Georges ‘Jos’ Veiller, de waard van café “De Zwaan” was te Elsene geboren op 26 juni 1919 en gehuwd met Eugenie Roofthoofd. Hij overleed in het O.L.Vrouwziekenhuis te Mechelen op 3 januari 1993. Voor het plaatselijke Milacblad schreef hij als “den Dikke van den Hoek” zijn ervaringen neer over het leger (hij was beroepsmilitair), de oorlog en als krijgsgevangene. De tekeningen zijn van de hand van Georges Herregods.
Georges Veiller was van de klas van 1938 en reeds onder de wapens als hij juist 18 geworden was. Als karabinier en gekazerneerd in de Prins Boudewijnkazerne op het Daelijplein te Schaarbeek volbracht hij 17 maanden dienst in de DK Kie van het 3de Bataljon onder het stamnummer 131/92319. Na drie maanden was hij bevorderd tot 1ste hoornblazer van zijn compagnie en nam in die functie deel aan de manouvers in Spa, Borgworm en Aywaille aan de Amblève. Bij zijn terugkomst in het garnizoen werden ze gemobiliseerd. Na acht dagen werden de opgezochte soldaten gedemobiliseerd maar Jos kon blijven. Hij moest nog 11 maand onder de wapens blijven.
Op 28 september 1939 kwam er een tweede mobilisatie als hij voor de tweede maal terugkwam van een kamp in Beverlo. Drie dagen heeft hij geslapen onder een kar in het hooi terwijl in de dag alles klaar gemaakt werd om te velde te trekken. Hij vertrok naar Halle waar hij in de keuken werd opgesteld en er drie maanden verbleef. Op een zeker moment moesten zij de stellingen afstaan aan een ander regiment en vertrokken zij naar Lombardzijde en dit tot begin januari 1940. Dan naar Klein Soest in de Kempen waar ze bleven tot 10 mei 1940.
Jos in “De Band” van november 1979 : “In de vroege morgen vlogen daar duizenden vijandelijke vliegers boven onze stellingen. Toen wij vernamen dat de Duitsers het vliegveld van Schaffen bombardeerden werd alles opgeladen en moesten wij ons terugtrekken tot in de gemeente Meerhout waar er kort nadien hevige gevechten ontstonden tussen de karabiniers en de vijand met verliezen langs beide kanten. Ons regiment is dan teruggeslagen geweest langs Herentals, Lier en Duffel tot in Walem waar wij terug stellingen konden innemen in het fort. De vijand viel voortdurend aan en wij waren verplicht daar terug te vertrekken. Ditmaal naar Mechelen en zo naar Willebroek waar wij amper enkele minuten de brug over waren als deze werd opgeblazen door onze troepen om de vijand te beletten de Belgische soldaten aan te vallen. Wij waren verplicht een nieuwe brug over het kanaal te leggen. Op de weg van Puurs naar Dendermonde werden wij gedurig aangevallen door de vliegers. Hoeveel maal we op die afstand in de gracht hebben moeten springen weet ik niet. Er bleef ons niets anders te doen dan altijd maar terugtrekken en gedurende kilometers achter de veldkeuken te lopen tot in Eeklo waar ook enkele van onze jongens sneuvelden. De volgende dag bevonden wij ons te Maldegem ‘Kleut’ vanwaar wij konden zien dat Eeklo of Oost-Eeklo in vuur en vlam stond. In onze omgeving mitrailleerde de vijand van uit de vliegers onze soldaten, de koeien in de weide en de bossen waar onze artillerie was opgesteld. De volgende morgen bevonden wij ons te Snellegem waar wij rond 7 uur ’s morgens vernamen dat Koning Leopold III gecapituleerd had. Dezelfde dag vertrokken wij daar om naar huis te gaan. In Deinze aangekomen werd ik opgewacht door de Duitsers en zij stopten mij in een fabriek van de heer Marcel Liebaert waar ik de ganse nacht heb doorgebracht in een magazijn. ’s Morgens vertrokken wij dan tot in de Munten waar wij allen in een weide werden afgesloten. Enkele uren later terug weg op rijen van 5 man in een kolonne van kilometers lang. Rond 21 uur kwamen wij in Dendermonde in een oude kazerne aan. Alvorens te gaan rusten werden wij verplicht verschillende van onze persoonlijke bezittingen af te geven. Nu kregen wij een achtste brood met water voor het vertrek en terug, zonder te weten waar naartoe, de baan op tot wij bij een water aankwamen waar vier boten klaar stonden om ons naar Duitsland te brengen. En nu pas werd ons gezegd dat wij krijgsgevangenen waren. Onze reis per boot duurde 4 dagen en 5 nachten en als voeding kregen wij voor de ganse reis een brood en water van de Rijn om te drinken. Op elke boot waren er 2.500 soldaten geladen. De boot waarop ik plaats had genomen bracht ons tot in Reims waar wij onmiddellijk in een gebombardeerde fabriek opgesloten werden tot de volgende morgen. Ikzelf was van de 22 Kie. Groep voor groep vertrokken wij daar totdat we rond 14 uur aankwamen in een kleine statie waar terug wagens klaarstonden om ons te laten vervoeren. Wagens waarin normaal kalk vervoerd werd. Hierin hebben wij de ganse nacht doorgebracht. Tijdens die reis waren wij bijna gestikt van het stof. ’s Morgens marcheerden wij nog meer dan 4 uur door de velden en over de bergen. Gedurende onze mars wierpen de kinderen met stenen en spuwden op onze kameraden. Als de burgers ons drinken wilden aangeven sloegen de Duitse soldaten de tassen uit onze handen. Rond 15 uur kwamen we in Ziegenheim aan in een kamp. Dat was krijgsgevangenkamp Stalag IX A. De ingangspoort was van bomen gemaakt en het terrein was met een dubbele prikkeldraad afgemaakt. Op de hoeken stonden mitrailleuzen opgesteld om ons te beletten te gaan lopen. Daar kregen wij te eten : 1/8 brood met vissoep en een lepel marmelade. Kon ik nu gaan rusten.
Vervolgt.
Foto’s en afbeeldingen :
-Georges Veiller zoals de meeste Leestenaars hem hebben gekend, achter de tapkast van café De Zwaan. (foto César Apers)