Een laatste item met de woordenlijst in het dialect : daarna gaan we weer over op andere onderwerpen maar... we komen nog terug op het dialect ! We zijn voortdurend met taal bezig. Een Franse leraar zei ooit in de Elzas toen de Duitsers binnenvielen en Duits de spreektaal zou worden : "La langue est la clef de votre prison"... De taal is de sleutel van uw gevangenis...
Toe:t (papieren zak)
Toesje (ruilen)
Touwspang (veiligheidsspeld)
Trepke (trapje)
Trikko (pullover)
Troag (voedertrog)
Tuchtig (de koo is tuchtig)
Tuf (moto)
Uchtere (buurten)
Uitpölf (hoofdpeluw)
Umme (hemd)
Un (ajuin)
Ungerste : onderste : den ungerste stein : de onderste steen
Uuve (knikkers)
Vantie:d (soms)
Verstange ? (verstaan ?)
Vertesteluweere
Veurdevoots (ook : veurevoots : om de beurt : voorde voets)
Vlieger (vliegtuig)
Voddemarsjang (voddenverkoper)
Vreugjaor
Vrouwluj (vrouwen)
Wèègesjiet (zweertje op ooglid)
Weinderik (woerd)
Weinjndvogel (windvogel)
Weinter (winter)
Wiemerte (aalbessen) : zwarte wiemerte : zwarte bessen cassis)
Wujjer (verder)
Wuut (ver)
Zaal (fietszadel)
Zauwt (zout)
Zawwel (slappe koffie)
Zeisem/zeis (zeis)
Zeiver (speeksel , ook flauwe praat)
Zicht(korte zeis om graan af te doen)
Ziemele (het ziemelt : het motregent)
Zoo:g (zeug)
Zoe (zo)
Zoerdeisem (zuurdeeg)
Zoermoos (zuurkool)
Zonger (zonder)
|