Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Kronieken van Leest
    bij Mechelen
    26-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1925 – 19 maart : Voor de vervanging van Isidoor Constant Van Hoof werden er te Leest

                van de elf twee kandidaten veldwachters weerhouden : Jan Theodoor Huybrechts

                en Antoon Eduard Van den Brande.

                Eerstgenoemde zou het pleit winnen.

     

                De burgemeester gaf op 19 maart volgende inlichtingen over de toekomstige

                veldwachter aan de Procureur des Konings :

                “Dezen jongeling, geboren van werkliedenfamilie, trad in dienst bij landbouwer

                Spruyt waar hij werkzaam bleef tot zijn inlijving bij het leger.

                Na zijn dienstvolbrenging trad hij terug in dienst bij Spruyt tot het uitbreken

                van den oorlog, wanneer hij het leger vervoegde.

                Na den wapenstilstand keerde hij weder bij Spruyt.

                Hij is een zeer oppassend dienstknecht, werkzaam, geen dronkaard en kan als

                voorbeeld aan velen dienen.

                Hij is kalm van karakter, en zijn gedrag en zedelijkheid zijn zeer goed.”

                Eduard Van den Brande, de tweede kandidaat, zou op 12 mei naar Kongo

                vertrekken  om daar zijn geluk te beproeven.

                Jan Theodoor Huybrechts was boerenknecht bij de familie Spruyt in de

                Winkelstraat, hij was wees en woonde bij de familie in.

                Later huwde hij de dochter van zijn baas en pleegvader, Serafien, die hem zelf

                ten huwelijk vroeg.

                Theodoor had zelf een aangenomen dochter (Maria Nuytkens), evenals hijzelf

                een wees.

                “Hij was te goed om iemand op te schrijven”, zouden de mensen later over hem

                zeggen.

                Op 30 mei zou Jan Theodoor Huybrechts benoemd worden mits een jaarwedde

                van 4.500 fr. (GR-18/6/1925)

                In 1954 werd hij opgevolgd door Victor Van Hoof.

     

    1925 – 30 maart :

                “Op zondag 29 maart laatst, rond 2 ure 50 namiddag, met het gespan

                rijdende in de Koeistraat aan de woning Louis Vloebergh, in de richting

                van het dorp gaande, werd ik aangereden door eenen auto, die wilde

                voorrijden; ik was aan het spoorgeven, doch den autovoerder gaf mij

                er den vollen noodigen tijd niet voor, daar den steenweg op de plaats waar hij

                mij wilde voorrijden, op die plaats kromming heeft, reed hij mijn rijtuig aan,

                zijnen auto raakte den elektriek paal.

                Den as van mijn gerij is vervrongen, en de ressorts zullen zonder twijfel

                vervrongen zijn.


                Het autovoertuig dat mijn gespan beschadigde, draagt de plaat nr. 83139,

                en werd gevoerd door heer De Beuckelaer, zoon, van Mechelen, Dijkstraat

                nr. 69, te Mechelen wonend.

                Ik heb bij Mr. De Beuckelaer (vader) geweest om mijnen geledene schade

                bij minnelijke schikking te regelen, doch deze wilde niet onderhandelen.

                Getuigenis hiervan kan gegeven worden door : Pieter Jan Baptist Emmeregs,

                landbouwer te Leest, Tinneschuurstraat 6 en dezes echtgenote, dewelke

                achter mij kwamen aangereden en door Louis Vloebergh, metser Koeistraat

                Leest, dewelke de wielspoorindrukken van den auto gezien heeft.”

                Pro Justitia  opgemaakt door burgemeester Theophiel Verschueren

                in opdracht van Alfons Verbergt, een 23-jairge landbouwer uit Hombeek

                (Boskant nr. 119).

                De afloop is ons onbekend.

     

    1925 – In april werd de Tiendeschuurstraat voorzien van elektrische verlichting.

                (GA-7/4/1925)

     

    1925 – 15 april : Jaarlijkse stierenkeuring in het dorp te Leest.

                Dit gold voor de gemeenten Heffen, Hombeek en Leest. De keuring werd verricht

                door de Willebroekse veearts Van Passen.

     

    1925 – 18 april : Brief  van de burgemeester van Leest aan de Provinciegouverneur :

                “...nogmaals neem ik de vrijheid mij tot u te wenden, om eene dringende

                benoeming van veldwachter te vragen, in vervanging van wijlen Mr Van Hoof,

                sedert meer dan 6 maanden overleden...

                Door den langdurigen uitstel komt er ontreddering in den gemeentedienst, de

                velden zijn onbewaakt, en niemand wil de bediening van tijdelijk veldwachter

                aannemen...”

                Zoals hierboven gezegd zou Jan Theodoor Huybrechts op 30 mei officieel

                benoemd worden.

     

    26-02-2012 om 18:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

         

    1925 – Stichting van het Davidsfonds te Leest.

     

                                            DAVIDSFONDS LEEST

     

                Dit gebeurde onder impuls van onderpastoor Cleeren, Jozef Verhavert (een

                propagandist voor het gewest Mechelen) en Alfons Hellemans.

                Laatstgenoemde werd de eerste voorzitter, Lode Verbruggen werd

                penningmeester, Maria Rheinhard secretaresse.

                Andere bestuursleden van het eerste uur : Victor Selleslagh, Flor Meyers,

                August Verlinden en Victor De Laet.

                In het begin was de afdeling Leest ook samengesteld met leden van Hombeek,

                dit tot Hombeek een eigen afdeling kreeg.

                Onder de kenspreuk “voor godsdienst, taal en vaderland” ging het bestuur van

                de culturele vereniging er flink tegenaan.

                Het richtte voordrachten in, 11-julistoeten met medewerking van beide

                muziekkorpsen en de andere plaatselijke maatschappijen, gevolgd door

                spreekbeurten in open lucht of beurtelings in de zalen van Teughels en

                Huybrechts.  

                Concerten door de beide fanfares of gymnastische oefeningen wisselden soms

                de spreekbeurten af.

                Er werden opstelwedstrijden georganiseerd, boerenkrijgherdenkingen,

                declamatieprijskampen, goochelavonden,  bedevaarten, enz...

                Deze declamatierijskampen waren de eerste in heel het Davidsfonds.           

                De eerste voordrachten werden gehouden in de zaal “Sinte Cecilia” bij Theodoor

                Van den Heuvel, later bij de weduwe Van den Heuvel.

                Een ballonnekensprijskamp werd in 1933 –eveneens de eerste soortgelijke

                prijskamp in heel het Davidsfonds- gehouden, die de naam van Leest en het

                Davidsfonds uitdroeg tot aan het Bodenmeer in Zuid-Duitsland.

                Gedurende de tweede wereldoorlog en nog enkele jaren nadien bleef de

                Davidsfondswerking zo goed al achterwege om midden jaren vijftig

                opnieuw in gang te schieten.

                Het nieuwe bestuur van 1956 gaf de vereniging een nieuwe opflakkering,

                een nieuw elan en de organisaties stegen evenals het aantal leden.

                Weerom was Alfons Hellemans voorzitter en zijn medebestuursleden waren

                Cyriel Verbruggen, Maria Rheinhard, Albert Van Rompaey, Hugo Stuyck,

                Frans Van Neck, Hugo Verlinden, Juul De Smet, Mariette De Prins, Madeleine

                Verbruggen en Mariette De Boeck.

                In 1969 kwam, vooral onder impuls van Toon Lamberts, het Davidsfonds

                weer aan zijn trekken. De beweging kreeg een nieuwe injectie en zag haar

                ledenaantal de hoogte ingaan.

                In 1980 zag het bestuur er als volgt uit :

                Voorzitter : Jeroom Verbruggen, Ere-voorzitter : Alfons Hellemans.

                Ondervoorzitter : Maria Dons-Lamberts, secretaris Martin Mollemans,

                Penningmeester Aloïs Hendrickx en actieve bestuursleden Marleen De Prins,

                Pastoor Lornoy, Mia Van Sweevelt-Dewit en Marleen Verschueren.

                Het lidmaatschap gaf toen volgende voordelen : zesmaal per jaar het tijdschrift

                “DF-mededelingen”, gunstvoorvoorwaarden voor speciale aanbiedingen,

                korting op plaatselijke activiteiten en een extra reisservice dank zij Davo Reizen.

                Het nationale Davidsfonds werd in 1875 opgericht met het tweeledige doel

                de alzijdige ontwikkeling van het Vlaamse volk en de verdediging van de

                Vlaamse belangen.

     

     

    1925 –Bureel der Weldadigheid werd Commissie van Openbare Onderstand

    Louis Verbruggen in “De Band”  1956 :

     

    “Voor het jaar 1925 had de Commissie van Openbare Onderstand de naam van “Bureel der Weldadigheid”.

    Ingevolge de wet van 10 maart 1925 op de Openbare Onderstand werden de burelen van weldadigheid afgeschaft en ontvingen de naam “Commissie van Openbare Onderstand”.

    Zij bestaat uit 5 leden, waarvan een lid voorzitter is, die bij geheime stemming door de leden zelf wordt verkozen.

    De leden hebben voor hun ambt geen vergoeding.

    Het administratief werk wordt verricht door de secretaris, Lode Verbruggen en door Alfons Hellemans als ontvanger voor het beheer der fondsen.

    Deze twee laatsten genieten een jaarwedde volgens het aantal inwoners der gemeente.

    Doel van de C.O.O.

    De ellende lenigen en de dienst van de ziekenverpleging der behoeftigen geldelijk regelen.

    Geldelijk beschikt de C.O.O. over de landpachten waarvan zij eigenaar is.

    Indien deze gelden ontoereikend zijn, vraagt zij een jaarlijkse toelage aan het gemeentebestuur.

                (Louis Verbruggen in “De Band” – 1956)

     

     

    1925 – 7 januari : Veearts Van Passen stelde mond- en klauwzeer vast bij vee van

                Jozef De Maeyer uit de Kleinheidestraat.

                Plakschriften met verbod van doorgang werden geplaatst en al het vee in een

                zone van 300 m werd geinventariseerd.

               

    1925 – 19 januari : Doordat de Laerestraat zich in heel slechte toestand bevond,

                verzocht de burgemeester van Leest zijn ambtsgenoot van Hombeek dit

                euvel te verhelpen en de kosten te delen.

                Leest stelde de kasseier Alfons Van de Ven uit Tisselt voor om de

                werkzaamheden te verrichten. Deze vroeg 4 fr per uur.

     

    1925 – 24 januari : Zonsverduistering.

                “We zullen toch ook iets te zien krijgen van de zonsverduistering van 24 januari,

                die in Amerika totaal zal zijn. De verduistering zal waar te nemen zijn tussen 3 en

                4 uur”. (KH-GvM)

     

    1925 – 29 januari : 8 leerlingen van Leest volgden lessen aan de Tekenacademie te

                Mechelen. De gemeentekas nam daarvoor 35 fr per leerling ten haren laste.

     

    1925 – 29 januari – Gemeenteraadszitting –

                -Grafmaker Van den Vondel bekwam opslag :

                “...Overwegende dat de grafmaker het kerkhof in zuiveren en zienlijken staat

                heeft gehouden, dat het getal overlijdens, middelmatig tot 30 per jaar beloopt,

                hij dus voor het delven en vullen van iederen grafkuil 4 franks geniet.

                Dat het dus billijk ware de gevraagde verhooging te verleenen, ingezien hij

                de wegen en het kerkhof voortdurend onderhoudt, besluit de Raad éénparig

                zijn jaarwedde van 125 fr op 250 fr te brengen.”

     

                -“De Voorzitter doet kennen dat eenen ouden treurwilg, welks stam deels

                verrot is, en eenen noteboom, met hunne takken de daken belemmeren,

                licht beletten in de kerk, dreigen om te vallen en alsdan groote schade aan de

                daken en de geschilderde glasramen kunnen veroorzaken.

                Dat in den hof der pastorij zich eenen ouden olmen boom bevindt van 2 meters

                omvang, waarvan den verkoop alsnu nog voordelig is gezien de overdreven

                prijzen van die houtsoort, besluit éénparig machtiging te vragen om bedoelde

                3 boomen openbaar te mogen verkoopen.

                Na uitkapping zou er eenen anderen jongen treurwilg gepland worden op meer

                afstand van het kerkgebouw.”

    26-02-2012 om 18:47 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1924 – Bij Koninklijk Besluit van 26 juni 1924 werd Theofiel Verschueren tot

                burgemeester  der gemeente benoemd.

                Jacobus Theophilus  Verschueren was de zoon van Jan en van Anna Catharina

                Steemans. Hij werd te Leest geboren op 26 maart 1853 en trouwde in 1886 met

                Victoria Selleslagh.

                Theofiel was landbouwer en hij woonde in de Scheerstraat.

                Hij was medestichter van de fanfare “Sint-Cecilia” en bleef voorzitter tot aan zijn

                dood  op 26 mei 1942.

     

    1924 – 28 juli : Het linkerbeen van brigadier-veldwachter Van Hoof werd afgezet tot

                onder de knie.

                “Veldwachter Van Hoof heeft het inzicht na herstelling nog dienst te willen

                doen.”  (GA-5/8/1924)

     

    1924 – 11 september : Mond- en klauwzeer bij vee van Ferdinand Van der Hasselt uit de

                Kapellebaan (Wittehoef).

     

    1924 – I oktober : Alfons Hellemans  werd gekozen uit 21 kandidaten als zesde

                leerkracht voor de jongensschool van Hombeek. (KH)

                Alfons Maria Jozef Norbert Hellemans was te Leest geboren op 28 juli 1901 als

                zoon van koster Louis Hellemans en Victoria Teughels en hij overleed te

                Mechelen op 20 april 1986.

                Hij was sticher-erevoorzitter van de toneelvereniging Rust Roest en van het

                Davidsfonds Leest. Erevoorzitter van club De Luxeduif, voorzitter van de

                B.G.J.G. Leest en van diverse andere sociale en culturele verenigingen.

                “Het verhaal van meester Alfons Hellemans is nu ten einde. Het boek van zijn

                leven is definitief afgesloten, onherroepelijk dichtgeklapt. Een lang verhaal.

                Een boeiende geschiedenis. Een eenvoudig doch schoon leven, een rijkgevuld

                bestaan,dat voor velen veel betekent. Een bestaan vol zaligheden, doorkruist

                met tegenslagen. Veel wel, maar ook veel wee.

                De zaligheid van een welige kroost met een begrijpende liefdevolle vrouw en

                moeder, met kinderen, die haarden zijn van zorg, maar ook bronnen van vreugde

                en trots.

                Rimpelloos en angstenvrij is het leven van dit kroostrijke gezin niet verlopen.

                Ook dit huis kreeg ruimschoots zijn kruis. (...)

                De zaligheid van een mooi beroep was een van de grote genaden van zijn leven.

                (...)

                De palmares van activiteiten en verantwoordelijkheden van Alfons Hellemans

                getuigt van onverdroten ijver en onbaatzuchtige inzet voor zijn medemensen.

                (...)

                Zijn levensverhaal kende de zaligheid van de volksverbondenheid, meer met de

                daad dan met het woord. (...)

                Hij was een sterk gelovig man. Een Vlaming uit één stuk, niet schreeuwig, doch

                overtuigd.

                “Alles voor Vlaanderen en Vlaanderen voor Kristus”, was het symbool van zijn

                verheven idealen.

                Alfons Hellemans was een sympathieke mens, beminnelijk en bescheiden.

                Zijn verhaal was boeiend en blijft het lezen waard. Zijn leven blijft voor velen veel

                betekenen. Zij mogen hem dankbaar zijn, zij voor wie hij baken in het leven was

                (...).” 

                (fragment uit de homilie uitgesproken door prof. Herman Mertens op 25/4/1986)              

     

    1924 – Op 3 oktober overleed in de gemeente veldwachter Isidoor Constant Van Hoof.

     

    1924 – 12 november : Het stoffelijk overschot van de gesneuvelde soldaat Romaan Van

                Mol, geboren te Hekelgem op 28 juni 1890 en gehuwd met Maria Jozefina De

                Bruyne, soldaat van het 11e Linieregiment, werd ontgraven en overgebracht

                naar Willebroek. (GA-28/10/1924)

     

    1924 – 20 november – Gemeenteraad :

                Er werd een speciaal krediet gestemd van 700 fr, zijnde de operatiekosten van

                wijlen veldwachter Van Hoof, ten voordele van zijn weduwe.

     

    1924 – Met 6 stemmen tegen 1 werd Frans Beullens in dezelfde raad verkozen als

                Eerste Schepen, in verganging van T. Verschueren die burgemeester was

                geworden.

     

    1924 – 20 november : De gemeente Leest ging een contract aan met de “Compagnie du

                Nord de la Belgique” betreffende de verlichting van een deel der gemeente.

                (GA-25/8/1927)

     

    1924 – 20 december : Wijziging van de keurrechten op het slachtvlees.

                Vanaf 1 januari 1925 zullen volgende tarieven worden geheven :

                Paarden, ezels, muilezels : per hoofd 8 fr.

                Stieren, ossen, koeien en vaarzen : per hoofd 8 fr.

                Kalveren, varkens, schapen, lammeren, geiten en speenvarkens : per hoofd 5 fr.

                (GR)

     

    1924 – Bevolking op 31 december 1924 : 1709 zielen waarvan 832 vrouwen en 877

                mannen.

     

    1925 – In 1925 werden er in de gemeente 11 huwelijken afgesloten en werden er 56

                geboorten genoteerd waarvan 31 mannelijke en 25 vrouwelijke baby’s.

                Er waren 18 overlijdens.

                130 jongens en 143 meisjes waren schoolplichtig.

                34 kinderen uit de Bist en de Kapellebaan liepen school te Kapelle o/d Bos.

                Zoals de voorgaande jaren werden er weer verscheidene ouders voor de rechter

                gedaagd wegens verwaarlozing van de schoolplicht.

     

    1925 – De wedden van de gemeentebedienden voor 1925 bedroegen :

                sekretaris : 7.200 fr jaarwedde + 1.290 fr bijwedde en vergelding.

                Gemeenteontvanger : 2.100 fr + 105 fr levensduurtoelage.

                De veldwachter ontving 4.500 fr + 225 fr levensduurtetoelage.

     

    1925 – Dat jaar gelastte de gemeente advokaat De Glas om tot een overeenkomst

                te komen met de Staatscommissaris tot de vaststelling van de gemeentelijke

                oorlogsschade.

                Er bleven nog oorlogsherstellingen uit te voeren aan de omheiningsmuren van

                pastorij en kerkhof.

    26-02-2012 om 18:31 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1924 – 10 januari : Overlijden van herbergier, gemeenteontvanger en schrijnwerker

                Noldus Teughels. Hij woonde in “de Roselaer” op het Dorpsplein.

                Het  werkhuis van zijn schrijnwerkerij stond achter het huis en was gebouwd op

                de kerkhofmuur. Later (1927) verbond zoon Theodoor de zaal, die bij het

                woonhuis behoorde, met het werkhuis en maakte er één grote ruimte van, die

                als schrijnwerkerij  én als feestzaal moest dienst doen. Die zaal diende trouwens

                voor alles, zelfs voor politieke meetings.

                Daags voor een teerfeest of toneel werd de scène boven de machines opgebouwd,

                de  tafels gingen langs de kant (daar konden de kinderen op staan) en de feestzaal

                was beschikbaar.

                Om gemakkelijker te kunnen manoeuvreren met het hout dat door de

                zaagmachine moest, had men een gat in de kerkhofmuur gemaakt : de langste

                planken kwamen tot op het kerkhof. Het gat is nog te zien in de muur.

                (LG-blz.283)

                Trien Beullens volgde haar man op als gemeenteontvanger : “ingezien de lange

                jaren trouwen dienst van wijlen heer Teughels, besloot de Raad van de wedde

                aan zijne weduwe te bepalen op de som door wijlen haren man als dusdanig

                genoten, hetzij a rato van fr. 3.400 s’jaars.”(GA-12/1/1924)

     

    Op de foto :

    Achteraan van l. naar r. Joanna Catharina “Trien” Beullens, haar man Arnold “Noldus” Teughels, oudste dochter Marie Teughels en vierde dochter Clothilde.

    Zittend : Theodoor, Frans, Henri en Louis Teughels, zonen van Noldus.

    De foto dateert van kort na de Eerste Wereldoorlog.

     

    1924 – Op 1 februari overleed nog een prominente figuur in de gemeente, burgemeester

                Jaak Bernaerts.

                Van beroep was hij landbouwer, alhoewel hij zichzelf ook wel betittelde als

                “eigenaar”.

                Jaak Bernaerts was gehuwd met Maria Virginie Wouters, een dochter van Carolus

                Wouters en weduwe van Frans Voet.

                Tot in 1894 woonden ze op het Hof ter Haelen, daarna bouwde burgemeester

                Bernaerts zich een huis aan de Sint-Jozefkapel.

                In de gemeenteraadszitting van 23 februari bracht Eerste Schepen Theophiel

                Verschueren hulde aan de nagedachtenis van de overledene en “deed mededeeling

                dat de familie van wijlen Mr Bernaerts, ingevolge zijnen uitgedrukte wil, aan het

                gemeentebestuur overhandigde, ten voordele der gemeente, eenen Rentetitel der

                Belgische schuld van 1.000 franks nominale waarde, 3% 2e Reeks, nr.426026,

                met den coupon vervallende 1 mei 1924, zonder last voor de gemeente.

                Hij stelde voor des Raads dankbetuiging aan de familie te betuigen.”

                In zijn testament liet Jaak Bernaerts ook 2.000 fr na voor de kerk van Leest

                “op last voor de kerk te doen celebreren 2 eeuwigdurende gezongen

                jaargetijden.”

     

    1924 – 9 februari : Schoolhoofd De Leers ontving volgend schrijven van het Leestse

                gemeentebestuur : “Mijnheer De Leers,

                Bij deze verzoeken wij u vriendelijk van voor het toekomende de speelplaats der

                school, voor of na de schooluren, niet meer door uwe kiekens en eenden te laten

                beloopen. De uitwerpsels dezer dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken,

                en, wanneer de kinderen van de gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht

                dikwijls eerst de zitten van de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.

                Het is ook wenschelijk gedurende de schooluren, kinderen van de speelplaats te

                houden, welke de klassen niet volgen.

                Het gerucht op de speelplaats tijdens de klasuren, moet onoplettendheid

                verwekken bij de leerlingen der klas...”

     

    1924 – Op 14 februari schreef de dienstdoende schepen namens het gemeentebestuur naar

                de inspecteur dat Dhr De Leers aan dit verzoek geen gevolg had gegeven.

                “...wij doen Uld deze mededeeling, alvorens maatregelen te nemen...”

     

    1924 – Op 21 februari deed het gemeentebestuur aanvraag om pokstof te bekomen

                “tot het doen van koepokinenting voor 200 kinderen, de scholen dezer gemeente

                bijwonende...”

                De vraag was gericht tot het “Office Vaccinogéne te Cureghem-Anderlecht”.

     

    1924 – 23 februari : Jozef Albert Apers, handelaar-herbergier en eerste plaatsvervangend

                raadslid, benoemd tot werkend raadslid ter vervanging van wijlen Jaak Bernaerts.

     

    1924 – 23 februari : “Constant Voet, Eugeen Keuleers, Jozef Vloeberghen, Jan Baptist

                Beullens, Frans Van Roey en Jozef Verlinden wiens zonen de leergangen in het

                Sint-Romboutscollege te Mechelen volgden, vroegen om een toelage.

                Overwegende dat de gemeente, aangesloten bij het Provinciaal fonds der

                meestbegaafden, voor 1924 daaraan eene bijdrage dient te doen van fr. 253,20,

                gezien den bekrompen geldelijken toestand der gemeente, besluit de Raad

                éénparig de gedane vraag niet te kunnen inwilligen, en de aanvragers aan te

                zetten tot het doen van aanvraag bij het provinciaal fonds voor meestbegaafden.”

               (GR)

     

    1924 – “Bij den dooi van 1, 2, 3 en 4 maart zijn de buurtwegen der gemeente grootelijks

                beschadigd geworden.

                De steenwegen van Leest naar Thisselt, en de Kapellebaan van Steinemolen naar

                Kapelle op den Bosch, twee wegen van groot verkeer, hebben zeer groote

                beschadiging geleden, alhoewel zij in 1923 goed en geheel hersteld waren.

                De schade is grootendeels toegebracht met dooi van begin maart, door de zware

                autokamions.

                De steenwegen van 2-1/2 en 3 meters breedte, zijn bij dooiweder reeds

                beschadigd, bij het verschijnen van het sluitingsbevel der barreelen.”

                (Uit een brief om financiele steun aan de provincie)

     

    1924 – Op 29 maart rond twee uur dertig in de ochternd  werd het huis, gebruikt door

                Jan Edward De Hondt, oorlogsinvalide uit de Tiendeschuurstraat, door brand

                vernield.  

                De aanpalende schuur werd deels beschadigd. Oorzaak van de brand bleef

                onbekend.   

     

    1924 – 22 april : De drie bezitters van motorvoertuigen uit Leest Jan Frans Piessens uit de

                Blaasveldstraat, Hendrik Verbeeck uit de Tisseltbaan en Jan Frans Selleslagh uit

                de Bist, werden ervan verwittigd dat de “commissie, belast met de openeming en

                rangschikking der motorvoertuigen, tot nazicht zal overgaan in de gemeente op

                dinsdag 22 april te 8 ure ’s morgends. De bedoelde bezitters van motorvoertuigen

                worden aanzocht deze voertuigen op gemelde dat tot nazicht aan de commissie

                beschikbaar te houden.” (GA-5/4/1924)

     

    1924 – 24 april : Het Schepencollege gaf  toestemming “tot het daarstellen van

                bovengrondsche telefoonlijnen voor de inwoners Frans Piessens uit de

                Blaasveldstraat en Karel Van Praet uit de Thisseltbaan, uitgaande van den

                spoorweg Mechelen-Terneuzen, en dit op voorwaarde dat de palen zoo dicht

                mogelijk bij de grachten zullen geplaatst worden, om de wegenis niet te

                belemmeren.”

     

    1924 – 28 mei : Jan Edward De Hondt werd, met 7 stemmen tegen 2, benoemd tot

                gemeenteontvanger.

                Hij diende daarvoor 5.000 fr borgtocht te storten “tot waarborg van zijn beheer”.

                Zijn wedde, die niet meer mocht bedragen dan de 6/10de van de aanvangswedde

                van de gemeentesecretaris, bedroeg 2.100 fr. (GR)

    26-02-2012 om 18:26 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1923 – 14 november  - Gazet van Mechelen : Erg auto-ongeluk te Hombeek.

                “Een erg auto-ongeluk heeft te Hombeek plaats gehad. Beestenkoopman V.

                kwam in zijn auto van Mechelen terug, toen in de Dorpsstraat te Hombeek de

                auto op de glibberige weg uitschoof en met groot geweld tegen een gevel

                aanbotste. De bestuurder en twee inzittenden worden gekwetst aan hoofd en

                benen. Een vierde, L.B., pachter te Leest wordt met een schedelbreuk opgenomen

                en verkeerd in stervensgevaar.” (KH)

     

    1923 – 29 december : “...Ter herberge van Henri Teughels, Winkelstraat, werd aan de

                duivenliefhebbers kenbaar gemaakt dat ieder der houders van reisduiven zal te

                betalen hebben 75 centiemen voor zegelrecht van het getuigschrift van

                machtiging, door de burgemeester af te leveren.

                Ook dient een lijst opgemaakt van iedere reisduifhouder met opgave zijner

                duiven, dit voor het register van gemeente en gendarmerie.”

                (GA-29/12/1923)

     

    1923 – Op 31 december telde Leest 1701 zielen.

     

    1924 – 27 mannelijke en 16 vrouwelijke baby’s zagen dat jaar het licht te Leest, verder

                werden er 15 huwelijken afgesloten en gaven 21 Leestenaars de geest.

                135 jongens en 146 meisjes waren schoolplichtig.

                Weer werden verschillende ouders gestraft door de vrederechter wegens

                verzuiming van de schoolplicht.

     

    1924 – De landbouw van Leest in 1924:

                “Rogge : tamelijk goede opbrengst.

                Tarwe : goede opbrengst.

                Haver : mindere opbrengst dan in een middelmatig jaar.

                Gerst : bijna niet meer gezaaid.

                Aardappelen : vroege : van mindere opbrengst dan in een middelmatig jaar,

                voor de late aardappelen was de opbrengst slecht.

                Het vlas was van goede opbrengst en de verkoopprijs was heel hoog.

                Hooi- en toemaatgras waren van goede opbrengst, voederbeet van mindere

                opbrengst dan een gewoon jaar.

                Rapen : van tamelijk goede opbrengst, wortels werden bijna niet meer gezaaid.

                Verschillende stallen in de gemeente werden besmet met mond- en klauwzeer,

                maar veroorzaakten geen sterften.

                (SC-20/8/1925)

     

    1924 – “De lijst der ingeschreven kiezers voor de werkrechtersraad bevat 5 kiezersbazen

                en 38 kiezers-werklieden.

                Kiezers bedienden komen op den lijst niet voor.” (GA-16/2/1924)

     

    1924 – In de gemeente was er dat jaar geen enkele werkloze.

                “Moesten er komen dan zal er een controle ingericht worden, zodanig dat de

                werklozen de gelegenheid niet zullen hebben noch den voormiddag, noch den

                namiddag, werk te gaan verrichten.” (GA-13/3/1924)

     

    1924 – In 1924 werden er avondlessen gegeven in land- en tuinbouw, o.a. over

                veevoeding, grondonderzoek en samenstelling van meststoffen. Het aanleggen

                van fruithoven, boomgaarden en groenteteelt.

                De lessen gingen door op vrijdagen van 18 tot 20 uur in de jongensschool en ze

                waren kosteloos.

     

    1924 – De reisduivenmaatschappij “Recht voor Allen” had haar zetel bij Polfliet in de

                Tisseltbaan, de andere maatschappij “De Luchtreiziger” was gevestigd bij

                Symons in het Dorp. (GA-13/8/1924)

                In 1924 werden er 50 machtigingen verleend aan Leestenaars duivenhouders.

     

    1924 – In 1924 kocht limonadefabrikant Jan Huysmans uit het Dorp een vrachtauto van

                het merk “Ford”.

     

    1924 – Dat jaar werd er intens onderhandeld tussen het bestuur van “Telegrafen en

                Telefonen” (de voorloper van de RTT die in 1930 zou gesticht worden) en het

                gemeentebestuur van Leest over de plaatsing van telefoonpalen.

                Ook tussen electriciteitsbesturen en het gemeentebestuur over de bouw van

                Electriciteitskabines.

     

    1924 – Dat jaar (tot 1936) werd Jozef Cleeren (°1888, +1974) onderpastoor te Leest.

                In 1956 schreef hij De Band vanuit Hoeleden :

                “...Bij mijn aankomst te Leest werden mij op de pastorij twee kamers toegewezen

                langs de hofkant. ’s Morgens, na een eerste rustige nacht, opende ik het venster

                van mijn slaapkamer wijd, maar smeet het met een zeersnelle onbewuste

                beweging weer toe, omdat mijn reukorgaan door een heel verdachte geur (?)

                werd geprikkeld, die voortkwam niet van de hoffelijke bloemen, maar veeleer

                van de liefelijke Zenne, waarvan de wateren door Brussel worden bezoedeld !

                Meestal ging of fietste ondergetekende over Kouter, Bist, Geuzenhoek,

                Tisseltbaan en andere modder- en steenwegen, om terug te keren tot zijn

                paradijselijk lustoord langs Alem-, Blaasveld-, Koe-, Scheer-, Molenstraat en

                andere boulevaars.

                (...)

                Vele herinneringen aan Leest zijn mij bijgebleven. Onder andere en eerst en

                vooral dat de mensen van Leest zulke brave, diepgelovige christenen zijn.

                Zelden heb ik zulke innige en geestdriftige samenwerking gekend tussen

                geestelijkheid en parochianen. Nergens ben ik zulke gewillige, vreugdige,

                opgeruimde, blijde mensen tegengekomen als te Leest.
                De Leestenaren hielden van een goede kermis, van een vettig teerfeest, van een

                pot (of meer) schuimend bier en van Onze Lieve Heer.

                Slechts alle zes jaren kwam er een kink in de kabel : in de tijd van de

                gemeenteverkiezingen ; dan was het geraadzaam niet te veel in de huizen te

                komen, want dan zoudt ge zo met een broodmes de argwaan en de achterdocht

                van de gezichten gekrabt hebben ; dan hadt ge nog alleen vriendschap van de

                zuigelingen en de kleuters. Gelukkig duurde die periode niet lang en het leven

                van elke dag ging dan weer gewoon verder : de mensen gingen ’s zondags naar

                de kerk. De Zenne liep op en af en verpestte de lucht of er niets gebeurd was,

                de boerenauto’s reden ’s dinsdags over de brug en terug en stopten hier en daar

                voor een herberg, om de motor van de nodige benzine te voorzien, de jonge

                pattatten werden gestoken en geleverd, de asperges gebusseld, de bloemkolen

                gesneden of ’s avonds zat heel de familie ronde de grote tafel om de spruitjes

                te kuisen...”

     

                Jozef Cleeren was medestichter van de Leestse Davidsfondsafdeling (1925).

    26-02-2012 om 18:19 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vervolg meester Meyers

     

    In 1976 nam hetzelfde maandblad hem een intervieuw af :

     

    Hoe bent u hier in Leest verzeild geraakt?

    In 1923 las ik in een dagblad dat er in Leest een plaats als onderwijzer open was. Ik had pas m’n legerdienst achter de rug. Mijn familie was van rond Tienen, echte Hagelanders, die met hun bieten in Grazen,Rummen, Kortenaken en Orsmaal bekend stonden.

    Een verre verwant, een zekere Dumont, was hier te Leest wel bekend. Door zijn toedoen kwam die plaats hier aan mij.

     

    Enkele belevenissen ?!

    Bijna 42 jaar, tot in 1964 heb ik de Leestse jeugd onderhanden gehad.

    De belevenissen zijn niet in een handomdraai te vertellen.
    Ik hou veel van de kinderen die bij mij hebben gezeten ook al kennen sommigen me niet meer. De oud-leerlingen die het het verst hebben gebracht zijn natuurlijk het meest dankbaar.

     

    Hoe was de school ?

    M’n collega’s en ik hadden elk een graadklas.

    Leerlingen hadden we genoeg. De Leers was hoofdonderwijzer. Daar hebben we ambras meegehad ! Hij woonde in het schoolhuis en had z’n tuintje waar de leerlingen bonen mochten planten enz.

    In die tijd werden de klassen verwarmd met kolenkachels. Het kolenkot deed evenveel dienst als kippenhok. Je begrijpt wat een soep dat was.
    Selleslagh, mijn collega dat was een man, daar had je iets aan. Spijtig, maar hij is te jong gestorven.

     

    Welke vakken gaf u het liefst ?

    Ik gaf alles graag. Over mijn werk zou ik wel heel veel kunnen vertellen.

     

    Wanneer begon je met schilderen ?

    Reeds in de normaalschool kreeg ik een pluim voor mijn verfijnd werk.

    “Je moet er u op toeleggen” hoor ik mijn tekenleraar nog zeggen.

    Ik volgde dan avondlessen in Mechelen. Mijn leraar was Gustaaf Van de Woestijne ;

    hier hangt nog een copie van zijn werk “het Boerinneke”.

    Ik leerde naar levend model schilderen maar er kwam in mijn onderwijzersloopbaan niet veel van schilderen.

    Het was goed voor later, wanneer ik op pensioen was. En nu is het zover.
    Ik hou van portretten te schilderen maar de laatste tijd hou ik meer van landschappen.

    Ik ben nu een landschap aan het schilderen met een ouderlijk huis voor mensen uit

    Zemst. Het zal mooi worden !

     

    Stan Gobien in 1996 n.a.v. “Reünie van de Leestse Vijftigjarigen” in de speciale brochure:

    “...De jongens kwamen bij meesters Meyers te zitten. Ik herinner mij nog dat hij van bij het begin van het schooljaar controleerde wie zijn tafels van vermenigvuldiging kende en dat hij naging wie na de vacantie nog kon lezen. Wie onvoldoende haalde, mocht na de school overblijven en er waren er veel die hier of daar wat vergeten waren...

    Meester Meyers was een rustig iemand. Hij gaf ons op een degelijke manier taal- en rekenlessen, maar ook landbouw stond op het programma.

    Het eerste lesuur van de maandagnamiddag was er geschiedenis en meester Meyers kon prachtige historische verhalen vertellen. Tijdens die les was iedereen een en al aandacht.

    Voor degenen die wat langer van gestalte waren dan de anderen, zorgde hij voor een speciale bank uit het zevende en achtste studiejaar.

    Toen wij de klas binnenkwamen ging meester Meyers regelrecht naar de kachel en stond daar het laatste van zijn sigaret op te roken tot er bijna niets meer van overbleef.

    Of hij zijn vingeren verbrandde of niet, het peukje verdween tenslotte langs het gaatje van het deksel in de kachel.

    Meester Meyers tekende en schilderde graag. Wie straf kreeg moest als model gaan staan en hij werd geportretteerd door de meester. Wie echt stout was, kreeg een lichaamsstraf.

    Hij moest dan “haartje pluk” ondergaan. Maar alles bij elkaar was dat nog niet zo’n erge zaak...”

     

    Na zijn overlijden publiceerde “De Band” in september 1981 een In Memoriam :

    “Hij was soms streng in de klas, omdat hij van de kinderen hield. Hij wilde immers dat ze konden en wisten wat nodig was voor ’t later leven.

    Hoeveel keer bleef hij niet na de uren in de klas om een paar leerlingen bij te werken ?

    Meester Meyers was lid van VOETSPOOR, de kunstkring van Leest.

    Langs de jaarlijkse tentoonstellingen leerden we het werk van de meester kennen.

    Landschapjes en portretten waren zijn geliefkoosde onderwerpen.

    Hij bracht ons fijn en verzorgd werk, ongecompliceerd, steeds even sfeervol en eenvoudig.

    Reeds in Mechelen, waar hij destijds avondlessen volgde bij Gustaaf Van de Woestijne, was hij bekend om zijn fijn werk.

    Zijn schilderijen waren zijn geesteskinderen en hij kon er moeilijk afscheid van nemen.

    Na een tentoonstelling was hij past gerust wanneer hij zijn werkjes weer veilig en wel bij zich thuis had.

    Hij was steeds bereid om mee te werken, maar ook steeds bezorgd om wat er leefde en roerde tussen de mensen.

    Al was hij van geboorte niet van hier, met hem verdwijnt een graaggeziene echte Leestenaar.  

               De Band”

     

     

    De tekst van zijn  doodsprentje is ook vermeldenswaard :

    “...Hij werd geboren te Kortenaken op 16 november 1902, maar bracht zijn jeugd door te Orsmaal-Gussenhoven.

    Na de normaalschool te Tienen kwam hij in 1923 als onderwijzer naar Leest.

    Gedurende 41 jaren hielp hij de Leestse kinderen de weg te vinden naar de grote-mensenwereld.
    Ongeveer 600 jongens zijn aan hem voorbijgegaan. Ook na de uren hielp hij hen, zodat niemand ooit van bij hem wegging zonder te kunnen lezen.

    De school was zijn leven, want hij hield van de jeugd.

    Dat zag men ook aan de vele kinderkoppen die hij schilderde in zijn vrije uren. Want Flor Meyers wfas ook kunstenaar en zondagschilder.

    Met de fijngevoeligheid die hem eigen was schilderde hij mensen en sfeervolle landschappen in uitgezuiverde kleuren en delikate contouren.

    Hij stond tussen de mensen. Dat maakte hem vele vrienden.

    Ze waardeerden vooral in hem zijn bescheidenheid, want ook dat was een karaktertrek van hem.
    Meester Meyers vond zijn vreugde vooral in zijn gezin. Hij was een trouwe en attentievolle echtgenoot voor  Jeanne, een echte vader voor zijn kinderen Godelieve en Edgard, een goeie grootvader voor zijn drie kleinkinderen Johan, Peter en Patricia.

    Tamelijk snel is hij van ons heengegaan, bij het morgengrauwen van 7 september 1981 in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen, waar hij de avond voordien was heengebracht.

    Bij het leed dat we voelen om de lege plaats in ons midden beseffen wij meer dan ooit met dankbaarheid welk goed mens hij was.

    Zijn oprecht geloof en zijn manier van leven blijve ons een licht op onze levensweg.”

    26-02-2012 om 18:14 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1923 – 20 oktober – Gemeenteraad :  Flor Meyers benoemd tot onderwijzer in de plaats

                van Alfons Hellemans, ontslaggever.

                Meester Meyers haalde het met 5 stemmen tegen 4, er waren 19 kandidaten.

                Zijn wedde : 4.800 fr + 200 fr woonstvergoeding en 600 fr duurtetoeslag.

                                            Floriaan MEYERS

     

    Was geboren te Kortenaken op 16 november 1902. Hij was gehuwd met Joanna Wilms die hem twee kinderen schonk : Edgard en Godelieve Meyers.

    Meester Meyers overleed in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen op 7 september 1981.

    In  het nummer van oktober 1978 van de periodiek “De Band” stelde hij zichzelf voor :

     

    “Evenals meester Dumont ben ik afkomstig uit Orsmaal-Gussenhoven.

    Wel zag ik er het levenslicht niet, want mijn wieg stond te Kastenaken, een gemeente uit de streek van Diest.

    Toen mijn grootouders overleden waren, namen mijn ouders de ouderlijke hoeve over.

    Het staat er nog, een prachtig gebouw maar met ledige paardenstal, ledige koestal, ledige varkensstallen en ledige schuur. Dikke muren ondersteunen het dak.

    Zware eikenbalken, die wellicht eeuwen het dak schragen en die het nog mensenlevens zullen doen, kan men er nog bewonderen.

    Daar groeide ik op als de elfde van de twaalf.

    Ik was zowat de loopjongen, die met de meeste boodschappen werd gelast.

    Het staat me nog zo fris voor de geest. Enkele huizen verder woonde er een kruidenier, die tezelfertijd schoenmaker en boer was.

    In de winkel in houten bakken, lag er suiker, zout, koffie, chicorei en noem maar op.

    Een schutsel voorzien van een schuifraam scheidde kruidenier en klant.

    Een zware koperen bel kondigde telkens een nieuwe koper aan.

    Vlug wipte de schoenmaker recht van zijn stoel, legde behoedzaam de schoen neer, veegde zijn handen over zijn schort en stond meteen in de winkel om het gevraagde te overhandigen. Van hygiëne gesproken ! Die goeie oude tijd.

    Op straat behoefde men niet bevreesd te zijn van auto’s en dergelijke dingen, geen spraak. De weg was aan de jeugd, daar kon men stoeien , zich uitleven, terwijl moeder rustig haar werk verrichtte.

    Telkens ik er terugkeer, sta ik nog in bewondering voor die mooie streek met haar zacht golvende hellingen, waar de rijke graangewassen ruisen in de wind.

    Voor mij is er niets op aarde  mooier dan dit prachtige Haspengouw, een juweeltje, waar de rijke kersen u doen watertanden.

    Daar groeide ik dan op, gelukkige onbekommerde jeugd.

    De lagere school stond niet ver van ons huis. Twee onderwijzers onderwezen er de kinderen. Ik heb er school gelopen tot mijn veertiende jaar.

    Voorlaar ik dacht aan studeren, had ik dus al twee jaar mijn tijd verloren.

    Ik reed naar Tienen met de stoomtram in de winter, in de zomer deed ik het met de fiets.

    Na mijn studententijd en na het vervullen van mijn dienstplicht te Luik, werd ik benoemd aan de gemeentelijke jongensschool te Leest, en over Dumont.

    Op goedvallen uit heb ik er mijn kans gewaagd.

    Ik herinner mij nog het bezoek aan de negen gemeenteraadsleden.

    Alleen had ik die mensen nooit gevonden, maar een bereidwillige jongen vergezelde mij en wees mij de weg. Ik ben er hem altijd dankbaar om gebleven en wij zijn altijd, tot aan zijn dood, dikke vrienden gebleven.(nvdr :Antoon Polspoel)

    Over mijn eerste kennismaking met Leest, met haar hobbelige wegen, bij avond en nacht duistere straten, zo was het toen overal, daar vertel ik u later wellicht meer over. Ja, veel meer.

    Ik vond er een nieuwe thuis. In de Rozelaer, bij Noldus Teughels, voelde er mij als kind van den huize. Over mijn wel en wee aan de school zelf zou ik bladzijden kunnen wijden. Toch wil ik dit nog kwijt. Ik heb er een mens leren kennen waarmee ik bijna mijn ganse loopbaan ben omgegaan, een goed mens, een vrolijke steeds opgeruimde collega Selleslagh Victor.

    Met de twee andere onderwijzers, meester Huysmans en meester Hendrickx heb ik altijd goed kunnen opschieten. Toen ik in 1964 besloot op rust te gaan had ik ten volle 41 jaar dienst.

    600 jongens zijn mij voorbijgegaan.

    Ik heb al de middagen opgeofferd om degenen, die ten achter waren, hetzij in rekenen of in lezen bij te werken.

    Ik ben nu al 14 jaar op pensioen en slijt mijn dagen nu verder in een zalige rust.

           Flor Meyers.”

    26-02-2012 om 18:11 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1923 – 17 februari : De gemeenteraad stemde met 5 stemmen tegen 4 voor de bouw van

                een nieuwe meisjesschool. (GA-31/7/1923)

     

    1923 – 3 maart : De schoolhoofden De Leers en Hellemans ontvingen volgend bericht

                van het gemeentebestuur :

                “Bij omzendbrief van de gouverneur der provincie aan de gemeentebesturen

                gericht wordt medegedeeld dat de pokziekte thans groote verwoestingen aanricht

                in verscheidene landen van Europa, en dat de besmetting waargenomen is in eene

                vreemde plaats nabij onze grens.

                De omzendbrief bevat onder nr. 2 :

                Aan de hoofden, zowel van private als van openbare scholen, kribben,

                kindertuinen enz., aanbevelen slechts kinderen te aanvaarden die gedurende de

                zes laatste jaren werden ingeënt, of die de pokken gehad hebben.

                Gelieve, wat uw school betreft, zorg te dragen, dat er aan het bovengemelde

                voldaan wordt, en bijzonderlijk te zorgen dat de jaarlijkse herinentingen voor het

                toekomende regelmatig plaatshebben en u deswegens met Mr dokter De Becker

                van Thisselt, gemeenteinenter, te verstaan.”

     

    1923 – 24 maart : Dokter De Becker “ziet af van de behandeling der onvermogende

                zieken der gemeente...”

     

    1923 – 28 april : Het Schepencollege benoemde Juffer Rheinhard als tijdelijk

                waarnemdende onderwijzeres in de gemeentemeisjesschool ter vervanging van

                de zieke titularis mevrouw Engels-Troch en Victor Weyts als tijdelijk

                waarnemdend onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool, als vervanger

                van de dienstplichtige Alfons Hellemans.

     

    1923 – Op 8 mei overleed te Leest, rond 18u30 in haar kasteel “de Mot”, Anna Maria

                Jozefina Ghislena Pansius, weduwe Coemans Eugeen Valery. Ze was 73 jaar

                geworden.

                De begrafenis had plaats te Mechelen alwaar zij werd bijgezet in de familiekelder.

     

    1923 – In de nacht van 22 op 23 mei werd er door onbekenden ingebroken in de twee

                gemeentescholen :

                “Rond 2-1/2 u ’s morgens werd Mr. De Leers, onderwijzer, gewekt door het

                gerammel zijner elektrieke deurbel.

                Deze is opgestaan en kort daarna hoorde hij het geronk van eenen vertrekkende

                automobiel aan de school.

                Het gerammel van het voertuig deed veronderstellen dat het voertuig niet in

                goeden staat moet geweest zijn.

                Het moet vertrokken zijn in de richting van Thisselt tot aan de woning van

                wagenmaker Verbeeck, alwaar de lichten aangstoken werden, en de richting naar

                Hombeeck Heike gevolgd werd.

                In de meisjesschool werd over den muur geklommen, een ruit gebroken langs

                welke opening men waarschijnlijk binnen gedrongen is, en de deur geopend.

                In twee klassen dezer school werden verschillige kassen en lessenaars

                opengebroken.

                In de jongensschool heeft men een stoel weggenomen, die aan den

                afsluitingsmuur geplaatst stond.

                Op de koer dezer school bestaat eene staldeur, waar het kiekenkot is, men

                veronderstelt dat men kiekens heeft willen stelen.

                Bij het aanraken der deur is de elektrieke bel in werking gegaan.”

     

    1923 – 1 juni : De Leestse schoolhoofden werden ervan verwittigd dat :

                “vanaf den eersten juni e.k., de nagemelde overwegen op de spoorweglijn

                Mechelen-Terneuzen, op het grondgebied dezer gemeente, niet meer bewaakt

                zullen zijn, en dat de Bareelen zullen afgeschaft worden :

                op overweg nr.3, Kapellebaan, weg naar het Hoefijzer.

                Op overweg nr. 3a, veldbaan tusschen de Kapellebaan en de weg naar de Bist.

                Op overweg nr. 4, aan de woning van Victor Van Herp, weg naar de Bist.

                Op overweg nr 4a, veldbaan op Stuikensveld.

                Op overweg nr. 5b, veldbaan aan boschje Moeremans.  

                Op veldbaan nr. 6a, in de dreef Washer, grooteheide.

                Op overweg nr.6, in de grooteheidestraat, aan de woning Jaak Leemans.

              

                Wij verzoeken Uld. dus vriendelijk van de kinderen uwer school aandachtig te

                willen maken, op het overtrekken der spoorweglijn op bedoelde onbewaakte

                overwegen voor het toekomende

                                   Het gemeentebestuur van Leest.”. 

     

    1923 – Op 5 juli vertrok vanuit Leest een kistje met 2 pistolen en 28 kardoezen, hetzij

                afgestane wapens en schietvoorraad, om via de trein naar een legerdepot te

                Antwerpen verstuurd te worden.

     

    1923 – 26 juli : De Kantonale Opziener van het lager onderwijs maakte bij zijn inspectie

                in de gemeentescholen aanmerkingen nopens de gebrekkige toestand der

                schoolmeubelen en leermiddelen :

                “De ontbrekende leermiddelen en meubelen als banken, enz. voor de

                meisjesschool en deels voor de jongensschool dienen zonder verderen uitstel

                aangeschaft te worden. Ook de gebouwen dienen in goede staat gesteld te

                worden, hetzij door herstelling, hetzij door nieuwe bouwing.

                Aanvraag tot opmakingsplan dient gedaan te worden en het College dient binnen

                de 3 weken aan de schoolopziener afschrift der genomen Raadsbeslissing toe te

                zenden om de staatstoelagen voor ’t onderwijs aan de gemeente niet zien

                onttrokken te worden...”

                (GA-4/8/1923)

     

    1923 – 16 augustus : Frans Coeckelbergh werd benoemd als ontvanger van het

                Weldadigheidsbureel. Hij verving Emiel Meulemans. (GR)

     

    1923 – Op 24 augustus, rond 15u30, veroorzaakte een blikseminslag brand in de woning

                van Edward Van Steenwinkel uit de Kouter.

                Woning en inboedel werden vernield.

     

                Gazet van Mechelen wijdde er ook een artikel aan in de editie van 27/8 :

                “...Vrijdag namiddag rond 4 ure, hing er een zwaar onweer over onze gemeente.

                De bliksem sloeg in op de woning van landbouwer Edward Van Steenwinkel,

                wonende op den steenweg naar Hombeek.

                De woning werd totaal door het hemelvuur vernield.

                Schuur en stalling, welke gelukkig afgezonderd staan, bleven ongedeerd.

                Van den huisraad, die nogal aanzienlijk is, wordt door verzekering gedekt.”

     

    1923 – Zaterdag 25 augustus – Gazet van Mechelen : Uit Leest :

                “In onze gemeente heeft zich een geval van vergiftiging voorgedaan dat gansch

                het huisgezin van landbouwer Van de Sande treft.

                Maandag l.l. had de familie Van de Sande, bestaande uit zes personen, kaas

                gegeten.Dinsdag daaropvolgend gevoelden ouders en kinderen zich ontsteld,

                lijdende aan geweldige pijnen in den buik en aan de maag.

                Vooral de toestand van den 38-jarigen zoon was zorgwekkend, zoodanig dat hij

                woensdag in de geweldigste pijnen overleed.

                Het parket van Mechelen, van het gebeurde verwittigd, heeft een streng onderzoek

                ingesteld en de overblijvende eetwaren aangeslagen.

                De lijkschouwing van den overledene zal wellicht meer aan het licht brengen.”

     

    1923 – Op donderdag 13 september had er een aanbesteding plaats in het gemeentehuis

                voor de levering van schoolmeubelen en leermiddelen (didactisch materiaal) aan

                de meisjesschool.

                Frans Spiessens uit  Hingene sleepte de bestelling in de wacht voor 2.902,64 fr.

                (GA-23/8/1923 en SC-22/11/1923)

     

    1923 – “Bij Ministrieel Besluit van 6 oktober 1923 werd Mevr. Engels-Troch,

                onderwijzeres der meisjesschool, in beschikbaarheid gesteld met wachtwedde

                van 4.800 fr.”

    26-02-2012 om 18:09 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1922 – 19 en 26 februari : Eerste optreden van de nieuwe toneelkring “Rust Roest”

                In de zaal “Van den Heuvel”.      

                Vermeldenswaard : de toegangsprijs bedroeg 3 frank voor genummerde en 2

                frank  voor niet-genummerde plaatsen en de acteursbezetting was gemengd.

                (GvM,28/10/81)

    1922 – 2 maart : De gemeente sloot aan bij het “Provinciaal Fonds der meestbegaafde

                kinderen.”

     

    1922 – Op 25 maart ging de gemeente opnieuw een lening aan. Er werd 40.000 frank

                geleend bij het gemeentekrediet.

     

    1922 – 25 maart : De gemeente weigerde zich aan te sluiten bij de Provinciale- en

                Intercommunale Drinkwatermaatschappij der provincie Antwerpen :

                “Overwegende dat de uitvoering van het ontwerp, groote onkosten veroorzaken

                zal, niettegenstaande de beloofde toelagen van staat en provincie, en dat de

                gemeenteinkomsten niet bestand zijn, haar bij te treden inschrijvingsaandeel

                te waarborgen.

                Bovendien dat de gemeente van goed en drinkbaar water voorzien is...”

     

    1922 – 22 april : Maalder Leonard Lauwers kreeg toelating tot het plaatsen van “eenen

                gazmotor van 25 paardenkracht, met dubbelen gazzuiveraar, van ’t merk

                Schmith.”

     

    1922 – 22 juni : Het beheer van “Telegrafen en Telefonen”, bekwam van de gemeente de

                toelating tot het aanleggen “eener Rijkstelefoonlijn en het plaatsen van 4 palen op

                het openbaar gemeentedomein langsheen de Thisseltbaan uitgaande van den

                spoorweg Mechelen-Terneuzen, naar de woning van Alfons Apers, handelaar

                Leest.”

     

    1922 – 26 juni : De gemeenteraad stemde een krediet van 933 fr, te betalen aan de

                gemeente Hombeek, “tot betaling van schoolbehoeften van kinderen der

                gemeente die de school te Hombeek bijwonen”.

     

    1922 – 1 juli :”...Van den genaamde Pieter Jan Campion, militiaan der klas 1909 van

                het 1e Jagers te voet, nr. 24222 van het stamboek, is tot heden geen nieuws

                ontvangen.

                Alle opzoekingen tot heden gedaan, zijn vruchteloos gebleken.

                Hij moet nog gezien geweest zijn na de gevechten langs de omstreken van Haacht.

                Alles doet veronderstellen dat hij op het veld van eer gevallen moet zijn.”

                (GA)

     

    1922 – 24 juli : Openbare aanbesteding voor de herstelling der buurtsteenwegen.

                Toegewezen aan aannemer Van de Ven uit Breendonk voor 12.670,69 fr.

     

    1922 – 17 augustus : De weduwe Louis Neefs uit de Mechelbaan, ontving van de

                Inspecteur Veearts der provincie volgende onderrichtingen ivm de maatregelen

                die ze diende te nemen tegen de koolziekte :

                “Ontsmetting van de stal, opsluiting der andere dieren gedurende 10 dagen en

                gedurende dien tijd het melk te koken.

                Het mest van den stalling te verbruiken en het andere vee te doen inenten,

                aangezien er over een tiental jaar nog een geval van koolziekte heeft

                voorgedaan.”

     

    1922 – 16 september : Het Schepencollege gaf toelating aan maalder Lauwers tot de

                plaatsing van “ene motor in de maalderij ter vervanging van een stoommachien.”

     

    1922 – In dezelfde zitting van het Schepencollege werd Mejuffer Rheinhard tijdelijk

                waarnemend onderwijzeres benoemd, in vervanging van Alfons Hellemans,

                “militiaan van 1921, ingelijft bij het leter tot vervulling van zijne diensttermijn.”

                Wedde : 4.800 fr en 200 fr woonstvergoeding.

     

    1922 – Op 28 september deed Jan Baptist Robberechts uit de Biest een aanvraag

                “om de speciale korting te bekomen na geledene oorlogsschade tot het verkrijgen

                van een maaimachine met piktoestel.”

     

    1922 – 5 oktober : Landbouwer Pieter J.B. Emmeregs uit de Tiendeschuurstraat vroeg

                deze korting voor de aankoop van een werkpaard :

                “...dezen persoon heeft 2 paarden moeten inleveren aan de Duitschers tijdens

                de bezetting, en een derde paard is bij den aftocht der Duitschers medegenomen

                tot het doen van hun vervoer...”

     

    1922 – Bij beraming van 7 oktober 1922 besloot de Raad tot heffing voor 1922 en

                1923 van :

                40 opcentiemen op de grondbelasting.

                50 opcentiemen op de belasting op dei nkomsten der roerende in België

                aangewende kapitalen.

                50 opcentiemen op de bedrijfsbelasting op de in België gemaakte winsten in de

                nijverheids-, handels- of landbouwexploitaties en op de winsten der vrije

                beroepen, opdrachten of betrekkingen alsook op alle winstgevende bedieningen,

                andere dan voormelde exploitaties.

                Deze heffing genoot goedkeuring bij Koninklijk Besluit van 17/2/1923.

     

    1922 – 21 december : De schoolhoofden De Leers en Hellemans kregen bericht van het

                gemeentebestuur dat :

                “bij beslissing van het schepencollege, de aankopen van brandstoffen voor de

                verwarming der klassen, voor de toekomst, bij kolenhandelaars inwoners der

                gemeente dienen gedaan te worden en niet bij personen andere gemeenten

                bewonende...”

     

    1923 – Dat jaar noteerde men te Leest 41 geboorten, 19 overlijdens en 16 huwelijken.

                Er waren 146 schoolplichtige jongens en 164 schoolplichtige meisjes.

                Zoals vorig jaar waren er weer verschillende gezinshoofden die hunne plichten

                verwaarloosden  en hun kinderen niet naar school zonden, sommigen onder hen

                werden daarvoor beboet door de vrederechter.

     

    1923 – De landbouw te Leest dat jaar:

                “Uit genomen inlichtingen blijkt dat den oogst voor 1923 was :

                voor rogge : van mindere opbrengst dan een gewoon jaar;

                voor tarwe : van tamelijk goede opbrengst;

                voor haver : goede opbrengst;

                de gerst was minder van opbrengst dan van een middelmatig jaar;

                het vlas was van goede opbrengst en werd aan hoge prijzen verkocht.

                De vroege en late aardappelen waren van middelmatige opbrengst.

                Het hooi- en toemaatgras was van goede opbrengst.

                Den voederbeet was van goede opbrengst, doch de andere voedergewassen waren

                van slechte opbrengst.”

                (SC-28/8/1924)

     

    1923 – In de gemeente waren er twee motorvoertuigen : bij Jan Frans Piessens uit de

                Blaasveldstraat “een overdekt voertuig” en bij Hendrik Verbeeck “een

                niet-overdekt voertuig”.

                (GA-3/4/1923)

     

    1923 – “...In de gemeente bestat geen brandweerkorps, noch is er blusmateriaal

                voorhanden.

                Met de stad Mechelen bestaat wel een mondelinge overeenkomst tot hulpverlening

                bij brandongevallen. (Korps gehucht Battel)”

                (GA-24/5/1923)

     

    1923 – De gemeentebegroting van 1923 voorzag een som van 300 fr als vergelding

                “aen den Pokzetter”. (GA-31/1/1924)

     

    1923 – “...In Leest was er slechts één veekoopman aanwezig, namelijk Jan Frans

                Selleslagh uit de Kapellebaan.

                Slachters of beenhouwers zijn er in de gemeente niet aanwezig...”

                (GA-21/11/1923)

     

    1923 – “...Te Leest waren 3 pensioentrekkende oorlogsinvaliden :

                -De Hondt Jan Edward, zonder beroep

                -De Leers Jan Baptist, onderwijzer

                -Pateet Pieter Jan, beambte bij de belastingen.”

                (GA-17/1/1923)

     

    1923 – 12 januari – Gazet van Mechelen : Uit Leest.

                “...Zondag 14 januari ten 10-1/2 ure voormiddag, belegt het Christen Syndicaat

                van Sp. P.T.T. en Z. hier eene algemeene vergadering in het lokaal “de Proef”

                bij de heer Jan Huysmans, Leest-Dorp.

                De heeren Doms, Suetens en Saerens zullen er het woord voeren.

                Alle hand- en geestesarbeiders worden verwacht !”

     

    26-02-2012 om 11:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1922 – In dat jaar zou men te Leest 44  geboorten noteren, waarvan 23 baby’s van het

                mannelijke en 21 van het vrouwelijke geslacht. (Er waren 3 doodgeborenen,

                allemaal jongetjes)

                Er werden 12 huwelijken ingezegend en er waren geen echtscheidingen.

                14 Leestenaars kwamen te overlijden, waarvan 4 van het vrouwelijk en 10 van het

                mannelijk geslacht.  

                Het aantal kindereren voor het schooljaar 1922-23 beliep tot 322.

                “Verschillige gezinshoofden werden veroordeeld voor onregelmatige

                schoolbijwoning hunner kinderen.”

     

    1922 – Landbouw: (te Leest)

                “Uit genomen inlichtinging blijft dat den oogst voor 1922 was :

                voor rogge, van mindere opbrengst dan een gewoon jaar ;

                voor tarwe, van tamelijk goede opbrengst;

                voor gerst en haver, van slechten opbrengst;

                den aardappeloogst was van goeden opbrengst;

                het vlas was mislukt;

                het hooigras was van slechten opbrengst en het toemaatgras van minder dan een

                middelmatig jaar;

                beet en voedergewassen waren zeer slecht van opbrengst.

                De overgroote droogte is den oorzaak van de mislukking van het grootste deel

                der oogstgewassen geweest.”

               (SC-13/9/1923)

     

    1922 – Stichting van de Boerinnenbond. (KVLV).

     

     

                                    BOERINNENBOND (K.V.L.V)

     

    In 1922 werd in het lokaal “het Brughuis” de boerinnenbond gesticht onder impuls van pastoor Beuckelaers, Victor De Laet en de juffrouwen Hellemans en Willems uit Leuven.

    Mathilde Hellemans was de eerste voorzitster.

    Ondervoorzitster werd Antonia De Boeck-Spoelders en schrijfster Leonie Huys.

    Andere bestuursleden van het eerste uur : Julie De Laet-Muyldermans, Bertha Polspoel-Patteet en Alida Hellemans-Scheers.

    Onderpastoor Cleeren (° 1888, + 1974.) was de eerste proost.

    De driemaandelijkse vergaderingen gingen door in de zaal bij Jef Apers en op het programma stonden een godsdienstig woord, een voordracht en als ontspanning werden kluchtliederen gezongen door sommige van de leden.

    Enkele jaren later werd te Leuven de B.J.B. gesticht en Leest was een der eerste dorpen met een eigen afdeling. Van toen af werd het ontspanningsgedeelte  op de Algemene Vergadering door hen verzorgd.

    De gilde groeide, de zaal Apers werd te klein en men moest verhuizen naar Teughels en later nog was men verplicht omwille van de oorlogsomstandigheden te vergaderen in klaslokalen en ook al eens bij Frans Huybrechts.

    Ter gelegenheid  van het 25-jarig bestaan werd de kapel in de Juniorslaan opgericht.

    In 1946 kwam pastoor Coosemans naar Leest. Hij zorgde spoedig voor een ruimere vergaderzaal,de thans bestaande parochiezaal.

    Het was toen dat juffrouw Rheinhard én de taak van voorzitster én van schrijfster op zich nam.

    In die periode kwamen uit Leuven richtlijnen om de werking uit te breiden tot alle vrouwen.

    De boeren- en tuindersvrouwen zouden langs technische lessen meer inzicht krijgen in hun stand- en beroepsbelangen.

    Toen wisselde de organisatie van naam, in plaats van Boerinnenbond werd het Parochiale Vrouwengilde en in die jaren kende de gilde een geweldige bloei.

    Bij de viering van 35-jaar op 5 juli 1959 noteerde men 200 leden.

    In 1966 werd door het bisdom Frans Lornoy aangesteld als pastoor te Leest, hij werd meteen de nieuwe proost.

    Mevrouw Alida Hellemans-Scheers werd voorzitster en Mevr. Marie Polfliet-De Prins schrijfster.

    Hilda Vloebergh – Silverans werd verantwoordelijke voor de speciale actie voor de jonge gezinnen.

    Ter gelegenheid van het 50 jaar bestaan organiseerde de Leestse gilde een luchtdoop naar Rome. 49 personen namen daaraan deel.

    De jubelviering ging door op 24 september 1972 met een tentoonstelling van oud alaam, tijdschriften en allerhande feesten.

    Rond die tijd was men te Leuven tot de algemene benaming gekomen van K.V.L.V. (Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen)

    In 1982, bij het 60-jarig bestaan, telde de vereniging 230 leden.

       

    (Alice De Prins in een brochure ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan)

     

    26-02-2012 om 11:34 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1921 – 12 augustus : Burgemeester Bernaerts verzocht de Provinciale Bouwmeester om

                de herstellingen aan de gemeentelijke jongensschool uit te voeren en deze aan de

                meisjesschool te verdagen :

                “...de gebouwen der meisjesschool zijn in 1879 met de giften en opofferingen van

                Katholieke personen opgeeischt op den eigendom en toestemming van Mr. Gillis

                Kuinders van Brussel, welke overleden is en ten kadaster komen zij op naam

                dezer familie dus voor.

                Bij onze kennis bestaat geen de minste bewijs als titel voor de gemeente.

                Mijnheer Bernaerts, burgemeester, heeft dikwijls  bij Madame Gillis

                aangedrongen, tot den afstand der schoolgebouwen en grond aan de gemeente

                waarvoor men beloofde te zorgen.

                Mme. Gillis is sedertdien komen te sterven en den toestand schijnt ons

                onveranderd gebleven.

                In die voorwaarden bevindt de gemeente zich in moeilijke toestand.

                Herstellingen doen als die welke voorgeschreven zijn, aan gebouwen op naam

                van derden, is overbodig, zelfs niet toestembaar wettelijk.

                De besluiters tot uitstel is den last opgelegd van onmiddellijk onderhandelingen

                aan te gaan met de familie Gillis-Kuinders om toestemming tot herstelling

                of afstand  van die schoolgebouwen en grond te bekomen...”

     

                “...Deze gebouwen zijn door de welwillendheid en met bijzondere toestemming

                en hulp van wijlen Mijnheer Gillis Kuinders tijdens den schoolstrijd van 1879

                opgericht geweest...”

                (GA-2/12/1922)

     

    1921 – 11 oktober : Bij landbouwer en herbergier Egied J. Polfliet brak brand uit.

                Zijn huis en een gedeelte van zijn inboedel werden vernield.

                De brand zou veroorzaakt zijn door de schouw.

     

    1921 – 15 oktober : “Gezien de brug voor voetgangers, liggende over de

                Steinenmolenbeek, voor den Kerkweg, van de Koeistraat naar het hertsveld

                gevaarlijk wordt tot overgang, daar de platen versleten zijn, besluit het

                Schepencollege éénparig tot de herstelling van dit brugske over te gaan op

                kosten der gemeente.”

     

    1921 – 27 november : “Provincieverkiezing. Het kiezerspotentieel van de gemeente

                Leest zag er als volgt uit : 466 kiezers-mannen voor de Kamer, 459 mannelijke

                en 429 vrouwelijke kiezers voor de gemeente.”

                (GA-19/12/1922)

     

    25-02-2012 om 18:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1921 – 8 juli : De gemeenteraad stemde een toelage van 100 fr voor de vrije

                volksboekerij der gemeente.

                “Bij deze beraming is machtiging gevraagd om die boekerij te mogen inrichten

                in eene afhankelijkheid der gemeente meisjesschool.”

                (GA-13/8/1921)

        

                Die machtiging kwam er en de boekerij werd ingericht in de lokalen der

                toenmalige meisjesschool in de Kouter. (het latere parochielokaal)

                Op 1 januari 1923 waren er reeds voor 640,66 fr uitgaven verricht en beschikte

                de boekerij op dat moment over 173 boeken.

                Enkele citaten uit de “Inwendige verordening van het bestuur”.

                “Art.1 : De boekerij wierd ingericht door den Vlaamschen Studiekring van Leest.

                Zij wordt bestuurd door het bestuur van den studiekring, dat samengesteld is uit

                vier leden, te weten : den geestelijken bestuurder, den voorzitter, den

                ondervoorzitter en den schrijver.

                Art. 6 : In de keus der boeken zal het bestuur niet uit het oog verliezende dat de

                Boekerij uitsluitelijk ingesteld is om te verzedelijken en te onderwijzen, alle

                werk, dat niet tot dit doel zou strekken, ter zijde stellen.

                Art. 8 : Bij het te niet gaan van den studiekring gaat het bestuur der boekerij over

                in  de handen der commissie van de boerengilde, afdeling van den Belgischen

                Boerenbond van Leuven, bij het te niet gaan der boerengilde gaat het bestuur

                over in handen der parochiale geestelijkheid van Leest.”

                De officiële benaming zoals vermeld op het zegel was “Studiekring Volksboekerij

                Leest”.

                De Leestse studiekring werd gesticht door de toenmalige onderpastoor Bernard

                De Groef en had als doel de bevolking te onderrichten.

                Dit gebeurde door in herbergen lessen te geven voor geinteresseerden.

                Lesgevers waren o.a. meester A. Hellemans die spraakkunst gaf, meester V.

                Selleslagh  voor rekenen en onderpastoor De Groef voor godsdienst en algemene

                vorming.

                De ondertekenaars van het boekerijreglement waren : Bernard De Groef

                (onderpastoor te Leest van 1919 tot 1924), een vurig liturgist die ooit weigerde

                een misviering te beginnen omdat er onvoldoende misdienaars waren, als

                geestelijk bestuurder en bibliotecaris ad interim, (niemand bezat op dat moment

                het officieel diploma van bibliotecaris, en een priester mocht deze functie

                waarnemen) Viktor Selleslagh als voorzitter, Theofiel Spruyt als ondervoorzitter

                en schrijver Alfons Hellemans. Laatstgenoemde verrichtte van in het begin tot bij

                het verdwijnen der boekerij (1946) het werk van biblioecaris.

                In 1923 behaalde meester Hellemans het officiële diploma van bibliotecaris.

                Latere bestuursleden waren Victor De Laet, onderpastoor Cleeren en Maria

                Rheinhard.

                Op 6 januari 1928 werd de Leestse boekerij lid van de “Katholieke boekerij

                Antwerpen”.

                De boeken werden aangekocht met subsidies van gemeente, provincie en staat.

                Ook waren er heel wat schenkingen.

                Het leesgeld bedroeg 10 centiem per 14 dagen en men betaalde 10 centiem

                boetegeld per week achterstel. Lidgeld bestond niet.

                De eerste uitleningen gebeurden op 10 september 1922 en de zitdag was

                zondagvoormiddag .

                Op 1 januari 1923 hadden al 87 mannen en 49 vrouwen gebruik gemaakt van de

                Leestse bibliotheek.

                Later kon de jeugd boeken lenen op vrijdag vanaf 17u30 want er werden

                jeugdboeken aangekocht, waardoor het aantal uitleningen gevoelig steeg.

                In 1925 werden 947 boeken en/of tijdschriften uitgeleend, in 1937 waren er dat

                885 stuks. Te Leest werd gelezen.

                In 1943 bedroeg het aantal ingeschreven boeken 1059.

                Toen kwam de oorlog, de boekerij bleef weliswaar geopend tot 1946 maar er

                kwam sleet op.

                Vele boeken waren verouderd en ht meubilair diende aangepast.

                Geld was er niet te veel, een nieuwe tijd was in ’t zicht.

                Er werd gepoogd opnieuw te starten, o.a. met Jan De Decker maar er kwam geen   

                wind in de zeilen.

                In de jaren vijftig moest van de toenmalige pastoor Coosemans het lokaal waar de

                boekerij gehuisvest was gedeeltelijk ontruimd worden, de boeken werden

                overgebracht naar de nieuwe chirolokalen tegen het kerkhof alwaar ze in de

                vergetelheid raakten.

                Een aantal werd gelukkig gered door Guido Hellemans, de rest wellicht

                vernietigd...

                (G. Hellemans – DB-december 1983)

     

                In 1984 vroeg Gust Emmeregs, naar aanleiding van het agendapunt dat de

                verbouwing en uitbreiding van het Mechelse bibliotheekcomplex goedkeurde

                hoever het stond met de plannen voor een afdeling van de bibliotheek in Leest.

                Goed nieuws voor de Leestenaren, die bibliotheek zou er komen.

                De plannen voor de bouw van een filiaal in het oud-gemeentehuis van Leest

                waren rond, en wachtten nog enkel op de goedkeuring van de Mechelse

                brandweerkommandant Hendrickx.

                (DMW-1/3/1984)

                Op zondag 11 oktober 1987 kreeg Leest een nieuwe uitleenpost van de stedelijke

                Openbare Bibliotheek van Mechelen. Het was voor de hoofdbibliotheek de 19de

                uitleenpost op een andere locatie en werd ondergebracht in twee lokalen naast het

                vroegere gemeentehuis (het vroegere schoolhuis), Ten Moortele 1bis.

                Het postkantoor diende daarvoor verplaatst te worden naar het vroegere

                gemeentehuis.

                Een belangrijke gebeurtenis voor Leest zei burgemeester Joris in zijn

                gelegenheidstoespraak. Een belangrijke opdracht ook voor de scholen in Leest

                om de kinderen de weg naar de bibliotheek te wijzen. Vlaanderen heeft lezers

                nodig  en lezer wordt men pas na vele jaren, aldus de burgemeester.

                De Leestse uitleenpost telde zo’n 6.000 boeken ondergebracht in een 20-tal

                rubrieken.

                De bibliotheek van Leest was open elke zondag van 10 tot 12 uur en  elke

                donderdag  van 15 tot 18 uur.

                Het lidgeld bedroeg 100 frank per jaar en leden onder de 14 jaar dienden

                niks te betalen.

                (GvM,13/10/87)

    25-02-2012 om 18:21 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1921 – Op 15 maart 1921 stierf er nog een Leestenaar ten gevolge van de oorlog.

                Petrus Alfons Van Hoof was te Leest geboren op 6 mei 1894 als zoon van Frans

                Eduard en van Maria Louise “Wiske” Huys.       

                Zijn ouders baatten de herberg “In de Groene Linde” uit op het Dorpsplein.

                Fons diende bij het 14e Linieregiment.

                Nadat bij de familie Van Hoof een bericht was toegekomen dat hun zoon Theofiel

                was gesneuveld, werd Fons, die door het oorlogsgas was aangetast, uit een

                hospitaal naar huis gebracht als invalide.

                In feite ontbreeekt zijn naam op de arduinen gedenksteen van 1920.

     

    1921 – 2 april – Gemeenteraadszitting :

                Pieter August Cnops, voorzitter van het Bureer der Kerkmeesters van den H.

                Nicolaus, ontving “de Burgerlijke medalie van 1e Klas”, voor zijne diensten

                gedurende ruim 25 jaar bewezen.

                Grafmaker Petrus Spruyt werd vervangen door Hendrik Gregoor Van den Vondel,

                een landbouwer uit de Scheerstraat.

                Jaarwedde : 125 fr.

     

    1921 – 24 april : Gemeenteraadsverkiezing

                Er waren twee katholieke lijsten, namelijk :

     

                Lijst nr. 1 met:                                                           Lijst nr. 2 met :

                Verschueren, schepen, aftredend                 Bernaerts, burgemeester,aftredend

                Beullens, aftredend raadslid                         Verbergt J.B., schepen, aftredend

                Lemmens Marcelin                                       Selleslagh J.,raadslid, aftredend

                Polspoel Alfons R.                                          Van den Brande K.L.,raadslid,aftr.

                Busschot J. Prosper                                       Apers Jozef A.,raadslid aftr.

                Piessens Jan Frans                                         De Maeyer Frans Jozef

                De Wit Jan T.                                                 Van Boxem Jaak Edmond

                Apers Frans Alfons                                        Leemans W.Lodewijk

                Nuytkens Jan Louis                                        Spruyt Jan Baptist

     

                Op lijst 1 (“Blekken”) zouden worden verkozen :

                Th. Verschueren (die eerste schepen zou worden) 79 stemmen

                Frans Beullens 283 stemmen

                Marcelin Lemmens 430 stemmen

                Alfons Polspoel (werd tweede schepen) 443 stemmen

                M.J.Prosper Busschot 429 stemmen.

     

                Op lijst 2 (“Sussen”) :

                Jaak Bernaerts (bleef burgemeester) 65 stemmen

                Jan Bt. Verbergt 333 stemmen

                Joseph Selleslagh 392 stemmen

                Karel L. Van den Brande 405 stemmen.

                (GA-29/4/1921)

     

    1921 – De zitpenningen, aan de leden der burelen bij de gemeenteverkiezing te betalen,

                bedroegen 20 fr voor de voorzitters en 10 fr voor elke bijzitter en sekretaris.

                (GR-2/4/1921)

     

    25-02-2012 om 18:16 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1920 – 13 november : Het Schepencollege ging over tot de opening van de ingekomen

                biedingsschriften, tot het leveren van 25 schoolbanken van 2 zitplaatsen voor de

                gemeentelijke jongensschool.

                Arnold Teughels uit Leest en Jozef Teughels uit Hombeek kregen de toewijzing

                mits 2.375 fr.

     

    1920 – 13 november : In dezelfde vergadering kreeg Emiel Polfliet toelating tot

                “plaatsing in zijn werkhuis van Naphtemotor van 3 paardenkracht tot het

                schagen en draaien van hout.”

                (Emiel Polfliet was wagenmaker)

                Een toelating was er ook voor schrijnwerker Noldus Teughels “tot plaatsing van

                Naphtemotor van tien paardenkracht, tot beweging van schaaf, zaag en

                draaitoestellen voor hout.”

     

    1920 – In november werden plakschriften uitgehangen om wapens en schietvoorraden in

                te leveren.

     

    1920 – 27 november : Alfons Hellemans werd, met vijf stemmen op vijf, benoemd als

                onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool.

                Jaarwedde : 4.800 fr + 200 fr verblijfsvergoeding.

     

    1920 – “...Op den 12 en 13e december 1920 is er te Leest, Koeistraat, in eene danstent

                bal gehouden geweest, ondanks verbod van de overheid.

                Initiatiefnemer was Petrus Verbeeck, wagenmaker en herbergier.”

     

    1920 – 31 december : Jan Baptist De Leers en Isidoor C. Van Hoof werden aangeduid om

                de volkstelling te doen.

     

    1920 – 31 december : Leest telde 1.688 zielen, waarvan 864  van het mannelijk en 824

                van het vrouwelijk geslacht.

     

    1921 – De kosten van “eeuwigdurende vergunning van begraafplaats op het kerkhof te

                Leest” bedroegen 150 fr per vierkante meter, waarvan 100 fr de gemeente ten

                goede kwam, de overige 50 fr was bestemd voor het weldadigheidsbureel.

                “Voor het plaatsen van een lijk wordt gevraagd om 2 m lengte op 0,90 m

                breedte en 2 m op 1 m.”

                (GA-25/4/1921)

     

    1921 – Het getal ingeschrevenen voor de nationale militielichting van 1921 beliep tot 21.

     

    1921 – “Het getal kinderen dat te Leest kosteloos onderwijs genoot bedroeg voor het

                schooljaar 1921-22 :

                voor de jongens 84 (en 47 kosteloos gedoogde)

                voor de meisjes 67 (en 30 kosteloos gedoogde)

                28 woonden de school bij te Hombeek, waarvan 9 kosteloos rechthebbenden en

                19 kosteloos gedoogden. Van deze laatsten betaalde de gemeente ook de

                schoolbehoeften aan de gemeente Hombeek terug.” (GA)

     

    1921 – Dat jaar besteedde de gemeente Leest 13.920 fr aan wegeniswerken.

     

    1921 – Landbouw in 1921 :

                “Uit genomen inlichtingen blijkt dat den oogst van dat jaar was als volgt :

                Voor rogge van middelmatige opbrengst ; voor tarwe van minder opbrengst dan

                een gewoon jaar ; voor gerst, haver en vlas, van zeer slechten opbrengst ;

                de aardappeloogst was van zeer slechten opbrengst, de opbrengst van hooi was

                zeer slecht, en voor het toemaatgras een weinig beter dan voor het hooi.

                Beet- en voedergewassen ontbraken ; deze waren tengevolge de overgrote

                droogte geheel mislukt, en het gemis aan dit voeder, heeft de landbouwers

                veel gevergd, tot voeding van hun vee.”

                (SC-24/8/1922)

     

    1921 – De wedde van de gemeentesecretaris beliep dat jaar 5.922,91 fr.

                (GA-28/7/1923)

    25-02-2012 om 18:10 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1920 – Op 5 juni 1920 verbleven er nog 2 vluchtelingen in het dorp : Cyriel Van Neste,

                handarbeider en zijn echtgenote Flavia Messiaan, beiden uit Moorslede.

                Ze verbleven in de Winkelstraat.

     

    1920 – 25 juni – De Volksstem : “Werkongevallen te Mechelen

                Een drijtal werkongevallen deden zich op een paar dagen voor in de groote

                werkhuizen der Nationale Maatschappij van Spoorwegen (Arsenaal).

                ...

                Vrijdag namiddag rond 4 ure, was de 29 jarige werkman De Decker Jozef,

                wonende te Leest in de Tinneschuurstraat, dewelke er bij het verplaatsen

                van een zwaar stuk ijzer den linkervoet werd geplet.

                De gekwetste werd ter verzorging naar het gasthuis overgebracht.

                Zijn toestand blijkt gelukkig niet ernstig te zijn.”  

     

    1920 – 8 juli : Mathilde Hellemans werd benoemd tot onderwijzeres-schoolhoofd,

                Irma Ackermans tot onderwijzeres.

     

    1920 – 31 juli : “...De verminkte soldaat Jan Frans Verbruggen ontvangt het

                oorlogskruis alsmede het Eereteken van Ridder der Leopoldorde met palm

                en het brevet.”     

     

    1920 – 21 augustus – De Volksstem :

                Vergiftiging te Capellen ten Bosch – Een doode, vier doodelijke zieken

                Het parket van Brussel onderzoekt eene geheimzinnige vergiftigingszaak te

                Cappellen ten Bosch. Tot hiertoe is er een persoon dood en zijn er vier

                doodelijk ziek.

                Ten donderdag morgen de hoeveknecht JULES LAUWERS, 19 jaar van Leest, op

                de hoeve kwam van pachter Andries, te Cappelle-ten-Bosch, vond hij Andries,

                zijne vrouw, zijne moeder en zijne twee dochters, 14 en 10 jaar oud, ten prooi

                aan verschrikkelijke pijnen. Hij verwittigde geburen, die Dr. De Keersmaeker van

                het dorp en Dr. Muyldermans van Hombeek liepen halen, maar toen deze kwamen

                was de 14-jarige Constance reeds overleden.

                Dank aan de spoedige zorgen kon men de andere slachtoffers in het leven houden,

                maar de toestand van de moeder en haar 10-jarige dochter blijft wanhopig.

                Men weet nog niet wat de oorzaak is van het drama.

                Het parket is donderdag namiddag ter platse geweest.”

     

    1920 – 18 september : “...De oud-strijders der gemeente hebben hunne vlag ingehuldigd.

                De gemeente verleende daartoe 1.000 fr toelage.

     

                Op dezelfde dag had in de kerk eene plechtige mis met gelegenheidssermoen

                door den Eerw. Heer onderpastoor plaats. Deze plechtigheid werd bijgewoond

                door de plaatselijke overheid.

     

                Na de kerkelijken dienst werd de gedenksteen onthuld aan de gesneuvelden,

                opgericht en geplaatst in de muur der kerk.

                Een gelegenheidstoespraak werd gehouden door den Eerw. Heer onderpastoor

                in zijne hoedanigheid van deelnemer aan den oorlog op ’t front.

            

                De gedenksteen in arduin met omlijsting bevat de namen der gesneuvelden dezer

                gemeente, namelijk : De Borger Frans, Fierens Ivo, Geerts Jan, Hieckeleers

                Alfons, Huys Jan Frans, Jacobs Louis, Roelants Jan Victor en Van Hoof Theofiel.

                De plaatsing dezer gedenksteen vergde een uitgave van 1.600 fr.

                Daarvan werd 1.374 fr gedragen door giften van inwoners en het tekort 226 fr

                persoonlijk door burgemeester Bernaerts.

     

                De Eerw. Heer pastoor overhandigde dan aan de plaatselijke overheid de

                doodsbeeldekens met foto dezer gesneuvelde strijders.”

                (GA-17/1/1923)

     

                Toen het monument werd ingehuldigd was Petrus Alphonsius “Fons” Van Hoof

                nog in leven.

                Nadat bij de familie Van Hoof een bericht toegekomen was dat hun zoon Theofiel

                was gesneuveld, werd Fons, die door het oorlogsgas was aangetast, uit een

                hospitaal naar huis gebracht als invalide.

                Hij zou overlijden op 15 maart 1921.





    25-02-2012 om 18:04 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                Op de foto : de meesters van de jongensschool.

                Van l. naar r. : Victor Selleslagh, Flor Meyers, zittend Jan Baptist De Leers en

                uiterst rechts Constant Huysmans.

     

     

     “...Onze meester, men kan er van zeggen wat men wil, maar voor de jongens van zijn school, in het bijzonder van zijn klas, had hij toch wel een boontje voor.

    Iedere morgen, na het gebruikelijke gebed en de uitvoerige verslagen over de oorlog, kregen we van hem een koekje met vitamines. Echte koekjes !

    Ze waren natuurlijk ter handgesteld door het Rode Kruis van België. De Duitsers stonden zulks wel toe, tot gezondmaking van onze jeugd en verbetering van het Germaanse ras.

    Vroeger kregen we al vitamines, zo van die bruine doorschijnende bolletjes, waarin men de levertraan kon zien zwabberen.

    Geen mens die ze lustte, of liever mocht, daarom werden ze door onze meester eigenhandig zo diep mogelijk in onze mond gelanceerd, opdat we ze zeker zouden inslikken. Van die smeerlapperij moesten we altijd braken...

    Maar nu kregen we koekjes, echte koekjes. ’k Weet het nog heel goed, acht langwerpige kartonnen dozen waren er binnengebracht.

    Ik heb ze zelf nog helpen aflossen en op de kast zetten, die grote glazen  kast waarin de gewichten waren opgeborgen, achter slot en grendel, alleen de meester kon daarin, en de Jef want die had een sleutel gevonden die ook paste...

    Vanaf de tijd dat die koekjes binnen gebracht waren had de meester geen problemen meer om ’s morgens te klas te vagen. Buiten de Jef vormden wij met nog vier anderen de vrijwillige schoonmaakploeg.

    Op een dag, onze meester wou aan de dagelijkse uitreiking van de koekjes beginnen, sneed daarom met zijn zakmes een nieuwe doos aan, de voorlaatste.

    Groot was zijn verwondering toen hij de doos geopend had en geen enkel koekje meer zag liggen. Alleen een heel klein holletje aan de onderkant was er in die doos te zien.

    Dan werd de laatste doos opengesneden, daar staken er nog juist een tiental in.

    Geloofde de meester ons nog bij het openen van die eerste doos, dat er waarschijnlijk muizen in de klas zaten, bij het openen van de laatste kon hij dat niet meer aanvaarden.

    Hij zou en moest de dader vinden. Groot alarm op de koer, iedereen moest buiten en alleman in de rang voor de klas, de meesters erbij.

    Iedereen zou ondervraagd en afgetast worden...

    Eén van de andere meesters opperde toen dat hij best de schoonmakers eerst zou ondervragen.

    Daar had onze meester nog niet aan gedacht, daarbij die kon hij wel vertrouwen, dat waren stuk voor stuk brave jongens, nietwaar Janneke zei de meester...

    Dat is juist meester, zei de Jan die juist voor mij in de rij stond ,daarbij ge weet  gij toch zeker wel dat ik geen koekjes mag. Op dat ogenblik had hij juist de handen in zijn zakken, vielen daar toch juist twee koekjes uit, vlak voor mijn voeten. ‘k Heb die gauw opgeraapt en in de mond gestoken...

    Daarop trok Jan de voering van de zakken van zijn broek naar buiten en zei...se meester zie gij maar, alleen een paar stukjes griffel en stukjes krijt en een stuk ijzerdraad vielen op de grond, daarbij nog wat kruimels van koekjes van vorige dagen.

    Na een uur, zonder een dader of koekje te vinden mochten we weer in de klas.

    De meester stuurde Jef naar zijn madame om twee muizenvallen te gaan halen, ondertussen begonnen we met de zangles.

    De meester heeft ons toen een mooi lied aangeleerd “O, Schelde”...

    Toen Jef met de muizenvallen kwam opdraven heeft de meester die onmiddellijk opgespannen, een beetje kruimels van koekjes opgelegd, daarbij leerde hij ons hoe we een muizenval moesten plaatsen.

    Dat plaatsen van die vallen had wel succes, want de volgende morgen, toen de klas begon zaten er twee platte mussen in...

             Susse”

     

    “Ministerie van Wetenschappen en Kunsten                             Lier, den 24-5-1927,

    Schooltoezicht – Gebied van Hoofdtoezicht

    Mechelen

    Schoolkanton Rumpst.

     

    Mijn waarde Heer Hoofdonderwijzer,

     

    Ik kom daarjuist vanwege den Heer Burgemeester eene uitnoodiging te ontvangen om donderdag a.s. naar Leest te komen. Niet tegenstaande het oogenblik minder goed gekozen is –midden in de conferentiën- wil ik nochtans al het mogelijke doen om de ontworpen vergadering te kunnen bijwonen.

    Moeder de vrouw was zoo tevreden over de asperges van Leest, dat ik zinnens ben er mij nog een paar botten aan te schaffen bij de eerste gelegenheid.
    Zoudt ge dus de goedheid willen hebben –zoo mogelijk- voor mij er nog twee aan te schaffen tegen donderdag 26 dezer ? In geval van slecht weder en het mij onmogelijk zou zijn dien dag naar Leest te komen, gelieve ze dan ’s anderendaags mede te brengen naar Boom. Met besten en innigsten dank,

            Gansch hartelijk, de Kantl Opziener J. Stuyck.”

     

    In  het augustusnummer van “De Band” van 1983 gaf meester Huysmans toelichting :

    -Leest behoorde in 1927 bij het schoolkanton Rumpst (Rumst). Thans bij het schoolkanton Mechelen. Tussenveranderingen waren schoolkanton Boom en schoolkanton Willebroek.

    -de toenmalige inspecteur J. Stuyck was  woonachtig te Lier. Bezoek der scholen gebeurde door hem per trein, deels per autobus en verder deels te voet (zoals te Leest), of ’s zomers per fiets. De leerkrachten kregen dan minder dikwijls inspectiebezoek.

    -Persoonlijk meen ik mij nog, meer duidelijk dan vaag, de gestalte en fysionomie van inspecteur Stuyck te kunnen voorstellen. Ik herinner me, als leerling, hem slechts eenmaal gezien te hebben in de klas van meester De Leers (1926 of 27). Ik zie de inspecteur nog vooraan staan naast de meester, beiden een gemoedelijk praatje voerend, waarbij meester De Leers, volgens zijn natuur en aandrift, toch de leiding nam, ook graag ’t gesprek in ’t Frans overschakelde en, zoals steeds, gelijk wilde halen.

    Wij als leerlingen zagen alles duidelijk, maar begrepen niets...

    -Volgens die brief had meester De Leers de inspecteur eens, quasi toevallig, Leestse asperges bezorgd (onschuldige vriendendienst).

    Anno 1983 lezen we in stoute kranten hiervoor titels als : Giften in natura. Steekpenningen ? Smeergeld ?

    De keurasperges kwamen, dat weet ik, van zijn overbuur Remy Jacobs (Remi van Ivo’s). En die was zo meegevallen, dat hij smaakte naar nog en hij een spoedige nabestelling deed van een paar botten.

    “Breng ze morgen maar mee naar Boom, meester”. Zo eenvoudig was dat...”

     

    Stan Gobien, gewezen onderwijzer en schoolhoofd en later inspecteur schreef in 1996 in

     de speciale brochure “Reünie van de Leestse Vijftigjarigen” over de meester :

    “...Toen we zes waren moesten we naar de grote school.

    Wij, de jongens belandden toen bij meester De Leers in de eerste graad. Hij was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de oorlogswonde onder zijn rechteroog. Meester De Leers was een oud-soldaat die het vaderland écht verdedigd had.

    We kregen toen ruim een half uur morgengebed en catechismusvragen aan het begin van de dag. ’s Namiddags voor we naar huis gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen tekende de meester bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met zijn soldatenleven : Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen.

    Wij zaten in oude, brede banken met z’n vieren naast elkaar.

    We leerden er rekenen met een telraam. Het was veel “commandorekenen” of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei “drie plus vier” en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de knokkels bij of weg te werken.
    Meester De Leers was destijds ook hoofdonderwijzer en oud-inspecteur Nauwelaerts, heeft ons toen we daar zaten vereerd met een inspectiebezoek.

    Toen ik hem een vijftal jaren geleden vertelde dat ik afkomstig was van de gemeenteschool van Leest vertelde hij dat meester De Leers hem steeds was bijgebleven als een “speciaal iemand”. Hij beaamde dat we in die tijd leerden lezen met zijn speciale leesmethode. De eerste zin die we bij meester De Leers leerden was : “De kilometer is het veertigduizendste deel van de wereldomtrek”. Wij moeten nogal eens straffe leerlingen geweest zijn, want ik vermoed dat we toch allemaal hebben leren lezen.

    Nog dezelfde week leerden we met de decameter de kilometer afmeten in de Kouter : van aan het café tot aan “het kasteel Moyson” was precies 100 decameter of 10 hectometer of 1 kilometer. We deden er bijna een halve dag over om dat te leren.

    Wij kregen bij meester De Leers aardrijkskunde en geschiedenis die nu in het vijfde en zesde leerjaar wordt gegeven : de loop van de Leie, de Schelde en de Maas kenden we van buiten en we konden die aanwijzen op de kaart van België maar we hadden deze stromen nog nooit gezien. We wisten zelfs dat de Zenne er wat mee te maken had, maar de kinderen van de Heide hadden deze rivier nooit van dichtbij gezien.

    De geschiedenislessen gingen vooral over de eerste en de tweede wereldoorlog en vooral over koning Albert. Hij werd voorgesteld als de koning-ridder die gezeten op zijn paard de Duitsers in 1918 zo goed als helemaal alleen ons landje had uitgedreven.

    Natuurkennis en biologie kregen we ook, maar dan op een praktische manier.

    In de groententuin leerden we spruiten en kolen planten. Heel wat belhamels staken deze planten moedwillig omgekeerd in de grond !

    We hebben schadelijke insercten uirgeroeid bij de vleet. We brachten in een luciferdoosje eerst meikevers mee en later coloradokevers en de meester reeg deze diertjes aan een lange draad die in de klas was gespannen en verklaarde naarmate de rij beestjes langer werd dat we een flinke inspanning hadden gedaan om het ongedierte uit te roeien.

    Muskusratten werden ook betitteld als bijzonder schadelijke dieren omdat ze gaten in de dijken maakten. Het zou wel eens kunnen dat door hun graafwerk de Zennedijk zou breken en dan zou heel Leest onder water kunnen lopen. Daarom moesten die dieren worden uitgeroeid en moesten we er jacht op maken. Maar we werden gewaarschuwd : het waren laffe en verraderlijke dieren die zelfs mensen durfden aanvallen en in de broekspijpen kropen en zo naar boven. Toen we dat vernamen, lieten we de muskusratten met rust.

    Toen de meester de klas uit moest, ging hij zijn hond “Fifi” halen, een soort witte keffer met een strik rond de hals. Fifi werd dan op de lessenaar van de meester geplaatst en hield de klas in ’t oog. Als er iemand een bruuske beweging maakte, begon Fifi te blaffen.
    In het begin hadden we schrik en niemand durfde haast te bewegen. We geloofden zelfs dat Fifi aan de meester kon zeggen wie er stout was geweest. Later heeft Fifi heel wat te verduren gekregen toen we wisten dat het beestje vermoedelijk meer schrik had dan wijzelf.

    De meester had ook een sprekende ekster in een hok achter het schoolhuis.

    Meester De Leers had een bijzonder waardevol en onbetaalbaar juweel in zijn bezit : een praline die hij had gekregen van koningin Elisabeth toen hij in het militair hospitaal lag.

    Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerden we marcheren als soldaten en we mochten een stok meebrengen die we dan droegen als een geweer.

    Op zeker moment mocht dat niet meer, want er waren klachten gekomen. We waren na de turnles in zo’n militaire stemming geraakt dat we die stokken gebruikten als sabels en er tegenaan gingen als de Witte van Zichem in zijn strijd tegen de sanculotten van Napoleon.

    We hebben in die tijd zelfs op het droge leren zwemmen. De meester leerde ons op de speelplaats de schoolslag aan. We deden de bewegingen al rechtstaand. Toen de vacantie begon, zei hij dan wie er kon zwemmen en wie nog wat op het droge moest oefenen.

    Wij, de jongens van de Leest-Heide, gingen het uitproberen in de vijver bij Pieter De Prins in de Kleine Heide. Rechtstaand in de modder deden we onze oefeningen, maar zwemmen lukte op die manier niet. We denken dat heel wat voorbijgaande boeren destijds moeten gedacht hebben : “die hebben weer leren zwemmen bij meester De Leers.” Zijn leerlingen uit het Dorp zullen waarschijnlijk hetzelfde hebben ervaren in de vijver bij Jan Spoelders, die van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat in de Dorpelput, die van het Kruispunt in het Blauw Putteke in de Molenbeek, die van de Geuzen Hoek in de Zwarte Beek of in de Raketput.

    We waren zo’n naarstige leerlingen dat we omstreeks 15 augustus al inbraken in de school, niet om er te gaan leren, maar om de halfoogstappelen te gaan proeven. Op de speelplaats stond zo’n appelboom en het was verboden van die appels te eten.

    Velen zijn er destijds betrapt door de meester toen ze over het muurtje klommen om een aantal van die verboden vruchten in hun bezit te krijgen...”

             

     

    25-02-2012 om 11:25 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1920 – 22 mei : Voorstelling van de kandidaten voor de vacature in de gemeenteschool :

                De Queker Florimond, bestuurder der school voor Vluchtelingenkinderen te

                Montreuil d’Argille (Frankrijk) en Jan Baptist De Leers, onderwijzer te

                Eyseringhen.

                Laatstgenoemde haalde 6 stemmen op 6. Hij kwam in dienst op 1 juni 1920.

                (DB-1958)

                Meteen haalde Leest één van haar meest flamboyante en kleurrijke

                persoonlijkheden in huis.

     

                                   MEESTER DE LEERS

     

    Jan Baptist De Leers was geboren te Mechelen op 29 december 1892 en overleed er in 1980 op 88-jarige leeftijd. Hij woonde in het schoolhuis.

    In  “ De Mechelse Week”  van 7/4/1983 publiceerde ik ooit :

    “Jan Baptist De Leest  was één van de merkwaardigste figuren uit het Leestse onderwijs. Het schoolhoofd van de jongensschool lag aan de basis van talrijke anekdotes.

    Iedereen die bij hem school heeft gelopen herinnert zich wel één of ander smeuïg verhaal.

    Minder gekend zijn de talrijke conflicten tussen “de Leis” en het gemeentebestuur.

    In het gemeentearchief en door gesprekken met Leestenaars vonden we een hoop gegevens over deze kleurrijke figuur.

    Hierna enkele van de meest representatieve.

     

    Conflicten met Leestse gezagsdragers.

    De strubbelingen die verschillende gemeentebesturen met de meester zouden krijgen waren even talrijk als de ontelbare anekdotes aan zijn naam verbonden.

    Zo was De Leers nog geen maand in dienst, toen hij reeds om herziening van zijn wedde verzocht, “want”, schreef hij het Leestse gemeentebestuur, “ik draag twee frontstrepen en ben dus rechthebbend op 9 dienstjaren”.

    De verslaggever op de eerstvolgende gemeenteraad alwaar deze opslag diende goedgekeurd, besloot zijn verslag “dat belanghebbende, volgens zijne verklaring wel niet in ’t bezit der frontstrepen is, maar er niettegenstaande recht op heeft...”

    De Raad zag daar blijkbaar geen graten in, want hij besloot de wedde van de meester te verhogen met 100 fr en te brengen op 4.200 fr per jaar.

    De Leestse “politici”, een zwaar woord voor brave, hardwerkende boerenmensen, die zich ofwel met de “Blekken” of de “Sussen” engageerden, zouden meester De Leers weldra beter leren kennen...

    Enkele jaren na zijn indiensttreding verzocht het gmeentebestuur hem dringend “om voor het toekomende de speelplaats der school niet meer door uwe kiekens en eenden te laten belopen. De uitwerpsels dezer dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken, en wanneer de kinderen van de gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht dikwijls eerst de zitten van de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.

    Het is ons onbekend welke maatregelen de meester nam om dit euvel te verhelpen, maar misschien resulteerde het schrijven van ’t gemeentebestuur in de handelswijze van de meester de weken nadien : hij trok samen met raadslid Apers van de oppositie, op handtekeningenjacht teneinde de herbouwing van de meisjesschool in de Dorpsstraat te beletten, dit tegen de wil van de meerderheid in de Raad.

    Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het gemeentebestuur diende een klacht in bij “den Hoofdopziener van ’t Lager Onderwijs te Mechelen”.

    Twee jaar later ontving hij opnieuw een veelzeggend schrijven : “in uwe hoedanigheid van schoolhoofd der gemeentejongensschool, verzoeken wij u van te zorgen dat er voor het toekomende in en gedurende de lesuren, in de klassen geene hevige woordenwisselingen tussen u en uwe medeonderwijzers meer plaats grijpen, zoals verleden donderdag gebeurden. Dergelijke feiten schorsen de voortzetting der lessen, doen den onderwijzer zijn aanzien verliezen, zowel bij de kinderen als bij de voorbijgangers die op straat stonden te luisteren...”

    De relatie tussen het gemeentebestuur en zijn hoofdonderwijzer bereikte een dieptepunt in 1938 met het invoeren van een 4e graadklas en de daarbijhorende leraar Constant Huysmans. De meester voelde zijn autoriteit ondermijnd en reageerde fel tegen deze vernieuwing.

    Volgens hem was een 4e graadklas een groot fiasco, altijd en in  alle scholen en “handel en stelkunde kunnen niet onderwezen worden, dat begrijpen de kinderen niet...”

    Een dossier van meer dan 50 blz. werd hem ten laste gelegd.

    Hoofdinspecteur Troch betrok er zelfs de minister van onderwijs bij.

    Meester De Leers werd toen tijdelijk onder bijzonder toezicht geplaatst.

    Het zou zeker niet zijn laatste botsing worden met het Leestse gemeentebestuur...

     

    Meester De Leers was oorlogsinvalide  en droeg fier zijn decoraties.

    Die had hij verdiend toen hij tijdens de oorlog door een schrapnel aan het oog werd gekwetst.

    Deze kwetsuur had zijn patriottisch gevoel nog verstevigd : zo werd in de school elk jaar op 17 februari de sterfdag van koning Albert herdacht. Dan moesten alle leerlingen op de speelplaats komen waar de Belgische driekleur voor de gelegenheid werd gehesen en in de klas hingen die dag allerhande foto’s en een geborduurd portret van de betreurde vorst.

    Een markante persoonlijkheid zoals “de Leis” inspireerde de Leestse kwajongens natuurlijk tot duizendenéén fratsen, te veel om allemaal te vertellen.

    Zo was er die historie met de gestolen appel...

    Op de speelplaats van de jongensschool stond er vroeger een appelboom. Daar de meester niet wou dat er schoolkinderen aan “zijn” appels zaten, had hij de boom omlijnd met een cirkel. Het was iedereen uitdrukkelijk verboden daar een voet in te zetten. Dat deden die bengels dan ook niet, wat ze wel deden was met een tiental een sliert vormen, achter elkaar hollen en spelenderwijs luchtsprongen maken. Als bij toeval liepen ze langs de boom en als de meester niet keek verdween menige appel in begerige jongenszakken.

    “Soi van Pachter” had echter op een dag tegenslag. Hij werd op heterdaad betrapt door de meester, toen hij zich springend een appel had toegemeten.

    Na speeltijd liet meester De Leers de gehele schoolbevolking opstellen in rijen, niemand mocht de klaslokalen betreden, ook de andere meesters niet. De “dader” zou tot voorbeeld gesteld worden. De meester liet hem aantreden en verplichtte hem de appel op de grond te leggen en met zijn voet te pletten. De kleine kwajongen legde de appel echter zo dicht bij de voeten van meester De Leers dat hij, toen hij met een vervaarlijke trap de appel wou vermorzelen, niet de appel trof maar een voet van meester De Leers. Deze laatste sprong toen letterlijk op met de pijnlijke voet in zijn handen, jammerend van de pijn ! Heel de schoolbevolking gierde het uit, niet in het minst de collegae van de meester...

    Een laatste willen we nog kwijt : meester De Leers contra onderpastoor Cleeren.

    Op 3 november 1932, ’t was kwart voor negen ’s morgens, stapte meester De Leers aan het hoofd zijner kudde kinderen, een 30-tal naar de kerk.

    De bedoeling : een gezamelijke biecht die zou afgenomen worden door onderpastoor Cleeren. Toen de meester met zijn pupillen de kerk wou betreden werd dit belet door de onderpastoor die de toegang versperde aan de meester door op de bovenste trap van het kerkportaal te staan. Er brak een felle woordenwisseling uit tussen die twee, meester De Leers zou zich niet aan het uur van afspraak gehouden hebben en was veel te laat gekomen. Het één woord bracht een ander mee en weldra ontaarde de ruzie in een fikse  vechtpartij en vielen er klappen. Voor het aanschijn van de hele klas kinderen rolden de beide kemphanen op de stoffige stenen van het kerkportaal.

    De meester zal daarbij wel het onderspit gedolven hebben want onderpastoor Cleeren had in zijn jeugd nog aan boksen gedaan...

    In elk geval diende meester De Leers later klacht in bij veldwachter Huybrechts. De afloop daarvan is ons onbekend.

    In 1980 overleed Jan Baptist De Leers op 88-jarige leeftijd te Mechelen, de stad waar hij werd geboren en na zijn oppensioenstelling verbleef.

    Hij onderhield nog weinig contact met Leest maar de jaren die hij er heeft doorgebracht hebben onbetwistbaar een stempel gedrukt op de leefgemeenschap aldaar.

    Helaas was Ernest Claes geen Leestenaar, anders was dat dorp misschien wereldberoemd geworden...”

     







    25-02-2012 om 11:19 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1920 – 17 februari : Brief van de burgemeester van Leest tot het bestuur van “Ons

                Invaliedenhuis”:

                “...tot gevolg van uw geeërd schrijven doen ik u kennen dat de Oorlogsinvalieden

                alhier verblijvende, op uw gemeld schrijven aangewezen bij nummers :

                270 – Verbruggen Jan Frans, Tinneschuurstraat 9, nu numero 9 bis.

                565 – De Hondt Eduard, Dorpstraat 20, alsnu Tinneschuurstraat nr.9.

                619 – Pateet Jan, Scheerstraat 14,

                volgens mijn gevoelens waardig zijn, om zoo mogelijk, in den tegenwoordigen

                toestand, bij voortduring te mogen blijven genieten, daar zij niet bij machte

                zijn in hunnen onderhoud te voorzien.

                Met achting, Mijnheeren, bied ik u mijne oprechte groeten aan.

                De burgemeester van Leest.”

     

                Foto : Frans Verbruggen

                Hij was de oudste zoon van David en van Pelagie Van Boxom.

                Frans Verbruggen werd geboren op 19 januari 1891 en viel bijgevolg onder de

                militieklas elf.

                Sinds 1909 was het “loten” afgeschaft en moest elke oudste zoon soldaat worden.

                Op 4 augustus 1914, bij het uitbreken van de oorlog, werd Frans terug

                binnengeroepen.

                De oorlog was voor hem echter van korte duur : hij zat in Marchovelette één

                van de negen forten rond de vesting Namen, die moesten beletten dat de

                Duitsers over de Maas kwamen.

                Onder de moordende hagel van dertig batterijen van 38 cm obussen bezweek

                dit fort reeds op 23 augustus 1914.

                Frans Verbruggen kon aan de hel ontsnappen door zijn handen op de schouders

                van een kameraad te houden, deze laatste kende zijn weg door de doolhof van

                gangen.

                Zwaar verbrand, was hij zijn handen zo goed als kwijt.

                De Duitsers brachten hem naar Waremmes. Ze lieten hem vrij in januari 1915.

     

    1920 – 24 maart – Gemeenteraad :

                “...Overwegende dat Mr Kets Remi, gemeenteonderwijzer-schoolhoofd, op 5

                januari 1920, aangehouden en opgesloten onder beschuldiging van aanslag

                op de zeden, door de boetstraffelijke  rechtbank van Mechelen op 4 maart

                1920 veroordeeld is geworden tot 15 maanden gevang, voor aanslagen op de

                zeden bij kinderen van min dan 16 jaar oud.

                Dat deze veroordeling dus niet meer toelaat Mr Kets, het onderwijzend ambt

                waar te nemen.

                Besluit éénparig Mr Kets Henri, als gemeenteonderwijzer af te stellen van

                zijne bediening als onderwijzer der gemeenteschool, te rekenen van heden en dien

                tengevolge die  plaats van onderwijzer-schoolhoofd open- en begeefbaar te

                verklaren.”

     

    1920 – 1 mei : Onderwijzeres  Caroline Nees gaf haar ontslag. Ze was in dienst van

                24 oktober 1884.

     

    25-02-2012 om 11:06 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1920 – Vlaswerkers in aktie

                Voor 1930 werd vlas alom geteeld in Leest en Tisselt, het was merendeels

                bestemd voor Engeland.

                Tisseltenaar Hendrik Van Praet en Leestenaars Charel Van Praet waren toen

                vlashandelaar. Het vlas werd in het station van Tisselt-Blaasveld op wagons

                geladen. 

                Toen in de jaren twintig de uitvoer naar Engeland wegviel, verdween vrij vlug

                de geur van het roten uit ons landschap.

                De meeste boeren schakelden toen over op de teelt van vroege patatten, die

                ditmaal voor een groot deel de weg opgingen naar Duitsland.

                Aanvankelijk was dit een zeer lucratieve teelt : deze aardappelen gingen in 1927

                tot 220 frank de 100 kilo. Toen echter ook deze uitvoer verviel, zakten de prijzen

                in de crisisjaren van 1934-35 tot drie à vier frank de honderd kilo.

                (LG,blz.291)

     

                Op de foto is men volop bezig met vlas te trekken.

                Van l. naar r. : “Mie Bal” (Marie D’Hondt), Pelagie Geerts-Bal (gebukt), Marie

                Van Praet, schilder Jan Van Praet (zoon van Hendrik), Wannes Bal (zoon van

                Mie Bal), “Trees van den Bakker”, vlashandelaar Hendrik Van Praet (broer van

                Charel), Louis Verbruggen, Frans Van Praet, Edmond Van Praet, Paulina Troch,

                Varkenshandelaar Frans Van den Wijngaert en zijn vrouw Melanie Van Praet en

                Piet Van Praet. (deze laatsten waren kinderen van Hendrik Van Praet). 

     

    1920 – 20 januari : Het Schepencollege benoende Joseph Pas uit Londerzeel als

                plaatsvervangende onderwijzer, in vervanging van Remi Kets.

     

    1920 – 24 januari – Gemeenteraad :

                Eénparig werd besloten om vanaf 1 oktober de jaarwedden van het onderwijzend

                personeel op te trekken tot volgende bedragen :

                Dhr Kets 4.000 fr + 200 fr bestuursvergoeding.

                Caroline Nees 4.600 fr + 200 fr woonstvergoeding + 300 fr bestuursvergoeding.

                Mathilde Hellemans 3.880 fr + 200 fr woonstvergoeding.

                Hendrika Troch 3.240 fr + 200 fr woonstvergoeding .

                Irma Ackermans 2.920 fr + 200 fr woonstvergoeding.

     

                “...De Gemeenteraad, gezien het ontworpen plan en bestek, tot het daarstellen

                van eenen gedenksteen, te plaatsen langs de buitenzijde in den muur der kerk, als

                hulde aan de gesneuvelde soldaten dezer gemeente, tijdens den oorlog 1914-

                1918;

                Dat de blinde venster van de kerk, tot plaatsing aangevraagd, geen hindernis zal

                toebrengen noch aan de gebouwen noch aan het verkeer.

                Dat de uitvoering van het werk geraamd wordt ter som van fr 1.949,20, welke

                som de Raad denkt, te zien gedekt worden, grootendeels door giften van

                inwooners, waartoe inschrijving zal gedaan worden ; besluit éénparig machtiging

                te vragen om bij ontoereikendheid der inschrijvingen, het te kort te mogen

                aanvullen door geldelijke bijdragen der gemeentekas.”

     

                In dezelfde gemeenteraad werd  Petrus Spruyt benoemd tot gemeentelijke

                grafmaker als opvolger van Florent Troch.

                Jaarwedde : 125 fr.

     

    25-02-2012 om 11:03 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1919 – Jean “Jaak” De Croes kreeg via een KB van 21/7/1919 een “Herinneringsmedalie

                van den oorlog 1914-1918”.

                Jaak kwam  ook voor in het “Guldenboek der Vuurkaart”.

                De “Vuurkaart” werd in 1932 het leven geroepen door de toenmalige minister van

                Landsverdediging L. Dens.

                De bedoeling was om een onderscheid te maken tussen de “strijders” van 14-18.

                “Een groot aantal oudstrijders,” aldus minister Dens in zijn verslag aan Koning

                Albert I, “die tot 35 maand aanwezigheid tellen in eene eenheid welke door het

                vuur en de beweging in rechtstreekse aanraking met den vijand was, hebben enkel

                de Zege- en de Herinneringsmedaille van den oorlog 1914-18 bekomen en zijn

                aldus verloren in de massa gemobiliseerden zonder dat er iets hen onderscheidt

                van diegenen die hunnen plicht in het achtergebied hebben volbracht, doch die

                slechts enkele dagen werkelijken dienst hebben gedaan tusschen 1 augustus 14 en

                11 november 1918.

                Die vaststelling heeft Uwe Majesteit er toe gebracht toe te stemmen in het

                invoeren van een speciale kaart, uitsluitend bestemd voor die keurlingen voor wie

                ’t doodsgevaar dagelijksch brood was.

                De “Vuurkaart” geeft geen “rente van den strijder”, zoals die in België bestaat

                wegens oorlogsdiensten onder den naam van “Frontstrepenrente”.

                De “Vuurkaart” krijgt dus enkel eene beteekenis van eeredocument.

                Daar zij in principe wordt afgeleverd aan al de militairen die ten minste 12

                maand tot eene eenheid in rechtstreeksche aanraking met den vijand hebben

                behoord, zal zij voor hen die ze bekomen hebben het onweerlegbaar bewijs zijn

                van hun volharding in de inspanning, niettegenstaande de gevaren en de

                ontberingen...”

                Dit alles werd in een Koninklijk Besluit gegoten dat door de Koning op 14 mei

                1932 werd ondertekend.

                In een Koninklijk Besluit van 6 februari 1934 werd bepaald dat alle houders van

                de  “Vuurkaart” het onderscheidingsteken “Vuurkruis” kregen toebedeeld.

     

                Jaak De Croes was geboren te Mechelen op 10 juni 1885 en gehuwd met Maria

                Van der Auwera. Hij overleed te Leest op 19 februari 1960.

                “...Hij was een rechtschapen man, goedhartig en eerlijk in zijn levenswandel.

                Eenvoudig en oprecht van omgang, werd hij geacht door alwie hem kende en zijn

                aandenken zal bij ieder in ere blijven...” dixit zijn doodsprentje.

     

     

    1919 – 29 september : Plakschriften omtrent de van Duitsland teruggekregen paarden,

                werden aangeplakt op de gewone plaatsen.

     

    1919 – 16 oktober : Nieuw regelement en taks op de keuring van het slachtvlees :

                Art. 1. Keurrechten op het slachtvlees worden vastgesteld als volgt, te rekenen

                vanaf 1 januari 1920 :

                Paarden, ezels en muilezels, per hoofd         fr 5,00

                Stieren, ossen, koeien en vaarzen                 fr 3,00

                Kalveren, varkens                                         fr 2,00

                Lammeren, geiten,speenvarkens,schapen    fr 1,00

                In buitengewone gevallen                             fr 10,00

                Voor keuringen voor 7 uur ’s morgens en na 7 uur ’s avonds gedaan, zal de taks   

                verdubbeld  worden.

                Voor noodslachtingen worden de keurrechten en verplaatsingskosten ten laste van

                de gemeente genomen.

                Die rechten worden verhoogd met de kosten van verplaatsing, gaan en keren

                inbegrepen,  bedragende 0,50 centiemen per kilometer.

                Deze kosten zijn slechts éénmaal per keuringsdag verschuldigd, welk ook het

                getal weze der gekeurde dieren, en zonder te letten of zij aan verschillende

                eigenaars toebehoren.

                Zij worden tussen deze laatsten verdeeld in evenredigheid van het beloop der

                rechten door elkeen van hen verschuldigd voor de eigenlijke keuring. (GR)

     

    1919 – 20 oktober : De herstellingen aan de buurtsteenwegen van groot verkeer kostte de

                gemeente tot nu toe reeds 5.370,50 fr.

     

    1919 – 20 december : De maalders A. Maes en weduwe Lauwers kregen verbod graan te

                malen “zonder voorbrenging van eenen geleidebrief door de gemeente

                afgeleverd.”

     

    1919 – 20 december : Door ouders van schoolkinderen werd klacht ingediend tegen

                meester Kets.

                Na een onderzoek door het gerecht zou het schoolhoofd Remi Kets worden

                aangehouden en naar de gevangenis van Mechelen overgebracht.

                Hij werd beschuldigd van aanslag op de goede zeden.

                (GA-20/12/1919 en 10/1/1920)

     

    1920 – Dat jaar verbleven er in de gemeente de volgende broodbakkers :

                in het Dorp : Egied Louis Quintidi en de Weduwe Van Crombruggen.

                In de Tisseltbaan : Victor De Hondt. (GA-1/7/1920)

     

    1920 – Leest telde 1688 inwoners. (Wikipedia)

    25-02-2012 om 10:56 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1919 – 5 augustus : Koster-organist Jozef Rheinhard ontving volgend schrijven van het

                gemeentebestuur :

                “...Hier zal Uld. vinden een schrijven van 2 dezer maand uitgaande van de

                burelen des Konings, waarbij Hare Hoogheid de Koningin er in toestemt het

                meterschap uwer zevende dochter aan te nemen.

                De gratificatie van 100 fr zal u door bemiddeling der Burgerlijke lijst beschikt

                worden.”     

     

                De foto : de familie Rheinhard-Diedens bij de intrede van dochter

                Gerarda bij de slotzusters te Dendermonde.

                Van l. naar r. : Marie Rheinhard, moder Diedens, Jos, Gerarda, Hilda, vader Jef

                Rheinhard, Pauline. Zittend : Lizeke en Herman. (LG-blz.298) 

     

    1919 – 9 augustus : Brief van burgemeester Bernaers gericht aan Mr de Miomandre,

                Hoofd van den onderzoekdienst bij het Generaal Kwartier van het

                Bezettingsleger :

                “...Tot gevolg aan Uwe omschrijving van den 15 juli 1919, ons toegekomen op

                 7 augustus ll, doen wij U kennen, dat het ons onmogelijk is de namen van

                Duitsche officieren of soldaten aan te duiden, welke zich in 1914 alhier aan

                baldadigheid zouden plichtig gemaakt hebben.

                Het groot deel der bevolking is gevlucht voor en bij het begin der

                schermutselingen ; de personen in hunne woningen en bij het vluchten

                aangehouden, zijn weggeleid of in hunne woningen zelve opgesloten gehouden,

                en deze kunnen geene aanduidingen geven.

                Eene afdeling duitsche wielrijders, staken een huis in brand in de Blaasveldstraat,

                schoten aldaar 2 vluchtende inwoners van Hombeek dood, waarvan eene nog

                doorstoken werd.

                Burgers werden op die plaats ook mishandeld, hiervan zijn geteekende

                verklaringen op aanzoek, aan Mr de Vrederechter van ’t Zuidkanton Mechelen

                overgemaakt.

                De verklaringen door weggevoerden naar Duitschland, zijn ook aan Mr de

                Vrederechter verzonden.

                Twee graanwindmolens moeten ook door de Duitsche soldaten in brand gestoken

                zijn, maar tot welke regimenten de brandstichters behoorden, kan niet

                aangewezen worden...” 

     

    1919 – 10 augustus: Caroline Nees ontving het “Burger Eereteken van Medalie 1e Klas”

                en het diploma verleend bij K.B van 18/7/1919. (GA-14/8/1919)

     

    1919 – 21 augustus : Frans Hendrik Boonen deed een aanvraag tot vaststelling van

                schade aan zijn persoon, bij de voorzitter van de rechtbank van oorlogsschade.

                Daarbij voegde hij : een kwijtschrift van dokter Gillis uit Mechelen, van dokter

                Van Assche uit Hombeek, een kwijtschrift van apotheker Van Melckebeke en een

                getuigschrift van “den Engelschen bespiedingsdienst”.

     

    1919 – 23 september : Veldwachter Isidoor Constant Van Hoof kreeg opslag.

                Zijn jaarwedde werd van 1.300  op 1.400 fr gebracht.

                Daarenboven kreeg hij nog 100 fr vergoeding “als brigadier”. (GR)

     

    25-02-2012 om 10:49 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1919 – Begin februari ontving de gemeente, via het station van Hombeek, 90 ton

                 steenkolen.

                De kolen werden verkocht aan 85 fr de 1000 kg.

                De bestelling gebeurde op initiatief van het gemeentebestuur.

     

    1919 – Op 5 februari overleed te Leest schepene Victor Diddens.

     

    1919 – 7 februari : In het ziekenhuis Saint Meën te Rennes, Frankrijk, overleed Frans

                Jozef De Borger aan de gevolgen van zijn kwetsuren. Hij werd drie dagen later

                ter plaatse begraven.

                Frans De Borger was te Leest geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter

                Frans en van Maria Elizabet De Mayer.

                Hij  nam deel aan de oorlog als soldaat bij het 4de Regiment Jagers te voet.

     

    1919 – Op 27 februari richtte burgemeester Bernaerts een vraag tot de Kommissie van

                Recuperatie voor weghaling van :

                - 3 geladen obussen, aan de beekbrug nabij de Wip (Juniorslaan).

                - 2 geladen obussen, nabij de Kleinheidestraat, tegen de woning van Keulemans.

                Eerstgenoemde obussen lagen in het water, de anderen waren bedolven met aarde.

                - 9 geweren, af te halen ten huize van de burgemeester.

     

    1919 – 2 maart :

                “...Op heden zondag 2 maart rond 7-1/2 ure ’s morgens, is den genaamden Emiel

                Verschueren, herbergier en winkelier, wonende te Leest dorp nr. 27, ten mijnen

                huize gekomen, afgevende eenen lijst met namen betrekkelijk de leden der

                muziekmaatschappij Ste Cecilia, zonder mij uitleg te geven waarvoor dit stuk

                dienen moest noch te willen zeggen vanwaar dit kwam.

                Ik heb hem doen aanmerken dat er daar nooit toestemming zou gegeven worden

                tot het houden van bal gedurende de vastenavonddagen ;

                dat ik toestemming tot bal gegeven had voor 8 dagen vroeger.

                In het uitgaan der deur, heeft Verschueren mij drijmaal de smaadwoorden

                gezegd: “Gij ouden leelijken boek”, waarop ik hem drie maal geantwoord heb :

                “Ik dank u mijnheer Verschueren”.

                Van welke kwetsende beleedigende woorden ik tegenwoordig proces-verbaal

                heb opgemaakt, hetwelk door mij genaamteekend is, om verzonden te worden

                aan den heer Procureur des Konings tot vervolging.”

                Was getekend : den burgemeester van Leest, J. Bernaerts.

                Afloop onbekend , wel een typische “Sussen-Blekken” confrontatie.

     

    1919 – 18 maart : De aangiften, gedaan door landbouwers van hunne aardappelvoorraad

                bedroeg 28.900 kg.”

                Verkoopprijs : 15 tot 16 frank de 100 kg. (GA)

     

    1919 – 27 maart : Uit een brief van de burgemeester gericht aan de gouverneur :

                “...dat het onderwijzend personeel der gemeente zich wel van hunne

                vaderlandsche plichten gekweten heeft tijdens de vier oorlogsjaren, en dat

                er dus ook geene tuchtstraffen dienden opgelegd te worden...”

     

    1919 – 3 april : De gemeente Leest maakte een lijst op met alle bestaande huizen in de

                gemeente :

                -het Dorp : 27

                -de Mechelbaan : 5

                -de Kouter : 17

                -de Molenstraat :  6

                -de Laerestraat : 3

                -de Scheerstraat : 12

                -de Koeistraat : 26

                -de Winkelstraat en Tiendeschuurstraat : 32

                -de Kapellebaan : 19

                -de Tisseltbaan : 50

                -de Blaasveldstraat en de Hertstrat : 25

                -de Groteheidestraat :  18

                -de Kleinheidestraat en de Kapellestraat :  24

                -de Biest : 14

                -de Alemstraat : 13

                -de Rennekauter : 7

                 

                Totaal : 298 huizen.

     

    1919 – 5 april : De gemeente ging opnieuw een lening aan met de “Spaar- en Leengilde

                der gemeente Leest”.

                Het betrof een som van 20.000 fr aan 4% terugbetaalbaar twee jaar na het sluiten

                van de vrede.

                De reden was “tot het doen van voorschot aan het plaatselijk Hulp- en

                Voedingskomiteit, betalen der gemandateerde bijdragen in de kosten van dit

                Komiteit en het kwijten der gestemde weddeverhogingen, duurtetoelagen en tot

                betaling der wedden van het 2de kwartaal 1919.” (GR)

                Het was de derde lening die de gemeente aanging “tot bestrijden van de

                bijzondere uitgaven tengevolgen den oorlog”.

                De vorige leningen bedroegen 2.000 en 39.875 fr.

                (GA-24/7/1919)

     

    1919 – 10 april : Jozef Vloeberghen benoemd tot schatbewaarder van de kerkfabriek ter

                vervanging van Pieter Eduard Vloeberghen.

                Theophiel Verschueren benoemd tot Eerste Schepen en Jan Baptist Verbergt

                tot Tweede Schepen, ter vervanging van Victor Diddens en Lodewijk Wauters.

                (GR)

     

    1919 – 10 mei : Irma Ackermans benoemd tot tijdelijke onderwijzeres in de gemengde

                gemeenteschool. Ze verving de wegens ziekte afwezige Caroline Nees.

     

    1919 – 15 mei : Het gemeentebestuur ging een lening aan van 5.000 fr. (GR)

     

    1919 – 25 mei : Aanvang van de herstellingswerken aan de defecte steenwegen van

                Leest.  

     

    1919 – 17 juni : Burgemeester Bernaerts verzocht de Krijgsgouverneur der provincie om

                2 (Browning) pistolen voor de plaatselijke politie. (GA)

     

    1919 – 22 juni : Stichting Boerengilde

                Op 22 juni werd in het “Brughuis” bij Jozef Apers de plaatselijke Boerengilde

                geboren. Dit gebeurde onder impuls van Victor De Laet, die in 1915 reeds een

                Raiffeisenkas had gesticht.

                (De handtekeningen van de andere bestuursleden : F. Van der Hasselt, Fr. Van

                Loo, Ch. De Borger, J. Selleslagh, E. Van Boxem, L. Selleslagh, Jan Spruyt,

                Jos Verlinden)

                De stichting ondervond aanvankelijk veel tegenstand vanwege de boerinnen, die

                dachten dat de vergaderingen van de gilde niets anders waren dan een

                gelegenheid van de mannen om uit de bol te gaan.

                Uiteindelijk draaiden zij bij en de meeste Leestse boeren sloten zich aan.

                Door samenaankoop van veevoeders, meststoffen en zaaigoed via de zaakvoerder

                Apers, kregen de leden deze grondstoffen goedkoper.

                Om de boeren een betere technische scholing te geven werden er ’s zondags en op

                winteravonden voordrachten en leergangen gegeven over bemesting, veevoeding,

                teelttechnieken en mechanizering.

                Andere initiatieven waren gericht op verbetering van de veestapel : melkkontrole,

                stierenhouderij, veeziektebestrijding, enz...

                In 1954 zag het bestuur er als volgt uit :

                St. De Decker was proost, Victor De Laet voorzitter.

                Ondervoorzitter was Petrus De Prins, J. Apers was schrijver-zaakvoerder en

                bestuursleden waren Louis Selleslagh, Jan Verbruggen, Fons Van den Brande,

                Karel Van Linden en Jef Van Beersel.

                De Leestse Boerengilde telde toen zo’n 110 leden.

                Victor De Laet bleef voorzitter gedurende meer dan 40 jaar.

                Alfons Van den Brande nam het roer over in 1962.  

                Zijn grote bekommernis was de rationalizatie en modernizering van de

                Leestse landbouwbedrijven. Zijn voornaamste verwezenlijking was het

                ontwateren door drainering van honderd ha Leestse landbouwgrond.

                In 1963 kreeg de Boerengilde een eigen maandblad “Gildeleven”met een

                zeer gevarieerde inhoud : praatjes over landbouw, verslagen over de

                gildevergaderingen en allerhande practische wenken.

                In 1978 telde de “Landelijke” gilde 135 leden.

                Jos De Smet werd voorzitter in 1973.

                In “De Band” nr. 1 van 1955 verduidelijkte Viktor De Laet de rol van de

                Boerengilde :

                “Iets over onze BOERENGILDE

    De Boerengilde is geen vondeling ! Zij is de moederorganisatie die verschillende afdelingen bindt. Noemen we : de Boerinnenbond, Boerenjeugdbond (B.J.B.), met ruitersport en toneel, de Boerinnenjeugdbond (B.J.B.-meisjes), de Raiffeisenkas, Aan- en Verkoopvennootschap, Onderlinge Kas voor Gezinsvergoedingen, de verzekering tegen brand en ongevallen, Veebond, Tuberculosebestrijding, zuivere melkwinning.

    Het DOEL van de organisatie is : het vormen van een ontwikkelde, welvarende en kristelijke boerenstand.

    Om dit doel te verwezenlijken heeft ze veel middelen ter harer beschikking.

    Noemen we er enkele van : allerlei verslagen, zakalmanakken, wandkalenders, allerlei technische uitgaven, “Bij den Haard”, “de Zonnebloem”, “de Boer”, “Ploeg en Kruis”, “De Gids”, maandelijkse voordrachten, film, aanleggen van proefvelden, voorlichting in tuinbouw, grond- en bodemonderzoek, enz...

    Verder beschikt de Boerenbond over een kosteloze advokatendienst, een welingerichte dienst voor belastingsaangelegenheden en pensioenswetten,  inrichten van “praatavonden”, voordrachten, studiedagen, leergangen, retraites, recollecties, werking van onze leden soldaten, technische dienst voor drainering, melkmachienen, electrische weideafsluitingen, waterleidingen, bouwplannen, enz..

    U ziet aan al deze diensten en verwezenlijkingen dat de Boerenbond een machtige organisatie is in ons land, benijd door de andere landen !

    Hoevelen van onze boeren hebben niet reeds een bezoek gebracht aan de reusachtige burelen van het hoofdbestuur van de Belgische Boerenbond le Leuven, om hen te helpen in één of andere aangelegenheid ?

    Steeds vonden ze de meest-bereidwillige en toegewijde en bekwame mensen ter hunner beschikking.
    Wie kent niet de reusachtige bloemmolens te Merksem, de grootste van Europa ?

    Alles staat ten dienste van de leden. De leuze van de Boerengilde immers luidt :

    “Allen voor ieder, ieder voor allen.”

     

                In de jaren 70 werden de boerengilden opgesplitst in landelijke gilden en

                bedrijfsgilden.

                Samen met deze opsplitsing veranderde ook het werkgebied van deze twee

                groepen. Zo bleef de landelijke gilde de plaatselijke vereniging, die zich meer

                zou uitdiepen om christelijke- sportieve- culturele-  en algemene vorming 

                te stimuleren en waar zowel de actieve land- en tuinbouwer als de loontrekkende

                zich kon thuisvoelen.

                (Voorzitter Jos De Smet in DB, februari 1985 n.a.v.  briljanten jubileum)           

     

    1919 – 26 juni :

                “...De Raad, gehoord lezing van den brief van het Komiteit van Nationale Politiek

                welke afvaardiging ten doel heeft bij de Vredesconferentie te Parijs, in naam der

                aansluitende gemeentens, onze aanspraken te doen gelden in ’s lands voordeel.

                Besluit : de leden des gemeenteraads van Leest, provincie Antwerpen, verklaren

                het Komiteit voor Nationale Politiek bij te treden, wiens programma behelst :

                vrije beschikking over de Schelde, de Midden-Maas en de waterwegen van

                Antwerpen tot den Rijn, de teruggave door Duitschland van Malmedy en de

                kantons, nauwkeurige verbinding met het Groothertogdom Luxemburg, ruime

                deelneming aan den invloed der verbonden Machten in het Rijngebied en

                redelijke uitbreiding van het koloniaal domein van België.”   

     

    1919 – 2 augustus : brief van het gemeentebestuur aan de “Ontvanger van de

                Rechtstreeksche Belastingen Mechelen” ivm de Huishuren :

     

                “Tot gevolg aan uw schrijven nr. 8757, geven wij u hieronder de gevraagde

                inlichtingen, betrekkelijk tien huizen in deze gehuurd, namelijk :

                Huis Dorp numero 17 in huur bij Selleslagh kinderen mits 24 fr per maand.

                Huis Dorp nr. 6, in huur bij Wwe Coeckelbergh P.J., mits 14 fr per maand.

                Huis Dorp nr.24, in huur bij Lauwens Jan K.Louis,mits 13 fr per maand.

                Huis Scheerstraat nr.4,in huur bij De Backer Henri,mits 10 fr per maand.

                Huis Thisseltbaan nr.15, in huur bij Jan Siebens, mits 11 fr per maand.

                Huis Thisseltbaan nr.32, in huur bij Roggen Leon, mits 9 fr per maand.

                Huis Kleinheidestr nr.10, in huur bij Fierens Constant mits 8,50fr per maand.

                Huis Kapellebaan nr.13, in huur bij Van den Houte Jan mits 9,5 fr per maand.

                Huis Winkelstraat n.7, in huur bij Van Neste Cyriel mits 12,50 fr per maand.

                Huis Tiendeschuurstr. nr.8 in huur bij De Muyer Frans mits 10 fr per maand.

     

                De brief was ondertekend door secretaris Vandenbossche.

    25-02-2012 om 10:42 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1919 – Stichting van N.S.B-Leest (Nationale Strijdersbond)

     

    De Leestse afdeling van de N.S.B. werd in 1919 gesticht door oudgedienden van de Eerste Wereldoorlog. Onder hen de oorlogsinvalide Pieter Jan(Wannes) Pateet.

    Bedoeling : de nagedachtenis van de gevallenen in ere houden en ook om de belangen van de oudstrijders en gelijkgestelden te verdedigen.

    In 1945 smolt de afdeling samen met de oudstrijders uit de oorlog 1940-45.

    Nationaal maakte Leest deel uit van het gewest Dijle-Rupel-Nete.

    In 1955 telde de N.S.B afdeling Leest 71 leden.

    Frans Lauwers was toen reeds vele jaren voorzitter.

    De eerste gedenksteen voor de gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog werd opgericht in 1920 en een tweede voor de gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog in 1946.

    In 1948 werd te Leest het “Werk voor Oudstrijders en Gelijkgestemden” gesticht. Het doel was om zoveel mogelijk steun te verlenen aan zwaar beproefde families van oudstrijders en gelijkgestelden. Steun die zowel moreel, materieel als financieel kon zijn. Lous Lauwers werd afgevaardigde.

    In 1960 werd een nieuw vaandel ingehuldigd en gewijd.

    Andere voorzitters van de Leestse afdeling van de N.S.B. waren : August De Prins, Gerard Lauwaet.

    Het bestuur van 1980 zag er als volgt uit : Ere-Voorzitter Jan Pateet, Voorzitter André Walschaerts, Ondervoorzitter Louis De Croes, Penningmeester Eugeen Van Beersel, Feestbestuurder Gust Nuytkens, Boetmeester Louis Van den Heuvel, Commissaris Jan De Smedt, Vaandeldrager Remy Spoelders en secretaris Georges Veiller.

    En vijf jaar later :

    Voorzitter : Eugeen Van Beersel, Ondervoorzitter Louis Van den Heuvel.

    Secretaris-penningmeester: Georges Veiller.

    Feestbestuurder : Frans De Bruyn.

    Kommmissaris : André Walschaers, August Nuytkens en Albert De Smedt.

    Vaandeldrager : René Spoelders.

    In 1969 werd Georges Veiller(°Elsene, 26/6/1919) secretaris, de zieltogende N.S.B. telde toen slechts 10 leden.

    Onder zijn impuls steeg het ledenaantal het jaar nadien reeds naar 39 om in 1980 de 50 te overschrijden.

    Georges Veiller die in 1966 te Leest was komen wonen, zag dat er voor de oudstrijders van Leest werk aan de winkel was. Hij begon te lopen en te schrijven en reeds in 1970 bekwamen 23 mensen hun strijderskaarten met de eraan verbonden rechten.

    In hetzelfde jaar werden een groot aantal eretekens uitgereikt door de burgemeester.

    Tien jaar later bekwam hij dat er geen oudstrijders meer werden ontgraven en dat de stad Mechelen instond voor het onderhoud van hun graven.

    Tot 1977 bestonden er te Leest twee verenigingen, de oudstrijders waren tot dan zowat ingedeeld volgens dorpspolitieke kleur. Dat jaar ontbonden de “Oud-Soldaten” hun vereniging en bijna al hun leden werden lid van de N.S.B.

     

    Elk jaar op 11 november herdachten de oudstrijders hun gevallen makkers.

    Na de mis hield de secretaris van de afdeling een toespraak aan het monument op het kerkhof en werden bloemen neergelegd.

    (Diverse Folders N.S.B, DB januari 1955, Januari 1980, mei 1984)

     

    1919 – In januari hernam onderwijzeres Henriette Troch haar bediening in de

                gemeenteschool.

                “...Juffer Troch die sedert augustus 1914 het land was uitgevlucht, verklaarde in

                Engeland (Londen) haar taak te hebben waargenomen als onderwijzeres.”

                (GA-4/3/1919)

     

    1919 – Op 25 januari deed burgemeester Bernaerts een aanvraag tot het bekomen van 2

                geweren met patronen ten dienste “van den ambtenaar van politie en van den

                gemeente veldwachter.”

                Hij richtte deze vraag tot generaal Mahieu, krijgsgouverneur te Antwerpen. (GA)

     

    1919 – 30 januari :

                “In de gemeente is er geene haver meer beschikbaar daar een deel ervan is

                opgeeischt door de Duitsers en een deel door de Duitsche legers bij hunne aftocht

                is vervoerd aan hunne  paarden en mede genomen bij hun vertrek zonder

                betaling.” (GA)

     

    1919 – 30 januari : Uit een brief van de burgemeester voor de provinciegouverneur :

                “...Betreffende buurtwegenis oorlogsschade.

                Groote schade, tengevolge oorlogsgebeurtenissen is toegebracht aan :

                Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Thisselt, wegen nrs 4, 10 en 28

                van het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot

                noodig.

                Steenweg van Leest naar het Heike Hombeek, nrs. 5 en 9 van het atlas.

                Deze twee wegen zijn in zeer slechten toestand.

                Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek dorp, deels

                beschadigd, wegen nrs 3 en 2 van het atlas.

                Steenweg van Capelle op den Bosch naar boschkant Hombeek, weg nr. 5.

                De brug over de St Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest,

                grootelijks beschadigd.

                Ook de kiezelweg in de Laerestraat is zwaar beschadigd.”

     

    25-02-2012 om 10:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 7 februari 1919 stierf in Rennes (Frankrijk)  Franciscus Jozef De Borger, in het ziekenhuis Saint Meën, aan de gevolgen van zijn kwetsuren.

    Frans Jozef De Borger was te Leest geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter Frans en van Maria Elizabet De Mayer.

    Hij deed de oorlog mee als soldaat bij het 4de Regiment Jagers te voet.

    Drie dagen later werd hij ter plaatse begraven. Een zieledienst werd voor hem opgedragen te Leest op donderdag 27 februari 1919.

     

    Op 15 maart 1921 stierf er nog een Leestenaar ten gevolge van de oorlog.

    Petrus Alfons Van Hoof was te Leest geboren op 6 mei 1894 als zoon van Frans Eduard en van Maria Louise “Wiske” Huys.

    Zijn ouders baatten de herberg “In de Groene Linde” uit op het Dorpsplein.

    Fons diende bij het 14e Linieregiment.

    Nadat bij de familie Van Hoof een bericht was toegekomen dat hun zoon  Theofiel was gesneuveld, werd Fons, die door het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht als invalide.

    “Nog zie ik Fons, bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom...” schreef J.A. Huysmans in De Band.

    Petrus Alfons overleed te Leest.

     

     

    1919 – Het aantal  stemgerechtigden voor de wetgevende kiezing bedroeg 458.

    25-02-2012 om 10:31 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Christine De Laet (Zuster Melanie) over de Eerste Wereldoorlog in het eerste nummer van De Band, 1955 :

    “...’t Begin van de eerste oorlog en de vlucht heb ik nog meegemaakt.

    Vader heeft na de doortocht van de eerste patrouilles een reuzefiets-motocyclette splinternieuw uitgehaald van onder de mesthoop.

    Maar de Belgische soldaten hebben ons twee dagen later dat merkwaardig ding als trofee ontnomen.

    Zeer intressant volgens mij was na de vlucht de koeienhistorie.

    De Belgen hadden alle koeien eerst weggehaald.

    ’t Leger had die te Antwerpen in hangars ondergebracht, en geraakte er niet mee weg.

    De Duitsers sloegen die aan.

    Na de vlucht waren er geen koeibeesten meer tenzij hier en daar één die in ’t wild liep, en gauw een “eigenaar” had.

    Zuster Viktoria (haar oudere zuster Melanie De Laet)  zei : “Ik moet een koe hebben, ze hebben onze koeien afgepakt, ik ga naar Antwerpen naar de Duitsers een koe halen !”

    Ze schuift aan in de rij om een bewijsschrift te bekomen en toelating om met “haar koe” naar Leest te mogen.

    Overrompeld als die kommandant was door die grote menigte, schrijft hij een bewijs.

    En zus ging met dat papierke naar die hangars, waar de controleur vraagt :

    “Welke is uw koe ?”

    Zuster Viktoria kiest er de beste en schoonste uit en roept : “Deze meneer !”

    De kerel laat begaan.

    Ze huurt een beestenwagen, en ’s avonds te kwart voor tien komt ze daarmee in Leest binnen in triomf.

    Alle mensen kwamen zien naar dat fenomeen...”  

     

    Christine De Laet werd geboren op 12 mei 1901. Ze ging in 1915 bij de zusters Annunciaden  te Heverlee, als zuster Melanie.

    Haar zuster Melanie De Laet werd geboren op 26 januari 1891. Ze kwam in het klooster bij de Annunciaden als zuster Victoria in 1917. Ze bleef als missionaris in Kongo van 1931 tot 1957. Ze overleed te Heverlee op 1 mei 1968. (LG-blz.332)

     

    Op de foto rechts Christine, links haar zus Melanie De Laet.

    25-02-2012 om 10:29 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pieter Jan “Wannes” Pateet –Intervieuw met Karel Soors - De Band november 1976 : “Wannes Pateet en de oorlog”

    “...Jan Pateet werd te Leest geboren op 13 mei 1890.

    Zijn vader Henri en zijn moeder Marie Publie woonden achtereenvolgens op een boerderij op de Kouter en in de Scheerstraat.

    Wannes was de oudste van elf kinderen.

    In 1914 maakte hij kennis met de gruwelen van de oorlog. Het zou voor hem een pijnlijke herinnering blijven.

    Het begon al slecht voor Jan in 1912 toen hij binnen moest.

    In plaats van te mogen loten zoals voordien moesten de mannen van zijn lichting allemaal binnen.

    Men sprak van oorlog, maar dat sloegen onze rekruten niet hoog aan.

    Soldaat Jan werd ingelijfd bij het 7de Linieregiment en gekazerneerd te Antwerpen.

    Wat Jan zich nog herinnert van het oorlogsgebeuren wil hij ons wel vertellen...

     

    De eerste kennismaking met de oorlog !

    We lagen gebivakeerd buiten Namen. Daar zagen we de vijand voor het eerst.

    De Duitsers overspoelden de hele streek, een overmacht die we nauwelijks konden schatten. We trokken ons hals over kop terug. We wisten niet waar we ’t hadden.

    Nu de eerste kogels langs onze oren floten, deden we in ons broek.

     

    En verder...

    We probeerden zover mogelijk van ’t oorlogsgeweld te geraken en terug te groeperen.

    We waren grote sukkelaars : kleren, schoenen, wapens, alles geraakten we kwijt.

    We liepen verloren omdat niemand kaart kon lezen.

    Onze soldaten en officieren waren op zulk een oorlog niet voorbereid.

    Na een afmattende tocht hergroepeerden we ons.

     

    Toen koning Albert op 25 augustus 1914 de Sint Romboutstoren beklom om de opmars van het Duitse leger langs de Leuvense steenweg in ogenschouw te nemen, had je reeds aan de lijve ondervonden wat oorlog was ?

    Zeker, Halen, daarna Aarschot, dat was oorlog !

    Wat een beestigheden daar gebeurd zijn zal ik nooit vergeten !

    Ik moet wel zeggen : langs beide kanten waren er goeie en slechten.

    Terwijl we in Aarschot de Duitsers onophoudend bestookten en ons daarna terugtrokken werd er in de stad een bloedbad aangericht.

    Onder het geroep : “Man had geschossen !” werden brave burgers omgebracht.

    Bij een van die straatgevechten werd adjudant Van Peuvelde zwaar gekwetst.

    Ik dacht dat de man zou sterven ! Ergens in een boerderij haalde ik een paard uit de stal en legde de gewonde daarop. Zo bracht ik hem naar de kazerne. Later verkocht ik het paard nog voor 10 frank aan een andere boer.

     

    Hoe raakten jullie aan de Ijzer ?

    Na een moeizame tocht groepeerden we ons in Zelzate. De verdediging van Antwerpen was ingezet. De Duitsers bestookten de forten rond Antwerpen.

    Niet lang daarna werd de aftocht geblazen. De bruggen werden opgeblazen.

    Op 8 oktober lieten we Antwerpen achter ons en marcheerden tot half oktober.

    Drie maanden waren we op pad geweest.

    De Ijzer zou bijna onze dood worden.

     

    De Ijzer was wel een nachtmerrie ?

    Langs een puzzel van tracees en passerels bereikten we Nieuwpoort. Daar begon de loopgrachtenoorlog. De Duitsers gebruikten gifgas om ons klein te krijgen, daar hadden we hevige schrik van ! Soms blies een gasalarm alleen van schrik.

                het front moest brengen.

     

    In Lombardsijde, het was juist na Allerheiligen en men sprak van wapenstilstand, lagen we wat hoger in stelling. De Duitsers schoten een bal door m’n schouder. Het was op 7 november 1917.

    Toen we die morgen naar Diksmuide opstapten, zagen we ze plots zitten. Als gieren zaten ze in de bomen en beschoten ons. Vanuit ijzeren kooien richtten ze hun mitrailleuzen op ons. Wat daarna gebeurde werd me achteraf verteld : ik lag in een put, mijn been was afgeschoten. Mijn broer Charel en een korporaal bonden mijn been af, anders was ik doodgebloed.

    Twaalf van mijn maten waren gesneuveld.

    Ze brachten mij naar het hospitaal in Adinkerke, waar ze mijn been hebben afgezet.

    Ik werd achteraf naar Rouen gevoerd.

    Daar ben ik gebleven tot 1921, totdat ik de zekerheid had dat alles ermee in orde was...

     

    De oorlog...wat denk jij over de oorlog ?

    Wat ik er over denk ? Oorlog deugt voor niets !

    Men mag dan zeggen dat een rechtvaardige oorlog er mag zijn, als je oorlog zag zoals ik die zag, zoals ik die meemaakte, dan kan je niet anders zeggen dan dat oorlog pure waanzin is, uitgevonden door enkelen, terwijl velen er voor sterven.

    Ik heb blinden gezien, mensen zonder benen of armen en veel, veel doden, alles door die oorlog !”

     

    Pieter Jan “Wannes” Pateet overleed te Mechelen op 25 juni 1980, hij werd nog negentig.

     

    25-02-2012 om 09:16 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Frans Coeckelbergh -  De Band nr. 7 van 1956 :

    “...Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst.

    Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911 optrekken om mijn dienstplicht te vervullen.

    Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e Linieregiment, nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee, aldus Frans.

     

    En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ?

    Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en manoeuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren nog niet mochten afzwaaien want intussentijd was er in de Borinage een wilde staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat ik slechts in mei 1913 afzwaaide.

    Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten strijde te trekken tegen onze Duitse vijand.

    We trokken na een viertal dagen de Duitser tegemoet om eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en waar ik een van de critiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte, even verhalen, we moesten ’s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots aan ’t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met kasteel en Duitsers korte metten.

     

    Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze troepen in slagorde te brengen.

    Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weerop slag leverden, maar de Duitser beschoot  met zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden.

    Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden herschapen en er een gruwelijke dood vonden, niettegenstaande deze tegenslag hielden we nog een volle dag stand om dan tengevolge van de slechte ravitallering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra wij dat in de gaten hadden losten wij salvo’s in de bomen, de Duitsers aldus verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van de Redoute.

    Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad Antwerpen getrokken, waar zelfs

    de Schelde in vuur en vlam stond.

    Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden.

    U moet nu niet gaan denken dat we deze transport meemaakten in confortabele wagens !

    Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken, wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend neergekogeld.

    Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor goed de slag aan de Ijzer hebben begonnen door eerst de reeds over de Ijzer gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven.

    In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen tussen gekomen.

    Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.

    Deze eerste slag aan de Ijzer heeft geweldig veel doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen.

    Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een vaste sector aan de Ijzer toegewezen te krijgen.

    Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten in water en slijk...”

    25-02-2012 om 09:15 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Constant “Stanne” Van Den Broeck, de Leestse eeuweling, vertelde me in 1983 :

    “...Ik ben er in geloot, de oorlog was voor ons een verrassing.

    Toen ik werd opgeroepen dacht ik : ’t is maar voor veertien dagen, om weer eens bijeen te zijn...maar ’t was voor vier jaar en half.

    Ik was bij de voorlaatste klas die nog werd opgeroepen.

    Terwijl de anderen in Namen aan het front streden moesten wij pinnekensdraad spannen tegen dat de Duitsers kwamen.

    Toen Antwerpen gevallen was, moesten we weg. Tien dagen mars, te voet, naar Frankrijk. Daar aangekomen werden wij verplicht onze klederen en geweren af te geven, dit om de jonge mannen te kleden die onmiddellijk naar het front trokken.

    Amaai mijn voeten als ik daar nog aan denk, toen we in Ouderlick kwamen.

    Velen van ons hadden onderweg alles wat hen hinderde weggesmeten, zelfs hun geweer.

    Dat was de aftocht !

    De soldaten waren hun eigen baas.

    Ik ben van de klas 1900 en van de jongere klassen maakten ze compagniën om tracees te graven enzo.

    De 5de december 1914 ben ik dan aan ’t front gekomen.

    Daar heb ik afgezien, vooral in ’t begin. Weet ge dat ik zes maand op blokken heb gelopen en zonder kapootjas ? En wij waren ook soldaat.

    Kou geleden jong, kou geleden.

    Jaak De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig aan het front ontmoette, heeft mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd, alhoewel ik nochtans piot was.

    Aan ’t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.

    Omdat ik bij de Travailleurs was heb ik overal gezeten.

    We moesten buiten ’t geschut van de vijand blijven want we hadden geen wapens.

    Dag en nacht werkten we aan de tracees, dat was op strategische en dus gevaarlijke punten, herstellen van wegen, nieuwe banen trekken, bomkraters dichtgooien, bruggen leggen...

    Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons, moesten wij voortwerken.

    Soms liep het bloed van mijn handen, doordat ik me steeds moest laten vallen...

    Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen lossen, waarin per kamion toch zo’n 30 lijken, sommige daarvan met gaten in van een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.

    Alle dagen zagen wij lijken. Gruwelijk !

    Op zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag geschoten, kregen wij opdracht de gaten van bominsalgen te dichten. Wij op weg van Veurne naar Nieuwpoort.

    Net toen wij één put hadden gevuld kwamen er twee Duitse vliegers boven onze hoofden cirkelen en begonnen ons te bekogelen met hun mitrailleurs, ik dacht dat het te Wulpen was, in elk geval wij hebben ons kunnen redden door onder een brug te kruipen.

    Een andere dag hadden wij te Veurne wacht aan een Frans schip.

    Plots zagen we aan de hemel een bestuurbare ballon van de vijand opduiken maar we mochten er niet naar schieten van onze superieuren. Ineens dropte de ballon bommen naar beneden en één der bommen viel op een huis waas een vrouw werd onthoofd.

    Daarvan was ik getuige. Wreed !

    Of hij veel schrik had geleden ?

    Schrik ? Daar waren er bij met meer schrik, natuurlijk hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten, maar wij waren wilde mensen...

    Bijvoorbeeld als wij ’s nachts gingen melk halen, iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze officieren. Wij waren wilde mensen hé.

    Wij hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of gekwetst aan het front was dat dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen.

    Eén keer ben ik licht gekwest geweest.

    In een bepaald dorp moesten wij een baan door het land trekken en ineens werden wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zo’n 300 meter van een inslag en een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn bovenarm.

    Het was echter een lichte kwetsuur.

    Ik stond veel liever op 10 meter van zo’n inslag. Immers die ontploffing vormt een boekee en als je er kort genoeg bij stond had je alleen de beschermende losgerukte aarde. Het ijzer spatte verderweg uit mekaar.

    Toen den Duits terugtrok, werden wij, de mannen van de staat, naar Adinkerke gestuurd.

    Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de muur hing.

    Op dat plakkaat stonden de bevrijde gebieden aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan naar huis. Behalve wij van de spoorweg.

    Ik heb daar nog maanden moeten werken, ook nog na de wapenstilstand.

    Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven naar Adinkerke overbrengen.

    Daar ik schilder van beroep was op ’t Arsenaal te Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot februari het jaar nadien.

    Twee dagen minder dan vier jaar en half ben ik van huis weggeweest...”

     

    25-02-2012 om 09:11 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – “...De oorlogsbuit door de Duitsche legers in de gemeente achtergelaten bestaat

                alleenlijk in gevelde bomen, die zich bevinden op verschillende eigendommen.

                Onder andere in den vloeibeemd aan de zennebrug, in den vloeibeemd “de

                Halsbergen” tegen de Zenne en nabij het kasteel de Mot in de Biest.

                Het betreft allemaal canadabomen.” (GA-2/1/1919)

    Op defoto : Victoria Coosemans (“Toor”), echtgenote van Jan Huysmans met haar drie kinderen in 1918. Onderaan links Albert, hierna aan het woord en vaak aanwezig in deze Kronieken onder de naam Jacob Albert Huysmans  of onder  zijn pseudoniem Anselms Jedrie, rechts Alfons.

    Moeder “Toor” heeft de pasgeboren Constant in haar armen. Deze zou nog drie jaar moeten wachten om zijn vader te zien.                    LEESTENAARS EN DE EERSTE WERELDOORLOG

     

    Jacob Albert Huysmans in De Band van april 1981 onder de titel “Onvergetelijks” :

    “1914 : Na enkele schermutselingen in ons gewest, naar het einde augustus toe, verhogen de Duitsers, in de streek bezuiden Mechelen, Kapelle op den Bos en Londerzeel, hun overmatige druk tot een ware veldslag, en werden de Belgische Linietroepen, door die pletrol overrompeld of uitgeschakeld...

    Meerdere van deze overspoelde jongens bleven alzo van hun regiment gescheiden achter. Dit bracht voor hen en vele families dramatische problemen...

    Heel de duur der bezetting hing als het ware het zwaard van Damocles dag en nacht over die mensen...

    Van collaborateurs hadden wellicht de Duitsers achterhaalde lijsten van verdachten, en dezen werden thuis meestal ’s nachts onverwachts omsingeld, en van kelder tot zolder uitgekamd.

    Zolang het zomer was zochten sommigen ondergedokenen hun heil in de graanvelden... Doch de oorlog ging verder, en bij het naderen van de winter, werden de Duitsers in de Vlaanderen gestuit, en voor de beide tegenstrevers begon het beslechten daar van ’n vierjarigen loopgrachtenstrijd...

     

    In de zomer 1915 vond ons moeder op ’n morgen een onder de deur geschoven open brief van onze vader, waarin zijn foto als konvooibegeleider aan het front, en een geheel vol geschreven blad, met aanmoedigingen voor ons allen, en de hoop dat alles weer gauw goed zou zijn... Dat was een ontroerende geruststelling voor ons...

    Op een avond, wat daarna, werd er op de achterdeur getokt, en daar komt Gust van den Ossenboer (August Jacobs, zoon van Frans en van Maria Anna Van Loock) binnen, ook een ondergedoken strijder, en zegt : “Toorke, ik ben het die u daar laatst die brief van uwen Jan gebracht heb, als ge soms iets wil terugschrijven zal ik dat morgen komen afhalen. Van af en naar het front worden hier en daar brieven en foto’s van vaders en zonen, langs Holland overgesmokkeld, maar zorg dat gij mij nergens vernoemt. Gij hebt geluk, want al maanden weten wij reeds dat mij broer Louis te Londerzeel is gesneuveld...” (deze sneuvelde op 29/9/1914 bij de eerste schermutselingen)

    Jaren achter dien oorlog, heeft Gust eens aan moeder verteld, dat hij die open brieven door zijn broer Frans en Frans Boonen, ook uit de Kouter, toegespeeld kreeg, langs een geheime inlichtingendienst, en hij herinnerde lachend haar schrijven naar vader : hoe blij zij was te kunnen melden dat hij een zoontje had bijgekregen : Constant !

    En zij ook had gevraagd welke mengeling zij moest bereiden, om zelf limonade te fabriceren !

    Bij het lezen van die brieven, zei Gust, wist ik in mijn schuilplaats mij met de frontmannen en hun thuis wat verbonden.

    Toen wist nog maar één vriend mij levend begraven, grinnikte Gust, mijn zusters en broer vermoedden ’t zelfs niet...Dore van Vleeskens, ’n buur uit onze straat, hovenier op het kasteel Empain te Battel, en onderhoudsman van hun graftombe alhier, die had mij daarvan een deursleutel bezorgd...

    Op een niet heel duistere avond waag ik mij toch uit den grafkelder, om langs den pastorijtuin, door het achterpoortje het veld te bereiken, en eens naar huis te gaan om wat nieuws... Na genoegzaam uitkijkend stap ik buiten, en zag daarginds, toch mij gezien door pastoor Beuckelaers huishoudster, plots buitengekomen uit de sakristie, die even verschrikt stopt, en dan gejaagd naar de pastorij rent...

    Twee dagen nadien bereik ik, nu ongehinderd, den pastorijtuin, en eensklaps roept de spiedende  wat bange juffrouw van achter een heester mij toe : “Och Gust, zijt gij het Gust ?...”

    “Ssst...stiller,” vermaan ik..., en ze fluistert : “Kom jongen onze pastoor is niet thuis, kom iets eten en drinken, och arme.” en de juffrouw vertelde mij haar sakristieavontuur : “Ik was,” zei ze, “in de kerk nog wat bloemen gaan schikken en toen ik buitenkwam, zag ik een man uit dien grafkelder komen, en ik stamelde : “Och God, och God...en herhaalde dit nog binnenshuis, en de pastoor vraagt : “Gij hebt toch zeker geen spook gezien ?” – “Neen, maar daar kwam een man uit de tombe van Empain, echt gezien !”

    - “Emma ! Houd dat voor u, en zwijg er ook stillekens over tegen anderen ! “ zei de pastoor...Maar ik bedacht, ik wil er meer van weten !”

    Alzo, zei Gust, ben ik meermaals daar goed onthaald.”

     

    Viktor De Hondt, ook te boek als ondergedoken krijgsgevangene der Duitsers, woonde in het huisje voor de Rennekouter aan de Tisseltbaan. Die man heeft niet te tellen oorlogsdagen en nachten in hun gereinigde aalput doorgebracht...

    Binnen het kolenhok had hij hun bouwstenen wc afgebroken en vervangen door een te kunnen wegnemen en terug te plaatsen houten model, en de buitenhuistoegang dichtgemetseld...

    Was er verraad, kwam er vreemd of familiebezoek of voelde hij drang naar zekerheid...Viktor dook erin...

    Moeder en kinderen wisten dan enkel : “onze vader is aan het front...”

    Slechts éénmaal heb ik later Viktor eens iets als klacht horen uiten : “Er zijn ook mensen die geen besef hebben wat een opgejaagd dier moet voelen, wanneer het aan klopjachten tracht te ontsnappen...”

     

    In den herft 1918 werden Frans Jacobs en Frans Boonen opgepakt door de Duitsers en verbleven te Mechelen opgesloten, wellicht voor latere deportatie naar Duitse strafkampen, doch zij werden bij den wapenstilstand vrijgelaten...

     

    Na nog ’n tijd van deelname aan de bezetting der Duitse Roergebieden, keerden onze Belgische overlevenden naar hun haardstede terug, en stichtten almeteen een oudstrijdersvereniging. Zij zouden hun eerste verbroederingsfeest geven op 11 november 1919...

     

    Een jongere broer van Viktor De Hondt, Edward is als groot invalide uit den oorlog gekomen...

    Na een Duitse stormloop die door onze jongens was afgeslagen, waarbij aan beide zijden honderden doden en verminkten, werd hij gevonden met een onvermijdelijk, tot bij de knie af te zetten been, en nadien helaas, wellicht bij ontbreken van meerwaardiger materieën, primitief verholpen, met een door riempjes vast te hechten elastische overtrek, waarin een stalen holle stang, met gummi omhulsel, om op te staan en mee te gaan...

    Zo zeilde en zeilde Edward : minzaam ongeknakt moedig...   

    Dagen voor het feest kwam Warre, met zijn goed been de fiets trappend, tot bij ons, om met mij en onze Fons, nog leergasten, maar hij reeds als vroeger muzikant, elk op ’n trompet, onder leiding van onze vader, samen de krijgshymne te repeteren...

    In aanwezigheid van een bijna volle kerk gemeentenaren, begon een dankmis, ter nagedachtenis en als huldebetuiging aan de gesneuvelden...

    Voor de kommuniebank, onder de konsekratie, stonden, ik links, en onze Fons rechts, van den op zijn wandelstok zich dapper rechtende Warre van Jonkers, en bliezen gedrieën het “Te Velde”...onvergeetlijk...

     

    Vanaf den wapenstilstand was het al begonnen : er raasde ’n volkse vreugderoes in crescendo...

    Peer de wagenmaker timmerde een danstent ineen, op zijn woonerf, hoek Tisseltbaan –links Koestraat, met gevolg dat de Leestse kermis in de dorpskom plat ging, en bij Peer, hemelhoog...

    Doch enkele jaren later probeerden de Oudstrijders ten voordele van hun steunfonds, de uitbating van een huurdanstent op de Dorpsplaats en het werd een gouden zaak...

    -“Nieuwe bezems vagen ’t best”, wist en zei Peer, en hij staakte de strijd...

    Onze Oudstrijders van toen weerden zich soms ook, als studentikoze vechtjassen...

    Enkelen opperden eens hardop het plan om bij de komende jaarlijkse ommegang van een toen late Sinksenprocessie, en dan kan het heet zijn ! : dat hun ledengroep, omwille hun aan het front gekregen kaalkop, nu bij mogelijke hitte, het hoofddeksel zouden ophouden...’n hoge raad, bedacht dat zij zulks niet in overweging wenste te nemen, en weerkaatste de bal : dat ieder zoiets zelf in eigen verantwoordelijkheid kon beslissen...

    Na die stunt was het lidmaatschap wat geslonken...

    Edward De Hondt verwierf ondertussen het opengekomen ambt van gemeenteontvanger...

    Toen hij eens, voor die taak, naar het posthuis te Hombeek was geweest, en bij het buitenkomen van den Kouter, moest uitwijken voor een kar, raakte hij met den pedaal van zijn moto een boordsteen aan het smal looppad nevens Meulemans’schuur, en stuikte met het hoofd op de kasseien...en is ervan gestorven.

    Edward liet een vrouw en zeven kinderen achter...

    Oktavie was een meisje uit Aarschot, als vluchtelinge in Engeland beland, en hulpverpleegster in een rustoord voor oorlogsverminkten, en ginds met Warre gehuwd, en beiden vestigden zich na den oorlog, eerst in het oude hoeveke van Verbruggen aan de Tiendeschuurstraat...

    Ik hoor Warre nog zeggen : “-Ons Tavie, is ma vie...”

     

    Seders 1919 wordt na de dankmis, een hulde, aan den voorkant der rechterbeuk van de kerk, bij den gedenksteen met de namen der gesneuvelden, jaarlijks herhaald...

     

    Ik verontschuldig mij, indien soms, in samenhang met voorgaande nog meer “Onvergeetlijk”, tijdens en na die oorlog, zou zijn vergeten...”

    25-02-2012 om 09:07 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – In oktober-november werd door de Duitsers in de Winkelstraat een vliegplein

                aangelegd. De inwoners werden verplicht daarbij te helpen, “verschillende

                hektaren graan en voeder, gelegen op den Kauter werden daardoor vernield.”

                (GA-8/1/1920)   

     

                Op de foto Gerard Somers met zijn paard Juul. Samen hielpen zij bij de aanleg

                van het vliegveld.

                Gerard Somers :

                “Wij koppelden dit paard in een ossespan : twee ossen met het paard in het

                midden. De Duitsers hebben het niet opgeeist, want ze moesten jongere paarden

                hebben, zo mochten wij het behouden.

                Sommige boeren kenden den truuk : ze stuurden hun vrouwvolk met hun paard

                naar de monstering : de Duitsers monsterden de vrouwen en die kwamen met hun

                paard terug thuis...”

                (LG-blz.261)

     

                J.A.Huysmans in DB 1978 “Een rad als telraam”, over het vliegveld :

                “...de kalender wijst nazomer 1918 aan : de Duitsers besluiten in deze streek

                enkele vliegvelden aan te leggen, om van hieruit versterking aan hun linies te

                geven, om een beslissende wending aan het ijzerfront af te dwingen.

                Te Hombeek, bezuiden het dorp bij de Zemstbaan, en te Heffen aan de Leestse

                baan bij de Molenbeek, op beide elk een klein deel.

                Doch aan de Leestse Kouter, heel de vlakte zeker 2 vierkante km.

                Achter de woonerven bij de Winkelstraat, worden 3 loodsen en enkele tenten

                opgetrokken.

                Duitse kontrole eist in onze herberg, wekelijks een voormiddag, voor een

                verplicht zich aanmelden van alle mannen van 18 tot 30 jaar oud.

                Om 10 uur kwamen de opgeroepenen langs de voordeur binnen.

                Meermaals werd iemand zijn als dwarsdoend vergeten pet van het hoofd geslagen

                door de wachtpost.

                Bij het pasnazicht werd menigeen opgevorderd, zich de volgende morgend aan te

                melden op de kommendatur van het Leestse vliegveld, voorzien van spade of

                kruiwagen, voor 7 dagen arbeid van 7 tot 21 uur, bij donkerte bijgelicht met

                stallantaarns, en met dat nieuws kon elk langs de achterdeur naar huis...

                De kommandant, die wat Hollands sprak, had logies op de hoeve van Eceleirs.

                Oktober loopt naar zijn einde als hier reeds een reeks vliegtuigen zijn geland

                en de piloten hebben al enkele oefenvluchten gewisseld tussen de velden...”

     

                 ’t Ridderke van november 2010 : Oorlog in de lucht

     

    “…Het jaar 1918 was heel bijzonder. Interne tegenstrijd in Duitsland en hoog politiek spel van de legerleiding bespoedigden het breekpunt in de “Groote Oorlog”. De Duitsers konden begin ’18 alle aandacht op het westen richten eens ze het vredesverdrag met Rusland op zak hadden. Om in Frankrijk een militair overwicht te krijgen werd het zogeheten ‘voorjaarsoffensief’ of  Kaiserschlacht ontketend; Dit bestond uit vijf gelijktijdige aanvallen en die veroorzaakten ook verhoogde druk op het Belgische front aan de IJzer. Er was ook luchtsteun. Het vliegveld van Evere bestond reeds maar omdat de vliegradius beperkt was, had men ook vijf vliegvelden in België kort achter de frontlijn. Het geallieerde tegenoffensief was zo hevig dat deze in gevaar kwamen en in allerijl nieuwe vliegvelden moesten aangelegd worden. Die zijn er gekomen in Hombeek en Leest. Men had handen en tijd te kort om veel aandacht te besteden aan een degelijke infrastructuur. De lokale bevolking werd verplicht om mee te helpen bij het aanleggen van de vliegpleinen.

    …

    Emiel Nuytiens :” dat vliegveld (noot : in Hombeek) lag tegen de Kattestraat en liep verder tot tegen de steenweg en tot aan den Dries. Wij moesten onze eigen schop meebrengen. De paarden waren van de boeren. Het veld was al opgezaaid. Dat werd allemaal vernietigd; Er mocht geen beekje in zijn. Het moest zeer gelijk geweld worden. Dat deden we met paard en wel. De 42 vliegers zijn er geland toen we daar nog aan het werk waren.

    …

    Het eten was alleen het rantsoen van thuis. De Duitsers betaalden ons wel uit maar het geld moesten we in Leest gaan halen. In Leest waren er 6 vliegers gestationeerd, maar dat was maar een klein vliegveld. In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun gereedschap was daar.”In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun gereedschap was daar.”

     

     

    1918 – “In de kerk werd in november 1918 een strafcompagnie Duitsche soldaten

                ingekwartierd en het zwarte kerkgewaad werd alsdan weggenomen.”

                (GA-8/1/1920)

     

    1918 – Op 2 november overleed te Leest de “Fransche verdrevene” Sophie Sarrazin,

                echtgenote Clovis.

     

    1918 – “Bij den aftocht der Duitschers, in 1918, hadden de inwoners veel te verduren

                van die soldaten. Op vele plaatsen namen zij al wat dienstig was aan veevoeder,

                en verstrooiden geheel nutteloos, groote hoeveelheden stroo, hooi, zelfs stool men

                zwijnen in bijzijn der eigenaars, dewelke men bij het minste verzet, dreigde neer

                te schieten.

                Vele soldaten waren bedronken...” (GA-8/1/1920)

     

    1918 – Op 5, 6, 7, 8 en 9 november hebben “verscheidene Leestenaars reizen gedaan

                voor het Duitsche leger, met paard en kar, voor vervoer van Leest naar Mechelen

                en van Mechelen naar Diest.” (GA)

     

    1918 – 10 november : Op het Middenveld stonden ongeveer een vijftigtal lichte

                verkenningsvliegtuigen opgesteld. (KH-Hombeekse Kronieken)

     

    1918 – Op 11 november 1918 werd een Duits bericht op de muren der stad Mechelen

                aangeplakt. Het meldde dat de wapenstilstand getekend was. (MK)

     

    1918 – 11 november : De hoeveelheid hooi in de gemeente aanwezig beliep 25.000 kg,

                strooi 200.000 kg en rapen 50.000 kg. (GA

     

    1918 – 11 november : Op de dag van de wapenstilstand overleed Constant Hellemans,

                een zoon van koster Louis en van Victoria Teughels.

                Hij was vijftien jaar.

                Hij kroop op de tas om stro naar beneden te gooien voor een koe die door de

                aftrekkende Duitsers was opgeeist. In het halfduister (het was ’s avonds rond

                zes uur) viel hij zelf naar beneden met de eerste bussel.

                Omdat de dokter van Hombeek niet durfde te komen, moest men een beroep doen

                op een Duitse legerdokter uit Heffen.

                Het geval was echter hopeloos : de dokter stelde een schedelbreuk vast.

                Moeder Victoria Teughels kwam deze slag nooit te boven : ze overleed het jaar

                nadien in 1919.

     

    1918 – 12 november : Diefstal bij Willem Jan Dagobert Slachmuylders, landbouwer uit

                de Kapellebaan.

                “1 os, 2 stieren en 1 vaarsken werden gestolen”.

                De dieren werden later teruggevonden bij een slachter te “Oxdonck-Sempst”, die

                verklaarde de beesten gekocht te hebben van Duitse soldaten. (PV)

     

    1918 – 14 november : Ontploffing te Kapelle-op-den-Bos.

                Op 14 november 1918 om halfacht explodeerde munitie in een treinwagon.

                Twintig personen, jong en oud, kwamen om. Velen werden gewond.

                De Nieuwe Gazet van 18 november 1918 daarover :

                “Daar zij al hun buit niet konden meevoeren verkochten de Duitsche soldaten

                den laatsten dag van hun verblijf te Capellen op den Bosch, in het station al

                wat er in de wagons was opgestapeld, tot meubels toe.

                Een talrijke menigte verdrong zich in ’t gebouw toen plotseling, door een

                onbekend gebleven oorzaak, drie munitie-wagons ontploften, waarbij 20

                kinderen die in de nabijheid speelden, werden gedood en 40 werden gewond.”

     

                Onder de getroffen gezinnen was er twee geboren Leestenaars :

                -Pieter Antoon Verbergt (°Leest 19/11/1862, +14/11/1918) zoon van Filip

                Verbergt en Anna Cornelia Bosman, die samen met zijn echtgenote Veronica

                Houwelijks om het leven kwam.

                Het echtpaar woonde te Kapelle-op-den-Bos, Schuttershof 10. Hij was

                fabrieksarbeider, zij huishoudster

                -Angela Virginia Potums (°Leest 23/2/1871, +14/11/1918), dochter van Jan

                Baptist Potoums en Anna Verdickt. Angela V. Potums was weduwe van Frans

                Filip Peeters.

                Ze kwam om samen met haar man Egied Moens. Hij was staatswerkman, zij

                huishoudster. (’t Ridderke nr.3 1999)

     

    1918 – Op 15 november hebben de laatste Duitse soldaten de gemeente verlaten.

                (GA-15/11/1918)

     

    1918 – 18 november : Om 11u30 kwamen de eerste Belgische militairen zegevierend

                Mechelen binnen. (MK)

     

    1918 – 4 december : De herbergiers Pieter Jan Vanden Eede en Frans Lauwens kregen

                verbod van de burgemeester om “op den 8 en 9de december e.k. in hun huis en

                zaal, bal en danspartijen te houden of te laten houden teneinde moeilijkheden

                en ongemakken te doen voorkomen...”

     

    1918 – 13 december : In de gemeente waren er 2 eigenaars van druivenserren : Dhr

                Moyson uit de Kouter en de burgemeester Jaak Bernaerts.

                (uit een brief aan de rechtstreekse belastingen)

     

    1918 – 18 december : Uit een brief van de burgemeester aan de Procureur des konings :

                “...de afdeeling van Volksopbeuring was ingericht in de woning van Pieter Jan

                Van den Eede, herbergier en winkelier alhier, dewelke de uitverkoopen van

                suiker, honig, enz. gedaan heeft, met behulp van Felix Polfliet en Lodewijk Van

                Loo..

                Vrouwe Frans Scheltiens Verschueren is betrapt geweest met boterverkoop

                aan een Duitsche soldaat.

                ...Den genaamden Stoop Henricus, moet in 1918, als geleider bij een

                Ottovrachtwagen, gevoerd door een Duitsche soldaat, door een Duitsch officier

                aangehouden zijn te Blaasveld.

                De wagen moest beladen zijn met omtrent 4.000 kg aardappelen  die versmokkeld

                werden. De vracht werd aangeslagen.

                ...Er zijn door de Duitschers gevankelijk weggevoerd en gevangen gehouden

                geweest :

                Boonen Frans Hendrik, landbouwer Kauter en Jacobs Frans Jan Baptist,

                landbouwer ook uit de Kauter, voor welke daden zij te verantwoorden hadden kan

                ik niet opgeven, evenmin weet ik niet wie de verraders geweest zijn.

                Er zijn ook eenige personen als werkloozen naar Duitsland overgevoerd geweest,

                alhoewel de gemeente noch Komiteit nooit de lijst van werklozen willen afleveren

                heeft, hetgene doet veronderstellen dat de namen der werklozen door eenen

                verrader moeten aangegeven geweest zijn...”

     

    1918 – Bevolkingscijfer op 31 december 1918 : 1682.

    25-02-2012 om 08:56 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – Op 14 oktober sneuvelde Alfons Hieckeleers.

                De Belgische aanval waarbij  Jan Geerts was gesneuveld, bleef steken aan de

                spoorlijn Oostende – Torhout – Roeselare.

                Op 14 oktober werd een tweede aanval ingezet, om half zes ’s morgens.

                Om 13 uur werden Handzaeme en Roeselare veroverd.

                Diezelfde namiddag valt ook Cortemark in Belgische handen.

                Daar sneuvelde Alfons Hieckeleers. Hij werd ter plaatse begraven.

                Alfons Hieckeleers was te Leest geboren op 15 juni 1885 als zoon van Rosalie

                Hieckeleers.

                Hij was oorlogsvrijwilliger bij het 10e Linieregiment.

                Een zieledienst ging voor hem door te Leest op dinsdag 4 februari 1919.

                Op zijn bidprentje stond o.a. een citaat van Kardinaal Mercier (Herderlijke Brief.

                van 25/12/1914) :

                “...De Heer bekroont de dapperheid van den soldaat, die, zijn lot bewust, zijn

                leven ten beste geeft om de eer van zijn vaderland te verdedigen en de gekrenkte

                rechtvaardigheid te doen eerbiedigen, en de dood – christelijk aanveerd –

                verzekert zijne zielezaligheid !”

                En verder :

                “...Vaartwel, dierbare Moederen geliefde Zusters, die mij zoo innig lief had, zoo

                gaarne ware ik weer gekeerd om voortaan in uw midden te leven, de Heer heeft

                er anders over geschikt, zijn Heilige Wil geschiede.

                Ik stierf jong, maar gelukkig door het vergieten van mijn bloed medegeholpen te

                hebben voor de vrijwording van ons Vaderland. Mijne laatste gedachte was aan

                U, vergeet mij niet in uwe gebeden. Eens zien we elkander weder in den hemel...”

     

    1918 – 15 oktober : De oorlog loopt ten einde. De laatste veertien dagen wordt in

                Hombeek nog een Duits detachement van een bataljon “Minenwerfer” bij

                burgers ondergebracht. Hun opdracht is een noodvliegveld aan te leggen.

                (KH)

     

    1918 – 21 oktober : Aan de gemeente werd 1500 mark boete opgelegd wegens

                nalatigheid van haar landbouwers bij de melklevering. Alle betrokken

                landbouwers betaalden deze boete terug behalve Louis De Rooster uit de

                Blaasveldstraat, die weigerde.

                Zijn deel in de boete bedroeg 64 mark.

     

    25-02-2012 om 08:47 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – 28 september : Op enkele kilometers van Houthulst, te Klercken,  sneuvelde Jan

                Geerts. De eerste dag van het laatste offensief in de Vlaanders was voor hem

                fataal. De aanval werd die dag op drie punten ingezet : Houthulst, Westrozebeke

                en Passendale.

                Jan Geerts was te Leest geboren op 24 november 1895 als zoon van Karel en

                Melanie Verdickt.

                Hij ging binnen als oorlogsvrijwilliger bij het 20 ste Linieregiment.

                Hij zou te Leest begraven worden op 29 januari 1919.

     

    1918 – 30 september : Een speciale aanvraag “tot het bekomen van steenkolen tot

                verwarming hunner serren voor het winnen van bloemkoolplanten, tomaten,

                enz. werd gedaan door :

                -Joseph Vloeberghen, Koeistraat, 4.000 kg voor serre van 21 m lang en 6 m

                 breed.

                -Henri Verbeeck, Tisseltbaan, 8.000 kg kolen voor 4 serren, 2 van 24m35 lengte

                 op 6 m breedte, 2 van 20 m waarvan 1 op 6 m en 1 op 4 m breedte.

                -Lodewijk De Hondt, 2.000 kg voor 1 serre van 7 m breed op 5 m.

                -Petrus Verbeeck, Koeistraat, 2.000 kg voor een serre van 10 m lang op 6 m

                 breed.”

               

    1918 – Op 1 oktober verzocht Jaak Bernaerts “den Bestuurder der Rechtstreeksche

                belastingen en kadaster te Antwerpen” om vernieuwing van de kadasterkaarten,

                daar de kadastrale plans der gmeente niet meer konden geraadpleegd worden,

                zonder gevaar voor misslagen.

     

    1918 – 10 oktober : Lijst van de schapenhouders der gemeente :

                Weduwe De Laet uit de Kouter : 2 schapen.

                Weduwe Hellemans, Dorp : 2 schapen.

                Weduwe Meulemans, Dorp : 1 schaap.

                Cezar Jacobs, Koeistraat : 1 schaap.

    25-02-2012 om 08:42 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – 6 september  :

                Te Foverges (Haute-Savoie, Frankrijk) overleed Ivo Fierens.

                Hij was te Leest geboren op 10 augustus 1894 als zoon van Jozef Remi en Maria

                Louisa Jacobs.

                Ivo Fierens diende bij het 12e Linieregiment.

                Op zijn gedenkprentje stond volgende tekst :

                “Met welbehagen zag de Heer op zijnen nederigen dienaar neer die niet op ‘t

                kruis maar op zijne legerstede lijdend uitgestrekt lag.

                Door verduldig zijne pijnen uit te staan deed hij zijne verdiensten ten hemel

                klimmen gelijk geurige wierookswalmen tot uitboeting van ’t zondig menschdom

                en de bevrijding van zijn dierbaar Vaderland.

                Als een rookwolk ben ik heengegaan

                In den bloei mijner jaren

                In ’t begin mijner levensbaan

                Kwam het levensbootje op de rots te varen

                Broeders, Zusters, Kameraden, Vrienden

                Droogt uwe bittere tranen af

                Eens zal ik u hier wedervinden

                En opreizen uit mijne kille graf

                Mijne blanke ziel is heengevlogen

                Vaarwel zeggende aan dit aardsche oord

                En met mijne ouders bevind ik me hierboven

                In des Heeren zalig Sionsoord.

    1918 – 7 september : Pieter Jan Van Praet uit de Alemstraat werd door de Zivil

                Kommissaris beboet wegens het niet-inleveren van tabak.

                Hij diende 400 mark boete te betalen.

     

    1918 – 16 september : Jan Bt. Van Crombruggen, bakker te Leest, kreeg het bevel

                “tot het houden van een register aanduidende de zelfverbruikersrantsoenen der

                landbouwers en de rantsoenen der personen welke meel krijgen in plaats van

                brood van het Komiteit, hetwelk door de bakkers verbakken wordt.”

     

    1918 – 25 september : Met toestemming van de Provinzial-Erntekommission en van het

                Oogstbureel werd de graanlevering van de gemeente verschoven naar 25

                september.

                De gemeente diende dan minstens 35.000 kg te leveren.

     

    1918 – 26 september : Wegens niet-leveren van aardappelen, in de week van 16 tot 21

                september, kreeg landbouwer Antoon Stoop een boete opgelegd van 1.000 mark.

     

    25-02-2012 om 08:39 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – Op 22 juli sneuvelde Jan Frans Huys op het veld van eer te Nieuwpoort.

                Hij werd daar de dag nadien begraven op het plaatselijke kerkhof.

                Jan Huys was te Mechelen geboren op 11 april 1893 als zoon van Frans Florent

                en Amelie Peeters.

                Hij diende bij het 4de Regiment Carabiniers.

     

    1918 – 3 augustus : Bij middel van plakschriften werd in de gemeente volgend bericht

                verspreid :

                “Bekendmaking.

                De burgemeester van Leest, maakt op bevel der Duitsche Overheid kenbaar dat

                bij geval van vervolging van krijgsgevangenen, het aan de bevolking streng

                verboden is, den vluchtende te vergezellen of hem behulpzaam te zijn tot

                ontvluchting.

                Het vergezellen van de vluchtende belet de belast zijnde, hunne

                vervolgingszending waar te nemen, te meer stellen de burgers zich alzoo bloot,

                aan het gevaar van doodgeschoten te worden.”

     

    1918 – 20 augustus : De weduwe Apers uit de Herstraat kreeg bevel om haar

                “schurfachtig”  paard aan te bieden te Lier op de Grote Markt.

                Een zellfde bericht kreeg Jan Fierens uit de Bist.

     

    1918 – 21 augustus : Vraag van de burgemeester aan de Zivil Kommissaris om een

                geschreven bevel te bekomen tot aflevering van 51 liter afgeroomde melk,

                te leveren door de melkerij van Blaasveld.

                “...de melk heeft gediend tot voeding der aangekomene Franse vluchtelingen

                in de gemeente.”

     

    1918 – Op 24 augustus werd Remi Kets met zes stemmen op zes verkozen tot

                hoofdonderwijzer. Zijn jaarwedde : 1.700 fr plus 100 fr bestuursvergoeding en het

                genot van een woning met hof. (GR)

     

    25-02-2012 om 08:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1918 – Dat jaar beliepen de kosten aan steen- en andere wegen door het gemeentebestuur

                gedaan 1.263 fr.

     

    1918 – In 1918 werd Jaak Bernaerts gekozen tot ondervoorzitter van “ ’t Provinciaal

                Landbouwcommice”.

     

    1918 – Begin januari verbleven er te Leest nog 61 vluchtelingen.

     

    1918 – 8 janauri : Vlas- en Kloddenvoorraad der gemeente :

               

                Naam                         Aantal kg

                                                    Gezwingeld vlas    Vlas  Klodden Vlaszaad

     

    Van Den Sande Fr.

    Groteheidestraat.                    73                          128        35           32

     

    Geerts Alfons

    Groteheidestraat                      6                                           2           14

     

    Weduwe Van Roosbroeck

    Groteheidestraat                      9                                                        10

     

    1918 – 8 janauri :

                “...Er zijn schoten gelost geweest door de Duitsche wachtsoldaten op ronde in de

                gemeente, ter plaatse Thisseltbaan, op personen die na aanranding wegvluchten.

                Alfons De Vleeschouwer diende klacht in bij de burgemeester, die proces verbaal

                opmaakte en dit verstuurde naar de kommandant der troepenafdeling 3 te

                Mechelen.”

     

    1918 – Dezelfde dag, 8 januari , deed de gemeente opnieuw een aanvraag voor een lening

                “teneinde gedane voorschotten aan te zuiveren”.

                Deze voorschotten dienden tot “inrichting der soepuitbedeling voor de scholen,

                Vluchtelingen en steuningen sedert het begin der maand augustus 1917”.

     

    1918 – “...In de nacht van 11 januari werd Jan Hendrik Constant  De Win uit de

                Winkelstraat opnieuw bestolen.

                Een ruim 100 kg wegend varken van 6-1/2 maand oud werd uit zijn varkenshok

                gehaald. Het varken werd, samen met de deur van het hok, 500 m verder gesleurd

                en aldaar geslacht.” (PV van de veldwachter)

     

    1918 – 22 januari : Er werden verdachte gevallen van schurft waargenomen in de

                paardenstallen van  Corneel Van den Brande uit de Bist, Polycarpus Verhoeven

                uit de Kapellebaan en Lodewijk Van Aken uit de Kleinheidestraat.

     

    1918 – 24 januari : Nieuwe vraag van de gemeente om petroleum en kolen.

                De petroleum was bestemd voor de wacht van de Duitse soldaten op het kasteel

                “de Mot”.

                De kolen voor de weduwe Lauwers, “voor de werking haren stoomgraanmolen.

                De hoeveelheid kolen nodig voor februari wordt begroot op 4 ton, aangezien er

                veel moet gemaald worden voor inwoners van Blaasveld waar geen graanmolen

                bestaat.

                Bij geval dezen voorraad niet kan verkregen worden, dan zal de bevolking van

                Leest en een groot deel van Blaesvelt zonder brood zijn in de komende maandag    

                februari.

                Om het broodgraan te kunnen malen waarmede de weduwe Lauwers belast wordt,

                zou zij maandelijks een kolenvoorraad noodig hebben van 3.500 kg.”

     

    1918 – 26 januari : Vraag van het gemeentebestuur aan “de Bestiering van het Wet- en

                Verordeningsblad” om te willen doen opnemen volgende aankondiging :

                “Gemeente Leest – Tijdelijken onderwijzer voor de gemeenteschool wordt

                gevraagd. Wedde en woonstvergoeding 1.350 franks. Onmiddellijk aan te

                vragen.”

                Deze aankondiging verscheen ook in de “Morgenbode”.

    25-02-2012 om 08:28 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Twee vluchtelingen uit Moorslede :
    Clement Masschelein en zijn dochter Valerie.
    De foto is genomen te Leest door een Duits soldaat.
    (foto : Paul Snoeck)

     

     

     

     

    1917 – Op 5 augustus kwamen er te Leest 79 vluchtelingen toe.
               Bijna allemaal waren ze afkomstig uit Moorslede West-Vlaanderen.
               Ze werden geplaatst bij inwoners der gemeente.

     

    West-Vlaming Paul Snoeck werkt aan een verhandeling over de vluchtelingen uit Moorslede en bezorgde me, naast de afgedrukte foto van de familie Masschelein-Van Biervliet, in 2014 een (voorlopig nog onvolledige) lijst met namen : 

    1.Mylle Gaston uit Moorslede, verbleef bij weduwe Spruyt in de Winkelstraat.

    2.Rosseel Elodie uit Dadizele, verbleef in de Tiendeschuurstraat.

    3.Sioen Leon uit Moorslede, verbleef in de Tiendeschuurstraat.

    4.Van Neste Cyriel uit Meerslede, verbleef in de Winkelstraat nr. 7.

    5.Messiaan Flavia, echtgenote van Van Neste Cyriel.

    6. Van Neste, dochter van nr 4 en 5.

    7.Van Petegem, dochter van…

    8.Masschelein Clement uit Moorslede Koekuit.

    9.Van Biervliet Eulalie uit Moorslede Koekuit, echtgenote nr. 8.

    10.Masschelein Augusta idem, dochter 8 en 9.

    11.Masschelein Martha, idem.

    12.Masschelein Germaine, idem.

    13.Masschelein Valerie, idem.

    14.Masschelein Lucien, idem, zoon van 8 en 9.

    15.Julia Sioen, gedoopt in Leest 27 oktober 1917.

    16. Helena Sioen, moeder (ongehuwd ?) van Julia.

    17.Leona Loyson, was getuige bij doop nr. 15.

    18.Jules Sioen, was getuige bij doop nr. 15.

    19.Renaat Vanwildermeersch, huwde met nr. 20 (woonde in Heffen).

    20.Flavia Sioen, huwde met nr. 19.

    21. Bruno Sioen, vader van Flavia nr. 20.

    22.Fharilde Sioen, moeder van Flavia nr. 20.

    23.Philippe Vanwildermeersch, vader van Renaat nr. 19.

    24.Mathilde Depoorter, moeder van Renaat nr. 19.

    25.Cyrillus Bonduele, getuige op huwelijk nr 20 en 19.

    26.Guilliam Sioen, getuige op huwelijk nr 20 en 19.

    27. Augusta Vanneste, 1918 communie in Leest.

    28.Palmyra Van Peteghem, idem

    29. Blanche Christiaens, idem.

    30.Melanie Van Dam, 1919.

    31. Leona Sioen, getuige doopsel Helena Sioen.

    32.Julius Loyson, idem.

    33.Germaine Loyson, communie in Leest 1918.

    34. Martha Loyson, idem.

    35. Martha Sioen, idem.

    36.Adriana Van Neste, idem.

    37. Maria Van Neste, idem.

    38.Alegdis Van Peteghem, idem.

    39. Maria Van Peteghem, idem.

    40.Palmira Van Peteghem, idem.

    41.Georges Christiaens, idem.

    42.Walter Christiaens, idem.

    43.Marcel Loyson, idem.

    44.Jules Sioen, idem.

    --Lucien Masschelein, idem reeds vermeld bij fam. Masschelein.

    45. Maria Lattrez, communie 20 mei 1919.

    46. Sylvia Lattrez, idem.

     

     

     

     

    25-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1918 – Op 31 januari ontvingen Victor De Laet (zie foto), Mevrouw Frans De Prins en Joseph

                Verlinden uit de Kouter volgend schrijven :

                “Op bevel der Duitsche overheid zijt gij aanzocht en verplicht op den 2 februari

                1918 om 2 ure namiddags (Duitsche tijd) uw ruinpaard aan te bieden te

                Antwerpen, kaai 28, in de nabijheid der noordstatie.

                Het paard moet voorzien zijn van eene halster met goede koord en moet zijnen

                numero aan den kop hebben op zichtbare plaats.”

     

    1918 – 9 februari : In de gemeente werden geschilderde borden uitgehangen waarop de

                verblijfplaats van de Duitse wacht was aangewezen.

                Dit gebeurde in het Dorp, het gehucht de Knip, de Winkelstraat, aan de

                Kauterweg en in de Kapellebaan.

     

    1918 – 18 februari : Remi Karel Lodewijk Kets, geboren te Calcken (Oost-Vl.) op 12 juni

                1888, werd benoemd tot tijdelijk onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool.

                Hij verving Jan Constant Moons die door ziekte onbeschikbaar geworden was.

                Remi Kets ontving 1.200 fr per jaar plus 150 fr vestingsvergoeding.

                (GR-11/4/1918)

     

    1918 – 19 februari : Het aantal bewoners der gemeente beliep 1682.

                Het getal vluchtelingen 60.

     

    1918 – 20 februari : Een vermoedelijk geval van schurft deed zich voor bij het paard van

                Pieter Jan Diddens uit de Blaasveldstraat.

     

    1918 – 21 februari : De volgende personen kregen van de Duitsers het bevel om hun

                merriepaard op 27/2 e.k. naar Antwerpen over te brengen :

                -de kinderen Buelens, Tiendeschuurstraat.

                -Polycarpus Verhoeven, Kapellebaan.

                -Karel Verbeeck, Tisseltbaan.

     

    1918 – 12 maart : Polycarp Verhoeven en Pieter Jan Diddens kregen bevel om op 25

                maart, om 10 u, hunne van schurft verdachte paarden aan te bieden ter keuring

                te Lier, op de Grote Markt.

     

    1918 – 14 maart : Elodie Rosseel, geboren te Dadizeele op 26/2/1892 en vluchtelinge uit

                Moorslede, werd naar het “Gasthuis” overgebracht met typhuskoorts.

                Ze was geplaatst in de Tiendeschuurstraat.

                De gemeente Leest droeg de kosten van de verpleging.

     

    1918 – Op 19 maart deed landbouwer Karel Lodewijk Van Aken uit de Kleinheidestraat

                een aanvraag om 105 kg zaaihaver te bekomen, dit omdat hij 150 kg haver had

                moeten inleveren.

     

    1918 – Op 25 maart verliet Leon Sioen, een vluchteling uit Moorslede, de gemeente om

                vrijwillig in Duitsland te gaan werken.

                Sioen verbleef in de Tiendeschuurstraat.

     

    1918 – 11 april : De dokters De Becker uit Tisselt en Van Assche uit Hombeek ontvingen

                volgend schrijven :

                “Op bevel der Duitsche Overheid doen ik u kennen dat alle gevallen van

                aanstekende ziekten door de geneesheren onmiddellijk aan de Duitsche Overheid

                moeten gemeld worden met de Meldekaarten.

                De Meldekaarten zijn verkrijgbaar bij den garnizoenarts te Mechelen.”

                Was ondertekend : de burgemeester van Leest.

     

    1918 – Op 2 mei kreeg pastoor Beuckelaers via het gemeentebestuur volgende brief

                besteld :

                Keizerl.Gerecht                                             Mechelen 26-4-1918

                des Kreises Mechelen

                Dagboek nr. 960 III

     

                                 Aan het gemeentebestuur Leest

                                t.h. van den heer Burgemeester

     

                Ik heb rede erop te verwijzen, dat over ’t uitgaan van Precessien eene aanmelding

                derzelve niet voldoende is, maar dat daarvoor mijne toelating noodig is, dat de

                dees betrekkelijke aanvragen ten laatste 5 dagen voor ’t plaats grijpen der

                Precessien bij mij moeten ingekomen zijn.

                De burgemeesters moeten de Geestelijken hunner gemeente van dees schrijven in

                kennis stellen.

                Ingeval hier nog brieven inkomen, dewelke aan deze bepalingen niet voldoen, zoo

                zal  ik mijne toelating voor ’t uitgaan der Processien niet meer verleenen.”

                Handtekening is onleesbaar.

     

    1918 – 6 mei : Melkhandelaar Lodewijk Frans Polfliet uit de Tisseltbaan werd

                geverbaliseerd door de politiekommissaris van Koekelbergh omwille van de

                verkoop van vervalste melk. Er was water bijgevoegd. (PV)

                Lodewijk Frans Polfliet : (19/12/19)

                “...Ik heb mijne melk dien dag te huis nagezien voor mijn vertrek en al de

                kruiken hadden voldoende gehalte. Ik moet mijne kruiken op den trein in den

                bagagewagen plaatsen en kan dus niet weten of er soms, bij het vervoer, in

                mijne afwezigheid, geene mengeling gedaan is.”

                Zijn kleinzoon Jan Van Rompaey wist te vertellen dat de PV van zijn grootvader
                zonder gevolg werd gelaten omdat hij de Duitse kommandant een haasje kado
                had gedaan...

     

    1918 – “...In den nacht van 18 op 19 mei, zijn op het land van vrouwe Frans Lauwers,

                Bist te Leest, uit de putten gestolen, de plantaardappelen op eene oppervlakte van

                8 aren 40 centiaren, ter plaatse Boschveld.”

     

    1918 – Op 27 mei kreeg weduwe Bonifacius Lauwers verbod van de Duitsers om

                peulvruchten (erwten, bonen, paardenbonen) te malen.

                Indien zij daarmee betrapt zou worden, zou haar molen onherroepelijk worden

                gesloten.  

     

    1918 – 4 juni : Teneinde het stelen en beschadigen bij nacht van aardappelen en andere

                beplantingen te beletten werd een wacht in het leven geroepen.

                41 dorpelingen gaven zich op om deze nachtwacht te verzekeren.

     

    1918 – 4 juni : Uit een brief van de burgemeester tot de kontroleur der rechtstreekse

                belastingen :

                “...bij deze doen ik u kennen dat er tijdens den oorlogsduur geene feesten van

                kermissen noch jaarmarkten in de gemeente gehouden geweest zijn.”

     

    1918 – 7 juni : Op een verkoopdag te Heffen werden drie Leestenaars betrapt “bij het

                opbieden en kopen van hooi zonder machtiging”.

                Jaak Troch, Lodewijk Frans Polfliet en Joannes Siebens.

                De gezamelijke aankoop werd op bevel van de Duitsers in beslag genomen.

     

    1918 – 13 juni : Bij Henri Van Eecke uit het Dorp werd het “tabaksnijmachien”

                verzegeld door de burgemeester, dit op bevel van de Duitsers.

     

    1918 – 19 juni : Verdachte gevallen van schurft bij de paarden van Jan Fierens uit de

                Bist en weduwe Apers uit de Hertstraat.

     

    1918 – 21 juni : Overlijden van Jan Constant Moons, de hoofdonderwijzer van de

                gemeentelijke jongensschool.

                Jan Moons was te Leest geboren op 19 november 1878.

     

    1918 – “...In den nacht van 24 op 25 juni zijn er ter plaatse Kauter, nabij de Winkelstraat

                op het land van Jan Lauwens, aardappelen uitgesteken door 2 dieven, die verrast

                werden door de patrouillerende nachtwacht en de gestelen aardappelen, 35 kg,

                moesten achterlaten.

                Een der dieven is herkend, het betreft de vluchteling Cyriel Van Neste, alhier

                verblijvende met zijn gezin, Winkelstraat nr. 7.”

                Burgemeester Bernaerts verzocht de Ortskommandant te Mechelen om dergelijke

                diefstallen te bestraffen, daar hij zelf niet bij machte was om dit te doen en het

                Belgische gerecht onwerkzaam was.

     

    1918 – 1 juli :

                “...De hengsten in de gemeente bestaande, zijn besneden op bevel der Duitse

                overheid, behalve het hengstje (pony) van vrouwe August De Prins uit de

                Alemstraat.”

     

    1918 – 4 juli :

                “...De genaamden Coppens Pieter uit Vilvoorde werd heden op heterdaad betrapt

                bij het stelen van aardappelen.”

     

    1918 – 6 juli :  Vraag van de burgemeester aan de Duitsers om levering van 1.000 kg

                carbuur, “voor de verlichting van de gemeente, waaronder huizen, gemeentehuis,

                kerk, scholen, enz..”

     

    25-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1917 – 3 november : Een spionagenetwerk werd opgezet door de Hombekenaar Louis

                Nuytiens en de Leestenaar  Frans Jacobs. Het bestond er in de legertrafieken  over

                het spoor te noteren. Ze deden dit werk in de herberg “De Leeuw van

                Vlaanderen” te Hombeek, die zeer gunstig gelegen was tegenover de bareel en

                het station. De dochter Trees Stroobants (zie foto) bood hun haar diensten aan.

                Op 8 mei 1918 zou zij echter gearresteerd worden als spionne en op 20 september

                veroordeelde het krijgsgerecht te Antwerpen haar ter dood.

                De familie schakelde relaties in om haar te redden en met de hulp van de gravin

                de Merode kwam ze op 11 november op vrije voeten. (KH)

                Tot de  Leestse tak van dit spionagenetwerk hoorde buiten Frans Jocobs ook

                diens broer Gust Jacobs en Frans Hendrik Boonen, allen landbouwers uit de

                Kouter..

                Gust had een deursleutel van de grafkelder van de Empains op het Leestse

                kerkhof  en hij gebruikte deze locatie als schuilplaats.

                De Leestenaars smokkelden ook brieven naar het front en terug.

                Frans Hendrik Boonen en Frans Jan Baptist Jacobs werden in de lente van 1918

                aangehouden en als spionnen opgesloten in de gevangenis van Antwerpen.

                Eerstgenoemde werd al na enkele weken vrijgelaten wegens ziekte,

                laatstgenoemde kreeg enkele dagen voor de wapenstilstand de doodstraf, maar

                die werd gelukkig nooit uitgevoerd.          

     

    1917 – 13 november : Lijnzaadvoorraad in de gemeente :

                Frans Vanden Sande 32 kg

                Pieter Van Roosbroeck 12 kg

                Alfons Geerts 12 kg.

     

    1917 – 27 november :

                “...Op het gemeentehuis werden neergelegd door de gendarmeriepost van

                Hombeek, omtrent 20 kg rogge (graan) en 2 pakjes gedroogde tabaksbladeren,

                dewelke volgens hun verklaring in beslag genomen werden bij een vluchteling

                verblijvende in de gemeente, in de Molenstraat.”

     

    1917 – 30 november :

                “...De personen hier onder aangewezen worden bericht dat zij op den 30

                november 1917, om 2-1/2 ure namiddag (Duitsche tijd) te Antwerpen, kaai nr.

                28 (nabij de Noordstatie) aan de Duitsche Overheid moeten aanbieden, hunne

                paarden waarvan de nrs hieronder zijn aangewezen.

                De paarden moeten een goed halster aanhebben, waaraan eene 2 meters lange

                sterke touw gehecht, den numero van het paard moet aan het halster gehecht

                zijn.

                Nr. van het paard :

                7 – ruin ; vaal van Spruyt Jan Baptist, Laerestraat.

                23 – merrie; bruin van Scheers Joseph, Tinneschuurstraat.

                26 – merrie; witgrijs van kinderen Buelens.

                75 – ruin, bruin, poney van Verbruggen Eugeen, Thisseltbaan.

                69 – merrie, bruin van Verbeeck Karel.

                223 – ruin, blauwgrijs, van Verhoeven Polycarpus, Capellebaan.

                            Leest, den 28 november 1917.”

     

    1917 – 3 december : De kolenvoorraad van de weduwe Alfons Maes was geheel uitgeput.

                De weduwe deed een dringende vraag aan burgemeester Bernaerts die ze doorgaf

                aan de Zivil Kommissaris te Mechelen.

                De kolen moesten dienen tot werking van hare graanmolen.

     

    1917 – 3 december :

                “...de woningen in deze gemeente tijdens den oorlog in 1914 afgebrand of

                beschadigd zijn hersteld en in gebruik genomen, ter uitzondering van 2 woningen,

                staande Molenstraat, nrs 2 en 3, waarvan deels de muren nog rechtstaan.

                Deze zijn eigendom van Jan J. Vloeberghen, landbouwer te Leest en

                rechthebbenden...” (GA-3/12/1917)

     

    1917 – 6 december : Jozef Selleslagh werd aangesteld als opvolger van de overleden

                Lodewijk Wauters, als nieuwe patentzetter.

     

    1917 – 7 december : De wacht van de Duitse soldaten, bestaande uit 13 manschappen en

                gevestigd in Steinemolen, zat zonder kolen.

                Daar ook de gemeente in kolengebrek verkeerde, vroeg de burgemeester de

                Duitsers om levering van 1.000 kg, om 10 zakken hout en 5 liters petroleum.

     

    1917 – 8 december : Burgemeester Bernaerts verzocht de Zivil Kommissaris om levering

                van “kussens teekeningen en ander gerief”, voor vijf kantwerksters uit Moorslede,

                die zich het kantwerken kunnen herbeginnen waardoor ze meer loon zouden

                bekomen en ook de aankomende vrouwelijke jeugd het kantwerken kunnen

                aanleren.”

     

    1917 – Op 17 december werd Frans De Muyer, “ontsmetter uit Mechelen”, door het

                gemeentebestuur gecontacteerd om het huis van Alfons Apers te komen

                ontsmetten. In dat gezin was een kind overleden aan kroep.

     

    1917 – 18 december : Frans Selleslagh, koopman uit de Kapellebaan, kreeg een

                uitnodiging van het gemeentebestuur om op woensdag 19 december

                “Om 9-1/2 ure (torenuur), aankomst van den stoomtram aan de katelijne poort

                te Mechelen, zijn schurfachtig paard tot onderzoek aan te bieden aan Mr

                Colette opziener veearts d.d. provincie Antwerpen.”

     

    1917 – 21 december :

                “...8 schriftelijke reklamen zijn ingediend tegen de gedane schattingen op

                tabaksbeplantingen.

                Alle andere tabakplanters der gemeente hebben mondeling gereklameerd

                tegen de schatting van de opbrengst hunner tabakplantingen.

               De plantingen zouden te laattijdig gedaan zijn en de gronden niet erg geschikt

                om opbrengst te leveren, ook zijn vele plantingen niet volwassen geworden en

                door de wind stukgeslagen.” (GA-21/12/1917)

     

    1917 – Op 31 december werd Emiel Meulemans, bankbeambte te Leest, benoemd tot

                ontvanger van het plaatselijk Weldadigheidsbureel met 120 fr jaarwedde.

                Frans Joseph De Maeyer volgde Lodewijk Wauters op als gewoon lid.

     

    1917 – Einde dat jaar ging de gemeente een lening aan bij de “Spaar- en Leengilde”,

                teneinde verschillende oorlogsonkosten te kunnen vereffenen :

                6.500 fr voor onkosten in de soepbedeling aan schoolkinderen en vluchtelingen.

                1.725 fr voor aankoop van  suiker.

                1.700 fr voor aankoop van geleien en marmeladen.

                2.500 fr voor onderhoud van het wachthuis der Duitse soldaten op ’t kasteel

                          “de Mot.”

                2.600 fr voor wedden en lonen van de gemeentebeambten en onderwijzend

                          personeel.   

                (GA-31/12/1917)

     

    1917 – De onderhoudskosten gedaan door de gemeente aan steen- en andere wegen

                beliepen voor het jaar 1917  608 fr. (GA-16/3/1919)

     

    24-02-2012 om 17:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1917 – Op 15 oktober 1917 sneuvelde te Diksmuide aan de Ijzer de Leestenaar Theofiel

                Ferdinand Albert Van Hoof.

                Hij werd geboren te Leest op 11 januari 1892 als zoon van Frans Edward “Sooi”,

                de waard uit “de Groene Linde” op de Dorpsplaats en Marie Louise “Wiske”

                Huys.

                Theophiel was vrijwilliger bij het 6e Linieregiment en werd begraven te Oeren, nu

                Alveringem West-Vlaanderen.

     

    1917 – Op 16 oktober diende het gemeentebestuur een naamlijst in van de plaatselijke

                schapenhouders met aangifte van de wolvoorraad.

                Frans De Laet, Jozef Rheinhard, Cesar Jacobs en de weduwen Meulemans en

                Hellemans waren goed voor 6 schapen en 13-1/2 kg wol.

     

    1917 – 20 oktober : De gemeente Leest kreeg van de Haverzentrale het bevel tot levering

                van 4.000 kg haver.

     

    1917 – 26 oktober :

                “...De Raad, overwegende dat de schaarsheid der huisbrandkolen groot is, besluit

                de gezinnen welke zullen bevonden worden van kolen voorzien te zijn, kunnen bij

                de algemene verdeling van kolen, niets meer genieten, zo lang bij hen voorraad

                zal gevonden worden. Misbruiken zullen bestraft worden.” (GR)

     

    1917 – 30 oktober : Aangifte van vlaswinning, in het oogstjaar 1917, werd gedaan door

                volgende personen :

                Frans Vanden Sande, Groteheidestraat 33 aren 700 kg.

                Alfons Geerts, Groteheidestraat 12 aren 100 kg.

                Piet Lodewijk Van Roosbroeck, Groteheidestraat 9 aren 50 kg.

               Samen 54 aren en 850 kg geschatte opbrengst ruw vlas. (GA)

     

    1917 – Op 31 oktober kwam er nog een vluchteling uit Moorslede toe. Het betrof Gaston

                Mylle, een landbouwwerkman. Hij trok in bij de weduwe Spruyt in de

                Winkelstraat.

     

    24-02-2012 om 17:32 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1917 – 12 mei : Louisa (Wiske) Van Hoof-Huys landbouwster en waardin van “In de Groene Linde”op het Leestse dorpsplein diende bij burgemeesterBernaerts volgende klacht in :

    “...Op 11 mei 1917, omtrentrent 10 uren voormiddag ging mijn zoon Jozef  Van Hoof, landbouwer, naar ons land, en in den Kauter heeft zekeren Edward Coeckelbergh, landbouwer te Leest Dorp, die in den Kauter aan het werk was, zijn zoon toegeroepen, wacht ik moet u spreken. Bij mijn zoon gekomen wilde Coeckelbergh hem doen bekennen dat hij den dader was van de teekeningen en smaad die op de poort van Coeckebergh geschreven stonden.Mijn zoon loochende, en Coeckelbergh heeft verwondingen toegebracht aan mijn zoon zijne hand en aan zijn oor, met een aspergiemes.In de nabijheid waren Frans Boonen, August Spruyt, Jozef Verlinden en Isidoor Vloebergh, allen landbouwers te Leest.”

    Burgemeester Bernaerts stuurde de klacht naar de procureur des konings te Mechelen. De afloop is ons onbekend.  

     

    1917 – “...in den nacht van 16 op 17 mei is uit het kot van Constant De Wit, landbouwer Winkelstraat, een zwijn van 6 maanden oud, wegende omtrent 60 kilos, gestolen.Uit het vooronderzoek bleek dat het kot bij middel van valsche sleutel moet geopend zijn.

    Het dier is op omtrent 600 meters afstand van de woning, in het veld, ingevolge de bevonden overblijfsels, geslacht geworden. Alle gedane zoekingen hebben geenen uitslag van ontdekking gegeven.”
               (Proces-Verbaal van veldwachter Van Hoof)

     

    1917 – “In den nacht van 17 op 18 mei was pachter Ferdinand Van der Hasselt uit de Kapellebaan het slachtoffer, althans zijn stierke van omtrent 7-1/2 maanden oud, werd hem ontstolen.”
               (Proces-Verbaal veldwachter Van Hoof)

     

    1917 – 18 mei : “...de tarwe, circa 40 aren, van landbouwer Karel Verbeeck uit de Tisseltbaan, is bevroren en zal geene opbrengst geven.

    Karel Verbeeck vraagt toelating om die 40 a te mogen beplanten met raapkool.”
               (Brief gemeente)

     

    1917 – 26 mei : De schoolhoofden Moons en Hellemans ontvingen volgend schrijven :

    “...Ingevolge bevel der Duitsche Overheid moeten alle plakschriften door deze Overheid uitgegeven, gedurende 3 maanden aangeplakt blijven.Ik verzoek u dus, van aan de leerlingen uwer school te willen mededeelen, dat

     alle beschadigingen van plakschriften streng zullen gestraft worden.”

     

    1917 – Op 31 mei vroeg de burgemeester aan de Zivil Kommissaris om levering van :

    “ 1750 kg carbure voor de verlichting van woningen en 250 kg carbure voor de verlichting van werkhuizen van schrijnwerkers, klompenmakers, smederijen en handelshuizen, en voor de verlichtingen van rijtuigen van melkhandelaars en andere vervoerders.

    Voor de verlichting van openbare gebouwen zoals burelen van het gemeentehuis,kabinet des burgemeesters, kerkgebouwen en scholen : 125 kg carbure...”

     

    1917 – Juni 1917 : Een Duits bevel over “Wol, matrassen en kussens”, luidde : “...Gij zijt hierbij uitgenodigd de voorwerpen die gij in bezit of in bewaring hebt en die, krachtens de verordening van 23 mei 1917, van den Generaal-Gouverneur en krachtens mijn uitvoeringsbekendmaking van 22 juli 1917 moesten afgeleverd worden, tegen gereed geld al de tot vulsel van matrassen en kussens gebezigde wol, hetzij zuiver of met andere bestanddelen, bv.paardshaar, zeegras vermengd, af te leveren...Wordt aan deze uitnodiging geen gevolg gegeven, dan zullen de af te leveren wol,     matrassen en kussens door dwang afgehaald en de in gebreke zijnde personen gestraft worden.Tot huiszoekingen zal worden overgegaan.”

    De Generaal-Gouverneur van België, Dr von Kohler. (MK)

    Te Leest verschenen in juni 1917 plakschriften om opgave te doen van het aantal matrassen.

    Burgemeester Bernaerts was de enige die hier op inging. Hij gaf zeven matrassen aan -in wol met paardhaar gemengd.

     

    24-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1917 – 1 juni : Op bevel van de Duitse Overheid werd Henri De Prins uit de

                Blaasveldstraat verplicht zijn vlas onmiddellijk te bewerken.

                “Ingeval van weigering moet het vlas door het vlasbureau van Lokeren opgekocht

                worden en na de bewerking moet het juiste gewicht ten gemeentehuize

                aangegeven worden...”

     

    1917 – Dezelfde dag 1 juni hernieuwde burgemeester Bernaerts zijn dringende vraag om

                kolen :

                “...de kolen zouden moeten komen van de mijn Strepij-Bracquegnies, en per spoor

                tot in Hombeek-Statie.

                Aangezien den kolenvoorraad van weduwe Bonifacius Lauwers, maalderes,

                geheel uitgeput is, en zij het broodgraan der gemeente-inwoners moet malen

                met haren stoomgraanmolen, vragen wij om toelating tot verzending van 15

                ton kolen...

                Moest de verzending voor 15 juni niet gedaan worden, dan zal het grootste deel

                der bevolking in broodnood zijn...”

     

    1917 – 7 juni : Om 11 uur zou in het gemeentehuis een vergadering plaatsvinden, waarin

                aan alle Leestse handelaars en winkeliers mededeling zou gedaan worden

                “omtrent de modaliteiten van de voortzetting van hunne handel”.

                Niemand kwam echter opdagen.

                Nochtans had de burgemeester bij middel van plakschriften en via afkondiging na

                de  hoogmis de plaatselijke neringdoeners verwittigd dat er “tot voortzetting van

                hunnen handel, aanvraag diende gedaan te worden”.

                Het betrof hier maatregelen om de woekerij in levensmiddelen tegen te gaan.

     

    1917 – Op 9 juni vroeg Corneel De Wit toelating tot het omploegen van 5 are tarwe die

                door de vorst vernietigd was, en deze oppervlakte te herplanten met koolraap.

     

    1917 – 14 juni : Aardappeldiefstallen –

                Op het land van Frans Van Roey, tegen de Winkelstraat aan, werden 2-1/2 are

                oppervlakte aardappelen (Krugers) te velde gestolen en op het land van Pieter Jan

                Gobien ter plaatse Rennekouter, 4 are 60 ca (vroege).

     

    1917 – 30 juni : Brief van het Gemeentebestuur Leest : Philip Jaak CORTEBEECK,

                geboren Leest 11 april 1878 wonende Koeistraat nr. 8 vestigde zich in ‘t

                gesticht De Cuyper te Stabroek.

     

    1917 – In juli werden de landbouwers van Leest verplicht aanmelding te doen

                “wanneer zij beginnen met het dorsen van hun graan...”

     

    1917 – 14 juli : Het gemeentebestuur verkocht 20 kg aangeslagen aardappelen aan 22

                centiemen het kg.

     

    1917 – Op 26 juli werden op het gemeentehuis 55 aangiften van tabakplantingen

                neergelegd.     

     

    1917 – “...Op 1 Oogst 1917 zijn er 669 kilos Soda vervoerd van Willebroek naar Leest.”

     

    1917 – Op 5 augustus kwamen er te Leest 79 vluchtelingen toe.

                Bijna allemaal waren ze afkomstig uit Moorslede West-Vlaanderen.

                Ze werden geplaatst bij inwoners der gemeente.

     

    1917 – Op 8 augustus werden er te Leest verschillende bomen aangeslagen van volgende

                eigenaars : Weduwe Cnops-Wauters, Notaris Van Melckebeke uit Mechelen,

                Baron de Wykersloot Brussel, Alfons Piessens Leest, Weduwe Vloeberghen en

                kinderen Leest, Baron de Vinck Brussel, Benoit Van Ingelgem Mechelen,

                Graaf de Ramaix Antwerpen, Coemans Mechelen, Montens Antwerpen en

                W. Apers Leest.

     

    1917 – 15 augustus : Begin van het zomerverlof  voor de Leestse gemeentescholen en dit

                tot 20 september.

     

    1917 – 16 augustus : De burgemeester stuurde een lijst met 98 aangiften van

                tabakbeplantingen naar de Ontvanger der Rechtstreekse belastingen te Mechelen.

     

    1917 – Op 21 augustus  stelde veearts Van Passen een vermoedelijk geval van schurft

                vast bij “den poney” van  Louis Van Aken.

     

    1917 – 22 augustus :

                “...in de gemeente Leest bestaan er geene lukshonden, wel waak- en trekhonden

                waarop nooit ene belasting is gehouden.”

    1917 – 23 augustus : Bevel van de bezetter :

                “...Afgekeurd vlees van noodslachtingen moet onmiddellijk overgebracht worden

                naar de krengbenuttiging.”

     

    1917 – Eind augustus werden er eindelijk maatregelen getroffen tegen de nachtelijke

                diefstallen op de velden.

                Burgemeester Bernaerts stuurde een lijst met 50 namen van landbouwers naar de

                Zivil-Kommissaris “dewelke aanvraag gedaan hebben om toelating te bekomen

                om bij nachte de velden te bewaken.”

     

    1917 – 12 september  - Aardappelsmokkelaars :

                “...de gemeente Leest heeft heden 400 kg aardappelen aangeslagen.

                200 kg daarvan werden vervoerd door een zekere Jan Frans Verdoodt, wonende

                Pikkerij Hombeek en 200 kg vervoerd door Victor De Boelpaep, wonende te

                Humbeek Dorp.

                Deze aardappelen waren gekocht aan 65 fr de 100 kg.

                Volgens de verklaringen van de smokkelaars hadden zij deze aardappelen gekocht

                bij Petrus Van den Eede uit de Tisseltbaan.”

     

                Daags nadien werden 1150 kg aardappelen aangeslagen.

                500 kg ervan werden vervoerd door een zekere Edward De Boelpaep. Ze waren

                afkomstig van de weduwe Vloeberghen uit de Koeistraat.

                De overige 650 kg werden door de burgemeester aangeslagen bij twee Duitse

                soldaten, die ze vervoerden met een wagen bespannen met twee zwarte paarden.

                De aardappelen waren 25 fr de 100 kg betaald.

     

    1917 – 20 september : De Leestse kolenverkopers werden heden ten gemeentehuize

                geroepen, alwaar hen mededeling werd gedaan van de voorschriften der Duitse

                Overheid.

                De kolenhandelaars in die dagen waren :

                Alfons Apers uit de Tisseltbaan.

                Vrouwe Joseph Apers, Mechelbaan.

                Weduwe Laurent Meulemans, Dorp.

                Pieter Van den Eede, Tisseltbaan.

                Karel Van Praet, Tisseltbaan.

     

    1917 – 30 september : Te Leest verbleven, vluchtelingen inbegrepen, 310 gezinnen.

     

    1917 – Vanaf 1 oktober 1917 werd door het “comiteit” aan de bevolking voedsel

                uitgedeeld : bloem, rijst, vlees en spek uit Amerika “Wilsonspek” genoemd.

                Ook waren er soepbedelingen, deze werden door de gemeente begroot op 20 liter

                per dag en 108 fr per week.

                Om deze onvoorziene onkosten het hoofd te bieden besloot het gemeentebestuur

                een lening van 4.000 fr aan te gaan bij de Spaar- en Leengilde, aan 4% per jaar

                en terug te betalen een jaar na het sluiten van de vrede.

                (GR-26/10/1917)

     

    23-02-2012 om 18:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1917 – 31 januari : Pieter Corneel Brugghemans en Henri Van Praet, landbouwers

                uit de Alemstraat, deden aangifte van de verkoop van vlas en klodden aan de

                aangestelde opkoper.

                “...respectievelijk 38 kg vlas (gezwingeld) en 14 kg klodden door Brugghemans en

                23 kg gezwingeld vlas en 15 kg klodden door Van Praet.” (GA)

     

    1917 – 1 feburari : Meester Jan Dumont verliet Leest voorgoed en vestigde zich te Evere.

                “...vanuit Leest vertrok hij met 300 kg aardappelen waarvan 100 kg

                plantaardappelen en 8 kg boter, door hem sedert augustus ingezoten.

                Zijn gezin zal te Evere bestaan uit 4 personen...”

                Met zijn patatten vergezelde hem een dankbrief van het Leestse gemeentebestuur:

                “...onzen oprechten dank voor Uwe zoo nauwgezette als eervolle waarneming van

                het ambt van hoofdonderwijzer onzer gemeenteschool, gedurende omtrent veertig

                jaren. Wij zeggen eervol, en met rede, want de opvoeding der jeugd was steeds

                uwe grote bezorgdheid, ook uw school was altijd bij wedstrijden op de eerste

                plaatsen.

                Nogmaals dank dus, en welverdiende rusttijd gunnen wij u van harte nog vele

                jaren...” (GA)

     

    1917 – Op 12 februari deed de burgemeester de gemeentescholen sluiten “tengevolge

                van het volkomen gebrek aan steenkolen...” (GA)

     

    1917 – 15 februari : Brief tot de Zivil-Kommissaris :

                “...tot antwoord aan uw schrijven, zo doen ik U kennen dat de Vlaamsche taal

                altijd gebruikt wordt in de vergaderingen van gemeenteraad en schepencollege

                en in de andere handelingen en geschriften des bestuurs.

                Dit gebruik is in voege sedert 16/1/1822 en niet eene beraming werd genomen,

                dit gebruik verplichtende daar al de raadsleden alleen het Vlaamsch kundig

                zijn.

                Het Vlaamsch is ook de voertaal in de school, voor de leerlingen der hoogste

                afdeling wordt er weinig Fransche taal aangeleerd.

                Het gemeentebestuur gebruikt nooit de Fransche taal, dan tot beantwoording van

                brieven, uitgaande van gemeentebesturen van de franssprekende streken...”     

     

    1917 – Op 16 februari kreeg maalderes “Vrouwe” Alfons Maes schriftelijke machtiging

                van de Ernte Commission tot het malen van graan.

     

    1917 – Op 21 februari werden er gevallen van schurft waargenomen bij de paarden van

                August Cnops, Corn. Van den Brande en Jozef Scheers.

                Daarvan stuurde het gemeentebestuur een kennisgeving naar de gemeentebesturen

                van Mechelen, Hombeek, Heffen, Blaasveld, Tisselt en Kapelle o/d Bos.

     

    1917 – 23 februari : Burgemeester Bernaerts werd verplicht een maandelijks verslag in te

                dienen over de toestand van de oogst te Leest en ook in de omliggende

                gemeenten.

     

    1917 – 24 februari : Te Leest opereerden 35 verschillende “melkopkoopers”, waarvan 14

                Leestenaars. De melk werd uitgevoerd naar Mechelen, Antwerpen en/of Brussel.

                (GA)

     

    1917 – 25 februari : De burgemeester richtte een dringend verzoek tot de Zivil

                Kommissaris tot het bekomen van kolen. Als losplaats werd Statie Hombeek

                aangeduid.

     

    1917 – 27 februari : “Door de overvloedige regens zijn de aardappelkuilen onder water

                gelopen en de aardappelen verrot.” (Brief Jaak Bernaerts)

     

    1917 – 4 maart : Leest sloot zich aan bij de andere gemeenten van “den kreis” Mechelen,

                “tot het doen van gezamentlijken aankoop van levensmiddelen en andere   

                benoodigheden voor de bevolking.” (GR)

     

    1917 – Op 6 maart werd bij hoogdringendheid en op bevel van veearts Van Passen, een

                koe afgemaakt “ingevolge een ongeval bij ’t kalven”.

                De koe hoorde toe aan Jn. Jozef Vloeberghen.

                Het vlees is op de vrijbaénk in de gemeente aan de inwoners tegen 2 fr de kilo

                verkocht geworden”.

     

    1917 – 13 maart : Uit een brief van Jaak Bernaerts aan het Belgisch Inlichtingsbureeel

                voor Krijgsgevangenen en geinterneerden, Leermarkt 9 te Mechelen :

                “...tot gevolg van uw schrijven doen ik u kennen dat den genaamden Desmedt,

                geinterneerd te Soltan, geene familie heeft in staat hem het tweede pak

                maandelijks te leveren.

                De gemeente zal dus die kosten tot haren last nemen..

                ...dat de ouders der krijgsgevangenen Selleslagh Egied en Van den Heuvel Frans

                in staat zijn het noodige te doen.

                Dat de ouders van Van Steen Theophiel onvermogend zijn, zodat de gemeente de

                bekostiging van het maandelijksche genogide pak dragen zal voor dezen...”

     

    1917 – 15 maart : Leest telde 3.482 stuks vee.

     

    1917 – Op 24 maart kreeg het schoolhoofd toelating van de Duitse Overheid “de klassen

                te hernemen in onverwarmde lokalen”.

                Tevens werd hem verzocht de klassen tijdens de Paasvakantie open te houden

                om de verloren tijd enigzins goed te maken.

     

    1917 – 29 maart : 13 are tarwe van Karel Steenmans uit de Tisseltbaan zijn door vorst

                geheel vernietigd.

     

    1917 – 1 april : Zwijnenstand der gemeente Leest : 20 kweekzwijnen, 191 mestvarkens

                en 40 scheutelingen (lopers).

     

    1917 – 8 april : Omtrens 16u30 ontstond er brand in het karhuis van Pieter Jan Lemmens

                uit de Scheerstraat.

                Een partij droog hooi en strooi, klein landbouwersgereedschap en 400 kg

                plantaardappelen  werden vernield.

                De oorzaak van de brand bleef onbekend.

     

    1917 – 8 april : De “privaatputten” van de gemeentescholen werden verpacht  aan

                Arthur Buelens voor 15 fr per jaar en Jan Publie voor 34 fr per jaar.

                (Repertorium der gemeenteakten)

     

    1917 – In de nacht van 9 op 10 april stal men uit de schuur van Frans De Prins uit de

                Alemstraat 200 kg aardappelen, 200 kg graan, 15 kg haver en 50 kg guano.

                Van de daders geen spoor.

     

    1917 – In de nacht van 18 op 19 april was landbouwer Scheers het slachtoffer.

                De buit : 400 kg eetaardappelen.

     

    1917 – Op 2 mei kwam er een bevelschrift van de Kreischef uit Mechelen waarin hij

                de inlevering eiste van prikkeldraad en effendraad.

                De weideafsluitingen mochten slechts twee draden behouden.

     

    1917 – 10  mei : De Duitse Overheid weigerde toelating te verstrekken aan Gaston

                Busschot uit de Blaasveldstraat “tot verkoop en vervoer van 6 liters melk

                dagelijks naar Antwerpen.”

     

    23-02-2012 om 18:06 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1917 – 11 januari : Jan Constant Moons werd door de voltallige raad benoemd tot

                hoofdonderwijzer in vervanging van Jan Dumont.

                Daarvoor ontving hij 2.100 fr jaarwedde, het genot van een woonst met hof en een

                bestuursvergoeding van 100 fr. (GA)

                Jan Constant Moons was  te Leest geboren op 19 november 1878 en getrouwd

                met de zuster van Constant Buelens.

                Hij woonde in de Koestraat. Amper gehuwd in 1913, overleden beide echtgenoten

                korte tijd na mekaar in 1918.

     

    1917 – 16 januari : “...bij de weduwe Vloeberghen, Koeistraat Leest, is heden het

                volgende in beslag genomen en nedergelegd ten gemeentehuize door de Duitsche

                soldaten : 750 kg aardappelen, 450 kg rogge, 75 kg haver en 35 kg meel.” (GA)

     

    1917 – 20 januari : De weduwe Spruyt uit de Winkelstraat weigerde 1.450 kg

                aardappelen, bij haar aangeslagen door “Duitsche soldaten Controleurs”, af te

                leveren in het gemeentehuis.

                Als reden gaf zij op “dat zij eerst mijnheer de Zivil-Kommissaris wou spreken.”

                (GA)

     

    1917 – 25 januari : Bij Karel Lodewijk Van Aken in de Kleinheidestraat werd 850 kg

                haver in beslag genomen. (GA)

     

    1917 – 25 januari : Met negen stemmen op negen werd Victor Jozef Selleslagh verkozen

                tot hulponderwijzer.

                Zijn jaarwedde : 1.200 fr plus 150 fr verblijfsvergoeding.

                Victor Selleslagh was tijdelijk dienstdoende onderwijzer te Tisselt. (GA)

    Stan Gobien, zelf hoofdonderwijzer en inspecteur in 1996 in een brochure “Reünie van de Leestse vijftigjarigen” over meester Selleslagh :

    “...Meester Selleslagh was ook een speciale figuur. Hij was een rasechte optimist en een filosoof en daarbij een grappenmaker als geen ander.

    Tijdens de catechismuslessen kon hij uitspraken doen die geen ander kon nadoen.

    Wanneer iemand zijn catechismusles niet had geleerd en toch probeerde een en ander van het antwoord te geven, kon dat natuurlijk niet letterlijk zoals het  in het boekje stond. Was meester Selleslagh in een serieuze bui dan zei hij : “half en half, maar toch niet heel.” Was de meester in een filosofische bui dan werd het een of andere spreuk die voor ons erg aangebrand leek. De hele klas riep dan : “Heu !!!” Nog geen drie seconden later vloog dan de deur open stond meester De Leers daar en hij riep dan : “Wat is dat hier nu weer !!!” of “Is ’t hier weer kermis ???”

    Meester Selleslagh trok zich daar niets van aan en koos – toen meester De Leers weg was – een nieuw slachtoffer waarvan hij met zekerheid wist dat die ook zijn catechismusles niet kende. Toen die zijn tekst wat had gebrabbeld en toen het inderdaad kant noch wal raakte, toverde hij een van zijn andere geijkte spreuken uit zijn mond. De hele klas brulde dan nog luider dan voorheen : “Heu!!! Heu !!!” Meester De Leers kwam toen niet meer opdagen. Dat wist de meester en dat wisten wij ook !

    Er werd destijds nogal wat kattekwaad in de klas uitgestoken. Meester Selleslagh vloog dan naar de boosdoener. Deze zag de wervelwind naderen en sprong de bank uit en rende tussen de banken door de klas. De meester zette natuurlijk de achtervolging in. De andere leerlingen supporterden en joelden en de meester probeerde de belhamel uit te schakelen door hem bij de kraag te pakken en een pak voor zijn broek te geven. Sommige leerlingen waren hem echter te vlug af en toen hij moe werd van de achtervolging probeerde hij een andere tactiek : hij zou het opgejaagd wild uitschakelen door een rake trap. Velen ons ons hebben op deze manier een trap onder hun achterste gekregen.

    Daarna vlogen de stouteriken in de hoek tot aan de speeltijd.
    Wij zullen echter nooit te weten komen of meester Selleslagh het echt meende of toneel speelde. Vermoedelijk beschouwde hij het als een toneelspel.

    De lei en de griffel bleven nog bestaan, maar in het derde en vierde leerjaar hadden we ook al een kladboek om er onze oefeningen in te schrijven. We schreven nog steeds met een ballonpen, waarmee we hadden leren schrijven aan het einde van het eerste leerjaar.

    Ballonpennen moeten er destijds door het Leestse gemeentebestuur met duizenden gekocht zijn en meester De Leers moet hectoliters schoolinkt hebben gemaakt...”

     





    23-02-2012 om 18:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1917 – Dat jaar was de winter zeer streng. De aardappelen bevroren in de kelders en men

                moest rapen eten om de honger te stillen. In deze winter werd men ook

                geconfronteerd  met de zogenaamde “Spaanse griep” die veel slachtoffers maakte,

                ook in Hombeek.” (KH)

     

    1917 – 4 januari : Dertien personen uit de gemeente werden weggevoerd naar Duitsland.

                Het grootste deel zou echter reeds in februari worden weergezonden.

                In het gemeentearchief vonden we daarover volgende gegevens :

     

     Lijst der weggevoerden – Opgeeisten van Leest gedurende de bezetting.

     

    A. Weggevoerden naar Duitsland.

     

    1. Spruyt August, arsenaalwerkman, Tisseltbaan.

    2. Van der Taelen Piet Frans, arsenaalwerkman, Dorp.

    3. Rottiers Joseph, arsenaalwerkman, Tiendeschuurstraat.

    4. Leemans Willem Lodewijk, staatswerkman, Tiendeschuurstraat.

    5. Fierens Emiel,  arsenaalwerkman, Tiendeschuurstraat.

    6. Lauwens Antoon Jozef, landbouwer Kapellebaan.

    7. Van Muylder Victor, staatswerkman, Kapellebaan.

    8. Geerts Alfons Juliaan, landbouwer, Blaasveldstraat.

    9. Geerts Corneel Frans, dagloner te Leest, alsmede landbouwer te Tisselt, Moer.

    10. Alewaters Karel Lodewijk, landbouwer Tisseltbaan.

    11. Teughels Jaak, werkman, Dorp.

    12. Geerts Antoon, arsenaalwerkman, Molenstraat.

    13. Potoms Lodewijk, verhuisde naar Blaasveld.

     

    B.

     

    “Boonen Frans en Jacobs Frans Jan Baptist, landbouwers te Leest Kouter, zijn aangehouden geweest als spioenen voor het Engelsch leger, en opgesloten in ’t gevang te Antwerpen.

    De eerstvermelde is na eenige weken gevang, tengevolge van ziekte vrijgelaten, de tweede gemelde Jacobs, werd eenige dagen voor de wapenstilstand tot de doodstraf veroordeeld, maar zijn vonnis is niet uitgevoerd.”

    (GA-5/10/1920)

     

    “Joseph Rottiers, nr. 3 op bovenstaande lijst, was geboren te Opdorp op 16 mei 1887.µ

    Hij was spoorbaanwerker bij de staatsspoorwegen en werd door de Duitse bezetter weggevoerd naar het kamp van Soltan, alwaar hij drie maanden verbleef zonder te willen werken. Daarna werd hij overgevoerd naar Elsederutten alwaar hij onder bedreiging van slagen en verhongering gedwongen werd te werken in de steengroeven en ijzerertsmijnen tot 8 juli 1917, dit zonder loon.

    Joseph Rottiers  werd weggevoerd omdat hij weigerde voor de Duitsers aan de spoorbaan te werken.

    Te uitgeput om nog te kunnen werken, werd hij teruggestuurd naar België.

    (GA-13/2/1923)

     

    Willem Lodewijk Leemans, nr. 4 op de lijst, werd geboren te Leest op 26/10/1890 als zoon van Antoon en van Maria Clotildis Van den Branden.

    Hij zou weerkomen op 8 juli 1917.

    (GA-13/12/1922)

     

    Voor Antoon Geerts, nr. 12 op de lijst, schreef burgemeester Bernaerts op 6 maart 1917, volgende brief naar de heer Voorzitter van het Meldeambt te Mechelen :

    “...Antoon M. Geerts, werkman en wonende Molenstraat nr.8, is op 4 januari 1917 overgevoerd geworden naar het kamp van Soltan (Duitsland).

    Hij is gehuwd met Van Kerckhoven Joanna Octavia, oud 36 jaren, en was, bij zijne wegvoering, vader van 4 kinderen, die geboren zijn in 1905, 1907, 1912, en 1913.

    Zijne vrouw is op 5 maart 1917 bevallen van een vijfde kind, hetwelk den last van dit gezin nog vergroot en de hulp des vaders in dezen ogenblik vraagt.

    Deze weggevoerde is altijd van goed gedrag geweest, goed huisvader, spaar- en werkzaam, en zijne terugzending wordt door zijn gezin en familieleden zeer betracht.

    Van eene landbouwersfamilie voortspruitende heeft hij altijd zijne bezigheid in de landbouwerij gevonden sedert den duur van den oorlog.

    In de hoop, Mijnheer, dat deze vraag gunstig onthaal verwerve, bied ik u mijne groeten aan...”

     

    Julien Geerts, nr. 8 op de lijst, vertelde later zelf :

    “Ik vertrok op 4 januari 1917 vanop Nekkerspoel en kwam als laatste van allen terug op 15 juli 1917, na 6 maanden en 11 dagen.

    Wie zes maanden had gedaan in Duitsland kreeg na de oorlog een decoratie, ik was er nog juist bij.

    We verbleven in het kamp te Soltan. Daar waren de Leestenaars samen, maar om te werken moesten we uit elkaar.

    Eerst werd ik tewerkgesteld in een steengroeve bij Melsdorf boven Kiel.

    We moesten er kiezel uithalen. Nadien heb ik in een melkerij gewerkt te Mecklenburg en op het laatste zat ik in een houtfabriek te Luneburg waar ze triplex maakten.

    Het eten dat we kregen was niet fameus : van die “groene kraag”, beten gelijk we zeggen, gemengd met mosselen of vis ; daar is geen enkele koe die dat gewild zou hebben. Ze gaven ons ook “Choukroute”, witte kolen uit vaten.

    We kregen ook pap van zogezegde “gebarsten tarwe”, geen enkele maag wou dat verteren : dat kwam er uit gelijk het er in ging !”.

    (LG, blz.264,265)

     

    Jan August Maes, tijdens de oorlog in Hombeek wonend, was te Heffen geboren op 18 april 1885. Later kwam hij naar Leest wonen in de Tiendeschuurstraat.

    Hij was gehuwd met Maria Jozefina Leemans.

    Omdat hij rijwielmaker was, een beroep dat toen onmogelijk uit te voeren was, en bijgevolg werkloos, werd hij op 4 januari naar Soltan gevoerd.

    Na drie maanden verplaatste men hem naar Elsederutten tot 26 juli 1917, de dag zijner terugzending naar zijn vaderland.

    (GA-6/2/1923)

     

    1917 – Op 8 januari richtte de burgemeester een nieuw verzoek tot de Zivil Kommissaris

                omtrent de herstelling van de Zennebrug.

                “...de tijdelijke brug, door de gemeente aangesteld tot doorgang van voetgangers

                op de vernietigde brug, komt in zeer slechten toestand en loopt dagelijks

                onder water, het hout verrot, zodanig dat er ongelukken kunnen uit voortspruiten.

                Kan de nieuwe brug niet kortelings geplaatst worden om de verantwoordelijkheid

                der gemeente te dekken bij ongevallen...”

     

                Dat jaar zou de nieuwe brug er komen. Ze werd gelegd door de Duitsers, de oude

                werd  ontmanteld.

    23-02-2012 om 17:45 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1916 – Op 7 oktober nam de burgemeester opnieuw de pen ter hand om een versoepeling

                te vragen van een reeks Duitse verordeningen.

                Zo moest het gerst voor 15 september gedorst worden, de late aardappelen werden

                onmiddellijk opgeeist en de levering van 1/3 van het in te leveren graan werd

                bevolen voor 31 oktober. Tevens moesten de Leestse boeren overgaan tot het

                dorsen van het broodgraan.

                “...de naleving van die verordeningen heeft reeds, -en zal nog schade toebrengen

                aan de landbouwers, en ontreddert de gehele landbouwbewerking, te meer, vele

                landbouwers, -alhoewe niet wederspannig tot naleving der verordeningen en

                bevelen zullen kunnen bestraft worden, alle werken kunnen niet gelijktijdig met

                goed gevolg gedaan worden.

                Door die omstandigheden is de winning der veevoedergewassen veel moeten

                verwaarloosd worden.

                De landbouwers worden aangezet tot het bebouwen en beplanten van alle

                gronden en van den anderen kant worden zij belet, - bijzonder door het bevel

                tot het onmiddellijk graandorschen op dezen ogenblik, - hunne landen tijdig te

                kunnen bewerken en bezaaien...”

     

    1916 – 22 oktober : Vergadering in de gemeentelijke jongensschool, Scheerstraat, om aan

                de landbouwers “mededeeling te doen van hunne verplichting van inlevering der

                botervoortbrengst.”

     

    1916 – Dezelfde dag 22 oktober, liet de burgemeester “op de gewone plaats na de

                hoogmis” afkondigen, dat alle mannelijke werklozen verplicht waren zich te

                laten inschrijven ten gemeentehuize.

                Burgemeester Bernaerts handelde hier op bevel van de bezetter.

                Herhaalde malen werd hem om een lijst van de werklozen verzocht. Deze vraag

                werd ook aan het plaatselijk “Hulp- en Voedingskomiteit” en aan de pastoor

                gesteld.

                De Duitsers zouder er echter nooit in slagen te Leest zo’n lijst op de kop te tikken,

                de werklozen werden immers naar Duitsland gestuurd.

     

    1916 – 25 oktober : De eigenaars van door de oorlog zwaar beschadigde gebouwen,

                ontvingen volgende brief :

                “Ingevolge schrijven van den heer Kreischef van Mechelen, zullen er tot de

                herstelling van oorlogsbeschadigde gebouwen, subsidiën tot een maximumbedrag

                van 15.000 franken, zonder verplichting tot schadeloosstelling of terugbetaling,

                toegestaan worden.

                Bij het schatten der toelagen is in den regel daarvan uit te gaan, dat gij

                inbegrepen de kosten van plansopstelling en van architectenhonoaria, hoogstens

                drijvierden der kosten dekt, die tot herstelling van den eigendom in den toestand

                van zijne beschadiging noodig zijn.

                De aanvragen tot ondersteuning moeten persoonlijk bij den huidigen heer Zivil

                Kommissaris te Mechelen ingebracht worden, die den vrager de nadere beslissing

                zal mededeelen...”

     

    1916 – Op 16 november 1916 overleed Jozefina Augusta Selleslagh, geboren te Leest op

                27 maart 1915, aan “tuberculose ontsteking der hersenvliezen”, volgens

                bewijsschrift van dokter De Becker.

     

    1916 – Einde november deed de Duitse Krijgsraad in alle steden en dorpen van ons land

                een bericht aanplakken om de werklieden voor hen te doen werken :

                “ Werklieden,

                de Krijgsraad duldt geen werklozen, of onvoldoende bezigheden meer. Wij raden

                aan u als vrije arbeiders aan te geven, om de dag te voorkomen waarop gij zult

                gedwongen worden.”

                In Mechelen verscheen dit bevel op 23 november langs de straten.

                Niettegenstaande deze oproep kwam zich daar niemand aanbieden, ondanks het

                hoge loon dat verder op het plakkaat vermeld stond.

                Enige dagen later verscheen daar een tweede bevel : “alle burgers, zonder

                onderscheid van 17 tot 45 jaar, moesten zich bij de Krijgsraad aanbieden, op

                straf van met geweld naar Duitsland gevoerd te worden...”

                Vanuit Leest zouden zes personen vrijwillig naar Duitsland vertrekken.

                Twee onder hen waren vluchtelingen uit Moorslede die in de gemeente verbleven.

                Dertien Leestenaars zouden verplicht worden tewerkgesteld in Duitsland.

     

    1916 – 1 december : De Leestse maalders kregen bericht dat er opnieuw mocht gemalen

                worden, dit van 07u00 tot 19u00.

                Overtredingen zouden worden bestraft.

     

    1916 – 8 december  : In de gemeenteraad werd het reglement op het kosteloos

                geneeskundig toezicht in de scholen goedgekeurd.

                Dokter Van Assche uit Hombeek werd benoemd tot geneeskundig opziener in de

                gemeentelijke meisjesschool en dokter De Becker uit Tisselt in de jongensschool.

                De dokters moesten iedere maand de Leestse jeugd onderzoeken en ontvingen

                daarvoor 2 fr per onderzocht kind.

     

    1916 – 13 december : De Duitsers zoeken de jonge mannen op om in Duitsland te werk te

                stellen. Alle jongeren moesten op het “Meldeamt” te Mechelen een stempel halen

                voor vrijstelling. De meesten worden afgewezen. Ze hebben nog het recht hun

                aanvraag voor vrijstelling beter te argumenteren en bezwaar in te dienen.

                (Kroniek van de 20ste eeuw – Hoembekania)

     

    1916 – Op zaterdag 16 december werden de eerste arbeiders per trein naar Duitsland

                vervoerd. Op maandag 18 en dinsdag 19 december  vertrokken nieuwe lichtingen.

                Vertrekplaats : station van Nekkerspoel.

                Meer dan 1000 personen vertrokken vanuit Mechelen.

     

    1916 -19 december : Alweer schurft, ditmaal wat het paard van Louis Van Aken het

                slachtoffer. (GA)

     

    1916 – 28 december -  Gemeenteraadszitting : de pensioenaanvraag van

                hoofdonderwijzer Dumont werd gunstig geadviseerd en zijn ontslag werd

                aangenomen.

                Het schepencollege werd gelast tot het bekendmaken “van het open zijn der

                Plaatse” en de ontslagnemende “in naam des Raads, onze oprechte

                dankbetuiging te doen kennen, voor de eervolle en nauwgezette waarneming

                van zijn Ambt.”

     

    1916 – De eerste levering van late aardappelen in december bedroeg samen 34.933 kg.

                De tweede 40.495 en de derde 53.804 kg. (GA)

     

    1916 – 31 december  : Brief van de burgemeester tot de Provinzial Ernte Kommission,

                Schuttershofstraat Antwerpen :

                “...Martens Louis, landbouwer Bist, zijn graan is uitgegeseld maar niet geheel

                uitgedorscht. Hij heeft een slag gekregen van een paard waardoor hij onbekwaam

                was tot werken.

                Scheers Joseph, Tinneschuurstraat, heeft geheel zijnen oogst niet kunnen

                dorschen. De reden is dat een zijner paarden is opgeeischt door de Duitsche

                Overheid en dat zijn ander paard mankt en in onbruik is.

                Hij dorscht met molen met paardenkracht bewogen.”

     

                Oudere Leestenaars wisten te vertellen hoe sommige boeren, om hun paarden te

                behouden,  zelf deze dieren verminkten,  door een spijker in hun hoeven te

                hameren.

     

    1916 – Einde december verklaarde de burgemeester dat er in de gemeente Leest “geene

                werkeloozen bakkers of geen werkeloozen beenhouwers bestonden, de twee eenige

                bakkers zijn noodig tot het algemeen welzijn der gemeente, en de eenige slachter

                van zwijnen in de gemeente die ook landbouwer is, is noodig tot het algemeen

                welzijn.”

                In de gemeente bevond zich ook geen enkele beenhouwer dixit de burgemeester.

                (GA)

     

    23-02-2012 om 17:43 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1916 – 5 september : Huwelijk soldaat Lansier Louis De Borger (zie foto)

                Omdat Louis De Borger zo’n flinke ruiter was, verbleef hij de ganse oorlogstijd

                in Calais (Frankrijk). Hij moest er de wilde paarden africhten die uit Amerika

                hier toekwamen.

                Enkel het laatste groot offensief maakte hij mee.

                Tijdens de oorlog leerde hij een Frans meisje kennen , Emma Fauquet.

                Hij nam haar tot zijn vrouw op 5 september 1916.

                Na de oorlog vestigde het echtpaar zich te Battel  om  zich uiteindelijk naar

                Sint-Katelijne-Waver te begeven.

                Louis was een zoon van Pieter Frans De Borger en van Maria Elizabeth De

                Maeyer en  de broer van de gesneuvelde Frans De Borger.

                (LG,blz.255)

     

    1916 – “In den nacht van 25 op 26 augustus, ter plaatse Scherpenhoring, nabij de limiet

                met Thisselt, zijn er gestolen op het land van Frans Apers, landbouwer van de

                 Tisseltbaan, omtrent 15 aren late aardappelen (industrie).” (GA)

     

    1916 – 20 september : Verdenking van schurft bij de paarden van de weduwe Spruyt uit

                de Winkelstraat en Frans Apers uit de Tisseltbaan. (GA)

     

    1916 – 22 september : Brief van de burgemeester van Leest gericht aan “den Heere Zivil

                Kommissaris te Mechelen” :

                “...bij deze neem ik de vrijheid namens de inwoners der gemeente Leest, aanvraag

                te doen tot het bekomen van herstelling van de brug over de Senne bij den oorlog

                onbruikbaar gemaakt.

                Deze brug gaf aan onze gemeente rechtstreeks verbinding met Mechelen en nu

                moet men met gespan den omweg doen langs Hombeek

                Door oorlogsomstandigheden werd de Zennebrug verschillende malen vernield.

                Een eerste maal in 1914. Drie jaar lang moest men zich behelpen met een

                houten bruggetje.

                Bij laag water kon men er droogvoets over maar bij hoog water liep het

                bruggetje onder en dan werden de mensen “overgedragen”. De “Witte van

                Nagels”  (Louis Nagels, hij woonde op de Warande) deed dit voor een cent.

                (LG,blz.27)

     

                De gemeente heeft, in de mate harer geldmiddelen, enkel in het verkeer voor

                voetgangers over die brug kunnen voorzien, doch door de strooming bij hooge

                watertij is den doorgang over de brug altijd onmogelijk, ook veroorzaakt de

                overstrooming altijd schade en zijn herstellingen te doen.

                Op het grondgebied van Mechelen zijn de verbeteringswerken aan den weg in

                uitvoering op bevel der Duitsche overheid stop gezet geworden en dien weg blijft

                onbruikbaar.

                De bewoners van het gehucht “Warande” onder Mechelen, bebouwen een groot

                deel land op het grondgebied van Leest, en zijn bijna volkomen afgesloten, om

                hunne te bereiken zijn ze verplicht eenen omweg langs Heffen te maken met halve

                vrachten.

                Het benuttigen van den beerput der landbouwmaatschappij te Leest, overzijde der

                rivier, is onmogelijk te bereiken met beerschuiten tot bevoorrading, ten gevolge

                der brugbelemmering.

                Deze toestanden benadelen grotendeels de landbouw- en groenteteelten, de

                bijzondere voortbrengst der gemeente.

                De herstelling der brug in den zin  dergene van Heffen gedaan, zou veel bijdragen

                tot heropbeuring van de landen, die groot gebrek hebben aan voedingsstoffen.”

     





    23-02-2012 om 17:38 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1916 – 16 mei -  Gemeenteraadszitting :

                Albert Pieter Vital Roosen werd lid van het Weldadigheidsbureel benoemd, in

                vervanging  van Mr Pingnet, ontslaggever.

                “...de Raad besluit éénparig, machtiging te vragen om van het Bureel van

                Weldadigheid van Leest te mogen ontlenen, de som van 2.000 franks, aan 4%

                ’s jaars, om te kunnen voorzien in de betaling der wedden van onderwijzers,

                gemeentebedienden en werklieden, onderhoud- en inrichtingskosten van de

                Duitse Gendarmeriewacht, toelage aan het plaatselijke Hulpkomiteit en

                vernieuwing der vernietigde registers van den burgerlijke stand.

                Gemelde som zal terugbetaald worden, één jaar na het sluiten van den vrede.”

     

    1916 – 18 mei : De militaire Gouverneur van de provincie Antwerpen doet het bericht

                aanplakken “dat er aan de zwijnen geene aardappelen als voedsel meer mag

                toegediend worden.”

     

    1916 – Zondag 21 mei – L’Information (Brussels dagblad) :

                “Sedert enkele weken moeten heel wat arbeiders- en burgergezinnen het zonder

                aardappelen stellen.

                Het is niet omdat wij in België een tekort hebben aan deze knollen maar wel

                omdat hamsteraars er stocks van opgeslagen hebben en de waren slechts willen

                afstaan tegen betaling van buitenissige prijzen.

                Men verkoopt iedere dag, min of meer in ’t geheim, grote hoeveelheden van 60

                tot 65 frank per 100 kg, hetzij 60 tot 65 centiemen per kilo, wat aan deze eerlijke

                zwarthandelaars een opbrengst oplevert van 500 tot 550 percent.

                Is dit geen schandalige uitbuiting ?

                Is dit geen echte diefstal ?

                En dat gebeurt zomaar ongestraft zonder dat de politie er een stokje voor steekt.

                In zulke omstandigheden kunnen alleen de rijken zich veroorloven aardappelen

                te eten en zij die er het meeste behoefte aan hebben moeten het zonder stellen.

                Na de laatste oogst werden er statistieken opgemaakt en, met inbegrip van de

                verzendingen vanuit Nederland, waren er in België voldoende aardappelen tot de

                volgende oogst.

                Men stelde toen een maximumverkoopprijs vast en de weinig of niet begoede

                bevolking verheugde er zich over aardappelen te kunnen kopen aan redelijke

                prijzen. Maar men heeft geteld zonder rekening te houden met de vlugheid van de

                hamsteraars. Deze hielden hun voorraden verborgen en wachten het gunstigste

                opgenblik af  om buitensporige prijzen te vragen.

                Wie triomfeert er nu ? Wie maakt er zich nu rijk ?

                Wie stuurt de vastgestelde maximumprijzen naar de maan ?

                Dat zijn de hamsteraars !

                En iets wat hen dit jaar zo goed gelukt is zullen ze vast en zeker volgend jaar

                herbeginnen.”  (’t Vaartland nr.2-1976)

     

    1916 – 2 juni : Burgemeester Bernaerts verzocht de “Oelzentrale”, rue des Colonies 54 te

                Brussel, om levering van “10 liters naphte”, ten voordele van schrijnwerker

                Noldus Teughels.

                De “naphte moest dienen tot in werking stelling van eenen motor, teneinde

                bevolen werk door de Duitsche overheid te kunnen uitvoeren”.

                Dat werk betrof de afsluitingen en versieringen rond de graven van Duitse

                soldaten  op het kerkhof van Leest.

     

    1916 – 5 juni :

                “...vanaf heden zal te Leest geraffineerde en broodsuiker verkocht worden aan

                0,95 c per kg en gekristalliseerde suiker en grezen suiker aan 85 centiemen den

                kilogram.

                In deze prijzen zijn begrepen de onkosten van vervoer van Mechelen naar Leest,

                aankoopprijs van papieren zakken en onkosten van uitverkoop.” (GA)

     

    1916 – “Op den 12 juni is de brug, uitsluitelijk voor voetgangers bruikbaar liggende over

                de vernielde Zennebrug te Leest, door het overgaan van het paard van Jan Bt De

                Vleeshouwer, landbouwer uit Londerzeek, beschadigd geworden.

                De herstelling kostte de gemeente 13,25 fr, bedrag dat door De Vleeshouwer in de

                gemeentekas dient gestort te worden via Mr Teughels, gemeenteontvanger.”

                (Brief gemeentesecretaris naar gemeente Londerzeel)

     

    1916 – 1 juli : De gemeente  Leest betaalde 14 frank uit aan arbeiders van Mechelen voor

                het opgraven van de lijken van Duitse soldaten.

     

    1916 – Op 13 juli ontving de weduwe Petrus Frans Alewaters-Van Winghe uit de

                Alemstraat volgend bericht van de burgemeester :

                “...bij deze doen ik u kennen dat volgens de bestaande Duitsche verordening, de

                erfgenamen of naastbestaanden van eenen overledenen, verplicht zijn, van het

                eenzelvigheidsbewijs van den overledene binnen de 3 dagen na het overlijden in

                te leveren op het Duitsche pasbureau te Mechelen.”

     

    1916 – De 10de augustus, rond vijf uur ’s morgens, werd de woning  en inboedel van de

                landbouwer Antoon Stoop uit de Kapellestraat door brand vernield.

                De oorzaak van de brand was onbekend.

     

    1916 – 17 augustus : “...het is streng verboden aan de Leestse maalders om vanaf heden

                nog graan te malen. De opschorting van het maalverbod zal later medegedeeld

                worden.”

                Dit verbod kwam uiteraard van de Duitse bezetter. (GA)

     

    1916 – Op 22 augustus deed Frans Apers uit de Tisseltbaan aangifte van verrotting en

                verdroging van 31 aren aardappelbeplantingen.

                Deze beplanting was gedaan op uitgehakte bosgrond. (GA)

                Karel Selleslagh uit de Alemstraat werd bestolen. Van zijn veld verdween 500 kg

                aardappelen.

     

    1916 – Op 22 augustus telde men te Leest 330 zwijnen. (GA)

     

    1916 – 24 augustus : Bede van de burgemeester aan de Provinzial Ernte Kommission om

                toelating tot het malen van graan, van het oogstjaar 1915 :

                “...door het sluiten van den stoomgraanmolen in onze gemeente door de Duitsche

                overheid worden het grootste deel der landbouwers belet, dewelke nog oud graan

                in bezit hadden, in hunnen broodvoorraad tot voeding te voorzien.

                Daar de gemeente 6.600 kg meer graan geleverd heeft dan er wezentlijk moest

                geleverd worden zoo is er volkomen voldaan door onze gemeente en het sluiten

                van onze stoomgraanmolen bedreigt ten onrechte de voeding der landbouwers

    23-02-2012 om 17:24 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1916 – Dat jaar vestigde koster-organist Jozef “Jef” Rheinhard (°Mechelen 23/2/1879

                zich met zijn  familie te Leest.

                Jef was voordien koster in St-Jozef Coloma te Mechelen.            

                Jef cumuleerde zijn kostersfunctie met die van bediende te Brussel. Zo kwam het

                dat het uurwerk op de toren altijd een kwartiertje voorliep, want hij moest elke

                morgen twee missen spelen en zorgen dat hij zijn trein haalde in Hombeek.

                Jef Rheinhard was muzikaal begaafd, hij gaf les in Gregoriaanse zang aan de

                Seminaristen en schreef verschillende melodieën o.a. op teksten van René

                Declerck en andere dichters.

                Jozef Rheinhard was gehuwd met Elizabet Diedens (°Mechelen, 17/3/1880)

                die hem acht kinderen schonk waarvan er drie dochters het klooster binnentraden.

                De koster woonde met zijn gezin achtereenvolgens in de Vinkstraat (toen Koestr.)

                in het huis van meester Moons, de latere woning van Peer Spruyt.

                Rond 1920 nam hij zijn intrek in het huis op de Dorpsplaats, waar zijn voorganger

                Louis Hellemans had gewoond. Enkele jaren later verhuisde hij naar Kouter 6,

                in het huis van de familie Wouters (Moyson).

                Jef Rheinhard overleed te Leest op 14 april 1947.

                          

    1916 – In 1916 zou Leest voor het onderhoud aan de openbare wegen 854,85 fr

                uitgeven. (GA-16/3/1919)

     

    1916 – Begin 1916 telde de gemeente 294 gezinnen (1670 personen) waarvan er

                244  “zelve aardappelen winnen”. (GA-23/1/1916)

     

    1916 – Dat jaar werden er verschillende notelaars omgehakt en aan de Duitse

                overheid afgeleverd. Een zekere Emmerechts uit Hombeek zorgde voor

                het vervoer tot Statie-Hombeek.

                De eigenaars van de bomen ontvingen geen ontvangstbewijzen. (GA)

                Notelaars waren zeer gegeerd omdat de Duitsers van het hout geweerkolven

                maakten.

     

    1916 – 5 januari : Bij een koe van landbouwer Henri Somers uit de Rennekouter, werd

                door veearts Van Passen mond- en klauwzeer vastgesteld.

                Een doorgangsverbod, langs de besmette plaats, werd op zichtbare wijze

                aangeplakt. (GA-5/1/16)

     

    1916 – 8 januari :

                Vraag van de burgemeester om “een grooten voorraad petroleum te

                bekomen tot verlichting van de inwoners dezer gemeente nodig, alsook voor de

                verlichting der wachthuizen der Duitsche soldaten. Aangezien de gemeente geene

                gaz noch elektrieke verlichting hebben, zoo is de verlichting enkel met petroleum

                mogelijk. Getal huizen in de gemeente : 299.”

     

    1916 – 19 januari : 

                “...de maalderij van Alfons Maes is onwerkzaam wegens gebrek aan naphte.”

     

    1916 – 27 en 28 januari : Nadat Duitse soldaten in de gemeente de hooivoorraden hadden

                nagezien en geschat, werd het te veel bevonden “strooi en hooi”, samen 40.000

                kg, naar Mechelen gevoerd. (GA)

     

    1916 – 11 februari : Bij landbouwer Alexander De Nys uit de Scheerstraat werd 700 kg

                rogge aangeslagen. (GA)

     

    1916 – 16 februari : Bij verordening van de militaire gouverneur van Antwerpen werd er

                verboden voortaan nog stro van haver en zomerkoren te gebruiken tot strooisel

                der stallen. (GA)

     

    1916 – Op 26 februari, 10 dagen later, verzocht burgemeester Bernaerts de Kreitschef

                te Mechelen om winterkoren te mogen gebruiken als strooisel der stallen

                “...aangezien er in de gemeente geen strooisel zoo als turf, loof-, spellen-, heide-,

                brem-, riet-, mos-, houtwol-, schaveling-, noch snoeisel van mast en sparren

                voorhanden zijn...”

                Deze toelating  kwam er op 4 maart.

                De gemeente mocht nog 4 weken, in zuinige mate, “strooi gebruiken als

                strooisel”.

                Burgemeester Bernaerts dankte de “Zivil Kommissaris” namens de inwoners en

                “een gebrek aan stroo, voor strooisel, zal voor de landbouwers een groot verlies

                zijn, wanneer men nagaat welke vermindering van stalmest-, het bijzonderste

                bemestingsprodukt-, zal voor gevolg  hebben.

                Bij gewoon jaar wordt er, boven het overvloedige en krachtige stalmest door

                goede diervoeding verkregen, ’s minstens nog 100.000 kg scheikundige

                meststoffen gebruikt op de nooit vaagliggende landen.

                In gewoon jaar, werd er alhier 1.500.000 kg meel, koek en zovoorts tot

                veevoeding gebruikt en door het gebrek aan dierlijke voedingsmiddelen, is ook

                het stalmest, van veel mindere voedingsgehalte voor de vruchten.

                Het verbod van stroogebruik, als strooisel, zal dus onmiddellijk den ondergang

                der landbouwerij –de eenige hulpbron der gemeente- veroorzaken...”

     

    1916 – Op 2 maart stuurde de burgemeester volgende brief naar “den Heere Kreischef te

                Mechelen :

                “...in het begin der maand april van ieder jaar, wordt er door de gemeente

                overgegaan tot het verhuren van het gras, wassende op de zoomwegen der

                gemeentestraten.

                Om alle moeilijkheden te voorkomen ben ik zoo vrij u te vragen of de gemeente

                dit jaar, zoals vroeger, mag overgaan tot de verpachting van dit gras.

                Dit gras wordt gepacht door kleine landbouwers der gemeente die de middelen

                niet bezitten om aankoop te doen in de vloeibeemden.”

     

    1916 – Op 17 april “om half twaalf ure voormiddag torenuur in het dorp te Leest”, ging

                de  maandelijke keuring van paarden en eenhoevige dieren,  tegen snot en andere

                ziekten, door. 

     

    1916 – 17 april : Een tweede vermoedelijk geval van schurft is waargenomen door

                veearts Van Passen bij een paard van de weduwe Spruyt uit de Winkelstraat.

     

     

    1916 – 25 april :

                “Aan den heer Zivil Kommissaris te Mechelen.

                Volgens de verordening der Duitsche overheid, zijn de duivenhouders verplicht

                van, bij het achterblijven hunner duiven daar aanstonds melding van te doen aan

                den burgemeester, met verplichting voor den burgemeester daarvan onmiddellijk

                met bode kennis van te geven aan de duivenkontrool te Mechelen.

                Daar de gemeente zoo ver uitgestrekt is en er geene gemeenteboden voorhanden

                zijn, ben ik zoo vrij Uld aan te vragen of de door mij te doene kennis bij gewone

                brief mag gedaan worden...”

                Getekend : de burgemeester van Leest. (GA)

     

    1916 – In mei werd een nieuwe telling van de Leestse veestapel gedaan met volgend

                resultaat :

                paarden : 145

                rundvee : 889

                zwijnen : 208

                schapen (melkschapen) : 11

                geiten : 33

                ezels : 8

                (GA-25/5/1916)

     

    1916 – 13 mei : Bij Frans Van den Sande uit de Groteheidestraat werden 1.390 kg rogge

                aangeslagen door Duitse soldaten en geleverd te Mechelen. (GA)

     

    1916 – 13 mei : Dezelfde dag bestatigde veearts Van Passen een “vermoedelijk geval van

                schurft bij den poney” van Jan Baptist Van Crombruggen, een bakker uit het

                Dorp. (GA)

     

    23-02-2012 om 17:23 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1915 – Dezelfde dag, 1 augustus, rond 23 uur, brandde de schuur van pachter Willem

                Slachmuylders (Steinemolen) af :

                “ W. Slachmuylders is gewekt geworden door de wacht der Duitsche soldaten

                en heeft bestatigd dat den brand veroorzaakt was  in de manege waar twee der

                Duitsche soldaten sliepen.

                Slachmuylders had aan de Duitsche soldaten verboden in die manege te slapen,

                aangezien er in de kamer, door hem in zijn pachthof afgestaan, negen man kon

                logeren en ingezien het logeren in die manege gevaarlijk was.

                In de logeerkamer was nog plaats genoeg aangezien er slechts 5 soldaten

                logeerden.”

                Een onderzoek werd ingesteld door “den Kaiserlijken Krijgschef van Mechelen”.

     

    1915 – Op 7 september stuurde de gemeente een door het schepencollege gekontroleerde

                lijst met 278 schattingen van geledene oorlogsschade aan “den bestuurraad van

                Land- en Tuinbouwkomiteit” te Antwerpen.

     

    1915 – 16 oktober : De twee Leestse maalders ontvingen volgend schrijven van de

                Provinzial Ernte Kommission : “...ingevolge schrijven van de voorzitter van de

                P.E.K. van den 9e oktober is het streng verboden graan te malen van personen die

                niet zouden voorzien zijn van geleide brieven A, B of C, afgeleverd door den

                burgemeester. Deze moeten voor het toekomende door de maalders gerangschikt,

                genummerd en als bewijs bewaard worden.

                De maalders moeten een maalboek houden...

                Deze maalboeken zijn verkrijgbaar bij de Provinzial Ernte Kommssion.”

     

    1915 – Op 20 oktober leverde de “petrolmaatschappij” van Mechelen 700 kg petrol aan

                het officieel magazijn van de gemeente.

                299 huisgezinnen gebruikten “petrol” voor verlichting.

     

    1915 – 9 december – Gemeenteraadszitting : Joseph Vloeberghen werd aanvaard als

                nieuwe “tresorier van het kerkfabriek van den H. Nicolaus.”

                Hij diende wel een borgtocht te storten van 600 fr.

                Zijn voorganger was Piet Eduard Vloeberghen.

     

    1915 – Einde 1915 waren er in de gemeente 141 paarden en 1 ezel.

                De gemeente beschikte verder nog over 13.125 kg haver, 81.950 kg hooi,

                208.550 kg eetaardappelen en 479.820 kg plantaardappelen.

                Leest telde 1655 inwoners , er werden 62 intredingen genoteerd.

                De onderhoudskosten aan de steen- en andere wegen beliepen voor 1915

                1241,34 fr. 

     

    1916 – De praktiserende geneesheren in de gemeente waren dokter De Becker uit Tisselt

                en dokter Van Assche uit Hombeek.

                Eerstgenoemde deed het geneeskundig onderzoek in de jongensschool,

                laatstgenoemde in de meisjesschool. (GA-8/12/1916)

     

    1916 – Dat jaar diende de gemeente 4.736 kg tarwe, 86.574 kg rogge en 110 kg masteluin

                (een mengsel van tarwe en rogge) te leveren aan de Duitse bezetter.

                (GA-5/4/1916)

                “Als aandeel in den aankoop van meubelen en bedden voor het 5e Escadron van

                15 dragonders van het Duitsche leger” betaalde de gemeente 504,20 fr.

                (GA-28/11/1925)

    23-02-2012 om 17:17 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1915 – 6 maart  - Eerste gemeenteraad vanaf de bezetting :

                Aanwezig : burgemeester Bernaerts, schepenen V.Diddens en L. Wauters,

                raadsleden J.B.Verbergt, K.L. Van den Brande, J. Selleslagh en secretaris

                August Van den Bossche.

                “...Overwegende dat er ten aanzoeke van het gemeentebestuur zijn verkocht

                geworden, voorwerpen van vee, tijdens de vluchting verloren, en niet meer

                opgeeischt door hunne eigenaars.

                Dat het voorhanden zijnde in kas, van het plaatselijk hulpcomiteit, tot steuning

                der noodlijdenden gering is, om de noodige dringende behoeften te bestrijden;

                besluit éénparig : machtiging te vragen om het plaatselijk hulpcomiteit eene

                toelaag uit te betalen,  van 1152 fr 60 centiemen, voortkomende van

                bovengemelden verkoop.

                Deze vraag werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 9 april.

     

    1915 – 6 maart : Twee Blaasveldtenaars hadden zich uitgegeven als officiele

                lijkopgravers.

                Te Leest verklaarden ze belast te zijn om de gesneuvelden die buiten het kerkhof

                begraven lagen, op te graven en in diepere grafkuilen te stoppen.

                Het ging echter om lijkroverij.

                De daders werden later door de Duitsers aangehouden en veroordeeld wegens

                lijkontgraving.

                (GA-22/4/1915 en GA-19/4/1915)

     

    1915 – Op 1 juni stuurde de burgemeester een brief gericht aan “Mejuffer Caroline Nees,

                onderwijzeres der gemeente Leest verblijvende te Biervliet Zeeuwsch Vlaanderen

                Holland” :

                “...aangezien ik last heb in het algemeen belang, in het onderwijs der kinderen

                onzer gemeente te voorzien, zoo noodig ik u bij deze uit uwe bediening van

                onderwijzeres als hoofd onzer gemeente meisjesschool zonder langeren uitstel

                te komen vervullen.

                Wordt er aan deze uitnodiging door u geen spoedig gevolg gegeven zoo zal er

                in uwe vervanging moeten voorzien worden daar uwe voortdurende afwezigheid

                en stilzwijgen nadeel aan het onderricht der jeugd veroorzaakt.”

     

    1915 – Op 1 juli werd er in de gemeentelijke meisjesschool een tweede klas ingericht.

                De lessen werden er gegeven door Irma Ackermans, een gediplomeerde uit de

                Normaalschool van O.L.Vrouw Waver.

                Haar salaris bedroeg 1.000 fr per jaar.

                Irma Ackermans woonde te Mechelen en was getrouwd met schilder Ghesquiere.

                Ze zou te Leest les blijven geven tot aan haar dood op 21 februari 1933.

     

    1915 – 3 juli : Pastoor Beuckelaers ontving volgend schrijven via burgemeester

                Bernaerts van “d’Heer Prasident der Zivilverwaltung der Provincie Antwerpen” :

                “..Het is gebeurd, dat de sleutel van den kerktoren aan eenen Officier, die deze

                tot dienstelijke doeleinden wilde besteden, door den pastoor met de woorden

                geweigerd werd : “Je ne donne pas la permission de se servir de mon église pour

                faire des observations contre mon pays.”

                Deze houding van den pastoor is onaannemelijk.

                Ik verzoek u in evereenstemming met de pastoren uwer gemeente aanwijzing

                te geven, dat de toegang tot de kerktorens ieder tijd aan militaire personen

                toegestaan wordt.

                Ik moet u doen opmerken dat in geval van weigering de toegang met geweld zal

                moeten verkregen worden en tegen de tegenstrevende personen streng zal

                voorgegaan worden.

                              Der Pradisent der Zivilverwaltung, I.A. Bormann.”

     

    1915 – 31 juli : De gemeenteraad stemde het reglement op de seizoenverloven der

                gemeentescholen :

                “Artikel 1. De verloven kunnen verleend worden door de schoolhoofden, aan de

                leerlingen van den 3e en 4e graad om hun te laten deelnemen aan de

                seizoenwerken hierna aangeduid :

                a. Voor het planten der aardappelen van 20 maart tot den 20ste april.

                b. Voor steken van aspergiën en snijden van erwten, van 1 mei tot 24 juni.

                c. Voor hooibewerking van 1 tot 30 juni.

                d. Voor inoogsten van aardappelen, van 1 juli tot den 14 augustus.

               

                Artikel 2. De verloven, aan elke leerling verleend in den loop van een schooljaar,

                zullen in geen geval een totaal van 35 dagen mogen overtreffen.

     

                Artikel 3. De aanvragen tot verlof zullen gedaan worden, minstens 24 uren  op

                voorhand, mondeling of schriftelijk, door de familiehoofden die veranwoordelijk

                zijn voor de opvoeding der kinderen.

                ...

                De andere verlofdagen worden bepaald als volgt :

                De groote vacantie van 15 oogst tot den 20 september, de Paaschvacantie van

                witten donderdag tot beloken Paaschen.

                Nieuwjaar, Lichtmis, 2 februari, St Jozef 19 maart, Ons Lieve Vrouwe Boodschap

                25 maart, maandag en dinsdag der kermissen van Sinksen en Sint Nikolaas,

                Ons Heer Hemelvaart, Sakramentsdag, Sint Pieter en Paulus, 21 juli ;

                Onze Lieve Vrouw onbevlekt ontvangen 8 december, Allerheiligen, Allerzielen,

                Sint Niklaas 6 december, gedurige aanbidding 19 december, 1e en 2de Kerstdag.”

                In dezelfde zitting paste men de wedden van het onderwijzend personeel aan.

                Jan Dumont (41 jaar dienst) kwam op 2.700 fr jaarwedde.

                Jan Constant Moons (16 jaar dienst) 2.000 fr.

                Caroline Nees (34 jaar dienst) 2.100 fr.

                Mathilde Hellemans (15 jaar dienst) 1.600 fr.

                Hendrika Troch (4 jaar dienst) kwam op 1.200 fr.

     

    1915 – Op 1 augustus maakte de gemeente een lijst op van het “hoornvee en verkens in

                de gemeente bestaand” :

                Er werden 509 melkkoeien geteld, 230 runderen en 237 “mestverkens en viggen”,

                hetzij één derde minder hoornvee en de helft minder varkens dan het aanwezige

                potentieel in vredestijd.

    23-02-2012 om 17:07 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Maandelijks moesten de boeren zich met hun paarden ter keuring aanbieden. De beste paarden werden er uitgekozen en tegen lage prijs naar Duitsland gevoerd. Het gebruik van ossen werd algemeen. De familie Schelkens (die van “den Duits”) had een

    alternatief :  de vier zonen vervingen hun door de Duitsers aangeslagen paard.

    Achter de ploeg vader Schelkens, ervoor zonen Cyriel, Fons (huwde Roos Beullens), Jan en Piet.

     

    Op 10 maart verscheen een nieuw bevel meldende dat de burgers van Mechelen en omstreken verzocht waren hun koperwerk in te leveren in de fabriek van Vincke in de Leopoldstraat.

    Diegene die het bevel niet nakomt zo luidde de plakkaart stelt zich bloot volgens de verordening van 13 december laatstleden aan gevangenisstraf tot 2 jaar en een geldboete tot 20,000 mark.

    Enkele dagen later werd van huis tot huis huiszoeking gedaan.

    In 1917 betaalde men de kolen tot 120 fr de 1000 kilos.

    Voordat de aardappelen hunne volle rijpheid hadden bekomen zag men reeds duizenden burgers de landbouwers bestormen om enige kilos te kunnen bekomen in afwachting van de komende winter, dit ondanks de zware boeten en het verbeuren van dit voedsel door de Duitsers.

    De woekerhandel werd in de hand gewerkt omdat men te Brussel in de maand september 1918 bv de aardappelen tegen 3 en 4 fr het kilo verkocht.

    Gedurende gans de oorlogstijd was het onmogelijk vis te kopen. Men betaalde pekelharing 2 fr het stuk, een halve stokvis 6 tot 8 fr en zij waren maar zelden te bekomen.

    In de lente van 1918 was het brood niet meer eetbaar : meer zemelen dan bloem, de armoede werd hoe langer hoe groter.

    Enkele prijzen van 1917 en 1918 : tarwebloem per 100 kgr : 850 a 950 fr.

    Rundvlees per kig : 30 fr. Varkensvlees : 45 fr. Schapenvlees : 30 fr.

    Hesp (ham) : 45 fr. Spek : 45 fr. Vet : 63 fr. Boter : 40 tot 45 fr.

    Melk per liter : 1,25 a 1,50 fr. Eieren per stuk : 1,50 a 2,40 fr.

    Koffie per kg :  80 fr. Bruine zeep : 30 fr per kilo. Lampolie : 25 fr.

    Petrol : 25 fr. Rooktabak : 70 tot 80 fr per kilo.

    Velen vergenoegden zich met het roken van allerhande gedroogde bladeren van struikgewassen.

    In november 1916 verscheen er een verordening waarbij, op straf van een zware boete, verboden werd zichtbaar licht te maken, om het gevaar van luchtaanvallen tegen te gaan.  

    De voorraad steenkolen die de arme bevolking van het steunkomiteit kon bekomen, bedroeg slechts 120 kg per maand en per gezin.

    Op het einde van 1917 waren voedingsstoffen en kleedsel niet meer kopelijk.

    Vele werklieden zag men langs de straten slenteren met gescheurde broeken en vesten.
    Vrouwen met kledingsstukken van allerlei lappen aaneengenaaid.

    Katoen of saai konden de arme mensen niet meer kopen.

    Een enkel bobijntje naaigaren betaalde men tot 16 a 20 fr.

    Door de verschrikkelijke duurte van het leder (230 frank per kilo op het einde van 1917), werd het vele burgers onmogelijk schoenen te kopen. Het dragen van klompen werd algemeen ofschoon men ze 8 tot 10 frank het paar betaalde, tegen 1,05 fr voor de oorlog.

    Een hoed was onmogelijk te kopen, een gewone klak betaalde men tot 25 frank.

    (“De Duitschers te Mechelen” – Frans Verhavert – Drukkerij L.A.Godenne 1919)

     

    1914 – Einde november stierf er een koe van landbouwer Jozef Polfliet uit de

                Tisseltbaan.

                Veearts Van Passen uit Willebroek keurde de vier kwartieren goed, de afval werd

                afgekeurd. Het vlees werd verkocht voor 70 en de huid voor 29 frank. (GA)

     

     

    1915 – “Gedetailleerde opgaven van de bevolking der gemeente volgens de nauwkeurige

                telling gedaan, bij de uitgaaf der bloemkaarten, voor de verdeeling van het meel

                en bloem :

                1. mans, gezinshoofden                     245

                2. gehuwde vrouwen en weduwen   255

                3. getal kinderen boven 2 jaar          844

                4. andere personen                           157

     

                                                     totaal                      1501

                De kinderen beneden de 2 jaar zijn niet begrepen.”

                GA-19/4/1915)

     

    1915 – In de gemeente zijn (opnieuw) twee graanmolens werkzaam :

                1. De stoommolen van de weduwe Bonifacius Lauwers, die per dag 1500 kg kan

                malen.

                2. Een graanmolen “met naphte” van Alfons Maes, goed voor 1300 kg per dag.

                (GA-21/10/1915)

     

    1915 – Schatting van de gemeente omtrent de oogst van 1915 :

                er werd 28 hectaren tarwe verbouwd, “gevende of kunnende opbrengende” 2000

                kg het hektaar.

                166 hektaren rogge, geraamde opbrengst 2000 kg het ha.

                105 ha wintergerst, geraamde opbrengst 2500 kg per ha.

                Voor de 25 ha haver “slecht zijnde van wasdom, is de schatting onmogelijk”.

     

    1915 – Voor 1915 voorzag het gemeentebestuur :

                “Noodige meel of bloem gehalte noodig per dag : 40 zakken.

                Idem rijst :  30 kg, erwten : 10 kg, boonen : 15 kg, aardappelen : 1500 kg,

                verschillige zout : 15 kg, petrol : 100 liter, meel tot veevoeding : 1200 kg.

                Het getal rechthebbenden op militievergelding was 57, er waren 78 daklozen

                in  de gemeente, 45 huisgezinnen zonder bestaansmiddelen, er werden 24

                werklozen geteld van de “Nijverheid”.

                Er was hoogdringend nood aan meel, rijst, vet of reuzel. Bonen, zout, erwten,

                kledingsstukken, schoenen, blokken en petrol.

                Beschikbaar geld op dat moment : Weldadigheidsbureel : 2.000 fr, Vicentius a

                Paulo : 500 fr, Het Hulp Comiteit : 1.000 fr.

                (Uit een brief aan het Arrondissements Hulp Comiteit)

     

    1915 – De jaarwedde voor de veldwachter voor 1915 beliep 1.000 fr.

     

    1915 – 8 februari : de gemeente diende, op basis van de onderrichtingen van het

                provinciaal Land- en Tuinbouwcomiteit, over te gaan tot de benoeming van een

                “plaatselijk bureel van schade-opnemers”, dit in verband met de geleden

                oorlogsschade. Volgende leden werden aangeduid :

                Selleslagh Ivo, als sekretaris te Leest, Teughels Arnold, meester-schrijnwerker,

                Vloebergh Jaak, meester metser, Verbruggen David Alfons, landbouwer en

                Selleslagh Joseph, gemeenteraadslid. (GA)

     

    1915 – 15 februari :

                “...Bij de landbouwer Karel Verbeeck, Tisseltbaan, is er eene veers gestorven,

                die een onvoldragen kalf had afgeworpen. Het dood dier is verkocht geweest aan

                Frans Selleslagh, kalverkoopman te Leest voor 90 franken.” (GA)

     

    1915 – Op 20 februari schreef burgemeester Bernaerts een brief aan de voorzitter van het

                “Hulpcomiteit” te Mechelen, waarin hij stelde dat de gemeentekas leeg was zodat

                “de wedden der onderwijzers, veldwachter en secretaris niet meer kunnen

                gekweten worden voor de loopende maand, zoo ook andere dringende uitgaven.”

                (GA)

                Te Mechelen bestonden er “Comiteiten” waar de burgers tegen verminderde

                prijzen eetwaren konden bekomen, die voor elk huisgezin en per hoofd

                gerantsoeneerd waren.
                Brood en aardappelen moest men in de huizen, door de “Comiteiten” daartoe

                aangewezen, afhalen.

                Het brood bevatte meer rogge en zemelen dan tarwe. Slechts enkele bakkers

                mochten, met een bijzondere vergunning, tarwebrood verkopen.

                (MC-F.Berlemont)

     

    1915 -28 februari :

                “...Gezien en overwegende de overgroote milddadigheid en bijzonderen

                bezorgdheid, zoo van de Amerikaansche Natie, als deze harer afgevaardigden

                aan ons Vaderland gegund tijdens den oorlog, besluit het Schepencollege in

                naam van de bevolking der gemeente Leest, onze innige dankbetuiging uit te

                drukken voor de geschonken giften en behandelingen.” (GA)

                Tijdens de oorlogsjaren werd door het “comiteit” aan de bevolking voedsel

                uitgedeeld  : bloem, rijst, vlees en spek uit Amerika “Wilsonspek” genoemd.

    23-02-2012 om 17:01 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    1914 – Op 23 oktober sneuvelde Leestenaar Jan Victor Roelants te Stuivekenskerke

                aan de Ijzer.

                Het was bij de zware gevechten om de brug van Tervaete, waar de Duitsers over

                de  Ijzer waren geraakt. Het waren moordende gevechten : aan de buitengevel van

                de kerk van Stuivekenskerke, vanwaar de Belgische tegenaanval vertrok, staat een

                herdenkingsplaats die vermeldt dat die 23 oktober, 1200 Carabiniers en twee

                derde van het officierenkader niet terugkwamen van die tegenaanval.

                Jan Roelants was geboren te Leest op 25 februari 1883 als zoon van Jan en Maria

                Louise Vertongen.  

     

    1914 – “Enkele tijd na de overrompeling van 1914, werd door de Duitse bezetters

                 begonnen met de Belgen, al ei zo na, tot op hun hemd uit te kleden, zogezegd

                geruild voor hun dag en nacht gulle waardevolle bijgemaakte papierkens, en wat

                voor de veroveraars niet tot verkoop was te verleiden, bleek voor hen dan niet te

                zwaar of te heet.

                Inbreng van wol of koperwerk gold als afkorting op ’n bepaalde som van een

                verplichte gezinsbijdrage, de laatste bomen verdwenen uit de bossen, de notelaars

                uit de woonerven voor hun tekort aan geweerkolven, de paarden tot motorkracht

                voor hun ergens in de modder verzonken kanonnen, de klokken uit de torens,

                jonge mannen en vaders als helpers naar het vreemde land.

                Hulpkomiteiten zagen hun mogelijkheden slinken  en de Duitsers vreven alle

                schuld op de bevolking.

                Daartegen brachten de protestzangers spottend eigen kritiek : in de dorpen :

                “De meiskens van Brussel die smokkelen zeep, zeep, zeep, enz.”, in de steden :

                “En de boeren hebben een markmachien, ’n markmachien, enz..”

                (J.A.Huysmans – DB juni 1980 “Waterkiekens in onze rivieren”)

     

    In de “Komiteiten” konden de burgers aan verminderde prijzen eetwaren bekomen, die voor elk huisgezin en per hoofd verdeeld waren.

    Brood en aardappelen moest men insgelijks in de huizen, door de komiteiten daarvoor aangewezen, gaan halen.

    Het brood bestond uit een mengeling, meer zwart dan wit.

    Het tarwebrood werd verkocht bij de bakkers die daartoe een bijzondere vergunning bekomen hadden. Deze bakkers waren zeldzaam.

    In 1916 mocht geen enkele bakker nog brood bakken, buiten degenen die door de komiteiten aangesteld waren; tarwebrood was verboden.

    Men kon niet meer dan 250 gr. brood en  300 gr. Aardappelen per hoofd bekomen en dit rantsoen werd nog merkelijk verminderd op het einde van het jaar.

    Het was niemand toegelaten zijn voorraad aardappelen op te doen.

    Voor iedere landbouwer was een hoeveelheid aardappelen bepaald, die hij moest leveren

    aan de komiteiten.

    Het was de burger haast onmogelijk de enige kilos aardappelen die hij van de landbouwer bekomen had in de stad te brengen zonder gevaar te lopen aangehouden te worden en met een zware boete gestraft te worden.

    In 1917 en 1918 verergerde deze toestand nog. Suiker, rijst, bonen, enz. Moesten in het komiteit genomen worden ; er was een hoeveelheid per hoofd bepaald.

    Zo was het ook voor spek en vet, en toch was het dan nog zelden te bekomen.

    Om de duurte van de koffie waren vele burgers genoodzaakt gebrand koren of gerst te drinken in plaats van koffiebonen. Een Duits bevel verbood graan en bitterpeën te branden op op den buiten te gaan kopen op straf van zware boete.

    Alles werd opgekocht en naar Duitsland vervoerd.

    De schillen der aardappelen werden ten huize afgehaald en men betaalde ze 10 tot 14 centiemen per kilogram.

    Einde november 1916 was er bijna geen boter meer te bekomen.

    Reeds van 1915 werd dagelijks aan duizenden werklieden door de zorg der komiteiten soep en brood uitgedeeld.

    Maandelijks moesten de buitenlieden met hunne paarden ter keuring naar de stad komen. De beste paarden werden er uitgekozen en tegen lage prijs naar Duitsland gevoerd.

    Het gebruik van ossen werd algemeen.

    Bij al de duurte der levensmiddelen werd er nog woekerhandel op grote schaal gedreven.

    Sommige waren sloegen zelfs met het uur op, niettegenstaande de handelaars op dat ogenblik reeds een schone winst konden opstrijken.

    In Duitsland was er gebrek aan leder. De Duitsers eisten nu in België alle leder op zodat het bij ons schaars en duur werd, men betaalde een paar schoenen in 1917 tot 125 frank, en in 1918 150 tot 200 fr.

     

    Op  15 januari 1917 werd een Duits bevel in bijna al de huizen der stad (Mechelen) rondgedragen waarop de burgers het gewicht koper moesten aantekenen dat zich in huis bevond.

    23-02-2012 om 16:51 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1914 – September-oktober : “De Duitsers hadden het op onze kerk gemunt.”

                Het gebouw werd getroffen door grof en klein geschut. De schade was

                aanzienlijk.

                “Verschillende bommen,” schrijft pastoor Beuckelaers, “zijn door het dak of door

                den muur der kerk binnengedrongen met skrapnels geladen als gevolg hebbend

                het dak op verschillende plaatsen grotelijks te beschadigen, de welfsels der

                middenbeuk en zijbeuken door te breken, nervuren er af te kraken, en grote

                openingen erin te laten.

                De muren der kerk op verschillige plaatsen doorgeslagen...

                Een biechtstoel geheel en gansch weggeschoten. De andere biechtstoelen, vijf

                altaren, de vier gestoelten, de predikstoel, dit alles in Hongaarsche eikenhout

                in haut-relief gebijteld, langs allen kanten doorboord of kleine stukken

                afgeslagen. De marmeren vloer op verschillige plaatsen geschonden door het

                vuur of een bom.

                Het lichttoestel onbruikbaar geworden. Rond de 250 stoelen verbrand of

                beschadigd.

                Ook de brandramen waar de Leestenaars zo fier op waren, werden totaal

                vernield : bijwerken zal meer kosten dan ganse vernieuwing.”

                Daarbij waren de Duitsers de kerk binnengedrongen en hadden gepoogd het

                tabernakel achter het altaar open te breken. Dit gebeurde vruchteloos.

                Ze forceerden echter de brandkast in de sakristij : één remonstrans en een kelk

                werden onbruikbaar gemaakt. Ze werden terug in orde gebracht door Aloïs Haan

                uit Antwerpen. (WLS-G.Herregods)

     

    1914 – Lijst der gevallen krijgers in de gemeente begraven, buiten het kerkhof.

                -Idler Sifrid, begraven Blaasveldstraat nabij “de Knip”, tegen de woning van

                Louis Leemans.

                -Lindemann Leopold, ligt begraven op ’t land in de Scheerstraat nabij ’t dorp,

                over de woning van Pieter Jan Lemmens.

                -Een onbekend soldaat van VII K.II.III nat.Art., begraven in de hof van Frans

                 Cortebeek Scheerstraat.

                -Schram J., begraven in de Tiendeschuurstraat rechtover de herberg “de

                Cantine”.

                -Onbekend Duits soldaat III reg.II K.,begraven aan het huis van Jan Campion,

                Tisseltbaan.

                -Rosenbaum J., begraven op ’t land van De Wit, Tisseltbaan.

                -Tonneau, Belgisch soldaat van het 11e Linieregiment, gevallen 29 september,

                begraven op ’t land nabij den ijzerenweg Blaasveldstraat.

                -Een onbekend gebleven Belgisch soldaat begraven in de Blaasveldstraat. De

                kapot bleek van het 14de Linieregiment afkomstig te zijn.

                -Van Mol Romaan, van het 11de Linie, begraven in de Grooteheide waar hij was

                gevallen.

                Al deze lijken zouden later ontgraven en overgebracht worden naar het kerkhof

                van Leest. (GA-17/9/1915, 20/11/1915 en 15/2/1919)

     

    1914 – 10 oktober :

                “...bij hare wederkomst der vlucht, heeft de weduwe Frans De Laet, wonende

                Tinneschuurstraat, het lijk gevonden van één harer koeien, in de gracht voor hare

                woning.

                Het kalf was niet afgeworpen aangezien het in de geboorte vastzat.

                Zij heeft de koei ter plaatse doen delven in bijzijn van Jozef Leemans en Jan

                Lauwens, inwoners van Leest”. (GA-6/7/1915)

     

    23-02-2012 om 16:45 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    In 1919 maakte het gemeentebestuur een gedetailleerd verslag op van de geleden oorlogsschade :

     

    Monumenten, gebouwen,landgoederen, enz. toehorende aan openbare besturen.

     

    1. Een deel van de pastorij : beschadigd.

    2. Een deel van de meisjesschool werd door beschieting vernield.

    3. De kerk, kerktoren, afsluitingsmuren van pastorij en kerkhof werden gedeeltelijk

        vernield en beschadigd.

    4. De brug over de Zenne : vernietigd.

     

    Kunst, wetenschappelijke- geschiedkundige voorwerpen van openbare besturen.

     

    1. Remonstratie der kerk : beschadigd. Edelgesteenten en miskelk : gestolen.

    2. Geschilderde glasramen van de kerk : vernield.

    3. Biechtstoel in beeldhouwwerk : vernield.

    4. Altaren in beeldhouwwerk : vernield.

    5. Kruisweg : gedeeltelijk vernield en beschadigd.

    6. Beelden : vernield en beschadigd.

    7. Registers van den burgerlijke stand : geboortens 1911,1912, 1913 en huwelijken 1911,

        1912 : onbruikbaar gemaakt met olie en verscheurd.

        Overlijdensakten van de jaren 1812 tot en met het jaar 1820 en van 1823 tot 1832 :

        verscheurd.

        Overlijdensakten van de jaren IX, X, XI Fransche Republiek en Kadasterboeken:

        onbruikbaar gemaakt met olie.

     

    Oorlogsschade aan de gemeentejongensschool.

     

    1. Schoolbenodigdheden, begroot op                                   325 fr.

    2. Kaarten van de gemeente, provincie, van België

        en van Europa, begroot op                                                           200 fr.

    3. Drie reeksen aanschouwingsplaten, telraam, 3stores,

        draaibord, verzameling platen  vaderlandsche

        geschiedenis, begroot op                                                  545 fr.      

    4. 36 banken voor 2 leerlingen, 2 stoelen, 3 kapstokken,

        barometer, 2 thermometers, begroot op                        1670 fr.

    5. Beschadiging aan muren, deuren vensterruiten,

        en aan de deuren der toiletten, begroot op                                220 fr.

    Samen :                                                                                 2.960 fr.

     

    Oorlogsschade aan de gemeentelijke meisjesschool

     

    1. Schoolbenodigheden, begroot op                                     450 fr.

    2. Kaarten van de gemeente, het kanton, de provincie,

        van België en van Europa, begroot op                             250 fr.

    3. Verzameling van maten en gewichten, balans,

        verzameling metrische vormen, begroot op                    220 fr.

    4. Platen gewijde geschiedenis,verzameling platen van

        Lummel, telraam, begroot op                                          235 fr.

    5. Zes stores, raampjes voor het handwerk,

        onderwijzerslessenaar, trede, 2 stoelen, 2 borden,begroot        840 fr.

    6. 35 banken, barometer, twee thermometers, kruisbeeld,

        OLVrouwbeeld, begroot op                                             1490 fr.

    7. Heropbouwen van het gedeelte eener klas, nieuwe

        vloer in een andere klas, plaffonering, beschadiging aan

        deuren, witten schildering en inzetten van vensterruiten,

        begroot op                                                                        950 fr.

    Samen :                                                                               4.435 fr.

     

    Oorlogsschade aan monumenten,gebouwen, landgoederen toehorende aan particulieren.

     

    1. Houten graanwindmolen, genaamd “Steinenmolen”, van weduwe Frans Van Winghe,

        Kapellebaan : vernield door brand.

    2. Houten graanwindmolen, van weduwe Bonifacius Lauwers, aan “de Knip”,

        vernield door brand.

    3. Landbouwerswoningen van :

        a) Polycarp Verhoeven, Kapellebaan : vernield door brand.

        b) H. Louis Daelemans, Kapellebaan : vernield door brand.

        c) Pieter Jan Diddens, Blaasveldstraat : vernield door brand.

        d) Constant Diddens, Molenstraat : vernield door brand.

        e) Joseph Nuytkens, Molenstraat : vernield door brand.

        f) Alfons Piessens, Mechelbaan : vernield door brand. Meubelen, oogst, enz. dezer zijn

        ook  vernield.

    4. Woningen van :

        -Theod. Van den Heuvel, Dorp : beschadigd.

        -Weduwe Buntinckx Hofmans, Dorp : beschadigd.

        -Weduwe Van Moer, Dorp : beschadigd.

        -Arnold Teughels, Dorp : beschadigd.

        -Jaak Vloebergh, Dorp : beschadigd.

        -Jan Huysmans, Dorp : beschadigd.

    5. Schuur gebruikt door Willem Slachmuylders : vernield door brand.

        Deze schuur, staande op de Kapellebaan,  is eigendom van Duc d’Aost Turino.

    (GA-27/2/1919)

     

    Oorlogsschade aan buurtwegenis.

     

    Grote schade was toegebracht aan :

    -Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Tisselt, wegen nrs 4, 10 en 28 van het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot noodig.

    -Steenweg van Leest naar het Heike Hombeek, nrs 5 en 9 van het atlas. Deze twee

    steenwegen zijn in zeer slechten toestand.

    -Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek, deels beschadigd wegen nrs 3 en 2 van het atlas.

    -Steenweg van Kapelle op den Bos naar boskant Hombeek, weg nr. 5.

    -De brug over de St.Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest is

    grotelijks beschadigd.

    -De kiezelweg in de Laerestraat is grotelijks beschadigd. (GA-30/1/1919)

    -De schade aan gemeentewegen werd in 1920 geraamd op 12.835 fr. Aan steenwegen voor groot verkeer op 14.280 fr. (GA-8/5/1920)

     

    23-02-2012 om 16:42 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1914 – Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste schermutselingen, de

                Leestenaar Ludovicus “Louis” Jacobs.

                Hij was te Leest geboren op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van

                Loock.  Hij diende bij het 12de Linieregiment.

     

    1914 – 29 september : Het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : “...mijn

                vrouw en ik  reden dan met onze beide kruiwagens met onze drie kleine kinderen

                op de vlucht..

                (...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te schieten

                en we waren verplicht, gebukt en met een zware last op onze kruiwagen te rijden

                van aan de bareel tot aan het Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen.

                Aan de hoeve van Jef Scheers gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik

                wierp hem in de hof. Wij gingen voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de

                karren, van dewelke een paard zijn zadel verloren had.

                Ik mag ook neit vergeten te zeggen, dat terwijl wij op de vlucht waren, de

                windmolen van Stijnenmolen afgebrand is..”(’t Ridderke, nr.4,1996) 

     

    1914 – 30 september : Het fort van Walem werd door de Duitsers ingenomen.

                De Belgische soldaten sloegen op de vlucht. (KH)

     

    1914 – 30 september :

                “...Jan Baptist De Cuyper ,zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward

                Leemans, landbouwers te Leest uit de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht,

                op 30  september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche

                soldaten gevangen genomen. Ze werden tegen de muur eener woning opzij

                geplaatst, met den rug naar de Duitschers.

                Eene ontploffing volgde, en deze drij personen vielen getroffen ten gronde.

                Leemans bleef roerloos ten gronde liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de

                Duitsers vertrokken waren, kon hij, alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en

                verder vluchten in de richting Willebroek, waar hij verpleegd werd.

                Een zijner armen was verminkt, zoodanig dat hij meer dan zes maand in ‘t

                gasthuis verbleef ; het gevolg is dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit

                lichaamsdeel.

                Zijne twee gezellen, De Cuyper en vrouw, verloren er het leven bij.

                Leemans verklaarde dat de Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar

                2 of 3 passen van hen stonden.

                Verschillende inwoners der gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen

                waren niet gevlucht. Sommigen werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij

                elkander geplaatst,anderen werden naar Zemst geleid en daar verschillende

                dagen opgesloten gehouden.

                Jaak Teughels werd, na zich verschillende dagen verdoken gehouden te hebben

                onder een goot, en zich gevoed te hebben met rapen en wortels, door de

                Duitschers ontdekt.

                Alhoewel hij alleen niet meer kon gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en

                vervolgens naar Duitschland gezonden.

                Gelukkig werd hij na korte tijd teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.

                In bijna alle woningen, door de gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd

                ingebroken.

                Deuren, kasten, geldkoffers verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd.

                Al wat eenige waarde had als ljnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en

                gereedschap werd meegenomen of verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.

                Veel vee, bijzonder zwijnen en pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers,

                en dit in zulk getal, dat verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting,

                later in staat van ontbinding op verschillige plaatsen gevonden zijn.

                Door de beschieting is groote schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen,

                aan den toren, aan de pastorij, aan de grafmonumenten en aan de

                omheiningsmuur van het kerkhof.

                Eene klas der meisjesschool is in brand gestoken en den inhoud is door het vuur

                vernield.

                Vele schoolmeubelen zijn door de Duitschers vernield en al de boeken zijn

                verbrand geworden.” (GA-8/1/1920)

     

    Bezet België werd bestuurd door de Duitse gouverneurs-generaal von der Goltz (2/11/1914 tot 2/12/1914), von Bissing (2/12/1914 tot april 1917) en von Falkenhausen (april 1917 tot november 1918).

    Het etappegebied stond wegens de nabijheid van het front rechtstreeks onder militair bestuur.

    Er was tevens een Duits burgerlijk bestuur, dat samen met het militaire bestuur de Belgische ambtenaren, die met instemming van de regering in Le Havre in functie bleven, controleerde.

    Er rezen tal van conflicten tussen dit dubbele Duitse bestuur en het interne Belgische bestuur.

    De stemming onder de bevolking was hoofdzakelijk anti-Duits als gevolg van de gewelddaden en represailles, van de afschaffing van de grondwettelijke vrijheden en door het optreden van bepaalde figuren, zoals kardinaal Mercier en Adolphe Max, burgemeester van Brussel.

    Er heerste door de oorlogsomstandigheden bovendien een grote werkloosheid, met als gevolg dat ca. 100.000 personen vrijwillig in Duitsland gingen werken, terwijl er daarenboven nog ca. 120.000 werden gedeporteerd.

    Door de verplichte inlevering van grondstoffen en levensmiddelen heerste er gebrek aan voedsel, wat wel enigszins gecompenseerd werd door de distributie van levensmiddelen uit Amerika.

    Daarbij kwam nog een zware oorlogsbelasting van 50 mln. frank, die de bezette gebieden maandelijks aan Duitsland moesten betalen.

     

    Te Leest begon men zich stilaan aan te passen aan de oorlogsomstandigheden.

    De meeste vluchtelingen waren weergekeerd en togen aan de arbeid.

    Het gemeentebestuur maakte de balans op :

    -9 huizen waren onbewoonbaar geworden door de beschietingen.

    -8 waren er zwaar beschadigd.

    -Het aantal daklozen beliep 71 en 45 huisgezinnen zaten zonder bestaansmiddelen.

    In de gemeente was er hoogdringend nood aan meel, rijst, vet of reusel, bonen, zout, erwten, kledingstukken, schoenen, klompen en petroleum.

    Beschikbare middelen op dit ogenblik :

    Weldadigheidsbureel : 2.000 frank,

    Vicentius a Paulo : 500 frank,

    Het Hulp Comiteit : 1.000 frank.

    23-02-2012 om 16:37 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1914 – 28 augustus : 3de bombardement op Mechelen, dit van 8 tot 11 uur en van 14 tot

                17 uur.

                Bij deze bombardementen ontvluchtte bijna iedereen de stad en trachtte in de

                omgeving een onderkomen te zoeken.

                Velen gingen te voet naar Duffel of Lier ; anderen reden met de trein naar Gent,

                Brugge of Antwerpen en zelfs tot tegen de Hollandse grens.

               Men vond geen voerlieden meer om de lijken naar het kerkhof over te brengen,

                zodat men verplicht was de lijken voorlopig in de tuin van het O.L.Vrouw

                Gasthuis te begraven.

                De geestelijke en wereldlijke overheid was ook verplicht de stad te verlaten.

                Vele kloostergemeenschappen vertrokken naar Engeland.

                Te Mechelen werden geruchten verspreid over de gruwelen in Aarschot, Leuven

                en  andere plaatsen, waardoor er onder de overgebleven bevolking paniek

                ontstond, met gevolg dat bijna iedereen op de vlucht sloeg. (MK-F.Berlemont)

     

    1914 – “...einde augustus vervoegden onze dorpelingen zich met die uit Hombeek en

                Stuivenberg komende stroom vluchtelingen, richting Heffen,Willebroek...

                Pastoor Beuckelaers was daags voordien naar Antwerpen afgereisd.

                Bij Stienes vertrekt Fons en familie, doch hun Sooike wil niet mee, en heeft een

                paar uur later al twee volle manden flessen wijn uit de kelder der pastorij naar

                zijn hooizolder verhuisd. Wijl hij smakkend aan een fles tuttert, en door het

                gevelvenster de beweging beneden volgt, draait daar de speelkar van Sooi Van

                Hoof met zijn gezin deels erop en er achter, met Jef als laatste, de Molenstraat in.

                Sooike wenkt meermaals naar Jef, die eigenlijk liever daar bleef, waar hij vele

                zomers het hooi hielp tassen...

                Later zei Wiske dat ze ergens te Willebroek Jef misten...

                “O, onze Jef !” Doch nu zit die Jef met Sooike van Stienes, tot ’s anderendaags

                ochtend onder de pannen op den hooitas en ze ledigen fles na fles, wijl er reeds

                bommen en houwitsers vanaf het fort van Walem, beantwoordt door Duitse

                artillerie, afwisselend rond en bij het dorp ontploffen...

                Sooike, die als spraakgebrek geen R kon maken, zattekulde tussenin : “Laat ze

                maa.. ologen, Jef !”

                Maar plots een “Bonk en gekraak”, met golven stof en rook, uit de als een

                vuurzee dadelijk brandende schuur...

                De twee beroette verstekelingen waren half ontnuchterd de dans ontsprongen,

                en verschuilden zich op de pastorij, tot ze drie dagen later gevluchte buren

                hoorden toekomen, die door de hen overspoelende Duitsers waren

                teruggedreven...

                Bij ons thuis had zonder brand een bom de halve keuken vernield. In een eiken

                tuinhekpaal puilen daarvan nog zichtbaar zeven loden knikkers uit.

                In de Molenstraat was het huis van Jef Neutkens evenals de schuur van Stienes

                totaal uitgebrand, en het grootste deel der hoeve ingestort.

                In de kerk had een Duiitse bom in de recher zijbeukmuur een dubbelmeter gat

                geslagen, de biechtstoel verbrijzeld, stoelen, beelden en vensters met schroot

                doorzeefd...” (Anselms Jedrie-DB 1978)

     

    1914 – “Op 30 augustus zijn twee burgers van Hombeek, Frans De Wit en Jan Frans

                Smets, vaders van verscheidene kinderen, vluchtende in de richting Willebroek,

                laffelijk doodgeschoten in de Blaasveldstraat, achter de woning van Pieter Jan

                Diddens en in de hof van Louis De Rooster, door een Duitse rijwielafdeling.

                Het lijk van Jan Frans Smets was verscheidene malen doorstoken.

                (Jan Frans De Wit, alias “Sooi van Davidkes” was de eerste voorzitter van de

                Hombeekse fanfare de Vrolijke Vrienden. Pas op 17 november 1914, toen het

                wat rustiger was, werd hun uitvaartmis gehouden-KH)

              

                Het huis van Piet. Jan Diddens, waarin verschillende personen gevlucht waren

                om aan het geschut te ontkomen, werd door die Duitse rijwielafdeling in brand

                gestoken bij middel van ontploffingsstoffen, doch de daarin gevluchtzijnden

                hebben zich nog tijdig kunnen redden.

                Een jongeling van de omstreken van Zemst vluchtende met zijne moeder en

                andere personen op zijne speelkar, werden allen aan gemeld brandende huis

                aangehouden, gestampt en geslagen door de Duitsers.

                Eén der Duitse soldaten was aldaar doodgeschoten door de achterhoede der

                Belgische soldaten, en om hen te vrijwaren tegen het geschut der Belgische

                soldaten, plaatsten de Duitsers voormelde speelkar en paard, alsook de

                aangehoudene burgers op de straat, tegen den vuurgloed van het brandende huis

                Diddens, met bedreiging van neergeschoten te worden zo zij zich durfden

                verplaatsen.

                Een Duitser is daar gesneuveld en begraven te Blaasveld, deze maakte deel uit

                van die barbarenafdeling.” (GA-8/1/1920)

     

    1914 – 30 augustus : “...Een jongeling van Zemst, per rijwiel vluchtende, werd op den

                Kouter, nabij het dorp, door de Duitsers doorschoten.

                Hij werd per rijwiel vervoerd naar Mechelen tot verpleging, doch nabij de

                limiet van Mechelen, werd het gespan door de overste eener Duitse

                rijwielafdeling afgenomen.

                Bij het verder vervoer met een ander gespan, moet het slachtoffer op ‘t

                grondgebied van Mechelen bezweken zijn.” (GA-8/1/1920)

     

    1914 – 1 september : 4de bombardement op Mechelen, van 11u30 tot 12u30.

                (MK-F.Berlemont)

     

    1914 – 11 september : In Zemst-Laar woeden de gevechten verder. In de Hombeekse

                meisjesschool logeren veel officieren. De gekwetste soldaten vertellen over

                de afschuwelijke gruweldaden van de Duitsers tegenover de burgers. (KH)

     

    1914 – “...den 20ste september, is er eene koei, toebehoorende aan weduwe Frans E. De

                Hondt, landbouwer uit de Koeistraat, gestorven als aangedaan door pokziekte.

                Het dier is gedolven in den hof der eigenaarster, in bijzijn van Frans Huys en

                Florent Fierens. De veearts kon tengevolge van afwezigheid niet bijgeroepen

                worden...”(GA)

     

    1914 – 23 september :  Op bevel van de Belgische Gendarmerie werd het hoornvee

                overgebracht naar de weider in de omgeving van Willebroek, Ruisbroek en

                Eikevliet.

                Later, bij het oprukken van de Duitsers, werd dit vee  voortgestuwd naar

                Hoboken, Kruikebe en omstreken.

                Een groot deel van deze melkkoeien zou niet meer teruggevonden worden en zij

                die terugkwamen bleken niet meer bruikbaar als melkgevend, dit alles omwille

                van de lange zwerftocht en de gebrekkige voeding.

     

                Wegbrengen vee

                “De opeising werd gedaan bij mondeling bevel der gendarmerie. Het vee werd

                bijeengebracht, ingeschreven ter verzamelplaats in de gemeente, geschat aan de

                waarde van 1914 en onmiddellijk verdreven tot binnen de fortengordel der

                versterking Antwerpen en daar op de weiden geplaatst.

                Daar de Duitse troepen in aantocht waren, ontbrak de tijd om alle andere

                formaliteiten te volbrengen zoals het verstrekkingsreglement voorschreef.

                (GA-24 april 1923)

     

    1914 – 27 september : Om 08u15 begon het 5de bombardement op Mechelen dat de hele

                dag duurde en zware schade aan de stad toebracht. (MK-F.Berlemont)

     

    1914 – Op 28 september werd Mechelen door de Duitsers bezet. (MK-F.Berlemont)

     

    1914 – 28 september : De Duitsers hebben zich verschanst in loopgraven tussen den

                Dries en Laar. Zeer vroeg in de morgen rukken ze op. Om 5 uur zijn ze aan het

                huis Tersago in de Bankstraat (Hombeek).Om 8 uur wordt de overweg en de

                cabine van het Heike bezet. Het huis van Gust Jocobs in de Bankstraat wordt in

                brand gestoken en in de namiddag brandt de molen van De Keirsmaecker op de

                Leestse steenweg af. Een tweede aanvalslijn der Duitsers loopt van Bos van Aa

                over de Boskant naar Leest.

                De twee volgende weken richten de Duitsers hun kamp op in Hombeek op de

                velden tussen het spoor en de Kapellebaan (Kriekerij).

                Er staan rijen wagens, kanonnen, veldtenten. Er is grote drukte om en bij de

                veldkeuken. Alles wat ze vast krijgen aan voedsel en drank wordt naar daar

                gesleurd. De runderen worden van de weiden gehaald en ter plaatse geslacht.

                (KH)  

     

    1914 – Op 28 september viel te Leest, ter plaatse Groteheide, de Belgische soldaat

                Romaan Van Mol.

                De gesneuvelde was geboren te Hekelgem op 18/6/1890 en diende bij het 11de

                Linieregiment.

                Hij werd in de Groteheide begraven en zou later, op 5 februari 1915, in het

                bijzijn van zijn familie, overgebracht worden naar het kerkhof van Leest.

                (GA-12/10/1915)

     

    1914 - 29 september : Inval te Leest van de Duitse bezetter.

                “Bij hunnen inval in de gemeente, werden door de Duitsche barbaren afgebrand,

                de graanwindmolens van weduwe Boniface Lauwers aan “De Knip” en van

                weduwe Frans Van Winghe, “Steinemolen”.  (GA-8/1/1920)

     

                “De registers van den burgerlijke stand zijn door de Duitsche soldaten, op 29

                september 1914, beschadigd en met olie onleesbaar gemaakt ; verschillende

                werden verscheurd, enkele bladen daarvan zijn later teruggevonden in de

                loopgraven in de gemeente, waar de Duitsche kanonnen stonden.

                Ook schoolboeken lagen daar verstrooid.” (GA-8/1/20)

     

                “...het groot deel der bevolking is gevlucht voor en bij het begin der

                schermutselingen.

                De personen in hunne woningen en bij het vluchten aangehouden zijn weggeleid

                of in hunne woningen zelve opgesloten gehouden.

     

                Albert Tonneau, soldaat bij het 11e Linie, wonende te Brussel, Rue du Chemin de

                Terre 7, sneuvelde die dag in de Blaasveldstraat, alwaar hij tijdelijk werd

                begraven.

     

                Sneuvelden nog te Leest op 29 september :

                -O.Mat. J. Rosenbaum Herne 10.komp. Mat. Art.R., Duits soldaat.

                -Gefr. G. Braunig Niedersulzbach 3.Komp. 3.See.-Bat., Duits soldaat.

                -Viz.Feuw. O. Spoun Marbach, 8.Komp.2.mar.Art.R., Duits soldaat.

                -O.Mat. K. Sadony Buschdorf 7. Komp. 2.Mat.,Art.R., Duits soldaat.

                -Unt.ffz K. Idler Veigingen 3.Komp.See-Batl., Duits soldaat.

                -Sees. J. Schramm, Krogelstein 3.Komp.See-Batl., Duits soldaat.

                -Een onbekend Duits soldaat : Matr. Urtl. 7 Komp. 2.Mat, Art.R..

                (GA-15/2/1919)

    23-02-2012 om 16:31 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Frans Moyson :

    “Het was in de tweede helft van augustus op een zondagnamiddag : de Belgische

     piotten die in de omgeving lagen, reden zenuwachtig per vele heen en weer...

    De Duitsers waren in aantocht, zeiden ze.

    En werkelijk , een patroelje Duitse “Huzaren van de dood” waren te Hombeek.

    We zagen er in de verte op de Zennedijk, tussen Hombeek en Leest, een tiental

    draven te paard.

    Ze maakten rechtsomkeer en reden terug naar Hombeek waar ze een herberg

    binnengingen en hun paarden aan de deur lieten staan.

    De piotten waren dra verwittigd en reden er op af langs de Kouter.

    Enkele ogenblikken later hoorden we geweerschoten knallen. De huzaren waren

    buiten gekomen en de enkele soldaten die hier en daar achter de huizen zaten

    onthaalden de Duitsers op geweerschoten.

    Een drietal Huzaren sneuvelden te Hombeek in ’t dorp. De anderen vluchtten

    langs het Heike door de velden, en kwamen zo door de Kouter naar Leest, waar

    de Belgische piotten zich langs de steenweg in de grachten hadden verscholen...

    Twee, drie huzaren waren reeds op de steenweg geraakt, waar ze door onze

    piotten werden geschoten...

    Het zijn deze huzaren die op ’t kerkhof te Leest werden begraven.

    We hadden onze eerste Duitsers gezien !”

    (Frans Moyson in “De Band” – februari 1955)

     

    1914 – 23 augustus : Een patrouille Dragonders  komt van de Zink het dorp van

                Hombeek ingereden, revolver in aanslag. Aan de herberg “In de Kroon”

                stappen ze af en vragen eieren met hesp. Rond ongeveer drie uur arriveert

                een groep Chasseurs uit de richting Leest. Een Belgische soldaat vat post achter

                de kabine en schiet in de lucht. Eén der Dragonders komt naar buiten en er volgt

                een tweede schot dat afschampt op de vensterrichel. De Duitsers lopen op de

                koer en vluchten weg met hun paarden. De luitenant en zijn ordonnans worden in

                de rug geschoten. Aan de bareel stuiken de mannen uit het zadel. De commandant

                zegt zich over te geven maar blijft vuren. Hij en de ordonnans worden dodelijk

                getroffen. De zeven anderen trachten te ontkomen. (KH )

     

                Een andere bron zegt : “De statieoverste had dit bezoek te Mechelen overgeseind.

                De Zwarte Duivels, fietsende karibiniers, waren na tien minuutjes ter plaatse.

                Ze vatten post rond de herberg, lossen schoten in de lucht. Paniek der Dragonders,

                die buiten stormen en te paard springen. De karibiniers mikken op dat mooie wild

                en schieten ze een voor een af. Twee ruiters ontsnappen met over de haag te

                springen en dwars door het veld te rennen. Maar een trein  uit Mechelen rijdt juist

                naar Kapelle op den Bos. Daar zit een piotje op dat door vrouw en kind terug naar

                zijn post wordt afgebracht. Bij de eerste schoten heeft hij zijn geweer gegrepen,

                leunt uit het raampje, loert uit. Tevergeefs willen vrouw en dochterke hem terug

                binnen trekken. Hij ziet de vluchtelingen, mikt, schiet ze van hun paard.

                Slechts de aanvoerder wilde zich moeder verdedigen. Te voet en alleen, midden

                op straat, vuurt hij acht kogels af uit zijn browining.

                Maar de zwarte duivels springen op hem toe met gevelde bajonet. Hij valt op de

                knieën,  strekt de armen uit, roept luidkeels : “Ich gebe mich ab ! Ich gebe mich

                ab”. – “Als ge eerst uw kogels verschoten hebt; hé verken! “, brullen de

                karibiniers en steken hem omver.” (KH- Uit “Onder de wolk”, dagboek van de

                oorlogsjaren door E.P.Hilarion Thans)

     

                Geen van de zeven verkenners zijn de dood ontsnapt. Ze werden ofwel op hun

                vlucht of in hun schuiloord neergeschoten. De soldaten werden later op het

                kerkhof van Hombeek begraven. Het vlees van de paarden werd versneden als

                voedsel. De krengen werden ingegraven. Omdat de ware toedracht van deze

                slachting de Duitsers niet bekend werd, ontsnapte Hombeek zonder twijfel

                aan een vergeldingsactie. (KH)

     

    1914 – “Zondag 23 augustus was een stralende zomerdag. Naar aloude gewoonte

                gingen vele mensen naar het Lof. Juist op die dag reden 8 Uhlanen door de

                Hoogstraat (noot : te Zemst) De kerkgangers gunden de in de zon schitterende

                ruiters geen blik. Deze patrouille ging een kijkje nemen te Hombeek.

                Belgische soldaten hielden de wacht in Leest.

                De zoon van de koster van Hombeek die mee het orgel trapte, klom dikwijls in

                de kerktoren omdat hij van daaruit zo’n mooi zicht had op de omgeving.

                Van heel ver zag hij de ruiters naderen. Hij verwittigde zijn vader.

                Midden in het dorp, aan het café “De Kroon”, hield de groep halt.

                Terwijl één soldaat op wacht stond, bakten de anderen een dikke biefstuk.

                Een Hombekenaar sprong op zijn fiets en reed naar Leest om de Belgische

                soldaten te verwittigen. Twee Uhlanen werdan aan het café doodgeschoten.

                Een hogere officier kon zijn paard bereiken en trachtte te in volle galop te

                ontsnappen. Het paard ontsprong de dans echter niet. De officier liet zich vallen

                en rolde tot bij een paar boomstammen van een zagerij. Hij verdedigde zich tot

                de laatste kogel.

                Jef Mertens uit Zemst Laar (°1897) keerde uit Mechelen terug : hij zag de

                getroffen Duitsers liggen. Een andere Uhlaan probeerde te ontsnappen langs de

                spoorweg. Toevallig zat er op die trein een soldaat uit Hombeek die huiswaarts

                keerde. Vanuit het raam schoot hij de Uhlaan neer. (...) “

                (Een dorp in een wereldoorlog, Zemst 1914-1918 van R.Van Kerckhoven) 

     

    1914 – Vluchtelingen van Eppegem, Weerde, Zemst, Mechelen, Leest komen in

                Willebroek toegestroomd in een eindeloze stoet en dit met allerlei

                voertuigen. Zij worden in het dorp van Willebroek zo goed mogelijk

                ondergebracht. In de gebouwen van de werven Victor Dumont alleen al zijn

                er niet minder dan 1.000 vluchtelingen.

                Op dit ogenblik bevinden er zich in de gemeente Willebroek zo rond de 5.000

                soldaten en ruim 2.000 vluchtelingen.   

                (Vaertlinck nr.1, juli 2008)

     

    1914 – 24 augustus : Te Hombeek kwam er een nieuwe ploeg Dragonders op verkenning.

                Ze zochten wellicht hun voorgangers. In de namiddag werden aldaar Belgische

                gekwetste soldaten in de meisjesschool ter verpleging binnen gebracht. (KH)

     

    1914 – 24 augustus : Verscheidene Duitse dragonders (lichte cavaleristen) zijn gedood

                in de nabijheid van Leest en de gekwetsten zijn naar Willebroek gebracht naar de

                infirmerie van de firma De Naeyer.

                Boven Willebroek zweefde ’s nachts een Duits luchtschip (Zeppelin). Menig

                geweerkogel werd er naatoe gestuurd en vanuit het luchtschip werd de

                beschieting met machinegeweervuur beantwoord.

                (Vaertlinck, nr.1 juli 2008)

     

    1914 – 25 augustus : In Zemst en Eppegem werd verwoed gevochten. Meer gekwetsten

                werden te Hombeek aangevoerd. (KH)              

     

    1914 – Op 25 augustus kwam koning Albert naar Mechelen. Hij verbleef op het

                buitengoed van baron Empain te Battel.

     

                In het nieuwe stadhuis van Mechelen zat de koning een krijgsraad voor.

                In de voormiddag beklom hij de Sint Romboutstoren, om te kunnen zien hoe de

                Duitse legers langs de Leuvensesteenweg naar Mechelen trokken.

                Mechelen werd voor de eerste maal door de Duitsers beschoten.

                (MK-F.Berlemont)

     

    1914 – 26 augustus : Belgische soldaten trekken vanuit Hombeek terug richting Leest.

                De bevolking slaat nu ook massaal op de vlucht. (KH)

     

    1914 – 27 augustus : 2de bombardement, van 17u tot 19u, op Mechelen. (MK)

    23-02-2012 om 16:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1914 – 20 augustus : Duitsers blazen de treinrichels op, op het Heike. (KH)

                                      

    1914 – “Tot  20 augustus bleef het rustig in onze omgeving. Het was stilte voor de storm.

                De Duitse troepen lagen in de omgeving van Brussel.

                Zemst lag in het niemandsland, tussen twee legers in. Om de beweging rond de

                forten te kunnen gadeslaan, zette de vijand voorposten uit op de uithoeken van

                dat niemandsland.

                Belgische soldaten hielden de wacht in Leest.

                (...)”

                (Een dorp in een wereldoorlog, Zemst 1914-1918 van R.Van Kerckhoven) 

     

     

    1914 – Half augustus : DE EERSTE DUITSERS TE LEEST –

     

    Remi Spoelders :

    “...Toen de eerste Duitsers in 1914 vanuit Hombeek op de Kouter verschenen, werden ze door enkele Belgische achterblijvers op geweervuur onthaald.

    Eén van die Duitsers wou zich in ons huis komen verschuilen, maar Peter War (War De Wit) sloeg de deur dicht voor zijn neus. Hij geraakte niet eens meer buiten de hof, en werd doodgeknald vanuit het huis van Jef Verlinden, dat toen in opbouw was.

    Ons moeder zat aan het venster te kijken tijdens de schietpartij, en wij kleine kinderen moesten ons achter de schouw wegsteken...”

    (Remi Spoelders in LG-blz.289)

     

    Albert Huysmans :

    “...Een vluchteling uit Zemst vertelt dat op verkenning zijnde Ulanden der Duitse ruiterij daar huizen hebben afgebrand en bewoners gedood.

    Onwetend wat oorlog was, trokken mannen en vrouwen onder de noen, met de garde op

    kop, langs de Zennedijk om naar die slachting te gaan kijken.

    Ze moesten zich echter op een gegeven ogenblik in allerijl reppen om een plots losgebroken geweervuur te ontlopen.

    In de namiddag was ik gaan spelen met andere kinderen bij de loopgrachten. Eensklaps dwongen de schildwachten ons bij hen neer te hurken, op een gegeven vlaggesein vanaf de Hombeekse Wiekenmolen even voorbij de Laerestraat.

    Allen zagen we toen in de Bleukensweg een aankomende ruiter, en ginds, langs de binnenkant van de Zennedijk, daarboven uithuppelend, ook een paardekop en een pinhelm.

    Plots klonk het bevel : vuur ! Het paard in de Bleukensweg steigerde en de ruiter viel ten gronde. Hij wist echter de Zennedijk te ontkomen.

    Die avond heeft een Duitse voorhoede het vuur gestoken aan de houten molen, hij is geheel afgebrand.

    Die nacht werd ook door het leger de ontruiming van het gebied bevolen.

    Later hebben de Duitsers aan de linkerzijde van de kerk een vak afgebakend als begraafplaats voor hun zeven en twintig hier gesneuvelden...”

    (Albert Huysmans – LG, blz.254)

     

    Albert Huysmans :

    “...Twee dagen na de veldslag rond Eppegem, half augustus 1914, werd vanaf den molen “Den Bleuken Alverman” (Hombeek) met vlaggeseinen, door een uitkijkpost der Belgische achterhoede, opgesteld in de loopgrachten bij den Leestse Dorpskouter, aangegeven dat ze de komst zagen van ’n twaalftal ruiters der Duitse Huzaren, langs de Hombeekse Zennedijk.

    Die Duitsers hadden dit gevlag ook gezien, en maakten rechtsomkeer.

    Een vluchteling uit Hombeek meldde, dat die Duitse horde daar bij een herberg in het Dorp waren afgestapt. Van hier vertrokken zes scherpschutters er op af, en van achter een hoekhuis in de straat, vuurden die naar bij de paarden staande schildwachten.

    De hele bende kwam buiten gesprongen, en spoorden op hun rijdieren ten allen kanten uiteen.

    Wat later namen de loopgrachtmannen, ginds in den Bleukensweg, twee ruiters onder vuur, waarvan er een stervend werd opgehaald.

    Die nacht sluipten Duitsers tot bij den houten molen, en staken er het vuur aan.

    De uitkijkjongens en het molenaarsgezin zijn gelukkig aan een mogelijke uitmoording kunnen ontsnappen.

    Bij thuiskomst na de vlucht, vond de molenaar nog wat resten van zijn “Bleuken Alverman”, en die ging alzo de geschiedenis in.”

    (J.A. Huysmans – DB augustus 1980 “Vijfwindvriendenspel)

     

    Stephanie Dumont : (Dochter van de hoofdonderwijzer van de jongensschool)

    “...in 1914, op 15 augustus, kwamen mijn twee broers mij halen te Overhespen waar ik woonde en les gaf en brachten mij naar Leest bij onze ouders.

    Mijn broers keerden weer naar hun scholen.

    Op 20 augustus vluchtte ik naar Boom met mijn ouders.

    Na drie weken kwamen terug per camion naar Leest, waar al de deuren open stonden.

    Op een morgen rond 4 uur bracht een Duits soldaat de 2 jongste kinderen Albert en Jan, van Beullens uit de Biest, bij ons.

    Die waren alleen thuis achtergebleven als hun ouders en de overige kinderen werden verjaagd. Als alles kalm werd rond hun huis, hebben ze allerlei op hun kruiwagen geladen en kwamen ze naar ’t dorp, op zoek naar tante Trien en vandaar zijn ze bij ons aangeland.

    Ja, die kruiwagen : daarop stond een mand en daarin een brood, een zij spek, een kom vet, een broodmes, een pot voor water, een doos met knoppen en garen, een naald stak aan de kraag van hun jaske.

    Ik vroeg : “Wie heeft dat alles voor u gereed gemaakt ?”

    “Ik”, zei de kleinste, (Albert, nog geen 5 jaar) “maar het spek heeft onze Jan uit het vleesvat genomen, want ik kon er niet aan, ik ben nog te kleintjes.”

    “En die naald ?”

    “Die steekt daar om ze niet te verliezen, want als er na ne knop af mijn broek ging, moest ik er hem toch aanzetten hé.”

    De eerste Leestenaar die we na 14 dagen weer zagen, was Louis Van den Brande.

    Die vertelde ons hoe alle mensen op zoek waren naar hun koeien en andere beesten.

    Vader deed aan Beullens zeggen dat zijn zoontjes bij ons waren.

    Vader Beullens is al lopende tot bij ons aangekomen en dan hebben we een scéne gezien tussen de kinderen en hun vader en we habben allen samen tranen van geluk gestort...”

    (DB- augustus 1957)

     

    23-02-2012 om 16:16 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1914 – Juli 1914 – Gazet van Mechelen :

     

                Vijfentwintigste kind van raadslid Buellens ten doop gedragen

                LEEST – In de gemeente Leest is het voor een paar dagen niet weinig feest

                geweest ter gelegenheid van de geboorte van het 25ste kind in de familie van

                Frans Beullens, gemeenteraadslid.

                De klok werd geluid bij den doop en de Eerwaarde Heer Pastoor kwam het

                doopkind, de vader, peter en meter van op het dorpsplein afhalen en hartelijk

                proficiat wenschen.

                Ook in den gemeenteraad werd de familie Beullens welgemeend geluk gewenscht.

                Meneer Beullens, die deel maakt van verscheidene maatschappijen der gemeente,

                heeft deze als dank een genoeglijk feest beloofd.”

                (GvM-18/5/1996 –herhaling van origineel bericht van juli 1914)                       

     

    1914 – 31 juli : Volgende Leestenaars werden nog gauw onder de wapens geroepen :

                Jan Jaak Peeters, Frans Campion, Pieter Jan Pateet, Juliaan R. Verbergt, Jan Frans

                Verbruggen, Jan Frans Geets, Leon Th. Van Steen, Alfons Frans Lauwens, Frans

                Coeckelbergh, Laurent Lemmens, Constant Troch, P.J.Const. Van den Brande en

                Victor Steenmans. (GA-12/8/1914)

     

                “In verband met de spanning in Europa werden in België de op 10 juli 1914

                met klein verlof gezonden militairen van de lichting 1913 op 27 juli

                teruggeroepen.Twee dagen later werden drie lichtingen onder de wapenen

                geroepen : de eerste stap naar mobilisatie was gezet.

                Op 31 juli kwam een kabinetsraad bijeen, waarin onder invloed van de Duitse

                maatregel “Zustand drohender Kriegsgefahr” tot mobilisatie werd besloten met

                als eerste mobilisatiedag 1 augustus.

                Op 2 augustus werd gesproken over de uitgangsstelling. De chef-staf, generaal

                Antonin Selliers de Moranville, zei dat uiteindelijk moest worden teruggetrokken

                op Antwerpen. Hij wilde daarom slag leveren voor die stellilng bij de Gete, waar

                reeds stellingen waren aangelegd.

                De bezettingen van Luik en Namen moesten intussen de Duitse opmars zoveel

                mogelijk vertragen.

                De sous-chef, generaal baron de Rijckel, weigerde uit te gaan van een terugtocht.

                Hij wilde de doortocht van vijandelijke troepen belemmeren.

                Daarom wilde hij blijven staan of op het plateau van Herve of in een stelling bij

                de Geer of de Ourthe.

                Zou de tegenstand te groot worden, dan kon het plan van de chef-staf uitgevoerd

                worden. Hij wilde er verder de nadruk op leggen dat Antwerpen niet alleen als

                verdedigingsstelling moest worden gebruikt, maar dat men ook vanuit die stelling

                uitvallen moest ondernemen.

                Toen hij ervoor pleitte dat de 3de en 4e divisie ter beschikking van de

                commandanten van Luik en Namen zouden komen, ontketende hij een enorme

                discussie. Koning Albert, de opperbevelhebber, bepaalde tenslotte dat beide

                vestingen slechts zouden worden versterkt met een brigade en dat België zich in

                eerste instantie zou verdedigen bij de Maas.

                Op 2 augustus om 19u00  vroeg de Duitse regering toestemming voor de

                doortocht van haar troepen. Hierop werd de volgende morgen om zeven uur een

                weigerend antwoord gegeven. Het bleef nog rustig, maar op 4 augustus ‘s

                morgens om acht uur overschreden Duitse eenheden de Belgische grens,

                waardoor de oorlogstoestand was ingetreden.

                Na de mobilisatie was het Belgische leger op 6 augustus samengetrokken in het

                gebied Perwez-Tienen-Leuven-Waver, terwijl de cavaleriedivisie meer naar

                voren bij Waremme was geconcentreerd.

                Men had alles zo goed mogelijk voorbereid en toen de Duitsers het land

                binnengedrongen  waren, besloot men de hulp van de garanderende

                mogendheden Engeland, Frankrijk en Rusland in te roepen. De desbetreffende

                telegrammen werden tegen de avond van 4 augustus verzonden.

                De grote oorlog was ontketend...”

                (Dr.J.Verseput – “14-18 De Eerste Wereldoorlog”, blz.203 en 204)        

     

    1914 – “De Leestse landbouwer Livien Polycarp Verhoeven, die 7 hektaren en 35 aren

                oppervlakte bewerkt, verliest daarvan een groot deel voor aanleg van loopgraven.

                Loopgraven zijn gemaakt geworden van minstens 300 m lengte.”

                (GA-30/4/1921)

     

    1914 – 4 augustus : “Uitgerust met lansen van drie en een halve meter lang, reed de

                Duitse cavalerie in de ochtend van 4 augustus 1914, België binnen...”

                (14-18 – Geschiedenis – Prof. Dr. F.Heer)

                De eerste wereldoorlog is uitgebroken.

     

    “Op 4 augustus overschreden de Duitsers de Belgische grens.

    De langste route naar Frankrijk zou afgelegd moeten worden door de Duitse rechtervleugel. De door een bijna onneembaar geachte fortengordel omgeven vesting Luik werd snel veroverd.

    Half augustus stroomde een half miljoen Duitse soldaten de Belgische laagvlakte in.

    De in de Gete-stelling samengetrokken Belgische troepen konden onvoldoende tegenstand bieden : al op 20 augustus trokken de Duitsers de Belgische hoofdstad binnen. Van Brussel uit draaide de Duitse rechterflank naar het zuidwesten.

    Van een doeltreffende coördinatie tussen het Belgische en het Franse leger en de inmiddels op Belgisch gebied gearriveerde eenheden van het Britse expeditiekorps was geen sprake geweest.

    Het Belgische leger trok zich terug binnen de fortenlinie van Antwerpen.

    Ook de Belgische regering had zich inmiddels daarheen begeven.

    De zuidelijke opererende Duitse legers maakten eveneens snelle vorderingen.

    Namen, Dinant en Bergen vielen op 23 en 24 augustus in Duitse handen.

    Onvoldoende informatie en misrekeningen omtrent het gebied waar het zwaartepunt van de Duitse aanval zou komen te liggen, leidden aan Franse kant tot inadequate tegenmaatregelen en tegenslagen, die zich slechts door onenigheid tussen de Duitse legerbevelhebbers en een snelle terugtocht van het Franse 5e leger niet tot catastrofes zou ontwikkelen.

    Inmiddels waren Duitse troepen zich in verschillende plaatsen te buiten gegaan aan gruwelijke terreurdaden tegen de burgerbevolking.

    Plunderingen, brandstichtingen, gijzeling en moordpartijen op grote schaal hadden plaatsgevonden.

    Drie weken na het begin van de Duitse opmars was het grootste deel van het Belgisch grondgebied in Duitse handen.

    De legers van Wilhelm II stonden aan de Franse noordgrens, gereed voor de sprong naar Parijs... (Dr. J.Verseput – “14-18 De Eerste Wereldoorlog” blz. 197)   

     

    1914 – 12 augustus : Brief van burgemeester Bernaerts :

                “In de gemeente zijn nog volgende hulpmiddelen voorhanden :

                -paarden : 110 (poneys inbegrepen)

                -velos : 125

                -autos of motos : geen

                -benzine, olien of spiritus zijn niet voorhanden

                -honden voor veldgeschut : 25

                -eetwaren: meel, rijst, suiker, enz. : geen

                -voeder voor paarden : geen

                -lakens, lijnwaad, enz. : geen.”

     

    1914 – 16 augustus : Rond de middag bereikt een patrouille Uhlanen den Dries te

                Hombeek. In de Kattestraat is er een schermutseling met Belgische Jagers te

                paard. Eén Duitser is getroffen maar kan ontkomen met de hulp van zijn makkers.

                Zijn lans en een bot heeft hij achtergelaten. (KH)

     

    1914 – 19 augustus : 22 uur – Het 4e Regiment Karabiniers komt te Leest toe, dit na een

                uitputtende voetmars.

                Onder hen twee Leestenaars Victor Roelants en Jan Huys (beiden zullen later

                Sneuvelen) en dokter Max Deauville die zijn ervaringen uit die eerste maanden

                van de oorlog te boek stelde :

     

                “...wij marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de

                zon. Wij arriveren te Hombeek bij ’t vallen van de avond.

                De artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar

                wij moeten nog verder gaan tot Leest.

                Onze schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker.

                De avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het

                tien uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen.

                Er is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor

                de gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van

                de mannen slapen.

                Er worden ook grote vuren aangebracht.

                De schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de

                dorpshuizen.

                De bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen.

                Kort daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhonkende gedaanten.

                Eén van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een

                lantaarn verlicht een van de gangen, mensen lopen in en uit.

                Soldaten liggen  te slapen in de gangen en op de trappen. We kruipen met tien in

                een klein vertrekje.

                Om middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht !

                De vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht

                in. 

                Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van een

                lantaarn.

                Twintig opgeeiste karren zullen onze ransels vervoeren.

                Elke wagen is met een zwaar paard bespannen en wordt gemend door een boer.

                Zij vullen een hele kant van het dorpsplein.

                De artillerie zoekt te passeren langs een hoek en begint voorbij onze mannen te

                trekken.

                Wij krijgen bevel  de mannen met zere voeten op de caissons en het geschut te

                laden. En terwijl de logge kanonnen verder rollen, glijden zij zich tussen de

                wielen en springen op een bok. De artilleurs vangen hen in ’t voorbijgaan op.

                Een echt mirakel dat er geen ongelukken zijn !

                Na de artillerie komt de infanterie op gang : een zwarte slang in de duisternis.

                De wagens vertrekken op hun beurt.

                Acher hen volgt onze lichtere wagen. Langzaam-aan loopt het plein leeg en het

                stro blijft achter als een bleke vlek onder de schaduw van de lage huizen.

                Enkele lichamen zijn languit blijven liggen : het zijn mannen die niet meer recht

                kunnen. Enkelen onder hen trekken we recht om hen op de wagens te hijsen

                bovenop de zakken. Maar één onder hen is zoo koortsig en uitgeput, dat hij zich

                niet meer verroeren wil en we laten hem achter aan de goede zorgen van twee

                vrouwen uit het dorp...”  (Dr. Max Deauville in “Jusqu’a l’Yser”)

     

    23-02-2012 om 16:08 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1913 – 13 november  : De gemeente besloot niet aan te sluiten bij de brandweer van

                 Mechelen : “zoolang de gemeente van geene waterleiding voorzien is.” (GA)

     

    1914 – Stichting van de voetbalploeg “De Lustige Boeren”.

                 Ze hadden hun lokaal bij Petrus Polfliet en kregen een stuk bos naast de spoorweg

                op de heide te Leest om als speelveld in te richten.

                Met man en macht werden diepe grachten gegraven om het water weg te krijgen.

                Dit voetbalplein deed dienst tot in 1920, daarna verhuisde de ploeg naar Eugeen

                Geerts op de Kleine Heide.

     

    1914 – Het getal rechthebbenden voor militievergelding voor 1914 beliep 57.

     

    1914 – De verkoop van gras bracht de gemeente dat jaar  181 fr op en de privaatputten

                van de gemeentescholen (de beerputten) werden verpacht voor 2 jaar aan

                respectievelijk Alfons Coosemans mits 6 fr per jaar en aan Jan Publie voor

                5 fr per jaar. (Repertorium der gemeenteakten)

     

    1914 – Afgevaardigden brachten op een gemeenteraadszitting verslag uit over de

                vergadering die te Mechelen gehouden werd nopens het aanleggen van een

                tramlijn over Mechelen, Leest, Heffen, Blaasveld, Willebroek, Breendonk en

                Lippelo.

                Te Mechelen werd voorgesteld het vak Mechelen-Heffen-Blaasveld-Willebroek

                te electrificeren.

                De Raad ging akkoord met de wijziging van die buurtspoorweglijn op het

                grondgebied van Leest : “...daar te stellen rechtstreeks van Battel naar

                Leest-Knip om zich te Blaasveld te verbinden met de electrische lijn

                Mechelen-Willebroeck, zonder omweg naar Heffen te doen.”

                Te Leest zou een stoomtram rijden. (DB-1958)

     

    1914 – 1 februari – “Rechterlijke Kronijk” Gazet van Mechelen :

                Te Leest :

                N.J.B., landbouwer werd door vrouw A. Beticht een haas te hebben doodgestoken

                met eenen riek en het wild te hebben overgegeven aan zijne moeder, die het in

                haren voorschoot verborg en wegdroeg.

                Betichte integendeel beweert geen haas op het land gezien te hebben en wat zijne

                moeder in haren voorschoot droeg weet hij ook niet.

                De getuigen komen verklaren dat het hoegenaamd geen haas was die vrouw N.

                in den voorschoot droeg, maar wel een jong katje.

                Mr Olbrechts is de verdediger van N.

                Er wordt niet weinig met die hazenhistorie gelachen.

                De rechtbank spreekt N. J.B. vrij.”

     

    1914 – 4 april :              De Vervuiling van de Zenne

                Jaak Bernaerts besloot solidair te zijn met zijn collega van Mechelen en een

                vertoog te sturen aan de ministers van binnenlandse zaken, van landbouw en

                openbare werken, alsmede aan de wetgevende kamers, over de vervuiling van

                de Zenne.

                “...den tegenwoordigen toestand is zoo nadeelig, dat men in den zomer op een

                kwart uurs afstand der Zenne, de geuren ervan kan waarnemen, die

                allerschadelijkst zijn voor de openbare gezondheid...”  

     

    1914 – 3 mei : Verkiezing “niet-werkzame” burgerwacht.

                Gekozenen : tot luitenant : Victor De Laet, tot sergeant : Edward Van Steenwinkel

                en Adolf Van Roey, tot korporaal : Cyriel Verschueren, Robert Neefs en Henri

                Van den Heuvel. (GA)

     

    1914 – 28 juni : Moord op de Oostenrijkse aartshertog Frans-Ferdinand te Sarajevo.

                Op 23 juli verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Servië.

                Rusland nam het op voor Servië en Duitsland schaarde zich aan de zijde van

                Oostenrijk.

                Op 2 augustus, om 19 uur, overhandigde de Duitse minister von Below-Saleske

                aan de Belgische minister van buitenlandse zaken een ultimatum waarbij er voor

                de Duitse troepen vrije doortocht door het land werd geëist, teneinde de Franse

                legers te kunnen aanvallen.

                Op 3 augustus, na de ministerraad te hebben bijeengeroepen deed koning Albert

                antwoorden : “Zoo de Belgische regeering de voorstellen van de Duitsche

                regeering aanvaardde, zou zij de Eer der Natie prijsgeven en tevens aan hare

                verplichtingen tegenover Europa te kort komen.

                De Belgische regeering is vast besloten elken aanslag op haar Recht, door alle

                middelen waarover zij beschikt, af te weren.”

                ’t Was oorlog... en hij zou duren tot 11 november 1918.

     

                “De Duitse opmars door België was er een als die van de Zuid-Amerikaanse

                reuzenmier, een zeis des doods die over het land  gaat”. Barbara Tuchman liet

                er in “De Kanonnen van augustus” geen twijfel over bestaan wie het in het begin

                van de Eerste Wereldoorlog hard te verduren kreeg.

                De pletwals van de Duitse oorlogsmachine die zich vanaf 4 augustus 1914 op

                gang trok , zou  in België pas tot stilstand komen op 14 oktober van datzelfde jaar

                in de vlakte van de Ijzer.            

     

    23-02-2012 om 15:58 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1913 – 12 juli – Gemeenteraadszitting :

                Burgemeester Bernaerts overhandigde aan Lodewijk Wauters, schepen en

                voorzitter van het Weldadigheidsbureel, het burgerlijk kruis van 2de klasse en aan

                gemeenteraadslid Theophiel Verschueren, de medaille van 1ste Klasse, als

                beloning hunner trouwe diensten gedurende meer dan 35 en 25 jaar.

                (verleend KB van 15/5/1913) 

     

    1913 – 22 augustus : Brouwersgast en herbergier Antoon Geerts uit de Tisseltbaan,

                overleed op 26-jarige leeftijd aan typhus.

                Hij was in militair verlof.

                De woning werd ontsmet door F. De Muyer, “ontsmetter” uit Mechelen. (GA)

     

    1913 – Gazet van Mechelen – 30 september :

     

                                 Moederken Diddens 108 jaar !

    “Moederken Diddens van Duffel, uit de Waarloosstraat 8, maakt bekend dat haar jaar weeral om is en dat ze zo gezond is als een vischken...

     

    Intusschen kunnen ik en gij zien en bewonderen een ten volle honderd en zevenjarige, een echte, in levende lijve.

    Geboren te Leest, den 16 Vendemiaris van het jaar XIV der Fransche Republiek.

    Aan hen die nieuwsgierig zijn om te weten wat een mensch zooal op de been kan houden in zijne ouden dag, deelt Melanie de enig overgebleven dochter van vijf kinderen, die zelf al wat is, bereidwillig moeders dagorde mee.

    Moeder staat om 7 ure op en gaat om 7 ure slapen, drinkt ’s morgens een tasje koffie met boterhammekens en een sneeken peperkoek. Om 11 ure wat patatjes met melk, daarbij een eitje of  wat gekapt, gelijk het valt zegt Melanie.

    Dan naar ’t bed tot in den namiddag. Om half vier haar tasje koffie met boterhammekens en een sneeken peperkoek. Om 6 ure een licht eitje en daarmee kan moeder voorts..tot in den nacht !

    Lacht niet, regelmatig, rond middernacht weer een tasje koffie met boterhammekens en haar sneeken peperkoek.

    In den dag troont moeder in haar groenfluwelen zetel, bidt gedurig aan den Rozenkrans, aanroept haar talrijke heiligenreeks, zegt een bijzonder gebed voor den Paus, den Cardinaal...

    ...”

     

    1913 – Gazet van Mechelen 11 oktober : Moederken Diddens

                “Gisteren 8 oktober, stapte moederke Diddens haar 109de jaar in.

                De burgerlijke en geestelijke overheden der gemeente Duffel zijn haar dan ook

                gaan groeten en gelukwenschen.

     

    1913 – 29 oktober : Overlijden van Maria Theresia Vleminckx, beter bekend als

                “Moederke Diddens”. Ze werd 108 jaar en 21 dagen.

                Maria Theresia Vleminckx was op 8 oktober 1805 te Leest geboren.            

                Maria groeide op bij haar ouders in de Winkelstraat op een klein pachthof.

                Ze was er geboren op 8 oktober 1905.

                In 1837 trad zij in het huwelijk met dorpsgenoot Guillielmus “Willem” Diddens.

                Het echtpaar kreeg vijf kinderen waarvan er drie vroegtijdig  zouden sterven.

                In 1840 verhuisde de familie naar Duffel en bouwde daar een pachthof op de

                Lentse heide.

                In 1885 verloor moederke Diddens haar echtgenoot, een zware slag.

                Nog 7 jaar boerde zij op hetzelfde pachthof, bijgestaan door haar dochter.

                Op 87 jarige leeftijd (1892) ging zij van een welverdiende rust genieten nabij de

                kerk  in de Waarloosstraat samen met haar twee overgebleven dochters.

                Op 8 oktober 1905 vierde Duffel op indrukwekkende wijze haar eeuwfeest.

                Gans het dorp was bevlagd en versierd en na een dankmis trok in de middag een

                prachtige en  kunstvolle stoet door de straten.

                Dit werd op 9 oktober 1910 toen ze 105 was geworden, met evenveel verve

                overgedaan.  Duizenden mensen kwamen toen naar Duffel afgezakt, ook uit

                het buitenland.

                Bij haar overlijden was moederke Diddens de oudste inwoonster van België.

     





    23-02-2012 om 13:16 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1913 – Donderdag 27 maart – Gazet van Mechelen :

     

                Leest – Erg Ongeluk.

                “Over een drietal dagen is alhier in de gemeente een erg ongeluk voorgevallen.

                De landbouwer H. De Maeyer, wonende Leestsche Heide, was aan ’t arbeiden.

                Twee zijner kinderen speelden in de omtrek. Een der kinderen wilde op zeker

                ogenblik over den ijzerenweg gaan, alhoewel den barreel gesloten was, met er

                langs onder door te kruipen, en een trein was in aankomst.

                De barreelwachter die zulks bemerkte riep op de kinderen om te blijven staan,

                doch zij hoorden hem niet en kwamen  op de spoorbaan.

                Een der kinderen, de kleine Frans, oud 5 jaar, werd door de voettrede van eenen

                wagon gevat en eenige meters verre weggeslingerd.

                Gelukkiglijk niet in de richting der riggels.

                Erg gekwetst aan den arm werd het knaapje opgenomen en naar het gasthuis van

                Willebroeck overgebracht om aldaer verzorgd te worden.

                De kwetsuur is erg doch niet doodelijk.”

     

    1913 – Maandag 5 mei – Gazet van Mechelen :

     

                Leest-Heide.

                “Het parket – Over een 8-tal dagen ontstond er twist tusschen de landbouwers

                L.V. en J.C. ten gevolge dat de kinderen van V. op het land geloopen hadden van

                C.. en door dezen hiervoor waren geslagen.

                V. partij trekkend voor zijne kinderen, had, tijdens den twist met C., dezen met het

                hoofd in eene afsluiting van pindraad geslagen, waardoor hij erg gekwest werd.

                De toestand van C. is zoodanig ervergerd dat hij vrijdagavond van de H.

                Sacramenten is bediend. Het parket is verwittigd.”       

     

    1913 – 6 mei : De “Zusters Redemptoristynen van Mechelen” kregen een concessie voor

                begraving op het kerkhof van Leest.

     

    1913 – 6 mei : Gemeenteraad : de gemeente besloot zich te verenigen met de provincie

                Antwerpen en de gemeenten die zich engageerden bij de stichting van een

                “intercommunale drinkwatermaatschappij”.

     

    1913 – 4 juni :  Vrijdag namiddag is er over Mechelen en omgeving een verschrikkelijk

                onweer losgebarsten, dat grote schade aan huizen, hovingen en veldvruchten

                heeft toegebracht. Het is zowaar een orkaan, vergezeld van wervelwinden die

                alles op hun doortocht verbrijzelen en aan stukken sleuren.

                Donder, bloksem, stortregens en hagel met stukken ijs die de ruiten verbrijzelen.

                Veel mensen worden erdoor verrast. Op de straat kan men geen twee meter ver

                zien. Er is schade in overvloed : woningen zijn ondergelopen, ruiten gebroken,

                schouwen neergehaald, bomen ontworteld en honderden pannen van de daken

                gerukt. Op de akkers zijn de jonge vruchten en graangewassen vernield.

                De schade is aanzienlijk.” (KH)

     

    1913 – 11 juni 1913  - Gazet van Mechelen  :

     

                                           Moordpoging te Hombeeck.

    Zondag nacht gebeurde alhier een laffe moordpoging op den persoon van Frans Gobien, 25 jaar oud, werkman in het arsenaal van Mechelen en wonende te LEEST, Blaasveldstraat, en dit in de volgende omstandigheden.

    Zondag was voornoemde Gobien naar Hombeeck gekomen, wat meermaals gebeurt.

    Na links en rechts vrienden en kennissen bezcoht te hebben was hij tenslotte in de herberg gekomen der Wed. De Nijs, welke gelegen is op den steenweg van Hombeek naar Leest, en was daar met de andere verbruikers blijven zitten kaarten.
    Alles verging daar in de beste vriendschap, geene de minste woordenwisseling greep er plaats.

    Andere personen van Leest waren daar ook in den vooravond geweest, doch waren vroeger vertrokken. Eindelijk rond 12 ure, verliet Gobien, in gezelschap van nog een Hombeeckenaar de herberg. Aan de deur, na elkaar een avondgroet gewisseld te hebben, ging ieder zijns weegs.

    Op ongeveer 150 meter afstand der herberg, een weinig voorbij den molen, klonk plots een geweerschot, gelost door een laffen moordenaar die daar in de grachtkant moet verborgen geweest zijn en zijn slachtoffer moet opgewacht hebben.

    Het schot, met zware kogel, was raak geweest, want Gobien zeeg getroffen ten gronde.
    Geen hulp daagde op.

    Na daar eenigen tijd gelegen te hebben, kon Gobien zich op de been helpen en zich voortslepen tot aan de herberg der weduwe De Nijs, dewelke hij pas verlaten had.

    Daar stond men niet weinig verslagen hem in zulken staat te zien terugkomen.

    Onmiddellijk werd de heer doctor verwittigd die den gekwetste kwam verzorgen, deze had drie wonden bekomen, welke gelukkig geen onmiddellijk levensgevaar opleveren.

    De gemeenteoverheid werd verwittigd en deze was seffens ter plaatse.

    Ook de gendarmerie werd van het gebeurde ingelicht en deze was ’s morgens al vroeg ter plaatse.

    De gekwetste Gobien, die nog altoos ter verzorging bij de weduwe De Nijs was, werd ondervraagd. Men is van gevoelen dat hier eene wraakneming in ’t spel is.

    Zware vermoedens wegen op een persoon van Leest, die den avond ook te Hombeeck geweest was. Eene liefdeszaak zou hier de oorzaak zijn.
    De gekwetste, wiens toestand voldoende is, werd in den morgen naar zijne woning overgebracht. Het parket van Mechelen is ter plaatse gekomen.”

     

    In de krant van 13 juni stond het vervolg :

     

    “Gisteren is het Parket van Mechelen naar de plaats der misdaad gegaan om het onderzoek te doen.

    De twee verdachten, Jan Spruyt, staatswerkman en Karel Spruyt,  landbouwer, zijn geconfronteerd geweest met het slachtoffer, die beiden als de daders aanwees.

    Na de confrontatie veerdigde het parket een aanhoudingsmandaat uit tegen beide broeders, en zij werden naar de celgevangenis van Mechelen overgebracht.

    Wat het slachtoffer betreft, dit zal waarschijnlijk herstellen.”

     

    Op 14 juni schreef Gazet van Mechelen over deze zaak :

     

    “Woensdag namiddag is het parket van Mechelen, samengesteld uit de heeren Couvent, Procureur des Konings, Kempeneer, onderzoeksrechter, Notelteirs, griffier en vergezeld van twee wetsdoctors  naar deze gemeente gekomen om een grondig onderzoek in te stellen over de laffe moordpoging hier Zondag nacht gepleegd op den persoon van Frans Gobien uit Leest.

    De magistraten begaven zich vooreerst naar de woning van het slachtoffer te Leest.
    Diens toestand is zodanig verslecht dat een noodlottige afloop te vrezen is.

    Gobien, door het gerecht ondervraagd, verklaart ten stelligste zijne aanranders herkend te hebben en noemt hunne namen. Het zijn ten 1ste Karel Spruyt, 26 a 27 jaar, landbouwer te Leest. Deze moet volgens verklaring van Gobien het moordend schot gelost hebben.

    De 2de is zijn broeder, Jean Spruyt, statiebediende op Hombeeck-Heide, 29 jaar, gehuwd en wonende te Hombeeck.

    Gobien werd door de heeren wetsdoctors onderzocht en heeft verschillende wonden van loodkorrels. Geen enkele is tot heden kunnen uitgehaald worden.
    Het moordend schot moet hem in volle borst getroffen hebben, want zijne kleederen en  plastron  staken vol loodkorrels.
    Deze kledingsstukken zijn door het gerecht aangeslagen.

    Vervolgens  werden de gebroeders Spruyt ondervraagd.

    Zij loochenden hardnekkig in de zaak betrokken te zijn, doch, in zekere ondervragingen spraken zij elkaar tegen, en wel in zulke mate, dat voor het gerecht geen twijfel overbleef. Karel Spruyt, de eigenlijke dader, moet het geweer bij zijn broeder Jean zijn gaan halen en deze laatste moet met zijn broeder meegegaan zijn.

    Verscheidene andere getuigen zijn ook nog ondervraagd..

    Uit die ondervragingen zou gebleken zijn, dat er enkele woorden zouden gewisseld zijn, in de herberg van de weduwe De Nijs, tusschen het slachtoffer Gobien en zijn aanrander Karel Spruyt, over een liefdekwestie.

    Karel Spruyt zou wel twee jaar kennis met de zuster van Gobien hebben gehad, die betrekkingen waren thans verbroken en  Spruyt verdenkt Gobien daarvan de oorzaak te zijn.

    Tenslotte werd door het gerecht een aanhoudingsmandaat afgeleverd en deze werden dan ook terstond door de gendarmen aangehouden en naar de gevangenis van Mechelen overgebracht. Het geweer waarmede de aanslag gepleegd werd is nog niet teruggevonden.”

    23-02-2012 om 13:10 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1913 – 8 maart : De gemeenteraad stemde een speciaal krediet van 300 fr als toelage

                aan het “Feestcomiteit”, tot viering van het 25-jarig burgemeesterschap van

                Jaak Bernaerts.

     

                “Feestzitting ter gelegenheid der viering van het 25 jarig burgemeesterschap

                van Mijnheer Jaak Bernaerts, Ridder in de Leopoldsorde en Burgemeester

                der gemeente.

                Ten acht ure en half voormiddag vergaderen de gemeenteraadsleden ten

                Gemeentehuize namelijk MM Diddens Victor, Lodewijk Wauters, Schepenen,

                Theofiel Verschueren, Frans Beullens, Karel Lodewijk Van Aken, Jan Baptist

                Verbergt, Karel Laurent Van den Branden, Joseph Selleslagh, raadsleden en

                August Van den Bossche, secretaris.

                Zij begeven zich ten huize van den achtbaren Jubilaris, en vergezellen hem ter

                Kerk, alwaar om 9 uren, eene plechtige  H.Mis van dankzegging gezngen wordt,

                waarna hij stoetsgewijs huiswaarts gebracht wordt.

                Rond twee uren voormiddag wordt den Jubilaris aan de Capellebaan ontvangen

                door den Gemeenteraad, secretaris, ontvanger weldadigheidsbureel en E.H.

                Pastoor en Onderpastoor, en het Kerkfabriek, en welkom gezegd door den

                Schepen Diddens, en vervolgens voorafgegaan van den praalstoet naar het

                gemeentehuis geleid.

                Aldaar wordt de feestrede uitgesproken door schepen Diddens, hem een prachtig

                Kruisbeeld aangeboden als gift van al de inwoners, en den Eerewijn den

                Jubilaris, zijne familieleden en vrienden aangeboden.

                Den achtbaren Jubilaris dankt de inwoners voor hunne gift en genegenheid,

                alsook de Feestkommissie.

                Er worden vervolgens bloemtuilen aangeboden door :

                I. Mr Dumont, hoofdonderwijzer, namens de leerlingen en het schoolpersoneel.

                II. De fanfaren maatschappij “Arbeid Adelt”, door Mr Antoon Moyson,voorzitter.

                III. Mr Jn F. Cnops, namens de oud soldaten maatschappij.

                IV. Mr Jn Fr. Busschot, namens de St. Sebastiaensgilde.

                Bij ieder van welke aanbiedingen, den achtbaren Jubilaris eene dankende

                aanspraak doet.

                Tenslotte doet Heer Van den Bossche, secretaris, eenen gelukwensch aan den

                Jubilaris, waarin hij den onvermoeibaren iever van den Jubilaris bij zijn

                Burgemeesterschap der gemeente voordraagt en de diensten door dezen tot

                welvaart der gemeente bewezen, waarop den heer Burgemeester ook eene

                dankrede uitsprak.

                Daarna wordt den Jubilaris stoetsgewijs ter kerk vergezeld, alwaar hij aan den

                ingang verwelkomt wordt door den E. H. Pastoor Beuckelaers.

                Na het Te Deum van dankzegging wordt de Jubilaris huiswaarts geleid alwaar

                een eetmaal de familie, gemeenteraad, armenbestuur, H.H.Geestelijken,

                kerkfabriek, onderwijzers en feestkommissie aangeboden wordt.

                Het feest werd gesloten met eene algemeene verlichting.”

                (Uittreksel uit de verslagen van de gemeenteraadszittingen in 1913-DB 1958)

     

                Gazet van Mechelen wijdde er op 21 april ook een artikel aan :

     

                “Uit Leest – Zilveren jubelfeest.

                Zie, laat het ons  rechtuit bekennen, de Leestenaren zijn met den helm geboren!..

                Sinds weken was er aldaar sprake van het zilveren jubelfeest van burgemeester

                Bernaerts, maar het weder was toch zo wisselvallig en...men besloot van de

                feestelijkheden te verdagen tot betere dagen.”

                ...

                Er werd geopteerd voor zondag 21 april en dat bleek een uitgelezen dag.

                “Van in de verte ontwaarden wij reeds de fladderende en wapperende

                vreugdevanen welke ons een hartelijk welkom schenen toe te roepen.

                Al de wegen, leidende naar de kom van ’t dorp brachten tal van bezoekers aan;

                ...

                De plechtige Mis van Dankzegging des voormiddags in de parochiale kerk

                opgedragen was door eene samengepakte, ingetogene menigte bijgewoond.

                De feeststoet om 1 uur in de Capellebaan gevormd en bevattende niet minder dan

                53 afwisselende nummers, was flink en puik eene treffende getuigenis gevende

                van de innige verknochtheid welke de Leestenaren hunnen burgemeester

                toedragen. 

                Alleman, elke groep, iedere maatschappij of vereniging der gemeente was daar

                vertegenwoordigd.

                Kort na vier ure, kwam de stoet op de Dorpplaats en stapte de achtbare Jubilaris

                gevolgd door gemeente- en andere besturen de rijtuigen uit, om zich tot de

                plechtige ontvangst op het gemeentehuis te begeven.

                            Hier kwamen beurtelings aan het woord de heeren Diddens, eerste schepen,

                welke namens de gemeente de heer Bernaerts huldigde en hem een rijk geschenk,

                door de bijdragen van elkeen bekostigd, aanbood.

                Daarna de Voorzitter van de katholieken Kiezersbond, dan de hoofdman der

                Sint Sebastiaensgilde, vervolgens den heer hoofdonderwijzer Dumont, daarna de

                voorzitter der fanfaren “Sint Cecilia”, de aanvoerder der Oud-Soldaten en

                tenslotte de gemeentesecretaris.

                Allen loofden en huldigden de eerste magistraat voor zijne bijzondere gaven en

                voortgebrachte werken en brachten hem prachtige bloemengarven.

                Zichtbaar bewogen wist de heer Jubilaris nochtans voor allen een zeer gepast

                antwoord te vinden en te geven.

                Eens de feestzitting op het gemeentehuis geëindigd, begaf zich de feesteling en

                zijn gevolg naarde kerk, alwaar een dankend “Te Deum” den Allerhoogsten

                ter eere werd aangeheven.

                De reeds op zich zelf genomen prachtige dorpskerk was netjes versierd.

                ...

                Zegden wij hierboven dat Leest waarlijk krioelde van ’t toegestroomde volk ;

                wij moeten er ook bijvoegen dat de hoofden der omliggende gemeentens

                daar waren om hunnen goeden ambtgenoot en vriend te huldigen, zoo

                ontmoetteden wij er de heeren burgemeesters L. Lefebvre van Blaesvelt, Graaf

                de Buisseret de Blarenghein van Breendonck, Fr. Verschueren van Heffen,

                L. Peeters van Hombeeck; zooook de heer H. Claes, lid der Bestendige

                Deputatie van Mechelen, enz., enz.”

     

                In de editie van 19 april van Gazet van Mechelen vonden we de samenstelling van

                de stoet :

                “...1. Postillons, 2. Hoornblazers te paard, 3 Vaderlandsche kleuren, 4. Ruiters te

                paard, 5. Gemeentemaagd, juffer te paard, 6.De doelschutters, 7.St. Cecilia,

                maagd te paard, 8.Fanfare Sint Cecilia, 9. De drie Goddelijke deugden, 3

                vrouwen te paard, 10.Koekbakkers, wagen, 11. De Edele Graanoogsters, twee

                vrouwen te paard, 12. De Bolgilde, 13. De Jachtgodin, vrouw te paard met

                gevolg, 14. Ambachtswagen, 15. Veloclub, 16. Duivenmelkers, wagen, 17.

                Katholieke Bond, 18. Fanfare Willen is Kunnen,groep, 19.De Vier Gebroeders,

                20. Melkhandel, 21. De Congregatie van Sint Joannes Berchmans, 22. De

                Kupidos te paard, 23. St Sebastiaensgilde, 24. De liedjeszangers, wagen,

                25. De negen Provinciën, 26. Opsinjoorken met lijfwacht en gazetdragers,

                27. De Aalmoes, vier vrouwen te paard, 28. De Zottigheid,groep te voet,

                29. Herderinneke te paard, 30. Landbouwwagen (Bist), 31. Koningin Elisabeth

                van Hongarië, maagd der Rozen, 32. De Dorpsherberg, wagen, 33.De Fortuin,   

                maagd te paard, 34. Koningin Elisabeth, met gek vooraan, 35. Jonkheid der

                gemeente, 36. De Vriendschap, twee vrouwen te paard, 37. Maatschappij “Hoop

                en Troost”, 38. Beenhouwerswagen, 39. De Schoolkinderen, 40. Bestuurbare

                ballon, 41. Heilige Barbara, vrouw te paard, 42. Fanfare “Arbeid Adelt”,

                43. Maagdekenswagen, 44. St. Nokolaas en St. Pieter, met gevolg,

                45. Hoveniersbond, 46. H.H.Koning Albert en Elisabeth, 47. De Heer

                Burgemeester, omringd van Eerewacht, 48. De Gemeenteraad, 49. De

                Geestelijke Overheid, 50. De Kerkfabriek, 51. Armbestuur, 52. Het rad van

                avontuur, 53.Maatsschappij Oud-Soldaten.

                De ontvangst van den stoet vond plaats Capellebaan, nabij den Steinen Molen,

                stipt om 13 uu en men ging langs de Bist, Kleine Heide, Boulevard, Thisseltbaan

                naar ’t Dorp.

                ’s Avonds algemeente verlichting en prachtig vuurwerk, bal in al de zalen.”            

    23-02-2012 om 13:04 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1913 – Verpachting  van de “grassing der gemeentestraten”  en dit aan verschillende

                personen bracht dat jaar 144 fr op.

                De verpachting van de privaatputten van de gemeentescholen (de aalputten) werd 

                uitbesteed aan Jan Huysmans  voor de jongensschool en Jan Publie die de aal van

                de meisjesschool bemachtigde.

     

    1913 – Maandag 27 januari – Gazet van Mechelen :

     

                 Verschrikkelijk ongeluk te Leest.

                “Zondag namiddag heeft en verschrikkelijk ongeluk de gemeente in ontroering

                gebracht.

                Heer C. Lauwers, gehuwd, wonende op de Biest, zoon van de maalder, was in

                den namiddag rond half drij, zijn geladen  jachtgeweer aan ’t kuischen.

                Wanneer hij hiermede gedaan had, plaatste hij het wapen op de schouw en ging

                heen. Zijn zoontje, 8 jaar oud, was aldaar aanwezig, wanneer op zeker ogenblik

                het zusterke van de meid, oud 12 jaar, binnentrad. Het zoontje zegde tot het

                kind : “Wil ik u eens dood schieten ?”

                Dit werd zonder erg gezegd, en de jongen greep het jachtgeweer vast, drukte

                op  de haan en een schot ging af. Het meisje werd in volle borst getroffen en viel

                dood ten gronde.

                Dit verschrikkelijk ongeluk had gensch de gmeente zondag namiddag voor de

                woning waar het smartelijk ongeval voorviel, doen samenkomen.”

                In de krant van 30 januari vonden we terug dat het parket Leest bezocht had en

                toelating  verstrekte tot begraving.

     

                De Volksstem van 29 januari 1913 daarover :

                Het gevaar der vuurwapens – Vreselijk ongeluk te Leest

                Zondag namiddag heeft een verschrikkelijk ongeluk de gemeente in ontroering

                gebracht. Heer Lauwers, gehuwd, zoon van den maalder, was in den namiddag

                rond half drij, zijn jachtgeweer aan ’t kuischen, dat geladen was.

                Wanneer hij hiermede geaan had, plaatste hij het wapen op de schouw en ging

                heen. Zijn zoontje, 8 jaar oud, was aldaar aanwezig, wanneer op zeker

                oogenblik het zusterken van de meid, Jeanne Cooremans, van Thisselt, oud

                12 jaar, binnentrad. Het zoontje zegde tot het kind : “Wil ik u eens

                doodschieten ?” Dit werd zonder erg gezegd, en de jongen greep het jachtgeweer

                vast, drukte op den haan en een schot ging af. Het meisje werd in volle borst

                getroffen en viel dood ten gronde.

                Een verschrikkelijk ongeluk had gansch de gemeente zondag namiddag voor de

                woning waar het smartelijk ongeval voorviel, doen samenstroomen.”

     

     

    1913 – Woensdag 12 februari – Gazet van Mechelen :

     

                Leest – Spoorloos verdwenen.

                “Verleden vrijdag is het kindje P..., wonende te Leest, uit de ouderlijke woning

                verdwenen en nimmer weergezien. Het dochtertje, oud 9 jaar, was proper

                aangekleed en had een korfje aan den arm, wanneer het te huis is heengegaan.

                Tevergeefs heeft men het kind gewacht en ’s avonds langs alle streken in den

                omtrek gezocht, doch er van geen spoor gevonden.

                De ouders zijn troosteloos en algemeen vreest men voor een ongeluk.”

     

    1913 – Donderdag 20 februari – Gazet van Mechelen :

     

                Leest in feest.

                “Dinsdag was het een feestdag en tegelijk een vroolijke kermisdag voor de

                gemeente Leest. Men vierde er namelijk het vijftigjarig jubelfeest der echtelingen

                Diedens, die te zamen houw en trouw, alreeds vijftig jaar lang in lief en leed,

                vreugde en tegenspoed, kommer, last en arbeid, het huwelijksbootje door ‘s

                wereldzee hebben voortgestuwd, en nog vol levensmoed, wel oud van jaren, maar

                nog jong van harte, hoopvol in de toekomst blikken, om ook nog eens hun

                diamanten bruiloft te vieren.

                Het weder was heerlijk, wel wat koud maar toch droog, en de vreugde zou het wel      

                verwarmen , en inderdaad want er is niet weinig gefeest.

                Gansch de gemeente was versierd en gevlagd.

                Rond 10 ure trok men ter kerke, alwaer een plechtige mis van dankzegging plaats

                greep.Na deze plechtige H.Mis werden de jubilarissen ontvangen op het

                gemeentehuis waar ze hartelijk verwelkomd werden door den heer burgemeester,

                omringd door schepenen en gemeenteraadsleden en die de brave ouderlingen in

                naam der gemeente een schoon geschenk aanbood, en hij wenschte hun nog lange

                vreedzame jaren te midde hunne kinderen en kleinkinderen.

                Toen ging het in stoet en met volle muziek door het dorp, met vreugde vervuld

                naar de woning der ouderlingen waar hun nog verschillige geschenken werden

                aangeboden. Het feest werd nu in familie verdergezet en intussen werd er verder

                gevierd door de dorpelingen tot ’s avonds, wanneer de algemeene verlichting

                aanvang nam en de jubilarissen met serenades vereerd werden.

                Alles liep in de beste orde af en Leest heeft zijne jubilarissen hartelijk en

                vreugdevol gevierd.”  

     

    1913 – 8 maart : Henriette Troch werd door de gemeenteraad benoemd tot

                hulponderwijzeres. Zij haalde 5 stemmen tegen 3 voor Juffer De Keersmaecker

                en 1 voor Juffer Feremans.

                Er waren 8 kandidaten. (GA)

    23-02-2012 om 13:01 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1913 – Was ook het jaar van de bouw van de :

     

                                       SINT-ANNAKAPEL

     

    Op de plaats waar voordien reeds een kapelletje stond, aan de grenslijn met Battel, werd in 1913 de Sint-Annakapel gebouwd.

    De steen op de voorgevel geeft volgende details prijs : “St Anna Kapel, gebouwd in het jaar 1913, gift van de heer Benoit Van Ingelgem. Bouwmeester Cyriel Van den Bergh.”

    De kapel herbergde een wondermooi Sint Annabeeldje uit de 16de eeuw, uit hout gesneden en in typische Mechelse stijl.

    De stalen deur en de zware ijzeren stangen voor het kijkgat konden niet beletten dat het beeldje werd gestolen. Dat gebeurde in 1974 : de stangen waren doorgezaagd.

     

    Het beeldje werd vroeger in de pastorij bewaard.

    Tijdens de zomer van 1977 werd de kapel door enkele jonge vrijwilligers grondig aangepakt : in de plaats van de zware brandkastdeur  kwam er een hekje in smeedwerk,

    een gedeelte van de vroegere koorafsluiting uit de kerk.

    Nadat het plaksel was verwijderd, werd op de muur een keramiekstuk aangebracht, voorstellende St Anne ten Drieën, een realisatie van Georges Herregods.

    Van oudsher vertrok de voettocht naar Scherpenheuvel van aan deze kapel.

     

    “Bij valavond half december 1888 keerde mijnheer Van Ingelgem huiswaarts naar Mechelen na een bezoek aan zijn pachters.

    Zijn koets kwam in afgrijselijk stormweer tot stilstand aan de pastorij, voor het door een giertij tot daar gestegen Zennewater en een uur later zou er nog een springvloed zijn.

    Met hem reed ook zijn meid mee, tante Zelica, de meter van mijn vader.

    Ze was op bezoek geweest bij haar thuis, wijk De Knip.

    Nu waagt de koetsier zich tussen het zichtbare kreupelhout en de leuning der onder water kreunende houten brug. Hij schat hierbij naar de ligging van de onderwater verdwenen boordstenen van het beekbrugje.

    Van op hun vensterdorpels verwijzen de buren, nu wat links, dan wat rechts.

    En plots stopt het gerij, vervaarlijk links hellend.

    Het paard en het rechterwiel zijn wel op het brugje gekomen, maar het linkerwiel is naast de buitenkant van de boordsteen gerold en de koets is met haar as daarop blijven hangen.

    Luidkeels galmt de biddende Zelica en Van Ingelgem roept de koetsier om naar de verdere hoeve hulp van volk met paarden te vragen.

    Boeren tot aan de heupen in ’t water brengen met twee paarden het gerij op vaste bodem tot de hogere Battelbergen.

    Tante Zelica kreeg van haar meester een reis naar Lourdes en bracht een beeld van O.L.Vrouw mee, waarmee ze mijn vader in haar testament bedacht, en dat nu de nok van ons huis siert. (Kouter 5 Leest)

    Mijnheer Van Ingelgem liet later bij de beek op Leest een kapel bouwen als dank aan Sint-Anna.”

    (Albert Huysmans naar mondeling relaas van zijn tante Zelica – LG blz.203,204)

     

    Sint Anna was de moeder van Maria en bijgevolg de grootmoeder van Jezus Christus.

    Sinds de 6e eeuw werd ze vereerd in het Oosten en sinds de 8e eeuw in Rome.

    Het duurde echter tot in de Middeleeuwen vooraleer zij ook in onze streken een ereplaats zou krijgen. Het feest van Sint Anna was destijds het feest van de moeders, toen er nog geen sprake was van moederkensdag.

     





    23-02-2012 om 12:56 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1912 -  Gazet van Mechelen – 14 september : Leest : Ongehoorde baldadigheden.

                “In den nacht van maandag op dinsdag hebben onbekende schelmen de

                praalbogen en de verlichtingstoestellen vernield, dewelke opgesteld waren, ter

                gelegenheid van het landbouwfeest en de ontvangst van de gouverneur.

                Men heeft vermoedens op zekere kerels van een zeker gehucht, die zulks hebben

                uitgewerkt uit jaloezie – zoo loopt het gerucht – en om alzoo hunne razernij te

                koelen.

                Een neerstig onderzoek is daarover geopend en men denkt op een goed spoor

                te zijn.”

     

    1912 – Vanaf 1 oktober  (het schooljaarbegin) beschikte de meisjesschool over een extra

                klas.

                De leerlingen van die nieuwe klas werden geplaatst in de woning (naast de

                school) van de hoofdonderwijzeres.

                Caroline Nees ontving daarvoor van het gemeentebestuur 300 fr per jaar

                woonstvergoeding.(GA)

     

    1913 – Dat jaar verzocht het Leestse gemeentebestuur ene mijnheer Potums uit Kapelle

                op den Bos, verzekeringsagent van de maatschappij P.R., om een polis op te

                maken tot verzekering van de gemeentegebouwen.

                Het gemeentehuis werd verzekerd voor 19.000 fr, de aanpalende

                onderwijzerswoning voor 10.000 fr, de pastorij voor 19.000 fr, de jongensschool

                voor 10.000 fr en de schoolmeubelen 2.000 fr.

                De bibliotheek van het gemeentehuis en de registers van de burgerlijke stand

                werden verzekerd voor 5.000 fr.

                De meubelen van het gemeentehuis : 1.000 fr.

                “Het gemeentehuis en de onderwijzerswoning zijn verlicht door petrol en de

                pastorij bij middel van naphte met luchtdrukking uitgaande van eenen ketel nabij

                de pastorij”.

    23-02-2012 om 12:54 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1912 – Dat jaar werd de stenen molen op de Kapellebaan, na zware stormschade,

                gesloopt. De grondvesten en de vier stenen pijlers werden in het begin van de

                jaren zeventig weggeruimd en in de onmiddellijke omgeving ervan werd een

                electriciteitscabine gebouwd.

                Deze molen werd gebouwd in 1807.

                (H. Van de Van – ’t Vaartland nr.2 1976)

     

    1912 – Schoolbevolking :

                Jongensschool : 106 leerlingen. Meisjesschool : 99.

                Het onderwijs vergt een derde van de gewone gemeentelijke inkomsten.

     

    1912 – Vanaf 1 januari verdient de gemeenteontvanger A. Teughels 560 fr per jaar.

                Voordien was dat 300 fr. (GR-27/6/1912)

     

    1912 – Op de gemeenteraadszitting van 20 januari werden :

                Victor Diddens en Lodewijk Wauters verkozen tot respectievelijk eerste en

                tweede schepen.

                Een speciaal krediet gestemd tot aankoop van een “ontsmettingstoestel van het

                model Hotton, met vlooibaar formool”, ten  bedrage van 250 fr.

                “daar bij overlijden van sommige personen, de ontsmetting gevergd wordt van de

                kamers of woning en voorwerpen, door den overledene gebruikt, teneinde de

                voortzetting te bestrijden van sommige gevaarlijke ziekten...”

     

    1912 – 9 maart : De fanfare “Sint-Cecilia” verzocht om een toelage van 550 frank voor

                het festival bij de inhuldiging van haar vaandel.

                “gezien de toelage vroeger is verleend geweest aan de fanfaren “Arbeid Adelt”,

                bij inhuldiging van haar vaandel, met het 75-jarig jubelfeest van ’s lands

                onafhankelijkheid; overgegaan zijnde bij geheime stemming, zoo is gebleken dat

                met zes stemmen tegen drij, de toelage bepaald is op 300 frank.”

                (DB-maart-1958)

     

    1912 – Zaterdag 16 maart – Gazet van Mechelen : “Diefstal.”

                “Verleden woensdag is C..., wonende te Thisselt, oud 22 jaar, te Mechelen door

                twee gendarmen naar het politiebureel gebracht onder betichting van diefstal met

                inbraak alhier te Leest. De kerel is ter beschikking van het parket gesteld.”

     

    1912 – In de nacht van 5 op 6 mei brak een vechtpartij uit aan de herberg van Pieter Jan

                Van den Eede. Er werden messen getrokken, met klompen geslagen en er vloeide

                bloed.

                De partijen Ernest bauwens en echtgenote (Maria Pelagia Fierens) contra de

                broers Lodewijk en Frans Van Camp. (GA)

     

    1912 – Zondag 18 augustus – Gazet van Mechelen : Uit Leest.

                “De provinciale landbouwmaatschappij “Het Noordencomice Willebroeck”, richt

                op maandag 9 september 1912, in onze gemeente, een grooten

                Arrondissementsprijskamp in voor paarden en hoornvee, varkens, geiten,

                konijnen en hoenders.

                Tevens zal er eene prachtige, veel belovende tentoonstelling plaats hebben van

                veld- en hofvruchten, bloemen, sieraadplanten, landbouwwerktuigen en bieënteelt

                op de dagen van zaterdag 7, zondag 8 en maandag 9 september.

                Het gemeentebestuur van Leest heeft zijne welwillende ondersteuning toegezegd

                en de Weledele Heer Graaf de Baillet-Latour, gouverneur der provincie

                Antwerpen, zal op maandag de landbouwprijskamp met zijn bezoek vereren en

                alhier plechtig ontvangen worden.

                De landbouw heeft sinds de laatste jaren reuzenstappen van vooruitgang gedaan

                in onze omstreken en wij mogen bijna zeggen dat het Arrondissement Mechelen,

                op onze dagen zoo niet het bloeiendste arrondissement is onder oogpunt van

                land- en tuinbouw, dan toch zeker een der bloeiendsten welke men in gansch

                België zou te zien krijgen.

                Niet alleen het winnen van veld- en hofbouwvruchten is in de laatste jaren

                honderd per honderd vooruitgegaan, de veestapel, het paardenras, enz., is

                onder alle oogpunten verbeterd en komt heden met de prachtigste exemplaren

                vooruit, welke men ’t is gelijk waar, zou kunnen bewonderen.

                Onze boeren onverpoosd aagemoedigd en gesteund door ons Staatsbestuur,

                willen en gaan vooruit : iets wat met den prijskamp en de tentoonstelling van

                Leest wederom zal bewezen worden.”

     

                Gazet van Mechelen van 23 augustus 1912 :

                “...deze prijskamp-tentoonstelling is uitgeschreven voor de liefhebbers

                verblijvend in de provincie Antwerpen, doch de leden der landbouwcomicen van

                het Arrondissement Mechelen mogen er allen kosteloos aan deel nemen.

                De andere deelnemers dienen een inleggeld van 10 fr te betalen voor iederen

                prijskamp van paarden en hoornvee waaraan zij deelnemen.

                Alle andere wedstrijden zijn kosteloos.

                Inschrijvingen bij Notaris Van Bellinghen, O.L.Vrouwstraat 85 Mechelen.

                Eerste prijskamp. Hengsten hebbende tanden van volwassenen :

                1ste prijs : 50 fr, met diploma en vergulde medalie

                2de prijs : 40 fr, met diploma en zilveren medalie

                3de prijs : 30 frank, met diploma en bronzen medalie.

                Tweede prijskamp:  merriën, hebbende tanden van volwassenen : zelfde

                prijsverdeling.

                Derde prijskamp : hengstveulens ...”

     

                De wedstrijden hadden plaats in de jongens- en de meisjesschool, op de

                Dorpsplaats, de Kouter en de Dorpsstraat.

                Gazet van Mechelen op 8 september : Plechtig bezoek.

                “De heer gouverneur der provincie zal maandag 9 september een bezoek aan

                onze gemeente brengen.

                De ontvangst alhier, zal om 10 ure des voormiddags plaats hebben in de

                Winckelstraat, grens onzer gemeente.

                Na de verwelkoming door den heer burgemeester Bernaerts, zal hij door eene

                stoet , samengesteld uit al de maatschappijen van Leest, de schoolkinderen, enz.

                naar het gemeentehuis geleid worden waar, bij het binnentreden van den heer

                graaf Baillet-Latour, een gelegenheidslied zal opgevoerd worden door de

                schoolkinderen.

                Op het gemeentehuis zal de heer gouverneur door den gemeenteraad en de

                besturen van de landbouwcomiteiten ontvangen worden, zooals de heeren

                senators, volksvertegenwoordigers, provinciale raadsleden, de burgemeesters

                der omliggende gemeenten, enz., enz...”

     

                In de krant van 11 september 1912 stond het uiteindelijk verslag :

     

                                  DE TENTOONSTELLING PRIJSKAMP

     

    “Met eene ware vrees zagen wij de dag van Maandag tegemoet. Maandag,  dat onze zoowel gelukte landbouwtentoonstelling met prijskamp, door den weledelen heer Graaf Baillet-Latour, gouverneur der provincie zou bezocht worden.

    ...

    Om half elf kwam de vertegenwoordiger des Konings, vergezeld door de heeren Brems en Claes, leden der Bestendige Deputatie in de Winkelstraat aan. De hoge bezoekers waren allen in officieel costuum.

    Eens de gebruikelijke verwelkoming door burgemeester Bernaerts achter de rug kwam de stoet in beweging. Die was samengesteld uit de schoolkinderen en de maatschappijen van Leest, waartusschen de twee fanfaren “St Cecilia” en “Arbeid Adelt” de gouverneur en zijn gevolg begeleidden naar het gemeentehuis waar de schooljeugd het “Vaderlandsch Gezang” en het “Belgisch Volkslied” uitvoerde met begeleiding van fanfaren.

    Vervolgens sprak de heer Dumont, hoofdonderwijzer den heer Gouverneur toe, waarna een lief juffertje hem een prachtigen bloemruiker overhandigde.

     

    Op het Gemeentehuis

    Eens het gemeentehuis ingetreden werden de genoodigden door den heer Burgemeester voorgesteld, waarna hij de heer Gouverneur toesprak namens de bevolking der gemeente er vooral op drukkende dat het hoog bezoek in onze nederige gemeente een der merkwaardigste feiten daarstelde welkde de bevolking beleefde.

    Een gevoel van fierheid, zegde heer Bernaerts, welt in ons op en wordt door ieder gedeeld omdat wij in U, heer Gouverneur, niet alleen het gewaardeerd hoofd der provincie begroeten, maar ook, en vooral, den vertegenwoordiger van Zijne Majesteit den Koning. Verder nog gaan onze gedachten, en wij begroeten in Ued. Ook de warme voorstander , de hooge beschermer van den landbouw.

    Verder handelt de heer Burgemeester over den vooruitgang van den landbouw op elk gebied, tevens de hoop uitdrukkende in den achtbaren heer Gouverneur een machtigen ondersteuner gevonden te hebben voor den ontworpen buurtspoorweg Mechelen-St-Amands, geroepen om veel bij te brengen voor onzen handel in vroege groenten en andere landbouwvoortbrengsels.

    Onze geachte heer Burgemeester sluit zijn rede met in zijnen en in naam zijner medeburgers eene diepgevoelde dankbaarheid en hulde aan den heer Gouverneur uit te drukken.

    Eene algemeene instemming begroet de weldoordachte rede van de burgemeester.

    De heer Gouverneur drukt in zijn antwoord vooral op de algeheele genegenheid welke hij altijd voor den landman en den landbouwstiel heeft gekoesterd; ook is steeds zijne bezorgdheid geweest van dien belangrijken tak onzer nationale bedrijvigheid uit te breiden en te ondersteunen.

    De kunstmeststoffen, de verbeterde landbouwwerktuigen, de immer aangroeiende bezorgdheid welke er aan het verbeteren der zaden, der veerassen, enz. gebracht wordt, heeft onzen landbouw ook immer vooruit geholpen, en onze landbouwproducten tot op de markten van Duitschland en Engeland doen doordringen.

    Het is mij niet onbekend, zegt de hooggeplaatste spreker, dat de landbouwbelangen in het kanton Mechelen aan bevoegde mannen zijn toevertrouwd en ik ben thans gelukkig aan U, heer voorzitter Bernaerts en aan uwe ieverige medewerkers openlijk hulde te brengen.

    (Algemene toejuichingen)

    Verder handelt de heer Gouverneur nog over de huishoudschool, de melkerijschool, enz. en eindigt met de verklaring, de verzekering te geven dat er voor die vraagstukken altijd op zijne ondersteuning mag gerekend worden. (Levendige toejuichingen)

     

    Na den eerewijn is rondgeschonken, bezoekt de achtbare heer Gouverneur de verschillende tentoonstellingen, menigmaal zijne verwondering uitdrukkende over de belangrijkheid en de verscheidenheid der tentoongestelde dieren, vruchten, enz. ; alsook de parochiekerk waar hij ontvangen wordt door den Z.E.Heer Pastoor en den E.Heer Onderpastoor.

    Daarna worden de bekroonde tentoonstellers op het gemeentehuis door den heer graaf Baillet-Latour ontvangen, de uitreiking der medaliën voorzittende.

    De heer burgemeester Bernaerts verwelkomt en bedankt hartelijk de talrijke mededingers voor hunne rijke en prachtige dieren en planten waarmede zij de tentoonstelling en prijskamp zoo belangrijk gemaakt hebben.

    De heer notaris Van Bellinghen, schrijver van het landbouwcomice van Willebroek, noemt de bekroonden op, die beurtelings hunne beloningen komen ontvangen.

     

    Enkele uitslagen

    Volgaarne noemden wij hier al de overwinnaars op, doch, plaatsgebrek belet ons zulks, ’t zou ons te verre brengen, en, wij moeten ons bij enkele bepalen :

    Voor de paarden volwassen hengsten : eerste prijs : W. Van Doren, Hombeek.

    Tweede prijs : L. Lenaerts, Hombeek.

    Hengsten veulens : eerste prijs : L. Lenaerts, Hombeek. Tweede : Ferd. Van der Hasselt, Leest. Derde prijs : L. Lenaerts, Hombeek.

    Schoonste verzameling paarden :een tiental -  L. Lenaerts, Hombeek.

    Veerzen zonder tanden : Eerste prijs : Ferd. Van der Hasselt. Tweede prijs : Frans Van Roey, Leest. Derde: Camiel Van Roey, Blaasveld...

    ...

    Het Feestmaal

    Om 2 ½ ure  had in het lokaal “het Brughuis” , een feestmaal, den heer gouverneur aangeboden, plaats.

    Aan de eeretafel bemerkten wij vooreerst onzen heer burgemeester, alsmede de heeren graaf Baillet-Latour, K. Cools senator, Baron Gilles de Pelichy, Mr Brems en H. Claes, leden der Bestendige Deputatie.

    Aan de andere zijde de heeren J. Witteman, senator, Van Cauwenbergh en Lefebvre K., volksvertegenwoordigers, de Z.E.H Pastoor Beuckelaers en de heer Arr.Comm. de Beughem.

    In de zaal  verschillende provincieraadsleden, burgemeesters en landbouwdeskundigen.

    Heildronken aan Z.M. de Koninck en de heer Gouverneur werden door de heer Bernaerts voorgesteld.

    Waarop de heer gouverneur wederkerig een heildronk voorstelde aan den heer Bernaerts.

    Anderen nog, aan de heer notaris Van Bellinghen, aan den heer baron Gilles de Pellicy, enz.volgden , en werden met de meeste bijtredingen en toejuichingen begroet.

    Het feestmaal, opgediend door den Jaspers, is stapel geloopen.

    Het was een waar vriendenmaal waar eenzelvige strekking elkeen beheerschte, de belangen van de landbouw en landbouwer, zowel en zo innig geschetst door den heer volksvertegenwoordiger Van Cauwenbergh, wanneer hij het landbouwbedrijf wees als een der beste bedrijven onder alle oogpunten : er tevens bijzonder op drukkende dat dit bedrijf immer diende aangemoedigd...”

    23-02-2012 om 11:18 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    22-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1911 – 6 maart :  Gebruik makend van de inhuldigingsfeesten van de nieuwe pastoor,

                werd een inbraakpoging gedaan bij de kinderen Van den Sande uit de Grote

                Heidestraat.

                De inbreker werd echter verrast en nam de vlucht zonder buit.

                “De kinderen Van de Sande zijn ouderlingen, doorgaande als welstellende

                burgers...” (GA)

     

    1911 – Zaterdag 18 maart – Gazet van Mechelen :

     

                                Overstromingen in den omtrek van Mechelen.

                “Door de aanhoudende regens in de laatste dagen zijin de Dijle, Nethe, Zenne en

                 Rupel tot hun hoogste waterpeil gestegen en zijn weiden en velden op den buiten

                op verschillende plaatsen onder water gestroomd.

                Sedert dinsdagavond is de toestand uiterst erg in de omstreken der Lage-Zenne.

                Te Eppegem en omstreken zijn de rievierbewoners verplicht een gedeelte van de

                nacht te waken daar het overstroomde water woningen en stallingen bedreigt.

                In verschillende huizen is het water reeds binnen gedrongen en een aantal

                meubelen vlotten buiten op de overstroomde watermeren, die zich links en rechts

                ook te Leest en Hombeeck hebben gevormd.

                Tusschen Eppegem en Vilvoorde zijn de weiden in eene ware zee herschapen en is

                het water zoo verre het oog maar reikt.

                Woensdag was die toestand nog merkelijk verergerd. Donderdag was er enigszins

                verbetering...”

     

    1911 – Zondag 19 maart – Gazet van Mechelen :                              

     

                                       VELODROOM BATTEL.

     

    “De opening van den nieuwen velodroom van “Mechelen-Battel”, is vastgesteld op 17 april, tweede Paaschdag, met een koers van 100 kilometers, voorbehouden aan beroepsrenners.

    Men zal zich dus voor de eerste maal in Mechelen aan eene zeer belangrijke koers mogen verwachten, want men is reeds in onderhandeling met de beste renners van het land.”

     

    In 1911 telde België 42 door de Belgische Wieldrijdersbond erkende velodrooms.

    Het succes van de velodroom van Walem moet stimulerend hebben gewerkt op nog andere Mechelse sportliefhebbers.

    De idee groeide in een herberg aan de Oude Leestsebaan 63, uitgebaat door Theofiel De Rooster. Enkele vaste klanten  opperden de mening ook in Battel een eigen velodroom te bouwen.

    De oplossing kwam vlugger dan verwacht : op een stuk grond in bezit van de familie De Rooster, en juist gelegen naast de herberg, plaatselijk gekend als de Warande, zou de velodroom worden gebouwd.

    Er werd een raad van beheer samengesteld bestaande uit de gebroeders Victor en Teofiel De Rooster, maalder Florent Verelst, E. Nagels en A. De Rooster, die de handen uit de mouwen staken en zeelf eigenhandig de velodroom zouden bouwen.

    Zo meldt Gazet van Mechelen in januari 1911 dat Mechelen binnenkort een velodroom zal hebben te Battel op initiatief van een “comiteit”. Gehoopt werd dat de werken tegen februari zouden voltooid zijn. Hieruit blijkt dat de bouw reeds aangevangen was in 1910.

    Op 20 februari lezen we : “de werken aan de nieuwe velodroom van Battel gaan goed vooruit ; de grond- en afsluitingswerken zijn geëindigd, nu nog de aanleg van de cementbaan”.

    Op 2 april 1911 werd de piste opengesteld voor de renners als “vrije oefening”.

    De officiële opening vond plaats op tweede paasdag 17 april 1911 met een koers voor beroepsrenners van eerste kategorie, over een afstand van 100 km.

    En opdat niemand in Battel en omstreken onwetend zou zijn van wat die dag stond te gebeuren, zou de opening worden aangekondigd door grof geschut en door een prachtig “concerto” van de plaatselijke harmonie.

    Voor die eerste wedstrijd boden zich acht renners aan. We kennen ook de uitslag :

    1. Charlot, 2. Pelote, 3. Jos Spiessens, 4. Michels en 5. Werbrouck.

    Charlot was een Algerijn, hij was de lieveling van de Mechelaars.

     

    Op zondag 30 april was er een koers voor beginnelingen, op 6 mei  een koers achter zware “motocycletten” en op 14 mei een koers voor onafhankelijken.

    Op zondag 16 juli werd er opnieuw een koers voor beroepsrenners georganiseerd, een drieurenkoers waaraan ook Charlot zou deelnemen.

    Het eerste uur werden er 38,850 km afgelegd en het laatste uur 35,200 km.

    De Bomenaar De Voeght won voor Mechelaar Fons Spiessens. Charlot gaf op.

     

    Het volgend jaar in 1912  op tweede paasdag heropende de velodroom met een acht-urenkoers voor beginnelingen per ploeg en met 500 fr. aan prijzen, wat op 7 juli gevolgd werd door een drie-urenkoers op Amerikaanse wijze.

    Op 22 juli kon men de deelname melden van Cyriel Van Houwaert, de “koning der wielrijders” , hij  was een heuse vedette die de rond van Frankrijk had gewonnen.

    Maandag 12 mei 1913, tweede Sinksendag opende de velodroom met een Grote Prijs Francois Empain voor beginnelingen, waarvoor Empain een prijs van 40 fr ter beschikking stelde.

    Francois Empain herhaalde die geste met een tweede grote prijs Empain op 26 juli 1914, waarvoor 40, 25, 15, 10, 7,5 en tweemaal 5 fr aan prijzengeld werd voorzien.

    De  inschrijving moest gebeuren op de velodroom zelf aan 1 fr, of 1,5 fr de dag van de koers.

    Met de oorlog viel alle aktiviteit stil.

    De Duitsers braken trouwens de omheiningen van de velodroom af, om de brug over de Zenne, die door het Belgische leger was vernietigd, te herstellen.

    Maar reeds in mei 1919 kon de velodroom opnieuw zijn deuren openen.

    Op 12 mei met een drie-urenkoers voor beginnelingen en met een klassering ieder half uur ; en op 26 mei met een ploegkoers over 80 kilometer.

    Op maandag 5 april 1920 reed men een achtervolgingskoers met motoren, met slechts twee deelnemers, evenals een 50 km koers voor beginnelingen en 25 km voor motoren. In dat jaar waren er nog koersen op 18 april, 9 en 24 mei.

     

    De velodroom takelde langzaam af tot hij uiteindelijk volledig verdween.

    Op die plaats kwam later de hoeve van Clement De Rooster, die zijn woonhuis inrichtte in de ruimte van het vroegere café “In de Velodroom”.

    (F.V. in GvM-30/5/1986)

     

    1911 – 2 april : Op de pastorij werd in 3 kamers een planken vloer gelegd, nieuwe ramen

                en dakgoten geplaatst. Prijs : 925,88 frank.

     

    1911 – 23 mei : Moties van de gemeenteraad :

                “De Raad sluit zich bij éénparigheid aan bij het Wetsvoorstel tot volledige

                vervlaamsching der Hoogschool van Gent, nedergelegd in zitting van vrijdag

                24 maart 1911, en dringt er op aan, datdit voorstel zoo spoedig mogelijk in

                behandeling genomen en tot Wet gemaakt worde tot grooter zedelijk en stoffelijk

                heil van het Vlaamsche volk.”

     

                “De Raad sluit zich bij éénparigheid aan bij het Wetsvoorstel nedergelegd door

                Mr de Limburg Stirum en andere betrekkelijk de nieuwe schoolwet, aan de

                huisvaders de volle vrijheid latende de school te mogen kiezen waarin zij

                verlangen hunnen kinderen opgevoed te zien, en tevens den wensch uitdrukkende

                dat het ingediende wetsvoorstel onmiddellijk tot Wet gemaakt worde.” (DB-1957)

     

    1911 – Vrijdag 26 mei – Gazet van Mechelen :

     

                               Groote Betoging te Leest.

                “Aanstaanden zondag 28 mei, zal er te Leest eene groote betooging gehouden

                worden voor de vervlaamsching der Gentsche  Hoogeschool.

                Ten 3 ure, zullen de sprekers : MM. Alf. Olbrechts, Dr P. Tack en Em. Verheyen

                aan de brug afgehaald worden door de maatschappijen van het dorp.

                Daarna grijpt er eene meeting plaats in de gemeenteschool, welke zal voorgezeten

                Worden door onze koenen Vlaamschen strijder, M. J. Bernaerts, burgemeester en

                provinciaal raadslid.

                Aan volk zal het zeker niet ontbreken.”

     

    1911 – Woensdag 31 mei : Gazet van Mechelen :

                “Verleden donderdag vertrok uit het gasgesticht te Mechelen een luchtballon van

                ingenieur Van Battel en 2 personen.

                Hij dreef over Hombeek, Leest, Willebroek en Puurs op 1.900 m hoogte.

                Om 13u45, 3 uur later, kwam hij neer te Liesele om er iemand af te zetten,

                nadien steeg hij tot 4.200 m.

                Dan ging het via Temse, over Zele, Donck, Overmeire  om  rond 17u25  aan

                te  leggen te Zele”.

     

    1911 – Donderdag 1 juni – Gazet van Mechelen :

     

                          De Vlaamsche Meeting te Leest.

                “Ten 3 ure, werden verleden zondag de Mechelse sprekers aan de grensscheiding

                der gemeente, door de twee fanfaren van Leest afgehaald en gulhartig

                verwelkomd door burgmeeester Bernaerts.

                Daarna greep in de meisjesschool een prachtige meeting plaats, gevolgd door een

                talrijk en aandachtig publiek. Een wensch werd gestemd om zoohaast mogelijk de

                hoogeschool van Gent te vervlaamschen en verzonden naar de Kamers van

                volksvertegenwoordigers.

                Daarna bedankte de burgemeester de sprekers die zoo klaar en duidelijk den

                eisch der Vlamingen hadden toegelicht.

                Vele handtekeningen werden na de meeting verzameld en aan iedereen zal

                aanstaanden zondag de gelegenheid worden gegeven, zijn handteeken daar nog

                aan toe te voegen, onmiddellijk na de hoogmis op het gemeentehuis.”

     

    1911 – In augustus dat jaar ontving de burgemeester een naamloze briefkaart waarin een

                21-jarig meisjes beticht werd van vruchtafdrijving. (GA)

     

    1911 – 23 september – “Eene Vlaamsche vrouw van 107 jaar.

                Op 8 october van dit jaar wordt moederken Diddens van Duffel 107 jaar.

                Zij kan nog een gedicht opzeggen waarmede zij in 1818 den 1ste prijs behaalde

                in de school van Leest bij Mechelen.

                Zij kan nog zingen en zelfs dansen. Onlangs zei zij al lachend : dat Sint

                Pieter haar vergeten had hierboven te roepen.

                Van hare 5 kinderen leeft er nog één.”

                (De Volksstem)

     

    1911 – 7 oktober – Gazet van Mechelen :  Onze Eeuwelinge.

                “Het 106-jarig geboortefeest van Mevr. Diddens wordt hier dus gevierd.

                Zaterdag 7 october aankondiging van het feest door grof geschut.

                Zondag 8 october om 11 ure, aanbieding van het geschenk der geburen,

                gedragen door 4 maagdekens, aangeboden door ’t feestcomiteit.

                Om 14 u optocht van den stoet door de straten der gemeente van al de

                deelnemende maatschappijen gevolgd door de maagdekens, dragende een

                geschenk, gegeven door moederken Diddens aan het gemeentebestuur,

                omringd door de leden van ’t feestcomiteit.

                Om 16 ure aanbieding van het geschenk op het gemeentehuis, om 18 ure

                algemeene verlichting door geburen, van 19 tot 20 ure serenade aan de woning

                der jubilarisse.

                Om 21 ure prachtig vuurwerk in het park van den erevoorzitter heer Marcel

                Gevers, vrijen toegang voor het publiek.

                Na ontbinding van den stoet bij A. Mariën verloting der premien en uitdeling

                van het geld bij Henri Van Loven.”

     

    1911 – Zondag 10 oktober – Gazet van Mechelen : (Bijz.briefw.)

     

                                         De Alleroudste der Belgen.

     

                “Duffel maakt zich gereed om buitengewoon het nieuw feest van moeder Diddens

                te vieren die op 8 october a.s., het 106-jaar zal bereiken.

                Moeder Diddens is geboren te Leest in 1805, zij huwde in het jaar 1827 met

                Willem Diddens, dewelke overleed te Duffel in 1885.

                Geholpen door hare twee dochters beijverde zij zich tot het landbouwvak op eene

                grote pachthoeve, tot de ouderdom van 87 jaren.

                Een harer dochters, Melanie, 71 jaar oud, nog in leven, omringt hare moeder met

                de tederste zorgen, ’t is wel hieraan te danken, het langdurig leven der

                Duffelschen schat. Altijd is moeder vrolijk, ja zelfs geestig en opgeruimd.

                Het oog nog levendig en hare beenen redelijk zwak om deze goede vrouw toe te

                laten nog dagelijksche wandelingen (bij goed weder) in haren hof te doen,

                hetgeen zij zoo zeer bemint.

                Wilt ge moeder Diddens de zeldzame vrouw zien, gaat dan op zondag 8 october

                aanstaande naar Duffel.”

     

    1911 – 15 oktober – Gemeentekiezing.

                Aftredende leden : Jaak Bernaerts, August De Ruysscher, Victor Diddens,

                Marcelin Lemmens en Jan Baptist Verbergt.

                Lijststemmen : Lijst nr. 1 : 398

                                         Lijst nr. 2 : 183

                Ongeldige stembrieven : 14.

     

                Bekomen stemmen door :

                Lijst nr. 1        Stemmen                    Lijst nr. 2         Stemmen

                Bernaerts J.            430                   Buuschot                 203

                Diddens V              407                   De Wit                     200

                Selleslagh J.           392                    Lemmens                207

                Vanden Brande K. 405   

                Verbergt J.B.          415

     

                Een overduidelijke overwinning voor de partij van de burgemeester.

     

    22-02-2012 om 07:29 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1911 – Dat jaar werd Mathilde Feremans uit Kalfort Puurs aangesteld  tot tijdelijke

                vervangster van Juffer Nees, die langdurig ziek was.

     

    1911 – Op  6 maart werd pastoor Beuckelars ingehuldigd.

                Pastoor Beuckelaers zou 35 jaar lang de pastoorsfunctie waarnemen.

                Onder hem kwam er gasverlichting in kerk en pastorij. Voordien waren het

                petroollampen. Electriciteit kwam er slechts in 1925.

                Hij liet ook de kerk herschilderen, volgens het plan van de Brusselse architekt

                Steyaert, in kleuren die het binnenzicht van de kerk zo typisch maakten : in rood.

                Ook de pijlers waren toen knalrood. Frans Huys uit Heffen voerde de

                schilderwerken uit.

                Op 6 augustus 1946 verliet pastoor Beuckelaers de parochie.

                Hij stierf te Mechelen op 23 oktober 1948 op 87-jarige leeftijd.

     

                Florentine Moyson in LG, blz.247 over haar Plechtige Communnie :

                “We moesten van pastoor Beuckelaers allemaal in het zwart zijn. Het was zijn

                eerste jaar op de parochie en hij wilde geen luxe. Daar werd nogal over

                gemekkerd en het jaar nadien draaide hij bij...”

                Ouderen wisten nog momkelend te vertellen hoe zij als schoolbengels in de hof

                van  de pastoor aan de appelen gingen zitten. Eens ging pastoor Beuckelars hen

                achterna tot in de school. Maar meester De Leers zei hem : “Dat doen mijn

                leerlingen niet !”

                “Wij hadden thuis  appelen genoeg,” vertelde J.B. Mees, “daar deden wij het niet

                voor. Het was meer voor het avontuur, om stoer te doen, om je te bewijzen

                tegenover de andere jongens.

                Wat ik van pastoor Beuckelaers nooit zal vergeten is de brooduitdeling na de

                begrafenis van rijke mensen, zoals de Empains. Dat was toen zo de gewoonte.

                Na de mis deelde de pastoor of soms iemand van de familie  kleine of

                grote broden uit, en witte broden hé, een ongelooflijke luxe.”

                Volgens Julia Van Hoof(geboren 24/7/1901)en Jan Baptist Mees (23/9/1902) had

                de pastoor, toen hij op oudere leeftijd was gekomen, de gewoonte om tijdens zijn

                wandelingen met zijn hoofd naar beneden, binnensmonds te mompelen : “arme

                mensen zijn schelmen, arme  mensen zijn  schelmen...”

                Hijzelf was van rijke afkomst : familie Beuckelaers = koekjesfabrikanten.

                Zijn familie bezat in Leest verschillende eigendommen.

     

                Pastoor Beuckelaers was ook een moedig man. Op 3 juli 1915 ontving hij via

                burgemeester Bernaerts volgend schrijven van “d’Heer Prasident der

                Zivilverwaltung der Provincie Antwerpen” :

                “...het is gebeurd dat de sleutel van den kerktoren aan eenen Officier, die deze

                tot dienstelijke doeleinden wilde besteden, door den pastoor met de woorden

                geweigerd werd : “Je ne donne pas la permission de se servir de mon église

                pour faire des observations contre mon pays.”

                Deze houding van den pastoor is onaannemelijk.

                Ik verzoek u in evereenstemming met de pastoren uwer gemeente aanwijzing

                te geven, dat de toegang tot de kerktorens ieder tijd aan militaire personen

                toegestaan wordt. Ik moet u doen opmerken dat in geval van weigering de

                toegang met geweld zal moeten verkregen worden en tegen de tegenstrevende

                personen streng zal voorgegaan worden.

                            Der Prasident der Zivilverwalting, I.A.Bormann”.

               (GA-3/7/1915)

     

     

    1911 – 6 maart : Gazet van Mechelen (editie van 9/3/1911)

     

                PLECHTIGE INHALING VAN DEN NIEUWEN PASTOOR;

     

    “Verleden maandag, 6 maart, was het feest, volop feest, in de vreedzame gemeente Leest, gelegen op slechts enkele boogscheuten boven het gehucht Battel, een buitenkwartier van Mechelen.

    ...

    Sinds een achttal dagen was aan de parochianen dier gemeente, de blijde tijding gebracht, dat zijne Eminentie de Cardinaal Aartsbisschop, hun een nieuwe herder had geschonken en wel de zoo gunstig gekende pastoor Beuckelaers, der parochie Langeveld bij Ukkel, en dadelijk togen de vrienden van Leest, geleid door hunnen volksgevierden burgemeester , M. J. Bernaerts aan het werk, stelden eene feestcommissie aan, sloegen de handen eensgezind samen, stelden zich aan den arbeid en –wij herhalen het nogmaals- vormden en zetteden ineen, op 8 dagen tijd, eenen stoet, die aller verwachting heeft getroffen, en waarvoor men in steeden weken en maanden nodig zou hebben, om tot zulken uitslag te koomen.

    Dit overschoon resultaat is te danken aan de algemeene eensgezindheid en de goede verstandhouding die er op den buiten heerscht.

    ...

    Het was den verleden maandag, dat de flinke en ievervolle werkers, zoo machtig groot in getal, voor slechts eene gemeente van 1700 inwoners, hunne uitgewerkte feestplannen, de duizenden toeschouwers zouden verrassen.

    Rond 2 ure, stroomde het volk van Mechelen, Battel, Hombeeck, Heffen, Tisselt, Blaesvelt en Capelle opden Bosch , in dichte scharen naar het lieve dorpje, dat gansch in feestdos was gestoken.

    Van in den morgen bulderde reeds onafgebroken het kanon, om den heuglijken dag, heinde en verre aan te kondigen.

    Alom waren praalbogen, met  gepaste jaarschriften opgetimmerd, en geen enkele wooning, zoo nederig of klein, of het had zijn eigenaardige versiering, waartusschen een overgroot getal burgershuizen met heerlijken optooi uitstraalden.

    Heilwenschen en dichterlijke ontboezemingen in allen eenvoud weergegeven, den nieuwen herder gebracht, prijkten bijna boven elke woning. Het gaf de algemeene en eensgezinde gemoedstemming weder van het volk, dat zijnen geestelijken lieder bij zijn intrede in de parochie hartelijk “Welkom” heette. Wat kon of mocht men meer verwachten ?

    De innige verkleefdheid, de liefde en hoogachting hunnen vroegeren afgestorven pastoor, M. Verbist, immer trouw geschonken, zou thans overgaan op den feesteling van heden.

    Dit doorstraalde in alles, wat men bij deze overschoone inhaling ontwaarde en kon waarnemen. In zulke goede en verblijdende omstandigheden, zou weldra de verwelkooming van den Zeer Eerw. Heer Beuckelaers plaats grijpen.

    Ontvangst van den nieuwen herder.

    Rond half drij was de beweging overgroot op den steenweg die van Leest naar Capellen-op-den-Bosch leidt. Gansch deze baan, bijna drie kwaart uur tot aan de grens van het reeds genoemde dorp, was met denneboompjes bepland.

    Duizenden en duizenden toeschouwers bevinden zich op dezen weg, alsook de prachtige stoet, die zich naar den “Stijnenmolen” op de uiterste grens had begeven, alwaar de eerste ontvangst zou plaats grijpen.

    Welk heerlijk zicht die lange verre kronkelende baan, gansch bezet door eene opeengepakte menigte, waartusschen in alle schakeering van kleuren een overgroote stoet, zich in de verte beweegt. En nog immer wordt die stroom grooter en grooter.

    Eindelijk bulderen opnieuw de kanonnen : het is het sein der aankomst, en inderdaad, daar verschijnt het rijtuig dat de Zeer Eerw. Heer Beuckelaers en de andere Z.E.Heren Goidts, pastoor-deken, Goossens, pastoor te Heffen, Kanunnik Beuckelaers, getuigen van den nieuwen herder, aanvoerdt.

    Het muziekkorps heft het vaderlandsch lied aan, de menigte juicht toe, en bij het uitstappen neemt de heer burgemeester Bernaerts het woord, in naam van het gemeentebestuur, de bevolking, en tevens ook van den kerkraad, en wenscht den nieuwen pastoor hartelijk welkom in zijne nieuwe parochie.

    Na den heer burgemeester verwelkommen hem de hoofdonderwijzer in naam der gemeenteschool en de heer Moyson, in naam der fanfare “Arbeid Adelt”.

    In hartelijke bewoordingen bedankt de heer Beuckelaers de drij vertegenwoordigers van gemeente, kerkraad, gemeenteraad en fanfare en belooft hun zijne beste krachten ten pande te stellen voor het geestelijk en stoffelijk belang zijner nieuwe parochie.

     

    Alsdan zette de stoet zich in de volgende orde in beweging om dorpwaarts te trekken :

    1. Postiljons; 2. Hoornblazers; 3. Groep, dragende de vaderlandsche en pauselijke kleuren; 4. Ruiters te paard; 5. Fama met amazonen; 6.De Gemeentemaagd; 7. De foor van Parijs, wagen; 8. De doelschutters; 9.Ste. Cecilia; 10. Fanfare St Cecilia; 11. De drij Goddelijke deugden; 12.Koekbakkers, wagen; 13. De edele graanoogsters, groep te paard; 14. De bolgilde; 15. De jachtgodin, groep te paard; 16.Ambachtswagen; 17. De Zoetigheid, groep te peerd; 18. Maagden te paard; 19. Duivenmelkers, wagen; 20. De Katholieke Bond; 21. Fanfare “Willens is Kunnen”; 22.De vier gebroeders; 23. De melkhandel; 24. De congregatie van St Joannes Berchmans; 25. De kipidos, te paard; 26. St. Sebastiaansgilde; 27. De liedjeszangers, wagen; 28.Opsinjoorken, met lijfwacht en gazetdragers; 29. De vier jaargetijden, groep te paard; 30. De aalmoes, groep te paard; 31.De zottigheid, groep te voet; 32. Herderinnen; 33. Landbouwwagen (Bist); 34. Koningin Elisabeth van Hongarije, maagd der rozen; 35. De twaalf maanden, groep te peerd; 36. Een dorpsherberg, wagen; 37. Het fortuin; 38. Koningin Elisabeth; 39.Jonkehid der gemeente,groep; 40. De vriendschap, groep te peerd; 41. Aalbrecht en Isabella; 42.De vlucht naar Egypte; 43. De schoolkinderen; 44. Bloemtuigdraagsters; 45. Fanfarenmaatschappij “Arbeid Adelt”; 46. De Godsgeleerdheid; 47. Maagdekenswagen; 48. St Nikolaes en St Pieter, met hun gevolg; 49. De vier Evangelisten; 50. HH.MM. Koning Albert en Koningin Elisabeth; 51. St Jan en het kind Jezus; 52.Strooiende maagdekens en engelen; 53. Sleuteldraagster; 54. De eerw. Heer Pastoor, omringd van eenen eerewacht; 55. Plaatselijke overheid; 56. Kerkfabriek; 57. Armbestuur; 58.Maatschappij Oud-Soldaten.

     

    Het was vier ure, als deze frissche en lange stoet in het dorp aankwam, en men naar de kerktoog, alwaar de ontvangst en aanstelling thans gingen plaats grijpen.

     

    In de parochiekerk van Leest.

    Op dit oogenblik luiden de klokken en bulderen de kanonnen.

    In de kom van ’t dorp is het bijna onmogelijk om door te komen. ’t Is eene ware menschenzee, zooverre het oog draagt.

    De ordediensten worden vooral goed waargenomen door de oud-soldaten, bijgestaan door den veldwachter, die te samen opperbest dien dienst hebben geregeld en de orde hebben handhaafd.

    Aan de afsluiting der kerk is het thans de onderpastoor die den nieuwen herder hartelijk welkom heet, vervolgens een jongen der gmeenteschool.

    Bij den ingang in de kerk, worden hem de sleutels der kerk, onder eene lieve aanspraak afgegeven.

    Voor allen heeft de nieuwen herder een hartelijk woord van dank, en terwijl het orgel in “brio” reeds een zegemarsch aanheft, trekt de buitengewoone groote menigte, de prachtig versierde kerk binnen, die in eenige ogenblikken overkropt is van toeschouwers, en waarvan duizenden genoodzaakt zijn buiten te blijven.

    Dadelijk wordt het “Veni Creator” aangeheven, waarna de plechtige aanstelling plaats heeft en de gebruikelijke seremoniën na de aanstelling volgen.

    De Zeer Eerw. Heer Deken Goids, pastoor der O.L.Vrouw over de Dijle, beklom daarna den kansel en deed tot die overgroote massa volk, nagenoeg de volgende toespraak :

    Beminde parochianen van Leest. Over eenige weken hebben wij het droevig schouwspel bestatigd van den diepen rouw, waarin uw gemeente lag gedompeld, door het afstervan van uwen diepbetreurden herder, die hier meer dan 40 jaar lang, als onderpastoor en pastoor had gearbeid aan het heil der zielen, en opeens aan uwe liefde werd ontrukt.

    Begaafd met eene uitmuintende inborst, eene groote dienstvaardigheid en eene heilige godsvrucht, was hij waarlijk een priester volgens het hart van God.

    Aan den Heer alleen is het bekend, wat al ongelukkigen hij onderstand heeft verleend; wat al smarten en ellende hij heeft gestelpt en wat al tranen van noodlijdenden en weduwen hij heeft opgedroogd.

    ’t Is geweten tijdens eene besmettelijke ziekte, wat hij gedaan heeft in dien akeligen toestand, voor hen, die aan dien zorgen waren toevertrouwd van deze voorbeeldigen priester. Men vond hem gedurig neergeknield voor het H. Tabernakel in het gebed verslonden, in overweging met zijnen God. Hij, die vurige dienaar van Maria, die goede en voorbeeldige priester werd u ontnomen en zijn stoffelijk overschot werd in den gewijden grond uwer gemeente begraven en zijne schoone ziel zal, zoo hopen wij allen, reeds bij den Heer, het loon zijner werken hebben ontvangen.

    ...

    Door zijn afsterven waart gij weezen geworden zonder geestelijke geleider, doch Zijne Eminentie zond u een nieuwen Herder.

     

    Wat de E.H. Verbiest voorheen voor u is geweest, zal thans de nieuwe pastoor voor u worden. Hij zal u alles schenken wat tot uw geestelijk welzijn noodig is.

    Hij komt niet in naam van een prins, maar in den naam van de Allerhoogste.

    Hij zal u leeren de naam van God beminnen en vereeren. Hij zal uwe kinderen onderwijzen en onderrichten in de leering des Heeren.

    Niemand zal aan zijne bezorgdheid ontsnappen. Op den predikstoel zal hij u uwe plichten voorhouden; in den biechtstoel zal hij voor uwe arme ziele een geneesheer wezen, en als een vader zult gij uit zijnen mond vernemen, wat gij te doen hebt op uwen levenswandel om als ware christenen te leven. Hij zal met overgroote blijdschap de zondaars ontvangen die op het goede pad willen wederkeeren.

    Dagelijks zal hij onder het H. Misoffer, wanneer hij het Lichaam en Bloed van Christus ten Hemel opheft, voor u bidden voor jong en oud, voor arm en rijk, voor allen zonder eenige uitzondering.

    Hij is u nog niet bekend, doch gij zult hem leeren kennen. Hij heeft gewerkt in eene nieuwe parochie, waar hij zoo eindeloos veel goed heeft gesticht.

     

    Gij hebt hem ontvangen, zoo prachtig en zoo heerlijk als men een nieuwen herder kan ontvangen. Iedereen heeft hem willen zien en leeren kennen. Welnu thans kent ge hem. Eenieder van u zal bij hem mogen aankloppen. Zijne edelmoedigheid is groot.

    De zieken en noodlijdenden zullen in hem een grootmoedigen weldoener vinden. De armen zal hij met liefde steunen. Al wie lijdt en treurt zullen in hem een waren vader, een echten en goeden vriend ontwaren.

    Hij komt tot u in naam van den Almachtige. Gij zult naar hem luisteren, zijne woorden aanhoren en tevens zijne vaderlijke raadgevingen volgen.

    Gij zult hem bijstaan en helpen bij het onderwijs uwer kinderen. Weet het wel, de zending van den priester is eene verhevene zending. In het doopsel van Christus klonk er reeds eene stem uit den hemel die zegde : “Aanhoort Hem”.

    Bij de hemelvaart van Jezus, zegde de Verlosser tot zijne apostelen : gaat en onderwijst alle volkeren in Mijnen naam, hen onderwijzende wat ik u geleerd heb en die u aanhoort, aanhoort Mij : die u versmaddt versmaadt Mij en versmaadt mijn Vader die in den Hemel is.

    De priester is de afgezant des Heeren, dus hij is de vertegenwoordiger van God zelf. Luister naar hem, en het zal u in alles wel gaan.

    ’t Deed mij goed aan ’t hartje, uit den mond te vernemen van den heer burgemeester uwer gemeente, bij de ontvangst op de grens wanneer hij tot den nieuwen herder de volgende woorden sprak : Hier in de gemeente Leest gaat iedereen hand aan hand om te werken en te ieveren voor de stoffelijke en zedelijke belangen der bevolking.

    Mochte het zoo nog lange jaren duren voor het geluk en de welvaart dezer gemeeente.

    We gaan God bedanken voor deze weldaden en het “Te Deum Laudamus” ten hemel aanheffen.

     

    Na deze schoone kerkelijke plechtigheid was het ontvcangst op de pastorij, waar ’s avonds de muziekmaatschappijen eene serenade brachten.

    Verlichting en vuurwerk sloten deze luisterrijke inhaling.

    Wij eindigen met den welgemeenden kreet : “Lang leve de Eerw. Pastoor Beuckelaers” en ook “Lang leven de vrienden van Leest ! Zij hebben puik en rijk gefeest !”





    22-02-2012 om 07:25 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1911 – Dat jaar startte Jan Huysmans met een limonadefabriekje op het dorpsplein.

                Limonade was toen een nieuwigheid. In de café’s werd enkel bier geschonken.

                Jan Huysmans, die in 1908 vanuit Battel naar Leest was verhuisd, vestigde zich

                eerst  in de herberg “In de Toekomst” op het Dorpsplein, alwaar

                achteraan de eerste limonade werd gefabriceerd.

                Deze limonade werd uitgedragen met paard en kar en het paard moest telkens

                langs de voordeur en door de herberg, binnen  en buitengelaten worden.

                Rond 1930 kocht Nante De Prins de woning aan. Hij betaalde er 27.000 fr voor

                en  verbouwde ze tot beenhouwerij.

                In 1913 kocht en sloopte Jan Huysmans, aan de overzijde van de dorpsplaats,

                het oude “Knippershof” en bouwde er de herberg met fabriekje “In de Proef”.

     

                In de hals van de limonadeflesjes zat een “marbel” (knikker) en door de druk

               hield  de marbel het flesje gesloten. Om te drinken  moest men de knikker  

                indrukken zodat het gas ontsnapte en men de limonade kon uitschenken.

                De naam van de limonadefabriek stond op het flesje : “In de Proef” naar hun

                gelijknamige herberg.

                Gedurende  de oorlogsjaren, 1914-1918, moest moeder “Toor” (Victoria

                Coosemans) zelf met de limonade rondrijden omdat vader Huysmans aan het

                front  zat.

               

                Jacob Albert Huysmans in “De Band” 1979 en april 1980 :

                “Jaak Huysmans, zoon uit de “Vlashandel” wijk de Knip, kocht in 1839 het

                grootste deel van het erfgoed “In den Sleutel” op den “Klaasberg” (zo werd

                vroeger de Dorpsplaats genoemd naar de patroonheilige) en herschikte hier toen

                het oud trapgevelhuis, dat in jaarankers 1473 vermeldde, tot een herberg.

                Het werd het lokaal van doelschuttersverenigingen “Het Knippershof”.

                Jaak Huysmans had twee ongehuwde zonen “Fikke” en “Janneke Knip”(Viktor

                en  Jan Baptist) . Deze laatste bracht wekelijks op een kruiwagen zijn eigen

                scheppingen van pleisteren “beeldjes” voor verkoop naar de Mechelse

                voddenmarkt. 

                Na het verscheiden van deze twee zonen, kocht Jan Huysmans, wiens vader een

                kozijn was van hogervermelde Viktor en Jan Baptist, na sloping van dat gasthof,

                een nieuwe herberg met daarbij een winning voor frisdranken, genaamd “In den

                Proef”. 

       

                “... bij bestellingen van suiker aan een Mechelse limonadefabrikantje, was mijn

                vader daar bevriend geraakt en door deze man kreeg mijn vader raad en

                inlichtingen en vestigde een winning voor frisdranken onder het kenmerk “In de

                Proef”, weldra geroemd door de aanbieding van haar vermaarde produkten in

                originele recipiënten met een magisch sluitmiddel.

                Het werd een zilveren eigen taak.

                90%  der ingrediënten was onbezoedeld bornwater.

                De verbruikersprijs was toen in de herbergen 10 centiem voor zulk een

                Frisdrankje”.

     

                In 1924 schafte Jan Huysmans zich een wagen aan.

                De tweede op de gemeente, de eerste was eigendom van “den Blokmaker”.

                (Piessens)

                Enkele jaren later (in 1926), vroeg en verkreeg Jan Huysmans de toelating

                van  het Schepencollege om “twee elektromotoren van I en van ½ PK te

                stellen en te benuttigen ter plaetse te Leest, nr.5, in zijn werkhuis aan de

                woning palende, en dienende tot het veraardigen van limonaden.”

                De machtiging werd verleend voor dertig jaar.

     

                Albert “Bert” en Alfons “Fons” Huysmans zetten de zaak van hun vader voort

                tot in 1972.

     

    22-02-2012 om 07:19 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1910 – Dat jaar bezat het dorp Leest vier petroleum-lantaarns. Ze werden in de winter

                door de veldwachter aangestoken. (GA)

     

                Bevolkingscijfer 1910 : 1640.

     

                Enkele jaarwedden van gemeentepersoneel in 1910 :

                Klokkenluider Lodewijk Hellemans ontving voor die taak 50 fr en 50 fr voor het

                onderhouden  van het torenuurwerk.

                Grafmaker Florent Troch 60 fr en Juffrouw Caroline Nees 1900 fr.

                Dit vanaf 1/1/1910. Voordien moesten ze het doen met respectievelijk 32 fr voor

                het  klokkenluiden, 35 fr voor onderhoud aan de torenklok, 25 fr voor de

                grafmaker en 1800 fr voor onderwijzeres Nees. (GR-6/9/1909)

     

                Het gemeentebestuur verklaarde dat er in de gemeente in 1910 “geene

                gediplomeerde vroedvrouwen verblijven” en dat de bevolking bij bevallingen

                beroep deed op bakersvrouwen of op de geneesheer van Hombeek of Tisselt

                omdat de gemeente niet over een geneesheer beschikte.

     

                In de gemeente verbleven 21 personen die werkzaam waren in “staatsdiensten”.

                (GR-24/11/1910)

     

     

    1910 – Zondag 12 juni 1910 – Gazet van Mechelen :

     

                                             Het Onweder van Woensdag.

                “’t Is waarlijk droevig om zien welke overgroote schade het onweder dat verleden

                woensdag namiddag over LEEST, Heffen, Heyndonck, Blaesvelt, Thisselt en

                Battel heeft gewoed, aldaar heeft aangericht.

                Nu ziet men maar eerst de overgroote verwoesting. Men had in de eerste

                oogenblikken nog het gedacht geopperd, dat na wat droog weder alles weer op

                zijn effen zou komen, doch dit zijn thans overgroote teleurstellingen.

                Het geknakte graan ligt thans te vergelen en te verdrogen, de erwten zijn als

                afgemaaid en de aardappelen die zoo schoon op ’t veld stonden afgerukt en in den

                grond omgewoeld, door de ijsbollen, die als hagel  nedervielen, ter grootte van

                grootte duifeieren.

                Gansche streken zijn hier voor den toekomstigen oogst totaal vernield, en men

                vraagt zich af, wat deze zoo erg geteisterde landbouwers in de toekomst moeten

                gaan doen, zoo voor hen als voor hun vee.

                Wij hebben kleine pachters, bij het aanschouwen van al die schade en vernieling

                zien weenen als kinderen, wijl zij onder tranen uitriepen : wat moeten wij toch nu

                gaan aanvangen ? Zonder hulp is het niet mogelijk dat wij deze schade te boven

                komen !

                ’t Is te hopen dat er aan hogerhand zal aangeklopt worden om vanwege het

                gouvernement eene schadeloosstelling te bekomen.

                Er is nood, groote nood, en in die omstandigheden moest er geholpen worden.

                Wij bevelen ten zeerste deze geteisterde landbouwers aan in de bemiddeling onzer

                geachte Senators en Volksvertegenwoordigers om voor hun ten beste te spreken,

                in Kamer en Senaat, om de tusschenkomst te bekomen van het Ministerie.

                Laat ons hopen dat dit zal gebeuren.”

     

               Meer dan 100 boeren richtten  een “vertoogschrift” aan de Kamer van

                Volksvertegenwoordigers, waarin zij om een speciaal ondersteuningskrediet

                verzochten, evenals de opheffing van de grondbelasting voor 1910 voor alle

                getroffen gebieden. (GA-14/6/1910)

     

    1910 – 4 september – Gazet van Mechelen : Duffel : zeldzaam feest.

                “Het schoone en nijverige Duffel met zijne prachtige kerk en toren, zijne heerlijke

                landerijen, enz...

                valt de eer te beurt, tusschen zijn inwoners, de oudste vrouw van gans het land te

                tellen.

                Moederken Diddens, zoo noemt men de ouderlinge, zal op 9 oktober aanstaande,

                105 jaar worden.

                Groote feesten worden te dien gelegenheid op touw gezet.

                Het feestcomiteit werkt ieverig en heeft het goed gedacht opgevat den heer J.R.

                Walgrave, kunstschilder alhier, als feestbestuurder te benoemen.

                Deze heer houdt zich ieverig bezig met de samenstelling van eenen prachtigen

                stoet en wie de kunstzin van heer Walgraeve kent, weet dat hij iets zal tot stand

                brengen, waardig van eene gemeente als Duffel.”

     

    1910 – Zondag 11 september 1910 – Gazet van Mechelen : (Bijzondere Bijdrage)

     

                                      Duffel : Gezegenden Ouderdom.

                “Moederken Diddens, die op 9 october aanstaande 105 jaar wordt, is nog altijd

                frisch en gezond en mag zich waarlijk in een gezegenden ouderdom verheugen.

                Zij begeeft zich, geleund op den arm harer dochter, nog dikwijls ter kerke, om den

                Gever van alle goed te bedanken voor de uitzonderlijke gunst haar geschonken.

                Het is van deze gunstelinge dat heel Duffel spreekt, waarvoor men werkt en

                zwoegt en een feest voorbereidt dat aan de vreemdelingen zal tonen, op welk

                luisterrijke wijze de Duffelaren hunnen 105 jarige, de oudste vrouw van gansch

                het land, weten te eeren en te vieren...”

     

    1910 – 18 september : Gazet van Mechelen :

     

                                       Moederken Diddens.

                “Op 8 october a.s. zal hier de oudste vrouw van gansch het land  en misschien

                ook de kloekste, de gezondste en de best bewaarde van al de honderdjarigen

                buitengewoon gevierd worden.

                Buiten de 105-jarige moeder Diddens bezit deze gemeente nog een tiental 90-

                jarigen, allen zeer wel te pas en waartusschen nog een r....enz...”

     

    1910 – 10 oktober – Gazet van Mechelen :

     

                Moeder Diddens’ 105de verjaardag te Duffel gevierd.

                Wij zijn gisteren moederken Diddens gaan helpen feesten, het vrouwken met haar

                eindeloosen adem, dat wij over 5 jaar reeds als eeuwelinge hebben begroet.

                De brave ziel is weinig veranderd sinds haar tienden kruisken, en alles laat

                verhopen dat wij haar binnen 5 jaar zullen mogen proficiat wenschen over haar

                elfde...ten minste als wij het beleven.

                Want ’t is altijd de jongste niet, die staat mag maken op de langste nacht.

                Wie zal er bijvoorbeeld voorzien hebben dat van ’t gezegend drietal, dat wij

                voor vijf jaar aan mevrouw Diddens ‘ haard leerden kennen de jongste dochter,

                niet de oude moeder, naar den hemel zou gaan ?

                Doch is Seraphine heengetogen –op 63 jaar, maar- zegt de jubilarisse met een

                zucht- Melanie bleef, eene nog kloeke zeventigjarige thans, en nooit heeft de

                eerbiedwaardige ouderlinge kunnen ondervinden dat zij maar één bewaarengel

                meer heeft.

                ...

                ...De Mei werd geplant, het jaarschrift aan den gevel geklopt, de peerden

                geroskamd die in den stoet moesten, de triomfklokke geluid en de grove stemmen

                van gelost tot in de naburige dorpen te laten weten welke een glorieuze datum

                over de bloeiende bakermat van Killiaan gekomen was.

                ...”

     

    1910 – 14 oktober : Gazet van Mechelen : Duffel – Ongelooflijk.

                “Ongelooflijk groot was de toeloop van volk om de feesten der 105-jarige van

                Duffel te zien en onbeschrijfelijk de geestdrift en toejuichingen op moederkens

                doortocht.

                Om dan iedereen het genoegen te verschaffen dat minzaam menschke –en echt

                koddig ding – te komen bewonderen is de gemeenteoverheid met het Feestcomiteit

                overeengekomen om den stoet nogmaals te doen uitgaan op 16 October, dinsdag

                van jaarmarkt kermis.

                Merk wel aan dat dit wondervrouwke weer gansch den stoet zal volgen.”

     

    1910 – Schepen die aanlegden aan de kaaien van de Zennebrug te Leest – Periode 1910.

     

    Datum       Naam v.h            Inhoud v.h Lading      Komende  Ledig  Naam v.d.  Kaai van

                        schip                  schip          schip         van            naar    schipper

    12/10/1910 Lewie Kop          49 ton     40 t kolen    Boom      Boom   Lowie Kop  Apers

    05/11/1910 Marie Jozef         57 ton     57 t kolen    Boom      Boom   De Bruyn    Apers

    10/12/1910 Twee Gebroeders 40 ton    32 t steen     Traag     Heindonk Boschmans Apers

    15/12/1910 Jozefien               49 ton    32 t steen  en  Boom  Boom   Nante Bosman Apers

                                                                        pannen

    19/12/1910 Jozefien               49 ton      32 t steen     Boom     Boom Nante Bosman Apers

    22/12/1910 Jozefien               49 ton      32 t steen     Boom     Boom Nante Bosman Apers

    24/12/1910 Jozefien                49 ton     32 t steen     Boom     Boom Nante Bosman Apers

     

    Betaalde vergoedingen voor het lossen aan de kaai van Apers Jozef – Jaar 1910:

                                                                                                                      

                                                                                                                         Fr Ct                                                                                                                     

    December 12  gelost 30-duizend stenen aan 5 centiemen                            1, 50

    “                12 gelost pannen en vorsten                    

    “                17 Doren Teughels Hombeek steen 32-duizend                         3, 20

    “                21 Doren Teugels Hombeek steen 32-ton duizend                     3, 20

    “                22 Doren Teugels Hombek steen gelost  32-duizend                  3, 20

    “                24 Doren Teugels Hombeek steen gelost 32-duizend                  3, 20

    “                12 Tist Beulens een schip steen 32-duizend en pannen               3, 20

    (originelen eigendom Eddy Apers+ details andere jaren)

    22-02-2012 om 07:13 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1909 – “De kaairechten bedroegen 0.10 c per ton gelost  of geladen op de lengte der

                kaaimuren ; bomen betalen à.25 c.

                Mest, beir of andere vetten voor den landbouw, zijn vrij van recht.

                De rechten zijn dubbel, bij geval de waren meer dan eene maand op de kaai

                blijven.” (GA)

     

    1909 – Gazet van Mechelen – zaterdag 2 januari 1909 :

               

                                     Eene Dievenbende op strooptocht.”

     

                Eene bende dieven heeft in den nacht van woensdag op donderdag eene

                verkenning gedaan in den omtrek van Mechelen, Battel en Leest.

                De schelmen schijnen eerst naar Leest te zijn gegaan om vervolgens naar Battel

                en Mechelen te komen afgezakt.

                Hunne ondernemingstocht heeft ditmaal een weinig weg van het vermaard

                kluchtspel “Robert en Bertrand” of de Lustige Bandieten.

                Men oordele liever : het was rond half twee in den nacht als de dieven eene ruit

                uitsneden en binnenbraken in de woning van Jan Verschueren Leest-Heide.

                Hier vertoefden zij niet lang en was de buit van weinig betekenis.

                Zij vertrokken al vlug naar de woning van Jan Smets, Leest-Dorp, het was alsdan

                bijna 2 ure. Smets is de stoker van M. Van Diepenbeeck, brouwer te Mechelen.

                Hier eveneens kropen zij langs het venster binnen en gaven een kort bezoek en

                trokken weer heen, zonder eigenlijk te vinden wat zij graag verlangden.

                Het was kwart over 2 ure als zij bij Arnold Teughels aanlandden.

                Hier waren ze volop aan hun werk binnen het huis, als vrouw Teughels, door een

                gerucht gewekt werd en dadelijk een luchtgat opende in den planken vloer der

                slaapkamer, dat uitgaf in de herberg en waardoor zij alles kon zien wat er

                beneden plaatsgreep.

                Zij zag drij personen met licht weg en weer lopen en fluisteend tot elkander

                spreken. De vrouw wist genoeg. Opeens riep zij door het luchtgat naar beneden :

                “Hé, schiet maar ! Schiet maar !” Juist alsof zij dit tegen haren man riep.

                Eén der bandieten blies in zijn haast het licht uit, en heel de ploeg verdween

                langs het venster.

                Ze hadden in haast hunnen buit vergeten.

                Van hier ging het regelrecht naar Battel...enz.

                ...de politie van Mechelen heeft daarover donderdag morgen een onderzoek

                ingesteld en de rechterlijke politieagenten Neutiens en Van Ginsbergen zijn per

                velo naar Battel en Leest geweest, om alles ter plaatse te gaan waarnemen.”

     

    1909 – 30 januari – Gazet van Mechelen : Een Man Versmacht.

                “Men meldt ons uit zeer geloofbare bron, dat de werkman De Meyer, wonende te

                Leest, die alle dagen naar Brussel gaat werken, aldaer woensdag door het

                springen eener buis, versmacht is geworden.

                De dood was oogenblikkelijk. Nadere inlichtingen ontbraken.”

                (Gvm-zaterdag 30/1/09)  

     

    1909 – In dat jaar maakte de fanfare “Arbeid Adelt” een merkwaardige uitstap.

                Bestemming van de reis was Antwerpen, meer bepaald het Bestendig Festival,

                en  men ging er naartoe per “plezierboot”, langs de Zenne. (DB-1/5/1958)

     

                1909 gaf 12 lotelingen voor de militielichting.

     

    1909 – 1 januari : Vanaf heden kreeg veldwachter Isidoor Constant Van Hoof 100 fr

                meer jaarwedde : “overwegende dat de tegenwoordige jaarwedde van 800 franks,

                de geringste is van al de gemeenten van ’t kanton.”

                De jaarwedde van de gemeentesecretaris bedroef 1000fr,  die van

                hulponderwijzeres  Mathilde Hellemans 1300 frank.

     

    1909 – Vanaf 1 januari werden de “keurrechten op het slachtvleesch” als volgt

                samengesteld :

                paarden, ezels, muilezels, stieren, ossen, koeien en vaarzen per hoofd : 2,50 fr.

                Kalveren, schapen, varkens per hoofd : 1,00 fr.

                Lammeren, geiten en speenvarkens per hoofd : 0,50 fr.

                Die keurechten werden niet geheven voor dieren afgemaakt of gestorven

                tengevolge van ziekte of ongeval, wanneer die dieren toehoorden aan

                inwoners van Leest. (GA)

     

    1909 – 16 januari : Brief van het Leestse gemeentebestuur  gericht naar dat van

                Mechelen :

                “Wij nemen de vrijheid Uwe welwillende aandacht in te roepen betrekkelijk den

                slechten toestand der wegenis tusschen Battel en de grens onzer gemeente, en

                bijzonderlijk aan de woningen langsheen dien steenweg op de warande.

                Aangezien er op die plaats hoegenaamd geene grachten bestaan loopt het water

                der daken naar den weg, die veel lager is dan de nevenstaande woningen en

                landen, en het moet er blijven, door gemis aan afleidingen.

                Op het hoog gedeelte nabij den molen, worden de zoomwegen bij den minsten

                stortregen weggespoeld, en de stenen worden blootgezet aan het water, wat het

                wisselen van rijtuigen bijna volkomen onmogelijk maakt.

                In dezen toestand zou kunnen voorzien worden zonder grote onkosten, met op het

                hoog gedeelte van de bergen, eene grondlaag af te halen, en deze aan te brengen

                langs den kant van Leest, zou men dus verhooging bekomen in het laag gedeelte,

                en te meer de tegenwoordig bestaande beklimming verminderen...”

                Honderd jaar later spreken oudere Leestenaars nog spottend van de “Battelse

                Bergen”.

     

    1909 – 14 februari : Brand in de Blaasveldstraat.

                Ditmaal moest de “havermeyt” van August Verbruggen er aan geloven.

                Kwaadwilligheid werd niet uitgesloten en de gendarmerie werd belast met het

                onderzoek. (GA)

     

    1909 – 4 april : Vermoedelijke stichtingsdatum van de onafhankelijke toneelvereniging

                “Eendracht en Vrede”

                Eerste voorzitter was A. Moyson, secretaris Meester J. Dumond.

                De vereniging werd gesticht in zaal Sint-Cecilia bij het echtpaar Theodoor

                (Dorreke) Van den Heuvel – Maria (Suska) Steenackers. (later herberg

                De Drij Gapers).

                Guido Hellemans baseerde zich voor deze datum van stichting op een

                Reglement van 4 april 1909 (De Band-oktober 1985).

                De vereniging werd ontbonden rond 1921-22.

                Volgens Alfons Hellemans zouden een aantal jongere leden verzocht hebben

                om eigenhandig een toneelstuk op te voeren voor zichzelf en met het

                beschikbare materiaal. Het bestuur weigerde maar de jongeren hielden voet

                bij stuk. Dit zou aan de basis van de ontbinding gelegen hebben.

                Op zondagen 25 december 1921 en 1 januari 1922 vond het laatste optreden

                van “Eendracht en Vrede” plaats.

                Op 19 en 26 februari speelde de nieuw opgerichte toneelvereniging Rust Roest

                voor de eerste maal, eveneens in de zaal van Theodoor Van den Heuvel met niet

                minder dan zes oudspelers van Eendracht en Vrede in hun rangen.

                In 1920 hadden reeds afgescheurde leden van Eendracht en Vrede “De Moedige

                Vlamingen” opgericht, een afdeling van de muziekmaatschappij Sint-Cecilia.

                Zij speelden in de zaal “de Boerenhandel” bij P. Van den Eede.

                Deze toneelvereniging werd in 1929 ontbonden.

                (Guido Hellemans in DeBand  oktober 1985)

     

    1909 – 8 april : Hoofdonderwijzer Dumont ontving, uit handen van de  burgemeester,

                het kruis van 1ste klas voor bewezen diensten in het onderwijs gedurende meer dan

                35 jaar.

     

    1909 – 25 april :

                “Op zondag 25 april omtrent half elf ’s avonds keerde den genaamden

                Huybrechts Jan, arsenaalwerkman, wonende Scheerstraat, huiswaarts en

                gekomen tot op den hoek der haag van den hof van Ivo Jacobs, is hij aangerand

                geweest door twee manspersonen.

                Een der mannen bracht hem drie sneeden toe waarvan eenen over den arm en

                twee over de borst, doch het kleedsel alleen is doorsneden.

                Huybrechts heeft zijne aanranders niet kunnen herkennen.

                De gendarmerie werd belast met het onderzoek.” (GA)

     

    1909 – 7 juni :

                “Omtrent 10 ure voormiddag is er door 30 ruiters van het regiment artillerie

                onder bevel van eenen onderofficier van het regiment schutterij te Mechelen

                in garnizoen, door het graan en den klaver gereden geweest op het land in

                huur bij Lauwens Jan Piet, landbouwer Winkelstraat Leest.

                Landbouwer Lauwens diende klacht in en de schade bedraagt volgens zijne

                schatting 40 frank .” (GA)

     

    1909 – 26 juni : De laatste brand van een hele reeks vonds plaats in het karhuis van

                August Boey uit de Kleinheidestraat.

                Gelukkig konden de vlammen tijdig geblust worden.

                Ook hier was kwaad opzet in het spel, maar ditmaal had men een verdachte,

                de genaamde F.V.K. uit Heffen.

                De afloop van deze zaak bleef ons verder onbekend, maar de pyromaan was

                waarschijnlijk onschadelijk gemaakt want Leest bleef een hele tijd gevrijwaard

                van branden.

     

    1909 – 15 augustus : Bij Theophiel Verschueren uit de Scheerstraat werden voor de

                tweede keer deze week kippen gestolen.

     

    1909 – 28 augustus : Passage uit een brief van burgemeester Bernaerts gericht aan de

                arrondissementskommissaris :

                “...in Leest is er weinig of geene leurhandel daar het hoofdbedrijf landbouw is.

                Voor het algemeen worden de leurders zeer slecht gezien en gehouden door de

                bevolking, en ook op ongunstige wijze ontvangen door de inwoners, dewelke de

                leurders voor het groot deel als nietsdoeners en spioenen aanzien...”

     

    1909 – 18 december : De weduwe Van Moer, “barreelpachtster op den steenweg Battel-

                Thisselt”, werd een vermindering van 90,65 fr toegestaan op haar pachtprijs

                omdat het verkeer een drietal maanden was omgeleid richting Mechelen.

                Per jaar betaalde ze 1170 fr aan de gemeente.

    22-02-2012 om 07:09 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1908 – Dat jaar werden er 13 lotelingen ingeschreven voor de militielichting.

     

                Opcentiemen : 67 op de grondbelasting, 65 op het patentrecht. Verder werd er

                door de gemeente geen andere belasting geheven dan de “barreeltol” die 1.195 fr

                (via verpachting) opbracht.

     

                Het aantal ingeschreven provinciekiezers voor de kiezing van 1908 bedroeg 316,

                goed voor  591 stemmen.

     

                “In de gemeente verblijft er slechts 1 beeldhouwer, met name Victor Huysmans,

                wonende Dorpsplein, dewelke dit beroep seders lang niet meer waarneemt..”

                (GA)

     

    1908 – 12 januari : Pro Justitia –

                “Wij Jaak Bernaerts, burgemeester-ambtenaar van politie der gemeente Leest...

                Op zondag twaalfden januari laatst omtrent 8u45 es avonds bezoht ik de herberg

                “De Groene Linde” gehouden door Frans Van Hoof te Leest Dorp alwaer den

                genaamden Frans Beullens, landbouwer wonende te Leest Kleinheidestraat,

                mij voor leugenaar en ezel schold. Aangezien Beullens in staat van dronkenschap

                verkeerde, heb ikzelf de herberg verlaten.”    

     

    1908 – 20 februari – Pro Justitia

                Voor Jaak Bernaerts verscheen  de 51-Jarige Judook Eugeen VERBRUGGEN,

                landbouwer en herbergier uit de Tisseltbaan volgende verklaring afleggen :

                “Op zondag den 16e dezer maand, omtrent  10ure30 ’s avonds is den genaamden

                Jan Frans DE RUYSSCHER, landbouwer, oud 20 jaren, wonende te Leest

                Tisseltbaan nr.1 in mijne herberg gekomen in staat van dronkenschap.

                Ik heb aan De Ruysscher doen opmerken dat mijne herberg aan hem verboden

                was door de onderzoeksrechter van Mechelen, en hem verzocht hebbende de

                herberg te verlaten, heeft De Ruysscher de volgende woorden geuit :

                “nu ziet ge me nog, maar in het kort zal uw geheel huishouden schreien.”

                Tussen half twaalf en twaalf ure dezelfde dag is De Ruysscher weder in mijne

                herberg gekomen en den drank is hem nogmaals geweigerd...

                Getuigen waren maalder Leonard Lauwers en landbouwer Theophiel Van Aken.  

     

    1908 – 22 februari : Er ontstond opnieuw een brand in de gemeente. Ditmaal was de

                landbouwer Victor Corneel De Greef uit de Tisseltbaan het slachtoffer.

                Zijn woning, schuur en stal werden gedeeltelijk vernield. (GA)

     

    1908 – Vijf dagen later maakte Gazet van Mechelen alweer melding van een brand te

                Leest :    Leest – Hoeve afgebrand.

                “Verleden zaterdag namiddag is alhier gansch de hoeve in asch gelegd van den

                landbouwer Spoelders.

                De bewoners waren op het veld aan ’t werken, als het vuur uitbrak.

                Een hevige stormwind vuurde de vlammen nog meer aan.

                Wanneer er hulp opdaagde, stond reeds heel de woning, stal en schuur in

                lichtelaaie vlammen.

                Er was bovendien gebrek aan water en vandaar dat er bijna niets is kunnen

                gered worden.

                Meubelen, oogst, vee en landbouwersgerief zijn door de vlammen vernield.

                De schade beloopt verscheidene duizenden franks !” (GvM-27/2/1908)

     

    1908 – 19 maart : De gemeenteraad besloot de Tiendeschuurstraat te “herleggen met

                kassei van betere hoedanigheid, op eene breedte van 3 meter.” (voordien was

                de breedte 2,5 m)

     

    1908 – 2 april : Proces Verbaal

                Voor burgemeester Bernaerts verschenen :

                -Frans Florent Huys, landbouwer en beëdigd jachtwachter, 43 jaar, wonende

                te Leest Koeistraat die verklaarde als volgt :

                Op zondag 29 maart laatst omtrent half tien ’s avonds stond ik op straat, aan

                de deur der herberg van weduwe Goovaerts Winkelstraat alhier, en ik hoorde

                den genaamden Antoon Eduard Absillis, werkman wonende Leest Dorp, zeggen

                “Als den Huys, mij bedoelend, hem dierf ammenderen, dan zal ik hem schieten

                dat de darmen uit zijn lijf zullen vallen.”

                -Alfons Van Riet, landbouwer en beëdigd jachtwachter, 27 jaar oud, wonende

                Hombeek Pikkery, Rechtestraat verklaarde dat Antoon Eduard Absillis het

                volgende gezegd heeft :

                “Wie zit er in de Zenne, Huys dien rossen duivel, ik gaan met den lichtbak en als

                gij er nog durft aanmaken dan zal ik u allebei omverschieten. Absillis heeft mij

                gepakt en wij zijn tusschen de stoelen gevallen, den baas der herberg heeft hem

                vastgegrepen en terwijl heeft Absillis mij tusschen de benen geschupt.

                Buiten zijnde riep Absillis op baas Fierens : zet hem buiten, ik zal hem met mijn

                mes van onder tot boven openschorpen, dit zal zijn leven kosten.”

                Geuigen hiervan : Landbouwer Florent Fierens uit de Koeistraat,  landbouwer

                Antoon Leemans uit de Tiendeschuurstraat, werkman Emiliaan Fierens uit de

                Tiendeschuurstraat, landbouwer Jan Spruyt uit de Winkelstraat en landbouwer

                Frans Fierens uit de Koeistraat.       

     

    1908 – 16 april : Bewoners van de Koeistraat, de Scheerstraat en de Grote Heide

                vragen het gemeentebestuur om kiezelwegen.

     

    1908 – 21 mei – Proces Verbaal

                “Voor ons Jaak Bernaerts, burgemeester, ambtenaar van politie der gemeent

                Leest, verschenen :

                -Leonie Cooremans, dienstmeid, oud 20 jaren, wonende Leest Scheerstraat

                en Van denr Elst Jan Baptist, werkjongen, oud 14 jaren, wonende te Leest

                Scheerstraat, dewelken verklaarden :

                I. de eerstgemelde, gezien te hebben dat Schaerlaken met zijne sloef, Nuytkens

                sloeg en hem volgde tot den herberg van Vloeberghen.

                II. de tweede gemelde gezien te hebben dat Schaerlaken met zijnen sloef

                Nuytkens sloeg...”

     

    1908 – 16 september : Staatstelegram voor “Secrétaire communale Leest”

                “Prière faires savoir  urgence si Joseph EICH Allemand 17 ans réside encore

                à Leest, et chez qui – discretion –

                       Procureur Roi Coppens”.

     

     

    1908 – Op 29 november rond 06u30 ontstond  er brand in de woning van Jan Baptist

                Lauwens, een fabriekswerkman, Kapellestraat nr.1.

                Ditmaal zou er geen kwaadwilligheid aan de basis liggen. (GA)

     

    1908 – 10 maart : Rechtbank van Mechelen : Wildstropers te Leest.

                “S. En H. van Leest, welke aldaar met eenen lichtbak hadden gejaagd verschenen

                voorde rechtbank welke hen veroordeelde elk tot acht dagen gevang, en S.

                daarenboven tot nog 200 fr boete of eene maand gevang.” (GvM-10/3/1908)

     

    22-02-2012 om 07:06 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1906 – Gazet van Mechelen – woensdag 10 oktober :

     

                Duffel : de honderdeneenjarige vrouw.

                “Maandag vierde moederken Diddens haren geboortedag, zij telt nu 101 jaar.

                Eene plechtige mis van dankbaarheid woonde zij bij om 7 ure en trad ten H.

                Tafel.

                ’s Avonds om 8 ure, werd haar eene serenade gegeven door de maatschappij

                “de Volksvrienden”, terwijl de heeren voorzitter en bestuursleden haar kwamen

                gelukwenschen.

               Moederken Diddens, zeer opgeruimd, hief een liedje aan en nodigde de heeren

                tot een rondedans.

                Eenige oogenblikken later was het de maatschappij “Sint Cecilia” met de

                gemeenteoverheid welke eene serenade bracht.

                Na de gelukwenschen uitgedrukt door den heer Burgemeester heeft zij uit volle

                borst gezongen : “Lang zullen zij leven !”. “

     

    1906 – 8 december : Rijksveearts Van Passen uit Willebroek werd als gemeentelijk

                vleeskeurder aangesteld, dit in vervanging van Dhr Slachmuylders.

     

    1907 – Aantal lotelingen : 14.

     

                België spande in 1907 de kroon in Europa door één drankgelegenheid per 35

                inwoners te tellen. Leest bezat 52 herbergen.   

     

                Het “Bureel der Kerkmeesters” was als volgt samengesteld:

                Voorzitter P.A.Cnops, schatbewaarder P.Ed. Vloeberghen, secretaris Aug. De

                Ruyssscher.

                Kerkenraad : Aug. Cnops voorzitter en Aug. De Ruysscher secretaris.

     

                In 1907  rond 06u30 (datum niet bekend) bemerkte de 21 jarige

                meubelmakersgast Victor Stevens uit de Kouter, in de Zenne nabij de brug,

                een lijk drijvende in het water.

                Victor Stevens haalde er een haak bij en trok het lijk aan de kant.

                Het bleek het lijk van een man te zijn, gekleed in werkklederen en met klompen

                aan de voeten.

                Later geidentificeerd bleek dat het ging om zekere Corneel Verschaeren, een

                62-jarige dagloner uit Mechelen (Auwegem Winket Spreeuwenhuis nr. 31)

                en echtgenoot van Theresia Steemans. (GA)

     

    1907 – 6 juli – Pro Justitia

                Voor burgemeester Bernaerts verscheen de 37-jarige jachtwachter en landbouwer

                Pieter Jan Van der Elst uit de Scheerstraat als getuige van een burenruzie :

                “...aan de gendarmen heb ik gezegd als volgt. Stephanie Huysmans zegde aan

                Sophie Cnops : “gij zijt voor den hem, want anders zoudet gij uwen poef bij mij

                komen betalen.” “Gij weet,” zegde Sophie Cnops hierop, “met welk uwen man

                in het gasthuis heeft gelegen.” Ik heb aan de gendarmen gezegd bij de

                ondervraging dat ik verder geenen tijd had om nog langer te spreken daar ik

                moest gaan werken...”

     

    1907 – 27 juli – Pro Justitia

                “Voor ons Jaak Bernaerts, burgemeester, ambtenaar van politie der gemeente

                Leest, zijn verschenen :

                I. Maria Josepha STEENMANS, landbouwster, wonende te Leest Winkelstraat

                10, echtgenote Victor De Hondt, die verklaarde als volgt :

                Op donderdag 27 juli laatst omtrent 5 ure middag, terwijl mijne zoon met mij

                op het land werkte, heeft de genaamde Seraphina SPRUYT, en de meid haars

                vaders, beginnen te roepen, de pastoor is ook aan ’t patatten steken, ge hebt de

                weezen bedrukt. De knecht van Spruyt, den genaamden Desmedt Jan, is begonnen

                met steenen te werpen, en heeft mij een blessure op den buik geworpen.
                Op heden 27 juli hebben de knechten van Spruyt mij nogmaals uitgescholden.

                2. Frans Emmanuel DE HONDT, student, wonende te Leest, Winkelstraat 10,

                verklaarde dat dochter Spruyt bovenvermeld, de meid en de knechten hem

                spotsgewijs toeroepen : de pastoor is ook aan ’t patatten steken, ge hebt de

                weezen bedrukt, ik heb den genaamden Desmedt met steenen naar mijne moeder

                en mij  zien werpen, waarvan een steen mijne moeder op den buik trof.

                Op heden 27 juli kwam ik rond 6 ure ’s morgens, met een kruiwagen klaveren

                van het land, en zijnde aan de woning Spruyt kwam Jan Spruyt naar mij, ik zette

                mijnen kruiwagen ten gronde en Spruyt heeft mij bij de keel gegrepen zeggende

                “gij zijt wel dat ge voor uwen man niet goed zijt”. Daarna terugrijdende kwam

                Jan Spruyt mij nogmaals tegemoet zeggende : “ge moet niet bang zijn, ik zal niets

                meer doen”, dit is door mijne moeder gehoord geweest.

                Den genaamden Frans Jan Fierens, landbouwer te Leest, Koeistraat en zijne

                zoon en Francisca Van den Heuvel, echtgenote Peeters Louis, Winkelstraat

                zouden eenige getuigenissen van bovenvermelde feiten geven. Dagelijks worden

                de beide klagers door het huishouden Spruyt en de kinderen bespot.
                Van hetgene voorgaat hebben wij opgemaakt het tegenwoordige procesverbaal

                hetwelk na lezing getekend door ons en de verschijners.”

     

    1907 – 9 september : “De nacht van 9 op 10 september zijn er in de gemeente twee

                graanmijten in brand gesteken op het land van Frans Theodoor Lauwers,

                landbouwer uit de Bist.

                Een dezer meyten was geplaatst tegen den gevel der schuur, en eene derde meyt

                nabij staande heeft ook vuur gevat.

                Den brand is niettemin kunnen uitgedoofd worden dank aan den moed en

                schranderheid van gewekte geburen.

                Geene de minste inlichtingen kunnen gegeven worden. De graanmyten waren niet

                verzekerd en de schuur en woning zijn gespaard gebleven.

                De gemeente werd waarschijnlijk geteisterd door een pyromaan want verder lezen

                we :

                “Tusschen zondag en maandag laatst is er een strooiselmyt in brand gestooken

                aan de woning van Eugeen Verbruggen, herbergier uit de Thisseltbaan, waarvan

                de daders ook onbekend zijn.

                Beide branden schijnen aan kwaadwilligheid toe te schrijven zijn.” (GA)

     

    1907 – 12 september : Gemeenteraad :

                “Gezien de vragen gedaan door de doelschuttersmaatschappijen “HOOP EN

                MOED” en “DE JONGE LEERLINGEN”, strekkende tot het bekomen van

                toelagen, om de onkosten te helpen bestrijden van prijsschietingen, welke zij in

                1908 voornemens zijn te geven, ter gelegenheid der viering van hun 25 jarig

                bestaan, besluit de Raad éénparig aan ieder der maatschappijen een toelage te

                verlenen van 25 fanks..”

     

    1907 – 21 december : Jan Baptist Verbergt en Marcelin Lemmens legden de eed van

                trouw af, als nieuwe gemeenteraadsleden, in handen van burgemeester Bernaerts.

                Pieter Pingnet, onderpastoor, werd benoemd tot lid van het Weldadigheidsbureel

                en Jaak Fl. Troch tot gemeentegrafmaker in vervanging van F.L.Troch.

                De jaarwedde van de grafmaker bedroeg 25 frank.

    22-02-2012 om 07:05 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1906 – Alfred OST schilderde dorpsfort van Leest

                “Leest had al voor en nog veel jaren na 1800 een soort van hoofdstraat

                met 10 huisjes, deels 6 neringdoeningen, waarvan 5 met een winkeltje en op het

                erf van een boerderijtje, drie Marollenketen.

                Op de hoek Dorp-Kouter, woonde een halve eeuw later, de kolenhandelaar.

                Op een perceel tuin voor zijn huis, liet die Meulemans een schuur bouwen,

                waardoor de dorpsplaats het uitzicht kreeg van een vesting, met enkel

                toegang van amper vier meter breed, tussen de schuurgevel en gevel aan

                de overzijde van de herberg “In de groene linde”.

                Dat is duidelijk te zien op een akwarel van Alfred Ost uit de jaren +/- 1906.

     

                Samen met A. Ost maken we een wandeling aan “De Plaetse”.

                Enkele witgekalkte huisjes staan keurig in ’t rond. Ze vormen de Dorpsplaats

                van Leest.

                Het typisch Leests kerktorentje steekt boven de huisjes uit. Er gaat een indruk

                uit van landelijkheid en rust.

                (Karel Soors in de periodiek Ost-Info nr.40 , herfst 1994.)

     

                Alfred Ost (°Zwijndrecht 1884, +Antwerpen 1945) was voor de eerste

                wereldoorlog een aanhanger van het anekdotisch realisme : hij gaf dit echter

                dikwijls een symbolische dimensie.

                Onder invloed van de oorlog werd zijn werk gekenmerkt door een diep sociaal

                medeleven. 

                Ost ontwikkelde zelfstandig een kunst die losstaat van de grote esthetische

                problematiek van zijn tijd. Hij beeldde landschappen, figuren, bloemen en

                vruchten uit, maar bij voorkeur koos hij dieren, vooral trekpaarden, als thema.

                (Grote Nederlandse Larousse)

                In 1902 verhuisde het gezin Ost naar Mechelen . Hier brak het kunstenaarstalent

                van Alfred Ost volledig open. Hij volgde lessen schilderkunst aan de academies

                van Mechelen en Antwerpen.

                Typisch voor zijn werken tijdens deze Mechelse periode was de

                volksverbondenheid  met folkloristische trekken en pittoreske facetten, soms licht

                karikaturaal en hekellustig.

                (Alfred Ost 2003 – Biografie)

     

    1906 – “De prijs van eenen werkdag tot herleiding der hulp in onderhoudsdagen voor het

                jaar 1906 beloopt fr : 1.20.”

     

    1906 – Dat jaar werden door het “Bureel van Weldadigheid” 13 gezinnen volledig en 15

                tijdelijk  ondersteund.

     

                Werd gemeentesecretaris August Van den Bossche benoemd “tot het doen der

                aanstaande landbouwoptelling”.

     

                Telde de gemeenteschool 116 jongens voor 2 onderwijzers en de gemengde

                school 236 leerlingen voor 4 leerkrachten.

     

    1906 – “Het getal buitengewone opcentiemen door de gemeenteraad gestemd voor 1906

                is als volgt : grondbelasting 60, de gewone opcentiemen belopen tot 7. Te samen

                67.

                Personele belasting 58, de gewone opcentiemen zijn 7, samen 65.”

     

    1906 – Gazet van Mechelen – vrijdag 9 februari :

                Leest – Een Aardig Vermaak.

                “Dinsdag middag rond één uur, waren eenige bedronken lotelingen, alhier nog

                op zwier, en nabij de herberg “In de Warande” gekomen, staken zij eenen hoop

                aspergiën loof in brand, die aldaar nabij een hondenkot opeen gestapeld lag.

                In een oogwenk stond dit dorre loof in lichtlaaie vlammen, en dreigde den hond

                levend te verbranden.

                De lotelingen gingen bij het zicht van dit gevaar op de vlucht.

                De eigenaar en voorbijgangers kwamen toegelopen om het vuur uit te dooven.

                De schelmen zijn gekend en proces verbaal is tegen hen opgemaakt.”

     

    1906 – 12 maart – Gazet van Mechelen : “Springvloed met storm veroorzaken

                overstromingen in het Scheldebekken. Een dijkbreuk in het Zennegat met zware

                schade in Battel en Walem. Hombeek blijft grotendeels gespaard door deze

                dijkbreuk.” (KH)

     

    1906 – 15 maart : De gemeente Leest wordt “aangewezen tot het leveren van 4 gewone

                trekpaarden, bij op oorlogsvoetstelling des legers”.

     

    1906 – Gazet van Mechelen – zondag 15 juli :

     

                                           VELO ONGEVAL.

                Verleden donderdag ’s avonds, rond 7 ure, kwam de genaamde Neutjens Joannes,

                oud 29 jaar, brouwersgast en wonende te Leest (Heyken), in de Arme Clarastraat

                gereden per velo, als juist een gerij in deze smalle straat kwam aangerend.

                Neutjens werd van zijn rijwiel gesmeten en tegen den grond geslinged en bekwam

                erge wonden aan arm en hoofd.

                Men heeft het slachtoffer de eerste zorgen toegediend bij M. Rodhain, door M.

                Verhelst en later met een rijtuig naar Leest overgebracht.”

     

    1906 – 20 september : Brief van Burgemeester Bernaerts :

                “Op donderdag 20 september omtrent 4 ure namiddag is er door brand vernield

                eene graanmijt toehoorende aan Desire Slachmuylders, landbouwer alhier

                Capellebaan.

                Uit het onderzoek door den veldwachter gedaan is gebleken dat deze graanmijt

                in brand gesteken is door drij minderjarige kinderen of beter gezegd door Jan

                Juliaan Lauwens, oud 5 jaren, dewelke daartoe is aangezet door twee andere

                kinderen : Jan Karel Stevens, ook 5 jaren oud en Slachmuylders Emiel, kinderen

                wier ouders allen wonen te Leest.

                Wat aangaat de ouders der kinderen, dezen hun gedrag, leven noch zeden laten

                niets te wenschen gedurende hun verblijf in deze gemeente.

                Wat de waakzaamheid betreft deswegens kan ik melden dat kinderen in dezen

                ouderdom als bovenvermelden, gewoonlijk medegeleid worden naar het veldwerk,

                bijzonder in den verloftijd der school.

                Vader Slachmuylders heeft alhier verbleven van 28 juni 1894 tot 14 september

                1901, en heeft zich kortelings hier teruggevestigd.

                Vader Stevens,hovenierswerkman, verblijft in de gemeente sedert 20 februari

                1894.  

                En de weduwe Lauwens-Verhoeven verblijft hier sedert haar geboorte en mag met

                haar 7 minderjarigen als een voorbeeldige landbouwster doorgaan.”

                (getekend : de burgemeester van Leest, J.Bernaerts)

     

    22-02-2012 om 06:55 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1905 – Gazet van Mechelen – Donderdag 25 oktober 1905 :

     

                “Door ene koe gedood.

                Verleden zaterdag avond, leidde pachter Verstrepen van Leest, eene koe van de

                weide naar huis en had de leikoord om de hand gewonden.

                Onderweg ontmoette hij een automobielrijtuig dat gedurig signalen gaf.

                Het dier doordit lawaai verschrikt begon eensklaps te springen en te loopen en

                daar Verstrepen het leizeel niet kon lossen, dat door het trekken der koe al

                vaster en vaster ging, werd hij omverre geworpen en over den straatsweg meer

                dan 500 meters verre gesleurd.

                Ten laatste kon hij de koord met een mes doorsnijden, doch hij had zulke

                verschrikkelijke kwetsuren aan het hoofd bekomen dat hij eenige ogenblikken

                later den geest gaf.

                Men had hem in eene herberg binnen gedragen, doch het was reeds te laat.

                Verstrepen was 40 jaar oud en laat eene weduwe met verscheidene kinderen

                achter.”

     

    1905 – 16 november : De gemeenteraad besloot het kaairecht aan de Zenne vast te leggen

                op 10 centiem de ton en 25 ct per geladen of geloste boom.

                Er werd een taks geheven van 100 fr per jaar, op de “zangherbergen” (café

                chantants) , 50 fr per dag op tenten en  barakken of andere lokalen gebruikt voor

                danspartijen.

                “Orgels, orchestrions en automatieke speeltuigen tot het houden van danspartijen

                gebruikt” waren goed voor 5 fr per dag.

     

    1905 – “Op dinsdag 28 november in de voormiddag is de genaamden Joseph Scheers,

                werkman, Brusselschensteenweg nr 172 te Mechelen woonende, omtrent 5 ure

                ’s morgens, aangerand geweest.

                En dit omtrent den herberg  van Pieter Jan Nuytkens in de Thisseltbaan.

                Scheers was rijdende met zijn trapwiel naar Mechelen.

                De aanranders waren twee zwart gemaakte personen. Hij  heeft twee slagen

                gekregen, de lanteern van zijn rijwiel hebben zij beschadigd en onbruikbaar

                gemaakt, doch hij heeft zijne aanranders niet kunnen herkennen.

                De veldwachter werd belast met het onderzoek.” (GA)

     

    1905 – 30 november – Uit een brief van Burgemeester Bernaerts tot zijn ambtsgenoot van

                Mechelen :

                “Bij deze doen wij u kennen dat er langsheen de steenweg van Battel naar Leest

                op den weg langs den kassei veel grond weggespoeld is tengevolge der laatste

                regens.

                Derwijze dat de sluitstenen van den kassei dreigen om te vallen.

                Dientengevolge...verzoeken wij u vriendelijk van zonder verderen uitstel de

                nodige herstellingen aan de zoomwegen van bedoelden steenweg te willen doen

                uitvoeren. Den onderhoud van het bed van den kassei is tot onzen last, maar

                geenzins dien der zoomwegen...”

     

    1905 – 14 december : De gemeenteraad keurde enkele veranderingen goed aan het

                gemeentehuis : het secretariaat diende vergroot en het “gevang” verplaatst,

                “derwijze dat dit laatste van de straat verwijderd zou worden”.

                In dezelfde raad verkreeg de maatschappij “Oud-Wapenbroeders” een  toelage

                van  300 fr voor de inhuldiging van hun vaandel.

     

    22-02-2012 om 06:51 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1905 – Gazet van Mechelen – 4 oktober :

     

                Maria Theresia “Moederke” DIDDENS – 100 jaar.

     

     “Zij die gedurig zeggen dat zij geen honderd jaar zouden willen worden, moeten zondag eens naar genoemde gemeente gaan, om te zien hoe zwakweg nog, moeder Diddens hare tien kruiskens draagt.

    Dt is geen honderdjarige, dat is iemand die hoogstens tachtig lenten heeft beleefd, ja lenten, want zooveel winters kunnen er onmogelijk over haren omgebogen rug zijn gekomen.

    Zij gaat en staat nog, bezoekt wekelijks de woon van O.L.Heer haren besten vriend, de Eenigste die haar overleefde.

    Haar verstand is nog zo frisch en jeugdig, haar gestel zoo ongedeerd, dat de tijd die er zijnen tand aan waagde, de moeite toedroeg.

    Rond 1 uur gisteren belden wij aan het renteniershuisken, krakend van netheid binnen en buiten, waar de brave eeuwelingen eene welverdiende rust geniet in het zoo zorgvuldig gezelschap van hare twee overgebleven kinderen.

    Moeder was slapen, zegde mij juffer Serafiene, dat deed ze dagelijks : reeds voorzagen wij een mislukte reis, maar als de eerzame dochter hoorde dat het moeders “Gazet” betrof, moesten wij ons zetten en er hielp geen tegenstribbelen om uitstel, wij zouden moeder zien en spreken.

    Een ogenblik later stond ze daar, met klinken en navorschenden blik den journalist aankijkend en hem eindelijk een hand toestekend bij een vriendelijk woord van welkom.

    Vertrouwelijk, genietend onze kerschversche maar toch innige genegenheid, hebben we dan saam gelachten, verteld, gefilosofeerd en, rechtzinnig gezeid, vergeten dat de vrouw die voor ons zat meer dan tweemaal zoo een lange levensdraad werd toegemeten dan ons

     

    tot nu toe werd verleend, en wij die dikwijls over onze jaren pruttelen !

    Zij deed haar eerste communie in ’t jaar 16, ’t ellendigste jaar der verleden eeuw.

    “De patatten rotteden op ’t veld en ’t koorn schoot op,” zegt ze, “dan was ’t hongersnood, de mensen liepen ’t veld op en vielen dood van honger !”

    Nog dieper daalt zij in den voorraad harer herinneringen :

    “In ’t jaar 14 waren de Pruisen hier, ’t was ruw volk, ze sprongen in den stal met blooten sabel en kapten en kerfden als duivels... en als Pius VI gevangen was door Napoleon dat hij door de koude werd gesleurd en de soldaat die bij hem was zijnen mantel op hem lei.”

    Als wij haar vragen of zij het kasteel van Antwerpen heeft weten beschieten, lacht zij ons spottend toe, alsof wij nieuws van over 14 dagen zouden gevraagd hebben.

    “Wel, wel, ’t kasteel van Antwerpen en gehoord ook, de kanonschoten : drie jaar heeft er Chasse opgezeten, maar de Franschman heeft hem weggejaagd.”

    - Het doet me toch plezier dat ge gekomen zijt, zegt de oude, en vat onze hand.

    Wat ik liefst lees in uwe gazet, dat is van Keizer Frans Jozef en weet gij waarom ? Omdat hij ook bieën houdt.

    Zij is er altijd voor geweest voor de bieën, haar vader hield er, haar man heeft er gehouden, zelfs weet ze nog een dichtje, dat ze zong op tienjarigen ouderdom, gerucht makende met eenen ketel, om den beoogden zwerm te doen in den korf dalen, hoor :

    En ik bezweer u, koning der bieën,

    Dat gij zult komen vullen in ’t gras.

    Om te geven honig en was

    Om Gods altaar te versieren.

    Dit alles werd zoo klaar uitgedrukt, zoo gemakkelijk in der ouderlingen geest ontworpen, dat wij verschoonbaar zijn, zoo wij soms de vrouw die voor ons zat, van “haarzakkerij en kerstzaken” hebben verdacht.

    Maar hare hooge jaren zijn vastgesteld niet door de kerven die de tijd op de schors haren levensboom sneed, de engel der vernieling behandelde haar als een troetelkind, maar door het doopboek van haar geboortedorp LEEST  waar zij op 8 october van ’t jaar 1805 het eerste levenslicht aanschouwde.

    Hare ouders waren landbouwers. Zij trouwde op 32-jarige leeftijd den vader harer twee overgebleven kinderen en leefde er 48 jaar mede in vree, geluk en trouwe plichtsbekrachtiging.

     

    De landbouwstiel die nu, zoowel als in Abel’s tijd, de aangenaamste is in Gods oogen, verschafte haar brood.

    Zij won vijf kinderen waarvan nog twee leven, Melanie en Serafiene, die moeder, zij verklaren het ons in allen eenvoud, “veel liever zien dan hun eigen leven”.

    “Gezond is moeder altijd geweest, buiten eens dat zij door den wreden typhus aan den boord van ’t graf werd gebracht”.

    En nochtans hebben wij gewerkt, verzekert de brave eeuwelinge denkend op die talrijke binnengehaalde oogsten, op die duizenden ketels melk in den stal gewonnen, over dat gedurig kampen tegen regen en wind, tegen de grillen van elk seizoen en de wisselvalligheden der zoo angstvolle broodwinning.

    Het werk, integendeel, deed haar goed zekert ons die moedige bespiedster harer huiswegen, de sterke vrouw van het evangelie, de moeder die goed geweest zijnde voor hare ouders, in hare twee kinderen – mijn twee kwezelkens blaast ze ons in ’t oor – twee engels treft.

    “Voor ’t overige zijn wij altijd christelijk geweest mijnheer,” zegt ons ’t moederke. “Altijd hebben wij samen den rozenkrans gebeden, ons volk naar de diensten laten gaan, langs daar ben ik gerust.”

    Zij toont ons haren leidsman van over tientallen jaren, haren zwartgebeierden stevigen rozenkrans die haar noch onder dag of nacht verlaat.

    Zondag – de goede ziel is er wat bang voor- komt de burgemeester van Leest haar gelukwenschen en zal de geestelijkheid en de wet van Duffel medefeesten met het heele dorp, dat algemeen moeder Diddens eert en acht.

    In ’t klooster werd zij al ontvangen en wij moeten mede met haar tot de slaapkamer, waar de reeds verkregen geschenken staan te pronken.

    Bij het vertrek heeft moeder haar glas dubbel garsten tegen onzen beker gestooten en gedronken op het heil van ons blad.

    Zelfs heeft zij ons beloofd erbij te zijn als de Gazet haar eeuwfeest viert. Want grappig is zij wel moeder Diddens. Zoo vertelde mij iemand dat zij hem verleden week nog had gezegd : “Nu spoed ik mij naar huis om te zien of mijne kinderen reeds te huis zijn, de dag van heden kan men er geene zorg genoeg voor dragen.”

     

    Wij vragen hier die drij zo voorkoomende hertelijke lieden verschooning, door ons gazetgebabbel aan meer dan honderd duizend lieden verteld te hebben, hoe braaf zij zijn.

    Eene zoo wondere eeuwelinge als degene die wij heden bezochten, daarmede moesten onze lezers kennis maken.”

     

    1905 – Gazet van Mechelen  - 9 oktober 1905 :

     

    HET HONDERDSTE JAAR VAN MOEDER DIDDENS,

    TE DUFFEL GEVIERD.

     

    “Van verre reeds, toen wij heden naar deze bevolkte gemeente stoomden, kwam de gepaleerde kerktoren ons tegemoet geloopen en zwaaiden de vlaggen en wimpels zijner gothieke spits ons welkom toe.

    Zoo stond hij daar in feestdos, en zag men thans in het zoo vaak door partijen verdeeld en gesplitst Duffel eene eendrachtige gemeente : allen, van minst tot meest, wilden moeder Diddens huldigen op den eersten dag van de tweede eeuw, die sinds deze morgen voor haar is aangevangen.

    Overal staken nationale, Duffelsche (rood en geel) of pauselijke vlaggen uit venster of dak. Jaarschriften waren er bij dozijnen, dichten bij de macht, en daarmede niet tevreden, hadden vele lieden hunne gevels met gemaakte – of veldbloemen versierd.

    Langs de Waarloos- Kerk- en Kiliaanstraten, langswaar de stoet in den nanoen moest voorbijkomen, had men sperren gepland, verbonden door ringen van gekleurd papier en veldgroen.

    Het weer verdient een pluimken, maar de zonne die nu en dan een pruilend gezichtje zette, deed regen vreezen, en zelfs kwamen tweemaal de regenschermen voor den dag. Doch alles bepaalde zich bij dat dreigement en enkele druppeltjes, die den milden gouden zonnelach, welke tijdens den heelen stoet aanhield, zoveel te hartelijker een aangenamer maakten.

    Wij gingen nogeens moederken groeten en werden er ontvangen als een harer kinderen : geerne vergaf zij ons dat wij verleden Woensdag heel haar leven aan het klokzeel hadden gehangen, en de eenvoudige schuchterheid van haar verdienstelijk bestaan haaden schuw gemaakt.

     

    Om elf ure, bij kanongebulder en klokgelui, werd de eeuwelinge naar Gods huis gevoerd, in een prachtig rijtuig met twee paarden.

    Voor haar gingen de heren gemeenteraadsleden van Leest – haar geboorteplaats – en Duffel, de flink gekostumeerde pompiers, en een vijftigtal onschuldige blonde kinderkopjes, als van engeltjes opgesierd, gekruld met moederlijke zorg en moederlijken trots.

    Zij deden bloemen regenen waar zij voorbijzweefden en schenen om ter schoonst met de zon te doen, welker stralen alles in goud en schittering zetteden.

    De kerk kon met moeite de aanwezigen bevatten : heel Duffel was daar om God te danken om die uitmuntende weldaad, in den persoon van moeder Diddens het dorp verleend.

    De hoogmis werd met zes heeren gezongen, en voltrokken te midden der diepste ingetogenheid.

    De Eerw. Heer Pastoor, na het Evangelie richtte van den stoel der waarheid het woord tot de jubilarisse.

    Hij verklaarde het woord Salomon’s : “De ouderdom ligt op den weg der

    rechtveerdigheid “ –en wist zijne parochianen en aanhoorders te ontroeren door de toepassing welke hij aan deze spreuk gaf, en de les die hij er voor ouders en kinders wist uit te halen.

    Na een Te Deum, den Heere uit volle borst toegezongen, en door die kerk vol geloovigen beaamd, werd de gevierde terug naar hare woon gereden, terwijl hare levensloop op het aria der Brabaconne voor de kerk vertolkt, aan 5 centen te krijgen was.

    Om half vier, brachten al de steen- en aardewegen die tot Duffel leiden, ongelooflijk veel volk aan. Ook de treins en stoomtrams losten er ontelbaren af, en toen de stoet in beweging kwam, waren koppen in plaats van kasseien te zien ter Kerkplaats, Kerk en Killiaanstraten.

    De stoet was uit een 70-tal maatschappijen samengesteld, en oneindig beter dan ’t geen men gewoonlijk te zien krijgt.

    De klassieke wagen van den landbouw ontbrak er weliswaar, maar in plaats van die verbeelde dorschende, boterende en drinkende boeren, had men ’t huwelijk van moeder Diddens over 68 jaar en de vier wagens der vier jaargetijden.

    De TROUW, een opgediende tafel, waar bruid en bruidegom, benevens een tiental genoodigden, het zich heerlijk lieten smaken, en zongen als om spijs, deed iedereen hartelijk lachen, maar wat nog meer opziens baarde, waren dat veertigtal prachtig uitgedoste deernen, zoo lief van uitzicht als blakende van gezondheid, die, gravinnen en

    Hertoginnen verbeeldende, daar zoo statig voorbijreden als waren zij voor die waardigheid in de wieg gelegd...

    Een woord over de prachtige rossen die zij bereden : peerden van duizenden frank.

    Vooral boer Delaet met zijne vier gemedailleerde hengsten, kreeg ongelooflijk veel bijval.

    De lentewagen werd voorafgegaan door maagdekens die seringen droegen, de wagen zelf was bijzonder gelukkig opgevat en verbeeldde eene meersch in hellend vlak met natuurlijke zoden belegd, en duizenden lentebloemen bestipt.

    Voor den zomerwagen droegen maagdekens rozen ; ook de leden van de flinke turnafdeling, broederlijk aaneengesnoerd door kransen van rozen, leverden het aangenaamst vertoon op : dat was nieuw en waarlijk “gevonden”.

    Vergeten wij niet dat een drietal muzieken van Duffel en Leest dat alles vervroolijkten met hunne opwekkendste deuntjes, en het volk op ieder ogenblik zijne vreugd door handgeklap te kennen gaf.

    Voor den Herfstwagen droegen lieve meisjes, in processiekostuum, chrysantemums, en op het gerij werd de wijnoogst verbeeld.

    De winter werd voorafgegaan door meisjes die sparretakken droegen, en op het gerij zaten een twintigtal kabouterkens van tussen 3 en 8 jaar.

    Als gedacht en opvatting, rekening houdend van de beperkte middelen, overtroffen die wagens al hetgeen wij tot hiertoe zagen, en gelijk wie dat alles ineen heeft gezet, hij haalt er de meeste eere van.

    Volgden nog de reuzen. Cupido, de Vier Heemskinderen en het rad van avontuur.

    Van policie of gendarmen spreken wij niet, de orde die nergens gestoord werd, moest dus niet ter hulp gekomen worden.

    Op ’t raadhuis, waarvan moeder Diddens flink de 15 treden beklom, waren de gemeenteraden van Duffel en Leest vergaderd.

    Drie schoone treffende redevoeringen werden er uitgesproken die alle drij iets beduidden, en zich niet bepaalden bij zeggende woorden.

    Burgemeester Bernaerts van Leest, bracht haar een vergulde hanglamp, en zegde hoe blij haar geboortedorp was haar te mogen als eeuwelinge groeten.

    Dokter D’Hoog gaf haar, in naam der commissie, een zilveren theeblad met bijhoorigheden, en roemde haare braafheid en het deftig voorbeeld dat heel hare levensloop opleverde.

    Als het handgeklap een weinig bedaard was, stond moederken, die men zooëven den titel van “moeder der gemeente” gaf, recht, en de handen saamleggend, sprak ze :

    “’t Is te veel, en veel te schoon, en al hetgeen dat ge komt te zeggen, maar..dat ik toch maar de vrede hier in Duffel kon brengen...”

    Gouden wensch, moeder Maria-Theresia. Indien hij verhoord wordt, is de schoone gemeente van 8.000 zielen – een stad gelijk – waar de twistappel, eilaas, in te vele hoven bloeit, u veel verschuldigd.

    Toen moederken weer buiten kwam en op de verheven stoep de bevolking groette, lachend, bevallig, vriendelijk, gelijk zij dat over 99 jaar zou gedaan hebben op den arm harer moeder, ontstond eindeloos gejuich en geroep uit de menigte welke de ruime plaats zoo dicht bezette dat men slechts nog hoofden zag.

    Om 7 ure was het verlichting en om 8 ure vuurwerk.

    Alles is ten allerbest afgelopen en zeker staat den dag van gisteren aangetekend bij de gevierde nevens haren eersten communiedag als de twee schoonste dagen der 36.500 die God haar verleende.

    Eere aan Duffel, die haar op zoo eene voorbeeldige manier eene plicht wist te kwijten. Eere aan de gevierde, en hare twee bewaarengels, die God voor eene hele eeuwigheid bij moeder mogen laten.”

    22-02-2012 om 06:48 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1905 – 21 mei : Ter gelegenheid van 75 jaar België werd er te Leest een groot festival

                voor muziekmaatschappijen georganiseerd door de fanfare “Arbeid Adelt” en met

                de medewerking van het gemeentebestuur.

                Om 14 u werden de afgevaardigden van de maatschappijen ten gemeentehuize

                ontvangen en daarna werd er door burgemeester Bernaerts een

                gelegenheidstoespraak  gehouden “betrekkelijk ’s lands onafhankelijkheid en ons

                vorstenhuis, gevolgd door eenen heildronk aan zijne Majesteit den koning.. Dit

                feest is gevolgd geweest van algemeene verlichting en vuurwerk.”

     

                Bij die gelegenheid werd de nieuwe  standaard van de fanfare “Arbeid Adelt”

                ingehuldigd.

                Burgemeester Bernaerts :

                Mijnheeren, vergadert in de gemeente Leest, een dorpje waar land- en werkman

                leeft, met hart en ziel verkleefd aan den godsdienst en zeden zijner vaderen,

                vereenigd, om samen door vreugdetonen en volksfeest, bij de inhuldiging van

                onzen Nieuwen Standaard te vieren het 75-jarig bestaan van België’s

                onafhankelijkheid, zoo weze mijne eerste vreugdekreet : Leve de Koning !

                Andere dorpen zijn ons voorgegaan, andere nog zullen volgen met hunne

                blijdschap lucht te geven, bij het herdenken van het jaar 1830.

                ’t Jaar 1830, toen wij een juk afschudden dat ons te zwaar op de schouders woog,

                ’t jaar 1830 toen voor ons de eerste maal de zon van vrijheid scheen op onzen

                geliefden vadergrond.

                Dank aan die mannen van hou en trouw en vrome wilskracht, aan die mannen

                die aan God en hun land verknocht, immer voor ’t oog hadden dat : rust roest,

                en dat arbeid adelt ; aan die mannen die met onverschrokken moed, door

                eendracht sterk hebben getoond dat hij de vrijheid wou en won, de fiere

                Vlaamsche leeuw.

                Dank aan de dapperen, die goed en bloed voor die vrijheid pand stelden.

                Aan hen hulde van vurige dankbaarheid en liefde !

                Tot in den jongsten dag wezen hunnen namen met erkentelijkheid en eerbied

                herdacht.

                Mijnheeren, wat schoons, grootsch en nuttig er sedert toen door onze Vorsten is

                tot stand gebracht, is u allen bekend.

                Kunst, wetenschap, handel en nijverheid zijn zoo zeer ontwikkeld, gevorderd,

                en hebben ene zoo reusachtige uitbreiding genomen, dat vreemde Natiën, niet

                alleen met verbazing, maar zelfs met scheelziende blikken, onzen vooruitgang

                bewonderen.

                Overal mogen wij met fierheid spreken over onze landelijke instellingen.

                Hij leeft gelukkig de Belg, gesteund en gesterkt door godsdienst en plichtsbesef;

                hij begrijpt wat eerbied is en wat trouw en verkleefdheid vermag aan Vorst en

                vaderland.

                De Standaard, Mijnheeren, onzer muziekmaatschappij die zich bij deze

                plechtiging voor de eerste maal ontplooid heeft voor leuze : “Arbeid Adelt”.

                De Koning, onzen beminden vorst, laat geene gelegenheid voorbijgaan, zonder

                door raad en daad, die schone zinspreuk van onzen standaard te bevestigen.

                In alle omstandigheden toont Hij, dat Hij den landelijken arbeid hoog schat, en

                hem op eene bijzondere wijze genegen is.

                Wij zien Hem, op alle groote tentoonstellingen ons vee en onze voortbrengselen

                bewonderen den vooruitgang van onzen veestapel gemoedelijk bestatigen, en

                iedereen aanzetten, tot verbetering van dien nationalen rijkdom, die eene, om zoo

                te zeggen de eenigste levensbron is, van ons volksbestaan.

                Mijnheeren, ik acht mij gelukkig U allen mijnen hartelijken dank toe te sturen,

                voor uw welwillend antwoord aan onze uitnodiging.

                Uwe tegenwoordigheid bij deze nationale vreugdefeest, toont uwe

                vaderlandsliefde en verkleefdheid aan het Vorstenhuis, uwe aanwezigheid is een

                bewijs hoe zeer ge waardeert dat op onze dagen de gevoelens van

                vaderlandsliefde niet genoeg kunnen aangemoedigd worden.

                Mijnheeren, ik drink op de vriendschap, op de eendracht in ’t bijzijn en bijzonder

                van elke maatschappij in ’t algemeen onder al de maatschappijen hier aanwezig.

                Ik bid U, Mijnheeren, de gevoelens mijner dankbaarheid te deelen, en ze te

                brengen tot hulde van eerbied en liefde aan onze dappere strijders van ’t jaar

                dertig, aan de nagedachtenis van den 1e koning der Belgen en aan den vorst die

                ons heden bestiert.

                Moge God hem nog vele jaren voor België’s heil besparen...

                Leve de Koning ! Leve het Vaderland !”

     

    1905 – 28 mei : Jan Baptist Maes werd lid van het Weldadigheidsbureel benoemd, in

                vervanging  van de overleden Jan Lodewijk De Ruysscher.

     

                Openbare verpachting van het tolrecht “op den buurtsteenweg van Battel langs

                Leest naar Thisselt voor 2 jaar mits 1075 fr per jaar aan Pelagia Coosemans,

                de weduwe van Joseph Van Moer.” (GA)

     

    1905 – 9 juni  - GvM : Diefstal in de werkhuizen van de Heren Dessain te Mechelen

                “In de zaak van diefstal van 150.000 fr. Geld, aandelen en zegels enige weken

                geleden is het parket afgestapt bij de herberg van Albert Goovaerts in de

                Winkelstraat (waar de rovers die dag langs geweest zijn). Het parket vergezeld

                van de betichten vertrekken nu (vanuit Leest) naar Hombeek-Heike en stappen af

                in de herberg van M. Van Ingelgom.

                De betichten (Torfs en Herreys) worden in tegenwoordigheid gebracht van de

                twee dochters Van Ingelghem, de moeder en Emiel Van De Rijck allen wonende in

                de gemeente en die morgen aanwezig in de herberg. De dochters en Van De Rijck

                verklaren dat er die morgen vier personen, vreemd aan de gemeente waren

                binnen gekomen en koffie met boterhammen hadden  genuttigd.

                Torfs zei dat dit de waarheid is maar Herreys blijft loochenen.

                Rond 4 uur in de middag vertrekt het parket opnieuw naar de gemeente Leest en

                Hombeek-Heike. Ditmaal waren het Torfs, De Nijs en Van Engelen die hier

                tegenwoordig waren. Men verlaat de herberg van Goovaerts en men vertrekt naar

                Hombeek-Heike naar de herberg van Van Ingelghem.

                Dezelfde ondervraging geschiedt hier ook door het parket tussen de getuigen en

                betichten, doch hier geraakt het spel volop in gang. Torfs die alles wil bekennen

                zegt op zeker ogenblik tegen De Nijs : ik heb van u 2.000 fr gekregen in twee

                briefjes van 1000 fr. En 45 fr. Kleingeld hetwelke ik heb laten wisselen bij M.

                Kempeneers te Brussel en voor dit geld moest ik zwijgen en zo ik niet zweeg zei

                Herreys, zullen wij u de nek afsnijden.

                Hiermee eindigt het onderzoek te Hombeek-Heike.” (KH)

              

                Uitspraak over de inbraak en diefstal in krant van 17/12 : Torfs kreeg 10 jaar

                opsluiting en 10 jaar ontzegging van zijn burgerrechten. Herreys, De Nijs en

                Van Engelen eveneens 10 jaar gevang en eeuwige ontzetting uit hun

                burgerrechten  en Lorio en De Campenaere 5 jaar opsluiting en evenveel jaar

                ontzetting uit hun burgerrechten. (KH)

     

    1905 – 30 juli : Nog in het teken van de 75e verjaardag van België had er op zondag

                30 juli een Te Deum plaats.

                Deze plechtigheid werd bijgewoond door de mandatarissen van de gemeente,

                door de leden van het Bureel van Weldadigheid en Kerkfabriek en door de

                Maatschappij der oude soldaten.

     

    1905 – 31 augustus : Ook de “uitdeling der prijzen” in de gemeentescholen was in een

                speciaal kleedje gestoken.

                Op 31 augustus werd deze plechtigheid voorafgegaan door “vaderlandsche

                cantate en gevolgd  van een feestmaal de kinderen der scholen aangeboden.”

     

    1905 – 1 oktober : De viering van de 75ste verjaardag werd besloten met volksspelen.

                Die hadden plaats in de Alemstraat en de Kleinheidestraat.

    22-02-2012 om 06:46 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1905 – In 1905 werden door het Bureel van Weldadigheid van Leest 11 gezinnen

                volledig en 24 tijdelijk ondersteund.

                Voor de lichting 1905 waren er 22  lotelingen ingeschreven.

     

    1905 – De 75ste verjaardag van de onafhankelijkheid van België gaf te Leest aanleiding

                tot verschillende manifestaties en feesten (zie verder per datum).

                Deze organisaties kostten 912,94 fr waarvoor de gemeente een krediet stemde van

                600 fr. De provincie kwam tussen voor 125 fr en het verschil werd gedragen door

                de fanfare “Arbeid Adelt”.

                Ook werden er bijdragen verleend aan de handboog- en bolmaatschappijen.

     

    1905 – Gazet van Mechelen – 2 februari 1905 : “TWEE WONINGEN AFGEBRAND

                Dinsdag morgen rond 5u30, is er brand uitgebarsten in de hofstede van Jan

                Absillis. Het vuur was ontstaan in de keuken.

                Op eenige oogenblikken stond gansch het gebouw in lichtlaaie vlammen.

                De bewoners hadden alle moeite om zich in haast aan het vuur te onttrekken.

                De vlammen namen zulke groote uitbreiding dat de aanpalende woning van den

                werkman Hendrik Van Hoek, ook weldra in brand stond.

                Het vuur aangewakkerd door een hevigen wind maakte verschrikkelijke

                verwoestingen, en niettegenstaande de hulp die van alle kanten opdaagde, werd

                de hofstede gansch in asch gelegd en heeft men van de huismeubelen, oogst en

                landbouwgerief, niets meer kunnen redden dan het vee.

                Ook de woning van den werkman is totaal afgebrand.

                De schade is overgroot en beloopt verscheidene duizenden franken.

                Voor Jan Absillis is er verzekering. De wooningen behooren toe aan den heer

                Ooms van Mechelen.

                Hoe het vuur is aangekomen, weet men niet te zeggen.”

     

    1905 – 7 februari  - Gazet van Mechelen –10/2/1905 :

                                              “De begrafenis van den heer Lod. De Ruysscher.

                Verleden dinsdag voormiddag, ten 10 ure, heeft in de parochiekerk van den H.

                Nicolaus de plechtige lijkdienst plaats gehad van den heer Lod. De Ruysscher,

                ondervoorzitter van het Vincentius a Paulogenootschap, schepen van den

                gemeenteraad en voorzitter van het Weldadigheidsbureel.

                Buitengewoon was den toeloop van de menigte, die er aangehouden had den

                alomgeachten volksvriend aan de liefde van zijner familie ontrukt, nog een laatste

                hulde te brengen.

                Arm en rijk, landbouwer en burger, heer en werkman, waren in den lijkdienst

                tegenwoordig.

                De kerk was veel te klein, om de overgroote menigte te kunnen bevatten.

                Op het kerkhof werd eene roerende redevoering uitgesproken door den heer

                burgemeester, waarin hij al de deugden afschetste van den geachten overledene.

                De nagedachtenis van den dierbaren volksvriend, M. De Ruysscher, zal lang in

                dankbaar aandenken blijven der inwoners van Leest, waar hij zoovele jaren

                gearbeid heeft voor het welzijn en het geluk der gemeente.

                Hij ruste in vrede en dat God hem het loon schenke den braven en rechtzinnigen

                christen weggelegd.”

     

                Ludovicus De Ruysscher was geboren te Kapelle o/d Bos op 1 oktober 1830 en

                overleed te Leest op 4 februari 1905.

                Hij was gehuwd met Maria Francisca Verhulst.

                De grote toeloop op zijn begrafenis was geen toeval : hij was bijna 36 jaar

                ondervoorzitter van Vicentius a Paulo, 27 jaar raadslid en 23 jaar schepene.

     

    1905 -  “Op zondag 19 maart rond 9 ure ’s avonds is den genaamden Jan Briat, metser,

                wonende Thisseltbaan, gesteken in het linkerbeen.

                Dit had plaats aan de herberg van Victor Geerts in de Kleinheidestraat.

                Als vermoedelijke dader wordt opgegeven zekeren August Fierens, fabriekwerker,

                wonende te Blaesvelt Broekstraat en geboren te Leest op 10 september 1879.

                De gekwetsten werd verzorgd door Mijnheer dokter Van Assche van Hombeeck.”

                (GA)

     

    1905 – 23 maart : Het hoofd van de “niet werkdadige” Burgerwacht heeft benoemd en

                aangesteld :

                1) als Sergeant-Majoor : Viktor Jaak Lauwers, landbouwer Leest.

                2) als Tamboer : Joseph Frans Huybrechts, werkman uit Leest. (GA)

     

    1905 – 20 maart – Gazet van Mechelen :

     

                 LEEST – BLOEDIG GEVECHT;

                Gisteren zijn een ploeg jongelingen met opzet van Blaesveld naer de gemeente

                gekomen om te twisten.

                Gansch den namiddag hadden hier en daar opstootjes plaats.

                Rond 10 ure werden de vechters buiten eene herberg gezet en nu begon de

                groote slag. Al spoedig lag een slachtoffer ten gronde, Priat 27 jaar oud, die

                door een messteek in den onderbuik getroffen werd. Het vechten was uit..!

                Het slachtoffer verkeert in bedenkelijke toestand.

                Het parket is verwittigd.”

     

    1905 – 23 maart : Victor Diddens werd eerste schepen in vervanging van de overleden

                Jan L. De Ruysscher.

     

    1905 – 29 april : Inhuldiging van het vaandel van de soldatenbond “Voor Vorst en

                Vaderland”.

    22-02-2012 om 06:43 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1904 – 21 april : De gemeenteraad besloot eenparig :

                “Een eeuwigdurende vergunning van begraafplaats toe te staan op het

                gemeentekerkhof van Leest, tot het maken van eenen grafkelder en begraafplaats

                voor Mijnheer en Madame Bayoz, Mijnheer en Madame De Marré-Gerardi, en

                hunne kinderen en afstammelingen, van zeven meters vierkant grond, op

                voorwaarde dat er gestort worde in de gemeentekas van Leest, de som van 700

                franks, en in de kas van het plaatselijk Weldadigheidsbureel degene van 350 fr.”

     

                Op dezelfde gemeenteraad werd een bestek goedgekeurd van “den steenweg van

                Heffen naar Leest”, voor 178.840 frank.

     

    1904 – Gazet van Mechelen – 2 september :  “EEN SUKKELAAR BESTOLEN

                De genaamde V., wonende te Leest, had enkele dagen geleden vlas gekocht en

                had dit in de Blaesveldse beemden te drogen gelegd.

                Verleden zondag was alles verdwenen. Een onderzoek ingesteld door de

                veldwachter van Blaesvelt bracht aan het licht dat de dieven richting Heyndonck

                waren ingeslagen. De garde van deze gemeente werd verwittigd en weldra had

                men den hand gelegd op den vlasdief.”

     

                Dezelfde dag in dezelfde krant:

                “Bij landbouwer Rumold Lodewijk Neefs werd bij een zijner runderen koolziekte

                vastgesteld.

                De Opziener-veearts schreef hem, bij monde van het gemeentebestuur, volgende

                maatregelen voor : ontsmetting van den stal, mest wegnemen en verbranden, den

                stal kuischen en daarna afgieten met kokend water alsook met een mengsel van

                pheniekzuur Braillol ok kopervitriool sulfate de fer 5%.

                De dieren gedurende 10 dagen opsluiten, het is voorzichtig de melk gedurende

                10 dagen te koken.

                Verder werd hem gevraagd zijn dieren jaarlijks te laten inenten, zoniet zou hij

                geen vergoeding krijgen bij een 2de geval.”

     

                En ook : “Kasseiers die tussen Hombeek en Leest aan de steenweg werkten zijn

                dinsdag (30 augustus) aan slag geweest. Een hunner, de genaamde L. heeft een

                messteek bekomen in de zijde. Men heeft de gekwetste met een berrie naar de

                hoeve gedragen, alwaar hij op logist was. Dr. Van Assche heeft de gekwetste

                de nodige zorgen toegebracht.” (KH)

     

    1905 – Stichting van de maatschappij  “Voor vorst en vaderland” (zie foto)

                De bond “Voor Vorst en Vaderland” werd in 1905 door de toenmalige

                veldwachter Constant Van Hoof en door Constant Spiessens gesticht.

                Niet veel later telde de maatschappij 100 leden.

                Het eerste bestuur bestond uit volgende personen : Frans Cnops, Jan Beullens,

                Frans De Hondt, Jan Verbergt, Frans Lauwers, Jacobs en voorzitter Constant

                Spiessens van de Heide. Later werd Corneel Cnops, die men “de kolonel”

                noemde, voorzitter.

                De leden werden in uniform gezet en droegen in feestkledij een mooie kepi (de

                zogenaamde “sjako”) en een kleine staf die gekleurd was met de nationale

                driekleur.

                Hun vaandel werd tijdens een groot festival op het dorpsplein door de kolonel van

                de Artillerie te Mechelen  aan de voorzitter overhandigd, die het dan overgaf aan

                Jozef Solie, vaandeldrager.

                Dit vaandel berustte samen met dat van de toenmalige Gildebroeders bij

                burgemeester Bernaerts. Tijdens de oorlog 1914-1918 werd het aldaar door de

                Duitsers gestolen.

                Voor 1914 vormde de maatschappij, in uniform, de erehaag rond het H.

                Sakrament tijdens de processies.

                Hun teerfeest ging door bij Noldus Teughels in “De Rozelaar”.

                Op 8 november 1955 mocht de maatschappij zich “Koninklijke” noemen.

                Toen zag het bestuur er als volgt uit : Erevoorzitter : Louis De Wit.

                Voorzitter: Victor Diddens. Bestuursleden : Corneel Solie, Jef Van Beersel uit de

                Vinkstraat, Rik Spoelders uit de Kouter en Albert Van den Brande uit de Grote

                Heide.  (DB-1955) 

                Victor Diddens uit de Warande die Jef Solie had opgevolgd als voorzitter bleef dit

                tot aan zijn dood in 1973.

                Nog even bleef de vereniging voortleven onder het voorzitterschap van zijn

                weduwe Pauline Van Boxom, maar in 1977 ontbonden de “oud-soldaten” hun

                vereniging en de meeste overblijvende leden werden lid van de N.S.B. 

    22-02-2012 om 06:40 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1903 – 18 november : Frans Beullens werd, in vervanging van de overleden Jan Baptist

                De Maeyer, gemeenteraadslid.

     

                Anselms Jédrie  (J.A. Huysmans) in De Band van februari 1981 onder “Salut  en

                de  Kost” over deze Frans Beullens :

                “Bij de “Witte Netelhoeve” van Tist Beullens, werd later het tweede hoeveke

                gebouwd voor zijn broer Sooi. Men zei van dezen, dat hij maar de helft van het

                alphabet meester was, toch bracht het dien tot Schepen der Leestse

                gemeenteraad.

                Rond dit tijdstip kwamen de boerenkrisisjaren : drie frank voor honderd kgr.

                patatten aub en vijf en zeventig centiem voor een glas bier, merci...

                Mijn schoonvader Louis De Rooster en de schepenen Sooi (Frans) Beullens en

                Prospeir Busschot, komen op een nacht van een bestuursvergadering der fanfare

                Sint Cecilia, en onderweg, even over de Molenbeek, zei mijn schoonvader :

                “Vrienden, wij boerkens, wij moeten eraan, wij zijn te oud om nog te leren, zoals

                dat jong volk van Rik Verbeek, met hun selder en tomatenserren, maar wij met

                onze riek en gaffel, wij kunnen niet beter dan gaan wild toeken voor de kost !” 

                ...

                “Wette wat Louis,” zei Sooi Beullens, “in den hof hebben wij voor keukengebruik

                een honderdtal spruitstruiken staan, en eergisteren was ik in de Mechelse

                Botermarkt, en daar zag ik een wijveke, achter een paar bakskens spruiten staan,

                die door mekaar verdringende huisvrouwen werden gewild. Ik vertelde zulks thuis

                en stelde voor : we gaan de onze ook trekken ! En ze lachten mij wel eerst uit,

                maar  gisteren, na samen drie uren werktijd, waren wij al klaar !

                En vandaag reed ik met van achter op mijn fiets een baaltje gekuiste spruiten

                naar Mechelen, en bracht drie honderd frank thuis !...”

                “Reken maar,” zei kabouter Beullens.

                Later zei mijn schoonvader eens : “Ze mochten voor dien Beullens, om zijn

                pioniersvondst , in de Bist een standbeeld op zijn spruitenveld zetten, en onder

                aan de voet erbij gebeiteld : “Hij leerde ons Leestenaars spruiten telen”. “

     

                Frans (Sooi) Beullens (°Leest 22/6/1857, +Leest 5/8/1931) was een zoon van

                Pieter Joannes en van Marie Rosalie Verlinden.

                Hij huwde een eerste maal te Hombeek op 7 juli 1881 met Maria Victoria Neefs

                die hem 13 kinderen zou schenken.
                Sooi Beullens hertrouwde te Leest op 14 mei 1895 met Joanna Maria De Hertogh

                die hem op haar beurt 14 kinderen schonk.

                Bij de geboorte van zijn 25ste kind (Albert) werd de toenmalige koning Albert

                peter.
                Frans "Sooi Beullens bewoonde de "Witte Netelhoeve" in de Bieststraat.
                Een eeuw voordien behoorde dit hof aan het gezin Johannes De Laet-Anne Marie
                De Laet.
                In 1727 stond op die plaats het "huys en hoff" van Antoon Fiereman.

                   

     





    21-02-2012 om 16:36 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1902 – 13 oktober – Gazet van Mechelen :

     

                                         GEZONDMAKING DER ZENNE

    “De heeren Hanssens, burgemeester, Nowé en Debacker, schepenen, F. Campion, gemeenteraadslid, Vankelecom, secretaris en Hauwaert, bouwkundige van Vilvoorden ; Le Blus, schepene van Mechelen ; Van Kelst, burgemeester van Elewyt; De Roye de Wichem, burgemeester van Eppeghem; Bombergen, secretaris van Hofstade ; De Saeger, burgemeester van Hombeeck, Haesaerts, schepene van Rumpst; Sterckx, burgemeester van Sempst;  Coenen, burgemeester van Weerde, vergaderd op het gemeentehuis van Vilvoorden, op donderdag 18 september 1902, te 2 ure namiddag, na mededeeling ontvangen te hebben van het Verslag der Zeevaartinrichtingen dat handelt over de werken van gezondmaking betrekkelijk den loop der Zenne, na beraadslaging, hebben met eenparigheid op het voorstel van M. Campion, de volgende dagorde gestemd : 

    Overwegende, dat de rivier der Zenne beneden het zoogezegde gesticht van klaarmaking te Haren, eenen zetel van verpesting vormt, die bijzonder nadelig is aan de belangen der aanpalende gemeenten;

    Dat zelfs verscheidene gemeenten op afstand der rivier gelegen door den toestand lijden ;

    Dat in 1866 er aan de stad Brussel voor 9 millioen toelagen verleend werden om de Zenne gezond te maken, zoodanig dat de gemeenten aan den lageren loop gelegen niet meer zouden te klagen gehad hebben en zij in plaats van besmet en walgelijk water, een zuiver en schadeloos water zouden bekomen hebben ;

    Overwegende, dat de stad Brussel hare verplichting niet vervuld heeft voor wat de zuivermaking van het water der stadsbeken betreft en dat de aanpalende gemeenten der Zenne, beneden Haren, nog altijd meer dan ooit besmet blijven door de verpestende en doodende uitwasemingen ;

    Dat de klachten, die in 1866 reeds zeer talrijk waren, nu algemeener, ernstiger en meer gerechtvaardigd zijn ;

    Dat inderdaad de afdrijving der vuilnissen van een groot deel van den Brusselschen omtrek, die vroeger langs de opene Zenne plaats had, hedendaags gebeurt door eenen gesloten afloop tot Haren, waar men aan de rivier de bedorven stoffen teruggeeft, wier nadeelige invloed zoveel te grooter is, daar zij bij gebrek aan aanraking met de lucht geene enkele zuivering ondergaan hebben ;

    Overwegende dat, alhoewel de ondergeteekenden het gezamentlijke ontwerp der haveninrichtingen goedkeuren, het nochtans plaats geeft de welwillende aandacht van het Staatsbestuur op een deel der werkten te trekken, dat voor onloochenbaar gevolg zou hebben den tegenwoordigen toestand nog te verergeren ;

    Dat men inderdaad voorstelt de wateren der kleine Zenne in den scheepdok der Saincteletteplaats te brengen, om ze in het Zeekanaal te laten vloeien. Dat daarenboven de wateren van het klimmen der Molenbeek te Laken, de vijvers van het Koninklijk Domein  en van den Buikgracht te Neder-Over-Heembeek insgelijks rechtstreeks in het Zeekanaal zouden gebracht worden ;

    Dat het ontwerp ook de afdrijving bevat langs eene nieuwe vergaarbeek, der besmette wateren van de gemeenten Anderlecht, St Jans Molenbeek, Laken en St Pieters Jette ;

    Dat deze wateren der stadsbeken volgens het ontwerp der Zenne zouden vloeien beneden de spoorbrug van Laken, in afwachting dat een nieuwe afloop tot Haren zou gebouwd worden ;

    Overwegende  dat uit de aanneming van dit ontwerp zou voortspruiten dat de Zenne na van een groot deel van haar zuiver water beroofd te zijn meer dan ooit besmet zou worden beneden Haren, met al wat haar nog zou kunnen bederven ;

    Om deze beweegreden :

    Teekenden krachtdadig verzet aan tegen den ongelukkigen toestand waarin de gemeenten van den benedenloop zich bevinden, en verzoeken vriendelijk het Staatsbestuur het ontwerp te willen volledigen, door eene oplossing te vinden, die van aard weze om aan de inwoners der belanghebbende gemeenten voldoening te geven ;

    Duiden als afgevaardigden bij de overheden aan : MM. Hanssens, burgemeester van Vilvoorden ; Le Blus H., schepene van Mechelen ; de Roye de Wichem A, burgemeester van Eppeghem ; Haesaerts G.A., schepene van Sempts,; Coenen L., burgemeester van Weerde ; en Hauwaert J., bouwkundige te Vilvoorden en gelasten hen dringende voetstappen aan te wenden, om in den korst mogelijken tijd eene voordeelige oplossing te bekomen.

    De afgevaardigden in het Komiteit vereenigd, hebben aangedjuid als voorzitter M. Hanssens, burgemeester van Vilvoorden en als secretaris M. Coenen, burgemeester van Weerde.

    Het Komiteit  heeft de toetreding gevraagd der gemeenten Haren, Neder over Heembeek, Machelen, Heffen, LEEST, Heyndonck, Terhaeghen, Boom, Waelhem, Duffel en Lier.

    Verscheidene gemeenteraden hebben eene beslissing in dien zin genomen.

    De heer Gouverneur der Provincie Brabant heeft zijne hulp beloofd.

    Ten einde de rechten te doen gelden bij het Staatsbestuur, heeft het Komiteit de Heeren Senators en Volksvertegenwoordigers uitgenoodigd tot eene vergadering die zal plaats hebben op woensdag 15 october om 11 ure, op het paleis der provincie te Brussel.”

     

    1902 – “Op zondag 2 november rond 5 ure namiddag is alhier in de gemeente, aan den

                gemetsten afsluitingsmuur van ’t kerkhof een steunpilaar gedeeltelijk afgebroken

                door vier jongelingen van Stuivenberg onder Mechelen.

                Een der daders werd door koster Hellemans aangehouden.

                Het is de zoon der dochter van zekeren persoon van Stuivenberg genoemd

                “de Pender”.

                Een andere medeplichtige moet Van der Meulen genoemd zijn. De gendarmerie

                stelde een onderzoek in.” (GA)

     

    1903 – Het getal ingeschrevene lotelingen voor de nationale militie voor de lichting

                1903 bedraagt 15.

     

    1903 – “In Leest worden geen veemarkten gehouden.” (brief aan de Gouverneur)

     

    1903 – In 1903 staken enkele vooraanstaanden van Blaasveld en omstreken hun hoofden

                bijeen en stichtten een vee- en paardenverzekering.

                Voor Willebroek waren dat Eduard en Xavier De Jonghe, voor Blaasveld

                burgemeester  Alb. Lefebvre, Louis en Frans Van Baelen, voor Hombeek J. Van

                Doren en voor Leest burgemeester Jaak Bernaerts.

                (’t Vaartland-nr.3 1977)

     

    1903 – In de nacht van 20 op 21 februari is er een poging tot inbraak gedaan in de Sint

                Jozefskapel. Het slot en de deur werden beschadigd maar er werd geen diefstal

                geconstateerd.

     

    1903 – 15 maart – Gazet van Mechelen : Leest – Poging tot diefstal

                “Eén dezer nachten heeft men ingebroken in de woning van de wed.Selleslagh.

                De schelmen zijn echter teleurgesteld moeten vertrekken, want de bazin had

                ’s avonds te voren de tooglade met het geld naar hare slaapkamer genomen,

                zodat ze zonder buit zijn moeten vertrekken. Het schijnt dat men vermoedens

                heeft op zekeren persoon.”

     

    1903 – 9 april :  Rond 15u30 vonden Lodewijk Hellemans, 31-jarige koster en Karel   

                Huybrechts, werkman van 61, beiden wonende te Leest, op de oever van

                de Zenne aan “de Bleukens” het lijk van een pasgeboren kind.

                Ze brachten het naar het gemeentehuis.

                Het kindje was geheel naakt zou volgens onderzoek ongeveer 40 dagen

                in het water gelegen hebben. Het lijkje was in staat van ontbinding.

                Er waren geen hoegenaamde tekens die tot identificatie zouden kunnen

                leiden. tjeDe leesthkostermen op de Zennedijk aan de Bleukens het naakte lijkje

                van een baby van het mannelijk geslacht. Het werd naar het gemeentehuis

                overgebracht.

                (Uit : Burgerlijke stand Leest Overlijdens 1903 Akte 11)

     

    1903 – 16 april : Jozeph Selleslagh, een landbouwer uit de Tisseltbaan, werd lid van het

                bureel van Weldadigheid, dit in vervanging van Karel Van den Sande. (GR)

     

    1903 – 9 mei : “De gemeentescholen worden vanaf maandag voor 14 dagen gesloten,

                tengevolge van het bestaan der Roodekoorts, dit op verzoek van geneesheer

                De Becker.

                De klassen worden gewit met een mengsel van kalk en phenique water.

                De banken en schoolmeubelen behoorlijk gezuiverd en de schoolbehoeften

                verbrand.” (GA)

     

    1903 – 10 mei : “Omtrent half twaalf ’s avonds, terwijl de genaamden Joseph Croes en

                Joseph Scheers, werklieden woonende te Mechelen Battel, huiswaarts keerden,

                werden zij ter plaatse Kleinheidestraat, rechtover de woning van De Borger,

                tegen het lijf gelopen door zekeren Frans Selleslagh, landbouwer te Leest

                Kleinheidestraat, welke begon te tieren.

                Selleslagh smeet zijn rijwiel ten gronde, trok een revolver uit zijn zak en loste een

                schot op de genoemde twee personen, zonder hen te treffen.

                Croes heeft Selleslagh een slag met de hand toegebracht waarna deze laatste zijn

                rijwiel opgenomen heeft en zich begeven heeft naar de woning van Constant

                Fierens, herbergier Kleinheidestraat.

                Deze Fierens heeft Selleslagh zijn wapen afgenomen om verdere onheilen te

                voorkomen, den revolver was alsdan nog voorzien van scheuten met kogels.

                De volgende dag heeft de veldwachter op zijne dagronde, van het gebeurde

                kennis gekregen en het wapen in beslag genomen alsdan nog voorzien van een

                schot.”   (GA)

     

    1903 – 14 mei : De gemeenteraad werd er door de provinciegouverneur op gewezen dat

                de gemeentescholen overbevolkt waren.

     

    1903 – 18 juli : “Bij Koninklijk Besluit van den 18 juli 1903 is de medalie van 3e Klas

                toegestaan geweest aan :

                1) Jan Briat, metser, wonende te Leest en

                2) Pieter Jan Teughels, smid, wonende te Battel onder Mechelen,

                voor het redden van eenen drenkeling inden loop van 1903 te Leest”. (GA)

     

    1903 – 8 september - Gemeenteraad   verzoek om eretekens :

                “Mr Frans Lodewijk Troch, daglooner, geboren te Leest den 8 mei 1834, en

                er wonende, de bediening van gemeente grafmaker waarnemend sedert 1 januari

                1861 en ze voortdurend nog wxaarneemt. Dat dezen persoon van goeden naam en

                faam is, dat hij altijd in zijne bediening werkzaam, belangloos en zelfopofferend

                is geweest. Hij (de Raad) stelt dus voor aan Zijne Majesteit den Koning te

                smeken, aan dezen verdienstelijken man te vergunnen de Medalie van 1e Klas

                ingesteld door Koninklijke Besluiten van 21 juli 1867, 23 october 1882 en 15

                januari 1889.

                Overwegende dat genoemde Frans Lodewijk Troch zijne bediening met

                nauwgezetheid en op eervolle wijze waargenomen heeft besluit de Raad de

                Koning te smeken...

     

                M.M. 1) Wauters Lodewijk, geboren te Leest, den 28 februari 1835, lid van het

                bureel van Weldadigheid sedert den 19 september 1877.

                2) Jan Dumont, geboren te Orsmael Gussenhoven, den 21 november 1851,

                hoofdonderwijzer der gemeenteschool sedert den 9 november 1878.

                3) Piet Edward Vloeberghen, geboren te Leest den 21 augustus 1832, lid van de

                kerkfabriek sedert den 4 april 1874.

                Dat deze drij personen van goeden naam en faam zijn.

                Dat zij altijd in hunne bedieningen werkzaam, belangloos en zelfopofferend zijn

                geweest.

                Hij stelt dus voor aan Zijne Majesteit den Koning te smeken aan deze

                verdienstelijke mannen te vergunnen de Medalie van 3e Klas...”

     

    1903 – Schoolbevolking op 5 oktober :

                Gemengde school :

                Klas van de hoofdonderwijzer : 56 leerlingen

                Klas van de hulponderwijzer : 70 leerlingen.

                School voor meisjes :

                50 leerlingen.

     

    1903 – 7 november : “Omtrent half twaalf des avonds is er schade toegebracht geweest

                aan de woning van Henri Theodoor Van den Heuvel, herbergier en winkelier

                dorp “In den Belle Vue” aan de kerk.

                Men heeft stukken pannen en stenen op de deuren en slagvensters geworpen,

                terwijl de bewoners te bed waren.

                Zekeren Emiel Nagels van Battel Auwegem Warande zou een der daders zijn.

                De gendarmerie werd belast met het onderzoek. (GA)

     

    21-02-2012 om 16:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1901 – Gazet van Mechelen 13 december 1901 :

     

                HOEVE AFGEBRAND

                “Dinsdag middag is de hoeve afgebrand van M.E. Wouters in de Winkelstraat.

                Alles is in de vlammen omgekomen. Alleen de meubelen waren verzekerd.

                De schade is overgroot. Oorzaak van het vuur onbekend.”

     

                             De STEENOORDHOEVE in de Winkelstraat.

     

    Ongeveer halfweg de Winkelstraat staat de boerderij van de familie Schillemans. De huidige gebouwen werden er gezet door de voormalige eigenaar en bewoner Victor De Boeck. Dit gebeurde in 1902 nadat hij de resten van de uitgebrande hoeve had gekocht van Jozef Wauters.

    Georges Herregods kon,(DB-Mei 1981)

     aan de hand van de rekeningen van de kerkfabriek (aanvang rond 1600), de achtereenvolgende eigenaars en bewoners terugvinden. Op de hoeve stond namelijk een kleine cijns van 4 stuiver, 1 oord jaarlijks aan de kerk te betalen.

    Jan Peeters was eigenaar voor 1617, zijn erfgenamen bleven er tot in 1631.

    Willem Bulens woonde er rond 1631. Jan Bulens volgde hem op van 1539 tot 1673.

    Cornelis Bulens woonde er van 1681 tot 1700.

    Jan Verspreeuwen kwam de cijns betalen van 1700 tot 1720.

    Anthoen Vermerchtem verbleef op de “Steenoord” van rond 1721 tot na 1728.

    Hij was kerkmeester op de parochie en gehuwd met Joanna Vleminckx.

    Op het plan van Jan Van Acoleyn was de boerderij goed voor 320 roeden.

    Buiten zijn boerderij bezat Anthoen Vermerchtem nog 4 bunders, 1 dagwand en 35 roeden.

    Anthoen Hertogh zat op de hoeve van rond 1746 tot 1768.

    Gulielmus Van Seghvelt van rond 1769 tot op het einde van de eeuw.

    Petrus Fierens rond 1820.

    Carolus Wauters rond 1833. Hij was de zoon van Antoon en van Anna Monica Bulens. Hij werd geboren op 17 mei 1792 en huwde Isabella Leemans. Carolus Wauters overleed te Leest op 31 augustus 1872.

    Na Carolus Wauters woonden op het “Steenoord” twee broers en een zuster, allen ongehuwd : Jozef, Louis (die schepen was en voorzitter van het weldadigheidsbureel) en Melanie Wauters.

    Nadat het woonhuis was afgebrand, in december 1901, verkocht de familie Wauters de rest van de hofstede aan Victor De Boeck, om zich een herenhuis te bouwen op de Kouter rechtover het parochiehuis. (waar later aalmoezenier Herregods zou verblijven)

    Victor De Boeck, die gehuwd was met Antonia Spoelders, herbouwde het woonhuis. De oude schuur van de vroegere boerderij stond er nog. Ze had 8 grote pijlers en dateerde uit 1716. Dat jaartal stond gegrift in een van de drie beuken balken. De schuur werd door Alfons De Boeck afgebroken. Achteraan, tussen schuur en woonhuis, stond vroeger een karhuis, dat begroeid was met klimop.

    Na Victor De Boeck bleef zijn zoon Fons op de boerderij. Hij was gehuwd met Henriette De Prins.

    In 1962 kwam de boerderij in handen van Rene Schillemans-Maria Alsenoy.

     

    1902 – “De prijs van eenen werkdag, voor de onderstanden ten huize verleend, voor ‘t

                jaar 1902, wordt voorgesteld op fr : 1,10.” (GA-6/6/1901)

     

    1902 – In 1902 kregen de muzikanten van de fanfare Sint Cecilia een pet aangeboden

                waarvan de kostprijs voor de fanfare op 2,50 fr/pet beliep.

                (GvM,12/10/1979)

     

    1902 – Secretaris Van den Bossche blijft behouden als “agent opsteller voor de

                landbouw optelling voor 1902.”

     

    1902 – De toelage van de provincie voor het lager onderwijs voor het dienstjaar 1902

                beliep 591 fr.

     

    1902 -  In de gemeente verblijven “geene personen welke de noodige machtiging bezitten

                om geneeskundige vakken uit te oefenen”.

     

    1902 – De schoolbegroting voor het jaar 1902 beliep 120 fr, hetzij 2 fr per leerling.

     

    1902 – In april vroeg de gemeente, in het kader van de komende wetgevende kiezing

                van 29 mei, een aantal oproepingsbrieven aan, hetzij :

                -voor 210 kiezers met 1 stem, -voor 110 kiezers met 2 stemmen, -voor 100

                kiezers met 3 stemmen.

     

    1902 – 13 april : Gemeenteraadslid Victor Diddens  legt de eed af in handen van

                burgemeester Bernaerts, als nieuwbenoemde patentzetter.

     

    1902 – 21 april : “De genaamden Guillielmus Huybrechts, werkman aan den ijzeren weg,

                wonende te Leest, heeft een ongeval gehad met den trein van de Maatschappij

                Mechelen-Terneuzen.

                De plaats van het ongeval schijnt te liggen tussen statie Thisselt-Blaesvelt en de

                woning van Huybrechts. De ongelukkige werd in het gasthuis van Mechelen

                opgenomen.” (GA)

     

    1902 – 22 mei : De Kantonale Inspecteur dringt aan tot de inrichting van een nieuwe klas

                bij de gemeenteschool :

                “De Raad, overwegende dat onze gemeentescholen bijgewoond worden door een

                middelmatig getal van 60 leerlingen voor de klas van Mr Dumont ; een

                middelmatig tal van 70 à 75 leerlingen voor de klas van Mr Moons en dat het

                hoogste getal leerlingen der klas van Jufvrouw Moons beloopt tot 50 ; dat de

                inrichting van het onderwijs tot heden goed voldaan heeft en dat met een juiste

                verdeling toe de passen van de ouderdommen voor het bijwonen der scholen, het

                maximum wettelijk niet zal overtroffen worden.

                Zoo is de Raad van gevoelen dat het inrichten eener nieuwe klas bij de

                gemeentescholen , hem dunkens, heden niet dringend is.” (DB-1958)

     

    1902 – 8 juni : Is verdwenen uit de ouderlijke woning de genaamde Victor Jan Verbeeck,

                landbouwer, oud 16 jaar. Wonende te Leest en zoon van August Verbeeck en van

                Susanna De Blick. Hij werd geboren te Leest op 30 maart 1886.

                Zijn persoonsbeschrijving : lengte 1 m 56, zwart haar en wenkbrauwen, grijze

                ogen, kleine neus, baardeloos struis voorkomen.

                Kledingsstukken waarvan hij drager moet zijn : groen geperkte klak, groenachtige

                broek en vest, bruin geperkte veston, grijs hemd, schoenen met riemen en grijze

                kousen. (GA)

     

    1902 – Brief gemeentebestuur van 10 juli : “...in onze gemeente bevinden zich geene

                blinden noch doofstommen.”

     

    1902 – 11 augustus : “Om 3 ure ’s morgens is er aan de woning van den smid Louis

                Spiessens weggevoerd geweest : de twee wielen met toebehoorten van eenen

                wagen dewelke teruggevonden zijn in het Spoor van den Ijzerenweg van Mechelen

                op Terneuzen alhier op omtrent tien meters van den overgang aan den steenweg

                naar Thisselt.

                Omtrent 4 ure ’s morgens zijn drij personen die Willebroeck moeten bewoonen

                binnengekomen in de herberg van Louis Steenmans Blaesveldstraat alhier, doch

                niet eene dezer drij is erkend ; zij zijn vervolgens gegaan bij Petrus Jan De

                Muyer en de weduwe De Muyer Thisseltbaan, waar zij naar melk vroegen.

                De gendarmerie stelde een onderzoek in.”  (GA)

    21-02-2012 om 11:30 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1901 – EEN AREND GESCHOTEN – (GvM-24/2/1901)

                “Men komt ons te melden, dat M. Verlinden-Coenraets, een dezer dagen, tusschen

                Heffen en Leest, op de boorden der Zenne een arend heeft neergeschoten.

                De grote roofvogel van het Zuiden hier aangeland, was juist bezig met eene duif

                op te peuzelen, als hij het schot tot belooning in de hersenen ontving.

                Hij meet niet minder dan 1,30 meter.

                Men zal dien prachtigen vogel laten opvullen.”

     

                53 jaar later herhaalde deze geschiedenis zich, toen jachtwachter Remi Spoelders

                een visarend neerschoot met in zijn bek en klauwen een karper van 750 gram.

     

    1901 – 6 maart :

                “Het livret en de militaire kledingsstukken van den verlofganger Karel Lodewijk

                GEERTS, militiaan van 1894 van het 8e Linie regiment, zijn op 6 meert 1901

                vernield bij het afbranden van zijne woonplaats.

                Dientengevolge zal dezen verlofganger de heerschouwing slechts in

                burgerklederen en zonder livret kunnen bijwonen.”  (GA)

     

    1901 – In 1901 deed het gemeentebestuur van Leest “eene nummering der woningen”.

     

    1901 – Gazet van Mechelen – zaterdag 9 maart 1901 :

      

                LEEST – VERSCHRIKKELIJKE BRAND

                “Woensdag avond zijn alhier op de Leestse hei, drij werkmanswoningen totaal

                afgebrand. De brand is begonnen omtrent half zes, en rond 7 ure lag alles in puin.

                Men weet niet hoe het vuur is aangeraakt. De schade beloopt op ruim 5.000 fr.”

     

    1901 – Gazet van Mechelen – zondag 31 maart 1901 :

               

                GROOTE BEGANKENIS –

               

                “Op den 2den Paaschdag heeft te Leest de groote begankenis plaats ter eere van

                den H. Cornelius, wiens bijstand aldaar in de parochiekerk, sedert jaren, onder

                een grooten toeloop van geloovigen wordt ingeroepen.

                De diensten zullen dien dag geschieden als volgt : om 6, 7, 8, 9 en 10 uren

                worden de missen gecelebreerd ter eere van den H. Cornelius.

                Het lof zal plaats hebben in den namiddag om 3 ure.”

     

    1901 – Gazet van Mechelen – 13/4/1901 :

     

                PRACHTIG CONCERT

                “Ter gelegenheid der opening van het prachtig Speelhof in het lokaal “Het

                Paard” te Battel bij den heer Moons, zal er op zondag a.s. om 5u30 een

                luisterrijk concerto plaats hebben door de fanfarenmaatschappij”Arbeid Adelt”

                van Leest, onder het kundig bestuur van den heer J. Van Aken.

                Het zal er dus aan geene toeschouwers en kunstliefhebbers ontbreken.”

     

    1901 – Gemeenteraad 18 april :

                “Overwegende dat den winter van 1900-1901 langdurig geweest is en ingezien

                den prijs der kolen zeer hoog was, en dat ten dien gevolge de sommen in de

                schoolbegrooting van 1900 voorzien voor verwarming der gemeentescholen

                onvoldoende zijn om de gedane uitgaven te dekken, besluit de raad eenparig :

                er wordt buitengewone toelaag verleend voor die verwarming te weten : aan

                den heer Dumont, voor de gemeente gemengde school van vijftig frank ; en aan

                Juffrouw Nees, voor de gemeentemeisjesschool, van vijf en twintig franks”.

     

                In dezelfde  raad werd het plan en bestek goedgekeurd, betreffende het ontwerp

                van “den steenweg van Hombeek naar Leest”.

                Lengte van de steenweg : 3221 m waarvan 1500,5 m onder Leest viel.

                Kostenraming : totaal 125.763 fr. Daarvan had Leest53.093 fr te dragen.

     

     1901 – GvM- 3 mei 1901 : K. Slachmuylders uit Leest behaalde een 3de prijs in een

                veeprijskamp te Mechelen. Goed voor een prijs van 100 fr.

                In de jury zat de Leestse burgemeester Jaak Bernaerts.

     

    1901 – 18 mei : De Mechelse familie Breckpot kreeg van het Leestse gemeentebestuur

                toestemming : “tot het maken van eenen grafkelder op 3 meters vierkant grond

                op ’t gemeentekerkhof alhier. De vrager verbindt zich aan de gemeente te betalen

                de som van 300 franks, en daarenboven een gift te doen aan ’t Bureel van

                Weldadigheid der gemeente van 150 franks.

                Overwegende dat het kerkhof eene grootte heeft van 45 a 75 c en dat het

                middelmatig getal overlijdens beloopt tot omtrent 30 per jaar...”

     

    1901 – 6 juni : De weduwe Joseph Van Moer-Coosemans verkreeg voor twee jaar, mits

                870 fr per jaar, het tolrecht “op den steenweg van Battel naar Thisselt langs

                Leest”. (GR)

     

    1901 – Op dinsdag 22 oktober hadden er verschillende vechtpartijen plaats in de

                Winkelstraat, in  en aan de herberg van Alexander Goovaerts.

                “Zekeren Louis Van Dam, landbouwer alhier Koeistraat is aangerand geweest

                door den genaamden Briat Jan, metser en herbergier Thisseltbaan te Leest.

                Verscheidene andere personen zouden slagen bekomen hebben...” (GA)

     

    1901 – 31 oktober : De inwoners van Leest werden verzocht om aan rupsenzuivering

                te doen. Dit werd twee maal afgekondigd na de zondagse mis.

                Personen die in gebreke bleven werden persoonlijk ten huize verwittigd door de

                veldwachter.  (GA)

     

    1901 – “Op zondag10 november is er in de gemeente gevochten geweest in en aan de

                herbergen van Jan Pieter Lauwens en Karel Vleminkx, Winkelstraat.

                Door de navermelde personen van Mechelen : Van den Camp Jan,

                beenhouwersgast te Stuivenberg, Van Winge Emiel, werkman bij Suetens,

                stadsraap mestpachter van Mechelen en wonende te Stuivenberg en Absillis Jaak,

                werkman op Stuivenberg.

                Eerstvermelden persoon is in het gemeentegevang opgesloten tot waarborg der

                rust.

                In den nacht tusschen zondag en maandag moeten de twee laatstvermelde

                personen , vergezeld van Van Winge Eduard en Louis, landbouwers te

                Stuivenberg, in het dorp geweest zijn.

                De kas dienende tot aankondiging der wettelijke afkondigingen geplaatst aan

                ’t gevang is van den muur gebroken en beschadigd geworden.

                Terplaatsing der vechting is een mes gevonden geweest, en den persoon die

                Opgesloten geweest is was ook drager van een mes.” (GA)

     

    1901 – Op 23 november deed burgemeester Bernaerts een aanvraag om twee gendarmen

                te bekomen voor de komende gemeentefeesten van zondag 8 en maandag 9

                december. De vraag was gericht aan de bevelhebber van degendarmerie te

                Mechelen.

     

    21-02-2012 om 11:27 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1900 – 1 september : Mathilde Hellemans werd onderwijzeres in de meisjesschool van

                Hombeek, toen nog in de Bankstraat gesitueerd. Ze verving de ernstig zieke

                Julie Lemesle. (KH)

     

    1901 – Leest telde dat jaar 52 “tempels van Bacchus”.

     

    1901 – Dat jaar werd een nieuw politiereglement door de gemeenteraad goedgekeurd.

                Burgemeester Jaak Bernaerts, schepene Henri Bernaerts en de raadsleden Jan

                Baptist De Maeyer, Theophiel Verschueren, Jan Frans De Prins, Victor Diddens

                en  August De Ruysscher waren, met secretaris Van den Bossche, aanwezig op

                deze raad. Hierna enkele artikelen :

     

                artikel 1.  De openbare plaatsen alwaar men drank verkoopt zullen alle dagen

                worden gesloten te elf ure ’s avonds en het blijven tot vier ure ’s morgens.

                artikel 9. Niemand zal schuilplaats mogen geven aan landloopers of bedelaars,

                onvoorzien van paspoorten, aan hem onbekend.

                artikel 10.  Het is verboden in drankhuizen, schouwspelen te laten vertoonen, of

                te laten dansen, zonder bijzondere machtiging van den Burgemeester of van den

                Schepene die hem vervangt.

                artikel 12.  Niemand zal gewapend aan eene danspartij mogen deelnemen. De

                militairen alleen zullen zich gewapend in openbare schouwspelen mogen

                begeven.

                artikel 13.  Alle soort van dobbelspel (jeu de hasard) of loterij is strengelijk

                verboden.

                artikel 15. Kluchtspelers, kwakzalvers, goochelaars en dergelijken zullen op

                geene openbare plaatsen mogen hun bedrijf uitoefenen zonder toestemming der

                plaatselijke overheid.

                artikel 16. Het is verboden de straten te doorloopen al zingende of met muziek,

                behoudens bijzondere vergunning der Policie.

                artikel 17.  De leiders van beeren, apen of andere wilde dieren, worden op geene

                openbare straten of wegen gedoogd, om eenige vertooning te doen.

                In alle seizoenen zullen de rondzwervende honden gedood worden. Zullen als

                rondzwervende honden aanzien worden, de honden die niet vergezeld zijn.

                artikel 18. Het spel met den kolf, het schieten met vuurwapenen en met bogen,

                het werpen met steenen, slingers en sneeuwballen, wordt op de straten en wegen,

                en in de nabijheid derzelve niet gedoogd.

                artikel 19. Het kletsen met de zweep of ander geluid, hetwelk de peerden zou

                kunnen doen verschrikken, wordt, behoudens van wege de voerlieden op eene

                betamelijke wijze verricht, verboden.

                artikel 20. Alle Scherminkels (charivaris) zijn om welke oorzaak het zij, ten allen

                tijde verboden.

                artikel 21. Het wordt de leurkramers of rondzwervende kooplieden verboden aan

                de deuren te kloppen of te bellen, om hunne koopwaren te verkoopen.

                artikel 22.  Het is verboden op de straat iets te werpen of neder te leggen, dat

                stinkende uitwasemingen zou kunnen veroorzaken of de luchtgezondheid

                benadeelen, behalven het mest en het vet voor den landbouw bestemd, hetwelk

                dezelfden dag moet vervoerd worden.

                artikel 24. Alle uitverkoopers van drank, zullen gehouden zijn pissijnen te maken,

                in dier voege, dat de waters niet afloopen op den openbaren weg. De pissijnen

                zullen bij tijds gezuiverd worden, om geenen stank te veroorzaken.

                artikel 25. Het is verboden binnen ’s huis konijnen, bokken of geiten op te

                voeden.

                artikel 46.  Het is verboden zich aan een voortloopend rijtuig vast te houden of het

                te beklimmen.

                artikel 49.  De schouwen der woningen zullen moeten eene hoogte hebben van

                eenen meter boven het dak, en derwijze gemetseld zijn, dat zij met geen hout in

                aanraking komen. De schouwen niet in steen gemetseld, zullen nimmer mogen

                hersteld worden, maar wel bij de eerste noodzakelijkheid van herstelling, opnieuw

                in steen moeten opgebouwd worden.

                artikel 60.  Het is verboden kemp of vlas te laten rotten, of na de rotting te laten

                droogen, op minderen afstand dan 25 meter van de woningen.

                Het rotten van vlas of kemp wordt niet toegelaten dan in stilstaande waters, die

                geene gemeenschap hebben  met beken, rivieren of andere levende waters der

                gemeente.

                artikel 61. Het is verboden zich te baden in de nabijheid van woningen of

                openbare plaatsen, en op andere plaatsen dan die welke door het gemeentebestuur

                zullen aangewezen zijn.

                artikel 64. Het is verboden in openbare straten of wegen gebreken of wonden te

                toonen, om alzoo het medelijden der voorbijgangers te wekken.

                artikel 70.  De overtredingen der bepalingen van dit reglement voor dewelke door

                de wetten of reglementen van algemeen of provinciaal bestuur geene straffen zijn

                bepaald, zullen gestraft worden met eene boet van eenen tot vijftien frank, en eene

                gevangzitting van eenen tot vijf dagen, gezamelijk of afzonderlijk uit te spreken.

                Bij hervalling binnen het jaar, zal het maximum van een of/en ander kunnen

                toegepast worden. (GA-GR-21/2/1901)

     

    1901 – Militiekantoor Willebroek – Loting van donderdag 24 januari.

                Voor Blaesvelt zijn er   15 lotelingen

                Voor Heffen                  18

                Voor Heyndonck            7

                Voor Hombeeck            23

                Voor LEEST                  19

                Voor Ruysbroeck           25

                Voor Thisselt                  17

                Voor Willebroeck          110

                “ ’t Zij 234 lotelingen. Er zijn uitgestelden van vorige jaren.

                Het hoogste nummer is dus 277. Het laagste is 44.” (GvM-24/1/1901)

     

                De lotelingen van Leest met hun nummer :

                1. Busschot Gaston Emilius               nr. 183

                2. Cuypers Bern. Aug.                                   nr. 179

                3. De Muyer Frans Lod.                     nr. 241

                4. De Smedt Corn. Aug.                     nr. 116

                5. Diddens Jan Frans Constant          nr.  51

                6. Hellemans Alfons M.J.E.                nr. 100

                7. Huysmans Guil.Fr.Alf.                    nr. 272

                8. Janssens Frans                               nr.  81

                9. Lauwers Frans Leonard                 nr. 108

                10. Piessens Karel Hub.                     nr.  61

                11. Pollaert Arn.Leop.                                   nr. 152   

                12. Selleslagh Karel Frans                 nr. 265

                13. Teck Frans Lod.                            nr. 253

                14. Van Aken Petrus Jan                    nr. 145

                15. Van den Bossche Pet.Frans         nr.  99

                16. Van den Heuvel Petrus Jan          nr. 114

                17.. Van Linden Karel                        nr. 235

                18. Verbeeck Benediktus                   nr. 136

                19. Vloeberghs Cornelius Isidoor      nr. 206

                (GvM-26/1/1901)

    21-02-2012 om 11:23 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1899 – LEEST – ERG ONGEVAL

                “Een dezer dagen was het kind van den koster, oud 2 jaar, mede naar ’t zolder

                gegaan en wanneer het bijna op den hoogsten trap stond, sloeg eensklaps de

                valdeur toe en het arme schaapje zijn handje zat tusschen de zware sluiting.

                In haast kwam men toegesneld om het uit zijnen neteligen toestand te redden,

                doch men vreest dat drij zijner vingeren zullen verloren zijn.”

                (GvM – 26/11/1899)

     

    1899 – 6 december : Eerste optreden van de nieuwbakken fanfare in café “Het Kruispunt” 

                (kruispunt van de Juniorslaan-Vinkstraat, in 2000 de woning van Paul en Renilde

                Van Roy-Segers).

                Onder leiding van dirigent Louis Verbeeck voerden twaalf muzikanten hun

                eerste stapmars uit. Ze was speciaal door de dirigent gecomponeerd om hulde

                te brengen aan een Mechelse geldschieter van St. Cecilia en kreeg de passende

                naam “Hulde aan Mr. Matthijs”.

                Het was in de vroege namiddag van de toenmalige tweedekermisdag.

                Café “Het Kruispunt” werd toen uitgebaat door Isidoor Constant Van Hoof.

                Hij was de allereerste muzikant van “St.Cecilia”.

     

                Toen “die van Stuyvenberg” in 1900 ruzie kwamen zoeken in Leest wou

                Burgemeester Bernaerts de rellen stopzetten. Op het punt het onderspit te delven

                werd hij uit de nood geholpen door Isidoor Constant Van Hoof. Door dit dappere

                en moedige optreden werd deze laatste datzelfde jaar nog aangesteld als

                veldwachter te Leest, ondanks het feit dat hij toen lid was van de andere fanfare.  

                Hieruit kan men opmaken dat het in die tijd bij de Leestse fanfares in noofdzaak

                om de muziek ging.

                Van “Het Kruispunt” trok de fanfare toen in optocht naar de “Belle Vue” en de

                herberg “St-Cecilia” in het dorp, het latere   café “De Drij Gapers”.

                In de beginjaren van de fanfare paalde aan dit café een feest- en danszaal. De

                eerste Lokaalhouder van de fanfare St.-Cecilia was Theodoor Van den Heuvel.

     

    1900 – Te Leest woonden 1545 mensen, onderverdeeld als volgt :

     

                                                               mannen vrouwen totaal                                                                                                                                   

                a) 55 jaar en ouder                  115       98           213

                b) tussen  15 en 55 jaar           405      366          771

                c) jonger dan 15 jaar                291      270         561

                hiervan waren ongehuwd :

                a)                                               26        15           41

                b)                                              245     196          441

                c)                                              291     270           561

     

                -315  Leestenaren waren volledig analfabeet (“ konden lezen noch schrijven”)

                -In de gemeente stonden 274 huizen. (DB-1/7/1957)

     

    1900 – Isidoor Constant Van Hoof wordt veldwachter, dit in opvolging van Jan Baptist

                Bauwens.

                Constant werd te Leest geboren op 13 maart 1865 en hij overleed er op 3 oktober

                1924 . In 1890 was hij getrouwd met Maria Theresia Geerts eveneens uit Leest, 

                “zij werd door iedereen zeer geacht omdat eene groote vrees Gods haar bezielde

                en niemand sprak van haar eenig kwaad”, dixit haar doodsprentje.

                Het echtpaar kreeg 10 kinderen.

     

                Van Constant Van Hoof vertelt men dat hij dit ambt had bekomen na zijn

                spontane bijstand aan burgemeester Bernaerts, toen “die van Stuyvenberg” hier op

                een kermis waren komen ruzie zoeken en vechten.

                De burgemeester bemoeide zich ermee, maar stond weldra op het punt het

                onderspit te delven. Toen riep hij tot de omstanders : “In de naam der wet : wie

                wil mij helpen ?” Constant Van Hoof sprong hem bij en werd achteraf garde.

                (LG, blz.124)

                Isidoor Constant Van Hoof zou dit ambt blijven uitoefenen tot 1924.

                In 1954 werd zijn kleinzoon Victor de laatste veldwachter van de autonome

                gemeente Leest.

     

    1900 – ARBEID ADELT

                “Maandag namiddag bracht de fanfaren maatschappij Arbeid Adelt van Leest, die

                het puik der gemeente tusschen hare leden telt, aan den Z.E.H Pastoor, ter

                gelegenheid van zijn naamfeest St. Jozef, eene prachtige serenade.

                In hartelijke woorden dankte de Z.Eerw. Herder, het bestuur en de leden van de

                maatschappij Arbeid Adelt, voor dezen blijk van hoogachting en toegenegenheid,

                en hij drukte de hoop uit dat de maatschappij nog lange jaren, in vooruitgang en

                in bloei, tot ieders genoegen mocht blijven voortbestaan.

                Na nog eenige vroolijke aria’s te hebben uitgevoerd, trokken de muzikanten onder

                het uitvoeren van pas redublés naar hun lokaal, alwaar ze nog gezellig, op de

                meest vriendschappelijke wijze zich vermaakten.”

                (GvM-22/3/1900)

    21-02-2012 om 11:21 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Amelie Portael, in 2009 :

    “Toen mijn man Fons (nvdr : Alfons Hellemans) en ik in 1960 de bakkerij overnamen van Albert Piessens, wisten we niet wat ons te wachten stond. “De bakkerij van de Blekken was overgegaan in handen van de Sussen”, dat ging onmiddellijk rond in het dorp.

    Bij Fons waren ze inderdaad Sussen. Al die heisa kreeg nog een staartje want de vaste brooddrager van “Beire” Piessens, Julleke Vloeberghen, weigerde voor ons te rijden.

    Hij wilde niet voor “Sussen” werken. Wij zaten direct met een levensgroot probleem.

    Onze volgende gast, een jonge Mechelaar, viel serieus tegen en uiteindelijk is Vic Verschuren ons uit de nood komen helpen. Maar dat was ook een Blek en toen is “Maria van Finne” (noot Maria Verschuren)  als een razende furie onze winkel binnengevallen :

    “Waarom smijtte gij nen Blek buiten voor nen anderen Blek ?...”

    Wist ik veel van Sussen en Blekken, ik kwam van Peulis...

    “Nieke Frut”, ook een Blekken-sympathisante, kwam altijd om de asse van onze oven en die zeefde ze dan uit en met al wat bruikbaar was bakte ze haar fritten op het Dorpsplein.

    Wij kregen van andere Blekken in de “Root” het verwijt dat de Sussen (wij dus)  putten veroorzaakten aan de achterkant van die huizen en toen hebben we die met onze asse wijselijk gedempt, maar toen deden we Nieke te kort...

    Ooit kregen we van Blekken een vraag om patekens te bakken voor het teerfeest van St. Cecilia. Gaarne gedaan. Maar toen Gobien, de bakker uit de Juniorslaan dat vernam begon hij dat ook te doen. Dat jaar zaten de Blekken met een dubbele portie patekens op hun teerfeest...

    Ik weet ook nog dat de garde afgesproken had met de ongeduldig wachtende Blekken buiten het gemeentehuis. Van achter het raam in het gemeentehuis trok hij een aantal keer ostentatief aan zijn sigaret, het aantal zetels dat de Blekken hadden veroverd...

    Ik heb ooit nog de woning van Nest De Win zien bekogelen met tomaten...”

     

    Emiel Polfliet vertelde in 1977 :

    “Ik herinner het mij als was het gisteren, het was in ’52, de dag van de verkiezingen, in de mis van halfzeven en pastoor Coosemans stond op de preekstoel. Plots begon hij over de verkiezing te praten en vroeg tamelijk rechtstreeks niet voor de “Blekken” te stemmen. Toen is mijn grootmoeder (Colette Van Praet-De Prins)            verontwaardigd rechtgesprongen en heeft letterlijk gevraagd : “Mijnheer Pastoor, zijn wij dan geen kristelijke mensen ?”     

    Waarop de pastoor het antwoord schuldig bleef en hij verliet de kansel en zette de mis verder alsof er niets was gebeurd. Nog even was er spanning in de kerk toen mijn grootmoeder ter communie ging. Heel de kerk keek ademloos toe, maar de pastoor behandelde haar net zoals

    de andere communicerenden en legde de H. Hostie op haar tong.

    Onmiddellijk na die mis staken enkele “Blekken” spontaan de koppen bij elkaar en verzamelden in een mum van tijd enkele tientallen muzikanten van hun fanfare  St.-Cecilia. Die zijn dan dezelfde dag uit dankbaarheid bij mijn grootmoeder  thuis, in de Alemstraat, een serenade gaan spelen.”

     

    Stan Gobien  daarover in zijn boek “Leest in Feest” :

    “Op zondag 12 oktober 1952, de dag van der verkiezingen, deed er zich een incident voor dat een grote weerklank kreeg en niet alleen in Leest. Een van de twistpunten was de herstelling van het dak van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H.Coosemans, had zich moeten uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek van Leest tussenkomen voor 75.000 frank maar die zag daar van af en uiteindelijk moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk. In de vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten op de lijst van St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de “Ware Leestenaar”, “ware leugenaars”. In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en deze uitspraak vanaf de preekstoel viel niet in goede aarde bij de Blekken. De mannen zaten bleek van woede hun kwaadheid te verbijten, maar ze bleven als versteend zitten. Slechts één vrouw, in Leest “Peit Klet” genoemd, de moeder van Nante De Prins, stond recht en onderbrak de pastoor. Ze zei dat de pastoor het recht niet had haar zoon, die op de lijst van de Blekken stond, een leugenaar te noemen. De pastoor was een ogenblik verbouwereerd maar dat was genoeg om een hele chaos te ontketenen in de kerk. De mannen die daar een paar ogenblikken geleden stilletjes en met schrik op hun stoel zaten, wisten maar al te goed wat er ging gebeuren  als ze niet handelden. Ook zij stonden recht en begonnen hardop te protesteren. De aanhang van de Blekken deed mee en ook de neutrale kerkgangers vonden het ongehoord wat de pastoor zei. De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er ontstond een echt tumult.  Waarschijnlijk zag de pastoor in dat hij de zaak niet meer baas kon. Hij stopte zijn preek. Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk. Ze gingen niet naar huis maar verwittigden onmiddellijk alle medestanders. Velen onder hen gingen de volgende missen bijwonen. Naar verluidt hadden heel wat Blekken aardappelen op zak gestoken en hadden ze afgesproken deze naar de preekstoel te gooien indien de pastoor deze netelige kwestie nog ter sprake durfde te brengen. De pastoor zweeg in de volgende missen in alle talen over het maar langzaam hersteld dak van de kerk…

    Pastoor Coosemans moest ook zijn stem gaan uitbrengen en deed dat na de hoogmis. Heel wat Blekken stonden hem op te wachten. Bij zijn tocht naar de gemeenteschool waar de verkiezing werd georganiseerd, werd hij gehoond en beschimpt. Vanaf toen werd hij door de Blekken beschouwd als een Sus…

    Na de verkiezingen is hij zijn verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken. Hij verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit ‘socialisten’ in het Leestse gemeentebestuur zouden zetelen. Later heeft hij zich niet meer gemengd in de dorpspolitieke strijd.”

     

    21-02-2012 om 11:17 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anekdotes

    Mijn overgrootvader Isidoor Constant Van Hoof was de eerste muzikant van de Blekken. Het eerste openbaar optreden van de fanfare St.-Cecilia vond plaats, op 6 december 1899,  in zijn café “Het Kruispunt” (kruispunt Juniorslaan-Vinkstraat)

    Nadat hij burgemeester Bernaerts ter hulp was gekomen tijdens een conflict met herriezoekers uit Stuyvenberg kreeg hij als beloning zijn functie van veldwachter, ondanks het feit dat hij lid was van de andere fanfare.

    Al zijn kinderen bleven Blekken, ook mijn grootvader Jan Edward en diens vrouw Florentine De Schoenmaeker. Toen die na zijn dood hertrouwde met haar eerste lief, Louis Diddens, haalde ze een Sus in huis. Na hun huwelijk zou haar tweede man steevast blijven “teren” met de Sussen, terwijl zij de Blekken trouw bleef.

    Mijn zus, mijn broer en ik hebben thuis  nooit iets van Blekkenvoorkeur gemerkt, onze vader gedroeg zich tegenover ons zeer neutraal. Daar zou zijn job als garde wel voor veel tussenzitten. Nadeel was dat wij nooit konden aansluiten bij één van de twee Leestse fanfares en noch vis noch vlees waren. Voordeel : tot op de dag van heden heb ik steeds gestreefd naar de grootst mogelijke objectiviteit in alles.

    Honderden anekdotes vallen er te vertellen over de eeuwige tweestrijd. Enkele wil ik niet weerhouden.

     

    Redetwisten over de oprichtingsdatum van de fanfare “St.-Cecilia”.

    Iedereen wist dat de fanfare “Arbeid Adelt” was opgericht op 8 mei 1898, dus eerder dan die van “St.-Cecilia”. Tot leedwezen van een aantal Blekken dat zij niet de eerste waren.

    Misschien konden ze politiek wat voordeel halen indien...

    Daarom trachtten ze de oprichtingsdatum van hun fanfare te verleggen en ontstond er binnen de vereniging een discussie. Wat zou als oprichtingsdatum worden gehanteerd : het maken van de eerste plannen om met de fanfare te starten in de zomer van 1898 of de eerste min of meer officiële ledenvergadering op 26 augustus 1899.

    Het Blekkenbestuur van toen besliste de oprichtingsdatum een jaar naar voren te schuiven en dit kwam vanaf dat moment tot uiting in de documenten.

    Pas vanaf 1960, met de viering van het 60-jarig bestaan van de vereniging, werd de officiële stichtingsdatum van de fanfare aanvaard...

    (“Leest in Feest”, Stan Gobien)

     

    Jan De Decker in “De Band” nr.33 van 1955 :

    “...het etterend gefoeter en gezwets tussen fanfare zus en fanfare zo kan enkel van aard zijn om het gehele dorpsleven te ondermijnen. Verdeeldheid breekt de weerbaarheid...”

     

    Onderpastoor Cleeren in 1956 in “De Band” :

    “...De Leestenaren hielden van een goede kermis, van een vettig teerfeest, van een pot (of meer) schuimend bier en van O.L.Heer. Slechts alle zes jaren kwam er een kink in de kabel : in de tijd van de gemeenteraadsverkiezingen, dan wat het raadzaam niet te veel in de huizen te komen, want dan zoudt ge zo met een broodmes de argwaan en achterdocht van de gezichten gekrabt hebben : dan had ge nog alleen vriendschap van de zuigelingen en de kleuters. Gelukkig duurde die periode niet lang en het leven van elke dag ging dan weer gewoon verder...”

     

    Paul Van Huffel (ex-Leestenaar), Blaasveld  2009 :

    “Ik heb ooit de plakploeg van de Sussen zien een pint gaan drinken bij dokter Stuyck. Ze hadden hun stootwagen vol plakmateriaal voor de deur geposteerd toen daar een plakploeg van de Blekken passeerde. Die Blekken hebben die wagen zonder aarzelen in de gracht daar tegenover gekieperd...”

     

    Rachel Beullens (dochter van Blekken-gemeerteraadslid Jef) in 1985 :

    “...Toen Onze Nie (noot :  haar zuster Nieke Beullens °8/12/1919, +9/10/1998, gehuwd met Juul Boonen) met een Sus afkwam viel dat niet in goeie aarde bij de rest van onze familie en zeggen dat zijzelf één van de hevigste was. Ze is met den Boonen getrouwd maar voor, tijdens en na elke keus was dat daar groten ambras. Dan spraken die zelfs niet met elkaar...”

     

    De website Leest. Be, 7/3/2003 :

    “...In Leest zijn bepaalde familienamen vrij frequent. Er zijn vrij veel mensen die Selleslagh, Lauwers of De Prins heten. Het is niet zo dat de familienaam dan ook bepaalt of iemand tot de groep van de Blekken of de Sussen behoort. De familienaam Selleslagh komt in beide groepen voor, evenals de familienaam Lauwers en nog heel wat andere.

    In deze optiek dient vermeld dat de beide groepen een zekere controle uitoefenden op de evolutie binnen de eigen clan. Dat ging soms heel ver. Wanneer een jongen van de Blekken verliefd werd op een meisje van de Sussen, dan werd dat vijftig jaar geleden met argwaan bekenen door de ouderen. Die zegden dan : “Hoe is het mogelijk dat hij zoiets doet ? Er zijn bij de Blekken toch ook genoeg mooie en goede meisjes ! Wat heeft hij nu te zoeken bij de Sussen. Dat zal nog verkeerd aflopen !”

    Het was nog erger als een meisje van de Blekken verliefd werd op een jongen van de Sussen, want zij werd beschouwd als hopeloos verloren voor de eigen zaak. Dezelfde ideeën leefden bij de Sussen. Ook zij probeerden hun bloed en hun ras zo zuiver mogelijk te houden. Heel wat “gemengde verliefdheden” tussen de Blekken en de Sussen zijn als gevolg van deze opvattingen nooit met een huwelijk afgesloten. De liefde moest al heel sterk zijn om toen een gemengd huwelijk te krijgen...en gelukkig overwon de liefde ook soms deze hindernis.

    Er deden ook allerlei verhalen de ronde rond de Blekken en de Sussen. Ze werden verteld in de dorpscafés en op familiebijeenkomsten. In een café van de Blekken werden Blekkenverhalen verteld, dikwijls ook in het bijzijn van de Sussen en hun heldenverhalen werden met gepaste overdrijvingen in de verf gezet. Wanneer er Sussen in het café waren, dan werd alles nog wat meer overdreven en werden woordspelingen gemaakt op zogenaamde mislukkingen van de Sussen, met de bedoeling van de vertellers de andersdenkenden min of meer belachelijk te maken. Wanneer het te gortig werd, dropen die meestal stilletjes af. Toch waren er ook Sussen die zich niet zo maar lieten doen en die fel van zich afbeten toen ze vonden dat hun partijgenoten te veel en onterecht in hun hemd werden gezet. De Blekken kregen natuurlijk van hetzelfde laken een broek, wanneer ze in een echt Sussencafé kwamen...

    Voor een aantal strijdvaardige aanhangers van beide groepen was het cafébezoek bij de tegenstanders een ideale gelegenheid om na te gaan hoe het stond met hun morele kracht en weerbaarbeid. Als er daarbij veel bier door de kraan liep, kwamen de tongen los.

    De geheime plannen van de tegenstanders werden dan te vroeg openbaar gemaakt...”     

     

    Frans “Susse” Teughels in De Band

    “Pas had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen van de trommels reeds horen tot op het dorp. Iedere vrijdagavond werd in de zaal van Sooitje repetitie gehouden door de vlug heropgerichte fanfare.

    Schetterende trompetten en bazuinen, aangevuld door zachtere instrumenten, klonken gedempt door, tot zelfs op onze slaapkamer. De Blekken waren herboren.

    Van de Sussen was geen sprake meer. Het eeuwige bekvechten over muziek en fanfare was volledig geluwd gedurende de lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze hun bekomste. Eigenlijk hadden ze reeds enkele jaren voor de oorlog de strijd gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder hen hadden toen de politieke handschoen aangepakt en voor de lol zich gemeld als kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen behaalden de “Juniors”, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke meerderheid.

    Sinds heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in die overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op en af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit hadden gedolven. Tevens was het een uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen tegen aan te lappen...herberg in en herberg uit, tot de meesten onder hen volledig platzak waren.

    Met een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze kiesgerechtigden teveel geweest want bij de volgende “keus” was het buiskensrijden voor de mannen van de andere kant. Met lede ogen hebben dan ook de juniorssympatisanten de drie dagen durende braspartijen moeten aanschouwen. Van zulke dingen wilden ze niet meer weten.

    De gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van “Arbeid Adelt” dachten er zelfs aan zich te melden bij de weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare te vormen.

    De familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.”

    21-02-2012 om 11:08 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                                      SUSSEN en BLEKKEN : pure folkore.

     

    Naast “Posse Leest” associeren nog steeds vele buitenstaanders Leest met de eeuwige strijd

    “Sussen-Blekken”. Hoe een dorp hopeloos verdeeld raakte en bij elke kiescampagne op het oorlogspad trok.

    Heden ten dage wordt die tegenstelling al eens ge(mis)bruikt door politieke partijen of journalisten om hun standpunten te verduidelijken maar meestal hebben ze het bij het verkeerde eind.

    De tegenstelling tussen de Leestse Sussen en Blekken had niets te maken met rechts of links, met katholiek of vrijzinnig.

    Beide partijen waren uitgesproken vaderlandslievend en strikt katholiek. Ze hadden elk hun eigen fanfare die de ruggegraat vormde van hun sociale weefsel.

    De tweestrijd vond plaats tussen 1899, met de stichting van een tweede fanfare op de gemeente en eindigde in 1964, met de ontbinding van de oudste en Sussen-fanfare Arbeid Adelt.

     

    De Sussen en de Blekken...eeuwige dorpsstrijd.

    Bij elke gemeenteraadsverkiezing barstte die strijd steevast los, tot maanden ervoor en maanden erna stonden de grootste fanatici als kat en hond tegenover elkaar.

    In het dagelijkse leven en buiten de verkiezingsstrijd waren de menselijke relaties tussen de modale Blek en Sus nornaal en goed. Men had elkaar nodig en bood hulp waar nodig ook bij de andersgezinden.

    Toen de fanfare “St. Cecilia” in 1899 werd gesticht, een jaar na de oprichting van “Arbeid Adelt” was dit het resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden.

    Zo kwam er een oppositie te Leest en meteen twee dorpspartijen, in de volksmond “Sussen” (Arbeid Adelt) en “Blekken” (St. Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt zouden betwistten.

    Stuwende kracht achter St. Cecilia was Theofiel Verschueren, een landbouwer uit de Scheerstraat, die in 1921 de hegemonie van de Sussen zou doorbreken en de eerste Blekken-burgemeester  zou worden.

    Van 1927 tot 1939 namen de Sussen het weer over en kwam de burgemeestersjerp in handen van Victor De Laet.

    Nadien zouden de Blekken onafgebroken aan de macht komen tot in 1976, de fusie met Mechelen.

    In 1964 viel de fanfare Arbeid Adelt bij gebrek aan eensgezindheid uit elkaar en hadden de Blekken af te rekenen met de Socialisten (BSP lijst nr 1) en Gemeentebelangen (lijst nr 3).

    De Blekken haalden 5, Gemeentebelangen 3 en de socialisten 1 zetel.

     

    De naam “Blek” en “Sus”.

    Wat de betekenis van de naam is, kon niet met zekerheid achterhaald worden. Over heel Vlaanderen kregen de katholiek gezinde politici meestal de bijnaam van “Sussen”. De groep van de misschien meer wereldlijk ingestelden of de pluralisten kreeg een andere naam. In Leest was dat “Blek”. De naam komt relatief weinig voor in de Vlaamse dorpspolitiek. Vermoedelijk is het een spotnaam die is uitgedacht door de Sussen.

    De fanfare “Arbeid Adelt” had omstreeks de vorige eeuwwisseling de meeste notabelen van de gemeente achter zich. Deze vereniging kon dankzij de grotere financiële middelen meer dan waarschijnlijk instrumenten van goede kwaliteit kopen. In die tijd waren de kwaliteitsinstrumenten van koper gemaakt. Omdat de muzikanten van St.-Cecilia zich die luxe niet altijd konden permitteren, speelden ze op instrumenten van mindere kwaliteit, op “blikken instrumenten”. Een Blek is dan een muzikant van St.-Cecilia die op een instrument van mindere kwaliteit speelt. Later werd de naam veralgemeend en uitgebreid naar alle aanhangers van St.-Cecilia Leest…

    (Stan Gobien in “Leest in Feest”.)

     

    21-02-2012 om 11:05 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Ceciliafeesten en I.C.W.

    Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan richtte men in mei 1949 een grote nationale muziekwedstrijd in waaraan niet minder dan 39 korpsen deelnamen.
    Vanaf 1959 werden, onder impuls van Pol Piessens, internationale contacten gezocht met buitenlandse organisaties en korpsen en in mei ’72 startte men definitief met de Ceciliafeesten en de I.C.W. (Internationale Concertwedstrijd).

    Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Leestse fanfare traden 45 van de 117 inschrijvingen aan op de 4de internationale stapmars en showwedstrijd.

    De Britse, Nederlandse en Belgische korpsen lieten zich van hun beste kant zien.

    Het optreden van de showband “The Derby Serenades” uit Groot Brittanië zou nog jaren in de herinnering blijven.

    Door het groot enthousiasme en het aanwezige organisatietalent werd in mei 1975 voor het eerst het Europees Kampioenschap voor Brassbands georganiseerd. Zeven Britse bands, één Deense en één Belgische band werden gejureerd door gereputeerde muziekkenners als G. Follmann (B), G. Beckingham (GB), A. Haberling (ZW) en H. Van Lijnschoten (NL).

    Eind juni 1976 werden de Ceciliafeesten en de I.C.W. een voltreffer met het Europees Kampioenschap voor Harmonieën en Fanfares.

    Op 4 juni 1978 zorgde men weeral voor een primeur en werd het Belgisch Kampioenschap georganiseerd in samenwerking met het Muziekverbond van België.

    Een 25-tal korpsen traden op 24,25 en 26 mei 1979 aan op de Jubileumwedstrijd.

    Het 80-jarig bestaan van St.-Cecilia was een enorme meevaller. Vooral van Nederlandse zijde kregen de Belgische korpsen duchtig verweer.

    Stilaan kreeg de I.C.W. meer en meer internationale faam. Zelfs korpsen uit het Oostblok en Zuid-Europa namen deel...

    (uit de brochure van de 18e ICW, 1990)

     

    In 1976 werd Jan-Piet Leveugle als dirigent aangetrokken nadat hij al een jaar de drumband van de fanfare onder zijn leiding had staan. Hij zou met de fanfare terug vanaf de laagste afdeling starten.

    Nog datzelfde jaar werd de vereniging provinciaal kampioen Fedekam in de 3de afdeling fanfares.

    In 1977 werd het korps Belgisch kampioen in de 2de afdeling.

    In 1978 werd de 1ste afdeling overgeslagen en trad het korps op in de uitmuntendheidsafdeling. Na een paar overwinningen in vrije muziekwedstrijden werd de vereniging wereldkampioen in deze afdeling met 311/360 punten en een eerste prijs.

    In 1979 werden weer een paar vrije wedstrijden gewonnen, zoals de jubileumwedstrijd te Kapelle-op-den-Bos..
    In 1980 werd er weer eens aan een Belgisch kampioenschap meegedaan. Het fanfarekorps werd weer Belgisch kampioen in de afdeling uitmuntendheid – fanfares bij het Muziekverbond van België.

    In ’81 won St.-Cecilia op het Wereld Muziek Concours te Kerkrade (Nederalnd) de wereldtitel in de ere-afdeling voor fanfares, het korps behaalde 324/360 punten, een eerste prijs met felicitaties. Het was de eerste keer dat een fanfare in de ere-afdeling een zo hoog puntenaatal kon behalen.

    In ’82 nam de fanfare deel aan het nationaal tornooi van de stad Brussel. In de ere-afdeling werd de muziekvereniging laureaat en behaalde de eerste prijs met lof van de jury.
    In 1983 werden zij winnaar van de Nationale Wedstrijd  “Grote Prijs van de Lions Club Belgium” alsmede Belgisch Kampioen  fanfare ere-afdeling (originele fanfare met uitsluitend koperinstrumenten). (GvM,9/2/84)

    In ’85 volgde Frans Violet J.P.Leveugle op.

    Bij de viering van het 90-jarig bestaan in september 1989 zag het bestuur er als volgt uit :

    Mevrouw Pol Piessens : ere-voorzitster,Victor Verschueren : voorzitter, Frans Piessens : ondervoorzitter, Johan Vandeputte : secretaris.
    Dianne Van Medegael : secretaris Sint-Ceciliafeesten en ICW.
    Jef Lauwers : feestleider en bestuursleden Antoon Lauwens, Rik Lauwens, Pol Huybrechts, Marcel Van Loo, Emiel Verschueren, Kamiel Verschueren, Jan Moons en August Lauwers als contactman tussen bestuur en muzikanten.

    De muzikale leiding was in handen van Frans Violet en Luc Vertommen.

    Lesgevers van de muziekschool van de fanfare waren toen Johan De Wit, Luc Vertommen, Jan De Decker en Freddy Walschaers.  (gvm 14/9/89)

    Halfweg 1994 kreeg dirigent Johan De Win, een kleinzoon van één van zijn voorgangers Rik De Bruyn, het korps onder zijn leiding.

    Johan De Win heeft zijn basisopleiding in de Leestse fanfare gehad en werd beroepsmuzikant. Hij gaf les aan de muziekacademieën van Willebroek, Sint-Niklaas en Boom waar hij notenleer en muziekgeschiedenis doceerde. Daarnaast was hij ook nog dirigent van de Kon. Harmonie “De Rupelzonen” in Boom en muzikant in Brass Band Willebroek.

    Zijn eerste succes als dirigent viel hem te beurt in het Provinciaal Concerttornooi Antwerpen van oktober-november ’94. Hij behaalde er met Sint-Cecilia de hoogste score voor harmonieën, fanfares en brass bands.

     

    In een informatiebrochure van 1995 van de fanfare vonden we het toenmalig bestuur terug :

    Ere-voorzitter : Vic Verschueren, Elleboogstraat 36 Leest.

    Voorzitter : Kamiel Verschueren, E. Rollierstraat 7 Willebroek.

    Ondervoorzitter : Pol Huybrechts, Dorpsstraat 60 Leest.

    Penningmeester : Maggy De Borger, Juniorslaan 31 Leest.

    Verslaggever : Ilse Peeters, Dorpsstraat 34 Leest.

     Jeugdverantwoordelijke : Roland Vanwelden, Juniorslaan 31 Leest.

    Instrumentenbeheerder : Emiel Verschueren, Winkelstraat 7 Leest.

    Feestsecretaris : Jef Lauwers, Kouter 68 Leest.

    Secretaris : Stan Gobien, Kouter 79 Leest.

    Leden :

    Bert De Borger, Juniorslaan 31 Leest.

    Rik Lauwens, Kouter 82 Leest.

    Rik Peeters, Juniorslaan 124 Leest.

    Adrienne Pepermans, Junorslaan 105 Leest.

    Marcel Van Loo, Dorpsstraat 7 Leest.

    Dirigent : Johan De Win, Dorpsstraat 64 Leest.

     

    In dezelfde brochure lazen we dat er in ’95 ruim 30 kinderen en een vijftal volwassenen de cursussen notenleer volgden. Een aantal onder hen leerde ook een koperblaasinstrument bespelen. De eerste jaren werden de cursussen in Leest gegeven. Vanaf het derde jaar  gingen de meesten over naar de Muziekacademie van Willebroek.

    Verder stipuleerde men dat in de Leestse fanfare niet langer de stelregel gold : “Geen drank, geen klank”, wel “Eerst goede klank, dan af en toe wat drank”.

    Het moest gezellig blijven.

    We leerden ook dat muzikanten werden vrijgesteld van lidgeld en gratis het ledenblad “Toeters en Trompetten” ontvingen.

    Dat lidgeld bedroeg voor de ereleden 500 frank per jaar.

     

    Het zou ons te ver leiden om alle details van de jongste Leestse fanfare uit de doeken te doen. De belangrijkste gebeurtenissen worden hierna chronologisch weergegeven.

    Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan schreef Stan Gobien in 1999 een prachtig

    boek van de fanfare Sint-Cercilia : “Leest in Feest”.

    21-02-2012 om 10:47 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1899 -                         De Fanfare “Sinte-Cecilia”

     

    In 1899 werd de fanfare “Sint-Cecilia” gesticht. Stuwende kracht was Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van voorzitter zou waarnemen.

    De stichting van deze fanfare, een jaar na de stichting van “Arbeid Adelt” was het resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden.

    Zo kwam er een oppositie te Leest en meteen twee dorpspartijen, in de volksmond “Sussen” (Arbeid Adelt”) en “Blekken” (Sinte-Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt betwistten.

    De politieke rol van “Sint-Cecilia” zou verdwijnen in 1976 met de fusies van de gemeenten.

     

    De statuten van de muziekmaatschappij werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899 en het eerste optreden dateerde van 6 december 1899 en vond plaats in café “Het Kruispunt”.

    In 1902 ontvingen de muzikanten hun eerste pet, waarde 2,5 frank en ook een naamplaatje “Sint-Cecilia Leest” werd eigendom van de maatschappij.
    De standaard werd reeds van bij de oprichting aangekocht.

    Al snel werd er deelgenomen aan verscheidene “concours”.
    Onder leiding van de muziekchefs Louis Verbeek en zijn zoon Ferdinand uit Tisselt, werden tussen 1900 en 1934 zowat 24 medailles verzameld.

    (GvM 22/3/86)

    De fanfare zou uitgroeien tot een muziekmaatschappij van hoog muzikaal gehalte. Ze werd in 1978 o.a. wereldkampioen te Kerkrade in de kategorie “Uitmuntendheid”.

     

     

    August Lauwers in “De Band”  - 1956 :

    “De Koninklijke fanfare “Sinte-Cecilia” werd gesticht einde 1898. In 1899 werd het vaandel aangekocht.
    De eer van dit verdienstelijk werk komt in de eerste plaats toe aan wijlen de heer Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van voorzitter waarnam. Hij was een onvermoeibare werker die zich met hartstochtelijke ijver volledig aan de maatschappij heeft gegeven en tevens ook verschillende jaren het ambt van burgemeester waarnam.

    In 1928 werd de taak van voorzitter overgenomen door Pieter De Prins, deze nooit afgevende leider komt de eer toe voor onze fanfare een triomftijdperk te helpen bewerken.

    Als eerste muziekmeester trad Louis Verbeeck uit Tisselt op, zijn taak werk bij zijn afsterven overgenomen door zijn broer Ferdinand.

    In 1938 werd één onzer eigen zonen, een jonge Leestse muzikant, de heer Rik De Bruyn, als muziekbestuurder aangesteld. Dank zij zijn grote wilskracht en aktiviteit, heeft hij onze fanfare op enkele jaren tijds uitgebouwd tot een machtig geheel dat met de beste

    fanfares uit het omliggende kan wedijveren.

    Voor de tweede wereldoorlog beperkten wij er ons toe, deel te nemen aan het vieren van godsdienstige en vaderlandslievende plechtigheden, traditie die wij nog steeds in ere houden. Ook werd er deel genomen aan muziekfestivals waarvan de medailles, aan ons vaandel gehecht, getuigen.

    De betrachting van onze huidige dirigent, ons muziekkorps op een hoger peil te brengen, kwam voor de eerste maal tot uiting in 1948 toen we voor het eerst aan een muziekwedstrijd deelnamen.

    Sedert 1947 zijn we aangesloten bij de Katholieke Federatie van Muziekmaatschappijen, tevens ook bij het Muziekverbond van België sedert 1951 onder nr.32A...”

     

    Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan bracht L.V.L. in “De Band” (nr.1) het volgende lyrisch verslag :

     

    “...In onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de gekende hoeven o.m. “de Rendelbeek-hoeve”, deze van “Kobe-Latens”, “Ter Moortere” e.a., en waar seders 1552 de goede mensen ter kerke werden opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen met de open natuur om zodoende het edukatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief te hebben.

    Peter Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan de muziek te beoefenen.

    Onder die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan boord en de stevige hand aan het rad.

    Het was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een toch van 5 maand op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt worden.

    De statuten van de muziekmaatschappij Ste Cecilia werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het gemoedelijke Leest.

    Het was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Constant Van Hoof, en opstapten naar het dorp met als stapmars “Hulde aan Mr Mathys”, getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als terminuspunt “De Vlaamse Leeuw” gehouden door lokaalhouder Theodoor Van den Heuvel.

    Terloops moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan waren.

    Alles begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, in 1902, ontvingen de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming “Fanfare Ste Cecilia 1899”.

    Wie zou ooit durven denken hebben dat zo een “sosjeteitje” zo snel een poging zou gedaan hebben om “medaljes” te veroveren ?

    Er staat ergens geschreven : “de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid” ; ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen.

    De geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om te vernemen ; Medaljes werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel (1902), Oostende (1902), O.L.V.Waver (1903), Antwerpen (1903), Hombeek-Eike (1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906), Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt (1909), Blaasveld (1911), Kapelle o/d Bos (1913), Oostende (1925), Humbeek (1934), Mechelen (1934).

    De hogervermelde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik De Bruyn, dat was in 1938...”

    Na Louis Verbeeck, Ferdinand Verbeeck en Hendrik “Rik” De Bruyn, werd Theo Fierens in 1965 muziekleider. In 1973 nam Frans Dierckx het dirigeerstokje over.

     

    Het eerste  reglement telde 5 hoofdstukken en 62 artikelen en werd gestemd door volgend bestuur :

    Erevoorzitters : Frans Beullens en Marcelinus Lemmens.

    Voorzitter : Teophiel Verschueren.

    Onder-Voorzitter : Frans Piessens.

    Schrijver : Floriaan Meyers.

    Schatbewaarder : Theophiel De Wit.

    Boetmeester : Prosper Busschot.

    Raadsleden : Antoon Stoop, Victor Robijns, Frans Robijns, Lod. Nuytkens, Const. Polspoel, Lod. Alewaeters, Jozef Selleslagh, Jan Lauwers.

    De markantste artikelen pikken wij eruit :

    Art. 6. De uitvoerende en verplichte eereleden zullen eene maandelijksche bijdrage betalen van 1,50 fr voor de uitvoerende, en drie frank voor de verplichtende Eereleden.

    Art. 7. De Eere-Voorzitters en Voorzitter betalen eene jaarlijksche bijdrage van 50 fr.

    Art. 29. Niemand mag op dezelfde gemeente deel uitmaken van twee Fanfarenmaatschappijen.

    Art. 30. Elk lid der maatschappij dat komt te overlijden zal de laatste hulde, door het muziek toegebracht worden..

    Art. 31. Indien een afgestorven lid de laatste eer door het muziek toegebracht wordt, moeten al de leden persoonlijk den lijkstoet en lijkdienst bijwonen op boet van 5 frank.

    Art. 34. In de maatschappij St. Cecilia mogen geene leden zijn, waarvan uit hetzelfde huisgezin een lid of leden zouden deelmaken van eene andere muziekmaatschappij, bestaande of nog zoude ingericht wordende in de kom der gemeente.

    Art. 51. De uitvoerende leden dwelke eene geheele repetitie zullen afwezig zijn, zullen eene boete betalen van vijftig centiemen, degene welke na de naamoproeping en voor de poos komen,zullen 0,25 centiemen betalen.

    Art. 52. De repetitie zal ten minste drij uren duren, een uur voor de leerlingen, twee uren voor de wezentlijke muzikanten, en zal juist op het uur beginnen,welke het bestuur zal vaststellen.

    Art. 61. De maatschappij neemt geen deel aan politieke betoogingen.

     

    21-02-2012 om 10:44 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    1903 – Gazet van Mechelen 26 november 1903 : “Een gelukkige vinder.

                Verleden maandag was zekere Victor V.V. van Leest, in eenen beemd, gelegen

                tegen de Heffenbrug werkzaam met 8 personen en vond opeens, op eene diepte

                van 15 centimeters, een aarden potje gesloten met houten tap.

                Men ziet van hier de blijde verbaasdheid dezer lieden bij het ontdekken van dit

                wonderbare voorwerp : doch noch hooger steeg hunne vreugde bij het openen

                van den tap en als zij uit het potje zestien zware schoone gouden franschen

                stukken zagen rollen, waarde circa 50 fr ieder stuk !

                De vinders dansten en sprongen van blijdschap en een goede pint werd er op

                geleedigd. Het bleef er niet bij, want een lekker avondmaal voor dinsdag avond,

                werd door onze goede vrienden aangezegd.

                We wenschen de vrienden van Leest van harte proficiat met hunne gevonden

                schat.”

     

    1903 – 20 december : Deze dag overleed Jan Verlinden, Hertstraat nr. 2, aan de pokken.

                (GA) 

     

    1903 – 25 december : Carolus Alfons De Schoenmaeker, Hertrstraat nr.4, overleed aan

                de pokziekte. (GA)

                “Onze Frans,” vertelde mijn grootmoeder Tien De Schoenmaeker me in 1979, “is

                gestorven op zijn 21 jaar aan den typhus. Hij verkeerde vanaf zijn 17 jaar in Battel

                met die van ’t Kooike en in die tijd waren dat zomers dat het zo heet was dat ge u

                niet kont houden. En die jongen werkte in ’t hout hé, te Mechelen bij de Voskens.

                En op een gegeven moment heeft hij zoveel water gedronken van dorst dat hij

                er den typhus van kreeg. En geen enkele mens dierf er omtrent ons huis komen,

                zeker niet in zijn kamer. Ons moeder alleen moest die oppassen.

                En onze Frans die kon spiëken (nvdr : spuwen) , wel vier meters ver, door zijn

                tanden vanuit zijn bed deed hij dat. Ook wij als familie mochten zijn kamer niet

                betreden en toen wij, na zijn dood, al zijn klederen wilden verbranden, was daar een

                bedelares, Trees Portael uit Mechelen, die alle weken langskwam en die heeft alles

                meegenomen : twee dikke spreien, twee dikke dekens en lakens en die was daar

                totaal niet bang voor.

                Toen is ons huis helemaal ontsmet en alle ramen werden dichtgeplakt met

                papiertjes en ons huis diende drie dagen gesloten te blijven.

                Ja, onze Frans dat was de snelste (nvdr : knapste) gast van uren in de ronde.

                Toen heeft ons moeder toch geschreeuwt s酔   

                (Zie foto)

     

    1903 – 30 december : Maria Verdickt, Blaasveldstraat 21, (niet ver uit de buurt van de

                Hertstraat), overleed eveneens aan de pokken.

                Het gemeentebestuur nam afdoende maatregelen tegen deze gevaarlijke ziekte.

                De betrokken huizen werden ontsmet, hun bewoners alsmede de omwonenden

                ingeënd en de kinderen der besmette huizen werd de school ontzegd.

     

    1904 – Dat jaar  werden door het Bureel van Weldadigheid te Leest 8 gezinnen volledig

                en 29 tijdelijk ondersteund.

     

    1904 – In 1904 werden er 17 lotelingen ingeschreven.

     

    1904 – Arbeid Adelt telde dat jaar 78 ere- en 53 spelende leden.

                Sinte Cecilia telde 62 ere- en 44 spelende leden. (GA)

     

    1904 – 7 januari : Dokter De Becker uit Tisselt nam opnieuw een geval  van pokken

                waar, ditmaal in het gezin van Remi Fierens-Jacobs, een landbouwer uit de

                Koeistraat.

     

    1904 – 3 maart : Het gemeentebestuur liet de vacature van hulponderwijzeres in het

                Belgisch Staatsblad opnemen. Jaarwedde : 1100 frank.

     

                Op 24/4 werd Mathilde Hellemans benoemd als hulponderwijzeres in de

                gemeentelijke  meisjesschool. Er waren vier kandidaten.

                Mathilde haalde het met 5 stemmen tegen 3 voor Stephanie Dumont. (GA)

     

                Voordien had juffrouw Mathilde vier jaar in het onderwijs gestaan te Hombeek.

                Te Leest zou ze later Caroline Nees opvolgen als schoolhoofd.

                Mathilde Maria Jozefa Kornelia Hellemans was te Kraainem geboren op

                3 september 1878.

                Tot kort voor haar dood op 14 februari 1938, bleef ze voor de klas staan.

                Ze was ook voorzitster van de Boerinnengilde.

                       

    21-02-2012 om 00:00 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1956 – Samenstelling Bestuur

    Voorzitter : Frans Van der Hasselt. Ondervoorzitter: Frans Muysoms.

    Secretaris : Constant Huysmans. Kassier : Alfons Hellemans.

    Verslaggever : Jozef Broothaers. Muziek : Jozef Geerts.

    Instrumenten : Frans Beullens.

    Leden : Constant Buelens, Lode Croes, Rene Voet.

    Ere-Bestuursleden : Victor De Laet, Victor Selleslagh, Edward Van Steenwinckel.

     

    1957 – Zondag 3 maart : Grote Muziekavond

    In de zaal “De Rozelaer” bij Theo Teughels, Dorp Leest. Begin 17u30.

    Onder leiding van Dhr. J. Van der Taelen.

    Tussenin optreden van de zingende clown Janus Prul “een paljas die de zaal doet gieren”

    1958 – 16 februari : Muziekavond       

    Plaats van het gebeuren : zaal “De Rozelaer”. Dirigent : J. Van der Taelen.

    Attracties : conferencier Guske Lancier, humoristisch goochelaar Framatelli en            Accordeonist F. Canas.

    In “De Band” van maart 1958 gaf Jan De Decker zijn kommentaar :

    “Chef en muzikanten, hartelijk gefeliciteerd ! Onze meest hartelijke wensen voor veel bloei en vooruitgang ! En...het programma begon slechts met enkele minuten vertraging. Milac is blij opvolgers te hebben gevonden in haar opzet om elke feestavond stipt op het aangekondigde uur te doen beginnen, ook al dient dan het programma aangevat voor een half volle zaal...

    Tijdens de uitvoering van het VADERLANDS LIED is het ons weer eens opgevallen, HOE ONVERSCHILLIG het publiek zich dan gedraagt...Een beetje eerbied en ingetogenheid zijn nog steeds van deze tijd of kunnen wij dat nog alleen bij de uitvoering van deze hymne op een ...kerkhof ?...”’  

     

    1958 – Mei : 60-Jarig bestaan

    De fanfare telde op dit moment 149 leden plus 35 muzikantern, 4 erebestuursleden en 11 bestuursleden.

    Dat bestuur bestond uit :          

                Voorzitter : Frans Van Der Hasselt, Ondervoorzitter : Frans Muysoms.

                Secretaris : Constant Huysmans

                Schatbewaarder : Alfons Hellemans

                Verslaggever : Juul Boonen

                Muziek : Jozef Geerts

                Commissarissen : Frans Beullens, Louis Croes, Arnold Teughels, Remy

                Spoelders, Voet.

                Eereleden : Constant Buelens, Victor De Laet, Victor Selleslagh, Edward Van

                Steenwinckel.

                          Bezetting instrumenten:

                Bugelsolo     :    5       Eerste trombone    :  1

                Eerste bugel :    3       Tweede trombone :  1

                Tweede bugel :  2      Derde trombone    :  1

                Derde bugel   :   3        Eerste baryton      :  1         

                Eerste piston  :   1        Tweede baryton   :   1

                Eerste trompet : 2        Derde baryton    :    1

                Tweede trompet:1     Eerste tuba         :     3

                Saxofoon     :      1      Tweede tuba       :     1

                Eerste alto     :    1        Bombardon        :     2

                Tweede alto    :  1      Grote trom    :            1

                                                    Kleine trom :            2.

    De muziekherhalingen gebeurden op vrijdag.

     

    1959 – 8 februari : Muziekconcert

    Locatie : zaal “De Rooselaer” bij Theo Teughels. Op het programmablad stonden : “Flink en Fier” een mars van R. Kumps, “Walk-Over” mars van Strauwen, “Antigone” een ouverture van Rousseau, “Terug uit Dinant” een mars van F. Teughels, “Zwart Water” een ouverture van Jourquin, “Oude Kameraden” van Teike, “Siciliaanse Ouverture” van Dax,“Judex”, “Kermesse” van De Roeck en het Vaderlands Lied.

    Leiding : J. Van der Taelen.

    Voor de afwisseling werd gezorgd door Bux, een humorist-conferencier.

     

    1960 – Verslag Muziekconcert in “De Band” :

    “...Wanneer te 19 u 15 de eerste tonen weerklonken, waren er een 50-tal aanwezigen om aan te groeien tot een bomvolle zaal, dus een werkelijk succes.

    De Voorzitter dankte het publiek voor de opkomst, en verstrekte uitleg over het vastgestelde programma. Onder het muziekminnend publiek konden we afgevaardigden van verschillende randgemeenten noteren, alsmede een flinke vertegenwoordiging vanwege de K. Fanfare Ste Cecilia.

    Buiten de bevredigende opvoering der onderscheiden stukken, moet zeker het optreden aangestipt worden van het zang en snaren ensemble “Daghet” waarvan kan gezegd worden dat het puik was.

    De afwisseling van solo-duo-koorzang met mandoline en gitaar bracht menig toehoorder in verrukking.

    Spijtig dat af en toe wat lawaai achter in de zaal gemaakt werd wat zeer hinderend was.

    De chef, de dynamische Heer Van der Taelen, mocht dan ook en terecht, bloemen in ontvangst nemen, waarna de Voorzitter overvoldoen het slotwoord uitsprak.

    “Dank,” aldus spreker, “aan allen die gekomen zijt, maar inzonderheid aan de afvaardiging onze zustervereniging de K.Fanfare St. Cecilia. Zij mag er van overtuigd zijn dat ze zullen kunnen terugblikken op onze aanwezigheid wanneer zij iets zullen te doen hebben. Moge de muziek van vandaag en de melodiën kilometers ver de muren van de zaal doen daveren, de klanken zijn door de muur gegaan tot zelfs door de galmgaten van de kerk, zodanig dat met Pasen wanneer de klokken luiden de klanken nog kunnen gehoord worden.”

    Hiermee besloot de Voorzitter die zeer ontroerd was en toog iedereen opgewekt huiswaarts.

          Spectator.” 

     

    1962 – Nieuwe Muziekbestuurder

    Jozef Van der Taelen, nam zijn ontslag muziekbestuurder en  werd opgevolgd door de Leestenaar Geets.

     

    1962 – 25 februari : Bal verving muziekavond

    De geplande jaarlijkse muziekavond op 25 februari ging wegens onvoorziene            omstandigheden niet door en werd vervangen door een bal gevolgd  van een tombola bij Apers, café Zennebrug.Er was een flinke opkomst.   

     

    1964 – Einde Arbeid Adelt

    Bij gebrek aan eensgezindheid viel de oudste fanfare van Leest uit elkaar.

     

    J.A. Huysmans in De Band van augustus 1979 :

     

                                                Breugeliaans aan de Zennekant

     

    “...Het Brughuis was voor twee generaties het geliefd feestlokaal onzer fanfare.

    Het eerste bestuur had in het reglement onder de leuze “Arbeid Adelt” in een resum van 25 artikels, allerlei spitsvondigeheden bedacht voor : vrede, vriendschap, vlijt, vloekverbod, enz. en zelfs volharding.

     

    Met muziek doorheen alle jaargetijden, processies, stoeten, festivals, vlaamse kermissen, slenteren, stoppen, aansluiten, wachten, bruinverbrand, verwaaid, verregend, kasseihotsend, met verlies van de laatste mamber langs steeg, dorp op binnenweg.

    Met volharding raakten zij zelfs door de krisis en door oorlog 2.

    Maar wat later kwam de welvaartstaat met nieuwe vrijetijdsbesteding, onze burgers werden in competitiegelid gedrumd en onze boerkens kwamen mopperend achteraan.

    Conservatieven en zij die meenden dat muzikanten enkel muziek moesten maken en niet omzien, betwisten elkaar het bevel met afwisselende kans, en de wagen ging de helling af en verloor zijn wielen.

    Verdenk mij nu niet van leedvermaak, want ik heb in mijn blazoen gegrift : “kouterkens gulden luim, stouteriks nul in duim”.

    Ik heb dat stichtingsboekje nog waarin staat vermeld, dat bij ontbinding van de maatschappij, het alaam en de Standaard ter bewaring aan de gemeente wordt toevertrouwd, ter beschikking van drie van vroeger erkende leden voor aanspraak.
    Helaas, waar is des ouderen trots gevaren.

    (...)

    Zie de muzikant, hoe dichter men bij het jaarfeest komt, hoe mooier hun instrument wordt gepoetst, ’t is hun loon gratis, alles voor niets... Neem een raad aan van mij : doe eens mee aan een fanfarejaarfeest op den boerenbuiten.

    Op Verloren Maandag om 10 uur met muziek naar de dankmis ter ere der voorgaanden, om 11 uur met muziek naar het feestlokaal voor het ochtendmaal aan rijen schraagtafels, beladen met ovensteenbrood, borden kalfskop, pannen witte en zwarte boerenmaak pensen, teilen geperste varkenskop tot wafels geriemd van nen vinger dik. Daar waren liefhebbers bij voor zo wel 10 tot 15 galetten, en naar keuze, azijn, sterke jam, koffie en gerstenat.

    Om 12 uur “an ava” met muziek voorop, dat klettert tegen de straatgevels, de mambers zigzag achteraan  voor een uitstap rond de gemeente, de dorpplaats over, Elleboogstraat, Winkelhoek, Tiendeschuurstraat, Laerestraat, over de twee spoorwegen naar Steene Molen, Drogen Hoek, Bist, Kleine Heide, de ganse oude Tisseltbaan en terug naar het dorp. Een voettocht zeker bij de 12 km. met verpoos bij leden herbergiers.

    Even met muziek wat stilstand aan de woning van in die straten wonende bestuursleden,

    Een sigaar of likeurtje voor de gebrachte hulde. Dit alles over een tijdspanne van 4 uur.

    Nu met een triomfmarsch twee toeren rond de dorpplaats waar onderwijl het ons opwachtend vrouwvolk en mambers, onder gekakel als in een hoenderhok, een plaats naar keuze in de zaal heeft gevonden, en dan komen wij, en nog wat later tot na de soep nog de plakkers.

    Na het tafelgebed verwelkomt de voorzitter het gezelschap en voegt daaraan toe :

    “Zit alleman goed ? Welaan dan, smakelijk, en hoe meer ge neemt hoe liever.”

    Applaus...en de diensters komen binnen, brengen kommen soep met de vleet : “Pas op, t’is heet !” De lepels rinkelen.
    Halverwege de soep rijst in gindsen hoek daar “Genet van Moeins” van haar stoel omhoog voor een lied met een avontuurlijke fictievoorspelling. “De wereld vergaat ! ’t Is klim en daal in baan, wijl zwelt of krimt de maan, de zon kruist westwaarts bovenaan, in tegendraads ons onder gaan. Wat gaan we doen met al ons fatsoen, als elk er wil af als een rat, hoe dan waarheen en op wat ?” en de soepeters sloeberen mee het refrein :

    “Op ne musaard mee goei vleugels, naar ons janneke op de maan !”

    Na de soep kwamen er felicitaties, deels voor de muzikanten hun ijver en kameraadschap, en voor de inzet van het bestuur en medeleden.

    Tot daar de bel klingelt voor de aantocht der vloot, schotels, teilen, pannen, kommen, bouilli, rosbif, patatten en brood, drie, vier soorten groenten, sausen, kannen gerstenat en dit alles verdeeld over twee beurten.

    Het rumoer valt stil. ’t Is om te watertanden als ge ’t ziet : een hap in de mond, een op de vork en een in zicht.

    Geen tijd om te zingen. Na die eerste verorbering neemt de Lodde zijn kans met zijn lijfspreuk, “’n varken zonder gat”, dat door een boerken op de markt werd aangekocht en bij zijn thuiskomst aan de familie stoefend wordt tentoongesteld.

    “Wel dat is nog een verken hé !”

    “Ja,” zei zijn vrouw die dat zwijntje eens vierkant had bekeken, “maar vent, dat verksken heeft geen gat !”En ergens wordt geteld 1, 2, 3 en dan komt het : klap, klap, klap, klap...

    Wat nagepraat met lach en zwans wordt de tweede beurt van het menu in uitdaging opgesteld, dit zal ook de grootste sloekers doen sneuvelen. Maar eer het zover is komt daar de “Schàmet” zijn circusschets : “’k Ben een fijne muzikant en ik kom van het mimollenland en kan goed spelen, op mijn trompe-te”-, en allen spelen mee : “van tei tegerei tegereitetei tei tei tie (bis) Andorium, Andorium, patatten met saucis (bis)...als er is.”

    Tweede couplet : “Ik ben...enz. uit het eerste couplet met verandering van instrument, nu : op mijn vio-ola, en allen janken al zagend met de armen : van ieje ieje ah ah ah, oh oh oh, ai ai ai (bis) Andorium, enz.

    Na nog meerder instrumentennabootsingen, als laatste couplet : “op mijn grosse cai-isse” enz. en allen bonken en stompen met vuisten en ellebogen op de schraagtafels, en galmen

     mee : van zjum zjum, zjum zjum zjum (bis), Andorium enz. en menig eetgerei is tot scherven verwerkt op de kosten van Arbeid Adelt !

    De diensters ruimen en brengen verfrissingen, fruit, krentekoeken, patekes en pralines, met alle smaken, geuren en kleuren tot er zijn die gaan puffen en indommelen.

    De voorzitter dankt alle medewerkers voor het genoten festijn en nodigt alle deelnemers voor het een uur later aansluitend bal en de boerkens haasten zich naar huis voor de zorg aan kinderen en dieren. Het ander volk stapt nog eens op naar het dorp...

    (...)

    Het wordt stilaan twintig uur en in de zaal wacht men op het dansorkest, dat met de secretaris het programma bespreekt, waarop die dan de opening van het bal aankondigt, met als inzet een wals voor den feestkus...

    De voorzitter en madame Voet openen den dans en als het halve is wordt het vollen bak, en als het uit is, geeft ieder paar elkaar de feestkus, drie op de linkerwang, drie op de rechterwang, en daarmee gedaan...maar hier en daar achter enkele tonnekens met een lavlierboomke, elkander nog veel meer !

    Nu gaat de wals naar polka, marsch, quadrille, strieep sstrieep rokken mee ne rieep enz.

    Zie ze maar zwieren, draaien, amoureus wiegen, glorieus wippen, huppelen, uren lang, dat volk danst zoals men het nergens kan nadoen.

    Aan de tapkast in de zaal worden de haastigsten eerst van dorst verlost.

    De tappers en diensters hebben tijd te kort om de toeschouwers achter de balustrade en de dansers die wat pauze zoeken op het verhoog, te voldoen.

    Een daar ook uitrustend bestuurslid weet : “geen zorg vrienden, we hebben voor de drie dagen feest of nog meer, achttien vaten in de kelder hieronder.”

    Om 22 uur gaan er vier groepen aan den dans voor den “Lancier”.

    Een kwartier later herademt het jongvolk, dat een beetje jaloers, het einde daarvan heeft betracht, en de Lanciersdansers trekken zich terug in de herberg, met dienst voor eigen rekening, waar er nu juist plaats vrijkomt na de aankondiging : “het vrouwvolk een uur de baas.”

    Op de dansvloer komt er nieuw geweld, er wordt ingezet met Polka klets af, en het is weer langen tijd vollen bak. Zelfs de oudste mamber en verlegen jonkman wordt door het zwakke geslacht fair betwist !

    (...)

    Later kwam “Cleykes” de op puntgestrelde oudste kuskensdans dirigeren...

    Na wat pauze, roffelt opnieuw het repertorium van het orkest, volk op den vloer, en wat later zijn er al ooms, tantes en ouders die zonen, dochters en buren “sloppel” wensen, zij willen er morgen ook nog kunnen bij zijn.

    De voorzitter waagt zijn kans tussen twee dansen in, en vraagt aandacht, waarbij hij zijn voldoening uit over de gedeelde vreugd en hij is ervan overtuigd dat het de twee volgende dagen ook zo kan zijn en hij verklapt : “In de keuken hebben ze me juist gezegt, dat, in de tweederde van het uitgebeende vlees van die koe, welke we voorgaande week hebben geslacht, daar is nog geen blutske in, dus allemaal tot morgen en straks wel thuis en goennacht.”

    En weer doet de grote wijzer een toerke meer tot het orkest de voorlaatste dans aankondigt, en dan komt tot slot de wals voor den feestkus.

    Doch het jong volk port een paar bestuursleden en dezen stichten een overuurfonds...”

     

    Nvdr : bij het teerfeest van 1954 zaten ze met 220 aan tafel.

    Verdwenen gebruiken : op de tweede teerfeestdag was er ’s avonds een lichtstoet in de dorpskom, een optocht naar de woning van burgemeester Bernaerts en naar het Brughuis.

    Op de derde teerfeestdag was er in de namiddag een optocht met hindernissen naar Battel-brug en Heffen-dorp.

     

    1899 – LEEST – KINDERMOORD.

                Donderdag morgen begaven zich eenige werklieden aan den arbeid, wanneer zij

                in eene gracht waar zij aan ’t arbeiden waren, het lijk ophaalden van een

                pasgeboren kind, dat in eenen zak gestoken en aldaar verborgen was.

                Uit de lijkschouwing is gebleken dat het kind eenige dagen geleefd heeft en met

                eene koord is gewurgd geworden.

                Het parket van Mechelen is ter plaatse geweest om een onderzoek in te stellen.

                Verscheidene personen zijn ondervraagd, doch men heeft de plichtige tot hiertoe

                nog niet kunnen ontdekken.” (Gazet van Mechelen – 1/1/1899)

    20-02-2012 om 11:09 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

     

                                                         CHRONOLOGIE

     

    1898 – 8 mei : Stichting Arbeid Adelt.

    1901 – Dat jaar bezat Arbeid Adelt 56 “werkende”  en 64 ereleden. Ter vergelijking :

    St. Cecilia had 39 werkende en 51 ereleden.

     

    1904 – Arbeid Adelt had 53 werkende en 78 ereleden.

    St. Cecilia respectievelijk 44 en 62.

     

    1905 – 29 april : Inhuldiging van het vaandel van de soldatenbond “Voor Vorst en            Vaderland”.

     

    1905 – 21 mei : Inhuldiging standaard

     

    Op 21 mei 1905, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van Belgie, organiseerde Arbeid Adelt, met medewerking van het gemeentebestuur, een groot festival voor muziekmaatschappijen

    Van die gelegenheid maakte men gebruik om de nieuwe standaard van de fanfare in te huldigen.

    Om 14 uur werden de afgevaardigden van de maatschappijen ten gemeentehuize            ontvangen en daarna werd er door burgemeester Bernaerts een toespraak  gehouden :  “betrekkelijk ’s lands onafhankelijkheid en ons vorstenhuis, gevolgd door eenen heildronk aan zijne Majesteit den koning.. Dit feest is gevolgd geweest van algemeene verlichting en vuurwerk.”

    Burgemeester Bernaerts :

    Mijnheeren, vergadert in de gemeente Leest, een dorpje waar land- en werkman  leeft, met hart en ziel verkleefd aan den godsdienst en zeden zijner vaderen, vereenigd, om samen door vreugdetonen en volksfeest, bij de inhuldiging van  onzen Nieuwen Standaard te vieren het 75-jarig bestaan van België’s  onafhankelijkheid, zoo weze mijne eerste vreugdekreet : Leve de Koning !

    Andere dorpen zijn ons voorgegaan, andere nog zullen volgen met hunne blijdschap lucht te geven, bij het herdenken van het jaar 1830.

    ’t Jaar 1830, toen wij een juk afschudden dat ons te zwaar op de schouders woog, ’t jaar 1830 toen voor ons de eerste maal de zon van vrijheid scheen op onzen geliefden vadergrond.

    Dank aan die mannen van hou en trouw en vrome wilskracht, aan die mannen die aan God en hun land verknocht, immer voor ’t oog hadden dat : rust roest,  en dat arbeid adelt ; aan die mannen die met onverschrokken moed, door eendracht sterk hebben getoond dat hij de

    blijheid wou en won, de fiere  Vlaamsche leeuw.

    Dank aan de dapperen, die goed en bloed voor die vrijheid pand stelden.

    Aan hen hulde van vurige dankbaarheid en liefde !

    Tot in den jongsten dag wezen hunnen namen met erkentelijkheid en eerbied herdacht.

    Mijnheeren, wat schoons, grootsch en nuttig er sedert toen door onze Vorsten is  tot stand gebracht, is u allen bekend.

    Kunst, wetenschap, handel en nijverheid zijn zoo zeer ontwikkeld, gevorderd, en hebben ene zoo reusachtige uitbreiding genomen, dat vreemde Natiën, niet alleen met verbazing, maar zelfs met scheelziende blikken, onzen vooruitgang bewonderen.  Overal mogen wij met fierheid spreken over onze landelijke instellingen.

    Hij leeft gelukkig de Belg, gesteund en gesterkt door godsdienst en plichtsbesef;

    hij begrijpt wat eerbied is en wat trouw en verkleefdheid vermag aan Vorst en            vaderland.

    De Standaard, Mijnheeren, onzer muziekmaatschappij die zich bij deze  plechtiging voor de eerste maal ontplooid heeft voor leuze : “Arbeid Adelt”.

    De Koning, onzen beminden vorst, laat geene gelegenheid voorbijgaan, zonder door raad en daad, die schone zinspreuk van onzen standaard te bevestigen.

    In alle omstandigheden toont Hij, dat Hij den landelijken arbeid hoog schat, en hem op eene bijzondere wijze genegen is. Wij zien Hem, op alle groote tentoonstellingen ons vee en onze voortbrengselen bewonderen den vooruitgang van onzen veestapel gemoedelijk bestatigen, en

    iedereen aanzetten, tot verbetering van dien nationalen rijkdom, die eene, om zoo  te zeggen de eenigste levensbron is, van ons volksbestaan.

    Mijnheeren, ik acht mij gelukkig U allen mijnen hartelijken dank toe te sturen,  voor uw welwillend antwoord aan onze uitnodiging. Uwe tegenwoordigheid bij deze nationale vreugdefeest, toont uwe  vaderlandsliefde en verkleefdheid aan het Vorstenhuis, uwe aanwezigheid is een bewijs hoe zeer ge waardeert dat op onze dagen de gevoelens van             vaderlandsliefde niet genoeg kunnen aangemoedigd worden.

    Mijnheeren, ik drink op de vriendschap, op de eendracht in ’t bijzijn en bijzonder  van elke maatschappij in ’t algemeen onder al de maatschappijen hier aanwezig.

    Ik bid U, Mijnheeren, de gevoelens mijner dankbaarheid te deelen, en ze te brengen tot hulde van eerbied en liefde aan onze dappere strijders van ’t jaar dertig, aan de nagedachtenis van den 1e koning der Belgen en aan den vorst die ons heden bestiert.

    Moge God hem nog vele jaren voor België’s heil besparen...

                Leve de Koning ! Leve het Vaderland !” 

     

    1909 – Merkwaardige uitstap

    Dat jaar maakte de fanfare “Arbeid Adelt” een merkwaardige uitstap.

    Bestemming van de reis was Antwerpen, meer bepaald het Bestendig Festival, en  men ging er naartoe per “plezierboot”, langs de Zenne. (DB-1/5/1958)

     

    1922 – 19 en 26 februari : Eerste optreden van de Toneelkring Rust Roest

    In de folder stond bovenaan de vermelding : “Afdeeling der fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt”.

     

    1947 – 8, 9, 15 juni : Eerste Naoorlogs Feest.

     

    1949 – De eerste Muziekavond

     

    1953 – 13 november : Koninklijke

    Arbeid Adelt werd bevorderd tot “koninklijke”.

                           

    1954 – Bestuur

    Het bestuur zag er als volgt uit :

    Voorzitter : Frans Van der Hasselt, Ondervoorzitter : Edward De Smet

    Secretaris : Victor Selleslagh, Kassier : Louis Wuyts.

    Overige bestuursleden : Victor De Laet, Edward Van Steenwinckel, Frans Beullens, Frans Muysoms, Constant Huysmans, Juul Huysmans, Louis Croes en Rene Voet.

    De oudste leden waren toen (en sinds het jaar der stichting) : Jozef Croes, Jan Teughels, Karel Van Linden en Jan Fierens.

    Volgende leden waren tussen 30 en 40 jaar lid : Johannes Publie, Jozef Apers, Victor De Laet, Cesar Jacobs, Edward Van Steenwinckel, Karel Van den Brande, Jan Daelemans, Constant Buelens, Jaak Fierens, Remy Jacobs, Victor Neefs, Theodoor Teughels, Constant Verbruggen en Jozef Van Beersel.

    Volgende leden waren in 1954 meer dan 30 jaar muzikant : Victor Selleslagh, Juul Van den Brande, B. Huys, Albert Huysmans, Alfons Huysmans, Victor Troch en Frans Vloeberghen.

     

    1954 – Nieuwe dirigent

    De 32-jarige Hombekenaar Edward Tersago werd de nieuwe dirigent.

     

    1954 – 27 mei : Rerum Novarumstoet

    De Fanfare Arbeid Adelt stapte mee op in de Rerum Novarumstoet te Mechelen.

     

    1955 – 20 februari : Muziekavond

    Op de muziekavond van 20 februari 1955 werd het volgende programma gebracht :

    Het Zwarte Woud van Jourquin, Standvastigheid, Caesar en Cleopatra van Baudain, Liliputsoldaten van Lohr en Thé Midi van Alfort.

    Conferencier-humorist Leonneke De Smet zorgde voor de komische noot.

    Datzelfde jaar op 24 juli ging de werd er een uitstap georganiseerd met twee autocars.

    Na een havenrondvaart met een Flandria te Antwerpen werd een bezoek gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.

     

    1955 –  zondag 24 juli : Uitstap

    Met twee bussen vertrokken de leden naar Antwerpen waar een havenrondvaart met een Flandriaboot plaatshad en waarna een bezoek werd gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.

     

    1955 – 26 december : Medailleuitreiking

    Tijdens een groot banket voor alle leden werden negen muzikanten vereerd met de Gouden Medaille van de Koninklijke Federatie der Katholieke Muziekmaatschappen van de provincie Antwerpen.

    Burgemeester Bernaerts, bijgestaan door een afgevaardigde van de Federatie, reikte gouden medailles uit aan volgende muzikanten die er minstens 35 jaar werkelijke dienst hadden opzitten :

    Jozef Geerts (°Hombeek 13/6/1903), Tiendeschuurstraat 7.

    Theofiel Geerts (°Hombeek 18/9/1905), Tiendeschuurstrat 13.

    Bartholomeus Huys (°Leest 15/11/1901), Elleboogstraat 5.

    Victor Selleslagh (°Leest 12/12/1895), Dorp 57.

    Victor Troch,  Dorp 63.

    Juliaan Van Den Brande (°Leest 13/3/1904), Tiendeschuurstraat 19.

    Jozef Verbruggen (°Hombeek 7/10/1897), Scheerstraat 15.

    Jan Vloebergh (°Leest 21/2/1903), Dorp 7.

    Frans Vloeberghen (°20/2/1905), Kleine Heide 17.”

     

    1956 – Vernieuwing vaandel en andere “klakken”.

    Dat jaar werd het vaandel vernieuwd. Het goudbestiksel werd gerestaureerd en met KONINKLIJKE titel bijgewerkt.

    De “klakken” van de muzikanten kregen meer kleur en leven door de bruine band te vervangen door een helrode.

     

    In “De Band” van 8 mei 1958 vonden we de herkomst en betekenis van de eremeadiailles die aan de standaard van de fanfare waren gehecht :

    a) Inhuldigingen van fanfare : “Leest – inhuldiging fanfare-maatschappij Arbeid Adelt”.

    b) Vlaginhuldigingen :

    -Inhuldiging eigen standaard, 21 mei 1905.

    -Kapelle o/d Bos “Vrije Vlaamse Zonen”, 10 oogst 1902.

    -Hombeek, Oud-Soldaten “Getrouw aan de Koning”.

    -St-Maartens-Lennik, Oud-Soldaten 21 mei 1903.

    -Kapelle o/d Bos “Moedige Soldaten” 25 oktober 1903.

    -Tisselt, “Oud-Wapenbroeders”, 23 september 1904.

    -Leest, Oud-Soldaten, “Voor Vorst en Vaderland”, 29 april 1905.

    -Hombeek, “Ste-Cecilia”20 mei 1906.

    -Hombeek, “Het Eiken”, 31 oktober 1908.

    -Battel. Aangeboden door de Heer Baron Francis Empain, gedenkpenning inhuldiging

     vaandel, 29 mei 1927.

    c) Jubileumfestivals :

    -Heindonk, 25-jarig bestaan “Iever maakt Vooruitgang”, 1 mei 1904.

    -Terhagen, “Breydelzonen”; Festival 1881-1906 (1 juli).

    -Antwerpen, 25e Bestendig Festival, 1884-1909.

    -Meise, Jubelfeest “Concordia”, 30 mei 1926.

    -Hombeek, viering “Ste-Cecilia” Hombeek-Plein.

    d)Onafhankelijksvieringen :

    -Heffen, Bestendig Festival 1830-1901, 30 april 1905.

    -Stad Antwerpen, 21e Bestendig Festival 1830-1905.

    e)Andere gelegenheden :

    -Battel, “Ons Genoegen”, 1892-1901.

    -Duffel, Kiliaanfestival, 11 mei 1902.

    -Mechelen, Katholiek Congres 1909.

    -Antwerpen, Bestendig Festival Jan van Beers 1821-1921...

     

    20-02-2012 om 11:07 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                voor Edward De Wit, een vijfde voor Frans De Prins en een zesde voor Theodoor

                Van den heuvel, allen goed voor 50 fr.

                (Uit “Uitvoering van het reglement voor het verbeteren van het runderras” der

                provincie Antwerpen)

     

     

    1898 – 23 oktober : Inhuldiging van het Boetekruis te Mechelen

                Exact honderd jaar geleden werden er onder de Sint-Romboutstoren 41 mensen

                gefussilieerd door de Fransen.

                De oudste onder hen, Philippus Van Asch, was een Leestenaar (°Leest 5/9/1731),

                evenals Pieter Jacobs, woonachtig te Sint Katelijne Waver, maar geboren te Leest

                op 26 oktober 1757 als zoon van Jacob en Anna Maria Meulders.

                Op 23 oktober 1898 had te Mechelen de inhuldiging plaats van het boetekruis,

                een gedenkteken ter ere van de gefusilleerden van de Boerenkrijg.

                (GvM,18/6/1985)

     

    1898 – 8 mei -               De Fanfare “ARBEID ADELT”.

     

    Op 8 mei 1898 werd de fanfare “Arbeid Adelt” gesticht door een tiental mensen.

    Speciaal voor de inhuldiging liet de maatschappij gedenkpenningen slaan, één ervan siert het vaandel.

    Volgens Constant Huysmans (DB,1956) was het onmogelijk te achterhalen wie de eigenlijke stichters waren maar zij zitten zeker bij volgende namen van leden die lid waren vanaf de eerste dagen van het ontstaan : J.B. Beullens, Emmanuel Fierens (°Leest 3/1/1874, +Leest 26/1/1954), Gaston Busschot, Jozef Croes, Theodoor De Vleeschouwer, Jan (Petrus Joannes) Fierens (°Leest 6/12/1877, +Mechelen 3/7/1955), Lode Hellemans, Lode Hendrickx, August Janssens, Jan Keulemans, Alfons Lauwens, Flor Meulemans, Victor Meulemans, Constant Moons, Frans Schaerlaeken, Jaak Selleslagh, Constant Spiessens, Jan Teughels, Jozef Van de Velde, Karel Van Linden, Joannes Frans Coosemans (°Leest 20/5/1879, +Leest 16/4/1943) en Van Moer.

    Bij die gelegenheid werd een gedenkpenning geslagen en uitgereikt.

    De eerste mars door de muziekmaatschappij gespeeld heeette “Bonne Allure”.

    Enkele jaren later, op 21 mei 1905, werd de standaard ingehuldigd.

    Jaak Selleslagh werd de eerste voorzitter, burgemeester Bernaerts werd erevoorzitter.

    Andere voorzitters waren  achtereenvolgens  : Antoon Moyson, Frans Van Roey en Frans Van der Hasselt.

    Andere erevoorzitters naast Jaak Bernaerts waren  Antoon Moyson, Ferdinand Felix Benedictus Van der Hasselt (°Asse 1/12/1874, +Leest 12/1/1929) en Frans Van Roey (°Blaasveld 30/4/1874, +Leest 1/5/1953).

    Ondervoorzitters : Alfons Lauwens, Constant Spiessens, Leonard Lauwens, Eduard De Smet, Frans Muysoms.

    Secretarissen : Constant Moons, Jan Huysmans, Victor Selleslagh, Constant Huysmans.

    Kassiers : Constant Voet, Jan Huysmans, Constant Huysmans, Lode Wuyts, Alfons Hellemans.

    Muziekbestuurders : Joannes, Lodewijk (Karel Louis,°Heffen 19/6/1877, +Heffen 12/1/1932) en Juul Van Aken,  Willem Andries, Edward Tersago en Jozef Van der Taelen (tevens burgemeester van Tisselt).

    Vaandeldragers : August Peeters, Frans Van Beersel, Jaak Jacobs, Lode Coosemans, Hendrik Spoelders, Jozef Van Beersel.

    Bij de Ere-Bestuursleden vonden we o.a. Jan Huysmans (°Leest 27/9/1877, +Leest  9/2/1951)

    terug.

    Enkele uittreksels uit het “Reglement der fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt :

    Artikel XI (...) alle leden zullen zich onderling broederlijke liefde en innige verkleefdheid betoonen.

    Art. XIII : de jongeling onder de 16 jaren wordt niet aanvaard als lid der maatschappij. Nochtans mag het bestuur ieverige en bekwame jongens aanveerden als spelende of leerende leden. Deze moeten het lokaal verlaten een half uur na de muziek- of feestoefeningen, of zorgen dat zij vergezeld zijn van hunnen vader of voogd.

    Art. XVIII (...) De spelende leden, die hun speeltuig koopen, op name der maatschappij, en het niet in eens betalen, moeten bij hun intreden eene storting doen van 15 frank en vervolgens ten minste maandelijks 2 frank geven op korting tot zoolang hun speeltuig betaald is.

    Art. XX : ...Men wordt gestraft met eene boete van 0,10 fr om het instrument of ’t muziek te laten liggen op eene repititie ; om het ereteken niet te dragen wanneer zulks bevolen is geweest...”

     (Mechelen, drukkerij J.Peeters – De Man 1913)

     

     

    20-02-2012 om 11:02 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    1896 – Gazet van Mechelen 4/9/1896 : “Remedie tegen den kinkhoest (coqueluche)

                Daar deze ziekte algemeen heerscht binnen Mechelen, hebben wij een probaat

                ter hand, dat wij de ouders bijzonder aanbevelen.

                Men laat eenen liter water goed koken, doet daarin 12 bolletjes look en eene

                handsvol of ruiker tijm. Na dit wel te hebben laten koken, laat ge het nat

                verkoelen en geeft ge dagelijks drij soeplepels hiervan aan het zieke kind.

                Drij dagen nadien is de genezing volledig.

                Verschillige personen hebben dit middel reeds beproefd en allen hebben bekend

                dat het de beste resultaten oplevert.”

     

    1896 – Gazet van Mechelen 30 september 1896 : Belangrijk bericht.

                Heeft recht tot :

                1 stem : al wie 25 jaar oud is (30 jaar voor senaat,provincie en gemeente).

                2e stem : al wie eene der drie volgende voorwaarden bezit, 1° sedert minstens

                een jaar eenen eigendom van 48 franks belastbaar inkomen, 2°minstens sedert

                twee jaar een renteboekje (niet spaarboekje) op de spaarkas.

                3° minstens sedert twee jaar eene inschrijving op het Grootboek der Openbare

                schuld,- deze beide laatste ieder van minstens fr 100,00 rente. Tot eene

                3e stem : alwie 1° 35 jaar oud is, 2° gehuwd is (met of zonder kinderen) of

                weduwnaar is met kinderen en 3° minstens voor 5 fr personeel aangeslagen is,

                ’t zij dat hij dit personeel betale of er vrij van zij als werkman.

                De aanslag moet bestaan voor het loopend en het voorgaand jaar.

                Ieder dezer twee bijkomende stemmen mag ook afzonderlijk aangerekend worden

                - zonder rekenschap te houden van de derde-  de door de wet bekende

                bekwaamheid (hoogere of middelbare studien) geeft recht tot drie stemmen aan

                alwie 25 jaar oud is (30 jaar voor Senaat, Provincie en gemeente) alhoewel hij

                noch eigendom noch personeel heeft.

               

                Voor de gemeente bekomt men 4 stemmen wanneer bovenstaande voorwaarden

                er recht toe geven maar het personeel moet alsdan fr. 15,00 beloopen in de

                gemeenten tellende minstens 10.000 inwoners ; fr. 10,00 in die welke van 10.000

                tot 2.000 inwoners tellen; fr. 5,00 in alle andere.

                Daarbij een eigendom van minstens 150 franks belastbaar inkomen, geeft voor de

                gemeente recht tot 2 bijvoeglijke stemmen...”

     

    1896 – 5 oktober – Gazet van Mechelen : Uit Thisselt. Opgepast voor de leurders.

                De dorpen rond de steden worden veel bezocht door allerlei kerels, gewoonlijk te

                lui om eenig ernstig werk te verrichten.

                Op den buiten komen zij voor als : zandleurders, ketellappers, kooplieden in ...

                Garen, lint, blink, potlood,enz.

                Of zij wel een aanbevelenswaardig verleden hebben, dat is maar twijfelachtig.

                Onder een erbarmelijk uiterlijk trachten zij de goede boeren te misleiden.

                Hebben zij nochtans de kans klaar, dan zullen zij er geen bezwaar in vinden van

                tegen het 7de gebod te zondigen.

                Opgepast nu voor de zwervers ; het aanbieden hunner koopwaar is meestal maar

                oogenverblinding, om de huizen, de ligging der plaatsen enz. te bespieden.

                Eén dezer dagen trokken twee rondleurders van Mechelen den steenweg op naar

                Blaasveld. Hier verkochten zij hunne waar, daar stolen zij een zilveren

                zakuurwerk.De eigenares ontdekte welhaast den diefstal en ging aanstonds op

                zoek naar de twee rondleurders.

                Na langs Leest geweest te zijn, ontmoet zij de dieven aan de kerk van Thisselt.

                Eene hevige woordenwisseling ontstaat, maar de beschuldigden blijven

                loochenen.Eindelijk begint ons vrouwken met zachtheid en belooft van alles

                blauw, blauw te laten als zij de horloge maar terug in haar bezit heeft.

                Dat klinkt in de ooren der dieven, want, stelen is wel eene winstgevende zaak,

                maar uit handen der politie blijven is beter.

                Op een, twee, drij is het uurwerk terug aan de eigenares bestelt en de beide

                partijen zijn volkomen tevreden.

                Deze van ongestoord te kunnen vertrekken, de anderre van haar gestolen goed

                terug te hebben. Einde goed, alles goed.”

     

    1896 – 19 oktober : In de provincieraad van 19 oktober 1896 klaagde Jaak Bernaerts over

                de verpesting van het water van de Zenne.

                “...zeer wel doet hij de ongelukkige gevolgen dier verpesting uitschijnen. Besloten

                werd een kommissie van vijf leden te benoemen...”

                (Gazet van Mechelen 22/10/1896)

     

    1897 – Dat jaar werden  er kasseistenen gelegd in de Alemstraat en legde gemeente

                Heffen “eenen steenweg naar Leest, langs de Molenstraat.”

     

    1897 – “Het aantal jongelingen behorende tot de militielichting van 1897 voor het

                arrondissement Mechelen beliep 2242.

                167 militanten onder hen waren volledig analfabeet, 24 konden alleen lezen,

                607 konden lezen en schrijven en 909 genoten een hoger onderwijs dan de

                vorigen, van 1 militiaan was de graad van geleerdheid onbekend.”

                (Uit : Verslagen der Arrondissementscommissarissen – 1898)

     

    1897 – Aan landbouwer Jan De Boeck werd de opbrengst van “den privaatput”

                der gemeenteschool verpacht voor 2 jaar, mits 24 fr per jaar.

                Zijn collega en herbergier Joseph Van Moer mocht het tolrecht heffen op de

                “Steenweg van Battel langs Leest naar Thisselt” voor twee jaar, mits 800 fr

                per jaar.  Landbouwer Adolf Alfons Coosemans stelde zich borg.

     

    1897 – 29 januari : Gazet van Mechelen van 28/12/1896 :

                Arrondissement Mechelen : de lotelingen van Blaesvelt, Heffen, Leest,

                Heyndonck, Ruysbroeck, Thisselt, Willebroeck moeten trekken in Willebroek

                op vrijdag 29 janauri.”

     

    1897 – Gazet van Mechelen 15/2/1897 : “LEEST – Het Geuzenschandaal.

                (Bijz.briefw.) Iedereen zal zich wel het schandalig feit herinneren, dat onze

                gemeente in opschudding heeft gebracht, tijdens de kerkelijke diensten, die ter

                gelegenheid der geestelijke missie plaats hadden.

                De zaak is verleden woensdag onderzocht geworden ; verscheidene personen zijn

                bij den onderzoeksrechter geroepen geweest om er onderhoord te worden.

                De daders die  gekend zijn, een zekere N., en X. Zullen af te rekenen hebben met

                het gerecht.

                Wij hopen dat het gerecht zich streng zal tonen om dergelijke feiten naar waarde

                te  straffen, en zoo ze in ’t vervolg geheel en gansch te beletten.

                Wij zullen later doen kennen hoe deze zaak is afgeloopen.”

     

    1897 – Gazet van Mechelen, 5/4/1897 : “Poging tot kerkdiefstal te Leest.(Bijz.briefw.)

                Donderdag nacht zijn dieven in de kerk van Leest gedrongen, doch hebben er

                niets gestolen. De deugnieten hadden de grote deur der kerk weten open te

                breken, alsook twee deuren der sakristij.

                Daar zij niets van groote waarde vonden hebben zij ook niets ontroofd.

                Men denkt waarlijk te doen te hebben met eene wel ingerichte bende. Het gerecht

                heeft in de kerk twee voorwerpen in beslag genomen, die door de dieven echter

                gelaten zijn : eene vijs en eene flesch, inhoudende een zeker vocht, dat moest

                dienen om de kassen te helpen openen.

                Het parket is op dit ogenblik ter plaatse om een ernstig onderzoek te beginnen.”

     

    1897 – 6 mei : Die dag was burgemeester Jaak Bernaerts jurylid op de “jaarmarkt voor

                vee” te Mechelen. (GvM)

     

    1897 – 2 juni 1897 – Gazet van Mechelen : “GOUDEN  BRUILOFT

                Gisteren maandag heeft men in de gmeeente Leest het gouden bruiloftsfeest

                gevierd der echtelingen HUYSMANS-DE MAEYER, landbouwer.

                Van in den morgen werd deze plechtigheid door het grof geschut aangekondigd.

                Gansch het dorp was in feest.

                Om 7 ure had in de parochiekerk van Leest de mis van dankbaarheid plaats,

                alwaar de jubilarissen met hunne kinderen en kleinkinderen, familieleden,

                vrienden en kennissen aanwezig waren !

                Gansch den dag door werden de echtelingen van alle kanten geschenken en

                gelukwenschingen aangeboden. Dit heugelijk feit zal de Leestenaren nog lang in

                het geheugen blijven.”

     

    1897 – 14 augustus – Gazet van Mechelen : Uitstap naar Heffen en Leest.

                Verleden zondag heeft de bond der Adeghemwijk en de vrienden van den

                Auweghemsteenweg een aangename uitstap gedaan, dat lang in het geheugen der

                deelnemers zal blijven.

                ...na geruime tijd te Heffen vertoefd te hebben sloegen de vrienden de baan van

                Leest in. Ook hier was het onthaal allerprachtigst en de vrienden van Leest waren

                als verrukt die machtige schaar van kloeke strijders in hun midden te bezitten.

                Niet een der vrienden werd hier vergeten...enz..”        

     

    1897 – Stichting van de samenwerkende maatschappij “Iever voor den landbouw”.

                Voor notaris H.A. Van Bellinghen te Mechelen verschenen : Burgemeester

                Bernaerts, de landbouwers Jan-Baptist Beullens, Henricus Bernaerts, Carolus

                Wauters, Henricus Ludovicus Slachmuylders, Jan-Baptist De Maeyer, Jacobus

                J. Selleslagh, Josephus Janssens, Carolus Laurentius Van den Brande, Henricus

                Philippus Spruyt, Theophiel Verschueren, Rumoldus Ludovicus Neefs, Jan-

                Baptist De Coster, Joannes Franciscus Verlinden, Henricus Theodoor Van den

                Heuvel, vrouwe Melania Daelemans, weduwe van J.B. De Boeck, Pelagia

                Catharina  Bernaerts, weduwe van Joannes Franciscus De Laet, allen wonende te

                Leest.

                Doel van de maatschappij : “..bevoordeling en opbeuring van hunnen akkerbouw,

                en, te dien einde, namelijk aan de leden der maatschappij te verschaffen den

                noodigen beer tot het bemesten hunner landerijen, op de voordeeligste en

                goedkoopste wijze mogelijk...”

     

                Het maatschappelijk kapitaal bdroeg 5.000 fr in aandelen van 400 fr het stuk.

                (Staatsblad 3e trim. 1897)

     

                De vereniging kreeg van de Bestendige Deputatie (3/9/1897) een machtiging

                “voor eenen termijn van 30 jaren, tot het daarstellen van eenen Beirput.”

                Op 24 juni 1926 verzocht burgemeester Bernaerts namens de maatschappij

                de gouverneur om toelating “tot het plaatsen van eenen elektromotor van

                acht paardenkracht om den beir uit het schip over te pompen in gesloten darmen,

                in den beirput.”

     

    1897 – Gazet van Mechelen – vrijdag 19 november : “Leest – Diefstal. (Bijz.briefw.)

                De liefhebbers van fijnen bik zijn weer alom op gang op den buiten, en eten zo

                voordeelig mogelijk kiekens en vette konijnen, dat men er waarlijk vrees zou voor

                gaan krijgen die lieve diertjes nog aan te vetten.

                En of ze durven !

                Wel, ze geneeren zich hoegenaamd niet meer. Zoo ontvreemdden zij hier op

                zondag nacht bij den landbouwer Karel De Greef vijf vette kiekens, zonder eenig

                spoor achter te laten of hun adres af te geven. Ja, zij deden het nog beter, want

                het moet zijn dat zij de gestolen kiekens heel puik vonden, want zij kwamen

                maandag nacht nog eens terug en pikten nu de overige 6 andere beestjes, zonder

                den landbouwer daar iets van te verwittigen.

                Hoe vindt ge zulke stoute robbers ?

                Boerkens, opgepast hoort ge, want die kerels zijn verlekkerd op dat goedje en

                zullen nog wederkeeren, ’t zij bij Jan of Peer.

                Een onderzoek is door den veldwachter ingesteld en deze hoopt weldra de

                kiekenrobbers bij  hun vederen te grijpen.  ’t Ware inderdaad te wenschen.”

     

    1898 – 12 april : Te Leest vond er een arrondissementsveeprijskamp plaats voor  stieren

                en koeien.

                Volgende gemeenten namen eraan deel : Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek,

                Leest, Mechelen, Ruisbroek, Tisselt en Willebroek.

                In de kategorie “stieren met tanden” behaalde Hendrik Spruyt de eerste prijs met

                een 2-jarige stier. Kleur van het dier : wit bont. Ras : “inlandsch”. Hij won een

                premie van 150 fr.

                Op de vierde plaats eindigde de weduwe De Boeck met een rood-bonte 2-jarige

                stier van hetzelfde ras, ze kreeg 75 fr.

                In de kategorie “koeien der klas A” behaalde de weduwe Slachmuylders een

                derde en vierde prijs, hetgeen haar respectievelijk 90 en 75 fr opbracht.

                In dezelfde reeks eindigde Karel Van den Brande zevende, nog goed genoeg voor

                50 fr.

                In de kategorie “koeien der klas B” tenslotte was er een vierde plaats weggelegd

    20-02-2012 om 10:51 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1896 – Van 1896 tot 1898 was Jozef Edward De Win onderwijzer te Leest.

                Hij was geboren te Tisselt op 4 oktober 1877 en overleed te Blaasveld op

                27 april 1966.

                J. De Win werd in 1898 onderwijzer te Tisselt en sloot zijn loopbaan af als

                Schoolhoofd te Blaasveld.

                Edward De Win was gehuwd met Bertha Boon, zuster van de beroemde

                Blaasveldse Kannunnik Arthur Boon.

                Hun zoon Xavier De Win, priester-professor en directeur van het Sint-

                Stanislasinstituut te Berchem  werd bekend als vertaler van het omvangrijke

                oeuvre van Plato uit het Grieks.

                (“Blaasveld en de zuivelfabriek Sint-Jozef” – Karel De Decker) 

     

    1896 – Gazet van Mechelen van 17 juli 1896 op de voorpagina :

                KANTON MECHELEN

                Provinciale kiezing van zondag 26 juli.

                Katholieke kandidaten :

                Bernaerts Jaak, landbouwer, burgemeester Leest

                De Jonghe Xavier, bouwer te Willebroek

                Le Blus Hector, docter te Mechelen

                Lefebvre Karel, eigenaar te Ruysbroeck

                Ortegat Jules, wijnkoopman Mechelen

                Ryckmans Paul, drukker Mechelen

                Van Doren Jozef, landbouwer en koopman Hombeeck.

     

                ONZE PROPAGANDA TE LEEST.

                Zondag namiddag ten 3 ure had eene belangrijke meeting plaats in het lokaal De

                Rooselaer, welke voorgezeten werd door M. Lefebvre, volksvertegenwoordiger.

                Aan ’t bureel namen plaats onze achtbare kandidaten voor de

                provincieverkiezing.De achtbare volksvertegenwoordiger M. Lefebvre bedankte

                de kiezers voor de eer welke zij hem aangedaan hadden, met hem te herkiezen als

                volksvertegenwoordiger en zette de kiezers aan niet te slapen op die lauweren,

                maar te werken en te zorgen dat op 26 juli ook de zegepraal blijve aan de

                katholieke partij.

                M. Bernaerts, burgemeester, gaf in beknopte woorden te kennen wat hij in den

                provincieraad als landbouwer doen zal. Hij werd dapper door zijne aanhangers,

                meestal landbouwers, toegejuicht.

                M. Le Blus, geneesheer en aftredend raadslid, gaf een overzicht van hetgeen de

                katholieke raadsleden van het kanton Mechelen gedaan hebben in den raad der

                provincie. De toejuichingen die den gevierden geneesheer ten deel vielen bewezen

                dat de aanhoorders tevreden waren over de aftredende raadsleden.”

     

     1896 – Gazet van Mechelen, 24 juli 1896  : “Diefstal – Leest.

                Een kerel drong dezer dagen, kort na de middag, binnen in de woning van den

                landbouwer W., langs den steenweg van Ouwegem en stool er 1.900 frank.”

     

    1896 – “ONDERRICHTINGEN VAN DE KIEZERS

                Iedere kiezer moet op STRAF VAN BOET aan de kiezing deenemen, iemand mag

                thuis blijven.

                De kiezer krijgt van den Voorzitter 1,2 of 3 stembrieven, volgens dat hij voor

                1, 2 of 3 stemmen opgeschreven staat. Met die stembreiven begeeft de kiezer

                zich naar een der afgesloten lessenaars. Aldaar moet hij ZWART maken met het

                potlood dat op den lessenaar ligt, het wit rondeken van het ZWART VIERKANT,

                ONDER DE CIJFER 2, BOVEN (niet nevens) den naam van den heer

                BERNAERTS, zooals de hand het hierboven aanwijst. (illustratie)

                Met op elke stembrief, dit puntje, ONDER DE CIJFER 2 zwart te maken, stemt de

                Kiezervoor de gansche lijst der Katholieken.

                Goed oppassen dat men GEEN ANDER puntje zwart make : dit ware tegen de

                katholieken gestemd.

                Wilt ge dus goed stemmen stemt onder nummer 2.

                KIEZERS. Het geheim der stemming is verzekerd. Niemand kan weten voor wie

                gij stemt. Geene verdrukking meer ! Geene schandalen meer !

                Geene broodrooverij. Allen ter stembus, en de katholieken zegepralen met eene

                grote meerderheid.” (Gazet van Mechelen 24/7/1896)        

     

    1896 – Gazet van Mechelen van 25/7/1896 : “Uit Leest.

                In de gazet SALVATOR van vrijdag 17 laatst (juli), wordt er geklaagd door een

                Inwoner van Leest over :

                1. de barbaarsche heffing der barrreelrechten.

                2. de ijdele en nooit volbrachte beloften door onzen achtbare heer burgemeester

                Bernaerts gedaan nopens het leggen van eenige meters kassei in de Alemstraat,

                maar die klager noemt zich niet, hetgeen doet veronderstellen dat dit van geen

                Leestenaar uitgaat : ware het van een Leestenaar gedaan, dan zal ’t volgende

                hem wel tot inlichting dienen : het bareelrecht op den steenweg naar Cappellen

                op den Bosch, wordt geheven door de stad Mechelen en door Leest, ieder voor de

                helft.

                In aanzien van ’t bareelrecht geheven op de steenweg van Leest naar Mechelen,

                moet de gemeente Leest alleen die steenweg onderhouden van de St Annabeek tot

                de Battelschen Molen, zijnde Mechelsch grondgebied.

                Het leggen van den steenweg in de Alemstraat is gestemd door den raad in zitting

                van 5 september 1895. Het alreeds gekasseid deel zal door nieuwen steen

                vervangen worden. In zelve zitting is er ook nog besloten eenen steenweg te

                leggen in de Molenstraat, die Leest met Heffen verbinden zal, en deze twee

                werken zullen kunnen gedaan worden zonder de minste verhoging van belasting

                te moeten vragen, de noodige gelden zijn in ’t bezit der gemeente.

                Onder het bestuur van den heer Bernaerts werd ook gelegd een steenweg in de

                Blaasveldstraat.

                Gebouwd de loskaai aan de nieuwe Sennebrug en de gemeenteschool vergroot.

                Dit alles bevestigt op voldoende wijze de werkzaamheid van onzen burgervader

                die zijne beloften op zulke fameuze wijze weet te volbrengen, dat niet één der

                inwoners, reden tot stijfhoofdigheid hebben kan.

                Zulke man is waardig onze belangen in den Provincieraad te behartigen.

                Wij kiezen dus allen onder NUMMER 2.”

     

    1896 – Op vrijdag 7 augustus 1896 verscheen op de frontpagina van de Gazet van

                Mechelen :        “HULDE aan

                Burgemeester Bernaerts,Provincieraadslid. Leest 2 augustus 1896.

                (air : de Vlaamse Leeuw)

               

                De strijd die is gestreden,

                de vijand ligt verplet.

                De Leestenaars zijn heden

                niet weinig opgezet,

                met hunnen burgemeester

                die als een vrome held,

                het vuil gebroed van Satan

                ten gronde nedervelt.

     

                Refrein.

                God zal hem lang bewaren.

                Voor ’t heil van ’t volk van Leest.

                Hij leve lange jaren !

                Dat wensen wij om ’t meest (bis

                Triomf ! En heil en zegen !

                Voor onze kapitein !

                De toekomst lacht ons tegen,

                Zoo wij ‘t met hem eens zijn.

                Dan vrezen wij geen stukken,

                Gelegd door Geuzenhand,

                en leven zacht en lustig

                in echten broederband.

     

                Vindt men soms vieze mannen,

                In ’t vreedzaam dorp van Leest.

                Die met de blauw aanspannen,

                zijt voor hen niet bevreesd.

                Zoo lang Bernaerts zal leven,

                aan ’t hoofd der maatschappij,

                zal men ons welzijn geven

                en zoete vree daarbij.

     

                Refrein...”

    20-02-2012 om 10:47 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    1891 – 3 mei : “...Verpachting van den halven barreel te Leest op den steenweg van

                Battel naar Thisselt langs Leest. Voor twee jaaren aan Josephus Van Moer

                uit Leest mits 610 fr per jaar.” (GA)

                Joseph Moortgat kreeg voor 10 fr de voortbrengselen van de “privaatput” van

                de gemeenteschool. (GA)

     

    1891 – 17 juli : De Bestendige Deputatie benoemde August Vandenbossche, geboren op

                7 november 1863, tot gemeentesecretaris te Leest.

                Zijn jaarwedde bedroeg in 1914 1.100 frank en in 1919 1.810 frank, inbegrepen

                300 frank voor de burgerlijke stand.

                In 1920 was zijn gezin samengesteld uit 6 personen en bedroeg zijn wedde 3.500

                frank, voor zijn werk bij de burgerlijkse stand nog 300 en als secretaris van het

                weldadigheidsbureau 75 frank.

                (GA, 22/4/1920) 

     

    1892 – Bouw van de gemeentelijke loskaai aan de Zenne.  Verbeteringen werden

                aangebracht in 1894 en 1898.

                De gezamelijke uitvoering dezer werken (bouw en verbeteringen) bedroeg

                6861,96 fr, zonder de onkosten van plans en bestekken.

                Staat en provincie verleenden elk een toelage van één derde.

     

    1893 – De opbrengst van “den privaatput der gemeenteschool” werd voor twee jaar

                verpacht aan Joseph Moortgat, dit mits 10 frank per jaar.

                “Het tolrecht op den gekasseiden buurtsteenweg van Battel langs Leest naar

                Thisselt”, werd voor dezelfde periode verpacht aan herbergier Joseph Van

                Moer, mits 625 frank per jaar.

     

    1893 – Op 31 december 1893 telde Leest 1460 inwoners.

                (Verslagen gemeenzaam Fonds – Provincie Antwerpen 1895)

     

    1894 – Dat jaar werd burgemeester Bernaerts gekozen tot voorzitter van het “Landbouw

                Commice Willebroek”.

     

     “De Landbouwcomice van Willebroek ging in 1890 van start met de gemeenten Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek, Leest, Ruisbroek, Tisselt en Willebroek. De herinrichting kwam er uit noodzaak. De provinciale Landbouwcomice was van oordeel dat men, over de arrondissementele werking heen, veel effectiever zou werken in kleinere entiteiten op gewestelijk vlak. De meer gemotiveerde landbouwers, die op de hoogte waren van de plaatselijke noden en problemen in landbouw en veeteelt, konden daardoor bij de werking worden betrokken.

    Het gebied dat de Landbouwcomice van Willebroek werd toegemeten, behoort tot het overgangsgebied tussen Klein-Brabant en de Brabantse Kempen.

    In 1907 was Jaak Bernaerts nog steeds voorzitter. Henri Goovaerts uit Heffen en Frans Van Baelen uit Blaasveld waren ondervoorzitter.”

    “Blaasveld en de zuivelfabriek Sint-Jozef” Karel De Decker.

     

             – De Gemeenteraad stemde volgende taksen : “Herbergen : 100 fr per jaar.

                Tenten en barakken : 50 fr per dag. Orgels, orchestrions en automatische

                speeltuigen : 5 fr per dag”.

             – In augustus kreeg de landbouwer Guill. Jan Dagobert Slachmuylders, als enige

                Leestenaar, een jachtbrief afgeleverd.

             - De verpachtring van de “grassins der gemeentestraten” bracht in ’94 99 frank op.

     

    1895 – Vanaf 1895  en dit tot 1907, bedroeg de kindersterfte te Leest ongeveer één derde

                van het totaal aantal sterfgevallen. (DB-nr.11, 1958)

     

    1895 – Arnold Leopold Teughels bekwam de pacht van “het half barreelrecht op den

                steenweg van Battel langs Leest naar Thisselt”, voor twee jaar mits 600 frank

                per jaar met borgstelling.

     

    1895 – Leest bezat 52 herbergen en 1475 inwoners. Dat is ruim 1 herberg per 30

                inwoners.

     

    1895 – In augustus verkreeg de maalder Marcellinus Lemmens een jachtpatent.

     

    1895 – Tussen 1895 en 1905 werd de grote bocht van de Zenne rechtgetrokken.

                (Het klooster van Leliëndael – 1984 , Hombeek)

     

    1896 – “Dit jaar zijn er in de gemeente landbouwleergangen voor melkerij en

                kaasvervaardiging geweest. Leergang voor volwassenen avondlessen werden

                gegeven door Mijnheer  Vleminckx.

                Verders zijn er nog voordrachten gegeven geweest door : Mijnheer Van Passen,

                veearts, over voeding en beslagen der paarden. Mevr De Beuker en Van Elst

                landbouwkundigen over landbouw. Door Mr Onzia over kiekenkweek en door

                Mr De Meyer over groenteteelt.

                Dit alles gebeurde gedurende het tijdvak 1876-1900.” (GA)

    20-02-2012 om 10:44 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1889 – 7 mei : Arnold “Noldus” Leopold Teughels benoemd tot gemeenteontvanger.

                (GR-27/6/1912)

     

    1890 – “Tot in 1702 lag er in Leest geen enkele kasseiweg en kon men slechts over een

                houten paalbruggetje naar de Warande en zo langsheen de beemden bij de

                Battelse Bergen naar Mechelen.

                Of langs de Bleukensweg in de Kouter vanwaar men te voet of met kar en paard

                bij laag tij over de harde bedding van de Zenne Stuivenberg kon bereiken.

                In 1890 werd de Zenne met minder bochten en van dijken voorzien, met een

                ijzeren brug overspannen en het tolgeld afgeschaft.

                De zennewerken werden uitgevoerd door merendeels Hollanders, huizend in

                barakken of schuurkens.” (J.A.Huysmans – DB 1979)

     

    1890 – Leest telde 1427 inwoners. (Wikipedia)

     

    1890 – Emiel Van der Elst (°1863, +1920), de tweede postbode van Hombeek

                droeg in deze periode ook brieven rond in Leest en Zemst-Laar.           

                Op zijn identiteitskaart stond “bakker” en na zijn pensionering bouwde hij

                in zijn tuin te Hombeek een oventje waarin hij ook voor anderen brood bakte.

                Hij was gehuwd met de Leestse Melania Quintidi (°Leest 1961, +1923) die hem

                vijf kinderen schonk.

                (“De metamorfose van ons dorp” ’t Ridderke nr.3 juli-september 2006) 

     

    1891 – Jozef Verbist, afkomstig uit Herselt alwaar hij geboren was op 6 oktober 1843,

                volgde pastoor Vandercruyssen op. 

                Hij werd te Leest pastoor benoemd op 22 juni 1891 maar was op dat moment

                reeds 21 jaar in de gemeente werkzaam als onderpastoor. 

                Jozef Verbist was een graaggeziene figuur in het dorp, een plezante kerel vol

                fratsen. Als hij naar een zieke trok, stak hij eerst stiekem een fles wijn in zijn

                toog. Ook bij de kinderen was hij erg geliefd, hij had voor hen steeds wat bij.

                Zijn gezicht was geschonden door de pokken, maar ook daar kon hij grappen over

                maken : “Daar kan geen enkele vlieg over mijn kaken kruipen,” placht hij te

                zeggen, “want ze vallen allemaal in de putten, en zonder hun poten te breken...”

                (LG,blz.98)

     

                Frans Moyson in DB van augustus 1957 over pastoor Verbist :

                “...pastoor Verbist was de jovialiteit in persoon : grappen vertellen en farcen

                uitsteken was zijn specialiteit. Het staat op zijn grafzerk gebeiteld : “Hij was de

                vreugde zijner vrienden”.

                In alles zag hij de humoristische kant van het leven en in heel het bisdom was

                hij onder de geestelijkheid gekend als de “JEF VAN LEEST” en de confraters

                die hem kenden waren altijd op hun hoede om niet door hem op een of andere

                wijze beetgenomen te worden !...”

     

                Mijn grootvader langs moederskant, Jan Baptist Mees, vertelde over hem in

                1977 :

                “...mijne eerste pastoor, de voorganger van die van dat koekjesfabriek de

                Beuckelaer (pastoor Beuckelaers), herinner ik mij nog goed.

                In die tijd hadden wij vier koeien en die waren op vijf dagen allemaal dood.

                Ten einde raad lieten wij de pastoor roepen, die was toen al op leeftijd en hij is

                gekomen. Onze koeienstal krioelde van de ratten en vooraleer de pastoor zich

                terugtrok om die te overlezen nam hij mijn vader apart : “Sooi, het kan misschien

                mijn dood worden, maar ik doe het toch !”

                Toen hij een hele tijd later uit de stal kwam hing er aan elk haartje van zijn kop

                een druppel zweet en die zelfde avond zagen mijn ouders tientallen ratten onze

                stal verlaten en de volgende morgen was er geen enkele meer.

                En niet lang nadien is die pastoor gestorven hé..”

     

                Pastoor Verbist overleed op 12 januari 1911, hij werd 67 jaar en 3 maanden.

                Hij was de laatste die, zoals ook nog zijn directe voorganger, een eigen

                grafsteen kreeg in de zandstenen koormuur van de kerk. (Uiterst links op het

                kerkhof.)

                                    

     

    20-02-2012 om 08:25 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    1884 – “Door de stormwinden en regenvlagen zijn de daken van toren en kerk af- en

                losgerukt, de regens zijn door de weefsels gedrongen en zoo moet de kerk gewit

                worden en de boord vanonder geverfd.” (WLS,blz.37)

     

    1885 – Na de dood van zijn vader Petrus Jozef werd Louis Hellemans koster te Leest.

                Hij was te Kraainem geboren op 30 december 1871 en gehuwd  met Victoria

                Teughels, de jongste dochter van Petrus en van Monica Van Hoof.

                Zij woonden rechtover zijn deur en hij ging daar inwonen. Na de dood van Louis

                Zou Victoria dat huis aan de kerk verkopen en het werd officieel het kostershuis.

                Dat huis werd eind jaren ’70 afgebroken en vervangen door de Raiffeisenkas.

                Louis Hellemans overleed te Leest op 25 februari 1916.

                (De kosters van Leest. De Band, november 1985)

     

    1885 – 11 december - uit De Werkman :

                “O, DEN LAFFEN SCHELM ! Wat loopt er slecht volk tegenwoordig !

                Ze moeten ze maar streng jureeren; want ze stelen niet voor de kost, maar om in

                de kaveeten en koten, ’t slecht volk te trakteeren, om te leven als aardsche

                goden.
                Te Leest nu, een dorp niet ver van Mechelen, er wordt ten half zes ’s avonds

                geklopt op ’t huizeken der weduwe Van Kerckhoven. De moeder, 78 jaar oud,

                gaat openen; er staat daar ‘ne gaillard en hij slaat op ’t hoofd van ’t mensch

                met ‘ne steen in zijne rooden neusdoek gebonden. De dochter komt bijgesneld

                en de laffe prij neemt de vlucht. De moeder is erg gekwetst.” 

     

    1887 – Te Leest telde men 47 herbergen.

     

    1888 – Jaak Bernaerts werd de opvolger van burgemeester Livinus De Laet.

                Hij was gehuwd met Maria Virginie Wouters, een dochter van burgemeester

                Carolus Wouters en de weduwe van Frans Voet.

                Tot in 1894 woonden ze op het Hof ter Haelen, daarna bouwde hij zich een huis

                aan de Sint Jozefkapel.

     

                Jaak Bernaerts was een belangrijk man, niet alleen te Leest. In 1882 werd hij daar

                gemeenteraadslid , in 1896 werd hij lid van de Provinciale Raad en in 1890 werd

                hij ondervoorzitter van het “landbouw commice Willebroeck”, een commissie

                waarvan hij in 1894 voorzitter werd.

                En dat was  nog niet alles :

                “Ondervoorzitter  van ’t Provinciaal Landbouwcommice, gekozen in 1918.”

                “Bestuurslid van ’t Provinciaal Landbouwfonds sedert 1893.”

                “Voorzitter van ’t Provinciaal verbond der veekweek Syndicaten sedert 1908.”

                Bovendien bekwam hij een hele sliert “medalie’s” :

                “...is op 2 februari 1905 benoemd tot Ridder der Leopoldorde”.

                “Heeft bekomen de Burgerlijke Medalie van 1e klas.”

                “De Herinneringsmedalie van Leopold II.”

                “Het Burgerlijk kruis van 1e klas in 1919 en de bijzondere landbouwdecoratie

                van 1e klas in 1905”.

                (GA-10/1/1920)

                Jaak Bernaerts was te Leest geboren  op 5 oktober 1849 en hij overleed er op 1

                februari 1924.

               

                Frontpagina Gazet van Mechelen van 19 augustus 1896 :

     

                “Uit Thisselt

                Aangenaam uitstapje – walgelijk nieuws – broodrooverij - .

     

                De Katholieke fanfaren “Willen is kunnen” heeft zaterdag namiddag een uitstapje

                naar Leest gedaan. De leden dezer maatschappij hadden besloten van

                stoetsgewijs hunne hulde te gaan aanbieden aan den heer burgemeester, ter

                gelegenheid zijner verkiezing als provinciaal raadslid.

                In volledig getal trok men naar Leest.

                Of deze reis vroolijk was behoef ik niet te zeggen : gezang en trompetgeschal

                wisselden de luimige streken der wandelaars af.

                Dat muzikanten en levenslustige kerels gedurig dorst hebben is bewezen, door het

                menigvuldig bezoek van Bachus tempels !

     

                Wij naderen het doel onzer reis.

                De rangen worden heringericht, en nu vooruit !

                Dat de blijde klanken eener opwekkende muziek door de lucht weergalmen, als de

                nadering der Thisselaars.

                Het klein gespan is talrijk. Huppelend en kwetterend loopt het voorop.

                Hier juicht en zingt het ! Daar stoot en vecht het ; ginds tuimelt een groepje de

                gracht in ; en, voorop stapt fier en deftig eenen tamboer-majoor met holleblokken

                en korte broek.

                In hunnen kinderlijke eenvoudigheid beseffen zij niet, dat zij woestaards,

                heethoofden, rustverstoorders, gevaarlijke lieden, enz.. (stijl nummer 3)

                vergezellen.

               

                Wij zijn de woning van M. Bernaerts genaderd.

                De fanfaren zet zich in orde en voert de schoonste harer stukjes uit.

                De feesteling verschijnt en wordt door M. Van Keer geluk gewenscht.

                Zichtbaar getroffen, door de blijken van hoogachting welke hem worden

                toegezwaaid , bedankt de achtbare heer burgemeester in vleiende bewoordingen

                de daar aanwezig zijnde lieden.

                Iedereen is voldaan, iedereen juicht.

     

                Zulke broederlijke feesten zijn balsemend voor een katholiek gemoed.

                Bij zulke gelegenheden kan men zijne katholieke gevoelens eens lucht geven, dan

                beheerscht het rondborstig kristen karakter al de ongedwongene handelingen van

                den Vlaamschen landbouwer.

                Katholiek is hij en zal het blijven !

                Hij zal steeds een gedurige tegenstreven zijn der vuige handelingen van eene

                zoogenaamde,liberale partij. Van eene partij, welke voor prediker eenen

                Heymans heeft ; die, opentlijk lessen van ontucht geeft in Salvator...”





    20-02-2012 om 08:10 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                                                De Goederen

    Goedere horend aan het Bureel van Weldadigheid

    Art. 1 : Zaailand te Leest op Hertsveld, wijk A, nrs 361 en 362, groot 31 a 15 ca, afgaande pachter de weduwe Jozef JACOBS-NEUTJENS.

    Art. 2 : Zaailand te Leest op Hertsveld, wijk A, nr.408, groot 27 a 20 ca, afgaande pachter voormelde weduwe Jacobs.

    Art. 3 : Zaailand te Leest op Hertsveld, wijk A, nrs. 355 en 356, groot 73 a 20 ca, afgaande pachter Guillielmus Joannes CORTEBEECK en Jan SELLESLAGH.

    Art. 4 : Zaailand te Leest op Huykensveld, wijk A, nr. 574, groot 26 a 50 ca. Afgaande pachter Petrus Jan VAN BOXEM.

    Art. 5 : Zaailand te Leestv op de Zevenbunders, wijk A nr.231, groot 93 a 80 ca. Afgaande pachter Jan Frans ALEWAETERS.

    Art. 6 : Zaailand te Leest op den Kauter, wijk B, nr.229, groot 18 a 20 ca. Afgaande pachter Jan Frans VAN GYSEL.

    Art; 7 : Zaailand te Leest op de Maal, wijk B, nr.102, groot 88 a 90 ca. Afgaande pachter Jan Baptist VAN HOOF.

    Art. 8 : Zaailand te Leest op Scherpen – horing, wijk A, nrs 9 en 10, groot 85 a 55 ca. Afgaande pachter Michaël VAN DER TAELEN.

    Art; 9 : Zaailand te Leest op Stynemolenveld, wijk C, nr.158, groot 1 ha 24 a 75 ca. Afgaande pachter Frans DE LAET.

    Art. 10 : De onverdeelde helft (de andere helft komt aan den Armen van Heffen) van zaailand te Leest op Rennecauter , wijk A, nr 515, groot 55 a 75 ca. Afgaande pachter Frans CAMPION.

    Art. 11 : Zaailand te Leest op Stynemolenveld, wijk C, nr. 157, groot 63 a 65 ca. Afgaande pachter Frans MERTENS.

    Art. 12 : Zaailand te Leest op den Kauter, wijk B, nrs 370, 371, 372  groot 47 a 10 ca ophetwelk staat de woning van DE WIT.

    Afgaande pachter Louis DE WIT.

    Art. 13  : Zaailand te Leest op den Kauter , wijk B, nr350, 63 a 85 ca. Afgaande pachters Louis TROCH en Hendrik DE WIN.

    Art. 14 : Zaailand te  Hombeek aan Tregelaar, wijk A, nr 439, 51 a 85 ca. Afgaande pachter Jan Frans VERLINDEN.

    Art. 15 : Zaailand te Heffen, wijk C, nr. 372, 24 a 45 ca. Afgaande pachter Petrus Josephus VAN ROEY – OP DEN KAUTER.

    Art. 16 : Zaailand te Leest op de Zevenbunders , wijk A, nr.202, groot 55 a 85 ca. Afgaande pachter Willem MARNEF.

    Art. 17. : Zaailand te Leest op den Kauter, wijk B, nrs 337 en 339, groot 1 ha 12 a 30 ca. Afgaande pachter Pier Jan VAN HOOF.

    Art. 18 :  Zaailand te Leest op den Kauter, wijk B nr.366, groot 20 a. Afgaande pachter

    Jan Baptist VAN ASCH.

    Art. 19 : Zaailand te Leest op den Kauter , wijk B nr. 376, groot 15 a 90 ca. Afgaande pachter Willem VERLINDEN.

    Art. 20. : Zaailand te Kapellenopdenbosch, wijk B, nr 79, groot 29 a. Afgaande pachter  Krist VAN DER ZYPEN – Opletter – wegter.

    Art. 21 : Zaailand te Kapelleopdenbosch, wijk B, nrs 21,22,23 en 24. Groot 3 ha 42 a 60 ca. Afgaande pachter Jan Louis HUYSMANS; In het Moer.

    Art. 22 : Zaailand te Kapellenopdenbosch, wijk B, nr.4, groot 48 a 60ca. Afgaande pachter Jan VERDICKT. In drij vijsels.

    Art. 23 : Zaailand te Thisselt, wijk B, nr. 223, groot 50 a 25 ca. Afgaande pachter Peer Jan DONS.

    Art. 24 : Beemd te Mechelen op Auweghem, in Robbroeck wijk H, nr.396, groot 55 a. Afgaande pachter Louis NEEFFS.

     

    Goederen horende aan het Kerkfabriek

    Art. 25 : Zaailand te Leest, Dorp, wijk B, nr. 220a, groot 49 a 30 ca. Afgaande pachter Jan Baptist POTUMS.

    Art. 26 : Zaailand te Leest op de Zevenbunders, wijk A, nr. 228, groot 40 a 5 ca. Afgaande pachter Fransus MERTENS.

    Art. 27 : Zaailand te Leest op Dorpelpoelstervelden, wijk C, nr.303b, groot 55 a 85 ca. Afgaande pachter Hendrik BERNAERTS.

    Art.28 : Zaailand te Leest op Dorpelpoelstervelden,wijk C, nr. 286a, groot 43 a 70 ca. Afgaande pachter Jan Frans DE WIN.

    Art. 29 : Zaailand te Hombeek, wijk A nr. 311, groot 32 a 80 ca. Afgaande pachter Adriaan Theodore TEUGHELS – Op Molenveld.

    Art. 30 : Zaailand te Mechelen, wijk C, nr. 345 en 346, groot 64 a 5 ca. Afgaande pachter de weduwe Karel ABSILLIS – CONCILE. – In Schouwbroeck.

    Art. 31 : en laatste : Beemd te Mechelen, wijk H, nr. 398 , groot 29 a 70 ca. Afgaande pachter Jacob SELLESLAGH. -  In Leeg Robbroeck.

    (…)

    In zitting van 4 november 1882

    De Burgemeester  (gteekend) H.L. De Laet

    Bij bevel de Secretaris (getekend) Sebrechts en gezegld. (…)

    Gelezen en goedgekeurd door den Gemeenteraad van Leest ter zitting  van 21 december 1882 en goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 18 januari 1883”. 

                                              

    20-02-2012 om 07:48 geschreven door Marcel Van Hoof

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 18/11-24/11 2024
  • 11/11-17/11 2024
  • 04/11-10/11 2024
  • 21/10-27/10 2024
  • 14/10-20/10 2024
  • 07/10-13/10 2024
  • 30/09-06/10 2024
  • 23/09-29/09 2024
  • 16/09-22/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 02/09-08/09 2024
  • 26/08-01/09 2024
  • 19/08-25/08 2024
  • 12/08-18/08 2024
  • 29/07-04/08 2024
  • 22/07-28/07 2024
  • 15/07-21/07 2024
  • 08/07-14/07 2024
  • 01/07-07/07 2024
  • 24/06-30/06 2024
  • 17/06-23/06 2024
  • 10/06-16/06 2024
  • 20/05-26/05 2024
  • 06/05-12/05 2024
  • 29/04-05/05 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 22/08-28/08 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!