Op maandag 21 november had er te Leest een filmavond plaats, georganiseerd door de plaatselijke Chiro. De voorstelling bestond uit een Hollandse film met in de hoofdrol Tom Manders, een tekenfilmpje, een documentaire over het Vatikaan en de hoofdfilm “Heidi”. De parochiezaal was uitverkocht.
1955 – 22 november : Maria De Laet en Jan De Keersmaecker vanuit Kaniama :
“Hoelang we al in Kongo zijn ? Wel, voor Jan is dat drie jaar en half, voor mij is dat een jaartje minder : ’t is precies nog maar pas gebeurd. Onzen trouw dat is heel simpel en vlug vergaan. Een ongewoon uurtje : ’s avonds om 8.30 uur getrouwd in een klein missiekerkje; we waren er niet minder gelukkig om, integendeel. Voor de wet zijn we vier maand later gehuwd, daarvoor is het Kongo natuurlijk. We wonen nu een 23 km van Kaniama : Kasese genoemd. Jan heeft er zijn jaar stage moeten doen. Wij zelf wonen 3 km diep in de consessie; een heel tapke hoor ! De Kongolezen zijn voor ’t ogenblik aan ’t tabakplanten : sigarettentabak “Kentucky”. Daarvoor hebben ze ook grote droogschuren moeten bouwen. ’s Morgens om 6.30 uur doet Jan het appel. Het werk wordt verdeeld, er is een “capirta” (=chef) die het werk meestendeels nagaat en dan bij Jan verslag uitbrengt. Tussen 10 en 11 uur komen de vrouwen er door met het eten, want de mannen zijn dan nog nuchter. Ze krijgen dan “boekarit” : een soort bloem van maniokwortels, daar maken ze een grijsachtige deeg van, de negers knijpen het dan goed tussen de vingers, dopen het dan nog in een saus, afkooksel van vlees of groenten. Zelfs de kleine negertjes, amper een viertal maanden oud, krijgen er ook hun deel van. Willen of niet : ze moeten slikken; hun moeder duwt het er zelfs in; vandaar wel die overdikke buikjes, echte tonnekens. De negerinnen zelf, dat is dan nog een volkje apart, kleurrijke klederdracht, enfin het staat hun heel goed maar dan gezwegen over sommigen die daar met toespelden in hun oren lopen, zelfs met een kiekenpluim !! We ondervinden dat de mannen heelwat vooruit zijn op de vrouwen. Aan vliegtuigen, elektriciteit, geraken ze niet wijs uit. Het werkvolk, een 32 negers, die wonen allemaal samen in het “kamp”. Ongeveer een 15 gezinnen met daarbij enkele ongetrouwden. We krijgen controle van de Staat om te zien of de hutten zindelijk zijn. Onze naaste geburen wonen op 6 en 5 km afstand : dus geen last van krabbende kiekens of zo !! De legerbasis Kamina daar zijn we nog maar 2 maal geweest. Kamina zelf ligt op 200 km van hier (o.a. voor de tandarts gaan we er naartoe…) en de eigenlijke legerbasis zelf ligt dan nog een 30 km verder. De basis is prachtig om zien. De huizen van de blanken en ook van de negers die op de basis werken zijn modern. Koning Boudewijn hebben we ook mogen begroeten hier te Kaniama op zijn doorreis Luluaburg – Kamina. Pater Overste werd eerst aan de Koning voorgesteld en dan volgden de andere ambtenaren van de Staat. Op de missie hier zijn drie Paters en een Broeder, allen Scheutisten : trouwe bezoekers van den huize. Verder zijn we nog bevriend met de familie Van den Daele uit Leuven die een ultra moderne melkerij besturen. We verwachten hier ook wel eens een kennis van Leest !!! Hartelijke groeten !”
1955 – Woensdag 23 november : K.W.B.-Studiekring.
“Mon Heylen leidde de studiekring van het nieuwe werkjaar. In aanwezigheid van 37 leden werd de vergadering geopend met het arbeidersgebed. Na het welkomswoord werd verder aandacht besteed aan de liederen voor de K.W.B.-avond. Deze liederen zullen begeleid worden door E.H. Onderpastoor, Edward Fierens en Eddy Beterams. Daarna werd er duchtig gekaart.” (“DB”)
1955 – 24 november : Soldaat Milicien Jean SCHEERS vanuit Gent.
“Wellicht hebt u al eerder wat nieuws van mij verwacht uit Gent, doch wij hebben hier drie weken gezeten dat we geen enkele brief mochten versturen, dit ten gevolge van een epidemie die in het Centrum van de Gezondheidsdienst heerste. Tijdens deze epidemie moesten we dagelijks 12 tot 15 pillen slikken en daarbij vijf liter water drinken. In ’t totaal waren er een honderd man die werkelijk aangetast waren door die besmettelijke ziekte. Wat de kazerne betreft : even goed als te Leuven. Ik ben er werkzaam op ’t zelfde bureel. Het gebouw heeft dus aan de dienst niets veranderd. Alhoewel ik het bij het leger niet te kwaad heb, zal ik blij zijn binnen drie maand hier “mijn schup te mogen afkuisen”.
1955 – Zondag 28 november : Teerfeest Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia.
Op zondag 28 november hield de kon. fanfare St.-Cecilia haar jaarlijks teerfeest. Op dat feest waren 107 vrouwen en 162 mannen aanwezig. De smakelijke spijzen werden ten zeerste gewaardeerd en secretaris Gust Lauwers hield de feestrede. De zondag werd besloten met een tombola, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan het kerstfeest voor de kinderen, en een volksbal. ’s Anderendaags was er een mis voor de overleden leden en werd de dag in gezellig samenzijn doorgebracht rond de feesttafel en bij de leden-herbergiers. (DB, nr.33-1955)
1955 – 30 november : Zuster Aleydis (Jeanne De Boeck) vanuit Titulé.
“22 november. – Het werk geregeld en de medicamenten uitgedeeld aan de gehospitaliseerden, begonnen we rond 7.30 uur het dispensarium. De laatste tonen van de gezongen Mis stierven weg, want ook in Kongo wordt de H. Cecilia in ere gehouden of mijn aandacht werd getrokken door een toeloop van volk. Steeds druk bezocht, was er toch een verschil te merken met de andere dagen. Tussen al de zieken die er die dag kwamen, viel mijn aandacht al spoedig op het grote aantal kinderen, allemaal tussen 4 maand en 3 jaar. Steeds wees de thermometer 39,5, 39,8 tot 40 en zelfs 40,4 aan. Er werd steeds bloed genomen in de veronderstelling dat het aanvallen van malaria waren. Ik telde er reeds 16; nog maar eens nageteld : 21 bloedplaatjes lagen er die voormiddag in het laboratorium te drogen, en na onderzoek bleken ze alle positief te zijn. Gelukkig waren er die dag geen kinderen die de stuipen kregen, want de oorzaak daarvan is dikwijls de hoge koorts. Hoe zulke aanvallen van malaria verlopen ga ik u nu in enkele woorden vertellen. Elk kind kreeg een inspuiting. Gewoonlijk mogen de ouders dan met hun kind naar huis gaan, want plaats is er in het hospitaal niet om al die kinderen onder te brengen en daarbij zijn ze er ook niet altijd voor te vinden. Rond 2 uur komen ze dan terug, we weten dan de uitslag van het onderzoek. Bij de meesten is de koorts dan gezakt tot 37,3. Het is dit wat zo verraderlijk werkt want vele vrouwen denken dan dat hun kind genezen is en komen niet meer terug. De behandeling duurt vijf dagen ; daarna zal het afhangen van de algemene toestand van het kind of er nog andere medicamenten moeten genomen worden hetzij om de malaria verder te bestrijden, hetzij om de bloedarmoede die er mee gepaard gaat, te genezen. Hoe staat de zwarte nu tegenover zulke gevallen ? Hier in Titulé –waar ze toch reeds een beetje geëvolueerd zijn, kan men reeds met verstandige moeders te doen hebben, maar toch kan men nog aardige histories beleven. Als illustratie het volgende. Men bracht een kindje van 18 maanden, 37,8° koorts. Een inspuiting en het kind mag naar huis. Een 10 minuten later komt men afgelopen : “Het kind sterft…” – “Neen, het zijn de stuipen.” – We grijpen seffens in, en terwijl we zo aan ’t werken zijn, beginnen moeder en vader te huilen en op de grond te rollen juist alsof het kind reeds dood was. Ik vraag of ze toch willen ophouden want het kind zal genezen. Als de aanval voorbij is wil ik ze in ’t hospitaal houden : hevig geprotesteer. Gelukkig dat wij dan volhouden en het kind toch hospitaliseren. Ook op zondag krijgt men geen zieken in het hospitaal te zien. Dan is het een verlofdag en dan mogen ze sterven. Nu is dat toch al aan ’t beteren. Een gebedje opdat die vele zwarte vrouwen die zo graag hun kinderen zien, toch een beetje naar ons zouden luisteren, is zeker niet te veel gevraagd. Daar durf ik op rekenen.” (“DB”, december 1955)
1955 – 30 november : Soldaat Milicien Louis KEULEMANS.
-30/11/1955 vanuit Aken : “We zitten hier in de kazerne Ronsele. Ik heb de plaats van Jaak De Kock ingenomen en lig op dezelfde kamer als deze waarin hij gelegen heeft. Een schone kazerne. Ik heb er talrijke vrienden van vroeger aangetroffen. Ik ben in de garage als mekanieker. Jaak De Kock krijgt langs deze weg vele groeten van zijn oud-kamergenoten.” (DB)
- 25/4/1956 vanuit Trauen : “We zijn in Trauen op kamp. Al zit ik op een 700 km van Leest, toch vergeet ik u niet. Alles gaat opperbest met mij. Het is hier nog zeer koud. De eerste nacht van dit kamp van 3 weken lag de sneeuw nog 15 cm dik. Van een soldaat die in mei zijn matras keert.”
-Louis Keulemans met zijn verslag over zijn Lourdesreis (11/5/56) : “De dag is aangebroken, misschien wel de mooiste dag van ons soldatenleven. Elf mei, een onvergetelijke dag. Uit alle kazernes in Duistland en België stroomden talrijke soldaten samen om de mooie reis naar Lourdes mee te maken. Twee treinen werden ingelegd om de plus minus 1.500 soldaten naar het kleine stadje in het zuiden van Frankrijk te brengen. Om twaalf uur vertrokken we uit Brussel en ’s anderendaags te 07u30 konden we reeds de basiliek van Lourdes zien staan. Om 8 uur kwamen we in het staion aan waar we dadelijk in de bus konden stappen die ons naar het hotel bracht. Daar konden we ons eens goed opfrissen en wat eten. Te half elf woonden we allen de H. Mis bij die werd opgedragen door een bisschop uit Engeland. We bedankten Maria voor de goed verlopen reis. In de namiddag hadden we de plechtige kruisweg onder leiding van aalmoezenier Willems. Deze wist alle soldaten en burgers te ontroeren door zijn rake woorden die door ieders hart gingen. ’s Avond om 20u30 was het Kaarskensprocessie. Duizenden mensen uit alle delen van de wereld waren samengestroomd om deze indrukwekkende processie bij te wonen. Na nog een laatste groet aan de grot gebracht te hebben, trokken we er op uit om volk van Leest en omliggende te ontmoeten. Dadelijk hadden we er al een paar te pakken. Veel te vroeg was het tijd om te gaan slapen, die dag leek maar een paar uurkens. De volgende dag had er een defilé plaats voor het Graf van de Onbekende Soldaat. Het Leger had heel wat kijklustigen. In de namiddag beklommen we de Pic de Jer tot het hoogste puntje. Honderden meters in de diepte zagen we het stadje liggen. Gans uitgeput kwamen we terug aan in het hotel waar het eten klaar stond : brood met de meter en wijn met de liter. De voorlaatste dag…Uitstap naar Gavernie en Pont d’Espagne. Een dag die ik nooit zal vergeten daar boven in de sneeuw. Onze leuze was : “Steeds hoger”, maar…de mannen die schrik voor hun voeten hadden, konden een ezel huren, maar voor de mannen van Leest was dat niet nodig, die geraakten er zo op. De laatste dag…Plechtige Mis en afscheid aan de grot. Het waren nog vele momenten van innig gebed. Veel heb ik gedacht aan de mannen van de kamer en aan de Leestenaren, ook aan hen die misschien nooit het geluk zullen hebben te Lourdes te komen.” (“DB”)
-Louis Keulemans vanuit Aken, 17/6/56 : “Hier in Aken is het goed. Straks komt hier de koers ‘DRIE LANDENTROFEE’ voorbij in de kazerne. In september vieren we onze bataljonsfeesten. Komen er van Leest geen bezoekers ? Ze zijn altijd welkom ! Toen we op stelling waren, is er een makker, die met mij mee naar Lourdes geweest is, op een boom gereden. Hij ligt nu in het hospitaal. Nog de beste groeten aan alle Leestenaren en soldaten.”
-Louis Keulemans vanuit Aken, 16/7/56 : “Over een veertien dagen was het hier in de kazerne Vlaamse Kermis voor gans het garnizoen. Verleden zondag zijn we naar Monschau geweest. Het is de tweede maal dat ik daar kom. Echt schoon. Wanneer komt DE BAND ? Ik tracht er naar. Deze week kreeg ik mijn tweede kostuum, dat begint af te tellen… Ik ontvang alle dagen de Gazet van Antwerpen. Daar ben ik heel blij mee. Beste groeten aan alle Leestenaren !”
-Louis Keulemans (“DB”,nr.11, 1955), Doornik : “Ik zit hier nu in mijn tweede opleiding bij de tanks, en zal waarschijnlijk naar Duitsland of Leopoldsburg vliegen. Voor een paar dagen heeft het hier ook kaarskensprocessie geweest gelijk in Leest. Gezamenlijk vertrokken de vrijwilligers naar de grot van Alain, en daar werd de H. Mis opgedragen voor alle soldaten, wel 500. Echt schoon, ik ben daar ook nog eens misdienaar geweest. De 28ste november is het hier grote défile : ook bezoek van ouders en familieleden die hun bleuke komen bezoeken. Beste dank aan “De Band” en vele groeten aan alle soldaten.”
Louis Keulemans was te Leest geboren op 15 november 1936. Hij groeide op in de Kouter, in de woning naast en achterin het kasteeltje. Hij is een zoon van ‘Zjang’ Keulemans die vijf kinderen naliet waaronder naast Louis de zonen Gaston, Fons en Frans en één dochter Stans die intrad bij de zusters annonciaden te Huldenberg (zuster Wilhelmina). Louis werkte aan de stad Mechelen als mecanieker en later reed hij er met een schoolbusje. Na zijn huwelijk met Paula Vervoort vestigde hij zich met zijn gezin op de Hombeeksesteenweg te Mechelen, naast Procter and Gamble. Jarenlang zeurde de Amerikaanse multinational om zijn woning over te kopen, het bedrijf wou uitbreiden. Uiteindelijk is Louis gezwicht en is in Bonheiden gaan wonen. Daar is hij uiteindelijk ook overleden. Toen hij op 14 september 2002 de rolluiken van zijn huis wilde omhoog trekken, viel hij plotseling neer, een hartaanval. (Info Raf Selleslagh en Hugo Lauwens)
“Lieve papa, God alleen kent onze felle pijn, omdat je er niet meer bent… Je vertrouwde stap, je hartelijke lach, je vaardige handen en vooral de klank van je stem, waarin zoveel liefde en zorgen lagen voor ons en voor anderen. Je hele leven was gericht naar ons, naar elke medemens op je vele wegen, vervat in duizend kleine, eenvoudige contacten. Je was zo dicht betrokken bij natuur en dieren, als zovele tekens van Gods heerlijke schepping ! De kleur van je geliefde zonnebloemen zal deze herfst stilaan verkwijnen…maar de glans van je leven zal nooit meer vergaan. Met zachte vingers heeft God nu het volgeschreven boek van je aardse bestaan dichtgedaan. Wat blijft in onze herinnering, zullen de mooie bladzijden zijn die jij hebt geschreven, terwijl achter jouw gesloten boek het eeuwige mysterie van de dood blijft bestaan…” (Beklijvende woorden uit zijn gedachtenisprentje)
“Zoals ge u wellicht herinnert, had ik in mijn vorige brief geschreven dat we onze tweede opleiding (voor radio-operateur) in Brasschaat kregen. We waren met 26 Vlamingen, 22 gingen naar Duitsland, de overige vier gingen naar Brasschaat. Bij deze vier man behoorde ook S(a) M(ajesté) Selleslagh, alias Hubert van ’t Schaake. Kwestie van geluk te hebben, niet ? Ons dagelijks werk bestaat er in, de radarpositie na te kijken en van tijd tot tijd mee op oefening gaan met degenen die hun opleiding krijgen als radio-operateur. Zo hebben we dan deze week moeten meehelpen aan een demonstratie voor kandidaat-majoors. Dank aan Milac en beste groeten aan de soldaten !” (“DB”, december 1955)
-Hubert Selleslagh vanuit Brasschaat-Polygoon, mei 1956 : “Het deed me waarlijk genoegen DE BAND opnieuw te ontvangen. Het was zoals de verloren zoon die terugkeerde. Ik weet niet of de anderen ook zo denken, maar volgens mij is hij weeral een weinig verbeterd. Wat mijn soldatenleven betreft het gaat nog steeds zijn zelfde gang…eentonig en al (minder) trager. Deze week heb ik m’n derde wacht geklopt en ’t was nogal een lange, zondagmorgen 10 uur tot maandagavond 6 uur. Deze week hebben we ook nog een demonstratie moeten geven met de radar voor een groep officieren. We hadden weinig geluk want we waren pas vertrokken of onze auto reed tegen een boom. Er waren geen doden te betreuren mar wel een ernstig-gekwetste : de radar… Ik zie met verlangen uit naar het volgend nummer van De Band. Beste groeten aan het Milac-comité en aan mijn collegas-soldaten.” (“DB”, nr. 5 van 1956)
-Hubert Selleslagh vanuit Brasschaat, 19/6/56 : “In de maand mei hebben we een bedevaart gedaan naar O.L.Vrouw van Kapellenbos. Ik kan u verzekeren dat het zeer indrukwekkend was : 400 militairen stapten op, nu eens niet met geweer en rugzak, maar wel met een Paternoster. Om nu eens over de radar te spreken. Tegenwoordig gaan we veel op het terrein. Dat komt omdat er voor de moment twee secties officieren zijn die hun opleiding voor radar-operateur krijgen. De 2de juli vertrekken we voor een dag en een nacht op oefening met de radar naar Aarschot om auto’s te volgen om dan ’s nachts naar het schietveld te komen om er obussen op te sporen. Nog ne goeie dag aan allemaal.” (“DB”, nr.7)
-Hubert Selleslagh vanuit Brasschaat-Polygoon, 18/7/1956 : “Ik denk wel dat alle Leestse soldaten het zullen appreciëren dat Milac-Leest hun dagelijks tijdens de Ronde van Frankrijk een dagblad laat bezorgen. Van harte dank voor dit nieuw initiatief. Wij zijn op oefening geweest naar Aarschot. Ik heb nu voor het eerst een heel klein voorsmaakje van wat een oorlog kan zijn. Een heuvel (waar we langs een zeer smalle en steile helling op moesten) met allerlei diepe putten en grachten, was ons werkterrein. Een kleine oorlog…”
Foto’s :
-De filmaffiche van “Heidi”.
-Gust Lauwers hield de feestrede op het teerfeest van Sint-Cecilia.