Er is de laatste week nogal wat kritiek geweest op de N-VA en niet helemaal onterecht. Het begon met een lang interview van ‘Deckerken’ in ’t Pallieterke van vorige week, die van de partij en haar beloften geen spaander heel liet. Nu kennen we de man zijn directe stijl, maar helemaal ongelijk had hij natuurlijk ook niet, zoals gewoonlijk trouwens. Terloops legde hij de vinger op de zere plek van de Vlaamse regering i.v.m. haar ecologisch programma. Aan 600.000 gezinnen die in Vlaanderen een stookketel hebben, zeggen dat die weg moet en dat we van het gas vanaf moeten, terwijl men wel 9 nieuwe (dure) gasturbines gaat bouwen om de kerncentrales te vervangen, is natuurlijk idioot.
Deckerken was echter niet de enige criticus, al stak hij wel het vuur aan de lont. In de opiniesite van Doorbraak moest N-VA fractieleider Peter De Roover toegeven dat een regering met de N-VA niet gebracht heeft wat ervan verwacht werd. En dan hebben we het zelfs nog niet eens over het in de ijskast zetten van het communautaire. De beloofde begroting in evenwicht tegen 2018 kwam er niet en zal een werk worden voor een volgende federale regering. De uitkeringen in de tijd beperken evenmin. Met de taxshift kwam er wel een belastingvermindering, maar die werd grotendeels teniet gedaan door een verhoging van de roerende voorheffing en de effectentaks, die laatste dank zij het obstructiewerk van Kris Peeters en zijn CD&V.
Kortom, om het met een boutade van Luc Huyse* te zeggen: ‘We kunnen in dit land wel veranderen van regering, maar niet van beleid’. Het probleem daarbij is dat men hier om een regering te vormen, men beroep moet doen op vier of meer partijen, waardoor geen enkele partij haar eigen programma verwezenlijkt krijgt zoals beloofd, omdat er altijd wel een andere partij vindt dat iets niet kan. Een van de redenen waarom de Zweedse coalitie haar verwachtingen niet kon inlossen was, dat bv bij elke begrotingscontrole elke partij een trofee wou binnen halen. In feite komt het er op neer, dat men in zo’n situatie bij een verkiezingscampagne best alles kan beloven, desnoods de hemel op aarde. Men heeft daarna toch steeds het excuus dat men bepaalde beloftes niet heeft kunnen houden omdat e.o.a. regeringspartner er niet mee akkoord was.
Dit specifiek voor wat het federale gebeuren aangaat. Voor wat Vlaanderen en zijn streven naar e.o.a. vorm van (con)federalisme en/of onafhankelijkheid betreft, dat zal altijd haaks op het Belgische beleid blijven staan, zo lang er in datzelfde Vlaanderen geen meerderheid gevormd kan worden van partijen die daar achter staan. Zoals ik reeds schreef in mijn blog van 8 dezer (‘Vlaamse dromen’) maakt het niets uit hoe de verhouding tussen de Vlaamsnationalisten zal zijn. Zolang ze samen geen volstrekte meerderheid in het eigen parlement kunnen halen, krijgen ze op dat vlak niets gerealiseerd. Een partij daarvoor nu reeds veroordelen, heeft geen zin. Dat kan pas als men ook niet meer akkoord zou zijn ná het behalen van die meerderheid. Ik kan best begrijpen dat niet iedereen daar gelukkig mee is, maar we kunnen alleen maar hopen dat tegen de verkiezingen van mei 2019 het Belgisch triomfalisme, dat nu een opstoot kent als gevolg van de prestaties van de Belgische nationale sportfederaties in de diverse internationale kampioenschappen, zal zijn weg geëbd. We mogen in de Vlaamse gewestregering dan wel een minister van Sport hebben, ook de Vlaamse medaillewinnaars liepen er allemaal rond met de Belgische driekleur. Topsport in dit land blijft Belgisch, net zoals het weerbericht…
* Luc Huyse is socioloog en emeritus hoogleraar aan de KULeuven. Hij schrijft geregeld columns in o.m. De Standaard.
|