Een mooi verslag deze keer... van mijn lezing in Weert !
Lezing
Ontstaan van de oude kanaalarmen
Bèr Janssen introduceert de spreker van vandaag, Frans Medaer, oud-docent Frans, Nederlands en Latijn; hij komt uit het Belgische Lanklaar.
Onderwerp van de lezing zijn vooral de pogingen door de tijden heen om de drie grote rivieren in noordwest Europa met elkaar te verbinden: de Rijn, de Maas en de Schelde. De eerste poging was in de Romeinse tijd; Tacitus beschrijft dat er opdracht werd gegeven door bevelhebber Corbulo om een kanaal te graven tussen de Rijn en de Maas, in wat nu Zuid-Holland is, ongeveer tussen Leiden en Delft. Karel de Grote wilde een verbinding leggen tussen de Rijn en de Donau, om daarmee een waterweg dwars door Europa te realiseren. Bij Graben in Beieren liggen de twee stroomgebieden maar een paar kilometer van elkaar, en er is geprobeerd daar de Fossa Carolina uit te graven (zonder succes). Aan de Fossa Eugeniana werd in 1626 begonnen. Het doel was om de Rijn, vanaf Rheinsberg, te verbinden met de Maas, bij Venlo; vervolgens zou het worden doorgetrokken naar De Schelde bij Antwerpen. Resten van het kanaal zijn nog altijd terug te vinden in het landschap, maar het is nooit voltooid.
Daarna vertelt Frans iets over de zogenaamde Holländerflosse, die in de 18e eeuw op de Rijn stroomafwaarts voeren naar de Hollandse havens; het waren grote vlotten van houtstammen uit de Alpen die vervoerd moesten worden naar Holland, voor de scheepsbouw. De vlotten konden tot 400 m lang zijn, en de bemanning woonde in huisjes gebouwd op het vlot. In de Franse tijd, in het departement Nedermaas, kwamen de volgende plannen op tafel, om de drie rivieren met elkaar te verbinden, vanaf Neuss naar Venlo en dan naar Antwerpen. Vanuit de bevolking waren daar veel praktische bezwaren tegen. Na Waterloo kwam het tenslotte tot de aanleg van de Rigole Nourricière (Voedingskanaal) en daaruit de Zuidwillemsvaart: ruim 122 km, 40 m verval, 21 sluizen. De aanleg 2 was van 1822 tot 1826.
Er is een prachtige ‘atlas Feijs’ bewaard gebleven met gedetailleerde kaarten en tekeningen van de Zuidwillemsvaart, sluizen en dergelijke. Het volgende onderwerp is Hotel Beau Séjour in Lanklaar, gelegen aan het kanaal. Het is in 1906 gebouwd door brugwachter Herman Houben. Het ontwikkelde zich tot een drukbezocht kurort-hotel, dat bezoekers en gasten trok met ‘de gezonde lucht in Lanklaar’. Frans gaat verder met de geschiedenis van het kanaal in de 20e eeuw. Eerst de Eerste Wereldoorlog, waarin veel Belgische vluchtelingen hun heil zochten in Nederland. Om dit tegen te gaan legden de Duitsers de Elektrische Draad aan, een versperring met prikkeldraad en (dodelijk) schrikdraad. Na de WOI, in 1921, gaat men de Zuidwillemsvaart uitdiepen.
Het jaar daarna bezoekt koningin Elisabeth hotel Beau Séjour. Omdat de binnenvaartschepen groter werden, werd op een aantal plaatsen het kanaal rechter getrokken, bochten afgesneden, en zo ontstonden enkele oude kanaalarmen, bij Lanklaar, Neeroeteren en Bocholt. In WOII hadden de bruggen zowel bij het begin als aan het einde zwaar te lijden. Al daarvoor was aan beide zijden van de grens een nieuw kanaal aangelegd, het Albertkanaal in België, en het Julianakanaal in Nederland.
Tot slot komt Frans Medaer ook nog te spreken over zijn sociale betrokkenheid. Hij was o.a. betrokken bij de zoektocht naar de verdwenen meisjes, waarvoor Marc Dutroux verantwoordelijk was. Het bracht hem ertoe een vredesboodschap op te stellen over een veilige wereld voor kinderen, en deze in zoveel mogelijk talen te vertalen; tot nu toe in 912 verschillende talen. "WIJ WILLEN EEN VEILIGE WERELD WAARIN ALLE JONGEREN ONDER GOEDE BEGELEIDING AL HUN TALENTEN OPTIMAAL KUNNEN ONTWIKKELEN OM ZE - NU EN – LATER TEN DIENSTE TE STELLEN VAN ELKAAR IN EEN GEEST VAN SOLIDARITEIT, VERTROUWEN EN WEDERZIJDS RESPECT"
Bèr Janssen bedankt Frans namens allen voor deze boeiende lezing die met veel enthousiasme werd gebracht.
|