90 ongevallen per dag in de winter Ondanks het feit dat er minder verplaatsingen zijn en zeker minder verplaatsingen met kwetsbare weggebruikers stellen we elke winterdag 90 ongevallen met doden en gewonden vast. In 1 ongeval op 5 (21%) gaat het over een bestuurder die de controle over zijn stuurt verliest en waarbij er dus geen opponent is. In winterse omstandigheden rondrijden is niet altijd een pretje en het is noodzakelijk om je gedrag aan te passen. Dit zijn de 10 zaken die je moet doen achter het stuur om zonder problemen veilig te rijden in winterse omstandigheden. 1. Je voorruit ijsvrij maken Voor je vertrekt is het belangrijk om je hele voorruit te ontdooien. Het levert je mogelijk een boete van 174 euro op als je het niet doet. Enkel het ijslaagje op 20 vierkante centimeter wegkrabben is niet voldoende. Het zorgt er immers voor dat je als bestuurder onvoldoende kunt zien en dat je gezichtsveld verkleint.
![](http://blogimages.seniorennet.be/caravanenzwerfautonieuws/2516204-0a1eda9a56c1a40a1891dcca1c0d1973.jpg) 2. Comfortabele kleren en schoenen dragen Rondrijden met een dikke winterjas aan en/of met laarzen tegen de sneeuw kan ervoor zorgen dat je rit oncomfortabel wordt. Het kan ook gevaarlijk zijn omdat je bewegingen erdoor beperkt worden. 3. Het weerbericht raadplegen Het KMI geeft regelmatig waarschuwingen over het weer in geval van gevaarlijke omstandigheden. Het is dus belangrijk om er rekening mee te houden vooraleer je de weg op gaat. 4. Je rijstijl veranderen Je bent verplicht je rijstijl aan te passen in de winter. Te dicht op je voorganger rijden is in alle seizoenen een ongepast gedrag dat je moet vermijden, maar zeker in de winter. De reden is simpel: de wegen zijn vochtiger en de remafstand vergroot als de wegen gladder liggen. Zelfs bij droog weer, moet je deze preventieve veiligheidsmaatregel volgen. 5. Bruuske manœuvres vermijden In de winter is het extra aangewezen om kalm te rijden en bruuske manœuvres te vermijden. Als je moet uitwijken, iemand voorbijsteken of een bocht nemen, doe dat dan voorzichtig en langzaam. Elke bruuske beweging kan ervoor zorgen dat je gaat slippen.
![](http://blogimages.seniorennet.be/caravanenzwerfautonieuws/2516204-c477eed01ef2ebc8954eacbe088e105d.jpg) 6. Een ‘overlevingskit’ tegen de kou meenemen Het is altijd handig om een aantal ‘hulpstukken’ bij te hebben: een krabber om de voorruit ijsvrij te maken, een doek om de aangedampte ruiten en de vuile koplampen proper te maken, een zaklamp, een overlevingsdeken en water voor in het geval dat je lang vast komt te staan. 7. De cruise-control niet gebruiken Zelfs als de weg droog ligt, heeft de winter vaak verrassingen voor ons in petto. Bij gladde wegen is het best om je cruise-control niet te gebruiken. Je riskeert immers dat hij veranderingen in de wegligging niet detecteert. 8. Extra voorzichtig zijn bij open ruimtes. Wees vooral voorzichtig op de bruggen, waar de temperatuur altijd lager is dan elders. Hier is de kans het grootst op ijsplekken. 9. De mogelijkheden van je winterbanden niet overschatten In geen enkel geval is het de bedoeling dat je met winterbanden risico’s gaan nemen. Iedereen moet een verantwoorde rijstijl aannemen die aangepast is aan de weersomstandigheden.
![](http://blogimages.seniorennet.be/caravanenzwerfautonieuws/2516204-5d89f451aacd0abfe25a77d1b880c84d.jpg) 10. De technische staat van je voertuig controleren De batterij, het onstekingsmechanisme en de elektrische voeding zijn zeer gevoelig voor de koude. Je moet ze dus best controleren voor de grote kou eraan komt. Vergeet ook zeker niet het vloeistofniveau van je antigel te controleren en de kwaliteit van de bladen van je ruitenwisser. Die slijten meer door het effect van ijs op de voorruit.
![](http://blogimages.seniorennet.be/caravanenzwerfautonieuws/2516204-7a87e16b5a2fcc17632cf2f4f03c2848.jpg) Dit zegt het verkeersreglement : Art. 10.1 1° Elke bestuurder moet zijn snelheid regelen zoals vereist wegens de aanwezigheid van andere weggebruikers, in ’t bijzonder de meest kwetsbaren, de weersomstandigheden, de plaatsgesteldheid, haar belemmering, de verkeersdichtheid, het zicht, de staat van de weg, de staat en de lading van zijn voertuig; zijn snelheid mag geen oorzaak zijn van ongevallen, noch het verkeer hinderen. 2° De bestuurder moet, rekening houdend met zijn snelheid, tussen zijn voertuig en zijn voorligger een voldoende veiligheidsafstand houden. 3° De bestuurder moet in alle omstandigheden kunnen stoppen voor een hindernis die kan worden voorzien Art. 30.1.2 Wanneer het voertuig voorzien is van achtermistlichten, moeten deze lichten gebruikt worden bij mist of sneeuwval die de zichtbaarheid verminderen tot minder dan ongeveer 100 m alsook bij felle regen.
|