In ’t Pallieterke van deze week staat een uitgebreid interview met Rik Van Cauwelaert, de éminence grise van de Vlaamse journalistiek. Ik volg hem al jaren, eerst in Knack, waar hij in 2012 – als hoofdredacteur, nota bene - samen met Koen Meulenaere (‘Kaaiman’) opstapte omdat hij het niet meer eens was met de eerder pseudolinkse en belgicistische richting die het blad insloeg. Later volgde ik hem en Kaaiman in hun column in de weekeindedities van De Tijd en dat doe ik nog steeds voor wat Rik betreft. Kaaiman heeft ondertussen – jammer genoeg – afgehaakt.
Wat mij trof in het verhaal van Van Cauwelaert in mijn lijfblad - ik lees ’t Pallieterke van mijn vijftiende, vanaf een juninummer van 1955 – is, dat hij de school verliet op 16-jarige leeftijd. Dat is nu krak hetzelfde van wat ik gedaan heb. De dag van vandaag is het voor iedereen zaak dat de wereld zo verandert dat men moet blijven leren, ook als men een diploma heeft. Vroeger was dat niet zo. Wie een diploma had, zat goed voor een groot deel van zijn leven en soms zelfs voor heel zijn leven. Rik dus niet en Ik evenmin.
Ik had er wel vier jaar Grieks-Latijnse humaniora opzitten toen ik de school verliet en na mijn legerdienst en enkele omzwervingen toch terecht kwam in het immobiliënkantoor van vader die men gerust een fantast mocht noemen. N.a.v. het bericht dat de Aga Khan op Sardinië rond de jaren 1960 een paar honderd hectaren aan kustgronden had gekocht, besloot hij daar ook zijn kans te wagen. Ik mocht er heen, 23 jaar jong, met een vrouwtje van 20 en een eerste kindje van negen maanden. En ik moest nog snel wat Italiaans leren. Daar kreeg ik twee weken de tijd voor en deed dat met een Assimilboekje.
Ik ga hier heel mijn geschiedenis niet vertellen, maar later – toen ik bij DAF terecht kwam - leerde ik er daar bij de afdeling Bezoeken nog Spaans en spijkerde ik mijn Duits wat bij via de avondschool. Eens in Eindhoven aanbeland, heb ik daar nog Portugees bij geleerd en de Scandinavische talen. Dat gebeurde met Engelstalige Teach-Yourself boekjes en met de medewerking van DAF’s importeurs in die landen, die me de rondleidingsteksten vanuit het Engels vertaalden. De internationale pechdienst, waar ik later bij DAF in terecht kwam, was de ideale plek om talenkennis te onderhouden. Als daar de telefoon ging, wist men nooit in welke taal men zou spreken. De kennis van vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits was er verplicht. Op kosten van de zaak kon men er nog Spaans en Italiaans bij leren, maar die talen kon ik toen al.
Om maar te zeggen dat het loonde - en nu nog meer dan vroeger - te blijven leren. Ik denk niet dat Rik Van Cauwelaert me zal tegenspreken.
|