Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste schermutselingen, de Leestenaar Ludovicus “Louis” Jacobs. Hij was te Leest geboren op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van Loock.Louis diende bij het 12de Linieregiment.
Volgens het ‘Belgian War Dead Register’ sneuvelde hij te Londerzeel St.Jozef, Neeravert en werd hij begraven op de begraafplaats Sint Jozef (graf nr. 28) en uiteindelijk op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek (graf nr. 26) op 5 november 1924.De “Soldaat Tweede Klasse mil 1913 klaroen” had als stamnummer 112/58277.
1914 – 29 september : Uit het dagboek van Domien Van Beveren.
Uit het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : “...mijn vrouw en ik reden dan met onze beide kruiwagens met onze drie kleine kinderen op de vlucht.. (...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te schieten en we waren verplicht, gebukt en met een zware last op onze kruiwagen te rijden van aan de bareel tot aan het Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen. Aan de hoeve van Jef Scheers gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik wierp hem in de hof. Wij gingen voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de karren, van dewelke een paard zijn zadel verloren had. Ik mag ook niet vergeten te zeggen, dat terwijl wij op de vlucht waren, de windmolen van Stijnenmolen afgebrand is..”(’t Ridderke, nr.4,1996)
1914 – 30 september : Duitse wandaden
“...Jan Baptist De Cuyper, zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward Leemans, landbouwers te Leest uit de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht, op 30 september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche soldaten gevangen genomen. Ze werden tegen de muur eener woning opzij geplaatst, met den rug naar de Duitschers. Eene ontploffing volgde, en deze drij personen vielen getroffen ten gronde.Leemans bleef roerloos ten gronde liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de Duitsers vertrokken waren, kon hij, alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en verder vluchten in de richting Willebroek, waar hij verpleegd werd. Een zijner armen was verminkt, zoodanig dat hij meer dan zes maand in ‘t gasthuis verbleef ; het gevolg is dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit lichaamsdeel. Zijne twee gezellen, De Cuyper en vrouw, verloren er het leven bij.Leemans verklaarde dat de Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar 2 of 3 passen van hen stonden.
Verschillende inwoners der gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen waren niet gevlucht. Sommigen werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij elkander geplaatst,anderen werden naar Zemst geleid en daar verschillende dagen opgesloten gehouden.
Jaak Teughels werd, na zich verschillende dagen verdoken gehouden te hebben onder een goot, en zich gevoed te hebben met rapen en wortels, door de Duitschers ontdekt. Alhoewel hij alleen niet meer kon gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en vervolgens naar Duitschland gezonden. Gelukkig werd hij na korte tijd teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.
In bijna alle woningen, door de gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd ingebroken. Deuren, kasten, geldkoffers verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd. Al wat eenige waarde had als lijnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en gereedschap werd meegenomen of verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.
Veel vee, bijzonder zwijnen en pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers, en dit in zulk getal, dat verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting, later in staat van ontbinding op verschillige plaatsen gevonden zijn.
Door de beschieting is groote schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen, aan den toren, aan de pastorij, aan de grafmonumenten en aan de omheiningsmuur van het kerkhof. Eene klas der meisjesschool is in brand gestoken en den inhoud is door het vuur vernield. Vele schoolmeubelen zijn door de Duitschers vernield en al de boeken zijn verbrand geworden.” (GA-8/1/1920)
Antoon-Edward Leemans was te Leest geboren op 11 november 1891.Hij overleed er op 14 maart 1960.
1914 – 23 oktober : Jan Victor ROELANTS sneuvelde te Stuivekenskerke
Op 23 oktober sneuvelde Leestenaar Jan Victor Roelants te Stuivekenskerke aan de IJzer. Hij was te Leest geboren op 25 februari 1883 als zoon van Petrus Joannes en Maria Louisa Vertongen.
Bij de zware gevechten om de brug van Tervaete, waar de Duitsers over de IJzer waren geraakt, sneuvelde Victor Roelants. Het waren moordende gevechten : aan de buitengevel van de kerk van Stuivekenskerke, vanwaar de Belgische tegenaanval vertrok, staat een herdenkingsplaats die vermeldt dat die 23 oktober, 1200 Carabiniers en twee derde van het officierenkader niet terugkwamen van die tegenaanval.
In het Belgian War Dead Register vonden we over Victor Roelants nog volgende wetenswaardigheden : Beroep : brouwersknecht. Datum indiensttreding : 1/1/1907. Graad en hoedanigheid : Soldaat Tweede Klasse VAP 1907. Stamnummer : 132/3548/(54338) Eenheid : 2 C 1/1 Doodsoorzaak : vermist. Begraafplaats : graf onbekend.
Op vrijdag 28 maart (jaartal niet vermeld) vond, om 10 uur, in de parochiale kerk van Leest een zielemis plaats.
“De goedheid en de oprechtheid van zijn karakter verwierven hem vele vrienden en de edele gevoelens zijner ziel, gepaard met eene gedienstige vriendelijkheid, schonken hem aller achting. Eenieder betreurt zijn afsterven en zijne gedachtenis blijft gezegend. Hij stierf, niet alleen aan de jongelingen, maar ook aan gansch het volk de geheugenis zijner dood tot een voorbeeld van deugd en kloekmoedigheid nalatende. Dierbare Broeder, Zuster en Bloedverwanten, ik sterf, doch mijne liefde voor u sterft niet; ik zal U in den hemel beminnen gelijk ik U op aarde bemind heb. Eens zullen wij, met vader en moeder die ik thans vervoeg vereenigd zijn. Vaarwel vergeet mij niet in uwe gebeden.” (Uit zijn doodsprentje)
Dokter Max Deauville die zijn ervaringen uit de eerste oorlogsmaanden te boek stelde beschreef daarin hoe hij op 19 augustus 1914 met zijn Regiment 4e Karabiniers, na een uitputtende voetmars, Leest aandeed, onder hen twee Leestenaars Victor Roelants en Jan Huys die beiden later zouden sneuvelen : “...wij marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de zon. Wij arriveren te Hombeek bij ’t vallen van de avond. De artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar wij moeten nog verder gaan tot Leest. Onze schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker. De avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het tien uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen. Er is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor de gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van de mannen slapen. Er worden ook grote vuren aangebracht. De schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de dorpshuizen. De bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen. Kort daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhurkende gedaanten. Eén van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een lantaarn verlicht een van de gangen, mensen lopen in en uit. Soldaten liggen te slapen in de gangen en op de trappen. We kruipen met tien in een klein vertrekje. Om middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht ! De vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht in. Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van een lantaarn. Twintig opgeeiste karren zullen onze ransels vervoeren. Elke wagen is met een zwaar paard bespannen en wordt gemend door een boer. Zij vullen een hele kant van het dorpsplein. De artillerie zoekt te passeren langs een hoek en begint voorbij onze mannen te trekken. Wij krijgen bevel de mannen met zere voeten op de caissons en het geschut te laden. En terwijl de logge kanonnen verder rollen, glijden zij zich tussen de wielen en springen op een bok. De artilleurs vangen hen in ’t voorbijgaan op. Een echt mirakel dat er geen ongelukken zijn ! Na de artillerie komt de infanterie op gang : een zwarte slang in de duisternis. De wagens vertrekken op hun beurt. Acher hen volgt onze lichtere wagen. Langzaam-aan loopt het plein leeg en het stro blijft achter als een bleke vlek onder de schaduw van de lage huizen. Enkele lichamen zijn languit blijven liggen : het zijn mannen die niet meer recht kunnen. Enkelen onder hen trekken we recht om hen op de wagens te hijsen bovenop de zakken. Maar één onder hen is zoo koortsig en uitgeput, dat hij zich niet meer verroeren wil en we laten hem achter aan de goede zorgen van twee vrouwen uit het dorp...” (Dr. Max Deauville in “Jusqu’a l’Yser”)
Foto’s : -Gedachtenisprentje van Louis Jacobs. -Zijn graf op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek. -Doodsprentje van Antoon Edward Leemans. -Als tweede van rechts Victor Roelants met collega’s Karabiniers tijdens een kampperiode in Beverlo. -Zijn gedachtenisprentje.