

    'k Kom nu niet troosten. Maar 'k kom u zó maken,
    Dat gij rijp zijt om straks getroost te worden: -
    Gij zijt nog niet wat zulken moeten wezen.

    Uw monden twijfel-lachen, die voor dezen
    Nooit lachten, maar - vergeefs - kreten of morden: -
    Tot wie geloven zal de Trooster naken.

    schrijver

    08-02-2015 om 16:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zangster
    Een gedicht van Hendrik Tollens 1780-1856

    Mijne zangster.

    Wel dartel, zo als meisjes meest,
    Doch op haar tijd bedaard;
    Wel zorgloos, maar niet los van geest,
    En min vrijmoedig dan bedeesd:
    Zie daar mijn zangsters aard.
    Voor ieders oren zingt zij niet,
    Dan tegen dank geprest;
    Maar als geen mens haar stem bespiedt,
    Dan schatert en dan schalt haar lied,
    Dan zingt zij altoos best.
    Dan dringt zij mij een traan in 't oog
    En roert mijn ziel naar lust,
    Of voert mijn geest verrukt omhoog,
    Of lacht mijn ogen vrolijk droog
    En wiegt mijn hart in rust.
    Somtijds (en 't staat haar gans niet schoon)
    Verlokt haar zucht naar eer:
    Dan spant ze een hoge heldentoon,
    Maar eigen afkeur is haar loon:
    Haar stem is veel te teer.
    Maar als 't ontloken veldplantsoen
    Haar uitlokt naar de streek;
    Maar als zij hukt in 't hangend graan,
    Dan zingt zij, als de vogels doen,
    En murmelt met de beek.
    Of speelt zij 't heil der echte min,
    Verrukt en blij te moe,
    Of stelt zij voor mijn zoet gezin
    Een hart- en huislijk toontje in,
    Dan knikt mijn ziel haar toe.
    Teerhartig en aandoenlijk zacht,
    In lief en leed mij waard;
    Somtijds verleid door valse pracht,
    Maar tot haar eenvoud weergebracht
    Zie daar mijn zangsters aard.

    schrijver

    07-02-2015 om 21:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moeder

    Een gedicht van Dop Bles 1883-1940

    Jonge moeder.

    ‘Hoe vreemd, dat mij gegeven is,
    wat niet mijn eigen leven is,
    maar sluimerend in het mijne hing,
    en ging,
    en brak de draad,
    en wezen wou in eigen staat’.

    ‘Ik ben nog moe...
    heb ik geleden?
    of is een droom uit mij gegleden?...
    Ik doe mijn ogen dicht
    en ben tevreden,
    en mijn gedachten en mijn lijf zijn licht’.

    ‘Is dit nu barensnood,
    met hijgende gevaren
    tot aan de dood?
    Ik wist niet, dat een leven komen kon
    zo rood en bloedend, als de ondergaande zon’.

    De Gids,  jrg 81 (1917)

    06-02-2015 om 21:27 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dromen

    Een gedicht van Alex Gutteling 1884-1910

    Ik wil mijn dromen tot een toren bouwen

    Ik wil mijn dromen tot een toren bouwen
    Van blank ivoor, met rode en gouden lijnen
    Zal ik in 't wit de fabelen doen schijnen
    Dat ieder zo mijn leven kan doorschouwen.

    De vredige pastoralen en de gaarden
    Met vreemd-vervlochten bloemen, en de afgronden
    Van dood en vlammengloed, met juichemonden
    De englen in schitterende rei geschaarde;

    En 's nachts, wanneer mijn Teken op de rotsen
    In 't maanlicht blinkt boven de woelige zeeën
    En een schip nadert van een vreemde kust,

    Schijnt het de stuurman boven 't golvenklotsen
    Neergedaalde Godin van hemelreeën
    Zoete verkondigster van liefde en lust.

    De Beweging, jrg 2 (1906)

    schrijver

    05-02-2015 om 21:22 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verworpenen
    Een gedicht van Abraham van Collem 1885-1933

    DE VERWORPENEN

    De verworpenen, die denkend worden,
    Zullen ingaan tot een nieuwe dag,
    In wier oude hoofd de ogen dorden,
    Deze worden blinkend van gezag.

    In wier leven armoe heeft gesproken,
    Gore stem van tellend kopergeld,
    Deze zullen horen, de ontloken
    Gouden klokken van het voorjaarsveld.

    Zij, die voor de meester bogen neder,
    Handen opwaarts naar het dageloon,
    Zullen springen op en worden weder
    Van de vrije aarde vrije zoon.

    Deze die neerzaten, heengezonken,
    Peinzende, wat hen dus had vergoord,
    Zullen worden van het weten dronken,
    Dat een nieuwe schoonheid hun behoort.

    En die eertijds droegen om de leden
    Tekenen van de afhankelijkheid,

    Zullen opgaan naar een stralend heden,
    Door de poorten der oproerigheid.

    Opstandige liederen (1929)

    schrijver

    04-02-2015 om 19:01 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.herderin

    Een gedicht van Geerten Gossaert 1884-1958

    De badende herderin.

    Waar aan der weiden zoom, verzadigd om te grazen,
    Het lodderzieke vee de zomernoen verdroomt,
    Ontdekt de herderin, in vreugdevol verbazen,
    Hoe uit 't naburig woud een murmlend beekje stroomt.

    Zij laat de kudde alleen en dringt de ruigte binnen;
    En waar een kampje in 't kroes ten oever rustplaats biedt
    Daar blijft ze luistrend staan in aarzlend zelfbezinnen...
    Tot dieper ze ademhaalt: ze waant zich onbespied.

    En simpel, onbeschroomd, de oever toegetreden,
    Ontgordelt ze, als in droom, haar schamele gewaad,
    En toont der eenzaamheid, van maagdelijke leden,
    Het ongerepte schoon met onontroerd gelaat.

    Dan proeft haar voet het nat en met nieuwsgierige ogen
    Volgt ze, hoe rimpels ros, waar 't water langzaam vlaakt,
    Zich voegen tot een beeld en plotsling, fel bewogen,
    Ziet ze, (maar durft niet zien) haar eigen jonkheid naakt!

    Ze ziet haar brede borste' als blanke beukelaren,
    Ze ziet haar schoud'ren sneeuw, haar wangen zongeroost,
    Ze ziet de wederschijn van 't welig goud der haren...
    En raadt zich zelve schoon, en glimlacht zacht, en bloost.

    Zo staat zij lange tijd in zelfverliefde dromen...
    Totdat een vallend blad de waterspiegel roert...
    En, opgeschrikt, ze ontwaart hoe, door het loof der bomen
    De stilte, van rondom, uit duizende' ogen loert...

    Dan, plotsling, met een kreet, heeft, (weerloze bescherming!)
    Zij kruiswijze op haar borst de handen uitgespreid..,
    En 't huivert door haar leên, saamkrimpende om ontferming,
    Een nameloze angst voor 's levens heerlijkheid!

    Experimenten (1930)

    schrijver

    03-02-2015 om 21:25 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zij
    Een gedicht van Gentil Antheunis 1840-1907

    Zij was zo jong

    Zij was zo jong en schoon, en blozend als de roze,
    Zij telde nauwlijk vijftien jaar.
    De doodesengel kwam en nam de vlekkeloze,
    Als of 't een echte bloeme waar'.

    Zij was zo jong! De liefde sloeg haar wonden,
    Met haren geur'ge toverstaf;
    Zij wilde 't leven in, en vroeg naar zaal'ge stonden,
    En aarzelde op de boord van 't graf.

    Zij was zo jong en schoon! - Vol hopeloze smarte
    Zag zij der velden eerste groen;
    Zij drukte 't bleek gelaat aan moeders liefdrijk harte,
    En weende stil bij moeders zoen.

    Zij was zo schoon! - Zij liet het hoofdje zijgen,
    En kwaal en smarte, 't was vergaan.
    De dood aanzag de maagd en kuste in somber zwijgen
    Van 's kindes oog de laatste traan.

    Uit het hart! (1874)

    schrijver

    02-02-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    31-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moeder
    Een gedicht van J.P. Hasebroek 1812-1896

    AAN ENE MOEDER.

    Hoe schoon stond de bloemkroon op 't jeugdige hoofd,
    Toen 'k u in de Bruidzaal mocht groeten;
    Toen waart ge aan de Vreugd en de Schoonheid verloofd;    
    De Jonkheid bracht hulde aan uw voeten;
    De oranjebloem zelfs scheen niet wit bij de glans
    Van 't elpenblank voorhoofd, gedekt met haar krans.

    Thans buigt zich uw schedel allengskens ter neer;
    Uw voorhoofd, met rimplen doorsneden,
    Tooit sneeuwwitte bloesem noch elpenbeen meer;
    Geen jeugd strooit gebloemt' voor uw schreden.
    o Moeder, in wie dus de Schone verdween,
    Waar is nu de bloemkroon van gisteren heen?

    Maar hoe? Is die bloemkroon gevallen ter aard',
    Waarheen mij uw blik schijnt te wijzen?
    Ja, 'k zie daar, als bloesem, die viel in de gaard,
    Een krans, om zijn schoonheid te prijzen;
    Een krans, die maar enkel uit knoppen bestaat,
    Waarin zich de wordende Schoonheid verraadt.

    Een krans is 't van - kindren, gekweekt met u w bloed,
    Dat helder hun wangen doet blozen;
    - Van kindren, wier oogstraal nu blinkt van uw gloed,
    Wier lip is bedekt met uw rozen;
    Van kindren, in wie gij, o Moeder! herleeft,
    En ons weer uw schoon te bewonderen geeft!

    Buk, Moeder! naar de aarde, en vergaar op uw schoot
    Het kroost, dat uw voeten omhuppelt;
    Dan tooit u de krans, die uw lokken ontschoot,
    Met tranen van vreugde bedruppeld.
    Cornelia sprak: mijn juwelen zijn hier!
    En gij: Zie de bloemen, waar 'k thans mij mee sier!

    Nieuwe Winde-kelken (1864)

    schrijver

    31-01-2015 om 22:32 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.offer

    Een gedicht van Liesbeth Maria Post 1755-1812

    Offer der liefde.

    Een stille hut op 't eenzaam land,
    Vrij van gewoel en slommer;
    Een kleine moestuin met een beek,
    Beschaauwd van milde lommer;
    Een lieve schrijfcel, en een kas
    Met boeken, weinig mensen,
    Was al wat ik, als 't grootst geluk,
    Op Aard, van God kon wensen:
    Die keus lag in mijn kinderhart,
    Zij groeide met mijn jaren,
    Ik kreeg ze in 't eind; God wilde zelfs
    Hier meer dan 'k vroeg, vergaêren.

    In een betovrend vruchtbre streek,
    Vol bossen, bergen, dalen,
    Vol bronnen, akkers, weiden, waar
    De beekjes kronklend dwalen;
    Een oord waarin Natuur, door kunst
    Geleid, maar niet gedwongen,
    Elk treft, en door een bos-concert
    Verrukkend wordt bezongen;
    Daar gaf mij 's Hemels trouwe zorg,
    Een lieve eenvouwge woning,
    Die 'k niet zou ruilen voor den glans,
    De zorgen, van een' Koning:
    Hier biedt Natuur haar lachend schoon,
    Elk' avond, ieder' morgen;
    Hier rollen dagen vol genot,
    Bevrijd van duizend zorgen;

    Hier kan ik, juist naar mijn' genie,
    Een rustig leven leven;
    Mij in mijn lieve boeken-cel
    Of 't open veld begeven;
    Van mijn Cheri alom verzeld,
    Door woud en bergen dwalen;
    En bij een frisse koele bron
    Weer rustig ademhalen;

    Verscholen in een kleine hut,
    De wereld gans vergeten,
    En luistrend naar het bosgeruis
    Een Solitaire heten.
    Op duizend plekjes hier en ginds
    Vond ik, vermoeid van 't dolen,
    Een rustplaats met mijn boek, in 't groen,
    Voor 't zoekend oog verscholen.
    Ik kon..... Maar neen, ik kon niets meer;
    Sinds gij mijn rust vermoordet,
    Sinds gij die zelf-genoegzaamheid
    Door uwe liefde stoordet;
    Sinds is Natuur hier dood voor mij,
    En de eenzaamheid vervelend;
    Geen denkbeeld dan uw liefde alleen,
    Is voor mijn hart meer strelend.
    Sinds ik u kende, is 't vruchteloos,
    In deze lieve streken,
    't Geluk te zoeken; 't is me alom,
    Op 't liefste plekje ontweken.
    Gij deed voor mij dit paradijs
    In wildernis verandren;
    Maar wildernis wordt paradijs
    Ziet zij ons bij elkandren.

    Ik ga dan waar me uw liefde wenst;
    Ik offer stil genoegen,
    Genietrek, alles, om, als vrouw,
    In huiszorg druk te zwoegen.
    'k Verlaat dan 't bosrijk Gelderland,
    Voor Hollands vlakker streken;
    Maar 'k weet, mijn beste! aan uwe zij
    Zal mij geen troost ontbreken:
    Dit offer u en mijner waard
    Zal nimmer mij berouwen
    Uw trouw zal mij vergoeding doen
    'k Juich in dit blij vertrouwen.

    Gezangen van liefde (1794)

    schrijver

    30-01-2015 om 23:42 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.roman

    Een gedicht van Egar du Perron 1899-1940

    ROMAN IN TWEE VENSTERS

    1.

    Mijn lief zat voor het open raam,
    een zon, die langzaam viel,
    omlijstte met verzachte schijn,
    in een bleekgouden, tere lijn,
    haar hoogvoornaam
    profiel.

    Toen schoof mijn lief de blinden dicht,
    verveeld, een beetje boos,
    maar binnen drong één scherpe straal
    en op haar mooie mond, brutaal,
    danste het licht
    een poos.

    Als eens mijn lief, verveeld en boos,
    mijn liefde buitensluit,
    dan sterft mijn liefde, zo gewond,
    stil, als dat zonlicht, op die mond,
    zonder één voos
    geluid.

    2.

    'k Sta aan mijn venster. Het is laat.
    Ik kijk neer op de stille straat.
    In duisternis, waar niemand gaat.

    Van nergens komt meer één geluid.
    'k Sta met mijn hoofd tegen een ruit.
    Wanneer gaat die lantaren uit?

    Eén lichtkring op wat vunzigheid.
    Die gloor is met dat goor in strijd.
    Daar gaat zelfs geen verloren meid.

    In mij is net zo'n stille straat.
    Waar niet één lamp te branden staat.
    Waar sedert lang geen mens meer gaat.


    1922

    Parlando (1941)

    schrijver

    29-01-2015 om 22:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.recensent
    Een gedicht van N.J. Storm van 's Gravenzande

    De Recensent

    Laatst had ik eens een vent te gast;
    (Hij was mij juist wel niet tot last,
    Want ik had slechts mijn daaglijks eten.)
    Verbaasd! wat heeft de vent gevreten,
    Alsof hij in geen veertien daag 
    Iets had gekregen in zijn maag.
    En toen hij naauw mij had verlaten
    Ging hij bij een der buren praten;
    En gaf daar nu wat dapper af,
    Op 't geen ik hem te schransen gaf:
    De soep kon wel pikanter wezen;
    't Gebak was niet genoeg gerezen;
    De kippen konden blanker zijn;
    De groenten gaarder, en de wijn
    Met meer bouquet. De loze vent!
    Wie was het toch? — Een Recensent.

    Luimige poëzy (1827)

    schrijver

    28-01-2015 om 23:10 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    27-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.burgerhuisje
    Een gedicht van Lodewijk van Deyssel 1864-1952

    Burgerhuisje.

    Door 't burger-huis op laten middag traden
    Wij de open lucht in, waar seringen-geur
    Hing over de achterdeur en lente-wind
    Stil witte wolken dreef door 't hemelblauw.

    Een kleine stadse tuin, alzijds bemuurd
    Door grauwe steen, en waar een enge ring
    Groen gras en witte kiezel 't perk
    Veelkleurge bloemen, 't éénge, rond omsloot.

    Luwte beving ons, zon op achtermuur
    Scheen goud, geluid van schelpjes aan de zee
    Maakte de kiezel onder 't zachte gaan.

    Seringenblaadjes streelden langs ons heen,
    Rozen, violen, en purpre papaver
    Bloeiden, en ginds in killen schaduwhoek
    De schuchtre blanke lelietjes-van-dalen.

    Zó rijk, zó schoon leefde in die lutle tuin
    De volle lente, dat ik dralend toef
    Voor 'k met een klánk nog de herinnering
    Diepst doe herleven: blijde gekwinkel
    Van klokkentoren daalde spelend neer
    Langs steile muur, door luwte in 't loof, verzellend
    Ons stille spreken. Toren verborgen
    Achter de muren, slechts een enkle dag,
    Een feestdag, deed gij meerder dan 't gewoon,
    Niet meer bespeurde, daaglijks zelfde, tinklen,
    En zong ge, telkens weer, de uren door...

    De zoele wind en 't heldre spelen wiegden
    Mijn ziel in sluimring, makend zon en bloemen,
    Gras-rand en pad tot kleurig droomtafreel.

    De Gids (1923)

    schrijver

    27-01-2015 om 21:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mensen
    Een gedicht van Willem Kloos 1859-1938

    De menschen dóen, maar weten niet waaróm

    De mensen dóen, maar weten niet waaróm
    Zij doen, en zitte' in hun eentjes te wegen,
    Hoe zij het meeste van het leven kregen,
    't Leven dat langs hen gaat en ziet niet om, -

    Hopen en haken of er níet wat kom,
    Voelen hun hartjes van blijdschap bewegen,
    Stil in hun lekkere bedjes gelegen.....
    Maar áls 't wat geeft, dan houden zij zich dom:

    Dan kijken ze uit een paar onschuldige oogjes,
    Willen niet, maar willen wel, en zijn zo bleutjes....
    't Leven zegt: ‘zo!..’ en neemt het weer weerom.

    O, geef elkaar zo even maar wat droogjes
    Oogjes en schuintjes en vriendelijke peutjes,
    O, mensjes lief, wat zijn wij allen dom!

    Verzen (LIV) (1894)

    schrijver

    26-01-2015 om 22:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wintermorgen
    Een gedicht van Jacqueline van der Waals 1868=1922

    Wintermorgen.

    Week op het wit van het wazige land,
    Week door het grijs van de wolken daarachter,
    schemert de schijn van de zon, die met zachte
    goudglans de zomen omrandt.

    Blank als de glans op het wazig verschiet,
    week als de schemer van de zon door het grijze,
    weifelt het licht door mijn stille gepeinzen,
    schemert de vreugde door mijn lied.

    schrijver

    25-01-2015 om 17:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spinnerad
    Een gedicht van Frans de Cort 1834-1878

    Vivat mijn schat, mijn spinnerad!

    Vivat mijn spinnerad, mijn schat!
    Mijn rok en garenklos, vivat!
    Dat kleed me warm en geeft mij brood,
    Beveiligt mij voor leed en nood.
    Ik spin en zing mijn liedekijn
    Bij zomeravondschemerschijn,
    Verveel me nooit, ben nimmer mat -
    Vivat mijn schat, mijn spinnerad!

    Twee beekjes sluiten 't plekje in,
    Waar ik al zingend zit en spin;
    Hunne armen slaan daarover heen
    De berk en hagendoorn ineen,
    Opdat er 't visje vro en vrij
    En 't vogelnestje veilig zij;
    De zon beglanst het loverig pad -
    Vivat mijn schat, mijn spinnerad!

    De tortel kirt naar eigenen aard
    In 't dichtgewassen eikgeblaart,
    De vlasvink zingt zijn wijsje mee
    En dingt naar 't zangersprijsje mee;
    De kwakkel in het klaverveld,
    De zwaluw, die mijn dak omsnelt,
    Dat alles maakt me vreugdezat -
    Vivat mijn schat, mijn spinnerad!

    Zo 'k weinig win, 'k verteer nog min,
    En de armoe sluipt mijn huis nooit in.
    Ik ben tevreen bij mijne stand
    Meer dan de rijkste vrouw in 't land,
    En gun haar geerne pronk en pracht,
    Van wijd en zijd haar toegebracht -
    Mijn spinnerad, dat is mijn schat!
    Vivat mijn schat, mijn spinnerad!

    Liederen (1868)

    schrijver

    24-01-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wonderstil
    Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954

    Wonderstil

    Gij zijt mij overal nabij,
    In ieder ding: gij ziet naar mij,
    Of ik u aanzie en herken,
    En, een met u, gelukkig ben.

    Wel blijf ik dikwijls blind voor u
    En reis ik ver van hier en nu,
    Of ergens ’t veilig eiland is
    Waar ’k troost of slaap vind voor gemis.
    Maar soms ben ’k onverwacht weer thuis.
    Gij roept mij zachtjes. In ’t geruis
    Van wind en blaren langs het raam
    Hoor ik de fluistring van mijn naam,
    Of in de glinstering van ’t licht
    Zie ik uw wachtend aangezicht.
    Als ik dan schuchter tot u kom,
    Wordt het zo wonder-stil rondom,
    Zo vreemd en wonder-stil in mij,
    Dan is er enkel ik en gij,

    Neen, gij alleen en wat gij zijt:
    Mijn eind van menigvuldigheid,
    Mijn oorsprong waar ik ongedeerd
    In liefde toe ben weergekeerd...

    Maar dan, ontwaakt tot de oude droom,
    Hoor ik de wind weer in de boom,
    En zie de kleine dingen aan,
    Die stil en ernstig voor mij staan,
    Verzonken in hun eigen rust.
    Zo, van ons diep verband bewust,
    Heb ik hen lief en hoor tot hen,
    Met wie ’k in u gelukkig ben,
    En tot die nieuwe zin gewijd
    Wordt al wat is nu werklijkheid.

    schrijver

    23-01-2015 om 22:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (1)
    22-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gestrenge

    Een gedicht van Jacob van Oosterwijk Bruyn

    AAN EEN GESTRENGE BEOORDEELAAR

    Gij wilt, mijn verzen zullen vloeien,
    En noemt mijn zang een waatrig lied:
    Hoe is 't nog mooglijk u te boeien!
    Vloeit dan bij u het water niet?

    De boertige zangster (1884)

    schrijver

    22-01-2015 om 21:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.gedicht
    Een gedicht van Anton van Wilderode

    het gedicht 

    Toen ik, die avond in Santillana,
    liep met de donswoorden van een gedicht
    ging in een kamer een fata morgana
    een luchter aan als een boom van licht.

    (Er was niets van de huizen buiten
    dan een donker gesloten verbond,
    mijn stappen vluchtten omhoog in de ruiten
    naar een raam toe dat openstond.)

    Ik wist de woorden in mijn geheugen
    trage bewegers zijn naar elkaar
    een volzin vol in twee diepe teugen,
    een versregel inééns regelrecht klaar.

    (De straat liep haastig wég van mijn voeten
    naar portalen vol oponthoud
    waar de echo mij kwam begroeten groeten
    met een hijgstem van holten en hout.)

    Ik voelde de woorden mij omringen
    tot een waaiende groene haag
    en vanuit tastbare daagse dingen
    lagen beelden in hinderlaag.

    (De nacht was begonnen te dalen
    uit een hemel vol zilveren gruis
    waar de sterren zich vurig herhalen
    in gestalten van driehoek en kruis.)

    Toen zag ik de luchterboom vóór me doven
    een onbereikbaar gebleven geheim, -
    plotseling stonden mij zeven strofen
    in het fonkellicht van het rijm.

    schrijver

    20-01-2015 om 21:54 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ziel
    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Mijn ziel is in mij.

    Mijn ziel is in mij als een kind
    Dat droomt, terwijl zijn voeten bloeden,
    Van vleugels verloren, die hij, de moede,
    Wel eenmaal wedervindt.

    Serena (1898)

    schrijver

    19-01-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lichten

    Een gedicht van Omar Karel de Laey

    Van lichten

    Men heeft of liever zij, ja zij
    die wilden 't fijne weten,
    zij hebben - in de oude tijd -
    't verstand ‘'n licht’ geheten.

    Dit was oprecht geniaal en sinds
    - gelief hierop te letten -
    ontdekte men een meubel ook
    om ‘'t licht’ ten toon te zetten.

    En ‘'t licht’ och God! het blonk zo fel,
    dat 't meubel allerwegen
    van lieverlee de gulden glans
    der fama heeft gekregen.

    En des - ter Universiteit -
    verwekt het min misbaren,
    als men thans korte keersen vindt
    op hoge kandelaren.

    Dietsche Warande en Belfort, jrg 1908.

    schrijver

    18-01-2015 om 17:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jantje
    Een gedicht van J.J.L. ten Kate 1819-1889

    AAN JANTJE PEDANT.

    Gij,die uzelv' zo wijs gelooft,
    Ei, let eens op die korenschoven!
    De volle halm buigt needrig 't hoofd;
    De lege steekt het trots naar boven.

    De nachtegaal en het lijstertje (1854)

    schrijver

    16-01-2015 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.seringen
    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    De seringen

    Deze geuren zijn zo week als 't strelen
    Van een hand door zijïg zachte haren.
    O hun vleiïng die het bloed met zware
    Slagen door de vingeren doet spelen

    En dan zachtjes tempert tot bedaren.
    En een vreemde droefheid glijdt met hele
    Lichte aarzelingen in vervelen
    Over, en een lusteloos strak staren.

    O dit wreed genadeloze dringen
    Van uw schone rouw, paarse seringen,
    Tot ons denken, tot ons vlotte bloed,
    Is gelijk een overmacht van minnen,
    Die 't weerstreven der nerveuze zinnen
    Sidderend zich onderwerpen doet.

    Het Kostbaar Bloed (1918-1921)

    schrijver

    15-01-2015 om 21:29 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.spiegelbeeld
    Een gedicht van J.P. Heije van 1809-1876

    Nog een spiegelbeeld.

    LXV.

    Zijn onze Kindren niet het kristallijn
    Waarin wij zien (en vaak met bittre pijn!)
    Hoe diep in schuld Wij bij onze Ouders zijn?

    schrijver

    14-01-2015 om 22:03 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.aloëtte
    Een gedicht van Geerten Gossaert 1884-1954

    Aloëtte

    'Hoe koel is 't in de morgenlucht,
    Hoe is het loof verfrist!
    O reeds doorboort de feller zon
    De blauwe morgenmist!
    Geen blad verroert: maar hoog en ver
    Dringt door de stilten heen,-
    Als 't lichten van een late ster,-
    Eén jubeltoon alléén!

    Wie is hij? wie heeft hem aanschouwd?
    Wie heeft het hart gekend
    Dat zo, door alle heemlen, zijn
    Gewiekte hartstocht ment?
    Wie is hij? die te zeggen waagt
    In een zó hoge zang
    Zijn liefde? en wordt niet lovensmoe
    De hele morgen lang?
    Wie is hij? die daar roerloos staat
    Hoog in de ijle lucht?
    O geen aards hart, met smart besmet,
    Stijgt in zó steile vlucht
    Te zingen voor de troon van God...!
    Wij horen 't zwijgend aan...:
    En vat gij niet de zin, mijn hart?
    Eéns zult ook gij verstaan!'

    Experimenten (1930)


    schrijver

     
     
     
     
     
     

    13-01-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.trein
    Een gedicht van Reinier van Genderen Stort

    De trein gaat ras voorbij

    De trein gaat ras voorbij met schrille kreet,
    Verstoort geenszins de wijde, diepe rust,
    Ik denk aan hen, die ginds in lief en leed,
    De vrede dreven, al dan niet bewust.

    Zie hier wellicht het allerzoetst behagen,
    Dat ooit het voorrecht van een mens kan zijn,
    De blijde vrede na de boze plagen,
    Het welig tieren van het mijn en dijn.

    Najaarsvruchten (1936)

    schrijver

    12-01-2015 om 21:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.goed

    Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924

    Het is juist goed

    Het is juist goed
    dat ik de glorie derf,
    daardoor moet
    ik iets goeds maken voor ik sterf.

    schrijver

    11-01-2015 om 19:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moerdijk
    Een gedicht van René de Clercq 1877-1932

    BENOORDEN DE MOERDIJK

    Benoorden de Moerdijk
    Daar kan men niet bewonderen,
    Daar trapt men de dichter, daar hoont men de held.
    Benoorden de Moerdijk
    Daar zitten de tobbers, al welgesteld,
    In tuin en kantoor zich af te zonderen,
    En tellen geld.

    Benoorden de Moerdijk
    Daar wonen de sufste rijken,
    Ze noemen zich vrij, of roemen zich vroom.
    Benoorden de Moerdijk
    Daar moet het fel schokken, eer uit hun droom
    Wat koppen zich heffen, voorzichtig, en kijken
    De kat uit de boom.

    Benoorden den Moerdijk
    Daar vreest men zich te branden
    Aan koud water. Geestdrift is duur.
    Benoorden de Moerdijk
    Daar vinden de vossen de druiven te zuur
    Al hunkeren zij en watertanden
    Met geel gegluur.

    Benoorden dn Moerdijk
    Is de hemel der neutralisten,
    Der vechters voor vrede, der werkers voor rust.
    Benoorden de Moerdijk
    Daar drinken ze Curaçao, met lust,
    En schutten met dappere pacifisten
    Landsgrens en kust.

    Benoorden de Moerdijk
    Zijn er duizend Nederlanders.
    Al de anderen zijn anders
    Benoorden de Moerdijk.

    De Noodhoorn (1940)

    schrijver

    10-01-2015 om 21:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.stil
    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Stil is de nacht.

    Stil is de nacht en lieflijk blinkt de maan;
    Vermoeidheid rust met zorg en vrees en smarte, -
    Maar liefde waakt in 't rustloos kloppend harte,
    Zij, zij-alleen kan niet ter ruste gaan!

    En waar legt Gij het lieflijk hoofd ter rust?
    Melieve, waar spreidt u de slaap haar bloemen?
    Wat legerkoets kan zich gelukkig roemen,
    Dat zij u draagt en op haar sponde sust?

    Waar is u thans het dons ten deel gevallen,
    Waar gij uw leên tot sluimren nedervlijt? -
    O zij het zacht, gelijk gij waardig zijt,
    Zacht als gij-zelv', die zachter zijt dan allen.

    En slaap gerust! - geruster dan ik 't mag,
    Sinds mij uw beeld geen rust vergunt te smaken,
    Sinds 't mij bij nacht zo menig uur doet waken,
    En dromen doet de ganse langen dag.

    Dat dromen ook is dierbaar aan de geest.
    In dromen slechts bestaat al 't zoet van 't leven,
    Maar die zijn 't zoetst die ons de slaap kan geven,
    Als 't hart gelooft, dat wakend hoopt maar vreest.

    O droom gij zoet! en word niet wreed bedrogen,
    Ontvlie 't geluk u nimmer met de rust! -
    Droom zoet en schoon van liefde en levenslust!
    En laat die droom profetisch wezen mogen!

    Gedichten I (1905)

    schrijver

    09-01-2015 om 22:26 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.groete

    Een gedicht van Lucas de Heere

    De Inghelicke groete.

    Ave Maria.

    ZIJT gegroet ô Maghed Marie,
    Vol van gratiën zonder getal,
    De Heer is met u t'allen tije,
    Gezegend zij dy boven al
    Dat vrouwelijk heet, en hier beneven
    Is gezegend heilig en rein
    De vrucht dijns lichaams hoog verheven
    Jesus Christus: dit is certein.

    Psalmen Davids na d'Ebreeusche waerheit  (1565)

    schrijver

    08-01-2015 om 22:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ziel
    Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931

    ALS ONZE ZIEL NIET ZONG

    Als onze ziél niet zong,
    En vreugdedansen sprong,
    Zouden dan wel de vógels zingen,
    De bronnen uit de rotsen springen,
    En had de storm een tong?

    Als onze hoop haar schat
    Niet rustloos zocht, en bad,
    Zou dan de boom zijn bloei en twijgen
    Zó innig hemelwaarts doen stijgen,
    Dat hij het blauw omvat?

    Neen, als de ziel zeer diep
    In duister lag en sliep,
    Terwijl geen prins, getooid met bloemen,
    Een wekker, die wij engel noemen,
    De schone slaapster riep,

    Dan zou het ritslend bruin,
    De bron, verstikt in puin,
    Verdord en snikkend nederzijgen,
    Dan zou de wind, de vogel, zwijgen
    In die verdoemde tuin.

    Opvluchten (1922)

    schrijver

    07-01-2015 om 21:47 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blij
    Een gedicht van Giza Ritschl 1869-1942

    Ik ben heel blij

    Ik ben heel blij
    Doch 'k weet niet waarom,
    't Hart van mij,
    Klopt bom, bom, bom.
    O! alles blinkt,
    En trilt en beeft,
    En mijn ziele zingt,
    En droomt en zweeft.
    O! ik ben zo blij,
    Van blijdschap dronken.
    Doch wie heeft mij
    Deze vreugd geschonken?
    Uit welke bron,
    Uit welke stroom,
    Uit welke zon,
    Uit welke droom?

    De Beweging (1922)

    schrijver

    06-01-2015 om 21:31 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verlangen
    Een gedicht van Jacob Israël de Haan 1881-1924

    Gestild verlangen

    Wat ik verlang? Niet meer de wilde weelde,
    De woede, die naar donkre daden drijft,
    Slechts dat mijn ziel, die zoveel goed verspeelde,
    Na zoveel kwaad in vroomheid vreedzaam blijft.

    Wat ik verlang? Ik heb zoveel gewonnen
    In overmoed, dat ik verloor in smart:
    Geve mij God, gezuiverd en bezonnen
    Een smekende ziel en een zingend hart.

    Mijn weekwerk eindigt: milde Sabbathvrede
    Voert mijn onrust tot een geruste zin.
    Met genoten van mijn Volk treed ik in,

    Waar bij 't stijgen van onze Sabbathbeden
    Een vrome knaap juicht met huivrende stem
    Als eens de Priesters van Jeruzalem.

    -------------------------------------------
    Het Joodsche lied. Tweeede boek (1922)

    schrijver

    05-01-2015 om 21:16 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het wonder
    Een gedicht van Johan Danser 1893-1920

    HET WONDER

    Alle begeerten zijn nu zoet vervloeid
    Tot één trouw peinzen naar de zachter uren
    Waarin uw daden zijn als bleke vuren,
    Uw troost een kroon is die droef-geurend bloeit.

    Mij wondt de wereld die mijn angst verfoeit,
    Mij schrijnt haar luidheid die 'k niet kan verduren.
    Ik zoek haar niet: ik wil alleen de pure
    En zoele droom van u die niet vermoeit.

    Dat waarde droeg weleer is lang vervlogen,
    Geen boos en goed weet meer mijn mededogen
    En haat verbleekte stil, een oude prent.

    Zo heeft mijn vrezen zich tot u gewend,
    Naar 't vreemd begrijpen dier aandachtige ogen,
    't Spreken dier stem die enkel liefde kent.

    schrijver

    04-01-2015 om 22:07 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.botten
    Een gedicht van Guido Gezelle 1830-1899

    Slapende  botten

    Ten halve afgewrocht,
    ontvangen, niet geboren;
         gevonden algeheel,
    noch algeheel verloren,
         zoo ligt er menig rijm
    onvast in mij, en beidt
         de aangename tijd
    van volle uitspreekbaarheid.

         Zo slaapt de botte in ‘t hout,
    verdonkerd en verdoken;
         geen blomme en is er ooit,
    geen blad eruit gebroken;
         maar blad en blomme en al
    het ligt erin, en beidt
         de dag, de dageraad...
    de barensveerdigheid.

    schrijver

    03-01-2015 om 23:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Een gedicht van E. Laurillard 1830-1809

    EEN OVERBLUFTE BLUFFER.

    Jan prees altijd zichzelv', en, wat een ander kon,
    Jan zei steeds onbedekt, dat hij 't nog verre won.
    Maar Piet zei: ,,Hoor, o , grote Jan!
    Ik weet slechts éne zaak te noemen,
    Die jij kunt, maar geen ander kan:
    Jou roemen."

    Graan en groen (1894)

    schrijver

    02-01-2015 om 21:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!