De verkeersintensiteit op de Zuid-Willemsvaart nam langzamerhand toe : van ongeveer 3150 schepen dagelijks in 1827 tot reeds 7800 in 1858.
Aan de hand van een vervoerstoelating ui het "Bestuurlijk Memoriaal der Provincie Limburg 1864" kunnen we ons een idee vormen van de vaart en het vervoer op de Zuid-Willemsvaart.
Deze keer een eerste item , nl. i.v.m. de uurregelingen :
Er was een vaste schuitdienst in beide richtingen (Maestricht - 's Hertogenbosch en terug):
aanleggen bijv.
Reckheim 8 uur / Lanklaer 10 uur / Neeroeteren 12 uur / Bree 4 uur enz.....
In verslagen bij Heemkundige Kringen vind je heel interessante info : hier een fragment uit het archief van de Veghelsche Schroefstoomboot Maatschappij (die ik enkel jaren geleden kon bezoeken !):
Op 24 augustus 1826 voeren officieel de eerste schepen over de nieuwe Zuid-Willemsvaart. In deze eerste jaren sloten individuele schippers meestal een vervoersvergunning af met de gemeente, zoals leden van de schippersfamilies Van Asperen uit Veghel, Baas uit Dussen en De Graauw uit Ammerzoden dat deden.
De families Baas en De Graauw vestigden zich op een gegeven moment ook te Veghel. Het waren beurtschippers met vaste routes. Zo werd Hendricus van Asperen in 1841 benoemd tot beurtschipper van de volks- en pakschuit op ’s-Hertogenbosch, die eens per twee dagen heen en weer voer. Hendrikus Gevers verzorgde de beurtvaart van Veghel op Amsterdam en Zaandam en Gijsbert Baas het beurtveer van Veghel op Rotterdam. Baas vertrok met zijn paviljoenpoon “Vrouw Johanna” iedere veertien dagen op zaterdag naar Rotterdam. Schip en beurtveer had hij in 1837 overgenomen van Johannes Bosch, die vervolgens beurtschipper werd van de volks- en pakschuit van Veghel op ’s-Hertogenbosch.
Al deze schepen waren nog traditionele zeilschepen, maar in de tweede helft van de negentiende eeuw deed de stoomvaart zijn intrede.
|