Enkele dagen na zijn gevangenname eind mei 1940 bevond mijn vader zich op transport naar Duitsland. In een konvooi van 4 rijnaken zat hij op de derde boot en ... zag hij de ramp bij Willemstad: boot 2 , de Rhenus 127 liep op een mijn. Hier de vertaling van een Franstalig verslag dat ik maakte voor de fb-groep "België tijdens de Tweede Wereldoorlog". Mijn vader werd daarna naar het krijgsgevangenenkamp gebracht : Stalag XI A : Altengrabow...
De ramp met de “Rhénus 127”
Eén van de somberste drama’s ten tijde van de capitulatie: de ramp met de “Rhénus 127”.
Men schrijft dikwijls over markante feiten maar er zijn ook gebeurtenissen die soms bijna onopgemerkt voorbijgaan en veel te gemakkelijk vergeten worden. De ramp met de “Rhénus 127” kun je hieronder rangschikken. Nochtans was het één van de ergste drama’s, misschien zelfs het allergrootste dat plaats vond vlak na de capitulatie. Een vreselijk bilan : 134 doden, meer dan 200 gekwetsten en verdwenen soldaten: men kent nog niet alle namen…
Het is de odyssee (tocht met vreselijke moeilijkheden) van dit binnenschip (rijnaak) dat bijna 1500 Belgische soldaten (krijgsgevangenen) vervoerde naar Duitsland. Het was een echte odyssee : geforceerde marsen doorheen Vlaanderen onder een blakende zon , doorheen veel stof, met slechts een korst bruin brood per dag; om de dorst te lessen, kregen ze een kom water en als ze geluk hadden enkele steeltjes rabarber die burgers hun aanreikten tijdens hun doortocht.
30 mei 1940. De “achttiendaagse” veldtocht is net voorbij. Duizenden Belgische soldaten worden in gevangenschap afgevoerd. Ze vertrekken via allerlei wegen maar vooral via Nederland omdat in België de bruggen gesprongen zijn en het treinverkeer lam ligt. De Duitsers hebben alles geregeld : via Nederland kunnen de talrijke krijgsgevangenen gemakkelijk met boten over de Rijn naar het “Reich” getransporteerd worden. Onder begeleiding steken de Belgische krijgsgevangenen de grens over om dan naar Walsoorden gebracht te worden van waaruit de lange tocht wordt voortgezet die hen uiteindelijk in Duitsland zal brengen.
Die morgen stopt de overwinnaar zijn menselijk “vee” in 4 rijnaken waar normaal gezien steenkool en/of cement mee vervoerd worden. Dat konvooi vertrekt vanuit de kleine haven van Walsoorden. Aan boord van ieder schip bevinden zich heel samengeperst bijna 1500 krijgsgevangenen. Allen zijn ze dodelijk vermoeid na drie weken uitputtende gevechten en terneergeslagen door de nederlaag. De sfeer is heel somber en gespannen. Met de ogen vol wanhoop proberen ze in de verte nog een strookje land te ontdekken , land dat zij gaan verlaten om het misschien binnen lange tijd of helemaal niet meer weer te zien. Die sfeer vind je in de 4 rijnaken, ook aan boord van de “Rhénus 127” , een boot die de trots was van de rederij tot de overwinnaars er zich meester van maakten.
De “Rhénus 127” is het tweede schip van het konvooi. De 4 rijnaken vorderen langzaam. Ze passeren het “Volkerak” , het “Hellegat” en het “Duivelsgat”. Ze naderen dan Willemstad, een stadje met een bewogen historisch verleden. Het is bijna 19.30 uur. In Willemstad zitten de mensen aan het avondmaal. Daarna willen ze een rustige avond doorbrengen terwijl ze luisteren naar de BBC die het nieuws brengt over de gevechten die nog steeds voortduren (ook na de capitulatie van België en Nederland wordt er nog gevochten : Frankrijk , Noordzee , Engeland…). Maar die plannen worden wreed verstoord…
Plots weerklinkt een vreselijke ontploffing : het is de “Rhénus 127” die op een mijn gelopen is. Dit vreselijke lawaai , precies een donderslag, alarmeert de inwoners. De vensters die geheel waren gebleven tijdens de gevechten in Nederland zowel als de reeds vervangen vensters springen in duizenden stukjes. In de huizen dichtbij de haven storten plafonds in en wankele muren vallen om. Wanneer ze even bekomen zijn van de schrik snellen de inwoners naar de haven. Sirenes huilen en die bijna gekmakende geluiden vermengen zich met kreten van wanhoop en hulpkreten. Een schrikaanjagend schouwspel ontrolt zich voor de ogen van de eerste redders. De tweede rijnaak van het konvooi is in twee gebroken. Een donkere rook stijgt omhoog terwijl het schip snel zinkt. De mensen die als eerste aankomen zien vanuit de straat lichamen die huizenhoog in de lucht geslingerd worden. Het is een verschrikkelijk schouwspel : afgerukte ledematen , onthoofde lichamen , honderden gekwetsten die in het water drijven terwijl ze luid om hulp schreeuwen. Anderen, die mee in het water geslingerd waren, proberen kameraden te redden. De achtersteven is al onder water verdwenen en heeft bijna de helft van de krijgsgevangenen meegesleurd in de diepte. De voorsteven steekt nog boven water uit : gevangenen die zich daar bevinden proberen zich krampachtig vast te houden en schreeuwen om hulp, maar velen van hen storten zich in het vuile en roodkleurende water van het “Hollands Diep”: velen komen niet meer terug aan de oppervlakte…
M.Ernest Hellin, die zich op de “Rhénus 127” bevindt , ziet de oever op ongeveer 200 meter. Hij heeft een gebroken voet, een schouder uit de kom ij en een kwetsuur aan zijn zijde. Hij duikt en dan heeft hij het geluk dat hij zich aan een lange plank kan vastklampen. Hij denkt zich te kunnen redden en voelt zo de pijn niet. Met zijn niet-gekwetste arm om klemt hij de plank en zo kan hij in de richting van de oever zwemmen. Maar vooraleer hij de oever bereikt verliest hij het bewustzijn. Hij heeft het geluk dat hij opgemerkt wordt door een snelle Duitse vedette die de commandant van Willemstad ter plaatse gestuurd heeft met Hollandse zeelieden. Het is helemaal niet gemakkelijk om slachtoffers uit het water te halen : zwarte olie die uit de boot stroomt maakt je handen vettig en als je probeert slachtoffers aan boord van reddingsbootjes te trekken glijden ze uit je handen. Je kunt dan proberen hen vast te pakken bij hun klederen maar dat vertraagt de reddingsoperaties.
Ondertussen bereiken sommige krijgsgevangenen al zwemmend de oever. Ze worden opgevangen door inwoners die al het mogelijke doen om de pijn te verzachten van deze ongelukkige soldaten. De gekwetsten worden verzorgd op de kaden terwijl de gemeentelijke administratie alles in het werk stelt om opvangplaatsen te vinden. Dokters en verpleegsters snellen toe om dokter Schiphorst uit Willemstad te assisteren : deze arts heeft zich bijzonder onderscheiden in het verlenen van hulp. Eerst een dag later komt een Duitse kolonne de gekwetsten ophalen. Men telt er 200. Het is eerst dagen later, na de berging van de “Rhénus 127”, dat men het bilan kan opmaken van deze verschrikkelijke ramp. En de cijfers lopen uiteen: men telt 134 doden maar men weet nog niet hoeveel soldaten vermist zijn. (Een andere bron geeft als cijfers : 166 doden waarvan 42 Walen en 97 Vlamingen terwijl 27 lichamen nog niet geïdentificeerd zijn).
“Dit is het droevige verhaal van de “Rhénus 127”, vertelt M. Hellin bij wijze van conclusie. En hij gaat verder : “Ik vraag u te geloven dat die avond in mijn geheugen gegrift staat met daarbij een beeld van schrik en afgrijzen.”
Bron :
Artikel gerapporteerd door M. Demeyer via het CLHAM (Centre Liégeois d'Histoire et d'Archéologie Militaires)
Fascicule 5 tome III du bulletin du CLHAM.
Vertaling : Frans Medaer
|