Ondervoorzitter : Maria
Dons-Lamberts, secretaris Martin Mollemans,
Penningmeester Aloïs Hendrickx en
actieve bestuursleden Marleen De Prins,
Pastoor Lornoy, Mia Van
Sweevelt-Dewit en Marleen Verschueren.
Het lidmaatschap gaf toen volgende voordelen
: zesmaal per jaar het tijdschrift
DF-mededelingen,
gunstvoorvoorwaarden voor speciale aanbiedingen,
korting op plaatselijke
activiteiten en een extra reisservice dank zij Davo Reizen.
Het nationale Davidsfonds werd in
1875 opgericht met het tweeledige doel
de alzijdige ontwikkeling van het
Vlaamse volk en de verdediging van de
Vlaamse belangen.
1925 Bureel der Weldadigheid werd Commissie van Openbare
Onderstand
Louis Verbruggen in De Band1956 :
Voor het jaar 1925 had de Commissie van Openbare
Onderstand de naam van Bureel der Weldadigheid.
Ingevolge de wet van 10 maart 1925 op de Openbare
Onderstand werden de burelen van weldadigheid afgeschaft en ontvingen de naam
Commissie van Openbare Onderstand.
Zij bestaat uit 5 leden, waarvan een lid voorzitter
is, die bij geheime stemming door de leden zelf wordt verkozen.
De leden hebben voor hun ambt geen vergoeding.
Het administratief werk wordt verricht door de
secretaris, Lode Verbruggen en door Alfons Hellemans als ontvanger voor het
beheer der fondsen.
Deze twee laatsten genieten een jaarwedde volgens het
aantal inwoners der gemeente.
Doel van de C.O.O.
De ellende lenigen en de dienst van de
ziekenverpleging der behoeftigen geldelijk regelen.
Geldelijk beschikt de C.O.O. over de landpachten
waarvan zij eigenaar is.
Indien deze gelden ontoereikend zijn, vraagt zij een
jaarlijkse toelage aan het gemeentebestuur.
(Louis Verbruggen in De Band 1956)
1925 7 januari :
Veearts Van Passen stelde mond- en klauwzeer vast bij vee van
Jozef De Maeyer uit de
Kleinheidestraat.
Plakschriften met verbod van
doorgang werden geplaatst en al het vee in een
zone van 300 m werd
geinventariseerd.
1925 19 januari :
Doordat de Laerestraat zich in heel slechte toestand bevond,
verzocht de burgemeester van Leest
zijn ambtsgenoot van Hombeek dit
euvel te verhelpen en de kosten te
delen.
Leest stelde de kasseier Alfons Van
de Ven uit Tisselt voor om de
werkzaamheden te verrichten. Deze
vroeg 4 fr per uur.
1925 24 januari : Zonsverduistering.
We
zullen toch ook iets te zien krijgen van de zonsverduistering van 24 januari,
die
in Amerika totaal zal zijn. De verduistering zal waar te nemen zijn tussen 3 en
4
uur. (KH-GvM)
1925 29 januari :
8 leerlingen van Leest volgden lessen aan de Tekenacademie te
Mechelen. De gemeentekas nam
daarvoor 35 fr per leerling ten haren laste.
1925 29 januari
Gemeenteraadszitting
-Grafmaker Van den Vondel bekwam
opslag :
...Overwegende
dat de grafmaker het kerkhof in zuiveren en zienlijken staat
heeft gehouden, dat het getal overlijdens, middelmatig tot 30 per jaar
beloopt,
hij
dus voor het delven en vullen van iederen grafkuil 4 franks geniet.
Dat
het dus billijk ware de gevraagde verhooging te verleenen, ingezien hij
de
wegen en het kerkhof voortdurend onderhoudt, besluit de Raad éénparig
1924 10 januari :
Overlijden van herbergier, gemeenteontvanger en schrijnwerker
Noldus Teughels. Hij woonde in de
Roselaer op het Dorpsplein.
Hetwerkhuis van zijn schrijnwerkerij stond achter het huis en was gebouwd
op
de kerkhofmuur. Later (1927)
verbond zoon Theodoor de zaal, die bij het
woonhuis behoorde, met het werkhuis
en maakte er één grote ruimte van, die
als schrijnwerkerijén als feestzaal moest dienst doen. Die zaal
diende trouwens
voor alles, zelfs voor politieke
meetings.
Daags voor een teerfeest of toneel
werd de scène boven de machines opgebouwd,
detafels gingen langs de kant (daar konden de kinderen op staan) en de
feestzaal
was beschikbaar.
Om gemakkelijker te kunnen manoeuvreren
met het hout dat door de
zaagmachine moest, had men een gat
in de kerkhofmuur gemaakt : de langste
planken kwamen tot op het kerkhof.
Het gat is nog te zien in de muur.
(LG-blz.283)
Trien Beullens volgde haar man op
als gemeenteontvanger : ingezien de
lange
jaren trouwen dienst van wijlen heer Teughels, besloot de Raad van de
wedde
aan
zijne weduwe te bepalen op de som door wijlen haren man als dusdanig
genoten, hetzij a rato van fr. 3.400 sjaars.(GA-12/1/1924)
Op de foto :
Achteraan
van l. naar r. Joanna Catharina Trien Beullens, haar man Arnold Noldus
Teughels, oudste dochter Marie Teughels en vierde dochter Clothilde.
Zittend
: Theodoor, Frans, Henri en Louis Teughels, zonen van Noldus.
De
foto dateert van kort na de Eerste Wereldoorlog.
1924 Op 1 februari
overleed nog een prominente figuur in de gemeente, burgemeester
Jaak Bernaerts.
Van beroep was hij landbouwer,
alhoewel hij zichzelf ook wel betittelde als
eigenaar.
Jaak Bernaerts was gehuwd met Maria
Virginie Wouters, een dochter van Carolus
Wouters en weduwe van Frans Voet.
Tot in 1894 woonden ze op het Hof
ter Haelen, daarna bouwde burgemeester
Bernaerts zich een huis aan de
Sint-Jozefkapel.
In de gemeenteraadszitting van 23
februari bracht Eerste Schepen Theophiel
Verschueren hulde aan de
nagedachtenis van de overledene en deed
mededeeling
dat de familie van wijlen Mr Bernaerts,
ingevolge zijnen uitgedrukte wil, aan het
gemeentebestuur overhandigde, ten voordele der gemeente, eenen
Rentetitel der
Belgische schuld van 1.000 franks nominale waarde, 3% 2e
Reeks, nr.426026,
met
den coupon vervallende 1 mei 1924, zonder last voor de gemeente.
Hij
stelde voor des Raads dankbetuiging aan de familie te betuigen.
In zijn testament liet Jaak
Bernaerts ook 2.000 fr na voor de kerk van Leest
op
last voor de kerk te doen celebreren 2 eeuwigdurende gezongen
jaargetijden.
1924 9 februari :
Schoolhoofd De Leers ontving volgend schrijven van het Leestse
gemeentebestuur : Mijnheer De Leers,
Bij deze verzoeken wij u vriendelijk van voor
het toekomende de speelplaats der
school, voor of na de schooluren, niet meer door uwe kiekens en eenden
te laten
beloopen. De uitwerpsels dezer dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken,
en,
wanneer de kinderen van de gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht
dikwijls eerst de zitten van de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.
Het
is ook wenschelijk gedurende de schooluren, kinderen van de speelplaats te
houden, welke de klassen niet volgen.
Het
gerucht op de speelplaats tijdens de klasuren, moet onoplettendheid
verwekken bij de leerlingen der klas...
1924 Op 14
februari schreef de dienstdoende schepen namens het gemeentebestuur naar
de inspecteur dat Dhr De Leers aan
dit verzoek geen gevolg had gegeven.
...wij
doen Uld deze mededeeling, alvorens maatregelen te nemen...
1924 Op 21
februari deed het gemeentebestuur aanvraag om pokstof te bekomen
tot
het doen van koepokinenting voor 200 kinderen, de scholen dezer gemeente
bijwonende...
De vraag was gericht tot het
Office Vaccinogéne te Cureghem-Anderlecht.
1924 23 februari :
Jozef Albert Apers, handelaar-herbergier en eerste plaatsvervangend
raadslid, benoemd tot werkend
raadslid ter vervanging van wijlen Jaak Bernaerts.
1924 23 februari :
Constant Voet, Eugeen Keuleers, Jozef
Vloeberghen, Jan Baptist
Beullens,
Frans Van Roey en Jozef Verlinden wiens zonen de leergangen in het
Sint-Romboutscollege te Mechelen volgden, vroegen om een toelage.
Overwegende dat de gemeente, aangesloten bij het Provinciaal fonds der
meestbegaafden, voor 1924 daaraan eene bijdrage dient te doen van fr.
253,20,
gezien den bekrompen geldelijken toestand der gemeente, besluit de Raad
éénparig de gedane vraag niet te kunnen inwilligen, en de aanvragers aan
te
zetten
tot het doen van aanvraag bij het provinciaal fonds voor meestbegaafden.
(GR)
1924 Bij den dooi van 1, 2, 3 en 4 maart zijn de
buurtwegen der gemeente grootelijks
beschadigd geworden.
De
steenwegen van Leest naar Thisselt, en de Kapellebaan van Steinemolen naar
Kapelle op den Bosch, twee wegen van groot verkeer, hebben zeer groote
beschadiging geleden, alhoewel zij in 1923 goed en geheel hersteld
waren.
De
schade is grootendeels toegebracht met dooi van begin maart, door de zware
autokamions.
De
steenwegen van 2-1/2 en 3 meters breedte, zijn bij dooiweder reeds
beschadigd, bij het verschijnen van het sluitingsbevel der barreelen.
(Uit
een brief om financiele steun aan de provincie)
1924 Op 29 maart
rond twee uur dertig in de ochterndwerd
het huis, gebruikt door
Jan Edward De Hondt,
oorlogsinvalide uit de Tiendeschuurstraat, door brand
vernield.
De aanpalende schuur werd deels
beschadigd. Oorzaak van de brand bleef
onbekend.
1924 22 april : De
drie bezitters van motorvoertuigen uit Leest Jan Frans Piessens uit de
Blaasveldstraat, Hendrik Verbeeck
uit de Tisseltbaan en Jan Frans Selleslagh uit
de Bist, werden ervan verwittigd
dat de commissie, belast met de
openeming en
rangschikking der motorvoertuigen, tot nazicht zal overgaan in de
gemeente op
dinsdag 22 april te 8 ure s morgends. De bedoelde bezitters van
motorvoertuigen
worden aanzocht deze voertuigen op gemelde dat tot nazicht aan de
commissie
beschikbaar te houden. (GA-5/4/1924)
1924 24 april :
Het Schepencollege gaftoestemming tot het daarstellen van
bovengrondsche telefoonlijnen voor de inwoners Frans Piessens uit de
Blaasveldstraat en Karel Van Praet uit de Thisseltbaan, uitgaande van
den
spoorweg Mechelen-Terneuzen, en dit op voorwaarde dat de palen zoo dicht
mogelijk bij de grachten zullen geplaatst worden, om de wegenis niet te
belemmeren.
1924 28 mei : Jan
Edward De Hondt werd, met 7 stemmen tegen 2, benoemd tot
gemeenteontvanger.
Hij diende daarvoor 5.000 fr
borgtocht te storten tot waarborg van
zijn beheer.
Zijn wedde, die niet meer mocht bedragen dan de 6/10de
van de aanvangswedde
In 1976 nam
hetzelfde maandblad hem een intervieuw af :
Hoe bent u hier in Leest verzeild geraakt?
In 1923 las ik in een dagblad dat er in Leest een
plaats als onderwijzer open was. Ik had pas mn legerdienst achter de rug. Mijn
familie was van rond Tienen, echte Hagelanders, die met hun bieten in
Grazen,Rummen, Kortenaken en Orsmaal bekend stonden.
Een verre verwant, een zekere Dumont, was hier te
Leest wel bekend. Door zijn toedoen kwam die plaats hier aan mij.
Enkele belevenissen ?!
Bijna 42 jaar, tot in 1964 heb ik de Leestse jeugd
onderhanden gehad.
De belevenissen zijn niet in een handomdraai te
vertellen.
Ik hou veel van de kinderen die bij mij hebben gezeten ook al kennen sommigen
me niet meer. De oud-leerlingen die het het verst hebben gebracht zijn
natuurlijk het meest dankbaar.
Hoe was de school ?
Mn collegas en ik hadden elk een graadklas.
Leerlingen hadden we genoeg. De Leers was
hoofdonderwijzer. Daar hebben we ambras meegehad ! Hij woonde in het schoolhuis
en had zn tuintje waar de leerlingen bonen mochten planten enz.
In die tijd werden de klassen verwarmd met
kolenkachels. Het kolenkot deed evenveel dienst als kippenhok. Je begrijpt wat
een soep dat was.
Selleslagh, mijn collega dat was een man, daar had je iets aan. Spijtig, maar
hij is te jong gestorven.
Welke vakken gaf u het liefst ?
Ik gaf alles graag. Over mijn werk zou ik wel heel
veel kunnen vertellen.
Wanneer begon je met schilderen ?
Reeds in de normaalschool kreeg ik een pluim voor mijn
verfijnd werk.
Je moet er u op toeleggen hoor ik mijn tekenleraar
nog zeggen.
Ik volgde dan avondlessen in Mechelen. Mijn leraar was
Gustaaf Van de Woestijne ;
hier hangt nog een copie van zijn werk het
Boerinneke.
Ik leerde naar levend model schilderen maar er kwam in
mijn onderwijzersloopbaan niet veel van schilderen.
Het was goed voor later, wanneer ik op pensioen was.
En nu is het zover.
Ik hou van portretten te schilderen maar de laatste tijd hou ik meer van
landschappen.
Ik ben nu een landschap aan het schilderen met een
ouderlijk huis voor mensen uit
Zemst. Het zal mooi worden !
Stan Gobien in 1996
n.a.v. Reünie van de Leestse Vijftigjarigen in de speciale brochure:
...De jongens kwamen bij meesters Meyers te zitten.
Ik herinner mij nog dat hij van bij het begin van het schooljaar controleerde
wie zijn tafels van vermenigvuldiging kende en dat hij naging wie na de
vacantie nog kon lezen. Wie onvoldoende haalde, mocht na de school overblijven
en er waren er veel die hier of daar wat vergeten waren...
Meester Meyers was een rustig iemand. Hij gaf ons op
een degelijke manier taal- en rekenlessen, maar ook landbouw stond op het
programma.
Het eerste lesuur van de maandagnamiddag was er
geschiedenis en meester Meyers kon prachtige historische verhalen vertellen.
Tijdens die les was iedereen een en al aandacht.
Voor degenen die wat langer van gestalte waren dan de
anderen, zorgde hij voor een speciale bank uit het zevende en achtste
studiejaar.
Toen wij de klas binnenkwamen ging meester Meyers
regelrecht naar de kachel en stond daar het laatste van zijn sigaret op te
roken tot er bijna niets meer van overbleef.
Of hij zijn vingeren verbrandde of niet, het peukje
verdween tenslotte langs het gaatje van het deksel in de kachel.
Meester Meyers tekende en schilderde graag. Wie straf
kreeg moest als model gaan staan en hij werd geportretteerd door de meester.
Wie echt stout was, kreeg een lichaamsstraf.
Hij moest dan haartje pluk ondergaan. Maar alles bij
elkaar was dat nog niet zon erge zaak...
Na zijn overlijden
publiceerde De Band in september 1981 een In Memoriam :
Hij was soms streng in de klas, omdat hij van de
kinderen hield. Hij wilde immers dat ze konden en wisten wat nodig was voor t
later leven.
Hoeveel keer bleef hij niet na de uren in de klas om
een paar leerlingen bij te werken ?
Meester Meyers was lid van VOETSPOOR, de kunstkring
van Leest.
Langs de jaarlijkse tentoonstellingen leerden we het
werk van de meester kennen.
Landschapjes en portretten waren zijn geliefkoosde
onderwerpen.
Hij bracht ons fijn en verzorgd werk, ongecompliceerd,
steeds even sfeervol en eenvoudig.
Reeds in Mechelen, waar hij destijds avondlessen
volgde bij Gustaaf Van de Woestijne, was hij bekend om zijn fijn werk.
Zijn schilderijen waren zijn geesteskinderen en hij
kon er moeilijk afscheid van nemen.
Na een tentoonstelling was hij past gerust wanneer hij
zijn werkjes weer veilig en wel bij zich thuis had.
Hij was steeds bereid om mee te werken, maar ook
steeds bezorgd om wat er leefde en roerde tussen de mensen.
Al was hij van geboorte niet van hier, met hem
verdwijnt een graaggeziene echte Leestenaar.
De
Band
De tekst van
zijndoodsprentje is ook vermeldenswaard
:
...Hij werd geboren te Kortenaken op 16 november
1902, maar bracht zijn jeugd door te Orsmaal-Gussenhoven.
Na de normaalschool te Tienen kwam hij in 1923 als
onderwijzer naar Leest.
Gedurende 41 jaren hielp hij de Leestse kinderen de
weg te vinden naar de grote-mensenwereld.
Ongeveer 600 jongens zijn aan hem voorbijgegaan. Ook na de uren hielp hij hen,
zodat niemand ooit van bij hem wegging zonder te kunnen lezen.
De school was zijn leven, want hij hield van de jeugd.
Dat zag men ook aan de vele kinderkoppen die hij
schilderde in zijn vrije uren. Want Flor Meyers wfas ook kunstenaar en
zondagschilder.
Met de fijngevoeligheid die hem eigen was schilderde
hij mensen en sfeervolle landschappen in uitgezuiverde kleuren en delikate contouren.
Hij stond tussen de mensen. Dat maakte hem vele
vrienden.
Ze waardeerden vooral in hem zijn bescheidenheid, want
ook dat was een karaktertrek van hem.
Meester Meyers vond zijn vreugde vooral in zijn gezin. Hij was een trouwe en
attentievolle echtgenoot voorJeanne,
een echte vader voor zijn kinderen Godelieve en Edgard, een goeie grootvader
voor zijn drie kleinkinderen Johan, Peter en Patricia.
Tamelijk snel is hij van ons heengegaan, bij het
morgengrauwen van 7 september 1981 in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen,
waar hij de avond voordien was heengebracht.
Bij het leed dat we voelen om de lege plaats in ons
midden beseffen wij meer dan ooit met dankbaarheid welk goed mens hij was.
Zijn
oprecht geloof en zijn manier van leven blijve ons een licht op onze
levensweg.
1923 20 oktober
Gemeenteraad :Flor Meyers benoemd tot
onderwijzer in de plaats
van Alfons Hellemans, ontslaggever.
Meester Meyers haalde het met 5
stemmen tegen 4, er waren 19 kandidaten.
Zijn wedde : 4.800 fr + 200 fr
woonstvergoeding en 600 fr duurtetoeslag.
Floriaan MEYERS
Was geboren te
Kortenaken op 16 november 1902. Hij was gehuwd met Joanna Wilms die hem twee
kinderen schonk : Edgard en Godelieve Meyers.
Meester Meyers
overleed in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen op 7 september 1981.
Inhet nummer van oktober 1978 van de periodiek
De Band stelde hij zichzelf voor :
Evenals meester Dumont ben ik afkomstig uit
Orsmaal-Gussenhoven.
Wel zag ik er het levenslicht niet, want mijn wieg
stond te Kastenaken, een gemeente uit de streek van Diest.
Toen mijn grootouders overleden waren, namen mijn
ouders de ouderlijke hoeve over.
Het staat er nog, een prachtig gebouw maar met ledige
paardenstal, ledige koestal, ledige varkensstallen en ledige schuur. Dikke
muren ondersteunen het dak.
Zware eikenbalken, die wellicht eeuwen het dak
schragen en die het nog mensenlevens zullen doen, kan men er nog bewonderen.
Daar groeide ik op als de elfde van de twaalf.
Ik was zowat de loopjongen, die met de meeste
boodschappen werd gelast.
Het staat me nog zo fris voor de geest. Enkele huizen
verder woonde er een kruidenier, die tezelfertijd schoenmaker en boer was.
In de winkel in houten bakken, lag er suiker, zout,
koffie, chicorei en noem maar op.
Een schutsel voorzien van een schuifraam scheidde
kruidenier en klant.
Een zware koperen bel kondigde telkens een nieuwe
koper aan.
Vlug wipte de schoenmaker recht van zijn stoel, legde
behoedzaam de schoen neer, veegde zijn handen over zijn schort en stond meteen
in de winkel om het gevraagde te overhandigen. Van hygiëne gesproken ! Die
goeie oude tijd.
Op straat behoefde men niet bevreesd te zijn van
autos en dergelijke dingen, geen spraak. De weg was aan de jeugd, daar kon men
stoeien , zich uitleven, terwijl moeder rustig haar werk verrichtte.
Telkens ik er terugkeer, sta ik nog in bewondering
voor die mooie streek met haar zacht golvende hellingen, waar de rijke
graangewassen ruisen in de wind.
Voor mij is er niets op aardemooier dan dit prachtige Haspengouw, een
juweeltje, waar de rijke kersen u doen watertanden.
Daar groeide ik dan op, gelukkige onbekommerde jeugd.
De lagere school stond niet ver van ons huis. Twee
onderwijzers onderwezen er de kinderen. Ik heb er school gelopen tot mijn
veertiende jaar.
Voorlaar ik dacht aan studeren, had ik dus al twee
jaar mijn tijd verloren.
Ik reed naar Tienen met de stoomtram in de winter, in
de zomer deed ik het met de fiets.
Na mijn studententijd en na het vervullen van mijn
dienstplicht te Luik, werd ik benoemd aan de gemeentelijke jongensschool te
Leest, en over Dumont.
Op goedvallen uit heb ik er mijn kans gewaagd.
Ik herinner mij nog het bezoek aan de negen
gemeenteraadsleden.
Alleen had ik die mensen nooit gevonden, maar een bereidwillige
jongen vergezelde mij en wees mij de weg. Ik ben er hem altijd dankbaar om
gebleven en wij zijn altijd, tot aan zijn dood, dikke vrienden gebleven.(nvdr :Antoon Polspoel)
Over mijn eerste kennismaking met Leest, met haar
hobbelige wegen, bij avond en nacht duistere straten, zo was het toen overal,
daar vertel ik u later wellicht meer over. Ja, veel meer.
Ik vond er een nieuwe thuis. In de Rozelaer, bij
Noldus Teughels, voelde er mij als kind van den huize. Over mijn wel en wee aan
de school zelf zou ik bladzijden kunnen wijden. Toch wil ik dit nog kwijt. Ik
heb er een mens leren kennen waarmee ik bijna mijn ganse loopbaan ben omgegaan,
een goed mens, een vrolijke steeds opgeruimde collega Selleslagh Victor.
Met de twee andere onderwijzers, meester Huysmans en
meester Hendrickx heb ik altijd goed kunnen opschieten. Toen ik in 1964 besloot
op rust te gaan had ik ten volle 41 jaar dienst.
600 jongens zijn mij voorbijgegaan.
Ik heb al de middagen opgeofferd om degenen, die ten
achter waren, hetzij in rekenen of in lezen bij te werken.
Ik ben nu al 14 jaar op pensioen en slijt mijn dagen
nu verder in een zalige rust.
1922 In dat jaar
zou men te Leest 44geboorten noteren,
waarvan 23 babys van het
mannelijke en 21 van het
vrouwelijke geslacht. (Er waren 3 doodgeborenen,
allemaal jongetjes)
Er werden 12 huwelijken ingezegend
en er waren geen echtscheidingen.
14 Leestenaars kwamen te
overlijden, waarvan 4 van het vrouwelijk en 10 van het
mannelijk geslacht.
Het aantal kindereren voor het
schooljaar 1922-23 beliep tot 322.
Verschillige
gezinshoofden werden veroordeeld voor onregelmatige
schoolbijwoning hunner kinderen.
1922 Landbouw:
(te Leest)
Uit
genomen inlichtinging blijft dat den oogst voor 1922 was :
voor
rogge, van mindere opbrengst dan een gewoon jaar ;
voor
tarwe, van tamelijk goede opbrengst;
voor
gerst en haver, van slechten opbrengst;
den
aardappeloogst was van goeden opbrengst;
het vlas
was mislukt;
het
hooigras was van slechten opbrengst en het toemaatgras van minder dan een
middelmatig jaar;
beet
en voedergewassen waren zeer slecht van opbrengst.
De
overgroote droogte is den oorzaak van de mislukking van het grootste deel
der
oogstgewassen geweest.
(SC-13/9/1923)
1922 Stichting van
de Boerinnenbond. (KVLV).
BOERINNENBOND (K.V.L.V)
In 1922 werd in het
lokaal het Brughuis de boerinnenbond gesticht onder impuls van pastoor
Beuckelaers, Victor De Laet en de juffrouwen Hellemans en Willems uit Leuven.
Mathilde Hellemans
was de eerste voorzitster.
Ondervoorzitster
werd Antonia De Boeck-Spoelders en schrijfster Leonie Huys.
Andere bestuursleden
van het eerste uur : Julie De Laet-Muyldermans, Bertha Polspoel-Patteet en
Alida Hellemans-Scheers.
Onderpastoor Cleeren
(° 1888, + 1974.) was de eerste proost.
De driemaandelijkse
vergaderingen gingen door in de zaal bij Jef Apers en op het programma stonden
een godsdienstig woord, een voordracht en als ontspanning werden kluchtliederen
gezongen door sommige van de leden.
Enkele jaren later
werd te Leuven de B.J.B. gesticht en Leest was een der eerste dorpen met een
eigen afdeling. Van toen af werd het ontspanningsgedeelteop de Algemene Vergadering door hen verzorgd.
De gilde groeide, de
zaal Apers werd te klein en men moest verhuizen naar Teughels en later nog was
men verplicht omwille van de oorlogsomstandigheden te vergaderen in klaslokalen
en ook al eens bij Frans Huybrechts.
Ter gelegenheidvan het 25-jarig bestaan werd de kapel in de
Juniorslaan opgericht.
In 1946 kwam pastoor
Coosemans naar Leest. Hij zorgde spoedig voor een ruimere vergaderzaal,de thans
bestaande parochiezaal.
Het was toen dat
juffrouw Rheinhard én de taak van voorzitster én van schrijfster op zich nam.
In die periode
kwamen uit Leuven richtlijnen om de werking uit te breiden tot alle vrouwen.
De boeren- en
tuindersvrouwen zouden langs technische lessen meer inzicht krijgen in hun
stand- en beroepsbelangen.
Toen wisselde de
organisatie van naam, in plaats van Boerinnenbond werd het Parochiale
Vrouwengilde en in die jaren kende de gilde een geweldige bloei.
Bij de viering van
35-jaar op 5 juli 1959 noteerde men 200 leden.
In 1966 werd door
het bisdom Frans Lornoy aangesteld als pastoor te Leest, hij werd meteen de
nieuwe proost.
Mevrouw Alida
Hellemans-Scheers werd voorzitster en Mevr. Marie Polfliet-De Prins
schrijfster.
Hilda Vloebergh
Silverans werd verantwoordelijke voor de speciale actie voor de jonge gezinnen.
Ter gelegenheid van
het 50 jaar bestaan organiseerde de Leestse gilde een luchtdoop naar Rome. 49
personen namen daaraan deel.
De jubelviering ging
door op 24 september 1972 met een tentoonstelling van oud alaam, tijdschriften
en allerhande feesten.
Rond die tijd was
men te Leuven tot de algemene benaming gekomen van K.V.L.V. (Katholiek
Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen)
In 1982, bij het
60-jarig bestaan, telde de vereniging 230 leden.
(Alice De Prins in
een brochure ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan)
Van l. naar r. : Victor Selleslagh,
Flor Meyers, zittend Jan Baptist De Leers en
uiterst rechts Constant Huysmans.
...Onze
meester, men kan er van zeggen wat men wil, maar voor de jongens van zijn
school, in het bijzonder van zijn klas, had hij toch wel een boontje voor.
Iedere morgen, na het gebruikelijke gebed en de
uitvoerige verslagen over de oorlog, kregen we van hem een koekje met
vitamines. Echte koekjes !
Ze waren natuurlijk ter handgesteld door het Rode
Kruis van België. De Duitsers stonden zulks wel toe, tot gezondmaking van onze
jeugd en verbetering van het Germaanse ras.
Vroeger kregen we al vitamines, zo van die bruine
doorschijnende bolletjes, waarin men de levertraan kon zien zwabberen.
Geen mens die ze lustte, of liever mocht, daarom
werden ze door onze meester eigenhandig zo diep mogelijk in onze mond
gelanceerd, opdat we ze zeker zouden inslikken. Van die smeerlapperij moesten
we altijd braken...
Maar nu kregen we koekjes, echte koekjes. k Weet het
nog heel goed, acht langwerpige kartonnen dozen waren er binnengebracht.
Ik heb ze zelf nog helpen aflossen en op de kast
zetten, die grote glazenkast waarin de
gewichten waren opgeborgen, achter slot en grendel, alleen de meester kon
daarin, en de Jef want die had een sleutel gevonden die ook paste...
Vanaf de tijd dat die koekjes binnen gebracht waren
had de meester geen problemen meer om s morgens te klas te vagen. Buiten de
Jef vormden wij met nog vier anderen de vrijwillige schoonmaakploeg.
Op een dag, onze meester wou aan de dagelijkse
uitreiking van de koekjes beginnen, sneed daarom met zijn zakmes een nieuwe doos
aan, de voorlaatste.
Groot was zijn verwondering toen hij de doos geopend
had en geen enkel koekje meer zag liggen. Alleen een heel klein holletje aan de
onderkant was er in die doos te zien.
Dan werd de laatste doos opengesneden, daar staken er
nog juist een tiental in.
Geloofde de meester ons nog bij het openen van die
eerste doos, dat er waarschijnlijk muizen in de klas zaten, bij het openen van
de laatste kon hij dat niet meer aanvaarden.
Hij zou en moest de dader vinden. Groot alarm op de
koer, iedereen moest buiten en alleman in de rang voor de klas, de meesters
erbij.
Iedereen zou ondervraagd en afgetast worden...
Eén van de andere meesters opperde toen dat hij best
de schoonmakers eerst zou ondervragen.
Daar had onze meester nog niet aan gedacht, daarbij
die kon hij wel vertrouwen, dat waren stuk voor stuk brave jongens, nietwaar
Janneke zei de meester...
Dat is juist meester, zei de Jan die juist voor mij in
de rij stond ,daarbij ge weetgij toch
zeker wel dat ik geen koekjes mag. Op dat ogenblik had hij juist de handen in
zijn zakken, vielen daar toch juist twee koekjes uit, vlak voor mijn voeten. k
Heb die gauw opgeraapt en in de mond gestoken...
Daarop trok Jan de voering van de zakken van zijn
broek naar buiten en zei...se meester zie gij maar, alleen een paar stukjes
griffel en stukjes krijt en een stuk ijzerdraad vielen op de grond, daarbij nog
wat kruimels van koekjes van vorige dagen.
Na een uur, zonder een dader of koekje te vinden
mochten we weer in de klas.
De meester stuurde Jef naar zijn madame om twee
muizenvallen te gaan halen, ondertussen begonnen we met de zangles.
De meester heeft ons toen een mooi lied aangeleerd O,
Schelde...
Toen Jef met de muizenvallen kwam opdraven heeft de
meester die onmiddellijk opgespannen, een beetje kruimels van koekjes opgelegd,
daarbij leerde hij ons hoe we een muizenval moesten plaatsen.
Dat plaatsen van die vallen had wel succes, want de
volgende morgen, toen de klas begon zaten er twee platte mussen in...
Susse
Ministerie van Wetenschappen en KunstenLier, den
24-5-1927,
Schooltoezicht Gebied van Hoofdtoezicht
Mechelen
Schoolkanton Rumpst.
Mijn waarde Heer Hoofdonderwijzer,
Ik kom daarjuist vanwege den Heer Burgemeester eene
uitnoodiging te ontvangen om donderdag a.s. naar Leest te komen. Niet
tegenstaande het oogenblik minder goed gekozen is midden in de conferentiën-
wil ik nochtans al het mogelijke doen om de ontworpen vergadering te kunnen
bijwonen.
Moeder de vrouw was zoo tevreden over de asperges van
Leest, dat ik zinnens ben er mij nog een paar botten aan te schaffen bij de
eerste gelegenheid.
Zoudt ge dus de goedheid willen hebben zoo mogelijk- voor mij er nog twee aan
te schaffen tegen donderdag 26 dezer ? In geval van slecht weder en het mij onmogelijk
zou zijn dien dag naar Leest te komen, gelieve ze dan s anderendaags mede te
brengen naar Boom. Met besten en innigsten dank,
Gansch
hartelijk, de Kantl Opziener J. Stuyck.
Inhet augustusnummer van De Band van 1983 gaf
meester Huysmans toelichting :
-Leest behoorde in
1927 bij het schoolkanton Rumpst (Rumst). Thans bij het schoolkanton Mechelen.
Tussenveranderingen waren schoolkanton Boom en schoolkanton Willebroek.
-de toenmalige
inspecteur J. Stuyck waswoonachtig te
Lier. Bezoek der scholen gebeurde door hem per trein, deels per autobus en
verder deels te voet (zoals te Leest), of s zomers per fiets. De leerkrachten
kregen dan minder dikwijls inspectiebezoek.
-Persoonlijk meen ik
mij nog, meer duidelijk dan vaag, de gestalte en fysionomie van inspecteur
Stuyck te kunnen voorstellen. Ik herinner me, als leerling, hem slechts eenmaal
gezien te hebben in de klas van meester De Leers (1926 of 27). Ik zie de
inspecteur nog vooraan staan naast de meester, beiden een gemoedelijk praatje
voerend, waarbij meester De Leers, volgens zijn natuur en aandrift, toch de
leiding nam, ook graag t gesprek in t Frans overschakelde en, zoals steeds,
gelijk wilde halen.
Wij als leerlingen
zagen alles duidelijk, maar begrepen niets...
-Volgens die brief
had meester De Leers de inspecteur eens, quasi toevallig, Leestse asperges
bezorgd (onschuldige vriendendienst).
Anno 1983 lezen we
in stoute kranten hiervoor titels als : Giften in natura. Steekpenningen ?
Smeergeld ?
De keurasperges
kwamen, dat weet ik, van zijn overbuur Remy Jacobs (Remi van Ivos). En die was
zo meegevallen, dat hij smaakte naar nog en hij een spoedige nabestelling deed
van een paar botten.
Breng ze morgen
maar mee naar Boom, meester. Zo eenvoudig was dat...
Stan Gobien, gewezen
onderwijzer en schoolhoofd en later inspecteur schreef in 1996 in
de speciale brochure Reünie van de Leestse
Vijftigjarigen over de meester :
...Toen we zes waren moesten we naar de grote school.
Wij, de jongens belandden toen bij meester De Leers in
de eerste graad. Hij was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de
oorlogswonde onder zijn rechteroog. Meester De Leers was een oud-soldaat die
het vaderland écht verdedigd had.
We kregen toen ruim een half uur morgengebed en
catechismusvragen aan het begin van de dag. s Namiddags voor we naar huis
gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen
tekende de meester bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met
zijn soldatenleven : Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen.
Wij zaten in oude, brede banken met zn vieren naast
elkaar.
We leerden er rekenen met een telraam. Het was veel
commandorekenen of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei drie plus vier
en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het
antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de
knokkels bij of weg te werken.
Meester De Leers was destijds ook hoofdonderwijzer en oud-inspecteur
Nauwelaerts, heeft ons toen we daar zaten vereerd met een inspectiebezoek.
Toen ik hem een vijftal jaren geleden vertelde dat ik
afkomstig was van de gemeenteschool van Leest vertelde hij dat meester De Leers
hem steeds was bijgebleven als een speciaal iemand. Hij beaamde dat we in die
tijd leerden lezen met zijn speciale leesmethode. De eerste zin die we bij
meester De Leers leerden was : De kilometer is het veertigduizendste deel van
de wereldomtrek. Wij moeten nogal eens straffe leerlingen geweest zijn, want
ik vermoed dat we toch allemaal hebben leren lezen.
Nog dezelfde week leerden we met de decameter de
kilometer afmeten in de Kouter : van aan het café tot aan het kasteel Moyson
was precies 100 decameter of 10 hectometer of 1 kilometer. We deden er bijna
een halve dag over om dat te leren.
Wij kregen bij meester De Leers aardrijkskunde en
geschiedenis die nu in het vijfde en zesde leerjaar wordt gegeven : de loop van
de Leie, de Schelde en de Maas kenden we van buiten en we konden die aanwijzen
op de kaart van België maar we hadden deze stromen nog nooit gezien. We wisten
zelfs dat de Zenne er wat mee te maken had, maar de kinderen van de Heide
hadden deze rivier nooit van dichtbij gezien.
De geschiedenislessen gingen vooral over de eerste en
de tweede wereldoorlog en vooral over koning Albert. Hij werd voorgesteld als
de koning-ridder die gezeten op zijn paard de Duitsers in 1918 zo goed als
helemaal alleen ons landje had uitgedreven.
Natuurkennis en biologie kregen we ook, maar dan op
een praktische manier.
In de groententuin leerden we spruiten en kolen
planten. Heel wat belhamels staken deze planten moedwillig omgekeerd in de
grond !
We hebben schadelijke insercten uirgeroeid bij de
vleet. We brachten in een luciferdoosje eerst meikevers mee en later
coloradokevers en de meester reeg deze diertjes aan een lange draad die in de
klas was gespannen en verklaarde naarmate de rij beestjes langer werd dat we
een flinke inspanning hadden gedaan om het ongedierte uit te roeien.
Muskusratten werden ook betitteld als bijzonder
schadelijke dieren omdat ze gaten in de dijken maakten. Het zou wel eens kunnen
dat door hun graafwerk de Zennedijk zou breken en dan zou heel Leest onder
water kunnen lopen. Daarom moesten die dieren worden uitgeroeid en moesten we
er jacht op maken. Maar we werden gewaarschuwd : het waren laffe en
verraderlijke dieren die zelfs mensen durfden aanvallen en in de broekspijpen
kropen en zo naar boven. Toen we dat vernamen, lieten we de muskusratten met
rust.
Toen de meester de klas uit moest, ging hij zijn hond
Fifi halen, een soort witte keffer met een strik rond de hals. Fifi werd dan
op de lessenaar van de meester geplaatst en hield de klas in t oog. Als er
iemand een bruuske beweging maakte, begon Fifi te blaffen.
In het begin hadden we schrik en niemand durfde haast te bewegen. We geloofden
zelfs dat Fifi aan de meester kon zeggen wie er stout was geweest. Later heeft
Fifi heel wat te verduren gekregen toen we wisten dat het beestje vermoedelijk
meer schrik had dan wijzelf.
De meester had ook een sprekende ekster in een hok
achter het schoolhuis.
Meester De Leers had een bijzonder waardevol en
onbetaalbaar juweel in zijn bezit : een praline die hij had gekregen van
koningin Elisabeth toen hij in het militair hospitaal lag.
Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerden we marcheren
als soldaten en we mochten een stok meebrengen die we dan droegen als een
geweer.
Op zeker moment mocht dat niet meer, want er waren
klachten gekomen. We waren na de turnles in zon militaire stemming geraakt dat
we die stokken gebruikten als sabels en er tegenaan gingen als de Witte van
Zichem in zijn strijd tegen de sanculotten van Napoleon.
We hebben in die tijd zelfs op het droge leren
zwemmen. De meester leerde ons op de speelplaats de schoolslag aan. We deden de
bewegingen al rechtstaand. Toen de vacantie begon, zei hij dan wie er kon
zwemmen en wie nog wat op het droge moest oefenen.
Wij, de jongens van de Leest-Heide, gingen het
uitproberen in de vijver bij Pieter De Prins in de Kleine Heide. Rechtstaand in
de modder deden we onze oefeningen, maar zwemmen lukte op die manier niet. We
denken dat heel wat voorbijgaande boeren destijds moeten gedacht hebben : die
hebben weer leren zwemmen bij meester De Leers. Zijn leerlingen uit het Dorp
zullen waarschijnlijk hetzelfde hebben ervaren in de vijver bij Jan Spoelders,
die van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat in de Dorpelput, die van het
Kruispunt in het Blauw Putteke in de Molenbeek, die van de Geuzen Hoek in de
Zwarte Beek of in de Raketput.
We waren zon naarstige leerlingen dat we omstreeks 15
augustus al inbraken in de school, niet om er te gaan leren, maar om de
halfoogstappelen te gaan proeven. Op de speelplaats stond zon appelboom en het
was verboden van die appels te eten.
Velen zijn er destijds betrapt door de meester toen ze
over het muurtje klommen om een aantal van die verboden vruchten in hun bezit
te krijgen...
1920 22 mei :
Voorstelling van de kandidaten voor de vacature in de gemeenteschool :
De Queker Florimond, bestuurder der
school voor Vluchtelingenkinderen te
Montreuil dArgille (Frankrijk) en
Jan Baptist De Leers, onderwijzer te
Eyseringhen.
Laatstgenoemde haalde 6 stemmen op
6. Hij kwam in dienst op 1 juni 1920.
(DB-1958)
Meteen haalde Leest één van haar
meest flamboyante en kleurrijke
persoonlijkheden in huis.
MEESTER DE LEERS
Jan Baptist De Leers
was geboren te Mechelen op 29 december 1892 en overleed er in 1980 op 88-jarige
leeftijd. Hij woonde in het schoolhuis.
In De Mechelse Weekvan 7/4/1983 publiceerde ik ooit :
Jan Baptist De Leestwas één van de merkwaardigste figuren uit het Leestse onderwijs. Het
schoolhoofd van de jongensschool lag aan de basis van talrijke anekdotes.
Iedereen die bij hem school heeft gelopen herinnert
zich wel één of ander smeuïg verhaal.
Minder gekend zijn de talrijke conflicten tussen de
Leis en het gemeentebestuur.
In het gemeentearchief en door gesprekken met
Leestenaars vonden we een hoop gegevens over deze kleurrijke figuur.
Hierna enkele van de meest representatieve.
Conflicten met Leestse gezagsdragers.
De strubbelingen die verschillende gemeentebesturen
met de meester zouden krijgen waren even talrijk als de ontelbare anekdotes aan
zijn naam verbonden.
Zo was De Leers nog geen maand in dienst, toen hij
reeds om herziening van zijn wedde verzocht, want, schreef hij het Leestse
gemeentebestuur, ik draag twee frontstrepen en ben dus rechthebbend op 9
dienstjaren.
De verslaggever op de eerstvolgende gemeenteraad
alwaar deze opslag diende goedgekeurd, besloot zijn verslag dat
belanghebbende, volgens zijne verklaring wel niet in t bezit der frontstrepen
is, maar er niettegenstaande recht op heeft...
De Raad zag daar blijkbaar geen graten in, want hij
besloot de wedde van de meester te verhogen met 100 fr en te brengen op 4.200
fr per jaar.
De Leestse politici, een zwaar woord voor brave,
hardwerkende boerenmensen, die zich ofwel met de Blekken of de Sussen
engageerden, zouden meester De Leers weldra beter leren kennen...
Enkele jaren na zijn indiensttreding verzocht het
gmeentebestuur hem dringend om voor het toekomende de speelplaats der school
niet meer door uwe kiekens en eenden te laten belopen. De uitwerpsels dezer
dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken, en wanneer de kinderen van de
gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht dikwijls eerst de zitten van
de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.
Het is ons onbekend welke maatregelen de meester nam
om dit euvel te verhelpen, maar misschien resulteerde het schrijven van t
gemeentebestuur in de handelswijze van de meester de weken nadien : hij trok
samen met raadslid Apers van de oppositie, op handtekeningenjacht teneinde de
herbouwing van de meisjesschool in de Dorpsstraat te beletten, dit tegen de wil
van de meerderheid in de Raad.
Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het
gemeentebestuur diende een klacht in bij den Hoofdopziener van t Lager
Onderwijs te Mechelen.
Twee jaar later ontving hij opnieuw een veelzeggend
schrijven : in uwe hoedanigheid van schoolhoofd der gemeentejongensschool,
verzoeken wij u van te zorgen dat er voor het toekomende in en gedurende de
lesuren, in de klassen geene hevige woordenwisselingen tussen u en uwe
medeonderwijzers meer plaats grijpen, zoals verleden donderdag gebeurden.
Dergelijke feiten schorsen de voortzetting der lessen, doen den onderwijzer
zijn aanzien verliezen, zowel bij de kinderen als bij de voorbijgangers die op
straat stonden te luisteren...
De relatie tussen het gemeentebestuur en zijn
hoofdonderwijzer bereikte een dieptepunt in 1938 met het invoeren van een 4e
graadklas en de daarbijhorende leraar Constant Huysmans. De meester voelde zijn
autoriteit ondermijnd en reageerde fel tegen deze vernieuwing.
Volgens hem was een 4e graadklas een groot
fiasco, altijd en inalle scholen en
handel en stelkunde kunnen niet onderwezen worden, dat begrijpen de kinderen
niet...
Een dossier van meer dan 50 blz. werd hem ten laste
gelegd.
Hoofdinspecteur Troch betrok er zelfs de minister van
onderwijs bij.
Meester De Leers werd toen tijdelijk onder bijzonder
toezicht geplaatst.
Het zou zeker niet zijn laatste botsing worden met het
Leestse gemeentebestuur...
Meester De Leers was oorlogsinvalideen droeg fier zijn decoraties.
Die had hij verdiend toen hij tijdens de oorlog door
een schrapnel aan het oog werd gekwetst.
Deze kwetsuur had zijn patriottisch gevoel nog
verstevigd : zo werd in de school elk jaar op 17 februari de sterfdag van
koning Albert herdacht. Dan moesten alle leerlingen op de speelplaats komen
waar de Belgische driekleur voor de gelegenheid werd gehesen en in de klas
hingen die dag allerhande fotos en een geborduurd portret van de betreurde
vorst.
Een markante persoonlijkheid zoals de Leis
inspireerde de Leestse kwajongens natuurlijk tot duizendenéén fratsen, te veel
om allemaal te vertellen.
Zo was er die historie met de gestolen appel...
Op de speelplaats van de jongensschool stond er
vroeger een appelboom. Daar de meester niet wou dat er schoolkinderen aan
zijn appels zaten, had hij de boom omlijnd met een cirkel. Het was iedereen
uitdrukkelijk verboden daar een voet in te zetten. Dat deden die bengels dan
ook niet, wat ze wel deden was met een tiental een sliert vormen, achter elkaar
hollen en spelenderwijs luchtsprongen maken. Als bij toeval liepen ze langs de
boom en als de meester niet keek verdween menige appel in begerige
jongenszakken.
Soi van Pachter had echter op een dag tegenslag. Hij
werd op heterdaad betrapt door de meester, toen hij zich springend een appel
had toegemeten.
Na speeltijd liet meester De Leers de gehele
schoolbevolking opstellen in rijen, niemand mocht de klaslokalen betreden, ook
de andere meesters niet. De dader zou tot voorbeeld gesteld worden. De
meester liet hem aantreden en verplichtte hem de appel op de grond te leggen en
met zijn voet te pletten. De kleine kwajongen legde de appel echter zo dicht
bij de voeten van meester De Leers dat hij, toen hij met een vervaarlijke trap
de appel wou vermorzelen, niet de appel trof maar een voet van meester De
Leers. Deze laatste sprong toen letterlijk op met de pijnlijke voet in zijn
handen, jammerend van de pijn ! Heel de schoolbevolking gierde het uit, niet in
het minst de collegae van de meester...
Een laatste willen we nog kwijt : meester De Leers
contra onderpastoor Cleeren.
Op 3 november 1932, t was kwart voor negen s
morgens, stapte meester De Leers aan het hoofd zijner kudde kinderen, een
30-tal naar de kerk.
De bedoeling : een gezamelijke biecht die zou
afgenomen worden door onderpastoor Cleeren. Toen de meester met zijn pupillen
de kerk wou betreden werd dit belet door de onderpastoor die de toegang
versperde aan de meester door op de bovenste trap van het kerkportaal te staan.
Er brak een felle woordenwisseling uit tussen die twee, meester De Leers zou
zich niet aan het uur van afspraak gehouden hebben en was veel te laat gekomen.
Het één woord bracht een ander mee en weldra ontaarde de ruzie in een
fiksevechtpartij en vielen er klappen.
Voor het aanschijn van de hele klas kinderen rolden de beide kemphanen op de
stoffige stenen van het kerkportaal.
De meester zal daarbij wel het onderspit gedolven
hebben want onderpastoor Cleeren had in zijn jeugd nog aan boksen gedaan...
In elk geval diende meester De Leers later klacht in
bij veldwachter Huybrechts. De afloop daarvan is ons onbekend.
In 1980 overleed Jan Baptist De Leers op 88-jarige
leeftijd te Mechelen, de stad waar hij werd geboren en na zijn
oppensioenstelling verbleef.
Hij onderhield nog weinig contact met Leest maar de
jaren die hij er heeft doorgebracht hebben onbetwistbaar een stempel gedrukt op
de leefgemeenschap aldaar.
Helaas was Ernest Claes geen Leestenaar, anders was
dat dorp misschien wereldberoemd geworden...
1919 Begin
februari ontving de gemeente, via het station van Hombeek, 90 ton
steenkolen.
De kolen werden verkocht aan 85 fr
de 1000 kg.
De bestelling gebeurde op
initiatief van het gemeentebestuur.
1919 Op 5 februari
overleed te Leest schepene Victor Diddens.
1919 7 februari :
In het ziekenhuis Saint Meën te Rennes, Frankrijk, overleed Frans
Jozef De Borger aan de gevolgen van
zijn kwetsuren. Hij werd drie dagen later
ter plaatse begraven.
Frans De Borger was te Leest
geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter
Frans en van Maria Elizabet De
Mayer.
Hijnam deel aan de oorlog als soldaat bij het 4de Regiment
Jagers te voet.
1919 Op 27
februari richtte burgemeester Bernaerts een vraag tot de Kommissie van
Recuperatie voor weghaling van :
- 3 geladen obussen, aan de
beekbrug nabij de Wip (Juniorslaan).
- 2 geladen obussen, nabij de
Kleinheidestraat, tegen de woning van Keulemans.
Eerstgenoemde obussen lagen in het
water, de anderen waren bedolven met aarde.
- 9 geweren, af te halen ten huize
van de burgemeester.
1919 2 maart :
...Op heden zondag 2 maart rond 7-1/2 ure s morgens, is den genaamden
Emiel
Verschueren, herbergier en winkelier, wonende te Leest dorp nr. 27, ten
mijnen
huize gekomen, afgevende eenen lijst met namen betrekkelijk de leden der
muziekmaatschappij Ste Cecilia, zonder mij uitleg te geven waarvoor dit
stuk
dienen moest noch te willen zeggen vanwaar dit kwam.
Ik
heb hem doen aanmerken dat er daar nooit toestemming zou gegeven worden
tot
het houden van bal gedurende de vastenavonddagen ;
dat
ik toestemming tot bal gegeven had voor 8 dagen vroeger.
In
het uitgaan der deur, heeft Verschueren mij drijmaal de smaadwoorden
gezegd: Gij ouden leelijken
boek, waarop ik hem drie maal geantwoord heb :
Ik dank u mijnheer Verschueren.
Van welke kwetsende beleedigende
woorden ik tegenwoordig proces-verbaal
heb opgemaakt, hetwelk door mij
genaamteekend is, om verzonden te worden
aan den heer Procureur des Konings
tot vervolging.
Was getekend : den burgemeester van Leest, J.
Bernaerts.
Afloop onbekend , wel een typische
Sussen-Blekken confrontatie.
1919 18 maart : De aangiften, gedaan door landbouwers van
hunne aardappelvoorraad
bedroeg 28.900 kg.
Verkoopprijs : 15 tot 16 frank de 100 kg.
(GA)
1919 27 maart :
Uit een brief van de burgemeester gericht aan de gouverneur :
...dat
het onderwijzend personeel der gemeente zich wel van hunne
vaderlandsche plichten gekweten heeft tijdens de vier oorlogsjaren, en
dat
er
dus ook geene tuchtstraffen dienden opgelegd te worden...
1919 3 april : De
gemeente Leest maakte een lijst op met alle bestaande huizen in de
gemeente :
-het Dorp : 27
-de Mechelbaan : 5
-de Kouter : 17
-de Molenstraat :6
-de Laerestraat : 3
-de Scheerstraat : 12
-de Koeistraat : 26
-de Winkelstraat en Tiendeschuurstraat :
32
-de Kapellebaan : 19
-de Tisseltbaan : 50
-de Blaasveldstraat en de Hertstrat
: 25
-de Groteheidestraat :18
-de Kleinheidestraat en de
Kapellestraat :24
-de Biest : 14
-de Alemstraat : 13
-de Rennekauter : 7
Totaal : 298 huizen.
1919 5 april : De
gemeente ging opnieuw een lening aan met de Spaar-
en Leengilde
der
gemeente Leest.
Het
betrof een som van 20.000 fr aan 4% terugbetaalbaar twee jaar na het sluiten
van de vrede.
De reden was tot het doen van voorschot aan het plaatselijk Hulp- en
Voedingskomiteit, betalen der gemandateerde bijdragen in de kosten van
dit
Komiteit en het kwijten der gestemde weddeverhogingen, duurtetoelagen en
tot
betaling der wedden van het 2de kwartaal 1919. (GR)
Het was de derde lening die de
gemeente aanging tot bestrijden van de
bijzondere uitgaven tengevolgen den oorlog.
De vorige leningen bedroegen 2.000
en 39.875 fr.
(GA-24/7/1919)
1919 10 april :
Jozef Vloeberghen benoemd tot schatbewaarder van de kerkfabriek ter
vervanging van Pieter Eduard
Vloeberghen.
Theophiel Verschueren benoemd tot
Eerste Schepen en Jan Baptist Verbergt
tot Tweede Schepen, ter vervanging
van Victor Diddens en Lodewijk Wauters.
(GR)
1919 10 mei : Irma
Ackermans benoemd tot tijdelijke onderwijzeres in de gemengde
gemeenteschool. Ze verving de
wegens ziekte afwezige Caroline Nees.
1919 15 mei : Het
gemeentebestuur ging een lening aan van 5.000 fr. (GR)
1919 25 mei :
Aanvang van de herstellingswerken aan de defecte steenwegen van
Leest.
1919 17 juni :
Burgemeester Bernaerts verzocht de Krijgsgouverneur der provincie om
2 (Browning) pistolen voor de
plaatselijke politie. (GA)
1919 22 juni : Stichting Boerengilde
Op 22 juni werd in het Brughuis
bij Jozef Apers de plaatselijke Boerengilde
geboren. Dit gebeurde onder impuls
van Victor De Laet, die in 1915 reeds een
Raiffeisenkas had gesticht.
(De handtekeningen van de andere
bestuursleden : F. Van der Hasselt, Fr. Van
Loo, Ch. De Borger, J. Selleslagh,
E. Van Boxem, L. Selleslagh, Jan Spruyt,
Jos Verlinden)
De stichting ondervond aanvankelijk
veel tegenstand vanwege de boerinnen, die
dachten dat de vergaderingen van de
gilde niets anders waren dan een
gelegenheid van de mannen om uit de
bol te gaan.
Uiteindelijk draaiden zij bij en de
meeste Leestse boeren sloten zich aan.
Door samenaankoop van veevoeders,
meststoffen en zaaigoed via de zaakvoerder
Apers, kregen de leden deze
grondstoffen goedkoper.
Om de boeren een betere technische
scholing te geven werden er s zondags en op
winteravonden voordrachten en
leergangen gegeven over bemesting, veevoeding,
teelttechnieken en mechanizering.
Andere initiatieven waren gericht
op verbetering van de veestapel : melkkontrole,
stierenhouderij, veeziektebestrijding,
enz...
In 1954 zag het bestuur er als
volgt uit :
St. De Decker was proost, Victor De
Laet voorzitter.
Ondervoorzitter was Petrus De
Prins, J. Apers was schrijver-zaakvoerder en
bestuursleden waren Louis
Selleslagh, Jan Verbruggen, Fons Van den Brande,
Karel Van Linden en Jef Van
Beersel.
De Leestse Boerengilde telde toen
zon 110 leden.
Victor De Laet bleef voorzitter
gedurende meer dan 40 jaar.
Alfons Van den Brande nam het roer
over in 1962.
Zijn grote bekommernis was de
rationalizatie en modernizering van de
Leestse landbouwbedrijven. Zijn
voornaamste verwezenlijking was het
ontwateren door drainering van
honderd ha Leestse landbouwgrond.
In 1963 kreeg de Boerengilde een
eigen maandblad Gildelevenmet een
zeer gevarieerde inhoud : praatjes
over landbouw, verslagen over de
gildevergaderingen en allerhande
practische wenken.
In 1978 telde de Landelijke gilde
135 leden.
Jos De Smet werd voorzitter in
1973.
In De Band nr. 1 van 1955
verduidelijkte Viktor De Laet de rol van de
Boerengilde :
Iets
over onze BOERENGILDE
De Boerengilde is geen vondeling ! Zij is de
moederorganisatie die verschillende afdelingen bindt. Noemen we : de
Boerinnenbond, Boerenjeugdbond (B.J.B.), met ruitersport en toneel, de
Boerinnenjeugdbond (B.J.B.-meisjes), de Raiffeisenkas, Aan- en Verkoopvennootschap,
Onderlinge Kas voor Gezinsvergoedingen, de verzekering tegen brand en
ongevallen, Veebond, Tuberculosebestrijding, zuivere melkwinning.
Het DOEL van de organisatie is : het vormen van een
ontwikkelde, welvarende en kristelijke boerenstand.
Om dit doel te verwezenlijken heeft ze veel middelen
ter harer beschikking.
Noemen we er enkele van : allerlei verslagen,
zakalmanakken, wandkalenders, allerlei technische uitgaven, Bij den Haard,
de Zonnebloem, de Boer, Ploeg en Kruis, De Gids, maandelijkse
voordrachten, film, aanleggen van proefvelden, voorlichting in tuinbouw, grond-
en bodemonderzoek, enz...
Verder beschikt de Boerenbond over een kosteloze
advokatendienst, een welingerichte dienst voor belastingsaangelegenheden en
pensioenswetten,inrichten van
praatavonden, voordrachten, studiedagen, leergangen, retraites, recollecties,
werking van onze leden soldaten, technische dienst voor drainering,
melkmachienen, electrische weideafsluitingen, waterleidingen, bouwplannen,
enz..
U ziet aan al deze diensten en verwezenlijkingen dat
de Boerenbond een machtige organisatie is in ons land, benijd door de andere
landen !
Hoevelen van onze boeren hebben niet reeds een bezoek
gebracht aan de reusachtige burelen van het hoofdbestuur van de Belgische
Boerenbond le Leuven, om hen te helpen in één of andere aangelegenheid ?
Steeds vonden ze de meest-bereidwillige en toegewijde
en bekwame mensen ter hunner beschikking.
Wie kent niet de reusachtige bloemmolens te Merksem, de grootste van Europa ?
Alles staat ten dienste van de leden. De leuze van de
Boerengilde immers luidt :
Allen voor ieder, ieder voor allen.
In de jaren 70 werden de
boerengilden opgesplitst in landelijke gilden en
bedrijfsgilden.
Samen met deze opsplitsing
veranderde ook het werkgebied van deze twee
groepen. Zo bleef de landelijke
gilde de plaatselijke vereniging, die zich meer
zou uitdiepen om christelijke-
sportieve- culturele-en algemene
vorming
te stimuleren en waar zowel de
actieve land- en tuinbouwer als de loontrekkende
zich kon thuisvoelen.
(Voorzitter Jos De Smet in DB,
februari 1985 n.a.v.briljanten
jubileum)
1919 26 juni :
...De
Raad, gehoord lezing van den brief van het Komiteit van Nationale Politiek
welke afvaardiging ten doel heeft bij de Vredesconferentie te Parijs, in
naam der
aansluitende gemeentens, onze aanspraken te doen gelden in s lands
voordeel.
Besluit
: de leden des gemeenteraads van Leest, provincie Antwerpen, verklaren
het
Komiteit voor Nationale Politiek bij te treden, wiens programma behelst :
vrije beschikking over de Schelde, de Midden-Maas en de waterwegen van
Antwerpen tot den Rijn, de teruggave
door Duitschland van Malmedy en de
kantons, nauwkeurige verbinding met het Groothertogdom Luxemburg, ruime
deelneming aan den invloed der verbonden Machten in het Rijngebied en
redelijke uitbreiding van het koloniaal
domein van België.
1919 2 augustus :
brief van het gemeentebestuur aan de Ontvanger van de
Rechtstreeksche Belastingen
Mechelen ivm de Huishuren :
Tot gevolg aan uw schrijven nr.
8757, geven wij u hieronder de gevraagde
inlichtingen, betrekkelijk tien
huizen in deze gehuurd, namelijk :
Huis Dorp numero 17 in huur bij
Selleslagh kinderen mits 24 fr per maand.
Huis Dorp nr. 6, in huur bij Wwe
Coeckelbergh P.J., mits 14 fr per maand.
Huis Dorp nr.24, in huur bij
Lauwens Jan K.Louis,mits 13 fr per maand.
Huis Scheerstraat nr.4,in huur bij
De Backer Henri,mits 10 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.15, in huur
bij Jan Siebens, mits 11 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.32, in huur
bij Roggen Leon, mits 9 fr per maand.
Huis Kleinheidestr nr.10, in huur
bij Fierens Constant mits 8,50fr per maand.
Huis Kapellebaan nr.13, in huur bij
Van den Houte Jan mits 9,5 fr per maand.
Huis Winkelstraat n.7, in huur bij
Van Neste Cyriel mits 12,50 fr per maand.
Huis Tiendeschuurstr. nr.8 in huur
bij De Muyer Frans mits 10 fr per maand.
De brief was ondertekend door
secretaris Vandenbossche.
1919 Stichting van N.S.B-Leest (Nationale
Strijdersbond)
De Leestse afdeling
van de N.S.B. werd in 1919 gesticht door oudgedienden van de Eerste
Wereldoorlog. Onder hen de oorlogsinvalide Pieter Jan(Wannes) Pateet.
Bedoeling : de
nagedachtenis van de gevallenen in ere houden en ook om de belangen van de
oudstrijders en gelijkgestelden te verdedigen.
In 1945 smolt de
afdeling samen met de oudstrijders uit de oorlog 1940-45.
Nationaal maakte
Leest deel uit van het gewest Dijle-Rupel-Nete.
In 1955 telde de
N.S.B afdeling Leest 71 leden.
Frans Lauwers was
toen reeds vele jaren voorzitter.
De eerste
gedenksteen voor de gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog werd opgericht in
1920 en een tweede voor de gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog in 1946.
In 1948 werd te
Leest het Werk voor Oudstrijders en Gelijkgestemden gesticht. Het doel was om
zoveel mogelijk steun te verlenen aan zwaar beproefde families van oudstrijders
en gelijkgestelden. Steun die zowel moreel, materieel als financieel kon zijn.
Lous Lauwers werd afgevaardigde.
In 1960 werd een
nieuw vaandel ingehuldigd en gewijd.
Andere voorzitters
van de Leestse afdeling van de N.S.B. waren : August De Prins, Gerard Lauwaet.
Het bestuur van 1980
zag er als volgt uit : Ere-Voorzitter Jan Pateet, Voorzitter André Walschaerts,
Ondervoorzitter Louis De Croes, Penningmeester Eugeen Van Beersel,
Feestbestuurder Gust Nuytkens, Boetmeester Louis Van den Heuvel, Commissaris
Jan De Smedt, Vaandeldrager Remy Spoelders en secretaris Georges Veiller.
En vijf jaar later :
Voorzitter : Eugeen
Van Beersel, Ondervoorzitter Louis Van den Heuvel.
Secretaris-penningmeester:
Georges Veiller.
Feestbestuurder :
Frans De Bruyn.
Kommmissaris : André
Walschaers, August Nuytkens en Albert De Smedt.
Vaandeldrager : René
Spoelders.
In 1969 werd Georges
Veiller(°Elsene, 26/6/1919) secretaris, de zieltogende N.S.B. telde toen
slechts 10 leden.
Onder zijn impuls
steeg het ledenaantal het jaar nadien reeds naar 39 om in 1980 de 50 te
overschrijden.
Georges Veiller die
in 1966 te Leest was komen wonen, zag dat er voor de oudstrijders van Leest
werk aan de winkel was. Hij begon te lopen en te schrijven en reeds in 1970
bekwamen 23 mensen hun strijderskaarten met de eraan verbonden rechten.
In hetzelfde jaar
werden een groot aantal eretekens uitgereikt door de burgemeester.
Tien jaar later
bekwam hij dat er geen oudstrijders meer werden ontgraven en dat de stad
Mechelen instond voor het onderhoud van hun graven.
Tot 1977 bestonden
er te Leest twee verenigingen, de oudstrijders waren tot dan zowat ingedeeld
volgens dorpspolitieke kleur. Dat jaar ontbonden de Oud-Soldaten hun
vereniging en bijna al hun leden werden lid van de N.S.B.
Elk jaar op 11
november herdachten de oudstrijders hun gevallen makkers.
Na de mis hield de
secretaris van de afdeling een toespraak aan het monument op het kerkhof en
werden bloemen neergelegd.
(Diverse Folders
N.S.B, DB januari 1955, Januari 1980, mei 1984)
1919 In januari
hernam onderwijzeres Henriette Troch haar bediening in de
gemeenteschool.
...Juffer
Troch die sedert augustus 1914 het land was uitgevlucht, verklaarde in
Engeland (Londen) haar taak te hebben waargenomen als onderwijzeres.
(GA-4/3/1919)
1919 Op 25 januari
deed burgemeester Bernaerts een aanvraag tot het bekomen van 2
geweren met patronen ten dienste van den ambtenaar van politie en van den
gemeente veldwachter.
Hij richtte
deze vraag tot generaal Mahieu, krijgsgouverneur te Antwerpen. (GA)
1919 30 januari :
In
de gemeente is er geene haver meer beschikbaar daar een deel ervan is
opgeeischt door de Duitsers en een deel door de Duitsche legers bij
hunne aftocht
is
vervoerd aan hunnepaarden en mede
genomen bij hun vertrek zonder
betaling. (GA)
1919 30 januari :
Uit een brief van de burgemeester voor de provinciegouverneur :
...Betreffende
buurtwegenis oorlogsschade.
Groote schade, tengevolge oorlogsgebeurtenissen is toegebracht aan :
Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Thisselt, wegen nrs 4, 10 en
28
van
het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot
noodig.
Steenweg van Leest naar het Heike
Hombeek, nrs. 5 en 9 van het atlas.
Deze
twee wegen zijn in zeer slechten toestand.
Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek dorp, deels
beschadigd, wegen nrs 3 en 2 van het atlas.
Steenweg van Capelle op den Bosch naar boschkant Hombeek, weg nr. 5.
De
brug over de St Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest,
grootelijks beschadigd.
Ook
de kiezelweg in de Laerestraat is zwaar beschadigd.
Op 7 februari 1919
stierf in Rennes (Frankrijk)Franciscus
Jozef De Borger, in het ziekenhuis Saint Meën, aan de gevolgen van zijn
kwetsuren.
Frans Jozef De
Borger was te Leest geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter Frans en
van Maria Elizabet De Mayer.
Hij deed de oorlog
mee als soldaat bij het 4de Regiment Jagers te voet.
Drie dagen later
werd hij ter plaatse begraven. Een zieledienst werd voor hem opgedragen te
Leest op donderdag 27 februari 1919.
Op 15 maart 1921
stierf er nog een Leestenaar ten gevolge van de oorlog.
Petrus Alfons Van
Hoof was te Leest geboren op 6 mei 1894 als zoon van Frans Eduard en van Maria
Louise Wiske Huys.
Zijn ouders baatten
de herberg In de Groene Linde uit op het Dorpsplein.
Fons diende bij het
14e Linieregiment.
Nadat bij de familie
Van Hoof een bericht was toegekomen dat hun zoonTheofiel was gesneuveld, werd Fons, die door
het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht als
invalide.
Nog zie ik Fons,
bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom...
schreef J.A. Huysmans in De Band.
Petrus Alfons
overleed te Leest.
1919 Het
aantalstemgerechtigden voor de
wetgevende kiezing bedroeg 458.
Christine De Laet (Zuster Melanie) over de Eerste Wereldoorlog in het eerste nummer van
De Band, 1955 :
...t Begin van de eerste oorlog en de vlucht heb ik
nog meegemaakt.
Vader heeft na de doortocht van de eerste patrouilles
een reuzefiets-motocyclette splinternieuw uitgehaald van onder de mesthoop.
Maar de Belgische soldaten hebben ons twee dagen later
dat merkwaardig ding als trofee ontnomen.
Zeer intressant volgens mij was na de vlucht de
koeienhistorie.
De Belgen hadden alle koeien eerst weggehaald.
t Leger had die te Antwerpen in hangars
ondergebracht, en geraakte er niet mee weg.
De Duitsers sloegen die aan.
Na de vlucht waren er geen koeibeesten meer tenzij
hier en daar één die in t wild liep, en gauw een eigenaar had.
Zuster Viktoria (haar oudere zuster Melanie De Laet) zei : Ik moet een koe hebben,
ze hebben onze koeien afgepakt, ik ga naar Antwerpen naar de Duitsers een koe
halen !
Ze schuift aan in de rij om een bewijsschrift te
bekomen en toelating om met haar koe naar Leest te mogen.
Overrompeld als die kommandant was door die grote
menigte, schrijft hij een bewijs.
En zus ging met dat papierke naar die hangars, waar de
controleur vraagt :
Welke is uw koe ?
Zuster Viktoria kiest er de beste en schoonste uit en
roept : Deze meneer !
De kerel laat begaan.
Ze huurt een beestenwagen, en s avonds te kwart voor
tien komt ze daarmee in Leest binnen in triomf.
Alle mensen kwamen zien naar dat fenomeen...
Christine De Laet
werd geboren op 12 mei 1901. Ze ging in 1915 bij de zusters Annunciadente Heverlee, als zuster Melanie.
Haar zuster Melanie
De Laet werd geboren op 26 januari 1891. Ze kwam in het klooster bij de
Annunciaden als zuster Victoria in 1917. Ze bleef als missionaris in Kongo van
1931 tot 1957. Ze overleed te Heverlee op 1 mei 1968. (LG-blz.332)
Op de foto rechts
Christine, links haar zus Melanie De Laet.
Pieter Jan Wannes Pateet Intervieuw met Karel Soors - De Band november 1976 :
Wannes Pateet en de oorlog
...Jan Pateet werd te Leest geboren op 13 mei 1890.
Zijn vader Henri en zijn moeder Marie Publie woonden
achtereenvolgens op een boerderij op de Kouter en in de Scheerstraat.
Wannes was de oudste van elf kinderen.
In 1914 maakte hij kennis met de gruwelen van de oorlog.
Het zou voor hem een pijnlijke herinnering blijven.
Het begon al slecht voor Jan in 1912 toen hij binnen
moest.
In plaats van te mogen loten zoals voordien moesten de
mannen van zijn lichting allemaal binnen.
Men sprak van oorlog, maar dat sloegen onze rekruten
niet hoog aan.
Soldaat Jan werd ingelijfd bij het 7de
Linieregiment en gekazerneerd te Antwerpen.
Wat Jan zich nog herinnert van het oorlogsgebeuren wil
hij ons wel vertellen...
De eerste kennismaking met de oorlog !
We lagen gebivakeerd buiten Namen. Daar zagen we de
vijand voor het eerst.
De Duitsers overspoelden de hele streek, een overmacht
die we nauwelijks konden schatten. We trokken ons hals over kop terug. We
wisten niet waar we t hadden.
Nu de eerste kogels langs onze oren floten, deden we
in ons broek.
En verder...
We probeerden zover mogelijk van t oorlogsgeweld te
geraken en terug te groeperen.
We waren grote sukkelaars : kleren, schoenen, wapens,
alles geraakten we kwijt.
We liepen verloren omdat niemand kaart kon lezen.
Onze soldaten en officieren waren op zulk een oorlog
niet voorbereid.
Na een afmattende tocht hergroepeerden we ons.
Toen koning Albert op 25 augustus 1914 de Sint
Romboutstoren beklom om de opmars van het Duitse leger langs de Leuvense
steenweg in ogenschouw te nemen, had je reeds aan de lijve ondervonden wat
oorlog was ?
Zeker, Halen, daarna Aarschot, dat was oorlog !
Wat een beestigheden daar gebeurd zijn zal ik nooit
vergeten !
Ik moet wel zeggen : langs beide kanten waren er goeie
en slechten.
Terwijl we in Aarschot de Duitsers onophoudend
bestookten en ons daarna terugtrokken werd er in de stad een bloedbad
aangericht.
Onder het geroep : Man had geschossen ! werden brave
burgers omgebracht.
Bij een van die straatgevechten werd adjudant Van
Peuvelde zwaar gekwetst.
Ik dacht dat de man zou sterven ! Ergens in een
boerderij haalde ik een paard uit de stal en legde de gewonde daarop. Zo bracht
ik hem naar de kazerne. Later verkocht ik het paard nog voor 10 frank aan een
andere boer.
Hoe raakten jullie aan de Ijzer ?
Na een moeizame tocht groepeerden we ons in Zelzate.
De verdediging van Antwerpen was ingezet. De Duitsers bestookten de forten rond
Antwerpen.
Niet lang daarna werd de aftocht geblazen. De bruggen
werden opgeblazen.
Op 8 oktober lieten we Antwerpen achter ons en
marcheerden tot half oktober.
Drie maanden waren we op pad geweest.
De Ijzer zou bijna onze dood worden.
De Ijzer was wel een nachtmerrie ?
Langs een puzzel van tracees en passerels bereikten we
Nieuwpoort. Daar begon de loopgrachtenoorlog. De Duitsers gebruikten gifgas om
ons klein te krijgen, daar hadden we hevige schrik van ! Soms blies een
gasalarm alleen van schrik.
het front moest brengen.
In Lombardsijde, het was juist na Allerheiligen en men
sprak van wapenstilstand, lagen we wat hoger in stelling. De Duitsers schoten
een bal door mn schouder. Het was op 7 november 1917.
Toen we die morgen naar Diksmuide opstapten, zagen we
ze plots zitten. Als gieren zaten ze in de bomen en beschoten ons. Vanuit
ijzeren kooien richtten ze hun mitrailleuzen op ons. Wat daarna gebeurde werd
me achteraf verteld : ik lag in een put, mijn been was afgeschoten. Mijn broer
Charel en een korporaal bonden mijn been af, anders was ik doodgebloed.
Twaalf van mijn maten waren gesneuveld.
Ze brachten mij naar het hospitaal in Adinkerke, waar
ze mijn been hebben afgezet.
Ik werd achteraf naar Rouen gevoerd.
Daar ben ik gebleven tot 1921, totdat ik de zekerheid
had dat alles ermee in orde was...
De oorlog...wat denk jij over de oorlog ?
Wat ik er over denk ? Oorlog deugt voor niets !
Men mag dan zeggen dat een rechtvaardige oorlog er mag
zijn, als je oorlog zag zoals ik die zag, zoals ik die meemaakte, dan kan je
niet anders zeggen dan dat oorlog pure waanzin is, uitgevonden door enkelen,
terwijl velen er voor sterven.
Ik heb blinden gezien, mensen zonder benen of armen en
veel, veel doden, alles door die oorlog !
Pieter Jan Wannes
Pateet overleed te Mechelen op 25 juni 1980, hij werd nog negentig.
...Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde
toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen
die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst.
Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want
niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911
optrekken om mijn dienstplicht te vervullen.
Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e
Linieregiment, nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen
zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor
ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren
welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee,
aldus Frans.
En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ?
Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en
manoeuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren
nog niet mochten afzwaaien want intussentijd was er in de Borinage een wilde
staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat
ik slechts in mei 1913 afzwaaide.
Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten
strijde te trekken tegen onze Duitse vijand.
We trokken na een viertal dagen de Duitser tegemoet om
eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller
moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en
waar ik een van de critiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte, even
verhalen, we moesten s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het
ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots
aan t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken
ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang
krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de
Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te
doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met
kasteel en Duitsers korte metten.
Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze
troepen in slagorde te brengen.
Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weerop
slag leverden, maar de Duitser beschootmet zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden.
Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te
schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden
herschapen en er een gruwelijke dood vonden, niettegenstaande deze tegenslag
hielden we nog een volle dag stand om dan tengevolge van de slechte
ravitallering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten
leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en
ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra
wij dat in de gaten hadden losten wij salvos in de bomen, de Duitsers aldus
verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen
ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de
Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van
de Redoute.
Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad
Antwerpen getrokken, waar zelfs
de Schelde in vuur en vlam stond.
Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas
waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden.
U moet nu niet gaan denken dat we deze transport
meemaakten in confortabele wagens !
Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens
geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken,
wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de
Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale
er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend
neergekogeld.
Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor
goed de slag aan de Ijzer hebben begonnen door eerst de reeds over de Ijzer
gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven.
In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen
tussen gekomen.
Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op
sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met
de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik
met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen
enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij
tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.
Deze eerste slag aan de Ijzer heeft geweldig veel
doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen.
Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger
afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een
vaste sector aan de Ijzer toegewezen te krijgen.
Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten
in water en slijk...
Constant Stanne Van Den Broeck, de Leestse eeuweling, vertelde me in 1983 :
...Ik ben er in geloot, de oorlog was voor ons een
verrassing.
Toen ik werd opgeroepen dacht ik : t is maar voor
veertien dagen, om weer eens bijeen te zijn...maar t was voor vier jaar en
half.
Ik was bij de voorlaatste klas die nog werd
opgeroepen.
Terwijl de anderen in Namen aan het front streden
moesten wij pinnekensdraad spannen tegen dat de Duitsers kwamen.
Toen Antwerpen gevallen was, moesten we weg. Tien
dagen mars, te voet, naar Frankrijk. Daar aangekomen werden wij verplicht onze
klederen en geweren af te geven, dit om de jonge mannen te kleden die
onmiddellijk naar het front trokken.
Amaai mijn voeten als ik daar nog aan denk, toen we in
Ouderlick kwamen.
Velen van ons hadden onderweg alles wat hen hinderde
weggesmeten, zelfs hun geweer.
Dat was de aftocht !
De soldaten waren hun eigen baas.
Ik ben van de klas 1900 en van de jongere klassen
maakten ze compagniën om tracees te graven enzo.
De 5de december 1914 ben ik dan aan t
front gekomen.
Daar heb ik afgezien, vooral in t begin. Weet ge dat
ik zes maand op blokken heb gelopen en zonder kapootjas ? En wij waren ook
soldaat.
Kou geleden jong, kou geleden.
Jaak De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig
aan het front ontmoette, heeft mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd,
alhoewel ik nochtans piot was.
Aan t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.
Omdat ik bij de Travailleurs was heb ik overal
gezeten.
We moesten buiten t geschut van de vijand blijven
want we hadden geen wapens.
Dag en nacht werkten we aan de tracees, dat was op
strategische en dus gevaarlijke punten, herstellen van wegen, nieuwe banen
trekken, bomkraters dichtgooien, bruggen leggen...
Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons,
moesten wij voortwerken.
Soms liep het bloed van mijn handen, doordat ik me
steeds moest laten vallen...
Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen
lossen, waarin per kamion toch zon 30 lijken, sommige daarvan met gaten in van
een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.
Alle dagen zagen wij lijken. Gruwelijk !
Op zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag
geschoten, kregen wij opdracht de gaten van bominsalgen te dichten. Wij op weg
van Veurne naar Nieuwpoort.
Net toen wij één put hadden gevuld kwamen er twee
Duitse vliegers boven onze hoofden cirkelen en begonnen ons te bekogelen met
hun mitrailleurs, ik dacht dat het te Wulpen was, in elk geval wij hebben ons
kunnen redden door onder een brug te kruipen.
Een andere dag hadden wij te Veurne wacht aan een
Frans schip.
Plots zagen we aan de hemel een bestuurbare ballon van
de vijand opduiken maar we mochten er niet naar schieten van onze superieuren.
Ineens dropte de ballon bommen naar beneden en één der bommen viel op een huis
waas een vrouw werd onthoofd.
Daarvan was ik getuige. Wreed !
Of hij veel schrik had geleden ?
Schrik ? Daar waren er bij met meer schrik, natuurlijk
hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten,
maar wij waren wilde mensen...
Bijvoorbeeld als wij s nachts gingen melk halen,
iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze officieren.
Wij waren wilde mensen hé.
Wij hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of
gekwetst aan het front was dat dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen.
Eén keer ben ik licht gekwest geweest.
In een bepaald dorp moesten wij een baan door het land
trekken en ineens werden wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zon
300 meter van een inslag en een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn
bovenarm.
Het was echter een lichte kwetsuur.
Ik stond veel liever op 10 meter van zon inslag.
Immers die ontploffing vormt een boekee en als je er kort genoeg bij stond had
je alleen de beschermende losgerukte aarde. Het ijzer spatte verderweg uit
mekaar.
Toen den Duits terugtrok, werden wij, de mannen van de
staat, naar Adinkerke gestuurd.
Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de
muur hing.
Op dat plakkaat stonden de bevrijde gebieden
aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan naar huis. Behalve wij van de
spoorweg.
Ik heb daar nog maanden moeten werken, ook nog na de
wapenstilstand.
Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven
naar Adinkerke overbrengen.
Daar ik schilder van beroep was op t Arsenaal te
Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot
februari het jaar nadien.
Twee dagen minder dan vier jaar en half ben ik van
huis weggeweest...
1918 ...De oorlogsbuit door de Duitsche legers
in de gemeente achtergelaten bestaat
alleenlijk in gevelde bomen, die zich bevinden op verschillende eigendommen.
Onder andere in den vloeibeemd aan de zennebrug, in den vloeibeemd de
Halsbergen tegen de Zenne en nabij het kasteel de Mot in de Biest.
Het
betreft allemaal canadabomen. (GA-2/1/1919)
Op defoto : Victoria Coosemans (Toor), echtgenote van Jan Huysmans met
haar drie kinderen in 1918. Onderaan links Albert, hierna aan het woord en vaak aanwezig in deze
Kronieken onder de naam Jacob Albert Huysmans of onderzijn pseudoniem Anselms Jedrie, rechts Alfons.
Moeder Toor heeft de pasgeboren Constant in haar armen.
Deze zou nog drie jaar moeten wachten om zijn vader te zien.LEESTENAARS
EN DE EERSTE WERELDOORLOG
Jacob Albert Huysmans in De Band van april 1981 onder de titel
Onvergetelijks :
1914 : Na enkele schermutselingen in ons gewest, naar
het einde augustus toe, verhogen de Duitsers, in de streek bezuiden Mechelen,
Kapelle op den Bos en Londerzeel, hun overmatige druk tot een ware veldslag, en
werden de Belgische Linietroepen, door die pletrol overrompeld of
uitgeschakeld...
Meerdere van deze overspoelde jongens bleven alzo van
hun regiment gescheiden achter. Dit bracht voor hen en vele families
dramatische problemen...
Heel de duur der bezetting hing als het ware het
zwaard van Damocles dag en nacht over die mensen...
Van collaborateurs hadden wellicht de Duitsers
achterhaalde lijsten van verdachten, en dezen werden thuis meestal s nachts
onverwachts omsingeld, en van kelder tot zolder uitgekamd.
Zolang het zomer was zochten sommigen ondergedokenen
hun heil in de graanvelden... Doch de oorlog ging verder, en bij het naderen
van de winter, werden de Duitsers in de Vlaanderen gestuit, en voor de beide
tegenstrevers begon het beslechten daar van n vierjarigen
loopgrachtenstrijd...
In de zomer 1915 vond ons moeder op n morgen een
onder de deur geschoven open brief van onze vader, waarin zijn foto als
konvooibegeleider aan het front, en een geheel vol geschreven blad, met
aanmoedigingen voor ons allen, en de hoop dat alles weer gauw goed zou zijn...
Dat was een ontroerende geruststelling voor ons...
Op een avond, wat daarna, werd er op de achterdeur
getokt, en daar komt Gust van den Ossenboer (August Jacobs, zoon van Frans en van Maria Anna Van Loock) binnen, ook een ondergedoken strijder, en
zegt : Toorke, ik ben het die u daar laatst die brief van uwen Jan gebracht
heb, als ge soms iets wil terugschrijven zal ik dat morgen komen afhalen. Van
af en naar het front worden hier en daar brieven en fotos van vaders en zonen,
langs Holland overgesmokkeld, maar zorg dat gij mij nergens vernoemt. Gij hebt
geluk, want al maanden weten wij reeds dat mij broer Louis te Londerzeel is
gesneuveld... (deze sneuvelde op 29/9/1914 bij de eerste schermutselingen)
Jaren achter dien oorlog, heeft Gust eens aan moeder
verteld, dat hij die open brieven door zijn broer Frans en Frans Boonen, ook
uit de Kouter, toegespeeld kreeg, langs een geheime inlichtingendienst, en hij
herinnerde lachend haar schrijven naar vader : hoe blij zij was te kunnen
melden dat hij een zoontje had bijgekregen : Constant !
En zij ook had gevraagd welke mengeling zij moest
bereiden, om zelf limonade te fabriceren !
Bij het lezen van die brieven, zei Gust, wist ik in
mijn schuilplaats mij met de frontmannen en hun thuis wat verbonden.
Toen wist nog maar één vriend mij levend begraven,
grinnikte Gust, mijn zusters en broer vermoedden t zelfs niet...Dore van
Vleeskens, n buur uit onze straat, hovenier op het kasteel Empain te Battel,
en onderhoudsman van hun graftombe alhier, die had mij daarvan een deursleutel
bezorgd...
Op een niet heel duistere avond waag ik mij toch uit
den grafkelder, om langs den pastorijtuin, door het achterpoortje het veld te
bereiken, en eens naar huis te gaan om wat nieuws... Na genoegzaam uitkijkend
stap ik buiten, en zag daarginds, toch mij gezien door pastoor Beuckelaers
huishoudster, plots buitengekomen uit de sakristie, die even verschrikt stopt,
en dan gejaagd naar de pastorij rent...
Twee dagen nadien bereik ik, nu ongehinderd, den
pastorijtuin, en eensklaps roept de spiedendewat bange juffrouw van achter een heester mij toe : Och Gust, zijt gij
het Gust ?...
Ssst...stiller, vermaan ik..., en ze fluistert :
Kom jongen onze pastoor is niet thuis, kom iets eten en drinken, och arme. en
de juffrouw vertelde mij haar sakristieavontuur : Ik was, zei ze, in de kerk
nog wat bloemen gaan schikken en toen ik buitenkwam, zag ik een man uit dien
grafkelder komen, en ik stamelde : Och God, och God...en herhaalde dit nog
binnenshuis, en de pastoor vraagt : Gij hebt toch zeker geen spook gezien ?
Neen, maar daar kwam een man uit de tombe van Empain, echt gezien !
- Emma ! Houd dat voor u, en zwijg er ook stillekens
over tegen anderen ! zei de pastoor...Maar ik bedacht, ik wil er meer van
weten !
Alzo, zei Gust, ben ik meermaals daar goed onthaald.
Viktor De Hondt, ook te boek als ondergedoken
krijgsgevangene der Duitsers, woonde in het huisje voor de Rennekouter aan de
Tisseltbaan. Die man heeft niet te tellen oorlogsdagen en nachten in hun
gereinigde aalput doorgebracht...
Binnen het kolenhok had hij hun bouwstenen wc
afgebroken en vervangen door een te kunnen wegnemen en terug te plaatsen houten
model, en de buitenhuistoegang dichtgemetseld...
Was er verraad, kwam er vreemd of familiebezoek of
voelde hij drang naar zekerheid...Viktor dook erin...
Moeder en kinderen wisten dan enkel : onze vader is
aan het front...
Slechts éénmaal heb ik later Viktor eens iets als
klacht horen uiten : Er zijn ook mensen die geen besef hebben wat een
opgejaagd dier moet voelen, wanneer het aan klopjachten tracht te
ontsnappen...
In den herft 1918 werden Frans Jacobs en Frans Boonen
opgepakt door de Duitsers en verbleven te Mechelen opgesloten, wellicht voor
latere deportatie naar Duitse strafkampen, doch zij werden bij den
wapenstilstand vrijgelaten...
Na nog n tijd van deelname aan de bezetting der
Duitse Roergebieden, keerden onze Belgische overlevenden naar hun haardstede
terug, en stichtten almeteen een oudstrijdersvereniging. Zij zouden hun eerste
verbroederingsfeest geven op 11 november 1919...
Een jongere broer van Viktor De Hondt, Edward is als
groot invalide uit den oorlog gekomen...
Na een Duitse stormloop die door onze jongens was
afgeslagen, waarbij aan beide zijden honderden doden en verminkten, werd hij
gevonden met een onvermijdelijk, tot bij de knie af te zetten been, en nadien
helaas, wellicht bij ontbreken van meerwaardiger materieën, primitief
verholpen, met een door riempjes vast te hechten elastische overtrek, waarin
een stalen holle stang, met gummi omhulsel, om op te staan en mee te gaan...
Zo zeilde en zeilde Edward : minzaam ongeknakt
moedig...
Dagen voor het feest kwam Warre, met zijn goed been de
fiets trappend, tot bij ons, om met mij en onze Fons, nog leergasten, maar hij
reeds als vroeger muzikant, elk op n trompet, onder leiding van onze vader,
samen de krijgshymne te repeteren...
In aanwezigheid van een bijna volle kerk
gemeentenaren, begon een dankmis, ter nagedachtenis en als huldebetuiging aan
de gesneuvelden...
Voor de kommuniebank, onder de konsekratie, stonden,
ik links, en onze Fons rechts, van den op zijn wandelstok zich dapper rechtende
Warre van Jonkers, en bliezen gedrieën het Te Velde...onvergeetlijk...
Vanaf den wapenstilstand was het al begonnen : er
raasde n volkse vreugderoes in crescendo...
Peer de wagenmaker timmerde een danstent ineen, op
zijn woonerf, hoek Tisseltbaan links Koestraat, met gevolg dat de Leestse
kermis in de dorpskom plat ging, en bij Peer, hemelhoog...
Doch enkele jaren later probeerden de Oudstrijders ten
voordele van hun steunfonds, de uitbating van een huurdanstent op de
Dorpsplaats en het werd een gouden zaak...
-Nieuwe bezems vagen t best, wist en zei Peer, en
hij staakte de strijd...
Onze Oudstrijders van toen weerden zich soms ook, als
studentikoze vechtjassen...
Enkelen opperden eens hardop het plan om bij de
komende jaarlijkse ommegang van een toen late Sinksenprocessie, en dan kan het
heet zijn ! : dat hun ledengroep, omwille hun aan het front gekregen kaalkop,
nu bij mogelijke hitte, het hoofddeksel zouden ophouden...n hoge raad, bedacht
dat zij zulks niet in overweging wenste te nemen, en weerkaatste de bal : dat
ieder zoiets zelf in eigen verantwoordelijkheid kon beslissen...
Na die stunt was het lidmaatschap wat geslonken...
Edward De Hondt verwierf ondertussen het opengekomen
ambt van gemeenteontvanger...
Toen hij eens, voor die taak, naar het posthuis te Hombeek
was geweest, en bij het buitenkomen van den Kouter, moest uitwijken voor een
kar, raakte hij met den pedaal van zijn moto een boordsteen aan het smal
looppad nevens Meulemansschuur, en stuikte met het hoofd op de kasseien...en
is ervan gestorven.
Edward liet een vrouw en zeven kinderen achter...
Oktavie was een meisje uit Aarschot, als vluchtelinge
in Engeland beland, en hulpverpleegster in een rustoord voor oorlogsverminkten,
en ginds met Warre gehuwd, en beiden vestigden zich na den oorlog, eerst in het
oude hoeveke van Verbruggen aan de Tiendeschuurstraat...
Ik hoor Warre nog zeggen : -Ons Tavie, is ma vie...
Seders 1919 wordt na de dankmis, een hulde, aan den
voorkant der rechterbeuk van de kerk, bij den gedenksteen met de namen der
gesneuvelden, jaarlijks herhaald...
Ik verontschuldig mij, indien soms, in samenhang met
voorgaande nog meer Onvergeetlijk, tijdens en na die oorlog, zou zijn vergeten...
1918 In
oktober-november werd door de Duitsers in de Winkelstraat een vliegplein
aangelegd. De inwoners werden
verplicht daarbij te helpen, verschillende
hektaren graan en voeder, gelegen op den Kauter werden daardoor
vernield.
(GA-8/1/1920)
Op de foto Gerard Somers met zijn
paard Juul. Samen hielpen zij bij de aanleg
van het vliegveld.
Gerard Somers :
Wij
koppelden dit paard in een ossespan : twee ossen met het paard in het
midden.
De Duitsers hebben het niet opgeeist, want ze moesten jongere paarden
hebben, zo mochten wij het behouden.
Sommige boeren kenden den truuk : ze stuurden hun vrouwvolk met hun
paard
naar
de monstering : de Duitsers monsterden de vrouwen en die kwamen met hun
paard terug thuis...
(LG-blz.261)
J.A.Huysmans in DB 1978 Een rad als telraam, over het vliegveld
:
...de
kalender wijst nazomer 1918 aan : de Duitsers besluiten in deze streek
enkele vliegvelden aan te leggen, om van hieruit versterking aan hun
linies te
geven, om een beslissende wending aan het ijzerfront af te dwingen.
Te
Hombeek, bezuiden het dorp bij de Zemstbaan, en te Heffen aan de Leestse
baan
bij de Molenbeek, op beide elk een klein deel.
Doch
aan de Leestse Kouter, heel de vlakte zeker 2 vierkante km.
Achter de woonerven bij de Winkelstraat, worden 3 loodsen en enkele
tenten
opgetrokken.
Duitse kontrole eist in onze herberg, wekelijks een voormiddag, voor een
verplicht zich aanmelden van alle mannen van 18 tot 30 jaar oud.
Om
10 uur kwamen de opgeroepenen langs de voordeur binnen.
Meermaals werd iemand zijn als
dwarsdoend vergeten pet van het hoofd geslagen
door
de wachtpost.
Bij
het pasnazicht werd menigeen opgevorderd, zich de volgende morgend aan te
melden op de kommendatur van het Leestse vliegveld, voorzien van spade
of
kruiwagen, voor 7 dagen arbeid van 7 tot 21 uur, bij donkerte bijgelicht
met
stallantaarns, en met dat nieuws kon elk langs de achterdeur naar
huis...
De
kommandant, die wat Hollands sprak, had logies op de hoeve van Eceleirs.
Oktober loopt naar zijn einde als hier reeds een reeks vliegtuigen zijn
geland
en
de piloten hebben al enkele oefenvluchten gewisseld tussen de velden...
t Ridderke van november 2010 : Oorlog in de lucht
Het jaar 1918 was heel bijzonder. Interne
tegenstrijd in Duitsland en hoog politiek spel van de legerleiding bespoedigden
het breekpunt in de Groote Oorlog. De Duitsers konden begin 18 alle aandacht
op het westen richten eens ze het vredesverdrag met Rusland op zak hadden. Om
in Frankrijk een militair overwicht te krijgen werd het zogeheten
voorjaarsoffensief ofKaiserschlacht
ontketend; Dit bestond uit vijf gelijktijdige aanvallen en die veroorzaakten
ook verhoogde druk op het Belgische front aan de IJzer. Er was ook luchtsteun.
Het vliegveld van Evere bestond reeds maar omdat de vliegradius beperkt was,
had men ook vijf vliegvelden in België kort achter de frontlijn. Het
geallieerde tegenoffensief was zo hevig dat deze in gevaar kwamen en in
allerijl nieuwe vliegvelden moesten aangelegd worden. Die zijn er gekomen in
Hombeek en Leest. Men had handen en tijd te kort om veel aandacht te besteden
aan een degelijke infrastructuur. De lokale bevolking werd verplicht om mee te
helpen bij het aanleggen van de vliegpleinen.
Emiel Nuytiens : dat vliegveld (noot : in Hombeek) lag tegen de Kattestraat en liep verder tot tegen de steenweg en tot
aan den Dries. Wij moesten onze eigen schop meebrengen. De paarden waren van de
boeren. Het veld was al opgezaaid. Dat werd allemaal vernietigd; Er mocht geen
beekje in zijn. Het moest zeer gelijk geweld worden. Dat deden we met paard en
wel. De 42 vliegers zijn er geland toen we daar nog aan het werk waren.
Het eten was alleen het rantsoen van thuis. De
Duitsers betaalden ons wel uit maar het geld moesten we in Leest gaan halen. In
Leest waren er 6 vliegers gestationeerd, maar dat was maar een klein vliegveld.
In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun gereedschap
was daar.In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun
gereedschap was daar.
1918 In de kerk werd in november 1918 een
strafcompagnie Duitsche soldaten
ingekwartierd en het zwarte kerkgewaad werd alsdan weggenomen.
(GA-8/1/1920)
1918 Op 2 november
overleed te Leest de Fransche
verdrevene Sophie Sarrazin,
echtgenote Clovis.
1918 Bij den aftocht der Duitschers, in 1918,
hadden de inwoners veel te verduren
van
die soldaten. Op vele plaatsen namen zij al wat dienstig was aan veevoeder,
en
verstrooiden geheel nutteloos, groote hoeveelheden stroo, hooi, zelfs stool men
zwijnen in bijzijn der eigenaars, dewelke men bij het minste verzet,
dreigde neer
te
schieten.
Vele
soldaten waren bedronken...
(GA-8/1/1920)
1918 Op 5, 6, 7, 8
en 9 november hebben verscheidene
Leestenaars reizen gedaan
voor
het Duitsche leger, met paard en kar, voor vervoer van Leest naar Mechelen
en
van Mechelen naar Diest. (GA)
1918 10 november :
Op het Middenveld stonden ongeveer een vijftigtal lichte
Twee vluchtelingen uit Moorslede : Clement Masschelein en zijn dochter Valerie. De foto is genomen te Leest door een Duits soldaat. (foto : Paul Snoeck)
1917 – Op 5 augustus kwamen er te Leest 79 vluchtelingen toe. Bijna allemaal waren ze afkomstig uit Moorslede West-Vlaanderen. Ze werden geplaatst bij inwoners der gemeente.
West-Vlaming Paul Snoeck werkt aan een verhandeling over de vluchtelingen uit Moorslede en bezorgde me, naast de afgedrukte foto van de familie Masschelein-Van Biervliet, in 2014 een (voorlopig nog onvolledige) lijst met namen :
1.Mylle Gaston uit Moorslede, verbleef bij weduwe Spruyt in de Winkelstraat.
2.Rosseel Elodie uit Dadizele, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
3.Sioen Leon uit Moorslede, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
4.Van Neste Cyriel uit Meerslede, verbleef in de Winkelstraat nr. 7.
5.Messiaan Flavia, echtgenote van Van Neste Cyriel.
6. Van Neste, dochter van nr 4 en 5.
7.Van Petegem, dochter van…
8.Masschelein Clement uit Moorslede Koekuit.
9.Van Biervliet Eulalie uit Moorslede Koekuit, echtgenote nr. 8.
10.Masschelein Augusta idem, dochter 8 en 9.
11.Masschelein Martha, idem.
12.Masschelein Germaine, idem.
13.Masschelein Valerie, idem.
14.Masschelein Lucien, idem, zoon van 8 en 9.
15.Julia Sioen, gedoopt in Leest 27 oktober 1917.
16. Helena Sioen, moeder (ongehuwd ?) van Julia.
17.Leona Loyson, was getuige bij doop nr. 15.
18.Jules Sioen, was getuige bij doop nr. 15.
19.Renaat Vanwildermeersch, huwde met nr. 20 (woonde in Heffen).
20.Flavia Sioen, huwde met nr. 19.
21. Bruno Sioen, vader van Flavia nr. 20.
22.Fharilde Sioen, moeder van Flavia nr. 20.
23.Philippe Vanwildermeersch, vader van Renaat nr. 19.
24.Mathilde Depoorter, moeder van Renaat nr. 19.
25.Cyrillus Bonduele, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
26.Guilliam Sioen, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
27. Augusta Vanneste, 1918 communie in Leest.
28.Palmyra Van Peteghem, idem
29. Blanche Christiaens, idem.
30.Melanie Van Dam, 1919.
31. Leona Sioen, getuige doopsel Helena Sioen.
32.Julius Loyson, idem.
33.Germaine Loyson, communie in Leest 1918.
34. Martha Loyson, idem.
35. Martha Sioen, idem.
36.Adriana Van Neste, idem.
37. Maria Van Neste, idem.
38.Alegdis Van Peteghem, idem.
39. Maria Van Peteghem, idem.
40.Palmira Van Peteghem, idem.
41.Georges Christiaens, idem.
42.Walter Christiaens, idem.
43.Marcel Loyson, idem.
44.Jules Sioen, idem.
--Lucien Masschelein, idem reeds vermeld bij fam. Masschelein.
1918 Op 31 januari
ontvingen Victor De Laet (zie foto), Mevrouw Frans De Prins en Joseph
Verlinden uit de Kouter volgend
schrijven :
Op
bevel der Duitsche overheid zijt gij aanzocht en verplicht op den 2 februari
1918
om 2 ure namiddags (Duitsche tijd) uw ruinpaard aan te bieden te
Antwerpen, kaai 28, in de nabijheid der noordstatie.
Het
paard moet voorzien zijn van eene halster met goede koord en moet zijnen
numero aan den kop hebben op zichtbare plaats.
1918 9 februari :
In de gemeente werden geschilderde borden uitgehangen waarop de
verblijfplaats van de Duitse wacht
was aangewezen.
Dit gebeurde in het Dorp, het gehucht
de Knip, de Winkelstraat, aan de
Kauterweg en in de Kapellebaan.
1918 18 februari :
Remi Karel Lodewijk Kets, geboren te Calcken (Oost-Vl.) op 12 juni
1888, werd benoemd tot tijdelijk
onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool.
Hij verving Jan Constant Moons die
door ziekte onbeschikbaar geworden was.
Remi Kets ontving 1.200 fr per jaar
plus 150 fr vestingsvergoeding.
(GR-11/4/1918)
1918 19 februari :
Het aantal bewoners der gemeente beliep 1682.
Het getal vluchtelingen 60.
1918 20 februari :
Een vermoedelijk geval van schurft deed zich voor bij het paard van
Pieter Jan Diddens uit de
Blaasveldstraat.
1918 21 februari :
De volgende personen kregen van de Duitsers het bevel om hun
merriepaard op 27/2 e.k. naar
Antwerpen over te brengen :
-de kinderen Buelens,
Tiendeschuurstraat.
-Polycarpus Verhoeven, Kapellebaan.
-Karel Verbeeck, Tisseltbaan.
1918 12 maart :
Polycarp Verhoeven en Pieter Jan Diddens kregen bevel om op 25
maart, om 10 u, hunne van schurft
verdachte paarden aan te bieden ter keuring
te Lier, op de Grote Markt.
1918 14 maart :
Elodie Rosseel, geboren te Dadizeele op 26/2/1892 en vluchtelinge uit
Moorslede, werd naar het Gasthuis
overgebracht met typhuskoorts.
Ze was geplaatst in de
Tiendeschuurstraat.
De gemeente Leest droeg de kosten
van de verpleging.
1918 Op 19 maart
deed landbouwer Karel Lodewijk Van Aken uit de Kleinheidestraat
een aanvraag om 105 kg zaaihaver te
bekomen, dit omdat hij 150 kg haver had
moeten inleveren.
1918 Op 25 maart
verliet Leon Sioen, een vluchteling uit Moorslede, de gemeente om
vrijwillig in Duitsland te gaan
werken.
Sioen verbleef in de
Tiendeschuurstraat.
1918 11 april : De
dokters De Becker uit Tisselt en Van Assche uit Hombeek ontvingen
volgend schrijven :
Op
bevel der Duitsche Overheid doen ik u kennen dat alle gevallen van
aanstekende ziekten door de geneesheren onmiddellijk aan de Duitsche
Overheid
moeten gemeld worden met de Meldekaarten.
De
Meldekaarten zijn verkrijgbaar bij den garnizoenarts te Mechelen.
Was ondertekend : de burgemeester
van Leest.
1918 Op 2 mei
kreeg pastoor Beuckelaers via het gemeentebestuur volgende brief
besteld :
Keizerl.GerechtMechelen
26-4-1918
des Kreises
Mechelen
Dagboek nr. 960 III
Aan het
gemeentebestuur Leest
t.h. van den heer
Burgemeester
Ik
heb rede erop te verwijzen, dat over t uitgaan van Precessien eene aanmelding
derzelve niet voldoende is, maar dat daarvoor mijne toelating noodig is,
dat de
dees
betrekkelijke aanvragen ten laatste 5 dagen voor t plaats grijpen der
Precessien bij mij moeten ingekomen zijn.
De burgemeesters
moeten de Geestelijken hunner gemeente van dees schrijven in
kennis stellen.
Ingeval hier nog brieven inkomen, dewelke aan deze bepalingen niet
voldoen, zoo
zalik mijne toelating voor t
uitgaan der Processien niet meer verleenen.
Handtekening is onleesbaar.
1918 6 mei :
Melkhandelaar Lodewijk Frans Polfliet uit de Tisseltbaan werd
geverbaliseerd door de
politiekommissaris van Koekelbergh omwille van de
verkoop van vervalste melk. Er was
water bijgevoegd. (PV)
Lodewijk Frans Polfliet :
(19/12/19)
...Ik
heb mijne melk dien dag te huis nagezien voor mijn vertrek en al de
kruiken hadden voldoende gehalte. Ik moet mijne kruiken op den trein in
den
bagagewagen plaatsen en kan dus niet weten of er soms, bij het vervoer,
in
mijne afwezigheid, geene mengeling gedaan is.
Zijn kleinzoon Jan Van Rompaey wist te vertellen dat de PV van zijn grootvader zonder gevolg werd gelaten omdat hij de Duitse kommandant een haasje kado had gedaan...
1918 ...In den nacht van 18 op 19 mei, zijn op
het land van vrouwe Frans Lauwers,
Bist
te Leest, uit de putten gestolen, de plantaardappelen op eene oppervlakte van
8
aren 40 centiaren, ter plaatse Boschveld.
1918 Op 27 mei
kreeg weduwe Bonifacius Lauwers verbod van de Duitsers om
peulvruchten (erwten, bonen,
paardenbonen) te malen.
Indien zij daarmee betrapt zou
worden, zou haar molen onherroepelijk worden
gesloten.
1918 4 juni :
Teneinde het stelen en beschadigen bij nacht van aardappelen en andere
beplantingen te beletten werd een
wacht in het leven geroepen.
41 dorpelingen gaven zich op om
deze nachtwacht te verzekeren.
1918 4 juni : Uit
een brief van de burgemeester tot de kontroleur der rechtstreekse
belastingen :
...bij
deze doen ik u kennen dat er tijdens den oorlogsduur geene feesten van
kermissen noch jaarmarkten in de gemeente gehouden geweest zijn.
1918 7 juni : Op
een verkoopdag te Heffen werden drie Leestenaars betrapt bij het
opbieden en kopen van hooi zonder machtiging.
Jaak Troch, Lodewijk Frans Polfliet
en Joannes Siebens.
De gezamelijke aankoop werd op
bevel van de Duitsers in beslag genomen.
1918 13 juni : Bij
Henri Van Eecke uit het Dorp werd het tabaksnijmachien
verzegeld door de burgemeester, dit
op bevel van de Duitsers.
1918 19 juni :
Verdachte gevallen van schurft bij de paarden van Jan Fierens uit de
Bist en weduwe Apers uit de Hertstraat.
1918 21 juni :
Overlijden van Jan Constant Moons, de hoofdonderwijzer van de
gemeentelijke jongensschool.
Jan Moons was te Leest geboren op
19 november 1878.
1918 ...In den nacht van 24 op 25 juni zijn er
ter plaatse Kauter, nabij de Winkelstraat
op
het land van Jan Lauwens, aardappelen uitgesteken door 2 dieven, die verrast
werden door de patrouillerende nachtwacht en de gestelen aardappelen, 35
kg,
moesten achterlaten.
Een der dieven is herkend, het betreft de
vluchteling Cyriel Van Neste, alhier
verblijvende met zijn gezin, Winkelstraat nr. 7.
Burgemeester Bernaerts verzocht de Ortskommandant te
Mechelen om dergelijke
diefstallen te bestraffen, daar hij
zelf niet bij machte was om dit te doen en het
Belgische gerecht onwerkzaam was.
1918 1 juli :
...De
hengsten in de gemeente bestaande, zijn besneden op bevel der Duitse
overheid, behalve het hengstje (pony) van vrouwe August De Prins uit de
Alemstraat.
1918 4 juli :
...De
genaamden Coppens Pieter uit Vilvoorde werd heden op heterdaad betrapt
bij
het stelen van aardappelen.
1918 6 juli :Vraag van de burgemeester aan de Duitsers om
levering van 1.000 kg
carbuur, voor de verlichting van de gemeente, waaronder huizen, gemeentehuis,
1917 – 12 mei : Louisa (Wiske) Van Hoof-Huys landbouwster en waardin van “In de Groene Linde”op het Leestse dorpsplein diende bij burgemeesterBernaerts volgende klacht in :
“...Op 11 mei 1917, omtrentrent 10 uren voormiddag ging mijn zoon Jozef Van Hoof, landbouwer, naar ons land, en in den Kauter heeft zekeren Edward Coeckelbergh, landbouwer te Leest Dorp, die in den Kauter aan het werk was, zijn zoon toegeroepen, wacht ik moet u spreken. Bij mijn zoon gekomen wilde Coeckelbergh hem doen bekennen dat hij den dader was van de teekeningen en smaad die op de poort van Coeckebergh geschreven stonden.Mijn zoon loochende, en Coeckelbergh heeft verwondingen toegebracht aan mijn zoon zijne hand en aan zijn oor, met een aspergiemes.In de nabijheid waren Frans Boonen, August Spruyt, Jozef Verlinden en Isidoor Vloebergh, allen landbouwers te Leest.”
Burgemeester Bernaerts stuurde de klacht naar de procureur des konings te Mechelen. De afloop is ons onbekend.
1917 – “...in den nacht van 16 op 17 mei is uit het kot van Constant De Wit, landbouwer Winkelstraat, een zwijn van 6 maanden oud, wegende omtrent 60 kilos, gestolen.Uit het vooronderzoek bleek dat het kot bij middel van valsche sleutel moet geopend zijn.
Het dier is op omtrent 600 meters afstand van de woning, in het veld, ingevolge de bevonden overblijfsels, geslacht geworden. Alle gedane zoekingen hebben geenen uitslag van ontdekking gegeven.” (Proces-Verbaal van veldwachter Van Hoof)
1917 – “In den nacht van 17 op 18 mei was pachter Ferdinand Van der Hasselt uit de Kapellebaan het slachtoffer, althans zijn stierke van omtrent 7-1/2 maanden oud, werd hem ontstolen.” (Proces-Verbaal veldwachter Van Hoof)
1917 – 18 mei : “...de tarwe, circa 40 aren, van landbouwer Karel Verbeeck uit de Tisseltbaan, is bevroren en zal geene opbrengst geven.
Karel Verbeeck vraagt toelating om die 40 a te mogen beplanten met raapkool.” (Brief gemeente)
1917 – 26 mei : De schoolhoofden Moons en Hellemans ontvingen volgend schrijven :
“...Ingevolge bevel der Duitsche Overheid moeten alle plakschriften door deze Overheid uitgegeven, gedurende 3 maanden aangeplakt blijven.Ik verzoek u dus, van aan de leerlingen uwer school te willen mededeelen, dat
alle beschadigingen van plakschriften streng zullen gestraft worden.”
1917 – Op 31 mei vroeg de burgemeester aan de Zivil Kommissaris om levering van :
“ 1750 kg carbure voor de verlichting van woningen en 250 kg carbure voor de verlichting van werkhuizen van schrijnwerkers, klompenmakers, smederijen en handelshuizen, en voor de verlichtingen van rijtuigen van melkhandelaars en andere vervoerders.
Voor de verlichting van openbare gebouwen zoals burelen van het gemeentehuis,kabinet des burgemeesters, kerkgebouwen en scholen : 125 kg carbure...”
1917 – Juni 1917 : Een Duits bevel over “Wol, matrassen en kussens”, luidde :“...Gij zijt hierbij uitgenodigd de voorwerpen die gij in bezit of in bewaring hebt en die, krachtens de verordening van 23 mei 1917, van den Generaal-Gouverneur en krachtens mijn uitvoeringsbekendmaking van 22 juli 1917 moesten afgeleverd worden, tegen gereed geld al de tot vulsel van matrassen en kussens gebezigde wol, hetzij zuiver of met andere bestanddelen, bv.paardshaar, zeegras vermengd, af te leveren...Wordt aan deze uitnodiging geen gevolg gegeven, dan zullen de af te leveren wol, matrassen en kussens door dwang afgehaald en de in gebreke zijnde personen gestraft worden.Tot huiszoekingen zal worden overgegaan.”
De Generaal-Gouverneur van België, Dr von Kohler. (MK)
Te Leest verschenen in juni 1917 plakschriften om opgave te doen van het aantal matrassen.
Burgemeester Bernaerts was de enige die hier op inging. Hij gaf zeven matrassen aan -in wol met paardhaar gemengd.
1917 11 januari : Jan Constant Moons werd door de voltallige raad benoemd
tot
hoofdonderwijzer in
vervanging van Jan Dumont.
Daarvoor ontving hij
2.100 fr jaarwedde, het genot van een woonst met hof en een
bestuursvergoeding van
100 fr. (GA)
Jan Constant Moons waste Leest geboren op 19 november 1878 en
getrouwd
met de zuster van Constant Buelens.
Hij woonde in de Koestraat. Amper
gehuwd in 1913, overleden beide echtgenoten
korte tijd na mekaar in 1918.
1917 16 januari : ...bij de weduwe
Vloeberghen, Koeistraat Leest, is heden het
volgende in beslag genomen en
nedergelegd ten gemeentehuize door de Duitsche
soldaten : 750 kg aardappelen, 450
kg rogge, 75 kg haver en 35 kg meel. (GA)
1917 20 januari : De weduwe Spruyt uit de Winkelstraat weigerde 1.450 kg
aardappelen, bij haar
aangeslagen door Duitsche soldaten Controleurs, af te
leveren in het
gemeentehuis.
Als reden gaf zij op dat
zij eerst mijnheer de Zivil-Kommissaris wou spreken.
(GA)
1917 25 januari : Bij Karel Lodewijk Van Aken in de Kleinheidestraat werd
850 kg
haver in beslag genomen.
(GA)
1917 25 januari : Met negen stemmen op negen werd Victor Jozef Selleslagh
verkozen
tot hulponderwijzer.
Zijn jaarwedde : 1.200 fr
plus 150 fr verblijfsvergoeding.
Victor Selleslagh was
tijdelijk dienstdoende onderwijzer te Tisselt. (GA)
Stan Gobien, zelf hoofdonderwijzer en inspecteur in 1996 in een brochure
Reünie van de Leestse vijftigjarigen over meester Selleslagh :
...Meester Selleslagh was ook een speciale figuur.
Hij was een rasechte optimist en een filosoof en daarbij een grappenmaker als
geen ander.
Tijdens de
catechismuslessen kon hij uitspraken doen die geen ander kon nadoen.
Wanneer iemand zijn
catechismusles niet had geleerd en toch probeerde een en ander van het antwoord
te geven, kon dat natuurlijk niet letterlijk zoals hetin het boekje stond. Was meester Selleslagh
in een serieuze bui dan zei hij : half en half, maar toch niet heel. Was de
meester in een filosofische bui dan werd het een of andere spreuk die voor ons
erg aangebrand leek. De hele klas riep dan : Heu !!! Nog geen drie seconden
later vloog dan de deur open stond meester De Leers daar en hij riep dan : Wat
is dat hier nu weer !!! of Is t hier weer kermis ???
Meester Selleslagh trok
zich daar niets van aan en koos toen meester De Leers weg was een nieuw
slachtoffer waarvan hij met zekerheid wist dat die ook zijn catechismusles niet
kende. Toen die zijn tekst wat had gebrabbeld en toen het inderdaad kant noch
wal raakte, toverde hij een van zijn andere geijkte spreuken uit zijn mond. De
hele klas brulde dan nog luider dan voorheen : Heu!!! Heu !!! Meester De
Leers kwam toen niet meer opdagen. Dat wist de meester en dat wisten wij ook !
Er werd destijds nogal
wat kattekwaad in de klas uitgestoken. Meester Selleslagh vloog dan naar de
boosdoener. Deze zag de wervelwind naderen en sprong de bank uit en rende
tussen de banken door de klas. De meester zette natuurlijk de achtervolging in.
De andere leerlingen supporterden en joelden en de meester probeerde de belhamel
uit te schakelen door hem bij de kraag te pakken en een pak voor zijn broek te
geven. Sommige leerlingen waren hem echter te vlug af en toen hij moe werd van
de achtervolging probeerde hij een andere tactiek : hij zou het opgejaagd wild
uitschakelen door een rake trap. Velen ons ons hebben op deze manier een trap
onder hun achterste gekregen.
Daarna vlogen de
stouteriken in de hoek tot aan de speeltijd.
Wij zullen echter nooit te weten komen of meester Selleslagh het echt meende of
toneel speelde. Vermoedelijk beschouwde hij het als een toneelspel.
De lei en de griffel
bleven nog bestaan, maar in het derde en vierde leerjaar hadden we ook al een
kladboek om er onze oefeningen in te schrijven. We schreven nog steeds met een
ballonpen, waarmee we hadden leren schrijven aan het einde van het eerste
leerjaar.
Ballonpennen moeten er
destijds door het Leestse gemeentebestuur met duizenden gekocht zijn en meester
De Leers moet hectoliters schoolinkt hebben gemaakt...
9. Geerts Corneel Frans, dagloner te Leest, alsmede landbouwer te Tisselt,
Moer.
10. Alewaters Karel Lodewijk, landbouwer Tisseltbaan.
11. Teughels Jaak, werkman, Dorp.
12. Geerts Antoon, arsenaalwerkman, Molenstraat.
13. Potoms Lodewijk, verhuisde naar Blaasveld.
B.
Boonen Frans en Jacobs
Frans Jan Baptist, landbouwers te Leest Kouter, zijn aangehouden geweest als
spioenen voor het Engelsch leger, en opgesloten in t gevang te Antwerpen.
De eerstvermelde is na
eenige weken gevang, tengevolge van ziekte vrijgelaten, de tweede gemelde
Jacobs, werd eenige dagen voor de wapenstilstand tot de doodstraf veroordeeld,
maar zijn vonnis is niet uitgevoerd.
(GA-5/10/1920)
Joseph Rottiers, nr. 3
op bovenstaande lijst, was geboren te Opdorp op 16 mei 1887.µ
Hij was spoorbaanwerker
bij de staatsspoorwegen en werd door de Duitse bezetter weggevoerd naar het
kamp van Soltan, alwaar hij drie maanden verbleef zonder te willen werken.
Daarna werd hij overgevoerd naar Elsederutten alwaar hij onder bedreiging van
slagen en verhongering gedwongen werd te werken in de steengroeven en
ijzerertsmijnen tot 8 juli 1917, dit zonder loon.
Joseph Rottierswerd weggevoerd omdat hij weigerde voor de
Duitsers aan de spoorbaan te werken.
Te uitgeput om nog te
kunnen werken, werd hij teruggestuurd naar België.
(GA-13/2/1923)
Willem Lodewijk Leemans, nr. 4 op de lijst, werd geboren te Leest op
26/10/1890 als zoon van Antoon en van Maria Clotildis Van den Branden.
Hij zou weerkomen op 8 juli 1917.
(GA-13/12/1922)
Voor Antoon Geerts, nr. 12 op de lijst, schreef burgemeester Bernaerts op 6
maart 1917, volgende brief naar de heer Voorzitter van het Meldeambt te
Mechelen :
...Antoon M. Geerts,
werkman en wonende Molenstraat nr.8, is op 4 januari 1917 overgevoerd geworden
naar het kamp van Soltan (Duitsland).
Hij is gehuwd met Van
Kerckhoven Joanna Octavia, oud 36 jaren, en was, bij zijne wegvoering, vader
van 4 kinderen, die geboren zijn in 1905, 1907, 1912, en 1913.
Zijne vrouw is op 5 maart
1917 bevallen van een vijfde kind, hetwelk den last van dit gezin nog vergroot
en de hulp des vaders in dezen ogenblik vraagt.
Deze weggevoerde is
altijd van goed gedrag geweest, goed huisvader, spaar- en werkzaam, en zijne
terugzending wordt door zijn gezin en familieleden zeer betracht.
Van eene
landbouwersfamilie voortspruitende heeft hij altijd zijne bezigheid in de
landbouwerij gevonden sedert den duur van den oorlog.
In de hoop, Mijnheer, dat
deze vraag gunstig onthaal verwerve, bied ik u mijne groeten aan...
Julien Geerts, nr. 8 op de lijst, vertelde later zelf :
Ik vertrok op 4 januari
1917 vanop Nekkerspoel en kwam als laatste van allen terug op 15 juli 1917, na
6 maanden en 11 dagen.
Wie zes maanden had
gedaan in Duitsland kreeg na de oorlog een decoratie, ik was er nog juist bij.
We verbleven in het kamp
te Soltan. Daar waren de Leestenaars samen, maar om te werken moesten we uit
elkaar.
Eerst werd ik
tewerkgesteld in een steengroeve bij Melsdorf boven Kiel.
We moesten er kiezel
uithalen. Nadien heb ik in een melkerij gewerkt te Mecklenburg en op het
laatste zat ik in een houtfabriek te Luneburg waar ze triplex maakten.
Het eten dat we kregen
was niet fameus : van die groene kraag, beten gelijk we zeggen, gemengd met
mosselen of vis ; daar is geen enkele koe die dat gewild zou hebben. Ze gaven
ons ook Choukroute, witte kolen uit vaten.
We kregen ook pap van
zogezegde gebarsten tarwe, geen enkele maag wou dat verteren : dat kwam er
uit gelijk het er in ging !.
(LG, blz.264,265)
Jan August Maes, tijdens de oorlog in Hombeek wonend, was te Heffen geboren
op 18 april 1885. Later kwam hij naar Leest wonen in de Tiendeschuurstraat.
Hij was gehuwd met Maria Jozefina Leemans.
Omdat hij rijwielmaker was, een beroep dat toen onmogelijk uit te voeren
was, en bijgevolg werkloos, werd hij op 4 januari naar Soltan gevoerd.
Na drie maanden verplaatste men hem naar Elsederutten tot 26 juli 1917, de
dag zijner terugzending naar zijn vaderland.
(GA-6/2/1923)
1917 Op 8 januari richtte de burgemeester een nieuw verzoek tot de Zivil
Kommissaris
omtrent de herstelling
van de Zennebrug.
...de tijdelijke brug, door de gemeente aangesteld tot doorgang van
voetgangers
op de vernietigde brug, komt in
zeer slechten toestand en loopt dagelijks
onder water, het hout verrot,
zodanig dat er ongelukken kunnen uit voortspruiten.
Kan de nieuwe brug niet kortelings
geplaatst worden om de verantwoordelijkheid
der gemeente te dekken bij
ongevallen...
Dat jaar zou de nieuwe
brug er komen. Ze werd gelegd door de Duitsers, de oude
Maandelijks moesten de
boeren zich met hun paarden ter keuring aanbieden. De beste paarden werden er
uitgekozen en tegen lage prijs naar Duitsland gevoerd. Het gebruik van ossen
werd algemeen. De familie Schelkens (die van den Duits) had een
alternatief :de vier zonen vervingen hun door de Duitsers
aangeslagen paard.
Achter de ploeg vader
Schelkens, ervoor zonen Cyriel, Fons (huwde Roos Beullens), Jan en Piet.
Op 10 maart verscheen een nieuw bevel meldende dat de burgers van Mechelen
en omstreken verzocht waren hun koperwerk in te leveren in de fabriek van
Vincke in de Leopoldstraat.
Diegene die het bevel niet nakomt zo luidde de plakkaart stelt zich bloot
volgens de verordening van 13 december laatstleden aan gevangenisstraf tot 2
jaar en een geldboete tot 20,000 mark.
Enkele dagen later werd van huis tot huis huiszoeking gedaan.
In 1917 betaalde men de kolen tot 120 fr de 1000 kilos.
Voordat de aardappelen hunne volle rijpheid hadden bekomen zag men reeds
duizenden burgers de landbouwers bestormen om enige kilos te kunnen bekomen in
afwachting van de komende winter, dit ondanks de zware boeten en het verbeuren
van dit voedsel door de Duitsers.
De woekerhandel werd in de hand gewerkt omdat men te Brussel in de maand
september 1918 bv de aardappelen tegen 3 en 4 fr het kilo verkocht.
Gedurende gans de oorlogstijd was het onmogelijk vis te kopen. Men betaalde
pekelharing 2 fr het stuk, een halve stokvis 6 tot 8 fr en zij waren maar
zelden te bekomen.
In de lente van 1918 was het brood niet meer eetbaar : meer zemelen dan
bloem, de armoede werd hoe langer hoe groter.
Enkele prijzen van 1917 en 1918 : tarwebloem per 100 kgr : 850 a 950 fr.
Hesp (ham) : 45 fr. Spek : 45 fr. Vet : 63 fr. Boter : 40 tot 45 fr.
Melk per liter : 1,25 a 1,50 fr. Eieren
per stuk : 1,50 a 2,40 fr.
Koffie per kg :80 fr. Bruine zeep :
30 fr per kilo. Lampolie : 25 fr.
Petrol : 25 fr. Rooktabak : 70 tot 80 fr per kilo.
Velen vergenoegden zich met het roken van allerhande gedroogde bladeren van
struikgewassen.
In november 1916 verscheen er een verordening waarbij, op straf van een
zware boete, verboden werd zichtbaar licht te maken, om het gevaar van
luchtaanvallen tegen te gaan.
De voorraad steenkolen die de arme bevolking van het steunkomiteit kon
bekomen, bedroeg slechts 120 kg per maand en per gezin.
Op het einde van 1917 waren voedingsstoffen en kleedsel niet meer kopelijk.
Vele werklieden zag men langs de straten slenteren met gescheurde broeken
en vesten.
Vrouwen met kledingsstukken van allerlei lappen aaneengenaaid.
Katoen of saai konden de arme mensen niet meer kopen.
Een enkel bobijntje naaigaren betaalde men tot 16 a 20 fr.
Door de verschrikkelijke duurte van het leder (230 frank per kilo op het
einde van 1917), werd het vele burgers onmogelijk schoenen te kopen. Het dragen
van klompen werd algemeen ofschoon men ze 8 tot 10 frank het paar betaalde,
tegen 1,05 fr voor de oorlog.
Een hoed was onmogelijk te kopen, een gewone klak betaalde men tot 25
frank.
(De Duitschers te Mechelen Frans Verhavert Drukkerij L.A.Godenne
1919)
1914 Einde november stierf er een koe van landbouwer Jozef Polfliet uit
de
Tisseltbaan.
Veearts Van Passen uit
Willebroek keurde de vier kwartieren goed, de afval werd
afgekeurd. Het vlees werd
verkocht voor 70 en de huid voor 29 frank. (GA)
1915 Gedetailleerde opgaven van de
bevolking der gemeente volgens de nauwkeurige
telling gedaan, bij de uitgaaf der
bloemkaarten, voor de verdeeling van het meel
en bloem :
1. mans, gezinshoofden245
2. gehuwde vrouwen en weduwen255
3. getal kinderen boven 2 jaar 844
4. andere personen157
totaal1501
De kinderen beneden de 2 jaar zijn
niet begrepen.
GA-19/4/1915)
1915 In de gemeente zijn (opnieuw) twee graanmolens werkzaam :
1. De stoommolen van de
weduwe Bonifacius Lauwers, die per dag 1500 kg kan
malen.
2. Een graanmolen met
naphte van Alfons Maes, goed voor 1300 kg per dag.
(GA-21/10/1915)
1915 Schatting van de gemeente omtrent de oogst van 1915 :
er werd 28 hectaren tarwe
verbouwd, gevende of kunnende opbrengende 2000
kg het hektaar.
166 hektaren rogge,
geraamde opbrengst 2000 kg het ha.
105 ha wintergerst,
geraamde opbrengst 2500 kg per ha.
Voor de 25 ha haver
slecht zijnde van wasdom, is de schatting onmogelijk.
1915 Voor 1915 voorzag het gemeentebestuur :
Noodige meel of bloem gehalte noodig per dag : 40 zakken.
1914 Op 23 oktober sneuvelde Leestenaar Jan Victor Roelants te
Stuivekenskerke
aan de Ijzer.
Het was bij de zware
gevechten om de brug van Tervaete, waar de Duitsers over
deIjzer waren geraakt. Het waren moordende
gevechten : aan de buitengevel van
de kerk van
Stuivekenskerke, vanwaar de Belgische tegenaanval vertrok, staat een
herdenkingsplaats die
vermeldt dat die 23 oktober, 1200 Carabiniers en twee
derde van het
officierenkader niet terugkwamen van die tegenaanval.
Jan Roelants was geboren
te Leest op 25 februari 1883 als zoon van Jan en Maria
Louise Vertongen.
1914 Enkele tijd na de
overrompeling van 1914, werd door de Duitse bezetters
begonnen met de Belgen, al ei zo
na, tot op hun hemd uit te kleden, zogezegd
geruild voor hun dag en nacht gulle
waardevolle bijgemaakte papierkens, en wat
voor de veroveraars niet tot
verkoop was te verleiden, bleek voor hen dan niet te
zwaar of te heet.
Inbreng van wol of koperwerk gold
als afkorting op n bepaalde som van een
verplichte gezinsbijdrage, de
laatste bomen verdwenen uit de bossen, de notelaars
uit de woonerven voor hun tekort
aan geweerkolven, de paarden tot motorkracht
voor hun ergens in de modder
verzonken kanonnen, de klokken uit de torens,
jonge mannen en vaders als helpers
naar het vreemde land.
Hulpkomiteiten zagen hun
mogelijkheden slinkenen de Duitsers
vreven alle
schuld op de bevolking.
Daartegen brachten de
protestzangers spottend eigen kritiek : in de dorpen :
De meiskens van Brussel die
smokkelen zeep, zeep, zeep, enz., in de steden :
En de boeren hebben een
markmachien, n markmachien, enz..
(J.A.Huysmans DB juni 1980
Waterkiekens in onze rivieren)
In de Komiteiten konden de burgers aan verminderde prijzen eetwaren
bekomen, die voor elk huisgezin en per hoofd verdeeld waren.
Brood en aardappelen moest men insgelijks in de huizen, door de komiteiten
daarvoor aangewezen, gaan halen.
Het brood bestond uit een mengeling, meer zwart dan wit.
Het tarwebrood werd verkocht bij de bakkers die daartoe een bijzondere
vergunning bekomen hadden. Deze bakkers waren zeldzaam.
In 1916 mocht geen enkele bakker nog brood bakken, buiten degenen die door
de komiteiten aangesteld waren; tarwebrood was verboden.
Men kon niet meer dan 250 gr. brood en300 gr. Aardappelen per hoofd bekomen en dit rantsoen werd nog merkelijk
verminderd op het einde van het jaar.
Het was niemand toegelaten zijn voorraad aardappelen op te doen.
Voor iedere landbouwer was een hoeveelheid aardappelen bepaald, die hij
moest leveren
aan de komiteiten.
Het was de burger haast onmogelijk de enige kilos aardappelen die hij van
de landbouwer bekomen had in de stad te brengen zonder gevaar te lopen
aangehouden te worden en met een zware boete gestraft te worden.
In 1917 en 1918 verergerde deze toestand nog. Suiker, rijst, bonen, enz.
Moesten in het komiteit genomen worden ; er was een hoeveelheid per hoofd
bepaald.
Zo was het ook voor spek en vet, en toch was het dan nog zelden te bekomen.
Om de duurte van de koffie waren vele burgers genoodzaakt gebrand koren of
gerst te drinken in plaats van koffiebonen. Een Duits bevel verbood graan en
bitterpeën te branden op op den buiten te gaan kopen op straf van zware boete.
Alles werd opgekocht en naar Duitsland vervoerd.
De schillen der aardappelen werden ten huize afgehaald en men betaalde ze
10 tot 14 centiemen per kilogram.
Einde november 1916 was er bijna geen boter meer te bekomen.
Reeds van 1915 werd dagelijks aan duizenden werklieden door de zorg der
komiteiten soep en brood uitgedeeld.
Maandelijks moesten de buitenlieden met hunne paarden ter keuring naar de
stad komen. De beste paarden werden er uitgekozen en tegen lage prijs naar
Duitsland gevoerd.
Het gebruik van ossen werd algemeen.
Bij al de duurte der levensmiddelen werd er nog woekerhandel op grote
schaal gedreven.
Sommige waren sloegen zelfs met het uur op, niettegenstaande de handelaars
op dat ogenblik reeds een schone winst konden opstrijken.
In Duitsland was er gebrek aan leder. De Duitsers eisten nu in België alle
leder op zodat het bij ons schaars en duur werd, men betaalde een paar schoenen
in 1917 tot 125 frank, en in 1918 150 tot 200 fr.
Op15 januari 1917 werd een Duits
bevel in bijna al de huizen der stad (Mechelen) rondgedragen waarop de burgers
het gewicht koper moesten aantekenen dat zich in huis bevond.
6. 35 banken, barometer, twee thermometers, kruisbeeld,
OLVrouwbeeld, begroot op1490 fr.
7. Heropbouwen van het gedeelte eener klas, nieuwe
vloer in een andere klas,
plaffonering, beschadiging aan
deuren, witten schildering en
inzetten van vensterruiten,
begroot op950
fr.
Samen :4.435 fr.
Oorlogsschade aan monumenten,gebouwen, landgoederen
toehorende aan particulieren.
1. Houten graanwindmolen, genaamd Steinenmolen, van weduwe Frans Van
Winghe,
Kapellebaan : vernield door
brand.
2. Houten graanwindmolen, van weduwe Bonifacius Lauwers, aan de Knip,
vernield door brand.
3. Landbouwerswoningen van :
a) Polycarp Verhoeven,
Kapellebaan : vernield door brand.
b) H. Louis Daelemans,
Kapellebaan : vernield door brand.
c) Pieter Jan Diddens,
Blaasveldstraat : vernield door brand.
d) Constant Diddens, Molenstraat
: vernield door brand.
e) Joseph Nuytkens, Molenstraat :
vernield door brand.
f) Alfons Piessens, Mechelbaan :
vernield door brand. Meubelen, oogst, enz. dezer zijn
ookvernield.
4. Woningen van :
-Theod. Van den Heuvel, Dorp :
beschadigd.
-Weduwe Buntinckx Hofmans, Dorp :
beschadigd.
-Weduwe Van Moer, Dorp :
beschadigd.
-Arnold Teughels, Dorp :
beschadigd.
-Jaak Vloebergh, Dorp :
beschadigd.
-Jan Huysmans, Dorp : beschadigd.
5. Schuur gebruikt door Willem Slachmuylders : vernield door brand.
Deze schuur, staande op de
Kapellebaan,is eigendom van Duc dAost
Turino.
(GA-27/2/1919)
Oorlogsschade aan buurtwegenis.
Grote schade was toegebracht aan :
-Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Tisselt, wegen nrs 4, 10 en 28
van het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot
noodig.
-Steenweg van Leest naar het Heike Hombeek, nrs 5 en 9 van het atlas. Deze
twee
steenwegen zijn in zeer slechten toestand.
-Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek, deels beschadigd
wegen nrs 3 en 2 van het atlas.
-Steenweg van Kapelle op den Bos naar boskant Hombeek, weg nr. 5.
-De brug over de St.Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest is
grotelijks beschadigd.
-De kiezelweg in de Laerestraat is grotelijks beschadigd. (GA-30/1/1919)
-De schade aan gemeentewegen werd in 1920 geraamd op 12.835 fr. Aan
steenwegen voor groot verkeer op 14.280 fr. (GA-8/5/1920)
1914 Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste
schermutselingen, de
Leestenaar Ludovicus
Louis Jacobs.
Hij was te Leest geboren
op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van
Loock.Hij diende bij het 12de Linieregiment.
1914 29 september : Het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : ...mijn
vrouw en ikreden dan met onze beide kruiwagens met onze
drie kleine kinderen
op de vlucht..
(...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te
schieten
en we waren verplicht, gebukt en
met een zware last op onze kruiwagen te rijden
van aan de bareel tot aan het
Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen.
Aan de hoeve van Jef Scheers
gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik
wierp hem in de hof. Wij gingen
voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de
karren, van dewelke een paard zijn
zadel verloren had.
Ik mag ook neit vergeten te zeggen,
dat terwijl wij op de vlucht waren, de
windmolen van Stijnenmolen
afgebrand is..(t Ridderke, nr.4,1996)
1914 30 september : Het fort van Walem werd door de Duitsers ingenomen.
De Belgische soldaten
sloegen op de vlucht. (KH)
1914 30 september :
...Jan Baptist De Cuyper ,zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward
Leemans, landbouwers te Leest uit
de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht,
op 30september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche
soldaten gevangen genomen. Ze
werden tegen de muur eener woning opzij
geplaatst, met den rug naar de
Duitschers.
Eene ontploffing volgde, en deze
drij personen vielen getroffen ten gronde.
Leemans bleef roerloos ten gronde
liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de
Duitsers vertrokken waren, kon hij,
alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en
verder vluchten in de richting
Willebroek, waar hij verpleegd werd.
Een zijner armen was verminkt,
zoodanig dat hij meer dan zes maand in t
gasthuis verbleef ; het gevolg is
dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit
lichaamsdeel.
Zijne twee gezellen, De Cuyper en
vrouw, verloren er het leven bij.
Leemans verklaarde dat de
Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar
2 of 3 passen van hen stonden.
Verschillende inwoners der
gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen
waren niet gevlucht. Sommigen
werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij
elkander geplaatst,anderen werden
naar Zemst geleid en daar verschillende
dagen opgesloten gehouden.
Jaak Teughels werd, na zich
verschillende dagen verdoken gehouden te hebben
onder een goot, en zich gevoed te
hebben met rapen en wortels, door de
Duitschers ontdekt.
Alhoewel hij alleen niet meer kon
gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en
vervolgens naar Duitschland
gezonden.
Gelukkig werd hij na korte tijd
teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.
In bijna alle woningen, door de
gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd
ingebroken.
Deuren, kasten, geldkoffers
verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd.
Al wat eenige waarde had als
ljnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en
gereedschap werd meegenomen of
verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.
Veel vee, bijzonder zwijnen en
pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers,
en dit in zulk getal, dat
verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting,
later in staat van ontbinding op
verschillige plaatsen gevonden zijn.
Door de beschieting is groote
schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen,
aan den toren, aan de pastorij, aan
de grafmonumenten en aan de
omheiningsmuur van het kerkhof.
Eene klas der meisjesschool is in
brand gestoken en den inhoud is door het vuur
vernield.
Vele schoolmeubelen zijn door de
Duitschers vernield en al de boeken zijn
verbrand geworden. (GA-8/1/1920)
Bezet België werd bestuurd door de Duitse gouverneurs-generaal von der
Goltz (2/11/1914 tot 2/12/1914), von Bissing (2/12/1914 tot april 1917) en von
Falkenhausen (april 1917 tot november 1918).
Het etappegebied stond wegens de nabijheid van het front rechtstreeks onder
militair bestuur.
Er was tevens een Duits burgerlijk bestuur, dat samen met het militaire
bestuur de Belgische ambtenaren, die met instemming van de regering in Le Havre
in functie bleven, controleerde.
Er rezen tal van conflicten tussen dit dubbele Duitse bestuur en het
interne Belgische bestuur.
De stemming onder de bevolking was hoofdzakelijk anti-Duits als gevolg van
de gewelddaden en represailles, van de afschaffing van de grondwettelijke
vrijheden en door het optreden van bepaalde figuren, zoals kardinaal Mercier en
Adolphe Max, burgemeester van Brussel.
Er heerste door de oorlogsomstandigheden bovendien een grote werkloosheid,
met als gevolg dat ca. 100.000 personen vrijwillig in Duitsland gingen werken,
terwijl er daarenboven nog ca. 120.000 werden gedeporteerd.
Door de verplichte inlevering van grondstoffen en levensmiddelen heerste er
gebrek aan voedsel, wat wel enigszins gecompenseerd werd door de distributie
van levensmiddelen uit Amerika.
Daarbij kwam nog een zware oorlogsbelasting van 50 mln. frank, die de
bezette gebieden maandelijks aan Duitsland moesten betalen.
Te Leest begon men zich stilaan aan te passen aan de oorlogsomstandigheden.
De meeste vluchtelingen waren weergekeerd en togen aan de arbeid.
Het gemeentebestuur maakte de balans op :
-9 huizen waren onbewoonbaar geworden door de beschietingen.
-8 waren er zwaar beschadigd.
-Het aantal daklozen beliep 71 en 45 huisgezinnen zaten zonder
bestaansmiddelen.
In de gemeente was er hoogdringend nood aan meel, rijst, vet of reusel,
bonen, zout, erwten, kledingstukken, schoenen, klompen en petroleum.
1914 20 augustus : Duitsers blazen de treinrichels op, op het Heike. (KH)
1914 Tot20 augustus bleef het rustig in onze
omgeving. Het was stilte voor de storm.
De Duitse troepen lagen in de
omgeving van Brussel.
Zemst lag in het niemandsland,
tussen twee legers in. Om de beweging rond de
forten te kunnen gadeslaan, zette
de vijand voorposten uit op de uithoeken van
dat niemandsland.
Belgische soldaten hielden de wacht
in Leest.
(...)
(Een dorp in een wereldoorlog,
Zemst 1914-1918 van R.Van Kerckhoven)
1914 Half augustus : DE EERSTE
DUITSERS TE LEEST
Remi Spoelders :
...Toen de eerste
Duitsers in 1914 vanuit Hombeek op de Kouter verschenen, werden ze door enkele
Belgische achterblijvers op geweervuur onthaald.
Eén van die Duitsers wou
zich in ons huis komen verschuilen, maar Peter War (War De Wit) sloeg de deur
dicht voor zijn neus. Hij geraakte niet eens meer buiten de hof, en werd
doodgeknald vanuit het huis van Jef Verlinden, dat toen in opbouw was.
Ons moeder zat aan het
venster te kijken tijdens de schietpartij, en wij kleine kinderen moesten ons
achter de schouw wegsteken...
(Remi Spoelders in LG-blz.289)
Albert Huysmans :
...Een vluchteling uit
Zemst vertelt dat op verkenning zijnde Ulanden der Duitse ruiterij daar huizen
hebben afgebrand en bewoners gedood.
Onwetend wat oorlog was,
trokken mannen en vrouwen onder de noen, met de garde op
kop, langs de Zennedijk
om naar die slachting te gaan kijken.
Ze moesten zich echter op
een gegeven ogenblik in allerijl reppen om een plots losgebroken geweervuur te
ontlopen.
In de namiddag was ik
gaan spelen met andere kinderen bij de loopgrachten. Eensklaps dwongen de
schildwachten ons bij hen neer te hurken, op een gegeven vlaggesein vanaf de
Hombeekse Wiekenmolen even voorbij de Laerestraat.
Allen zagen we toen in de
Bleukensweg een aankomende ruiter, en ginds, langs de binnenkant van de
Zennedijk, daarboven uithuppelend, ook een paardekop en een pinhelm.
Plots klonk het bevel :
vuur ! Het paard in de Bleukensweg steigerde en de ruiter viel ten gronde. Hij
wist echter de Zennedijk te ontkomen.
Die avond heeft een
Duitse voorhoede het vuur gestoken aan de houten molen, hij is geheel
afgebrand.
Die nacht werd ook door
het leger de ontruiming van het gebied bevolen.
Later hebben de Duitsers
aan de linkerzijde van de kerk een vak afgebakend als begraafplaats voor hun
zeven en twintig hier gesneuvelden...
(Albert Huysmans LG, blz.254)
Albert Huysmans :
...Twee dagen na de
veldslag rond Eppegem, half augustus 1914, werd vanaf den molen Den Bleuken
Alverman (Hombeek) met vlaggeseinen, door een uitkijkpost der Belgische
achterhoede, opgesteld in de loopgrachten bij den Leestse Dorpskouter,
aangegeven dat ze de komst zagen van n twaalftal ruiters der Duitse Huzaren,
langs de Hombeekse Zennedijk.
Die Duitsers hadden dit
gevlag ook gezien, en maakten rechtsomkeer.
Een vluchteling uit
Hombeek meldde, dat die Duitse horde daar bij een herberg in het Dorp waren
afgestapt. Van hier vertrokken zes scherpschutters er op af, en van achter een
hoekhuis in de straat, vuurden die naar bij de paarden staande schildwachten.
De hele bende kwam buiten
gesprongen, en spoorden op hun rijdieren ten allen kanten uiteen.
Wat later namen de
loopgrachtmannen, ginds in den Bleukensweg, twee ruiters onder vuur, waarvan er
een stervend werd opgehaald.
Die nacht sluipten
Duitsers tot bij den houten molen, en staken er het vuur aan.
De uitkijkjongens en het
molenaarsgezin zijn gelukkig aan een mogelijke uitmoording kunnen ontsnappen.
Bij thuiskomst na de
vlucht, vond de molenaar nog wat resten van zijn Bleuken Alverman, en die
ging alzo de geschiedenis in.
(J.A. Huysmans DB augustus 1980 Vijfwindvriendenspel)
Stephanie Dumont : (Dochter van de hoofdonderwijzer van de jongensschool)
...in 1914, op 15
augustus, kwamen mijn twee broers mij halen te Overhespen waar ik woonde en les
gaf en brachten mij naar Leest bij onze ouders.
Mijn broers keerden weer
naar hun scholen.
Op 20 augustus vluchtte
ik naar Boom met mijn ouders.
Na drie weken kwamen
terug per camion naar Leest, waar al de deuren open stonden.
Op een morgen rond 4 uur
bracht een Duits soldaat de 2 jongste kinderen Albert en Jan, van Beullens uit
de Biest, bij ons.
Die waren alleen thuis
achtergebleven als hun ouders en de overige kinderen werden verjaagd. Als alles
kalm werd rond hun huis, hebben ze allerlei op hun kruiwagen geladen en kwamen
ze naar t dorp, op zoek naar tante Trien en vandaar zijn ze bij ons aangeland.
Ja, die kruiwagen :
daarop stond een mand en daarin een brood, een zij spek, een kom vet, een
broodmes, een pot voor water, een doos met knoppen en garen, een naald stak aan
de kraag van hun jaske.
Ik vroeg : Wie heeft dat
alles voor u gereed gemaakt ?
Ik, zei de kleinste,
(Albert, nog geen 5 jaar) maar het spek heeft onze Jan uit het vleesvat
genomen, want ik kon er niet aan, ik ben nog te kleintjes.
En die naald ?
Die steekt daar om ze
niet te verliezen, want als er na ne knop af mijn broek ging, moest ik er hem
toch aanzetten hé.
De eerste Leestenaar die
we na 14 dagen weer zagen, was Louis Van den Brande.
Die vertelde ons hoe alle
mensen op zoek waren naar hun koeien en andere beesten.
Vader deed aan Beullens
zeggen dat zijn zoontjes bij ons waren.
Vader Beullens is al
lopende tot bij ons aangekomen en dan hebben we een scéne gezien tussen de
kinderen en hun vader en we habben allen samen tranen van geluk gestort...
Vijfentwintigste
kind van raadslid Buellens ten doop gedragen
LEEST In de gemeente Leest is het voor een paar dagen niet weinig
feest
geweest ter gelegenheid van de geboorte van het 25ste kind in
de familie van
Frans Beullens, gemeenteraadslid.
De
klok werd geluid bij den doop en de Eerwaarde Heer Pastoor kwam het
doopkind, de vader, peter en meter van op het dorpsplein afhalen en
hartelijk
proficiat wenschen.
Ook
in den gemeenteraad werd de familie Beullens welgemeend geluk gewenscht.
Meneer Beullens, die deel maakt van verscheidene maatschappijen der
gemeente,
heeft deze als dank een genoeglijk feest beloofd.
(GvM-18/5/1996 herhaling van origineel bericht van
juli 1914)
1914 31 juli :
Volgende Leestenaars werden nog gauw onder de wapens geroepen :
Jan Jaak Peeters, Frans Campion,
Pieter Jan Pateet, Juliaan R. Verbergt, Jan Frans
Verbruggen, Jan Frans Geets, Leon
Th. Van Steen, Alfons Frans Lauwens, Frans
Coeckelbergh, Laurent Lemmens,
Constant Troch, P.J.Const. Van den Brande en
Victor Steenmans. (GA-12/8/1914)
In verband met de spanning in Europa werden in België de op 10 juli
1914
met
klein verlof gezonden militairen van de lichting 1913 op 27 juli
teruggeroepen.Twee dagen later werden drie lichtingen onder de wapenen
geroepen : de eerste stap naar mobilisatie was gezet.
Op
31 juli kwam een kabinetsraad bijeen, waarin onder invloed van de Duitse
maatregel Zustand drohender Kriegsgefahr tot mobilisatie werd besloten
met
als
eerste mobilisatiedag 1 augustus.
Op 2
augustus werd gesproken over de uitgangsstelling. De chef-staf, generaal
Antonin Selliers de Moranville, zei dat uiteindelijk moest worden
teruggetrokken
op
Antwerpen. Hij wilde daarom slag leveren voor die stellilng bij de Gete, waar
reeds stellingen waren aangelegd.
De
bezettingen van Luik en Namen moesten intussen de Duitse opmars zoveel
mogelijk vertragen.
De
sous-chef, generaal baron de Rijckel, weigerde uit te gaan van een terugtocht.
Hij
wilde de doortocht van vijandelijke troepen belemmeren.
Daarom wilde hij blijven staan of op het plateau van Herve of in een
stelling bij
de
Geer of de Ourthe.
Zou
de tegenstand te groot worden, dan kon het plan van de chef-staf uitgevoerd
worden. Hij wilde er verder de nadruk op leggen dat Antwerpen niet
alleen als
verdedigingsstelling moest worden gebruikt, maar dat men ook vanuit die
stelling
uitvallen moest ondernemen.
Toen
hij ervoor pleitte dat de 3de en 4e divisie ter
beschikking van de
commandanten van Luik en Namen zouden komen, ontketende hij een enorme
discussie. Koning Albert, de opperbevelhebber, bepaalde tenslotte dat
beide
vestingen slechts zouden worden versterkt met een brigade en dat België
zich in
eerste instantie zou verdedigen bij de Maas.
Op 2
augustus om 19u00vroeg de Duitse
regering toestemming voor de
doortocht van haar troepen. Hierop werd de volgende morgen om zeven uur
een
weigerend antwoord gegeven. Het bleef nog rustig, maar op 4 augustus s
morgens om acht uur overschreden Duitse eenheden de Belgische grens,
waardoor de oorlogstoestand was ingetreden.
Na
de mobilisatie was het Belgische leger op 6 augustus samengetrokken in het
gebied Perwez-Tienen-Leuven-Waver, terwijl de cavaleriedivisie meer naar
voren bij Waremme was geconcentreerd.
Men
had alles zo goed mogelijk voorbereid en toen de Duitsers het land
binnengedrongenwaren, besloot
men de hulp van de garanderende
mogendheden Engeland, Frankrijk en Rusland in
te roepen. De desbetreffende
telegrammen werden tegen de avond van 4 augustus verzonden.
De
grote oorlog was ontketend...
(Dr.J.Verseput 14-18 De Eerste Wereldoorlog,
blz.203 en 204)
1914 De Leestse landbouwer Livien Polycarp
Verhoeven, die 7 hektaren en 35 aren
oppervlakte bewerkt, verliest daarvan een groot deel voor aanleg van
loopgraven.
Loopgraven zijn gemaakt geworden van minstens 300 m lengte.
(GA-30/4/1921)
1914 4 augustus : Uitgerust met lansen van drie en een halve
meter lang, reed de
Duitse cavalerie in de ochtend van 4 augustus 1914, België binnen...
(14-18 Geschiedenis Prof. Dr.
F.Heer)
De eerste wereldoorlog is
uitgebroken.
Op 4 augustus overschreden de Duitsers de Belgische
grens.
De langste route naar Frankrijk zou afgelegd moeten
worden door de Duitse rechtervleugel. De door een bijna onneembaar geachte
fortengordel omgeven vesting Luik werd snel veroverd.
Half augustus stroomde een half miljoen Duitse
soldaten de Belgische laagvlakte in.
De in de Gete-stelling samengetrokken Belgische
troepen konden onvoldoende tegenstand bieden : al op 20 augustus trokken de
Duitsers de Belgische hoofdstad binnen. Van Brussel uit draaide de Duitse
rechterflank naar het zuidwesten.
Van een doeltreffende coördinatie tussen het Belgische
en het Franse leger en de inmiddels op Belgisch gebied gearriveerde eenheden
van het Britse expeditiekorps was geen sprake geweest.
Het Belgische leger trok zich terug binnen de
fortenlinie van Antwerpen.
Ook de Belgische regering had zich inmiddels daarheen
begeven.
De zuidelijke opererende Duitse legers maakten
eveneens snelle vorderingen.
Namen, Dinant en Bergen vielen op 23 en 24 augustus in
Duitse handen.
Onvoldoende informatie en misrekeningen omtrent het
gebied waar het zwaartepunt van de Duitse aanval zou komen te liggen, leidden
aan Franse kant tot inadequate tegenmaatregelen en tegenslagen, die zich
slechts door onenigheid tussen de Duitse legerbevelhebbers en een snelle
terugtocht van het Franse 5e leger niet tot catastrofes zou
ontwikkelen.
Inmiddels waren Duitse troepen zich in verschillende
plaatsen te buiten gegaan aan gruwelijke terreurdaden tegen de burgerbevolking.
Plunderingen, brandstichtingen, gijzeling en
moordpartijen op grote schaal hadden plaatsgevonden.
Drie weken na het begin van de Duitse opmars was het
grootste deel van het Belgisch grondgebied in Duitse handen.
De legers van Wilhelm II stonden aan de Franse
noordgrens, gereed voor de sprong naar Parijs... (Dr. J.Verseput 14-18 De Eerste Wereldoorlog blz.
197)
1914 12 augustus :
Brief van burgemeester Bernaerts :
In
de gemeente zijn nog volgende hulpmiddelen voorhanden :
-paarden : 110 (poneys inbegrepen)
-velos : 125
-autos of motos : geen
-benzine, olien of spiritus zijn niet voorhanden
-honden voor veldgeschut : 25
-eetwaren: meel, rijst, suiker, enz. : geen
-voeder voor paarden : geen
-lakens, lijnwaad, enz. : geen.
1914 16 augustus :
Rond de middag bereikt een patrouille Uhlanen den Dries te
Hombeek. In de Kattestraat is er
een schermutseling met Belgische Jagers te
paard. Eén Duitser is getroffen
maar kan ontkomen met de hulp van zijn makkers.
Zijn lans en een bot heeft hij
achtergelaten. (KH)
1914 19 augustus :
22 uur Het 4e Regiment Karabiniers komt te Leest toe, dit na een
uitputtende voetmars.
Onder hen twee Leestenaars Victor
Roelants en Jan Huys (beiden zullen later
Sneuvelen) en dokter Max Deauville
die zijn ervaringen uit die eerste maanden
van de oorlog te boek stelde :
...wij
marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de
zon.
Wij arriveren te Hombeek bij t vallen van de avond.
De
artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar
wij
moeten nog verder gaan tot Leest.
Onze
schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker.
De
avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het
tien
uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen.
Er
is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor
de
gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van
de
mannen slapen.
Er
worden ook grote vuren aangebracht.
De
schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de
dorpshuizen.
De
bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen.
Kort
daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhonkende gedaanten.
Eén
van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een
lantaarn verlicht een van de gangen, mensen
lopen in en uit.
Soldaten liggente slapen in de
gangen en op de trappen. We kruipen met tien in
een
klein vertrekje.
Om
middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht !
De
vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht
in.
Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van
een
Burgemeester Bernaerts overhandigde
aan Lodewijk Wauters, schepen en
voorzitter van het
Weldadigheidsbureel, het burgerlijk kruis van 2de klasse en aan
gemeenteraadslid Theophiel
Verschueren, de medaille van 1ste Klasse, als
beloning hunner trouwe diensten
gedurende meer dan 35 en 25 jaar.
(verleend KB van 15/5/1913)
1913 22 augustus :
Brouwersgast en herbergier Antoon Geerts uit de Tisseltbaan,
overleed op 26-jarige leeftijd aan
typhus.
Hij was in militair verlof.
De woning werd ontsmet door F. De
Muyer, ontsmetter uit Mechelen. (GA)
1913 Gazet van
Mechelen 30 september :
Moederken
Diddens 108 jaar !
Moederken Diddens van Duffel, uit de Waarloosstraat
8, maakt bekend dat haar jaar weeral om is en dat ze zo gezond is als een
vischken...
Intusschen kunnen ik en gij zien en bewonderen een ten
volle honderd en zevenjarige, een echte, in levende lijve.
Geboren te Leest, den 16 Vendemiaris van het jaar XIV
der Fransche Republiek.
Aan hen die nieuwsgierig zijn om te weten wat een
mensch zooal op de been kan houden in zijne ouden dag, deelt Melanie de enig
overgebleven dochter van vijf kinderen, die zelf al wat is, bereidwillig
moeders dagorde mee.
Moeder staat om 7 ure op en gaat om 7 ure slapen,
drinkt s morgens een tasje koffie met boterhammekens en een sneeken peperkoek.
Om 11 ure wat patatjes met melk, daarbij een eitje ofwat gekapt, gelijk het valt zegt Melanie.
Dan naar t bed tot in den namiddag. Om half vier haar
tasje koffie met boterhammekens en een sneeken peperkoek. Om 6 ure een licht
eitje en daarmee kan moeder voorts..tot in den nacht !
Lacht niet, regelmatig, rond middernacht weer een
tasje koffie met boterhammekens en haar sneeken peperkoek.
In den dag troont moeder in haar groenfluwelen zetel,
bidt gedurig aan den Rozenkrans, aanroept haar talrijke heiligenreeks, zegt een
bijzonder gebed voor den Paus, den Cardinaal...
...
1913 Gazet van
Mechelen 11 oktober : Moederken
Diddens
Gisteren 8 oktober, stapte moederke Diddens haar 109de jaar
in.
De
burgerlijke en geestelijke overheden der gemeente Duffel zijn haar dan ook
gaan groeten en gelukwenschen.
1913 29 oktober :
Overlijden van Maria Theresia Vleminckx, beter bekend als
Moederke Diddens. Ze werd 108
jaar en 21 dagen.
Maria Theresia Vleminckx was op 8
oktober 1805 te Leest geboren.
Maria groeide op bij haar ouders in
de Winkelstraat op een klein pachthof.
Ze was er geboren op 8 oktober
1905.
In 1837 trad zij in het huwelijk
met dorpsgenoot Guillielmus Willem Diddens.
Het echtpaar kreeg vijf kinderen
waarvan er drie vroegtijdigzouden
sterven.
In 1840 verhuisde de familie naar
Duffel en bouwde daar een pachthof op de
Lentse heide.
In 1885 verloor moederke Diddens
haar echtgenoot, een zware slag.
Nog 7 jaar boerde zij op hetzelfde
pachthof, bijgestaan door haar dochter.
Op 87 jarige leeftijd (1892) ging
zij van een welverdiende rust genieten nabij de
kerkin de Waarloosstraat samen met haar twee
overgebleven dochters.
Op 8 oktober 1905 vierde Duffel op
indrukwekkende wijze haar eeuwfeest.
Gans het dorp was bevlagd en
versierd en na een dankmis trok in de middag een
prachtige enkunstvolle stoet door de straten.
Dit werd op 9 oktober 1910 toen ze 105 was
geworden, met evenveel verve
overgedaan.Duizenden mensen kwamen toen naar Duffel
afgezakt, ook uit
het buitenland.
Bij haar overlijden was moederke
Diddens de oudste inwoonster van België.
Over een drietal dagen is alhier in de gemeente een erg ongeluk
voorgevallen.
De
landbouwer H. De Maeyer, wonende Leestsche Heide, was aan t arbeiden.
Twee
zijner kinderen speelden in de omtrek. Een der kinderen wilde op zeker
ogenblik over den ijzerenweg gaan, alhoewel den barreel gesloten was,
met er
langs onder door te kruipen, en een trein was in aankomst.
De
barreelwachter die zulks bemerkte riep op de kinderen om te blijven staan,
doch
zij hoorden hem niet en kwamenop de
spoorbaan.
Een der kinderen, de kleine Frans, oud 5
jaar, werd door de voettrede van eenen
wagon gevat en eenige meters verre weggeslingerd.
Gelukkiglijk niet in de richting der riggels.
Erg
gekwetst aan den arm werd het knaapje opgenomen en naar het gasthuis van
Willebroeck overgebracht om aldaer verzorgd te worden.
De
kwetsuur is erg doch niet doodelijk.
1913 Maandag 5 mei
Gazet van Mechelen :
Leest-Heide.
Het
parket Over een 8-tal dagen ontstond er twist tusschen de landbouwers
L.V.
en J.C. ten gevolge dat de kinderen van V. op het land geloopen hadden van
C..
en door dezen hiervoor waren geslagen.
V.
partij trekkend voor zijne kinderen, had, tijdens den twist met C., dezen met
het
hoofd in eene afsluiting van pindraad geslagen, waardoor hij erg gekwest
werd.
De
toestand van C. is zoodanig ervergerd dat hij vrijdagavond van de H.
Sacramenten is bediend. Het parket is verwittigd.
1913 6 mei : De
Zusters Redemptoristynen van Mechelen kregen een concessie voor
begraving op het kerkhof van Leest.
1913 6 mei :
Gemeenteraad : de gemeente besloot zich te verenigen met de provincie
Antwerpen en de gemeenten die zich
engageerden bij de stichting van een
intercommunale
drinkwatermaatschappij.
1913 4 juni :Vrijdag
namiddag is er over Mechelen en omgeving een verschrikkelijk
onweer losgebarsten, dat grote schade aan huizen, hovingen en
veldvruchten
heeft toegebracht. Het is zowaar een orkaan, vergezeld van wervelwinden
die
alles op hun doortocht verbrijzelen en aan stukken sleuren.
Donder, bloksem, stortregens en hagel met stukken ijs die de ruiten
verbrijzelen.
Veel
mensen worden erdoor verrast. Op de straat kan men geen twee meter ver
zien. Er is schade in overvloed : woningen zijn ondergelopen, ruiten
gebroken,
schouwen
neergehaald, bomen ontworteld en honderden pannen van de daken
gerukt. Op de akkers zijn de jonge vruchten en graangewassen vernield.
De
schade is aanzienlijk. (KH)
1913 11 juni
1913- Gazet van Mechelen:
Moordpoging te Hombeeck.
Zondag nacht gebeurde alhier een laffe moordpoging op
den persoon van Frans Gobien, 25 jaar oud, werkman in het arsenaal van Mechelen
en wonende te LEEST, Blaasveldstraat, en dit in de volgende omstandigheden.
Zondag was voornoemde Gobien naar Hombeeck gekomen,
wat meermaals gebeurt.
Na links en rechts vrienden en kennissen bezcoht te
hebben was hij tenslotte in de herberg gekomen der Wed. De Nijs, welke gelegen
is op den steenweg van Hombeek naar Leest, en was daar met de andere
verbruikers blijven zitten kaarten.
Alles verging daar in de beste vriendschap, geene de minste woordenwisseling
greep er plaats.
Andere personen van Leest waren daar ook in den
vooravond geweest, doch waren vroeger vertrokken. Eindelijk rond 12 ure,
verliet Gobien, in gezelschap van nog een Hombeeckenaar de herberg. Aan de
deur, na elkaar een avondgroet gewisseld te hebben, ging ieder zijns weegs.
Op ongeveer 150 meter afstand der herberg, een weinig
voorbij den molen, klonk plots een geweerschot, gelost door een laffen
moordenaar die daar in de grachtkant moet verborgen geweest zijn en zijn
slachtoffer moet opgewacht hebben.
Het schot, met zware kogel, was raak geweest, want
Gobien zeeg getroffen ten gronde.
Geen hulp daagde op.
Na daar eenigen tijd gelegen te hebben, kon Gobien
zich op de been helpen en zich voortslepen tot aan de herberg der weduwe De
Nijs, dewelke hij pas verlaten had.
Daar stond men niet weinig verslagen hem in zulken
staat te zien terugkomen.
Onmiddellijk werd de heer doctor verwittigd die den
gekwetste kwam verzorgen, deze had drie wonden bekomen, welke gelukkig geen
onmiddellijk levensgevaar opleveren.
De gemeenteoverheid werd verwittigd en deze was
seffens ter plaatse.
Ook de gendarmerie werd van het gebeurde ingelicht en
deze was s morgens al vroeg ter plaatse.
De gekwetste Gobien, die nog altoos ter verzorging bij
de weduwe De Nijs was, werd ondervraagd. Men is van gevoelen dat hier eene
wraakneming in t spel is.
Zware vermoedens wegen op een persoon van Leest, die
den avond ook te Hombeeck geweest was. Eene liefdeszaak zou hier de oorzaak
zijn.
De gekwetste, wiens toestand voldoende is, werd in den morgen naar zijne woning
overgebracht. Het parket van Mechelen is ter plaatse gekomen.
In de krant van 13
juni stond het vervolg :
Gisteren is het Parket van Mechelen naar de plaats
der misdaad gegaan om het onderzoek te doen.
De twee verdachten, Jan Spruyt, staatswerkman en Karel
Spruyt,landbouwer, zijn geconfronteerd
geweest met het slachtoffer, die beiden als de daders aanwees.
Na de confrontatie veerdigde het parket een
aanhoudingsmandaat uit tegen beide broeders, en zij werden naar de
celgevangenis van Mechelen overgebracht.
Wat het slachtoffer betreft, dit zal waarschijnlijk
herstellen.
Op 14 juni schreef
Gazet van Mechelen over deze zaak :
Woensdag namiddag
is het parket van Mechelen, samengesteld uit de heeren Couvent, Procureur des
Konings, Kempeneer, onderzoeksrechter, Notelteirs, griffier en vergezeld van
twee wetsdoctorsnaar deze gemeente
gekomen om een grondig onderzoek in te stellen over de laffe moordpoging hier
Zondag nacht gepleegd op den persoon van Frans Gobien uit Leest.
De magistraten
begaven zich vooreerst naar de woning van het slachtoffer te Leest.
Diens toestand is zodanig verslecht dat een noodlottige afloop te vrezen is.
Gobien, door het
gerecht ondervraagd, verklaart ten stelligste zijne aanranders herkend te
hebben en noemt hunne namen. Het zijn ten 1ste Karel Spruyt, 26 a 27
jaar, landbouwer te Leest. Deze moet volgens verklaring van Gobien het moordend
schot gelost hebben.
De 2de is
zijn broeder, Jean Spruyt, statiebediende op Hombeeck-Heide, 29 jaar, gehuwd en
wonende te Hombeeck.
Gobien werd door de
heeren wetsdoctors onderzocht en heeft verschillende wonden van loodkorrels.
Geen enkele is tot heden kunnen uitgehaald worden.
Het moordend schot moet hem in volle borst getroffen hebben, want zijne
kleederen enplastronstaken vol loodkorrels.
Deze kledingsstukken zijn door het gerecht aangeslagen.
Vervolgenswerden de gebroeders Spruyt ondervraagd.
Zij loochenden
hardnekkig in de zaak betrokken te zijn, doch, in zekere ondervragingen spraken
zij elkaar tegen, en wel in zulke mate, dat voor het gerecht geen twijfel
overbleef. Karel Spruyt, de eigenlijke dader, moet het geweer bij zijn broeder
Jean zijn gaan halen en deze laatste moet met zijn broeder meegegaan zijn.
Verscheidene andere
getuigen zijn ook nog ondervraagd..
Uit die
ondervragingen zou gebleken zijn, dat er enkele woorden zouden gewisseld zijn,
in de herberg van de weduwe De Nijs, tusschen het slachtoffer Gobien en zijn
aanrander Karel Spruyt, over een liefdekwestie.
Karel Spruyt zou wel
twee jaar kennis met de zuster van Gobien hebben gehad, die betrekkingen waren
thans verbroken enSpruyt verdenkt
Gobien daarvan de oorzaak te zijn.
Tenslotte werd door
het gerecht een aanhoudingsmandaat afgeleverd en deze werden dan ook terstond
door de gendarmen aangehouden en naar de gevangenis van Mechelen overgebracht.
Het geweer waarmede de aanslag gepleegd werd is nog niet teruggevonden.
Op de plaats waar
voordien reeds een kapelletje stond, aan de grenslijn met Battel, werd in 1913
de Sint-Annakapel gebouwd.
De steen op de
voorgevel geeft volgende details prijs : St
Anna Kapel, gebouwd in het jaar 1913, gift van de heer Benoit Van Ingelgem.
Bouwmeester Cyriel Van den Bergh.
De kapel herbergde
een wondermooi Sint Annabeeldje uit de 16de eeuw, uit hout gesneden
en in typische Mechelse stijl.
De stalen deur en de
zware ijzeren stangen voor het kijkgat konden niet beletten dat het beeldje
werd gestolen. Dat gebeurde in 1974 : de stangen waren doorgezaagd.
Het beeldje werd
vroeger in de pastorij bewaard.
Tijdens de zomer van
1977 werd de kapel door enkele jonge vrijwilligers grondig aangepakt : in de
plaats van de zware brandkastdeurkwam
er een hekje in smeedwerk,
een gedeelte van de
vroegere koorafsluiting uit de kerk.
Nadat het plaksel
was verwijderd, werd op de muur een keramiekstuk aangebracht, voorstellende St
Anne ten Drieën, een realisatie van Georges Herregods.
Van oudsher vertrok
de voettocht naar Scherpenheuvel van aan deze kapel.
Bij valavond half december 1888 keerde mijnheer Van
Ingelgem huiswaarts naar Mechelen na een bezoek aan zijn pachters.
Zijn koets kwam in afgrijselijk stormweer tot
stilstand aan de pastorij, voor het door een giertij tot daar gestegen
Zennewater en een uur later zou er nog een springvloed zijn.
Met hem reed ook zijn meid mee, tante Zelica, de meter
van mijn vader.
Ze was op bezoek geweest bij haar thuis, wijk De Knip.
Nu waagt de koetsier zich tussen het zichtbare
kreupelhout en de leuning der onder water kreunende houten brug. Hij schat
hierbij naar de ligging van de onderwater verdwenen boordstenen van het
beekbrugje.
Van op hun vensterdorpels verwijzen de buren, nu wat
links, dan wat rechts.
En plots stopt het gerij, vervaarlijk links hellend.
Het paard en het rechterwiel zijn wel op het brugje
gekomen, maar het linkerwiel is naast de buitenkant van de boordsteen gerold en
de koets is met haar as daarop blijven hangen.
Luidkeels galmt de biddende Zelica en Van Ingelgem
roept de koetsier om naar de verdere hoeve hulp van volk met paarden te vragen.
Boeren tot aan de heupen in t water brengen met twee
paarden het gerij op vaste bodem tot de hogere Battelbergen.
Tante Zelica kreeg van haar meester een reis naar
Lourdes en bracht een beeld van O.L.Vrouw mee, waarmee ze mijn vader in haar
testament bedacht, en dat nu de nok van ons huis siert. (Kouter 5 Leest)
Mijnheer Van Ingelgem liet later bij de beek op Leest
een kapel bouwen als dank aan Sint-Anna.
(Albert Huysmans
naar mondeling relaas van zijn tante Zelica LG blz.203,204)
Sint Anna was de
moeder van Maria en bijgevolg de grootmoeder van Jezus Christus.
Sinds de 6e
eeuw werd ze vereerd in het Oosten en sinds de 8e eeuw in Rome.
Het duurde echter
tot in de Middeleeuwen vooraleer zij ook in onze streken een ereplaats zou
krijgen. Het feest van Sint Anna was destijds het feest van de moeders, toen er
nog geen sprake was van moederkensdag.
op
maandag 9 september 1912, in onze gemeente, een grooten
Arrondissementsprijskamp in voor paarden en hoornvee, varkens, geiten,
konijnen en hoenders.
Tevens zal er eene prachtige, veel belovende tentoonstelling plaats
hebben van
veld- en hofvruchten, bloemen, sieraadplanten, landbouwwerktuigen en
bieënteelt
op
de dagen van zaterdag 7, zondag 8 en maandag 9 september.
Het
gemeentebestuur van Leest heeft zijne welwillende ondersteuning toegezegd
en
de Weledele Heer Graaf de Baillet-Latour, gouverneur der provincie
Antwerpen, zal op maandag de landbouwprijskamp met zijn bezoek vereren
en
alhier plechtig ontvangen worden.
De
landbouw heeft sinds de laatste jaren reuzenstappen van vooruitgang gedaan
in
onze omstreken en wij mogen bijna zeggen dat het Arrondissement Mechelen,
op
onze dagen zoo niet het bloeiendste arrondissement is onder oogpunt van
land- en tuinbouw, dan toch zeker een der bloeiendsten welke men in
gansch
België zou te zien krijgen.
Niet
alleen het winnen van veld- en hofbouwvruchten is in de laatste jaren
honderd per honderd vooruitgegaan, de veestapel, het paardenras, enz.,
is
onder alle oogpunten verbeterd en komt heden met de prachtigste
exemplaren
vooruit, welke men t is gelijk waar, zou kunnen bewonderen.
Onze
boeren onverpoosd aagemoedigd en gesteund door ons Staatsbestuur,
willen en gaan vooruit : iets wat met den prijskamp en de
tentoonstelling van
Leest wederom zal bewezen worden.
Gazet van Mechelen van 23 augustus
1912 :
...deze
prijskamp-tentoonstelling is uitgeschreven voor de liefhebbers
verblijvend in de provincie Antwerpen, doch de leden der landbouwcomicen
van
het
Arrondissement Mechelen mogen er allen kosteloos aan deel nemen.
De
andere deelnemers dienen een inleggeld van 10 fr te betalen voor iederen
prijskamp van paarden en hoornvee waaraan zij deelnemen.
Alle
andere wedstrijden zijn kosteloos.
Inschrijvingen bij Notaris Van Bellinghen, O.L.Vrouwstraat 85 Mechelen.
Eerste prijskamp. Hengsten hebbende tanden van volwassenen :
1ste
prijs : 50 fr, met diploma en vergulde medalie
2de
prijs : 40 fr, met diploma en zilveren medalie
3de
prijs : 30 frank, met diploma en bronzen medalie.
Tweede prijskamp:merriën,
hebbende tanden van volwassenen : zelfde
prijsverdeling.
Derde prijskamp : hengstveulens ...
De
wedstrijden hadden plaats in de jongens- en de meisjesschool, op de
Dorpsplaats, de Kouter en de
Dorpsstraat.
Gazet van Mechelen op 8 september :
Plechtig bezoek.
De
heer gouverneur der provincie zal maandag 9 september een bezoek aan
onze
gemeente brengen.
De ontvangst
alhier, zal om 10 ure des voormiddags plaats hebben in de
Winckelstraat, grens onzer gemeente.
Na
de verwelkoming door den heer burgemeester Bernaerts, zal hij door eene
stoet , samengesteld uit al de maatschappijen van Leest, de
schoolkinderen, enz.
naar
het gemeentehuis geleid worden waar, bij het binnentreden van den heer
graaf Baillet-Latour, een gelegenheidslied zal opgevoerd worden door de
schoolkinderen.
Op het
gemeentehuis zal de heer gouverneur door den gemeenteraad en de
besturen van de landbouwcomiteiten ontvangen worden, zooals de heeren
senators, volksvertegenwoordigers, provinciale raadsleden, de
burgemeesters
der
omliggende gemeenten, enz., enz...
In de krant van 11 september 1912
stond het uiteindelijk verslag :
DE
TENTOONSTELLING PRIJSKAMP
Met eene ware vrees zagen wij de dag van Maandag
tegemoet. Maandag,dat onze zoowel
gelukte landbouwtentoonstelling met prijskamp, door den weledelen heer Graaf
Baillet-Latour, gouverneur der provincie zou bezocht worden.
...
Om half elf kwam de vertegenwoordiger des Konings,
vergezeld door de heeren Brems en Claes, leden der Bestendige Deputatie in de
Winkelstraat aan. De hoge bezoekers waren allen in officieel costuum.
Eens de gebruikelijke verwelkoming door burgemeester
Bernaerts achter de rug kwam de stoet in beweging. Die was samengesteld uit de
schoolkinderen en de maatschappijen van Leest, waartusschen de twee fanfaren
St Cecilia en Arbeid Adelt de gouverneur en zijn gevolg begeleidden naar
het gemeentehuis waar de schooljeugd het Vaderlandsch Gezang en het Belgisch
Volkslied uitvoerde met begeleiding van fanfaren.
Vervolgens sprak de heer Dumont, hoofdonderwijzer den
heer Gouverneur toe, waarna een lief juffertje hem een prachtigen bloemruiker
overhandigde.
Op het Gemeentehuis
Eens het gemeentehuis ingetreden werden de genoodigden
door den heer Burgemeester voorgesteld, waarna hij de heer Gouverneur toesprak
namens de bevolking der gemeente er vooral op drukkende dat het hoog bezoek in
onze nederige gemeente een der merkwaardigste feiten daarstelde welkde de
bevolking beleefde.
Een gevoel van fierheid, zegde heer Bernaerts, welt in
ons op en wordt door ieder gedeeld omdat wij in U, heer Gouverneur, niet alleen
het gewaardeerd hoofd der provincie begroeten, maar ook, en vooral, den
vertegenwoordiger van Zijne Majesteit den Koning. Verder nog gaan onze
gedachten, en wij begroeten in Ued. Ook de warme voorstander , de hooge
beschermer van den landbouw.
Verder handelt de heer Burgemeester over den
vooruitgang van den landbouw op elk gebied, tevens de hoop uitdrukkende in den
achtbaren heer Gouverneur een machtigen ondersteuner gevonden te hebben voor
den ontworpen buurtspoorweg Mechelen-St-Amands, geroepen om veel bij te brengen
voor onzen handel in vroege groenten en andere landbouwvoortbrengsels.
Onze geachte heer Burgemeester sluit zijn rede met in
zijnen en in naam zijner medeburgers eene diepgevoelde dankbaarheid en hulde
aan den heer Gouverneur uit te drukken.
Eene algemeene instemming begroet de weldoordachte
rede van de burgemeester.
De heer Gouverneur drukt in zijn antwoord vooral op de
algeheele genegenheid welke hij altijd voor den landman en den landbouwstiel
heeft gekoesterd; ook is steeds zijne bezorgdheid geweest van dien belangrijken
tak onzer nationale bedrijvigheid uit te breiden en te ondersteunen.
De kunstmeststoffen, de verbeterde landbouwwerktuigen,
de immer aangroeiende bezorgdheid welke er aan het verbeteren der zaden, der
veerassen, enz. gebracht wordt, heeft onzen landbouw ook immer vooruit
geholpen, en onze landbouwproducten tot op de markten van Duitschland en
Engeland doen doordringen.
Het is mij niet onbekend, zegt de hooggeplaatste
spreker, dat de landbouwbelangen in het kanton Mechelen aan bevoegde mannen
zijn toevertrouwd en ik ben thans gelukkig aan U, heer voorzitter Bernaerts en
aan uwe ieverige medewerkers openlijk hulde te brengen.
(Algemene toejuichingen)
Verder handelt de heer Gouverneur nog over de
huishoudschool, de melkerijschool, enz. en eindigt met de verklaring, de
verzekering te geven dat er voor die vraagstukken altijd op zijne ondersteuning
mag gerekend worden. (Levendige toejuichingen)
Na den eerewijn is rondgeschonken, bezoekt de achtbare
heer Gouverneur de verschillende tentoonstellingen, menigmaal zijne
verwondering uitdrukkende over de belangrijkheid en de verscheidenheid der
tentoongestelde dieren, vruchten, enz. ; alsook de parochiekerk waar hij
ontvangen wordt door den Z.E.Heer Pastoor en den E.Heer Onderpastoor.
Daarna worden de bekroonde tentoonstellers op het
gemeentehuis door den heer graaf Baillet-Latour ontvangen, de uitreiking der
medaliën voorzittende.
De heer burgemeester Bernaerts verwelkomt en bedankt
hartelijk de talrijke mededingers voor hunne rijke en prachtige dieren en
planten waarmede zij de tentoonstelling en prijskamp zoo belangrijk gemaakt
hebben.
De heer notaris Van Bellinghen, schrijver van het
landbouwcomice van Willebroek, noemt de bekroonden op, die beurtelings hunne
beloningen komen ontvangen.
Enkele uitslagen
Volgaarne noemden wij hier al de overwinnaars op,
doch, plaatsgebrek belet ons zulks, t zou ons te verre brengen, en, wij moeten
ons bij enkele bepalen :
Voor de paarden volwassen hengsten : eerste prijs : W.
Van Doren, Hombeek.
Tweede prijs : L. Lenaerts, Hombeek.
Hengsten veulens : eerste prijs : L. Lenaerts,
Hombeek. Tweede : Ferd. Van der Hasselt, Leest. Derde prijs : L. Lenaerts,
Hombeek.
Veerzen zonder tanden : Eerste prijs : Ferd. Van der
Hasselt. Tweede prijs : Frans Van Roey, Leest. Derde: Camiel Van Roey,
Blaasveld...
...
Het Feestmaal
Om 2 ½ urehad
in het lokaal het Brughuis , een feestmaal, den heer gouverneur aangeboden,
plaats.
Aan de eeretafel bemerkten wij vooreerst onzen heer
burgemeester, alsmede de heeren graaf Baillet-Latour, K. Cools senator, Baron
Gilles de Pelichy, Mr Brems en H. Claes, leden der Bestendige Deputatie.
Aan de andere zijde de heeren J. Witteman, senator,
Van Cauwenbergh en Lefebvre K., volksvertegenwoordigers, de Z.E.H Pastoor
Beuckelaers en de heer Arr.Comm. de Beughem.
In de zaalverschillende provincieraadsleden, burgemeesters en landbouwdeskundigen.
Heildronken aan Z.M. de Koninck en de heer Gouverneur
werden door de heer Bernaerts voorgesteld.
Waarop de heer gouverneur wederkerig een heildronk
voorstelde aan den heer Bernaerts.
Anderen nog, aan de heer notaris Van Bellinghen, aan
den heer baron Gilles de Pellicy, enz.volgden , en werden met de meeste
bijtredingen en toejuichingen begroet.
Het feestmaal, opgediend door den Jaspers, is stapel
geloopen.
Het was een waar vriendenmaal waar eenzelvige
strekking elkeen beheerschte, de belangen van de landbouw en landbouwer, zowel
en zo innig geschetst door den heer volksvertegenwoordiger Van Cauwenbergh,
wanneer hij het landbouwbedrijf wees als een der beste bedrijven onder alle
oogpunten : er tevens bijzonder op drukkende dat dit bedrijf immer diende
aangemoedigd...
1911 6 maart :Gebruik makend van de inhuldigingsfeesten van
de nieuwe pastoor,
werd een inbraakpoging gedaan bij
de kinderen Van den Sande uit de Grote
Heidestraat.
De inbreker werd echter verrast en
nam de vlucht zonder buit.
De kinderen Van de Sande zijn
ouderlingen, doorgaande als welstellende
burgers... (GA)
1911 Zaterdag 18 maart Gazet van
Mechelen :
Overstromingen in den omtrek van
Mechelen.
Door de aanhoudende regens in de
laatste dagen zijin de Dijle, Nethe, Zenne en
Rupel tot hun hoogste waterpeil
gestegen en zijn weiden en velden op den buiten
op verschillende plaatsen onder
water gestroomd.
Sedert dinsdagavond is de toestand
uiterst erg in de omstreken der Lage-Zenne.
Te Eppegem en omstreken zijn de
rievierbewoners verplicht een gedeelte van de
nacht te waken daar het overstroomde water
woningen en stallingen bedreigt.
In verschillende huizen is het
water reeds binnen gedrongen en een aantal
meubelen vlotten buiten op de
overstroomde watermeren, die zich links en rechts
ook te Leest en Hombeeck hebben
gevormd.
Tusschen Eppegem en Vilvoorde zijn
de weiden in eene ware zee herschapen en is
het water zoo verre het oog maar
reikt.
Woensdag was die toestand nog
merkelijk verergerd. Donderdag was er enigszins
verbetering...
1911 Zondag 19 maart Gazet van
Mechelen :
VELODROOM BATTEL.
De
opening van den nieuwen velodroom van Mechelen-Battel, is vastgesteld op 17
april, tweede Paaschdag, met een koers van 100 kilometers, voorbehouden aan
beroepsrenners.
Men
zal zich dus voor de eerste maal in Mechelen aan eene zeer belangrijke koers
mogen verwachten, want men is reeds in onderhandeling met de beste renners van
het land.
In 1911 telde België 42 door de
Belgische Wieldrijdersbond erkende velodrooms.
Het succes van de velodroom van Walem
moet stimulerend hebben gewerkt op nog andere Mechelse sportliefhebbers.
De idee groeide in een herberg aan de
Oude Leestsebaan 63, uitgebaat door Theofiel De Rooster. Enkele vaste
klantenopperden de mening ook in Battel
een eigen velodroom te bouwen.
De oplossing kwam vlugger dan verwacht :
op een stuk grond in bezit van de familie De Rooster, en juist gelegen naast de
herberg, plaatselijk gekend als de Warande, zou de velodroom worden gebouwd.
Er werd een raad van beheer samengesteld
bestaande uit de gebroeders Victor en Teofiel De Rooster, maalder Florent
Verelst, E. Nagels en A. De Rooster, die de handen uit de mouwen staken en
zeelf eigenhandig de velodroom zouden bouwen.
Zo meldt Gazet van Mechelen in januari
1911 dat Mechelen binnenkort een velodroom zal hebben te Battel op initiatief
van een comiteit. Gehoopt werd dat de werken tegen februari zouden voltooid
zijn. Hieruit blijkt dat de bouw reeds aangevangen was in 1910.
Op 20 februari lezen we : de werken aan
de nieuwe velodroom van Battel gaan goed vooruit ; de grond- en
afsluitingswerken zijn geëindigd, nu nog de aanleg van de cementbaan.
Op 2 april 1911 werd de piste
opengesteld voor de renners als vrije oefening.
De officiële opening vond plaats op
tweede paasdag 17 april 1911 met een koers voor beroepsrenners van eerste
kategorie, over een afstand van 100 km.
En opdat niemand in Battel en omstreken
onwetend zou zijn van wat die dag stond te gebeuren, zou de opening worden
aangekondigd door grof geschut en door een prachtig concerto van de
plaatselijke harmonie.
Voor die eerste wedstrijd boden zich
acht renners aan. We kennen ook de uitslag :
1. Charlot, 2. Pelote, 3. Jos Spiessens,
4. Michels en 5. Werbrouck.
Charlot was een Algerijn, hij was de
lieveling van de Mechelaars.
Op zondag 30 april was er een koers voor
beginnelingen, op 6 meieen koers achter
zware motocycletten en op 14 mei een koers voor onafhankelijken.
Op zondag 16 juli werd er opnieuw een
koers voor beroepsrenners georganiseerd, een drieurenkoers waaraan ook Charlot
zou deelnemen.
Het eerste uur werden er 38,850 km
afgelegd en het laatste uur 35,200 km.
De Bomenaar De Voeght won voor Mechelaar
Fons Spiessens. Charlot gaf op.
Het volgend jaar in 1912op tweede paasdag heropende de velodroom met
een acht-urenkoers voor beginnelingen per ploeg en met 500 fr. aan prijzen, wat
op 7 juli gevolgd werd door een drie-urenkoers op Amerikaanse wijze.
Op 22 juli kon men de deelname melden
van Cyriel Van Houwaert, de koning der wielrijders , hijwas een heuse vedette die de rond van
Frankrijk had gewonnen.
Maandag 12 mei 1913, tweede Sinksendag
opende de velodroom met een Grote Prijs Francois Empain voor beginnelingen,
waarvoor Empain een prijs van 40 fr ter beschikking stelde.
Francois Empain herhaalde die geste met
een tweede grote prijs Empain op 26 juli 1914, waarvoor 40, 25, 15, 10, 7,5 en
tweemaal 5 fr aan prijzengeld werd voorzien.
Deinschrijving moest gebeuren op de velodroom zelf aan 1 fr, of 1,5 fr de
dag van de koers.
Met de oorlog viel alle aktiviteit stil.
De Duitsers braken trouwens de
omheiningen van de velodroom af, om de brug over de Zenne, die door het
Belgische leger was vernietigd, te herstellen.
Maar reeds in mei 1919 kon de velodroom
opnieuw zijn deuren openen.
Op 12 mei met een drie-urenkoers voor
beginnelingen en met een klassering ieder half uur ; en op 26 mei met een
ploegkoers over 80 kilometer.
Op maandag 5 april 1920 reed men een
achtervolgingskoers met motoren, met slechts twee deelnemers, evenals een 50 km
koers voor beginnelingen en 25 km voor motoren. In dat jaar waren er nog
koersen op 18 april, 9 en 24 mei.
De velodroom takelde langzaam af tot hij
uiteindelijk volledig verdween.
Op die plaats kwam later de hoeve van
Clement De Rooster, die zijn woonhuis inrichtte in de ruimte van het vroegere
café In de Velodroom.
(F.V. in GvM-30/5/1986)
1911 2 april : Op de pastorij werd in
3 kamers een planken vloer gelegd, nieuwe ramen
en dakgoten geplaatst. Prijs :
925,88 frank.
1911 23 mei : Moties van de
gemeenteraad :
De
Raad sluit zich bij éénparigheid aan bij het Wetsvoorstel tot volledige
vervlaamschingder Hoogschool
van Gent, nedergelegd in zitting van vrijdag
24 maart 1911, en dringt er op aan,
datdit voorstel zoo spoedig mogelijk in
behandeling genomen en tot Wet
gemaakt worde tot grooter zedelijk en stoffelijk
heil van het Vlaamsche volk.
De Raad sluit zich bij
éénparigheid aan bij het Wetsvoorstel nedergelegd door
Mr de Limburg Stirum en andere
betrekkelijk de nieuwe schoolwet, aan de
huisvaders de volle vrijheid
latende de school te mogen kiezen waarin zij
verlangen hunnen kinderen opgevoed
te zien, en tevens den wensch uitdrukkende
dat het ingediende wetsvoorstel
onmiddellijk tot Wet gemaakt worde.
(DB-1957)
1911 Vrijdag 26 mei Gazet van
Mechelen :
Groote Betoging te Leest.
Aanstaanden zondag 28 mei, zal er
te Leest eene groote betooging gehouden
worden voor de vervlaamsching der
GentscheHoogeschool.
Ten 3 ure, zullen de sprekers : MM.
Alf. Olbrechts, Dr P. Tack en Em. Verheyen
aan de brug afgehaald worden door
de maatschappijen van het dorp.
Daarna grijpt er eene meeting
plaats in de gemeenteschool, welke zal voorgezeten
Worden door onze koenen Vlaamschen
strijder, M. J. Bernaerts, burgemeester en
provinciaal raadslid.
Aan volk zal het zeker niet
ontbreken.
1911 Woensdag 31 mei : Gazet van
Mechelen :
Verleden
donderdag vertrok uit het gasgesticht te Mechelen een luchtballon van
ingenieur Van Battel en 2 personen.
Hij dreef over Hombeek, Leest,
Willebroek en Puurs op 1.900 m hoogte.
Om 13u45, 3 uur later, kwam hij
neer te Liesele om er iemand af te zetten,
nadien steeg hij tot 4.200 m.
Dan ging het via Temse, over Zele,
Donck, Overmeireomrond 17u25aan
teleggen te Zele.
1911 Donderdag 1 juni Gazet van
Mechelen :
De Vlaamsche Meeting te Leest.
Ten 3 ure, werden verleden zondag
de Mechelse sprekers aan de grensscheiding
der gemeente, door de twee fanfaren
van Leest afgehaald en gulhartig
verwelkomd door burgmeeester
Bernaerts.
Daarna greep in de meisjesschool
een prachtige meeting plaats, gevolgd door een
talrijk en aandachtig publiek. Een
wensch werd gestemd om zoohaast mogelijk de
hoogeschool van Gent te
vervlaamschen en verzonden naar de Kamers van
volksvertegenwoordigers.
Daarna bedankte de burgemeester de
sprekers die zoo klaar en duidelijk den
eisch der Vlamingen hadden
toegelicht.
Vele handtekeningen werden na de
meeting verzameld en aan iedereen zal
aanstaanden zondag de gelegenheid
worden gegeven, zijn handteeken daar nog
aan toe te voegen, onmiddellijk na
de hoogmis op het gemeentehuis.
1911 In augustus dat jaar ontving de
burgemeester een naamloze briefkaart waarin een
21-jarig meisjes beticht werd van
vruchtafdrijving. (GA)
1911 23 september Eene Vlaamsche vrouw van 107 jaar.
Op 8 october van dit jaar wordt
moederken Diddens van Duffel 107 jaar.
Zij kan nog een gedicht opzeggen
waarmede zij in 1818 den 1steprijs
behaalde
in de school van Leest bij
Mechelen.
Zij kan nog zingen en zelfs dansen.
Onlangs zei zij al lachend : dat Sint
Pieter haar vergeten had hierboven
te roepen.
Van hare 5 kinderen leeft er nog
één.
(De
Volksstem)
1911 7 oktober Gazet van Mechelen
:Onze
Eeuwelinge.
Het 106-jarig geboortefeest van
Mevr. Diddens wordt hier dus gevierd.
Zaterdag 7 october aankondiging van
het feest door grof geschut.
Zondag 8 october om 11 ure,
aanbieding van het geschenk der geburen,
gedragen door 4 maagdekens,
aangeboden door t feestcomiteit.
Om 14 u optocht van den stoet door
de straten der gemeente van al de
deelnemende maatschappijen gevolgd
door de maagdekens, dragende een
geschenk, gegeven door moederken
Diddens aan het gemeentebestuur,
omringd door de leden van t
feestcomiteit.
Om 16 ure aanbieding van het
geschenk op het gemeentehuis, om 18 ure
algemeene verlichting door geburen,
van 19 tot 20 ure serenade aan de woning
der jubilarisse.
Om 21 ure prachtig vuurwerk in het
park van den erevoorzitter heer Marcel
Gevers, vrijen toegang voor het publiek.
Na ontbinding van den stoet bij A.
Mariën verloting der premien en uitdeling
van het geld bij Henri Van Loven.
1911 Zondag 10 oktober Gazet van
Mechelen : (Bijz.briefw.)
De Alleroudste der Belgen.
Duffel maakt zich gereed om
buitengewoon het nieuw feest van moeder Diddens
te vieren die op 8 october a.s.,
het 106-jaar zal bereiken.
Moeder Diddens is geboren te Leest
in 1805, zij huwde in het jaar 1827 met
Willem Diddens, dewelke overleed te
Duffel in 1885.
Geholpen door hare twee dochters
beijverde zij zich tot het landbouwvak op eene
grote pachthoeve, tot de ouderdom
van 87 jaren.
Een harer dochters, Melanie, 71
jaar oud, nog in leven, omringt hare moeder met
de tederste zorgen, t is wel
hieraan te danken, het langdurig leven der
Duffelschen schat. Altijd is moeder
vrolijk, ja zelfs geestig en opgeruimd.
Het oog nog levendig en hare beenen
redelijk zwak om deze goede vrouw toe te
laten nog dagelijksche wandelingen
(bij goed weder) in haren hof te doen,
hetgeen zij zoo zeer bemint.
Wilt ge moeder Diddens de zeldzame
vrouw zien, gaat dan op zondag 8 october
aanstaande naar Duffel.
1911 15 oktober Gemeentekiezing.
Aftredende leden : Jaak Bernaerts,
August De Ruysscher, Victor Diddens,
Marcelin Lemmens en Jan Baptist
Verbergt.
Lijststemmen : Lijst nr. 1 : 398
Lijst nr.
2 : 183
Ongeldige stembrieven : 14.
Bekomen stemmen door :
Lijst nr. 1StemmenLijst nr. 2Stemmen
Bernaerts J.430 Buuschot203
Diddens V407De Wit200
Selleslagh J.392Lemmens207
Vanden Brande K. 405
Verbergt J.B.415
Een overduidelijke overwinning voor
de partij van de burgemeester.
1911 Dat jaar werd Mathilde Feremans
uit Kalfort Puurs aangesteldtot
tijdelijke
vervangster van Juffer Nees, die
langdurig ziek was.
1911 Op6 maart werd pastoor Beuckelars ingehuldigd.
Pastoor Beuckelaers zou 35 jaar
lang de pastoorsfunctie waarnemen.
Onder hem kwam er gasverlichting in
kerk en pastorij. Voordien waren het
petroollampen. Electriciteit kwam
er slechts in 1925.
Hij liet ook de kerk herschilderen,
volgens het plan van de Brusselse architekt
Steyaert, in kleuren die
het binnenzicht van de kerk zo typisch maakten : in rood.
Ook de pijlers waren toen knalrood.
Frans Huys uit Heffen voerde de
schilderwerken uit.
Op 6 augustus 1946 verliet pastoor
Beuckelaers de parochie.
Hij stierf te Mechelen op 23
oktober 1948 op 87-jarige leeftijd.
Florentine Moyson in LG, blz.247
over haar Plechtige Communnie :
We
moesten van pastoor Beuckelaers allemaal in het zwart zijn. Het was zijn
eerste jaar op de parochie en hij
wilde geen luxe. Daar werd nogal over
gemekkerd en het jaar nadien
draaide hij bij...
Ouderen wisten nog momkelend te
vertellen hoe zij als schoolbengels in de hof
vande
pastoor aan de appelen gingen zitten. Eens ging pastoor Beuckelars hen
achterna tot in de school. Maar
meester De Leers zei hem : Dat doen mijn
leerlingen niet !
Wij
hadden thuisappelen genoeg,
vertelde J.B. Mees, daar deden wij het
niet
voor. Het was meer voor het
avontuur, om stoer te doen, om je te bewijzen
tegenover de andere jongens.
Wat ik van pastoor Beuckelaers
nooit zal vergeten is de brooduitdeling na de
begrafenis van rijke mensen, zoals de
Empains. Dat was toen zo de gewoonte.
Na de mis deelde de pastoor of soms
iemand van de familiekleine of
grote broden uit, en witte broden
hé, een ongelooflijke luxe.
Volgens Julia Van Hoof(geboren
24/7/1901)en Jan Baptist Mees (23/9/1902) had
de pastoor, toen hij op oudere
leeftijd was gekomen, de gewoonte om tijdens zijn
wandelingen met zijn hoofd naar
beneden, binnensmonds te mompelen : arme
mensen zijn schelmen, armemensen zijnschelmen...
Hijzelf was van rijke afkomst :
familie Beuckelaers = koekjesfabrikanten.
Zijn familie bezat in Leest
verschillende eigendommen.
Pastoor Beuckelaers was ook een
moedig man. Op 3 juli 1915 ontving hij via
burgemeester Bernaerts volgend
schrijven van dHeer Prasident der
Zivilverwaltung der Provincie
Antwerpen :
...het
is gebeurd dat de sleutel van den kerktoren aan eenen Officier, die deze
tot dienstelijke doeleinden wilde
besteden, door den pastoor met de woorden
geweigerd werd : Je ne donne pas
la permission de se servir de mon église
pour
faire des observations contre mon pays.
Deze
houding van den pastoor is onaannemelijk.
Ik verzoek u in evereenstemming met de pastoren uwer gemeente aanwijzing
te geven, dat de toegang tot de kerktorens ieder tijd aan militaire
personen
toegestaan wordt. Ik moet u doen opmerken dat in geval van weigering de
toegang met geweld zal moeten verkregen worden en tegen de
tegenstrevende
personen streng zal voorgegaan worden.
Der Prasident der
Zivilverwalting, I.A.Bormann.
(GA-3/7/1915)
1911 6 maart : Gazet van Mechelen
(editie van 9/3/1911)
PLECHTIGE INHALING VAN DEN
NIEUWEN PASTOOR;
Verleden
maandag, 6 maart, was het feest, volop feest, in de vreedzame gemeente Leest,
gelegen op slechts enkele boogscheuten boven het gehucht Battel, een
buitenkwartier van Mechelen.
...
Sinds
een achttal dagen was aan de parochianen dier gemeente, de blijde tijding
gebracht, dat zijne Eminentie de Cardinaal Aartsbisschop, hun een nieuwe herder
had geschonken en wel de zoo gunstig gekende pastoor Beuckelaers, der parochie
Langeveld bij Ukkel, en dadelijk togen de vrienden van Leest, geleid door
hunnen volksgevierden burgemeester , M. J. Bernaerts aan het werk, stelden eene
feestcommissie aan, sloegen de handen eensgezind samen, stelden zich aan den
arbeid en wij herhalen het nogmaals- vormden en zetteden ineen, op 8 dagen
tijd, eenen stoet, die aller verwachting heeft getroffen, en waarvoor men in
steeden weken en maanden nodig zou hebben, om tot zulken uitslag te koomen.
Dit
overschoon resultaat is te danken aan de algemeene eensgezindheid en de goede
verstandhouding die er op den buiten heerscht.
...
Het
was den verleden maandag, dat de flinke en ievervolle werkers, zoo machtig
groot in getal, voor slechts eene gemeente van 1700 inwoners, hunne uitgewerkte
feestplannen, de duizenden toeschouwers zouden verrassen.
Rond
2 ure, stroomde het volk van Mechelen, Battel, Hombeeck, Heffen, Tisselt,
Blaesvelt en Capelle opden Bosch , in dichte scharen naar het lieve dorpje, dat
gansch in feestdos was gestoken.
Van
in den morgen bulderde reeds onafgebroken het kanon, om den heuglijken dag,
heinde en verre aan te kondigen.
Alom
waren praalbogen, metgepaste
jaarschriften opgetimmerd, en geen enkele wooning, zoo nederig of klein, of het
had zijn eigenaardige versiering, waartusschen een overgroot getal
burgershuizen met heerlijken optooi uitstraalden.
Heilwenschen
en dichterlijke ontboezemingen in allen eenvoud weergegeven, den nieuwen herder
gebracht, prijkten bijna boven elke woning. Het gaf de algemeene en eensgezinde
gemoedstemming weder van het volk, dat zijnen geestelijken lieder bij zijn
intrede in de parochie hartelijk Welkom heette. Wat kon of mocht men meer
verwachten ?
De
innige verkleefdheid, de liefde en hoogachting hunnen vroegeren afgestorven
pastoor, M. Verbist, immer trouw geschonken, zou thans overgaan op den
feesteling van heden.
Dit
doorstraalde in alles, wat men bij deze overschoone inhaling ontwaarde en kon
waarnemen. In zulke goede en verblijdende omstandigheden, zou weldra de
verwelkooming van den Zeer Eerw. Heer Beuckelaers plaats grijpen.
Ontvangst
van den nieuwen herder.
Rond
half drij was de beweging overgroot op den steenweg die van Leest naar
Capellen-op-den-Bosch leidt. Gansch deze baan, bijna drie kwaart uur tot aan de
grens van het reeds genoemde dorp, was met denneboompjes bepland.
Duizenden
en duizenden toeschouwers bevinden zich op dezen weg, alsook de prachtige
stoet, die zich naar den Stijnenmolen op de uiterste grens had begeven,
alwaar de eerste ontvangst zou plaats grijpen.
Welk
heerlijk zicht die lange verre kronkelende baan, gansch bezet door eene
opeengepakte menigte, waartusschen in alle schakeering van kleuren een
overgroote stoet, zich in de verte beweegt. En nog immer wordt die stroom
grooter en grooter.
Eindelijk
bulderen opnieuw de kanonnen : het is het sein der aankomst, en inderdaad, daar
verschijnt het rijtuig dat de Zeer Eerw. Heer Beuckelaers en de andere
Z.E.Heren Goidts, pastoor-deken, Goossens, pastoor te Heffen, Kanunnik
Beuckelaers, getuigen van den nieuwen herder, aanvoerdt.
Het
muziekkorps heft het vaderlandsch lied aan, de menigte juicht toe, en bij het
uitstappen neemt de heer burgemeester Bernaerts het woord, in naam van het
gemeentebestuur, de bevolking, en tevens ook van den kerkraad, en wenscht den
nieuwen pastoor hartelijk welkom in zijne nieuwe parochie.
Na
den heer burgemeester verwelkommen hem de hoofdonderwijzer in naam der
gemeenteschool en de heer Moyson, in naam der fanfare Arbeid Adelt.
In
hartelijke bewoordingen bedankt de heer Beuckelaers de drij vertegenwoordigers
van gemeente, kerkraad, gemeenteraad en fanfare en belooft hun zijne beste
krachten ten pande te stellen voor het geestelijk en stoffelijk belang zijner
nieuwe parochie.
Alsdan
zette de stoet zich in de volgende orde in beweging om dorpwaarts te trekken :
1.
Postiljons; 2. Hoornblazers; 3. Groep, dragende de vaderlandsche en pauselijke
kleuren; 4. Ruiters te paard; 5. Fama met amazonen; 6.De Gemeentemaagd; 7. De
foor van Parijs, wagen; 8. De doelschutters; 9.Ste. Cecilia; 10. Fanfare St
Cecilia; 11. De drij Goddelijke deugden; 12.Koekbakkers, wagen; 13. De edele
graanoogsters, groep te paard; 14. De bolgilde; 15. De jachtgodin, groep te
paard; 16.Ambachtswagen; 17. De Zoetigheid, groep te peerd; 18. Maagden te
paard; 19. Duivenmelkers, wagen; 20. De Katholieke Bond; 21. Fanfare Willens
is Kunnen; 22.De vier gebroeders; 23. De melkhandel; 24. De congregatie van St
Joannes Berchmans; 25. De kipidos, te paard; 26. St. Sebastiaansgilde; 27. De
liedjeszangers, wagen; 28.Opsinjoorken, met lijfwacht en gazetdragers; 29. De
vier jaargetijden, groep te paard; 30. De aalmoes, groep te paard; 31.De
zottigheid, groep te voet; 32. Herderinnen; 33. Landbouwwagen (Bist); 34.
Koningin Elisabeth van Hongarije, maagd der rozen; 35. De twaalf maanden, groep
te peerd; 36. Een dorpsherberg, wagen; 37. Het fortuin; 38. Koningin Elisabeth;
39.Jonkehid der gemeente,groep; 40. De vriendschap, groep te peerd; 41.
Aalbrecht en Isabella; 42.De vlucht naar Egypte; 43. De schoolkinderen; 44.
Bloemtuigdraagsters; 45. Fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt; 46. De
Godsgeleerdheid; 47. Maagdekenswagen; 48. St Nikolaes en St Pieter, met hun
gevolg; 49. De vier Evangelisten; 50. HH.MM. Koning Albert en Koningin Elisabeth;
51. St Jan en het kind Jezus; 52.Strooiende maagdekens en engelen; 53.
Sleuteldraagster; 54. De eerw. Heer Pastoor, omringd van eenen eerewacht; 55.
Plaatselijke overheid; 56. Kerkfabriek; 57. Armbestuur; 58.Maatschappij
Oud-Soldaten.
Het
was vier ure, als deze frissche en lange stoet in het dorp aankwam, en men naar
de kerktoog, alwaar de ontvangst en aanstelling thans gingen plaats grijpen.
In
de parochiekerk van Leest.
Op
dit oogenblik luiden de klokken en bulderen de kanonnen.
In
de kom van t dorp is het bijna onmogelijk om door te komen. t Is eene ware
menschenzee, zooverre het oog draagt.
De
ordediensten worden vooral goed waargenomen door de oud-soldaten, bijgestaan
door den veldwachter, die te samen opperbest dien dienst hebben geregeld en de
orde hebben handhaafd.
Aan
de afsluiting der kerk is het thans de onderpastoor die den nieuwen herder
hartelijk welkom heet, vervolgens een jongen der gmeenteschool.
Bij
den ingang in de kerk, worden hem de sleutels der kerk, onder eene lieve
aanspraak afgegeven.
Voor
allen heeft de nieuwen herder een hartelijk woord van dank, en terwijl het
orgel in brio reeds een zegemarsch aanheft, trekt de buitengewoone groote
menigte, de prachtig versierde kerk binnen, die in eenige ogenblikken overkropt
is van toeschouwers, en waarvan duizenden genoodzaakt zijn buiten te blijven.
Dadelijk
wordt het Veni Creator aangeheven, waarna de plechtige aanstelling plaats
heeft en de gebruikelijke seremoniën na de aanstelling volgen.
De
Zeer Eerw. Heer Deken Goids, pastoor der O.L.Vrouw over de Dijle, beklom daarna
den kansel en deed tot die overgroote massa volk, nagenoeg de volgende
toespraak :
Beminde
parochianen van Leest. Over eenige weken hebben wij het droevig schouwspel
bestatigd van den diepen rouw, waarin uw gemeente lag gedompeld, door het
afstervan van uwen diepbetreurden herder, die hier meer dan 40 jaar lang, als
onderpastoor en pastoor had gearbeid aan het heil der zielen, en opeens aan uwe
liefde werd ontrukt.
Begaafd
met eene uitmuintende inborst, eene groote dienstvaardigheid en eene heilige
godsvrucht, was hij waarlijk een priester volgens het hart van God.
Aan
den Heer alleen is het bekend, wat al ongelukkigen hij onderstand heeft
verleend; wat al smarten en ellende hij heeft gestelpt en wat al tranen van noodlijdenden
en weduwen hij heeft opgedroogd.
t
Is geweten tijdens eene besmettelijke ziekte, wat hij gedaan heeft in dien
akeligen toestand, voor hen, die aan dien zorgen waren toevertrouwd van deze
voorbeeldigen priester. Men vond hem gedurig neergeknield voor het H.
Tabernakel in het gebed verslonden, in overweging met zijnen God. Hij, die
vurige dienaar van Maria, die goede en voorbeeldige priester werd u ontnomen en
zijn stoffelijk overschot werd in den gewijden grond uwer gemeente begraven en
zijne schoone ziel zal, zoo hopen wij allen, reeds bij den Heer, het loon
zijner werken hebben ontvangen.
...
Door
zijn afsterven waart gij weezen geworden zonder geestelijke geleider, doch
Zijne Eminentie zond u een nieuwen Herder.
Wat
de E.H. Verbiest voorheen voor u is geweest, zal thans de nieuwe pastoor voor u
worden. Hij zal u alles schenken wat tot uw geestelijk welzijn noodig is.
Hij komt niet in naam van een prins,
maar in den naam van de Allerhoogste.
Hij
zal u leeren de naam van God beminnen en vereeren. Hij zal uwe kinderen
onderwijzen en onderrichten in de leering des Heeren.
Niemand
zal aan zijne bezorgdheid ontsnappen. Op den predikstoel zal hij u uwe plichten
voorhouden; in den biechtstoel zal hij voor uwe arme ziele een geneesheer
wezen, en als een vader zult gij uit zijnen mond vernemen, wat gij te doen hebt
op uwen levenswandel om als ware christenen te leven. Hij zal met overgroote
blijdschap de zondaars ontvangen die op het goede pad willen wederkeeren.
Dagelijks
zal hij onder het H. Misoffer, wanneer hij het Lichaam en Bloed van Christus
ten Hemel opheft, voor u bidden voor jong en oud, voor arm en rijk, voor allen
zonder eenige uitzondering.
Hij
is u nog niet bekend, doch gij zult hem leeren kennen. Hij heeft gewerkt in
eene nieuwe parochie, waar hij zoo eindeloos veel goed heeft gesticht.
Gij
hebt hem ontvangen, zoo prachtig en zoo heerlijk als men een nieuwen herder kan
ontvangen. Iedereen heeft hem willen zien en leeren kennen. Welnu thans kent ge
hem. Eenieder van u zal bij hem mogen aankloppen. Zijne edelmoedigheid is
groot.
De
zieken en noodlijdenden zullen in hem een grootmoedigen weldoener vinden. De
armen zal hij met liefde steunen. Al wie lijdt en treurt zullen in hem een
waren vader, een echten en goeden vriend ontwaren.
Hij
komt tot u in naam van den Almachtige. Gij zult naar hem luisteren, zijne
woorden aanhoren en tevens zijne vaderlijke raadgevingen volgen.
Gij
zult hem bijstaan en helpen bij het onderwijs uwer kinderen. Weet het wel, de
zending van den priester is eene verhevene zending. In het doopsel van Christus
klonk er reeds eene stem uit den hemel die zegde : Aanhoort Hem.
Bij
de hemelvaart van Jezus, zegde de Verlosser tot zijne apostelen : gaat en
onderwijst alle volkeren in Mijnen naam, hen onderwijzende wat ik u geleerd heb
en die u aanhoort, aanhoort Mij : die u versmaddt versmaadt Mij en versmaadt
mijn Vader die in den Hemel is.
De
priester is de afgezant des Heeren, dus hij is de vertegenwoordiger van God
zelf. Luister naar hem, en het zal u in alles wel gaan.
t
Deed mij goed aan t hartje, uit den mond te vernemen van den heer burgemeester
uwer gemeente, bij de ontvangst op de grens wanneer hij tot den nieuwen herder
de volgende woorden sprak : Hier in de gemeente Leest gaat iedereen hand aan
hand om te werken en te ieveren voor de stoffelijke en zedelijke belangen der
bevolking.
Mochte
het zoo nog lange jaren duren voor het geluk en de welvaart dezer gemeeente.
We
gaan God bedanken voor deze weldaden en het Te Deum Laudamus ten hemel
aanheffen.
Na
deze schoone kerkelijke plechtigheid was het ontvcangst op de pastorij, waar s
avonds de muziekmaatschappijen eene serenade brachten.
Verlichting
en vuurwerk sloten deze luisterrijke inhaling.
Wij
eindigen met den welgemeenden kreet : Lang leve de Eerw. Pastoor Beuckelaers
en ook Lang leven de vrienden van Leest ! Zij hebben puik en rijk gefeest !
Zij die gedurig zeggen dat zij geen honderd
jaar zouden willen worden, moeten zondag eens naar genoemde gemeente gaan, om
te zien hoe zwakweg nog, moeder Diddens hare tien kruiskens draagt.
Dt
is geen honderdjarige, dat is iemand die hoogstens tachtig lenten heeft
beleefd, ja lenten, want zooveel winters kunnen er onmogelijk over haren
omgebogen rug zijn gekomen.
Zij
gaat en staat nog, bezoekt wekelijks de woon van O.L.Heer haren besten vriend,
de Eenigste die haar overleefde.
Haar
verstand is nog zo frisch en jeugdig, haar gestel zoo ongedeerd, dat de tijd
die er zijnen tand aan waagde, de moeite toedroeg.
Rond
1 uur gisteren belden wij aan het renteniershuisken, krakend van netheid binnen
en buiten, waar de brave eeuwelingen eene welverdiende rust geniet in het zoo
zorgvuldig gezelschap van hare twee overgebleven kinderen.
Moeder
was slapen, zegde mij juffer Serafiene, dat deed ze dagelijks : reeds voorzagen
wij een mislukte reis, maar als de eerzame dochter hoorde dat het moeders
Gazet betrof, moesten wij ons zetten en er hielp geen tegenstribbelen om
uitstel, wij zouden moeder zien en spreken.
Een
ogenblik later stond ze daar, met klinken en navorschenden blik den journalist
aankijkend en hem eindelijk een hand toestekend bij een vriendelijk woord van
welkom.
Vertrouwelijk,
genietend onze kerschversche maar toch innige genegenheid, hebben we dan saam
gelachten, verteld, gefilosofeerd en, rechtzinnig gezeid, vergeten dat de vrouw
die voor ons zat meer dan tweemaal zoo een lange levensdraad werd toegemeten
dan ons
tot
nu toe werd verleend, en wij die dikwijls over onze jaren pruttelen !
Zij
deed haar eerste communie in t jaar 16, t ellendigste jaar der verleden eeuw.
De
patatten rotteden op t veld en t koorn schoot op, zegt ze, dan was t
hongersnood, de mensen liepen t veld op en vielen dood van honger !
Nog
dieper daalt zij in den voorraad harer herinneringen :
In
t jaar 14 waren de Pruisen hier, t was ruw volk, ze sprongen in den stal met
blooten sabel en kapten en kerfden als duivels... en als Pius VI gevangen was
door Napoleon dat hij door de koude werd gesleurd en de soldaat die bij hem was
zijnen mantel op hem lei.
Als
wij haar vragen of zij het kasteel van Antwerpen heeft weten beschieten, lacht
zij ons spottend toe, alsof wij nieuws van over 14 dagen zouden gevraagd
hebben.
Wel,
wel, t kasteel van Antwerpen en gehoord ook, de kanonschoten : drie jaar heeft
er Chasse opgezeten, maar de Franschman heeft hem weggejaagd.
-
Het doet me toch plezier dat ge gekomen zijt, zegt de oude, en vat onze hand.
Wat
ik liefst lees in uwe gazet, dat is van Keizer Frans Jozef en weet gij waarom ?
Omdat hij ook bieën houdt.
Zij
is er altijd voor geweest voor de bieën, haar vader hield er, haar man heeft er
gehouden, zelfs weet ze nog een dichtje, dat ze zong op tienjarigen ouderdom,
gerucht makende met eenen ketel, om den beoogden zwerm te doen in den korf
dalen, hoor :
En
ik bezweer u, koning der bieën,
Dat
gij zult komen vullen in t gras.
Om
te geven honig en was
Om
Gods altaar te versieren.
Dit
alles werd zoo klaar uitgedrukt, zoo gemakkelijk in der ouderlingen geest
ontworpen, dat wij verschoonbaar zijn, zoo wij soms de vrouw die voor ons zat,
van haarzakkerij en kerstzaken hebben verdacht.
Maar
hare hooge jaren zijn vastgesteld niet door de kerven die de tijd op de schors
haren levensboom sneed, de engel der vernieling behandelde haar als een
troetelkind, maar door het doopboek van haar geboortedorp LEESTwaar zij op 8 october van t jaar 1805 het
eerste levenslicht aanschouwde.
Hare
ouders waren landbouwers. Zij trouwde op 32-jarige leeftijd den vader harer
twee overgebleven kinderen en leefde er 48 jaar mede in vree, geluk en trouwe
plichtsbekrachtiging.
De
landbouwstiel die nu, zoowel als in Abels tijd, de aangenaamste is in Gods
oogen, verschafte haar brood.
Zij
won vijf kinderen waarvan nog twee leven, Melanie en Serafiene, die moeder, zij
verklaren het ons in allen eenvoud, veel liever zien dan hun eigen leven.
Gezond
is moeder altijd geweest, buiten eens dat zij door den wreden typhus aan den
boord van t graf werd gebracht.
En
nochtans hebben wij gewerkt, verzekert de brave eeuwelinge denkend op die
talrijke binnengehaalde oogsten, op die duizenden ketels melk in den stal
gewonnen, over dat gedurig kampen tegen regen en wind, tegen de grillen van elk
seizoen en de wisselvalligheden der zoo angstvolle broodwinning.
Het
werk, integendeel, deed haar goed zekert ons die moedige bespiedster harer
huiswegen, de sterke vrouw van het evangelie, de moeder die goed geweest zijnde
voor hare ouders, in hare twee kinderen mijn twee kwezelkens blaast ze ons in
t oor twee engels treft.
Voor
t overige zijn wij altijd christelijk geweest mijnheer, zegt ons t moederke.
Altijd hebben wij samen den rozenkrans gebeden, ons volk naar de diensten
laten gaan, langs daar ben ik gerust.
Zij
toont ons haren leidsman van over tientallen jaren, haren zwartgebeierden
stevigen rozenkrans die haar noch onder dag of nacht verlaat.
Zondag
de goede ziel is er wat bang voor- komt de burgemeester van Leest haar
gelukwenschen en zal de geestelijkheid en de wet van Duffel medefeesten met het
heele dorp, dat algemeen moeder Diddens eert en acht.
In
t klooster werd zij al ontvangen en wij moeten mede met haar tot de
slaapkamer, waar de reeds verkregen geschenken staan te pronken.
Bij
het vertrek heeft moeder haar glas dubbel garsten tegen onzen beker gestooten
en gedronken op het heil van ons blad.
Zelfs
heeft zij ons beloofd erbij te zijn als de Gazet haar eeuwfeest viert. Want
grappig is zij wel moeder Diddens. Zoo vertelde mij iemand dat zij hem verleden
week nog had gezegd : Nu spoed ik mij naar huis om te zien of mijne kinderen
reeds te huis zijn, de dag van heden kan men er geene zorg genoeg voor dragen.
Wij
vragen hier die drij zo voorkoomende hertelijke lieden verschooning, door ons
gazetgebabbel aan meer dan honderd duizend lieden verteld te hebben, hoe braaf
zij zijn.
Eene
zoo wondere eeuwelinge als degene die wij heden bezochten, daarmede moesten
onze lezers kennis maken.
1905 Gazet van Mechelen- 9 oktober 1905 :
HET HONDERDSTE JAAR VAN MOEDER
DIDDENS,
TE DUFFEL GEVIERD.
Van
verre reeds, toen wij heden naar deze bevolkte gemeente stoomden, kwam de
gepaleerde kerktoren ons tegemoet geloopen en zwaaiden de vlaggen en wimpels
zijner gothieke spits ons welkom toe.
Zoo
stond hij daar in feestdos, en zag men thans in het zoo vaak door partijen
verdeeld en gesplitst Duffel eene eendrachtige gemeente : allen, van minst tot
meest, wilden moeder Diddens huldigen op den eersten dag van de tweede eeuw,
die sinds deze morgen voor haar is aangevangen.
Overal
staken nationale, Duffelsche (rood en geel) of pauselijke vlaggen uit venster
of dak. Jaarschriften waren er bij dozijnen, dichten bij de macht, en daarmede
niet tevreden, hadden vele lieden hunne gevels met gemaakte of veldbloemen
versierd.
Langs
de Waarloos- Kerk- en Kiliaanstraten, langswaar de stoet in den nanoen moest
voorbijkomen, had men sperren gepland, verbonden door ringen van gekleurd
papier en veldgroen.
Het
weer verdient een pluimken, maar de zonne die nu en dan een pruilend gezichtje
zette, deed regen vreezen, en zelfs kwamen tweemaal de regenschermen voor den
dag. Doch alles bepaalde zich bij dat dreigement en enkele druppeltjes, die den
milden gouden zonnelach, welke tijdens den heelen stoet aanhield, zoveel te
hartelijker een aangenamer maakten.
Wij
gingen nogeens moederken groeten en werden er ontvangen als een harer kinderen
: geerne vergaf zij ons dat wij verleden Woensdag heel haar leven aan het
klokzeel hadden gehangen, en de eenvoudige schuchterheid van haar
verdienstelijk bestaan haaden schuw gemaakt.
Om
elf ure, bij kanongebulder en klokgelui, werd de eeuwelinge naar Gods huis
gevoerd, in een prachtig rijtuig met twee paarden.
Voor
haar gingen de heren gemeenteraadsleden van Leest haar geboorteplaats en
Duffel, de flink gekostumeerde pompiers, en een vijftigtal onschuldige blonde
kinderkopjes, als van engeltjes opgesierd, gekruld met moederlijke zorg en
moederlijken trots.
Zij
deden bloemen regenen waar zij voorbijzweefden en schenen om ter schoonst met
de zon te doen, welker stralen alles in goud en schittering zetteden.
De
kerk kon met moeite de aanwezigen bevatten : heel Duffel was daar om God te
danken om die uitmuntende weldaad, in den persoon van moeder Diddens het dorp
verleend.
De
hoogmis werd met zes heeren gezongen, en voltrokken te midden der diepste ingetogenheid.
De
Eerw. Heer Pastoor, na het Evangelie richtte van den stoel der waarheid het
woord tot de jubilarisse.
Hij
verklaarde het woord Salomons : De ouderdom ligt op den weg der
rechtveerdigheid
en wist zijne parochianen en aanhoorders te ontroeren door de toepassing
welke hij aan deze spreuk gaf, en de les die hij er voor ouders en kinders wist
uit te halen.
Na
een Te Deum, den Heere uit volle borst toegezongen, en door die kerk vol
geloovigen beaamd, werd de gevierde terug naar hare woon gereden, terwijl hare
levensloop op het aria der Brabaconne voor de kerk vertolkt, aan 5 centen te
krijgen was.
Om
half vier, brachten al de steen- en aardewegen die tot Duffel leiden,
ongelooflijk veel volk aan. Ook de treins en stoomtrams losten er ontelbaren
af, en toen de stoet in beweging kwam, waren koppen in plaats van kasseien te
zien ter Kerkplaats, Kerk en Killiaanstraten.
De
stoet was uit een 70-tal maatschappijen samengesteld, en oneindig beter dan t
geen men gewoonlijk te zien krijgt.
De
klassieke wagen van den landbouw ontbrak er weliswaar, maar in plaats van die
verbeelde dorschende, boterende en drinkende boeren, had men t huwelijk van
moeder Diddens over 68 jaar en de vier wagens der vier jaargetijden.
De
TROUW, een opgediende tafel, waar bruid en bruidegom, benevens een tiental
genoodigden, het zich heerlijk lieten smaken, en zongen als om spijs, deed
iedereen hartelijk lachen, maar wat nog meer opziens baarde, waren dat
veertigtal prachtig uitgedoste deernen, zoo lief van uitzicht als blakende van
gezondheid, die, gravinnen en
Hertoginnen
verbeeldende, daar zoo statig voorbijreden als waren zij voor die waardigheid
in de wieg gelegd...
Een
woord over de prachtige rossen die zij bereden : peerden van duizenden frank.
Vooral
boer Delaet met zijne vier gemedailleerde hengsten, kreeg ongelooflijk veel
bijval.
De
lentewagen werd voorafgegaan door maagdekens die seringen droegen, de wagen
zelf was bijzonder gelukkig opgevat en verbeeldde eene meersch in hellend vlak
met natuurlijke zoden belegd, en duizenden lentebloemen bestipt.
Voor
den zomerwagen droegen maagdekens rozen ; ook de leden van de flinke
turnafdeling, broederlijk aaneengesnoerd door kransen van rozen, leverden het
aangenaamst vertoon op : dat was nieuw en waarlijk gevonden.
Vergeten
wij niet dat een drietal muzieken van Duffel en Leest dat alles vervroolijkten
met hunne opwekkendste deuntjes, en het volk op ieder ogenblik zijne vreugd
door handgeklap te kennen gaf.
Voor
den Herfstwagen droegen lieve meisjes, in processiekostuum, chrysantemums, en
op het gerij werd de wijnoogst verbeeld.
De
winter werd voorafgegaan door meisjes die sparretakken droegen, en op het gerij
zaten een twintigtal kabouterkens van tussen 3 en 8 jaar.
Als
gedacht en opvatting, rekening houdend van de beperkte middelen, overtroffen
die wagens al hetgeen wij tot hiertoe zagen, en gelijk wie dat alles ineen
heeft gezet, hij haalt er de meeste eere van.
Volgden
nog de reuzen. Cupido, de Vier Heemskinderen en het rad van avontuur.
Van
policie of gendarmen spreken wij niet, de orde die nergens gestoord werd, moest
dus niet ter hulp gekomen worden.
Op
t raadhuis, waarvan moeder Diddens flink de 15 treden beklom, waren de
gemeenteraden van Duffel en Leest vergaderd.
Drie
schoone treffende redevoeringen werden er uitgesproken die alle drij iets
beduidden, en zich niet bepaalden bij zeggende woorden.
Burgemeester
Bernaerts van Leest, bracht haar een vergulde hanglamp, en zegde hoe blij haar
geboortedorp was haar te mogen als eeuwelinge groeten.
Dokter
DHoog gaf haar, in naam der commissie, een zilveren theeblad met
bijhoorigheden, en roemde haare braafheid en het deftig voorbeeld dat heel hare
levensloop opleverde.
Als
het handgeklap een weinig bedaard was, stond moederken, die men zooëven den
titel van moeder der gemeente gaf, recht, en de handen saamleggend, sprak ze
:
t
Is te veel, en veel te schoon, en al hetgeen dat ge komt te zeggen, maar..dat
ik toch maar de vrede hier in Duffel kon brengen...
Gouden
wensch, moeder Maria-Theresia. Indien hij verhoord wordt, is de schoone
gemeente van 8.000 zielen een stad gelijk waar de twistappel, eilaas, in te
vele hoven bloeit, u veel verschuldigd.
Toen
moederken weer buiten kwam en op de verheven stoep de bevolking groette,
lachend, bevallig, vriendelijk, gelijk zij dat over 99 jaar zou gedaan hebben
op den arm harer moeder, ontstond eindeloos gejuich en geroep uit de menigte
welke de ruime plaats zoo dicht bezette dat men slechts nog hoofden zag.
Om
7 ure was het verlichting en om 8 ure vuurwerk.
Alles
is ten allerbest afgelopen en zeker staat den dag van gisteren aangetekend bij
de gevierde nevens haren eersten communiedag als de twee schoonste dagen der
36.500 die God haar verleende.
Eere
aan Duffel, die haar op zoo eene voorbeeldige manier eene plicht wist te
kwijten. Eere aan de gevierde, en hare twee bewaarengels, die God voor eene
hele eeuwigheid bij moeder mogen laten.
1903 18 november : Frans Beullens
werd, in vervanging van de overleden Jan Baptist
De Maeyer, gemeenteraadslid.
Anselms Jédrie(J.A. Huysmans) in De Band van februari 1981
onder Saluten
deKost over deze Frans Beullens :
Bij
de Witte Netelhoeve van Tist Beullens, werd later het tweede hoeveke
gebouwd voor zijn broer Sooi. Men
zei van dezen, dat hij maar de helft van het
alphabet meester was, toch bracht
het dien tot Schepen der Leestse
gemeenteraad.
Rond dit tijdstip kwamen de
boerenkrisisjaren : drie frank voor honderd kgr.
patatten aub en vijf en zeventig
centiem voor een glas bier, merci...
Mijn schoonvader Louis De Rooster
en de schepenen Sooi (Frans) Beullens en
Prospeir Busschot, komen op een
nacht van een bestuursvergadering der fanfare
Sint Cecilia, en onderweg, even
over de Molenbeek, zei mijn schoonvader :
Vrienden, wij boerkens, wij moeten
eraan, wij zijn te oud om nog te leren, zoals
dat jong volk van Rik Verbeek, met
hun selder en tomatenserren, maar wij met
onze riek en gaffel, wij kunnen
niet beter dan gaan wild toeken voor de kost !
...
Wette wat Louis, zei Sooi
Beullens, in den hof hebben wij voor keukengebruik
een honderdtal spruitstruiken
staan, en eergisteren was ik in de Mechelse
Botermarkt, en daar zag ik een
wijveke, achter een paar bakskens spruiten staan,
die door mekaar verdringende
huisvrouwen werden gewild. Ik vertelde zulks thuis
en stelde voor : we gaan de onze
ook trekken ! En ze lachten mij wel eerst uit,
maargisteren, na samen drie uren werktijd, waren
wij al klaar !
En vandaag reed ik met van achter
op mijn fiets een baaltje gekuiste spruiten
naar Mechelen, en bracht drie
honderd frank thuis !...
Reken maar, zei kabouter
Beullens.
Later zei mijn schoonvader eens :
Ze mochten voor dien Beullens, om zijn
pioniersvondst , in de Bist een
standbeeld op zijn spruitenveld zetten, en onder
aan de voet erbij gebeiteld : Hij
leerde ons Leestenaars spruiten telen.
Frans (Sooi) Beullens (°Leest
22/6/1857, +Leest 5/8/1931) was een zoon van
Pieter Joannes en van Marie Rosalie
Verlinden.
Hij huwde een eerste maal te
Hombeek op 7 juli 1881 met Maria Victoria Neefs
die hem 13 kinderen zou schenken. Sooi Beullens hertrouwde te
Leest op 14 mei 1895 met Joanna Maria De Hertogh
die hem op haar beurt 14
kinderen schonk.
Bij de geboorte van zijn 25ste
kind (Albert) werd de toenmalige koning Albert
peter. Frans "Sooi Beullens bewoonde de "Witte Netelhoeve" in de Bieststraat. Een eeuw voordien behoorde dit hof aan het gezin Johannes De Laet-Anne Marie De Laet. In 1727 stond op die plaats het "huys en hoff" van Antoon Fiereman.
De heeren Hanssens, burgemeester, Nowé
en Debacker, schepenen, F. Campion, gemeenteraadslid, Vankelecom, secretaris en
Hauwaert, bouwkundige van Vilvoorden ; Le Blus, schepene van Mechelen ; Van
Kelst, burgemeester van Elewyt; De Roye de Wichem, burgemeester van Eppeghem;
Bombergen, secretaris van Hofstade ; De Saeger, burgemeester van Hombeeck, Haesaerts,
schepene van Rumpst; Sterckx, burgemeester van Sempst;Coenen, burgemeester van Weerde, vergaderd op
het gemeentehuis van Vilvoorden, op donderdag 18 september 1902, te 2 ure
namiddag, na mededeeling ontvangen te hebben van het Verslag der Zeevaartinrichtingen
dat handelt over de werken van gezondmaking betrekkelijk den loop der Zenne, na
beraadslaging, hebben met eenparigheid op het voorstel van M. Campion, de
volgende dagorde gestemd :
Overwegende, dat de rivier der Zenne
beneden het zoogezegde gesticht van klaarmaking te Haren, eenen zetel van
verpesting vormt, die bijzonder nadelig is aan de belangen der aanpalende
gemeenten;
Dat zelfs verscheidene gemeenten op
afstand der rivier gelegen door den toestand lijden ;
Dat in 1866 er aan de stad Brussel voor
9 millioen toelagen verleend werden om de Zenne gezond te maken, zoodanig dat
de gemeenten aan den lageren loop gelegen niet meer zouden te klagen gehad
hebben en zij in plaats van besmet en walgelijk water, een zuiver en schadeloos
water zouden bekomen hebben ;
Overwegende, dat de stad Brussel hare
verplichting niet vervuld heeft voor wat de zuivermaking van het water der
stadsbeken betreft en dat de aanpalende gemeenten der Zenne, beneden Haren, nog
altijd meer dan ooit besmet blijven door de verpestende en doodende
uitwasemingen ;
Dat de klachten, die in 1866 reeds zeer
talrijk waren, nu algemeener, ernstiger en meer gerechtvaardigd zijn ;
Dat inderdaad de afdrijving der
vuilnissen van een groot deel van den Brusselschen omtrek, die vroeger langs de
opene Zenne plaats had, hedendaags gebeurt door eenen gesloten afloop tot
Haren, waar men aan de rivier de bedorven stoffen teruggeeft, wier nadeelige
invloed zoveel te grooter is, daar zij bij gebrek aan aanraking met de lucht
geene enkele zuivering ondergaan hebben ;
Overwegende dat, alhoewel de
ondergeteekenden het gezamentlijke ontwerp der haveninrichtingen goedkeuren,
het nochtans plaats geeft de welwillende aandacht van het Staatsbestuur op een
deel der werkten te trekken, dat voor onloochenbaar gevolg zou hebben den
tegenwoordigen toestand nog te verergeren ;
Dat men inderdaad voorstelt de wateren
der kleine Zenne in den scheepdok der Saincteletteplaats te brengen, om ze in
het Zeekanaal te laten vloeien. Dat daarenboven de wateren van het klimmen der
Molenbeek te Laken, de vijvers van het Koninklijk Domeinen van den Buikgracht te Neder-Over-Heembeek
insgelijks rechtstreeks in het Zeekanaal zouden gebracht worden ;
Dat het ontwerp ook de afdrijving bevat
langs eene nieuwe vergaarbeek, der besmette wateren van de gemeenten
Anderlecht, St Jans Molenbeek, Laken en St Pieters Jette ;
Dat deze wateren der stadsbeken volgens
het ontwerp der Zenne zouden vloeien beneden de spoorbrug van Laken, in
afwachting dat een nieuwe afloop tot Haren zou gebouwd worden ;
Overwegendedat uit de aanneming van dit ontwerp zou
voortspruiten dat de Zenne na van een groot deel van haar zuiver water beroofd
te zijn meer dan ooit besmet zou worden beneden Haren, met al wat haar nog zou
kunnen bederven ;
Om deze beweegreden :
Teekenden krachtdadig verzet aan tegen
den ongelukkigen toestand waarin de gemeenten van den benedenloop zich
bevinden, en verzoeken vriendelijk het Staatsbestuur het ontwerp te willen
volledigen, door eene oplossing te vinden, die van aard weze om aan de inwoners
der belanghebbende gemeenten voldoening te geven ;
Duiden als afgevaardigden bij de
overheden aan : MM. Hanssens, burgemeester van Vilvoorden ; Le Blus H.,
schepene van Mechelen ; de Roye de Wichem A, burgemeester van Eppeghem ;
Haesaerts G.A., schepene van Sempts,; Coenen L., burgemeester van Weerde ; en
Hauwaert J., bouwkundige te Vilvoorden en gelasten hen dringende voetstappen
aan te wenden, om in den korst mogelijken tijd eene voordeelige oplossing te
bekomen.
De afgevaardigden in het Komiteit
vereenigd, hebben aangedjuid als voorzitter M. Hanssens, burgemeester van
Vilvoorden en als secretaris M. Coenen, burgemeester van Weerde.
Het Komiteitheeft de toetreding gevraagd der gemeenten
Haren, Neder over Heembeek, Machelen, Heffen, LEEST, Heyndonck, Terhaeghen,
Boom, Waelhem, Duffel en Lier.
Verscheidene gemeenteraden hebben eene
beslissing in dien zin genomen.
De heer Gouverneur der Provincie Brabant
heeft zijne hulp beloofd.
Ten einde de rechten te doen gelden bij
het Staatsbestuur, heeft het Komiteit de Heeren Senators en
Volksvertegenwoordigers uitgenoodigd tot eene vergadering die zal plaats hebben
op woensdag 15 october om 11 ure, op het paleis der provincie te Brussel.
1902 Op zondag 2 november rond 5 ure namiddag is alhier in de gemeente, aan
den
gemetsten afsluitingsmuur van t
kerkhof een steunpilaar gedeeltelijk afgebroken
door vier jongelingen van
Stuivenberg onder Mechelen.
Een der daders werd door koster
Hellemans aangehouden.
Het is de zoon der dochter van zekeren persoon
van Stuivenberg genoemd
de Pender.
Een andere medeplichtige moet Van
der Meulen genoemd zijn. De gendarmerie
stelde een onderzoek in. (GA)
1903 Het getal ingeschrevene
lotelingen voor de nationale militie voor de lichting
1903 bedraagt 15.
1903 In Leest worden geen veemarkten gehouden. (brief aan de
Gouverneur)
1903 In 1903 staken enkele
vooraanstaanden van Blaasveld en omstreken hun hoofden
bijeen en stichtten een vee-
en paardenverzekering.
Voor Willebroek waren dat Eduard en
Xavier De Jonghe, voor Blaasveld
burgemeesterAlb. Lefebvre, Louis en Frans Van Baelen,
voor Hombeek J. Van
Doren en voor Leest burgemeester
Jaak Bernaerts.
(t Vaartland-nr.3 1977)
1903 In de nacht van 20 op 21 februari
is er een poging tot inbraak gedaan in de Sint
Jozefskapel. Het slot en de deur
werden beschadigd maar er werd geen diefstal
geconstateerd.
1903 15 maart Gazet van Mechelen : Leest Poging tot diefstal
Eén
dezer nachten heeft men ingebroken in de woning van de wed.Selleslagh.
De schelmen zijn echter
teleurgesteld moeten vertrekken, want de bazin had
s avonds te voren de tooglade met
het geld naar hare slaapkamer genomen,
zodat ze zonder buit zijn moeten
vertrekken. Het schijnt dat men vermoedens
heeft op zekeren persoon.
1903 9 april :Rond 15u30 vonden Lodewijk Hellemans,
31-jarige koster en Karel
Huybrechts, werkman van 61, beiden
wonende te Leest, op de oever van
de Zenne aan de Bleukens het lijk
van een pasgeboren kind.
Ze brachten het naar het
gemeentehuis.
Het kindje was geheel naakt zou
volgens onderzoek ongeveer 40 dagen
in het water gelegen hebben. Het
lijkje was in staat van ontbinding.
Er waren geen hoegenaamde tekens
die tot identificatie zouden kunnen
leiden. tjeDe leesthkostermen op de
Zennedijk aan de Bleukens het naakte lijkje
van een baby van het mannelijk
geslacht. Het werd naar het gemeentehuis
overgebracht.
(Uit : Burgerlijke stand Leest
Overlijdens 1903 Akte 11)
1903 16 april : Jozeph Selleslagh, een
landbouwer uit de Tisseltbaan, werd lid van het
bureel van Weldadigheid, dit in
vervanging van Karel Van den Sande. (GR)
1903 9 mei : De gemeentescholen worden vanaf maandag voor 14 dagen gesloten,
tengevolge van het bestaan der
Roodekoorts, dit op verzoek van geneesheer
De Becker.
De klassen worden gewit met een
mengsel van kalk en phenique water.
De banken en schoolmeubelen
behoorlijk gezuiverd en de schoolbehoeften
verbrand. (GA)
1903 10 mei : Omtrent half twaalf s avonds, terwijl de genaamden Joseph Croes en
Joseph Scheers, werklieden woonende
te Mechelen Battel, huiswaarts keerden,
werden zij ter plaatse
Kleinheidestraat, rechtover de woning van De Borger,
tegen het lijf gelopen door zekeren
Frans Selleslagh, landbouwer te Leest
Kleinheidestraat, welke begon te
tieren.
Selleslagh smeet zijn rijwiel ten
gronde, trok een revolver uit zijn zak en loste een
schot op de genoemde twee personen,
zonder hen te treffen.
Croes heeft Selleslagh een slag met de hand toegebracht waarna deze
laatste zijn
rijwiel opgenomen heeft en zich
begeven heeft naar de woning van Constant
Fierens, herbergier
Kleinheidestraat.
Deze Fierens heeft Selleslagh zijn
wapen afgenomen om verdere onheilen te
voorkomen, den revolver was alsdan
nog voorzien van scheuten met kogels.
De volgende dag heeft de
veldwachter op zijne dagronde, van het gebeurde
kennis gekregen en het wapen in
beslag genomen alsdan nog voorzien van een
schot.(GA)
1903 14 mei : De gemeenteraad werd er
door de provinciegouverneur op gewezen dat
de gemeentescholen overbevolkt
waren.
1903 18 juli : Bij Koninklijk Besluit van den 18 juli 1903 is de medalie van 3e
Klas
toegestaan geweest aan :
1) Jan Briat, metser, wonende te
Leest en
2) Pieter Jan Teughels, smid,
wonende te Battel onder Mechelen,
voor het redden van eenen
drenkeling inden loop van 1903 te Leest. (GA)
1903 8 september - Gemeenteraadverzoek om eretekens :
Mr
Frans Lodewijk Troch, daglooner, geboren te Leest den 8 mei 1834, en
er wonende, de bediening van
gemeente grafmaker waarnemend sedert 1 januari
1861 en ze voortdurend nog
wxaarneemt. Dat dezen persoon van goeden naam en
faam is, dat hij altijd in zijne
bediening werkzaam, belangloos en zelfopofferend
is geweest. Hij (de Raad) stelt dus
voor aan Zijne Majesteit den Koning te
smeken, aan dezen verdienstelijken
man te vergunnen de Medalie van 1e Klas
ingesteld door Koninklijke
Besluiten van 21 juli 1867, 23 october 1882 en 15
januari 1889.
Overwegende dat genoemde Frans
Lodewijk Troch zijne bediening met
nauwgezetheid en op eervolle wijze
waargenomen heeft besluit de Raad de
Koning te smeken...
M.M. 1) Wauters Lodewijk, geboren
te Leest, den 28 februari 1835, lid van het
bureel van Weldadigheid sedert den
19 september 1877.
2) Jan Dumont, geboren te Orsmael
Gussenhoven, den 21 november 1851,
hoofdonderwijzer der gemeenteschool
sedert den 9 november 1878.
3) Piet Edward Vloeberghen, geboren
te Leest den 21 augustus 1832, lid van de
kerkfabriek sedert den 4 april
1874.
Dat deze drij personen van goeden
naam en faam zijn.
Dat zij altijd in hunne bedieningen
werkzaam, belangloos en zelfopofferend zijn
geweest.
Hij stelt dus voor aan Zijne
Majesteit den Koning te smeken aan deze
verdienstelijke mannen te vergunnen
de Medalie van 3e Klas...
1903 Schoolbevolking op 5 oktober :
Gemengde school :
Klas van de hoofdonderwijzer : 56
leerlingen
Klas van de hulponderwijzer : 70
leerlingen.
School voor meisjes :
50 leerlingen.
1903 7 november : Omtrent half twaalf des avonds is er schade toegebracht geweest
aan de woning van Henri Theodoor
Van den Heuvel, herbergier en winkelier
dorp In den Belle Vue aan de
kerk.
Men heeft stukken pannen en stenen
op de deuren en slagvensters geworpen,
terwijl de bewoners te bed waren.
Zekeren Emiel Nagels van Battel
Auwegem Warande zou een der daders zijn.
De gendarmerie werd belast met het
onderzoek. (GA)
Dinsdag
middag is de hoeve afgebrand van M.E. Wouters in de Winkelstraat.
Alles is in de vlammen omgekomen.
Alleen de meubelen waren verzekerd.
De schade is overgroot. Oorzaak van
het vuur onbekend.
De STEENOORDHOEVE in de Winkelstraat.
Ongeveer halfweg de Winkelstraat staat
de boerderij van de familie Schillemans. De huidige gebouwen werden er gezet
door de voormalige eigenaar en bewoner Victor De Boeck. Dit gebeurde in 1902
nadat hij de resten van de uitgebrande hoeve had gekocht van Jozef Wauters.
Georges Herregods kon,(DB-Mei 1981)
aan de hand van de rekeningen van de
kerkfabriek (aanvang rond 1600), de achtereenvolgende eigenaars en bewoners
terugvinden. Op de hoeve stond namelijk een kleine cijns van 4 stuiver, 1 oord
jaarlijks aan de kerk te betalen.
Jan Peeters was eigenaar voor 1617, zijn
erfgenamen bleven er tot in 1631.
Willem Bulens woonde er rond 1631. Jan
Bulens volgde hem op van 1539 tot 1673.
Cornelis Bulens woonde er van 1681 tot
1700.
Jan Verspreeuwen kwam de cijns betalen
van 1700 tot 1720.
Anthoen Vermerchtem verbleef op de
Steenoord van rond 1721 tot na 1728.
Hij was kerkmeester op de parochie en
gehuwd met Joanna Vleminckx.
Op het plan van Jan Van Acoleyn was de
boerderij goed voor 320 roeden.
Buiten zijn boerderij bezat Anthoen
Vermerchtem nog 4 bunders, 1 dagwand en 35 roeden.
Anthoen Hertogh zat op de hoeve van rond
1746 tot 1768.
Gulielmus Van Seghvelt van rond 1769 tot
op het einde van de eeuw.
Petrus Fierens rond 1820.
Carolus Wauters rond 1833. Hij was de
zoon van Antoon en van Anna Monica Bulens. Hij werd geboren op 17 mei 1792 en
huwde Isabella Leemans. Carolus Wauters overleed te Leest op 31 augustus 1872.
Na Carolus Wauters woonden op het
Steenoord twee broers en een zuster, allen ongehuwd : Jozef, Louis (die
schepen was en voorzitter van het weldadigheidsbureel) en Melanie Wauters.
Nadat het woonhuis was afgebrand, in
december 1901, verkocht de familie Wauters de rest van de hofstede aan Victor
De Boeck, om zich een herenhuis te bouwen op de Kouter rechtover het
parochiehuis. (waar later aalmoezenier Herregods zou verblijven)
Victor De Boeck, die gehuwd was met
Antonia Spoelders, herbouwde het woonhuis. De oude schuur van de vroegere
boerderij stond er nog. Ze had 8 grote pijlers en dateerde uit 1716. Dat
jaartal stond gegrift in een van de drie beuken balken. De schuur werd door
Alfons De Boeck afgebroken. Achteraan, tussen schuur en woonhuis, stond vroeger
een karhuis, dat begroeid was met klimop.
Na Victor De Boeck bleef zijn zoon Fons
op de boerderij. Hij was gehuwd met Henriette De Prins.
In 1962 kwam de boerderij in handen van
Rene Schillemans-Maria Alsenoy.
1902 De prijs van eenen werkdag, voor de onderstanden ten huize verleend,
voor t
jaar 1902, wordt voorgesteld op fr
: 1,10. (GA-6/6/1901)
1902 In 1902 kregen de muzikanten van
de fanfare Sint Cecilia een pet aangeboden
waarvan de kostprijs voor de
fanfare op 2,50 fr/pet beliep.
(GvM,12/10/1979)
1902 Secretaris Van den Bossche blijft
behouden als agent opsteller voor de
landbouw optelling voor 1902.
1902 De toelage van de provincie voor
het lager onderwijs voor het dienstjaar 1902
beliep 591 fr.
1902 -In de gemeente verblijven geene
personen welke de noodige machtiging bezitten
om geneeskundige vakken uit te
oefenen.
1902 De schoolbegroting voor het jaar
1902 beliep 120 fr, hetzij 2 fr per leerling.
1902 In april vroeg de gemeente, in
het kader van de komende wetgevende kiezing
van 29 mei, een aantal
oproepingsbrieven aan, hetzij :
-voor 210 kiezers met 1 stem, -voor
110 kiezers met 2 stemmen, -voor 100
kiezers met 3 stemmen.
1902 13 april : Gemeenteraadslid
Victor Diddenslegt de eed af in handen
van
burgemeester Bernaerts, als
nieuwbenoemde patentzetter.
1902 21 april : De genaamden Guillielmus Huybrechts, werkman aan den ijzeren weg,
wonende te Leest, heeft een ongeval
gehad met den trein van de Maatschappij
Mechelen-Terneuzen.
De plaats van het ongeval schijnt
te liggen tussen statie Thisselt-Blaesvelt en de
woning van Huybrechts. De
ongelukkige werd in het gasthuis van Mechelen
opgenomen. (GA)
1902 22 mei : De Kantonale Inspecteur
dringt aan tot de inrichting van een nieuwe klas
bij de gemeenteschool :
De
Raad, overwegende dat onze gemeentescholen bijgewoond worden door een
middelmatig getal van 60 leerlingen
voor de klas van Mr Dumont ; een
middelmatig tal van 70 à 75
leerlingen voor de klas van Mr Moons en dat het
hoogste getal leerlingen der klas
van Jufvrouw Moons beloopt tot 50 ; dat de
inrichting van het onderwijs tot
heden goed voldaan heeft en dat met een juiste
verdeling toe de passen van de
ouderdommen voor het bijwonen der scholen, het
maximum wettelijk niet zal
overtroffen worden.
Zoo is de Raad van gevoelen dat het
inrichten eener nieuwe klas bij de
gemeentescholen , hem dunkens,
heden niet dringend is. (DB-1958)
1902 8 juni : Is verdwenen uit de
ouderlijke woning de genaamde Victor Jan Verbeeck,
landbouwer, oud 16 jaar. Wonende te
Leest en zoon van August Verbeeck en van
Susanna De Blick. Hij werd geboren
te Leest op 30 maart 1886.
Zijn persoonsbeschrijving : lengte
1 m 56, zwart haar en wenkbrauwen, grijze
ogen, kleine neus, baardeloos
struis voorkomen.
Kledingsstukken waarvan hij drager
moet zijn : groen geperkte klak, groenachtige
broek en vest, bruin geperkte
veston, grijs hemd, schoenen met riemen en grijze
kousen. (GA)
1902 Brief gemeentebestuur van 10 juli
: ...in onze gemeente bevinden zich
geene
blinden noch doofstommen.
1902 11 augustus : Om 3 ure s morgens is er aan de woning van
den smid Louis
Spiessens weggevoerd geweest : de
twee wielen met toebehoorten van eenen
wagen dewelke teruggevonden zijn in
het Spoor van den Ijzerenweg van Mechelen
op Terneuzen alhier op omtrent tien
meters van den overgang aan den steenweg
naar Thisselt.
Omtrent 4 ure s morgens zijn drij
personen die Willebroeck moeten bewoonen
binnengekomen in de herberg van
Louis Steenmans Blaesveldstraat alhier, doch
niet eene dezer drij is erkend ;
zij zijn vervolgens gegaan bij Petrus Jan De
Muyer en de weduwe De Muyer
Thisseltbaan, waar zij naar melk vroegen.
Toen
mijn man Fons (nvdr : Alfons Hellemans) en ikin 1960 de bakkerij overnamen van Albert Piessens, wisten we niet wat
ons te wachten stond. De bakkerij van de Blekken was overgegaan in handen van
de Sussen, dat ging onmiddellijk rond in het dorp.
Bij
Fons waren ze inderdaad Sussen. Al die heisa kreeg nog een staartje want de
vaste brooddrager van Beire Piessens, Julleke Vloeberghen, weigerde voor ons
te rijden.
Hij
wilde niet voor Sussen werken. Wij zaten direct met een levensgroot probleem.
Onze
volgende gast, een jonge Mechelaar, viel serieus tegen en uiteindelijk is Vic
Verschuren ons uit de nood komen helpen. Maar dat was ook een Blek en toen is
Maria van Finne (noot Maria Verschuren)als een
razende furie onze winkel binnengevallen :
Waarom
smijtte gij nen Blek buiten voor nen anderen Blek ?...
Wist
ik veel van Sussen en Blekken, ik kwam van Peulis...
Nieke
Frut, ook een Blekken-sympathisante, kwam altijd om de asse van onze oven en
die zeefde ze dan uit en met al wat bruikbaar was bakte ze haar fritten op het
Dorpsplein.
Wij
kregen van andere Blekken in de Root het verwijt dat de Sussen (wij dus)putten veroorzaakten aan de achterkant van
die huizen en toen hebben we die met onze asse wijselijk gedempt, maar toen
deden we Nieke te kort...
Ooit
kregen we van Blekken een vraag om patekens te bakken voor het teerfeest van
St. Cecilia. Gaarne gedaan. Maar toen Gobien, de bakker uit de Juniorslaan dat
vernam begon hij dat ook te doen. Dat jaar zaten de Blekken met een dubbele
portie patekens op hun teerfeest...
Ik
weet ook nog dat de garde afgesproken had met de ongeduldig wachtende Blekken
buiten het gemeentehuis. Van achter het raam in het gemeentehuis trok hij een
aantal keer ostentatief aan zijn sigaret, het aantal zetels dat de Blekken
hadden veroverd...
Ik
heb ooit nog de woning van Nest De Win zien bekogelen met tomaten...
Emiel Polfliet vertelde in 1977 :
Ik
herinner het mij als was het gisteren, het was in 52, de dag van de
verkiezingen, in de mis van halfzeven en pastoor Coosemans stond op de
preekstoel. Plots begon hij over de verkiezing te praten en vroeg tamelijk
rechtstreeks niet voor de Blekken te stemmen. Toen is mijn grootmoeder
(Colette Van Praet-De Prins)verontwaardigd rechtgesprongen en heeft letterlijk gevraagd : Mijnheer
Pastoor, zijn wij dan geen kristelijke mensen ?
Waarop
de pastoor het antwoord schuldig bleef en hij verliet de kansel en zette de mis
verder alsof er niets was gebeurd. Nog even was er spanning in de kerk toen
mijn grootmoeder ter communie ging. Heel de kerk keek ademloos toe, maar de
pastoor behandelde haar net zoals
de
andere communicerenden en legde de H. Hostie op haar tong.
Onmiddellijk
na die mis staken enkele Blekken spontaan de koppen bij elkaar en verzamelden
in een mum van tijd enkele tientallen muzikanten van hun fanfareSt.-Cecilia. Die zijn dan dezelfde dag uit
dankbaarheid bij mijn grootmoederthuis,
in de Alemstraat, een serenade gaan spelen.
Stan Gobien daarover in zijn boek Leest in Feest :
Op zondag 12 oktober 1952, de dag van
der verkiezingen, deed er zich een incident voor dat een grote weerklank kreeg
en niet alleen in Leest. Een van de twistpunten was de herstelling van het dak
van de kerk geweest. De pastoor, toen Z.E.H.Coosemans, had zich moeten
uitsloven en smeken om het dak hersteld te krijgen. Eerst wou de Kerkfabriek
van Leest tussenkomen voor 75.000 frank maar die zag daar van af en uiteindelijk
moest de gemeente opdraaien voor het totale bedrag. De pastoor kon het
vermoedelijk niet langer verdragen dat de Blekken nu rondbazuinden dat zij
prima hadden gezorgd voor de herstelling van het dak van de kerk. In de
vroegmis tijdens de preek vloog hij uit naar de kandidaten op de lijst van
St.-Cecilia en hij noemde de kandidaten van de Ware Leestenaar, ware
leugenaars. In die tijd waren de meeste Leestenaars trouwe kerkgangers en deze
uitspraak vanaf de preekstoel viel niet in goede aarde bij de Blekken. De
mannen zaten bleek van woede hun kwaadheid te verbijten, maar ze bleven als
versteend zitten. Slechts één vrouw, in Leest Peit Klet genoemd, de moeder
van Nante De Prins, stond recht en onderbrak de pastoor. Ze zei dat de pastoor
het recht niet had haar zoon, die op de lijst van de Blekken stond, een
leugenaar te noemen. De pastoor was een ogenblik verbouwereerd maar dat was
genoeg om een hele chaos te ontketenen in de kerk. De mannen die daar een paar
ogenblikken geleden stilletjes en met schrik op hun stoel zaten, wisten maar al
te goed wat er ging gebeurenals ze niet
handelden. Ook zij stonden recht en begonnen hardop te protesteren. De aanhang
van de Blekken deed mee en ook de neutrale kerkgangers vonden het ongehoord wat
de pastoor zei. De Sussen daarentegen waren het met de pastoor eens en er
ontstond een echt tumult.Waarschijnlijk
zag de pastoor in dat hij de zaak niet meer baas kon. Hij stopte zijn preek.
Een groot aantal Blekken verliet uit protest de kerk. Ze gingen niet naar huis
maar verwittigden onmiddellijk alle medestanders. Velen onder hen gingen de
volgende missen bijwonen. Naar verluidt hadden heel wat Blekken aardappelen op
zak gestoken en hadden ze afgesproken deze naar de preekstoel te gooien indien
de pastoor deze netelige kwestie nog ter sprake durfde te brengen. De pastoor
zweeg in de volgende missen in alle talen over het maar langzaam hersteld dak
van de kerk
Pastoor Coosemans moest ook zijn stem
gaan uitbrengen en deed dat na de hoogmis. Heel wat Blekken stonden hem op te
wachten. Bij zijn tocht naar de gemeenteschool waar de verkiezing werd
georganiseerd, werd hij gehoond en beschimpt. Vanaf toen werd hij door de
Blekken beschouwd als een Sus
Na de verkiezingen is hij zijn
verontschuldigingen gaan aanbieden bij de kopmannen van de Blekken. Hij
verklaarde dat hij zich het hoofd op hol had laten brengen door de pamfletten
van de Sussen en dat hij het niet zag zitten dat er ooit socialisten in het
Leestse gemeentebestuur zouden zetelen. Later heeft hij zich niet meer gemengd
in de dorpspolitieke strijd.
Mijn overgrootvader Isidoor Constant
Van Hoof was de eerste muzikant van de Blekken. Het eerste openbaar optreden
van de fanfare St.-Cecilia vond plaats, op 6 december 1899,in zijn café Het Kruispunt (kruispunt
Juniorslaan-Vinkstraat)
Nadat hij burgemeester Bernaerts ter
hulp was gekomen tijdens een conflict met herriezoekers uit Stuyvenberg kreeg
hij als beloning zijn functie van veldwachter, ondanks het feit dat hij lid was
van de andere fanfare.
Al zijn kinderen bleven Blekken, ook
mijn grootvader Jan Edward en diens vrouw Florentine De Schoenmaeker. Toen die
na zijn dood hertrouwde met haar eerste lief, Louis Diddens, haalde ze een Sus
in huis. Na hun huwelijk zou haar tweede man steevast blijven teren met de
Sussen, terwijl zij de Blekken trouw bleef.
Mijn zus, mijn broer en ik hebben
thuisnooit iets van Blekkenvoorkeur
gemerkt, onze vader gedroeg zich tegenover ons zeer neutraal. Daar zou zijn job
als garde wel voor veel tussenzitten. Nadeel was dat wij nooit konden
aansluiten bij één van de twee Leestse fanfares en noch vis noch vlees waren.
Voordeel : tot op de dag van heden heb ik steeds gestreefd naar de grootst
mogelijke objectiviteit in alles.
Honderden anekdotes vallen er te
vertellen over de eeuwige tweestrijd. Enkele wil ik niet weerhouden.
Redetwisten over de oprichtingsdatum
van de fanfare St.-Cecilia.
Iedereen wist dat de fanfare Arbeid
Adelt was opgericht op 8 mei 1898, dus eerder dan die van St.-Cecilia. Tot
leedwezen van een aantal Blekken dat zij niet de eerste waren.
Misschien konden ze politiek wat voordeel
halen indien...
Daarom trachtten ze de oprichtingsdatum
van hun fanfare te verleggen en ontstond er binnen de vereniging een discussie.
Wat zou als oprichtingsdatum worden gehanteerd : het maken van de eerste
plannen om met de fanfare te starten in de zomer van 1898 of de eerste min of
meer officiële ledenvergadering op 26 augustus 1899.
Het Blekkenbestuur van toen besliste de
oprichtingsdatum een jaar naar voren te schuiven en dit kwam vanaf dat moment
tot uiting in de documenten.
Pas vanaf 1960, met de viering van het
60-jarig bestaan van de vereniging, werd de officiële stichtingsdatum van de
fanfare aanvaard...
(Leest in Feest, Stan Gobien)
Jan De Decker in De Band nr.33 van 1955 :
...het
etterend gefoeter en gezwets tussen fanfare zus en fanfare zo kan enkel van
aard zijn om het gehele dorpsleven te ondermijnen. Verdeeldheid breekt de
weerbaarheid...
Onderpastoor Cleeren in 1956 in De Band :
...De
Leestenaren hielden van een goede kermis, van een vettig teerfeest, van een pot
(of meer) schuimend bier en van O.L.Heer. Slechts alle zes jaren kwam er een
kink in de kabel : in de tijd van de gemeenteraadsverkiezingen, dan wat het
raadzaam niet te veel in de huizen te komen, want dan zoudt ge zo met een
broodmes de argwaan en achterdocht van de gezichten gekrabt hebben : dan had ge
nog alleen vriendschap van de zuigelingen en de kleuters. Gelukkig duurde die
periode niet lang en het leven van elke dag ging dan weer gewoon verder...
Paul Van Huffel (ex-Leestenaar), Blaasveld2009 :
Ik heb
ooit de plakploeg van de Sussen zien een pint gaan drinken bij dokter Stuyck.
Ze hadden hun stootwagen vol plakmateriaal voor de deur geposteerd toen daar
een plakploeg van de Blekken passeerde. Die Blekken hebben die wagen zonder
aarzelen in de gracht daar tegenover gekieperd...
Rachel Beullens (dochter van Blekken-gemeerteraadslid Jef) in 1985 :
...Toen
Onze Nie (noot :haar zuster Nieke Beullens °8/12/1919, +9/10/1998, gehuwd met Juul
Boonen) met een Sus afkwam viel dat niet
in goeie aarde bij de rest van onze familie en zeggen dat zijzelf één van de
hevigste was. Ze is met den Boonen getrouwd maar voor, tijdens en na elke keus
was dat daar groten ambras. Dan spraken die zelfs niet met elkaar...
De website Leest. Be,
7/3/2003 :
...In
Leest zijn bepaalde familienamen vrij frequent. Er zijn vrij veel mensen die
Selleslagh, Lauwers of De Prins heten. Het is niet zo dat de familienaam dan
ook bepaalt of iemand tot de groep van de Blekken of de Sussen behoort. De
familienaam Selleslagh komt in beide groepen voor, evenals de familienaam
Lauwers en nog heel wat andere.
In deze
optiek dient vermeld dat de beide groepen een zekere controle uitoefenden op de
evolutie binnen de eigen clan. Dat ging soms heel ver. Wanneer een jongen van
de Blekken verliefd werd op een meisje van de Sussen, dan werd dat vijftig jaar
geleden met argwaan bekenen door de ouderen. Die zegden dan : Hoe is het
mogelijk dat hij zoiets doet ? Er zijn bij de Blekken toch ook genoeg mooie en
goede meisjes ! Wat heeft hij nu te zoeken bij de Sussen. Dat zal nog verkeerd
aflopen !
Het was
nog erger als een meisje van de Blekken verliefd werd op een jongen van de
Sussen, want zij werd beschouwd als hopeloos verloren voor de eigen zaak.
Dezelfde ideeën leefden bij de Sussen. Ook zij probeerden hun bloed en hun ras
zo zuiver mogelijk te houden. Heel wat gemengde verliefdheden tussen de
Blekken en de Sussen zijn als gevolg van deze opvattingen nooit met een
huwelijk afgesloten. De liefde moest al heel sterk zijn om toen een gemengd
huwelijk te krijgen...en gelukkig overwon de liefde ook soms deze hindernis.
Er deden
ook allerlei verhalen de ronde rond de Blekken en de Sussen. Ze werden verteld
in de dorpscafés en op familiebijeenkomsten. In een café van de Blekken werden
Blekkenverhalen verteld, dikwijls ook in het bijzijn van de Sussen en hun
heldenverhalen werden met gepaste overdrijvingen in de verf gezet. Wanneer er
Sussen in het café waren, dan werd alles nog wat meer overdreven en werden
woordspelingen gemaakt op zogenaamde mislukkingen van de Sussen, met de
bedoeling van de vertellers de andersdenkenden min of meer belachelijk te
maken. Wanneer het te gortig werd, dropen die meestal stilletjes af. Toch waren
er ook Sussen die zich niet zo maar lieten doen en die fel van zich afbeten
toen ze vonden dat hun partijgenoten te veel en onterecht in hun hemd werden
gezet. De Blekken kregen natuurlijk van hetzelfde laken een broek, wanneer ze
in een echt Sussencafé kwamen...
Voor een
aantal strijdvaardige aanhangers van beide groepen was het cafébezoek bij de
tegenstanders een ideale gelegenheid om na te gaan hoe het stond met hun morele
kracht en weerbaarbeid. Als er daarbij veel bier door de kraan liep, kwamen de
tongen los.
De
geheime plannen van de tegenstanders werden dan te vroeg openbaar gemaakt...
Frans Susse Teughels in De Band
Pas
had het grommelen van bommen en granaten opgehouden of we konden het rommelen
van de trommels reeds horen tot op het dorp. Iedere vrijdagavond werd in de
zaal van Sooitje repetitie gehouden door de vlug heropgerichte fanfare.
Schetterende
trompetten en bazuinen, aangevuld door zachtere instrumenten, klonken gedempt
door, tot zelfs op onze slaapkamer. De Blekken waren herboren.
Van
de Sussen was geen sprake meer. Het
eeuwige bekvechten over muziek en fanfare was volledig geluwd gedurende de
lange oorlogsjaren. Ook van de daaruit voortvloeiende dorpspolitiek hadden ze
hun bekomste. Eigenlijk hadden ze reeds enkele jaren voor de oorlog de strijd
gestaakt. Doch een paar driftkoppen onder hen hadden toen de politieke
handschoen aangepakt en voor de lol zich gemeld als kandidaten voor de
gemeenteraadsverkiezing. Tot grote verbazing van iedereen behaalden de
Juniors, zoals ze zich noemden, geheel onverwacht een glansrijke meerderheid.
Sinds
heuglijke tijden was het bij ons de gewoonte geworden om in die
overwinningsnacht met rammelende stoofbuizen rond te rijden. Altijd maar op en
af ging die rit, telkens weer voorbij de kandidaten die het onderspit hadden
gedolven. Tevens was het een uitgelezen kans om er in dolle pret drie dagen tegen aan te lappen...herberg in en
herberg uit, tot de meesten onder hen volledig platzak waren.
Met
een burgemeester, verkozen buiten raad, hebben ze die jaren de befaamde
Juniorslaan aangelegd. Waarschijnlijk is die luxe voor velen van onze
kiesgerechtigden teveel geweest want bij de volgende keus was het
buiskensrijden voor de mannen van de andere kant. Met lede ogen hebben dan ook
de juniorssympatisanten de drie dagen durende braspartijen moeten aanschouwen.
Van zulke dingen wilden ze niet meer weten.
De
gedachten alleen al aan de affronten van dat buizengekletter was blijkbaar
teveel geweest. Verscheidene oud-muzikanten van Arbeid Adelt dachten er zelfs
aan zich te melden bij de weer bestaande maatschappij om samen één grote fanfare
te vormen.
De
familiepolitiek van voor de oorlog leek voorgoed voorbij.
Naast Posse Leest
associeren nog steeds vele buitenstaanders Leest met de eeuwige strijd
Sussen-Blekken.
Hoe een dorp hopeloos verdeeld raakte en bij elke kiescampagne op het
oorlogspad trok.
Heden ten dage wordt
die tegenstelling al eens ge(mis)bruikt door politieke partijen of journalisten
om hun standpunten te verduidelijken maar meestal hebben ze het bij het
verkeerde eind.
De tegenstelling
tussen de Leestse Sussen en Blekken had niets te maken met rechts of links, met
katholiek of vrijzinnig.
Beide partijen waren
uitgesproken vaderlandslievend en strikt katholiek. Ze hadden elk hun eigen
fanfare die de ruggegraat vormde van hun sociale weefsel.
De tweestrijd vond
plaats tussen 1899, met de stichting van een tweede fanfare op de gemeente en
eindigde in 1964, met de ontbinding van de oudste en Sussen-fanfare Arbeid
Adelt.
De Sussen en de Blekken...eeuwige
dorpsstrijd.
Bij elke gemeenteraadsverkiezing
barstte die strijd steevast los, tot maanden ervoor en maanden erna stonden de
grootste fanatici als kat en hond tegenover elkaar.
In het dagelijkse leven en buiten de
verkiezingsstrijd waren de menselijke relaties tussen de modale Blek en Sus
nornaal en goed. Men had elkaar nodig en bood hulp waar nodig ook bij de
andersgezinden.
Toen de fanfare St. Cecilia in 1899
werd gesticht, een jaar na de oprichting van Arbeid Adelt was dit het
resultaat van de politieke emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling
was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en Blekken
(St. Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt zouden betwistten.
Stuwende kracht achter St. Cecilia was
Theofiel Verschueren, een landbouwer uit de Scheerstraat, die in 1921 de
hegemonie van de Sussen zou doorbreken en de eerste Blekken-burgemeesterzou worden.
Van 1927 tot 1939 namen de Sussen het
weer over en kwam de burgemeestersjerp in handen van Victor De Laet.
Nadien zouden de Blekken onafgebroken
aan de macht komen tot in 1976, de fusie met Mechelen.
In 1964 viel de fanfare Arbeid Adelt
bij gebrek aan eensgezindheid uit elkaar en hadden de Blekken af te rekenen met
de Socialisten (BSP lijst nr 1) en Gemeentebelangen (lijst nr 3).
De Blekken haalden 5, Gemeentebelangen
3 en de socialisten 1 zetel.
De naam Blek en Sus.
Wat de betekenis van de naam is, kon
niet met zekerheid achterhaald worden. Over heel Vlaanderen kregen de katholiek
gezinde politici meestal de bijnaam van Sussen. De groep van de misschien
meer wereldlijk ingestelden of de pluralisten kreeg een andere naam. In Leest
was dat Blek. De naam komt relatief weinig voor in de Vlaamse dorpspolitiek.
Vermoedelijk is het een spotnaam die is uitgedacht door de Sussen.
De fanfare Arbeid Adelt had omstreeks
de vorige eeuwwisseling de meeste notabelen van de gemeente achter zich. Deze
vereniging kon dankzij de grotere financiële middelen meer dan waarschijnlijk
instrumenten van goede kwaliteit kopen. In die tijd waren de
kwaliteitsinstrumenten van koper gemaakt. Omdat de muzikanten van St.-Cecilia
zich die luxe niet altijd konden permitteren, speelden ze op instrumenten van
mindere kwaliteit, op blikken instrumenten. Een Blek is dan een muzikant van
St.-Cecilia die op een instrument van mindere kwaliteit speelt. Later werd de
naam veralgemeend en uitgebreid naar alle aanhangers van St.-Cecilia Leest
Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan
richtte men in mei 1949 een grote nationale muziekwedstrijd in waaraan niet
minder dan 39 korpsen deelnamen.
Vanaf 1959 werden, onder impuls van Pol Piessens, internationale contacten
gezocht met buitenlandse organisaties en korpsen en in mei 72 startte men
definitief met de Ceciliafeesten en de I.C.W. (Internationale
Concertwedstrijd).
Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan
van de Leestse fanfare traden 45 van de 117 inschrijvingen aan op de 4de
internationale stapmars en showwedstrijd.
De Britse, Nederlandse en Belgische
korpsen lieten zich van hun beste kant zien.
Het optreden van de showband The Derby
Serenades uit Groot Brittanië zou nog jaren in de herinnering blijven.
Door het groot enthousiasme en het
aanwezige organisatietalent werd in mei 1975 voor het eerst het Europees
Kampioenschap voor Brassbands georganiseerd. Zeven Britse bands, één Deense en
één Belgische band werden gejureerd door gereputeerde muziekkenners als G.
Follmann (B), G. Beckingham (GB), A. Haberling (ZW) en H. Van Lijnschoten (NL).
Eind juni 1976 werden de Ceciliafeesten
en de I.C.W. een voltreffer met het Europees Kampioenschap voor Harmonieën en
Fanfares.
Op 4 juni 1978 zorgde men weeral voor
een primeur en werd het Belgisch Kampioenschap georganiseerd in samenwerking
met het Muziekverbond van België.
Een 25-tal korpsen traden op 24,25 en 26
mei 1979 aan op de Jubileumwedstrijd.
Het 80-jarig bestaan van St.-Cecilia was
een enorme meevaller. Vooral van Nederlandse zijde kregen de Belgische korpsen
duchtig verweer.
Stilaan kreeg de I.C.W. meer en meer
internationale faam. Zelfs korpsen uit het Oostblok en Zuid-Europa namen
deel...
(uit de brochure van de 18e
ICW, 1990)
In 1976
werd Jan-Piet Leveugle als dirigent aangetrokken nadat hij al een jaar de
drumband van de fanfare onder zijn leiding had staan. Hij zou met de fanfare
terug vanaf de laagste afdeling starten.
Nog
datzelfde jaar werd de vereniging provinciaal kampioen Fedekam in de 3de
afdeling fanfares.
In 1977
werd het korps Belgisch kampioen in de 2de afdeling.
In 1978
werd de 1ste afdeling overgeslagen en trad het korps op in de
uitmuntendheidsafdeling. Na een paar overwinningen in vrije muziekwedstrijden
werd de vereniging wereldkampioen in deze afdeling met 311/360 punten en een
eerste prijs.
In 1979
werden weer een paar vrije wedstrijden gewonnen, zoals de jubileumwedstrijd te
Kapelle-op-den-Bos..
In 1980 werd er weer eens aan een Belgisch kampioenschap meegedaan. Het
fanfarekorps werd weer Belgisch kampioen in de afdeling uitmuntendheid
fanfares bij het Muziekverbond van België.
In 81 won
St.-Cecilia op het Wereld Muziek Concours te Kerkrade (Nederalnd) de
wereldtitel in de ere-afdeling voor fanfares, het korps behaalde 324/360
punten, een eerste prijs met felicitaties. Het was de eerste keer dat een
fanfare in de ere-afdeling een zo hoog puntenaatal kon behalen.
In 82 nam de fanfare deel aan het
nationaal tornooi van de stad Brussel. In de ere-afdeling werd de
muziekvereniging laureaat en behaalde de eerste prijs met lof van de jury.
In 1983 werden zij winnaar van de Nationale WedstrijdGrote Prijs van de Lions Club Belgium
alsmede Belgisch Kampioenfanfare
ere-afdeling (originele fanfare met uitsluitend koperinstrumenten).
(GvM,9/2/84)
In 85 volgde Frans Violet J.P.Leveugle
op.
Bij de viering van het 90-jarig bestaan
in september 1989 zag het bestuur er als volgt uit :
Mevrouw Pol Piessens :
ere-voorzitster,Victor Verschueren : voorzitter, Frans Piessens :
ondervoorzitter, Johan Vandeputte : secretaris.
Dianne Van Medegael : secretaris Sint-Ceciliafeesten en ICW.
Jef Lauwers : feestleider en bestuursleden Antoon Lauwens, Rik Lauwens, Pol
Huybrechts, Marcel Van Loo, Emiel Verschueren, Kamiel Verschueren, Jan Moons en
August Lauwers als contactman tussen bestuur en muzikanten.
De muzikale leiding was in handen van
Frans Violet en Luc Vertommen.
Lesgevers van de muziekschool van de
fanfare waren toen Johan De Wit, Luc Vertommen, Jan De Decker en Freddy Walschaers.(gvm 14/9/89)
Halfweg
1994 kreeg dirigent Johan De Win, een kleinzoon van één van zijn voorgangers
Rik De Bruyn, het korps onder zijn leiding.
Johan De
Win heeft zijn basisopleiding in de Leestse fanfare gehad en werd
beroepsmuzikant. Hij gaf les aan de muziekacademieën van Willebroek,
Sint-Niklaas en Boom waar hij notenleer en muziekgeschiedenis doceerde.
Daarnaast was hij ook nog dirigent van de Kon. Harmonie De Rupelzonen in Boom
en muzikant in Brass Band Willebroek.
Zijn eerste
succes als dirigent viel hem te beurt in het Provinciaal Concerttornooi
Antwerpen van oktober-november 94. Hij behaalde er met Sint-Cecilia de hoogste
score voor harmonieën, fanfares en brass bands.
In een
informatiebrochure van 1995 van de fanfare vonden we het toenmalig bestuur
terug :
In dezelfde
brochure lazen we dat er in 95 ruim 30 kinderen en een vijftal volwassenen de
cursussen notenleer volgden. Een aantal onder hen leerde ook een
koperblaasinstrument bespelen. De eerste jaren werden de cursussen in Leest
gegeven. Vanaf het derde jaargingen de
meesten over naar de Muziekacademie van Willebroek.
Verder
stipuleerde men dat in de Leestse fanfare niet langer de stelregel gold : Geen
drank, geen klank, wel Eerst goede klank, dan af en toe wat drank.
Het moest
gezellig blijven.
We leerden
ook dat muzikanten werden vrijgesteld van lidgeld en gratis het ledenblad
Toeters en Trompetten ontvingen.
Dat lidgeld
bedroeg voor de ereleden 500 frank per jaar.
Het zou ons
te ver leiden om alle details van de jongste Leestse fanfare uit de doeken te
doen. De belangrijkste gebeurtenissen worden hierna chronologisch weergegeven.
Ter
gelegenheid van het honderdjarig bestaan schreef Stan Gobien in 1999 een
prachtig
boek van de
fanfare Sint-Cercilia : Leest in Feest.
In 1899 werd de fanfare Sint-Cecilia
gesticht. Stuwende kracht was Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van
voorzitter zou waarnemen.
De stichting van deze fanfare, een jaar
na de stichting van Arbeid Adelt was het resultaat van de politieke
emancipatie die enkele jaren voor de eeuwwisseling was opgetreden.
Zo kwam er een oppositie te Leest en
meteen twee dorpspartijen, in de volksmond Sussen (Arbeid Adelt) en
Blekken (Sinte-Cecilia), die mekaar om beurten het burgemeestersambt
betwistten.
De politieke rol van Sint-Cecilia zou
verdwijnen in 1976 met de fusies van de gemeenten.
De statuten van de muziekmaatschappij
werden vastgelegd in de bestuursvergadering van 26 augustus 1899 en het eerste
optreden dateerde van 6 december 1899 en vond plaats in café Het Kruispunt.
In 1902 ontvingen de muzikanten hun
eerste pet, waarde 2,5 frank en ook een naamplaatje Sint-Cecilia Leest werd
eigendom van de maatschappij.
De standaard werd reeds van bij de oprichting aangekocht.
Al snel werd er deelgenomen aan
verscheidene concours.
Onder leiding van de muziekchefs Louis Verbeek en zijn zoon Ferdinand uit
Tisselt, werden tussen 1900 en 1934 zowat 24 medailles verzameld.
(GvM 22/3/86)
De fanfare zou uitgroeien tot een
muziekmaatschappij van hoog muzikaal gehalte. Ze werd in 1978 o.a. wereldkampioen
te Kerkrade in de kategorie Uitmuntendheid.
August Lauwers in De Band- 1956 :
De
Koninklijke fanfare Sinte-Cecilia werd gesticht einde 1898. In 1899 werd het
vaandel aangekocht.
De eer van dit verdienstelijk werk komt in de eerste plaats toe aan wijlen de
heer Theofiel Verschueren die tot in 1928 het ambt van voorzitter waarnam. Hij was
een onvermoeibare werker die zich met hartstochtelijke ijver volledig aan de
maatschappij heeft gegeven en tevens ook verschillende jaren het ambt van
burgemeester waarnam.
In
1928 werd de taak van voorzitter overgenomen door Pieter De Prins, deze nooit
afgevende leider komt de eer toe voor onze fanfare een triomftijdperk te helpen
bewerken.
Als
eerste muziekmeester trad Louis Verbeeck uit Tisselt op, zijn taak werk bij
zijn afsterven overgenomen door zijn broer Ferdinand.
In
1938 werd één onzer eigen zonen, een jonge Leestse muzikant, de heer Rik De
Bruyn, als muziekbestuurder aangesteld. Dank zij zijn grote wilskracht en
aktiviteit, heeft hij onze fanfare op enkele jaren tijds uitgebouwd tot een
machtig geheel dat met de beste
fanfares
uit het omliggende kan wedijveren.
Voor
de tweede wereldoorlog beperkten wij er ons toe, deel te nemen aan het vieren
van godsdienstige en vaderlandslievende plechtigheden, traditie die wij nog
steeds in ere houden. Ook werd er deel genomen aan muziekfestivals waarvan de medailles,
aan ons vaandel gehecht, getuigen.
De
betrachting van onze huidige dirigent, ons muziekkorps op een hoger peil te
brengen, kwam voor de eerste maal tot uiting in 1948 toen we voor het eerst aan
een muziekwedstrijd deelnamen.
Sedert
1947 zijn we aangesloten bij de Katholieke Federatie van Muziekmaatschappijen,
tevens ook bij het Muziekverbond van België sedert 1951 onder nr.32A...
Ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan
bracht L.V.L. in De Band (nr.1) het volgende lyrisch verslag :
...In
onze plattelandsgemeente Leest met haar plus minus 1862 inwoners, met de
gekende hoeven o.m. de Rendelbeek-hoeve, deze van Kobe-Latens, Ter
Moortere e.a., en waar seders 1552 de goede mensen ter kerke werden
opgeroepen, heeft het nederige kerkklokje de gevoelens zo aangegrepen dat de
tonen een wekroep waren om de Leestenaren er toe te bewegen de taal der muziek
te leren beoefenen, m.a.w. een gesprek aan te knopen met de open natuur om
zodoende het edukatieve ervan te doen doordringen, te leren waarderen en lief
te hebben.
Peter
Benoit heeft zijn volk leren zingen en de onweerstaanbare drang doen ontstaan
de muziek te beoefenen.
Onder
die impuls waren er enkele eenvoudigen onzer medeburgers die het waagden van
wal te steken en de tocht op de zwalpende baren werd begonnen, de stuurlui aan
boord en de stevige hand aan het rad.
Het
was in maart 1899 dat het vertreksein werd gegeven om na een toch van 5 maand
op een klip te worden geslagen. Het was het einde van een proeftocht maar het
begin van een nieuwe inzet, want iedereen wist dat het doel moest bereikt
worden.
De
statuten van de muziekmaatschappij Ste Cecilia werden vastgelegd in de
bestuursvergadering van 26 augustus 1899. Van dat moment zou de muziek haar
tonen kunnen laten weergalmen over die kleine vlek aan de Zenne, het
gemoedelijke Leest.
Het
was op Sinter Klaas, de tweede kermisdag van 1899 dat een twaalftal muzikanten
aan het kruispunt vertrokken bij de allereerste muzikant en caféhouder Constant
Van Hoof, en opstapten naar het dorp met als stapmars Hulde aan Mr Mathys,
getoondicht door de toenmalige chef, Louis Verbeeck van Tisselt, met als
terminuspunt De Vlaamse Leeuw gehouden door lokaalhouder Theodoor Van den
Heuvel.
Terloops
moet aangestipt dat in 1900 een inzinking werd vastgesteld waarvan de oorzaken
spoedig een publiek geheim waren geworden en dan ook zeer snel van de baan
waren.
Alles
begon meer en meer naar wens te gaan, en na een paar jaren, in 1902, ontvingen
de muzikanten een pet, aankoopprijs 2,50 frs en daarna een bordje met de benaming
Fanfare Ste Cecilia 1899.
Wie
zou ooit durven denken hebben dat zo een sosjeteitje zo snel een poging zou
gedaan hebben om medaljes te veroveren ?
Er
staat ergens geschreven : de Vlamingen hebben een ijzeren koppen koppigheid ;
ook hier waren de Leestenaren van aan de welriekende Zenne, stijfhoofdige
mensen geworden en begonnen onder de leiding van de respectievelijke
muziekchefs, de heren Louis en Ferdinand Verbeeck mede te dingen.
De
geleverde prestaties tussen de jaren 1900 en 1934 zijn wel de moeite waard om
te vernemen ; Medaljes werden behaald als volgt : Mechelen (1900), Battel
(1902), Oostende (1902), O.L.V.Waver (1903), Antwerpen (1903), Hombeek-Eike
(1903), Tisselt (1904), Heffen (1904), Leest (1905), Hombeek-Plein (1906),
Leest (1906), Terhagen (1906), Antwerpen (1907), Ruisbroek (1909), Tisselt
(1909), Blaasveld (1911), Kapelle o/d Bos (1913), Oostende (1925), Humbeek
(1934), Mechelen (1934).
De
hogervermelde muziekchefs hadden prachtig werk geleverd en na hun afsterven
werd de zware taak toevertrouwd aan de heer Rik De Bruyn, dat was in 1938...
Na Louis Verbeeck, Ferdinand Verbeeck en
Hendrik Rik De Bruyn, werd Theo Fierens in 1965 muziekleider. In 1973 nam
Frans Dierckx het dirigeerstokje over.
Het eerste reglement telde 5 hoofdstukken en 62 artikelen
en werd gestemd door volgend bestuur :
Erevoorzitters : Frans Beullens en
Marcelinus Lemmens.
Voorzitter : Teophiel Verschueren.
Onder-Voorzitter : Frans Piessens.
Schrijver : Floriaan Meyers.
Schatbewaarder : Theophiel De Wit.
Boetmeester : Prosper Busschot.
Raadsleden : Antoon Stoop, Victor
Robijns, Frans Robijns, Lod. Nuytkens, Const. Polspoel, Lod. Alewaeters, Jozef
Selleslagh, Jan Lauwers.
De markantste artikelen pikken wij eruit
:
Art.
6. De uitvoerende en verplichte eereleden zullen eene maandelijksche bijdrage
betalen van 1,50 fr voor de uitvoerende, en drie frank voor de verplichtende
Eereleden.
Art.
7. De Eere-Voorzitters en Voorzitter betalen eene jaarlijksche bijdrage van 50
fr.
Art.
29. Niemand mag op dezelfde gemeente deel uitmaken van twee
Fanfarenmaatschappijen.
Art.
30. Elk lid der maatschappij dat komt te overlijden zal de laatste hulde, door
het muziek toegebracht worden..
Art.
31. Indien een afgestorven lid de laatste eer door het muziek toegebracht
wordt, moeten al de leden persoonlijk den lijkstoet en lijkdienst bijwonen op
boet van 5 frank.
Art.
34. In de maatschappij St. Cecilia mogen geene leden zijn, waarvan uit
hetzelfde huisgezin een lid of leden zouden deelmaken van eene andere muziekmaatschappij,
bestaande of nog zoude ingericht wordende in de kom der gemeente.
Art.
51. De uitvoerende leden dwelke eene geheele repetitie zullen afwezig zijn,
zullen eene boete betalen van vijftig centiemen, degene welke na de
naamoproeping en voor de poos komen,zullen 0,25 centiemen betalen.
Art.
52. De repetitie zal ten minste drij uren duren, een uur voor de leerlingen,
twee uren voor de wezentlijke muzikanten, en zal juist op het uur
beginnen,welke het bestuur zal vaststellen.
Art.
61. De maatschappij neemt geen deel aan politieke betoogingen.
In De Band van maart 1958 gaf Jan De
Decker zijn kommentaar :
Chef
en muzikanten, hartelijk gefeliciteerd ! Onze meest hartelijke wensen voor veel
bloei en vooruitgang ! En...het programma
begon slechts met enkele minuten vertraging. Milac is blij opvolgers te hebben
gevonden in haar opzet om elke feestavond stipt op het aangekondigde uur te
doen beginnen, ook al dient dan het programma
aangevat voor een half volle zaal...
Tijdens
de uitvoering van het VADERLANDS LIED is het ons weer eens opgevallen, HOE
ONVERSCHILLIG het publiek zich dan gedraagt...Een beetje eerbied en
ingetogenheid zijn nog steeds van deze tijd of kunnen wij dat nog alleen bij de
uitvoering van deze hymne op een ...kerkhof ?...
1958 Mei : 60-Jarig bestaan
De fanfare telde op dit moment 149 leden
plus 35 muzikantern, 4 erebestuursleden en 11 bestuursleden.
Dat bestuur bestond uit :
Voorzitter : Frans Van Der Hasselt,
Ondervoorzitter : Frans Muysoms.
Secretaris : Constant Huysmans
Schatbewaarder : Alfons Hellemans
Verslaggever : Juul Boonen
Muziek : Jozef Geerts
Commissarissen : Frans
Beullens, Louis Croes, Arnold Teughels, Remy
Spoelders,
Voet.
Eereleden : Constant Buelens,
Victor De Laet, Victor Selleslagh, Edward Van
Steenwinckel.
Bezetting
instrumenten:
Bugelsolo:5Eerste trombone:1
Eerste bugel :3Tweede
trombone :1
Tweede bugel :2Derde
trombone:1
Derde bugel:3Eerste baryton:1
Eerste piston:1Tweede baryton:1
Eerste trompet : 2Derde baryton:1
Tweede trompet:1 Eerste tuba:3
Saxofoon:1 Tweede tuba:1
Eerste alto:1Bombardon:2
Tweede alto:1 Grote trom:1
Kleine trom :2.
De muziekherhalingen gebeurden op
vrijdag.
1959 8
februari : Muziekconcert
Locatie :
zaal De Rooselaer bij Theo Teughels. Op het programmablad
stonden : Flink en Fier een mars van R. Kumps, Walk-Over mars van Strauwen,
Antigone een ouverture van Rousseau, Terug uit Dinant een mars van F.
Teughels, Zwart Water een ouverture van Jourquin, Oude Kameraden van Teike,
Siciliaanse Ouverture van Dax,Judex, Kermesse van De Roeck en het
Vaderlands Lied.
Leiding :
J. Van der Taelen.
Voor de
afwisseling werd gezorgd door Bux, een humorist-conferencier.
1960 Verslag
Muziekconcert in De Band :
...Wanneer te 19 u 15 de eerste tonen weerklonken,
waren er een 50-tal aanwezigen om aan te groeien tot een bomvolle zaal, dus een
werkelijk succes.
De Voorzitter dankte het publiek voor de opkomst,
en verstrekte uitleg over het vastgestelde programma.
Onder het muziekminnend publiek konden we afgevaardigden van verschillende
randgemeenten noteren, alsmede een flinke vertegenwoordiging vanwege de K.
Fanfare Ste Cecilia.
Buiten de bevredigende opvoering der onderscheiden
stukken, moet zeker het optreden aangestipt worden van het zang en snaren
ensemble Daghet waarvan kan gezegd worden dat het puik was.
De afwisseling van solo-duo-koorzang met mandoline
en gitaar bracht menig toehoorder in verrukking.
Spijtig dat af en toe wat lawaai achter in de zaal
gemaakt werd wat zeer hinderend was.
De chef, de dynamische Heer Van der Taelen, mocht
dan ook en terecht, bloemen in ontvangst nemen, waarna de Voorzitter
overvoldoen het slotwoord uitsprak.
Dank, aldus spreker,
aan allen die gekomen zijt, maar inzonderheid aan de afvaardiging onze
zustervereniging de K.Fanfare St. Cecilia. Zij mag er van overtuigd zijn dat ze
zullen kunnen terugblikken op onze aanwezigheid wanneer zij iets zullen te doen
hebben. Moge de muziek van vandaag en de melodiën kilometers ver de muren van
de zaal doen daveren, de klanken zijn door de muur gegaan tot zelfs door de
galmgaten van de kerk, zodanig dat met Pasen wanneer de klokken luiden de
klanken nog kunnen gehoord worden.
Hiermee besloot de Voorzitter die zeer ontroerd
was en toog iedereen opgewekt huiswaarts.
Spectator.
1962 Nieuwe
Muziekbestuurder
Jozef Van
der Taelen, nam zijn ontslag muziekbestuurder enwerd opgevolgd door de Leestenaar Geets.
1962 25
februari : Bal verving muziekavond
De geplande
jaarlijkse muziekavond op 25 februari ging wegens onvoorzieneomstandigheden niet door en werd
vervangen door een bal gevolgdvan een
tombola bij Apers, café Zennebrug.Er was een flinke opkomst.
1964 Einde Arbeid Adelt
Bij gebrek aan eensgezindheid viel de
oudste fanfare van Leest uit elkaar.
J.A. Huysmans in De Band van augustus
1979 :
Breugeliaans
aan de Zennekant
...Het
Brughuis was voor twee generaties het geliefd feestlokaal onzer fanfare.
Het
eerste bestuur had in het reglement onder de leuze Arbeid Adelt in een resum
van 25 artikels, allerlei spitsvondigeheden bedacht voor : vrede, vriendschap,
vlijt, vloekverbod, enz. en zelfs volharding.
Met
muziek doorheen alle jaargetijden, processies,
stoeten, festivals, vlaamse kermissen, slenteren, stoppen, aansluiten, wachten,
bruinverbrand, verwaaid, verregend, kasseihotsend, met verlies van de laatste
mamber langs steeg, dorp op binnenweg.
Met
volharding raakten zij zelfs door de krisis en door oorlog 2.
Maar
wat later kwam de welvaartstaat met nieuwe vrijetijdsbesteding, onze burgers
werden in competitiegelid gedrumd en onze boerkens kwamen mopperend achteraan.
Conservatieven
en zij die meenden dat muzikanten enkel muziek moesten maken en niet omzien,
betwisten elkaar het bevel met afwisselende kans, en de wagen ging de helling
af en verloor zijn wielen.
Verdenk
mij nu niet van leedvermaak, want ik heb in mijn blazoen gegrift : kouterkens
gulden luim, stouteriks nul in duim.
Ik
heb dat stichtingsboekje nog waarin staat vermeld, dat bij ontbinding van de
maatschappij, het alaam en de Standaard ter bewaring aan de gemeente wordt
toevertrouwd, ter beschikking van drie van vroeger erkende leden voor aanspraak.
Helaas, waar is des ouderen trots gevaren.
(...)
Zie
de muzikant, hoe dichter men bij het jaarfeest komt, hoe mooier hun instrument
wordt gepoetst, t is hun loon gratis, alles voor niets... Neem een raad aan
van mij : doe eens mee aan een fanfarejaarfeest op den boerenbuiten.
Op
Verloren Maandag om 10 uur met muziek naar de dankmis ter ere der voorgaanden,
om 11 uur met muziek naar het feestlokaal voor het ochtendmaal aan rijen
schraagtafels, beladen met ovensteenbrood, borden kalfskop, pannen witte en
zwarte boerenmaak pensen, teilen geperste varkenskop tot wafels geriemd van nen
vinger dik. Daar waren liefhebbers bij voor zo wel 10 tot 15 galetten, en naar
keuze, azijn, sterke jam, koffie en gerstenat.
Om
12 uur an ava met muziek voorop, dat klettert tegen de straatgevels, de
mambers zigzag achteraanvoor een
uitstap rond de gemeente, de dorpplaats over, Elleboogstraat, Winkelhoek,
Tiendeschuurstraat, Laerestraat, over de twee spoorwegen naar Steene Molen,
Drogen Hoek, Bist, Kleine Heide, de ganse oude Tisseltbaan en terug naar het
dorp. Een voettocht zeker bij de 12 km. met verpoos bij leden herbergiers.
Even
met muziek wat stilstand aan de woning van in die straten wonende
bestuursleden,
Een
sigaar of likeurtje voor de gebrachte hulde. Dit alles over een tijdspanne van
4 uur.
Nu
met een triomfmarsch twee toeren rond de dorpplaats waar onderwijl het ons
opwachtend vrouwvolk en mambers, onder gekakel als in een hoenderhok, een
plaats naar keuze in de zaal heeft gevonden, en dan komen wij, en nog wat later
tot na de soep nog de plakkers.
Na
het tafelgebed verwelkomt de voorzitter het gezelschap en voegt daaraan toe :
Zit
alleman goed ? Welaan dan, smakelijk, en hoe meer ge neemt hoe liever.
Applaus...en
de diensters komen binnen, brengen kommen soep met de vleet : Pas op, tis
heet ! De lepels rinkelen.
Halverwege de soep rijst in gindsen hoek daar Genet van Moeins van haar stoel
omhoog voor een lied met een avontuurlijke fictievoorspelling. De wereld
vergaat ! t Is klim en daal in baan, wijl zwelt of krimt de maan, de zon
kruist westwaarts bovenaan, in tegendraads ons onder gaan. Wat gaan we doen met
al ons fatsoen, als elk er wil af als een rat, hoe dan waarheen en op wat ? en
de soepeters sloeberen mee het refrein :
Op
ne musaard mee goei vleugels, naar ons janneke op de maan !
Na
de soep kwamen er felicitaties, deels voor de muzikanten hun ijver en
kameraadschap, en voor de inzet van het bestuur en medeleden.
Tot
daar de bel klingelt voor de aantocht der vloot, schotels, teilen, pannen,
kommen, bouilli, rosbif, patatten en brood, drie, vier soorten groenten,
sausen, kannen gerstenat en dit alles verdeeld over twee beurten.
Het
rumoer valt stil. t Is om te watertanden als ge t ziet : een hap in de mond,
een op de vork en een in zicht.
Geen
tijd om te zingen. Na die eerste verorbering neemt de Lodde zijn kans met zijn
lijfspreuk, n varken zonder gat,
dat door een boerken op de markt werd aangekocht en bij zijn thuiskomst aan de
familie stoefend wordt tentoongesteld.
Wel
dat is nog een verken hé !
Ja,
zei zijn vrouw die dat zwijntje eens vierkant had bekeken, maar vent, dat
verksken heeft geen gat !En ergens wordt geteld 1, 2, 3 en dan komt het :
klap, klap, klap, klap...
Wat
nagepraat met lach en zwans wordt de
tweede beurt van het menu in uitdaging opgesteld, dit zal ook de grootste
sloekers doen sneuvelen. Maar eer het zover is komt daar de Schàmet zijn
circusschets : k Ben een fijne muzikant en ik kom van het mimollenland en kan
goed spelen, op mijn trompe-te-, en allen spelen mee : van tei tegerei
tegereitetei tei tei tie (bis) Andorium, Andorium, patatten met saucis (bis)...als
er is.
Tweede
couplet : Ik ben...enz. uit het eerste couplet met verandering van instrument,
nu : op mijn vio-ola, en allen janken al zagend met de armen : van ieje ieje ah
ah ah, oh oh oh, ai ai ai (bis) Andorium, enz.
Na
nog meerder instrumentennabootsingen, als laatste couplet : op mijn grosse
cai-isse enz. en allen bonken en stompen met vuisten en ellebogen op de
schraagtafels, en galmen
mee : van zjum zjum, zjum zjum zjum (bis),
Andorium enz. en menig eetgerei is tot scherven verwerkt op de kosten van
Arbeid Adelt !
De
diensters ruimen en brengen verfrissingen, fruit, krentekoeken, patekes en pralines, met alle smaken, geuren en kleuren tot er
zijn die gaan puffen en indommelen.
De
voorzitter dankt alle medewerkers voor het genoten festijn en nodigt alle
deelnemers voor het een uur later aansluitend bal en de boerkens haasten zich
naar huis voor de zorg aan kinderen en dieren. Het ander volk stapt nog eens op
naar het dorp...
(...)
Het
wordt stilaan twintig uur en in de zaal wacht men op het dansorkest, dat met de
secretaris het programma bespreekt, waarop die dan de opening van het bal
aankondigt, met als inzet een wals voor den feestkus...
De
voorzitter en madame Voet openen den dans en als het halve is wordt het vollen
bak, en als het uit is, geeft ieder paar elkaar de feestkus, drie op de
linkerwang, drie op de rechterwang, en daarmee gedaan...maar hier en daar
achter enkele tonnekens met een lavlierboomke, elkander nog veel meer !
Nu
gaat de wals naar polka, marsch, quadrille, strieep sstrieep rokken mee ne
rieep enz.
Zie
ze maar zwieren, draaien, amoureus wiegen, glorieus wippen, huppelen, uren
lang, dat volk danst zoals men het nergens kan nadoen.
Aan
de tapkast in de zaal worden de haastigsten eerst van dorst verlost.
De
tappers en diensters hebben tijd te kort om de toeschouwers achter de
balustrade en de dansers die wat pauze zoeken op het verhoog, te voldoen.
Een
daar ook uitrustend bestuurslid weet : geen zorg vrienden, we hebben voor de
drie dagen feest of nog meer, achttien vaten in de kelder hieronder.
Om
22 uur gaan er vier groepen aan den dans voor den Lancier.
Een
kwartier later herademt het jongvolk, dat een beetje jaloers, het einde daarvan
heeft betracht, en de Lanciersdansers trekken zich terug in de herberg, met
dienst voor eigen rekening, waar er nu juist plaats vrijkomt na de aankondiging
: het vrouwvolk een uur de baas.
Op
de dansvloer komt er nieuw geweld, er wordt ingezet met Polka klets af, en het
is weer langen tijd vollen bak. Zelfs de oudste mamber en verlegen jonkman
wordt door het zwakke geslacht fair betwist !
(...)
Later
kwam Cleykes de op puntgestrelde oudste kuskensdans dirigeren...
Na
wat pauze, roffelt opnieuw het repertorium van het orkest, volk op den vloer,
en wat later zijn er al ooms, tantes en ouders die zonen, dochters en buren
sloppel wensen, zij willen er morgen ook nog kunnen bij zijn.
De
voorzitter waagt zijn kans tussen twee dansen in, en vraagt aandacht, waarbij
hij zijn voldoening uit over de gedeelde vreugd en hij is ervan overtuigd dat
het de twee volgende dagen ook zo kan zijn en hij verklapt : In de keuken
hebben ze me juist gezegt, dat, in de tweederde van het uitgebeende vlees van
die koe, welke we voorgaande week hebben geslacht, daar is nog geen blutske in,
dus allemaal tot morgen en straks wel thuis en goennacht.
En
weer doet de grote wijzer een toerke meer tot het orkest de voorlaatste dans
aankondigt, en dan komt tot slot de wals voor den feestkus.
Doch
het jong volk port een paar bestuursleden en dezen stichten een overuurfonds...
Nvdr : bij het teerfeest van 1954 zaten
ze met 220 aan tafel.
Verdwenen gebruiken : op de tweede
teerfeestdag was er s avonds een lichtstoet in de dorpskom, een optocht naar
de woning van burgemeester Bernaerts en naar het Brughuis.
Op de derde teerfeestdag was er in de
namiddag een optocht met hindernissen naar Battel-brug en Heffen-dorp.
1899 LEEST KINDERMOORD.
Donderdag morgen begaven zich
eenige werklieden aan den arbeid, wanneer zij
in eene gracht waar zij aan t
arbeiden waren, het lijk ophaalden van een
pasgeboren kind, dat in eenen zak
gestoken en aldaar verborgen was.
Uit de lijkschouwing is gebleken
dat het kind eenige dagen geleefd heeft en met
eene koord is gewurgd geworden.
Het parket van Mechelen is ter
plaatse geweest om een onderzoek in te stellen.
Verscheidene personen zijn
ondervraagd, doch men heeft de plichtige tot hiertoe
nog niet kunnen ontdekken. (Gazet van Mechelen 1/1/1899)
1901 Dat jaar bezat Arbeid Adelt 56 werkende en 64 ereleden. Ter vergelijking :
St. Cecilia had 39 werkende en 51
ereleden.
1904 Arbeid Adelt had 53 werkende en
78 ereleden.
St. Cecilia respectievelijk 44 en 62.
1905 29 april
: Inhuldiging van het vaandel van de soldatenbond Voor Vorst enVaderland.
1905 21 mei : Inhuldiging standaard
Op 21 mei 1905, ter gelegenheid van het
75-jarig bestaan van Belgie, organiseerde Arbeid Adelt, met medewerking van het
gemeentebestuur, een groot festival voor muziekmaatschappijen
Van die gelegenheid maakte men gebruik
om de nieuwe standaard van de fanfare in te huldigen.
Om 14 uur werden de afgevaardigden van
de maatschappijen ten gemeentehuizeontvangen en daarna werd er door burgemeester Bernaerts een toespraakgehouden :betrekkelijk s lands onafhankelijkheid en ons vorstenhuis, gevolgd
door eenen heildronk aan zijne Majesteit den koning.. Dit feest is gevolgd
geweest van algemeene verlichting en vuurwerk.
Burgemeester Bernaerts :
Mijnheeren,
vergadert in de gemeente Leest, een dorpje waar land- en werkmanleeft, met hart en ziel verkleefd aan den
godsdienst en zeden zijner vaderen, vereenigd, om samen door vreugdetonen en
volksfeest, bij de inhuldiging vanonzen
Nieuwen Standaard te vieren het 75-jarig bestaan van Belgiësonafhankelijkheid, zoo weze mijne eerste
vreugdekreet : Leve de Koning !
Andere
dorpen zijn ons voorgegaan, andere nog zullen volgen met hunne blijdschap lucht
te geven, bij het herdenken van het jaar 1830.
t
Jaar 1830, toen wij een juk afschudden dat ons te zwaar op de schouders woog,
t jaar 1830 toen voor ons de eerste maal de zon van vrijheid scheen op onzen
geliefden vadergrond.
Dank
aan die mannen van hou en trouw en vrome wilskracht, aan die mannen die aan God
en hun land verknocht, immer voor t oog hadden dat : rust roest,en dat arbeid adelt ; aan die mannen die met
onverschrokken moed, door eendracht sterk hebben getoond dat hij de
blijheid
wou en won, de fiereVlaamsche leeuw.
Dank
aan de dapperen, die goed en bloed voor die vrijheid pand stelden.
Aan
hen hulde van vurige dankbaarheid en liefde !
Tot
in den jongsten dag wezen hunnen namen met erkentelijkheid en eerbied herdacht.
Mijnheeren,
wat schoons, grootsch en nuttig er sedert toen door onze Vorsten istot stand gebracht, is u allen bekend.
Kunst,
wetenschap, handel en nijverheid zijn zoo zeer ontwikkeld, gevorderd, en hebben
ene zoo reusachtige uitbreiding genomen, dat vreemde Natiën, niet alleen met
verbazing, maar zelfs met scheelziende blikken, onzen vooruitgang
bewonderen.Overal mogen wij met
fierheid spreken over onze
landelijke instellingen.
Hij
leeft gelukkig de Belg, gesteund en gesterkt door godsdienst en plichtsbesef;
hij
begrijpt wat eerbied is en wat trouw en verkleefdheid vermag aan Vorst envaderland.
De
Standaard, Mijnheeren, onzer muziekmaatschappij die zich bij dezeplechtiging voor de eerste maal ontplooid
heeft voor leuze : Arbeid Adelt.
De
Koning, onzen beminden vorst, laat geene gelegenheid voorbijgaan, zonder door
raad en daad, die schone zinspreuk
van onzen standaard te bevestigen.
In
alle omstandigheden toont Hij, dat Hij den landelijken arbeid hoog schat, en
hem op eene bijzondere wijze genegen is. Wij zien Hem, op alle groote tentoonstellingen
ons vee en onze voortbrengselen bewonderen den vooruitgang van onzen veestapel
gemoedelijk bestatigen, en
iedereen
aanzetten, tot verbetering van dien nationalen rijkdom, die eene, om zoote zeggen de eenigste levensbron is, van ons
volksbestaan.
Mijnheeren,
ik acht mij gelukkig U allen mijnen hartelijken dank toe te sturen,voor uw welwillend antwoord aan onze
uitnodiging. Uwe tegenwoordigheid bij deze nationale vreugdefeest, toont uwevaderlandsliefde en verkleefdheid aan het
Vorstenhuis, uwe aanwezigheid is een bewijs hoe zeer ge waardeert dat op onze
dagen de gevoelens vanvaderlandsliefde niet genoeg kunnen aangemoedigd worden.
Mijnheeren,
ik drink op de vriendschap, op de eendracht in t bijzijn en bijzondervan elke maatschappij in t algemeen onder al
de maatschappijen hier aanwezig.
Ik
bid U, Mijnheeren, de gevoelens mijner dankbaarheid te deelen, en ze te brengen
tot hulde van eerbied en liefde aan onze dappere strijders van t jaar dertig,
aan de nagedachtenis van den 1e koning der Belgen en aan den vorst
die ons heden bestiert.
Moge
God hem nog vele jaren voor Belgiës heil besparen...
Leve de Koning ! Leve het Vaderland
!
1909 Merkwaardige uitstap
Dat jaar maakte de fanfare Arbeid
Adelt een merkwaardige uitstap.
Bestemming van de reis was Antwerpen,
meer bepaald het Bestendig Festival, enmen ging er naartoe per plezierboot, langs de Zenne. (DB-1/5/1958)
1922 19 en 26 februari : Eerste
optreden van de Toneelkring Rust Roest
In de folder stond bovenaan de
vermelding : Afdeeling der
fanfarenmaatschappij Arbeid Adelt.
1947 8, 9, 15 juni : Eerste
Naoorlogs Feest.
1949 De eerste Muziekavond
1953 13 november : Koninklijke
Arbeid Adelt werd bevorderd tot
koninklijke.
1954 Bestuur
Het bestuur zag er als volgt uit :
Voorzitter : Frans Van der Hasselt,
Ondervoorzitter : Edward De Smet
Secretaris : Victor Selleslagh, Kassier
: Louis Wuyts.
Overige bestuursleden : Victor De Laet,
Edward Van Steenwinckel, Frans Beullens, Frans Muysoms, Constant Huysmans, Juul
Huysmans, Louis Croes en Rene Voet.
De oudste leden waren toen (en sinds het
jaar der stichting) : Jozef Croes, Jan Teughels, Karel Van Linden en Jan
Fierens.
Volgende leden waren tussen 30 en 40
jaar lid : Johannes Publie, Jozef Apers, Victor De Laet, Cesar Jacobs, Edward
Van Steenwinckel, Karel Van den Brande, Jan Daelemans, Constant Buelens, Jaak
Fierens, Remy Jacobs, Victor Neefs, Theodoor Teughels, Constant Verbruggen en
Jozef Van Beersel.
Volgende leden waren in 1954 meer dan 30
jaar muzikant : Victor Selleslagh, Juul Van den Brande, B. Huys, Albert
Huysmans, Alfons Huysmans, Victor Troch en Frans Vloeberghen.
1954 Nieuwe dirigent
De 32-jarige Hombekenaar Edward Tersago werd de nieuwe dirigent.
1954 27 mei : Rerum Novarumstoet
De Fanfare Arbeid Adelt stapte mee op in
de Rerum Novarumstoet te Mechelen.
1955 20 februari : Muziekavond
Op de muziekavond van 20 februari 1955
werd het volgende programma gebracht
:
Het Zwarte Woud van Jourquin,
Standvastigheid, Caesar en Cleopatra van Baudain, Liliputsoldaten van Lohr en
Thé Midi van Alfort.
Conferencier-humorist Leonneke De Smet
zorgde voor de komische noot.
Datzelfde jaar op 24 juli ging de werd
er een uitstap georganiseerd met twee autocars.
Na een havenrondvaart met een Flandria
te Antwerpen werd een bezoek gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.
1955 zondag 24 juli : Uitstap
Met twee bussen vertrokken de leden naar
Antwerpen waar een havenrondvaart met een Flandriaboot plaatshad en waarna een
bezoek werd gebracht aan Breda en Baarle-Hertog.
1955 26 december : Medailleuitreiking
Tijdens een groot banket voor alle leden
werden negen muzikanten vereerd met de Gouden Medaille van de Koninklijke
Federatie der Katholieke Muziekmaatschappen van de provincie
Antwerpen.
Burgemeester Bernaerts, bijgestaan door
een afgevaardigde van de Federatie, reikte gouden medailles uit aan volgende
muzikanten die er minstens 35 jaar werkelijke dienst hadden opzitten :
Jozef Geerts (°Hombeek 13/6/1903),
Tiendeschuurstraat 7.
voor Edward De Wit, een vijfde voor
Frans De Prins en een zesde voor Theodoor
Van den heuvel, allen goed voor 50
fr.
(Uit Uitvoering van het reglement voor het verbeteren van het runderras
der
provincie Antwerpen)
1898 23 oktober : Inhuldiging van
het Boetekruis te Mechelen
Exact honderd jaar geleden werden
er onder de Sint-Romboutstoren 41 mensen
gefussilieerd door de
Fransen.
De oudste onder hen, Philippus Van
Asch, was een Leestenaar (°Leest 5/9/1731),
evenals Pieter Jacobs, woonachtig
te Sint Katelijne Waver, maar geboren te Leest
op 26 oktober 1757 als zoon van
Jacob en Anna Maria Meulders.
Op 23 oktober 1898 had te Mechelen
de inhuldiging plaats van het boetekruis,
een gedenkteken ter ere van de
gefusilleerden van de Boerenkrijg.
(GvM,18/6/1985)
1898 8 mei -De
Fanfare ARBEID ADELT.
Op 8 mei 1898 werd de fanfare Arbeid
Adelt gesticht door een tiental mensen.
Speciaal voor de inhuldiging liet de
maatschappij gedenkpenningen slaan, één ervan siert het vaandel.
Volgens Constant Huysmans (DB,1956) was
het onmogelijk te achterhalen wie de eigenlijke stichters waren maar zij zitten
zeker bij volgende namen van leden die lid waren vanaf de eerste dagen van het
ontstaan : J.B. Beullens, Emmanuel Fierens (°Leest 3/1/1874, +Leest 26/1/1954),
Gaston Busschot, Jozef Croes, Theodoor De Vleeschouwer, Jan (Petrus Joannes)
Fierens (°Leest 6/12/1877, +Mechelen 3/7/1955), Lode Hellemans, Lode Hendrickx,
August Janssens, Jan Keulemans, Alfons Lauwens, Flor Meulemans, Victor
Meulemans, Constant Moons, Frans Schaerlaeken, Jaak Selleslagh, Constant
Spiessens, Jan Teughels, Jozef Van de Velde, Karel Van Linden, Joannes Frans
Coosemans (°Leest 20/5/1879, +Leest 16/4/1943) en Van Moer.
Bij die gelegenheid werd een
gedenkpenning geslagen en uitgereikt.
De eerste mars door de
muziekmaatschappij gespeeld heeette Bonne Allure.
Enkele jaren later, op 21 mei 1905, werd
de standaard ingehuldigd.
Jaak Selleslagh werd de eerste
voorzitter, burgemeester Bernaerts werd erevoorzitter.
Andere voorzitters warenachtereenvolgens: Antoon Moyson, Frans Van Roey en Frans Van
der Hasselt.
Andere erevoorzitters naast Jaak
Bernaerts warenAntoon Moyson, Ferdinand
Felix Benedictus Van der Hasselt (°Asse 1/12/1874, +Leest 12/1/1929) en Frans
Van Roey (°Blaasveld 30/4/1874, +Leest 1/5/1953).
Ondervoorzitters : Alfons Lauwens,
Constant Spiessens, Leonard Lauwens, Eduard De Smet, Frans Muysoms.
Secretarissen : Constant Moons, Jan
Huysmans, Victor Selleslagh, Constant Huysmans.
Kassiers : Constant Voet, Jan Huysmans,
Constant Huysmans, Lode Wuyts, Alfons Hellemans.
Muziekbestuurders : Joannes, Lodewijk
(Karel Louis,°Heffen 19/6/1877, +Heffen 12/1/1932) en Juul Van Aken,Willem Andries, Edward Tersago en Jozef Van
der Taelen (tevens burgemeester van Tisselt).
Vaandeldragers : August Peeters, Frans Van
Beersel, Jaak Jacobs, Lode Coosemans, Hendrik Spoelders, Jozef Van Beersel.
Bij de Ere-Bestuursleden vonden we o.a.
Jan Huysmans (°Leest 27/9/1877, +Leest9/2/1951)
terug.
Enkele uittreksels uit het Reglement der fanfarenmaatschappij Arbeid
Adelt :
Artikel
XI (...) alle leden zullen zich onderling broederlijke liefde en innige
verkleefdheid betoonen.
Art.
XIII : de jongeling onder de 16 jaren wordt niet aanvaard als lid der
maatschappij. Nochtans mag het bestuur ieverige en bekwame jongens aanveerden als
spelende of leerende leden. Deze moeten het lokaal verlaten een half uur na de
muziek- of feestoefeningen, of zorgen dat zij vergezeld zijn van hunnen vader
of voogd.
Art.
XVIII (...) De spelende leden, die hun speeltuig koopen, op name der
maatschappij, en het niet in eens betalen, moeten bij hun intreden eene
storting doen van 15 frank en vervolgens ten minste maandelijks 2 frank geven
op korting tot zoolang hun speeltuig betaald is.
Art.
XX : ...Men wordt gestraft met eene boete van 0,10 fr om het instrument of t
muziek te laten liggen op eene repititie ; om het ereteken niet te dragen
wanneer zulks bevolen is geweest...
1891
3 mei : ...Verpachting van den halven
barreel te Leest op den steenweg van
Battel naar Thisselt langs Leest.
Voor twee jaaren aan Josephus Van Moer
uit Leest mits 610 fr per jaar.
(GA)
Joseph Moortgat kreeg voor 10 fr de
voortbrengselen van de privaatput van
de gemeenteschool. (GA)
1891
17 juli : De Bestendige Deputatie benoemde August Vandenbossche, geboren op
7 november 1863, tot gemeentesecretaris
te Leest.
Zijn jaarwedde bedroeg in 1914
1.100 frank en in 1919 1.810 frank, inbegrepen
300 frank voor de burgerlijke
stand.
In 1920 was zijn gezin samengesteld
uit 6 personen en bedroeg zijn wedde 3.500
frank, voor zijn werk bij de
burgerlijkse stand nog 300 en als secretaris van het
weldadigheidsbureau 75 frank.
(GA, 22/4/1920)
1892
Bouw van de gemeentelijke loskaai aan de Zenne.Verbeteringen werden
aangebracht in 1894 en 1898.
De gezamelijke uitvoering dezer
werken (bouw en verbeteringen) bedroeg
6861,96 fr, zonder de onkosten van
plans en bestekken.
Staat en provincie verleenden elk
een toelage van één derde.
1893 De opbrengst van den privaatput der gemeenteschool werd
voor twee jaar
verpacht aan Joseph Moortgat, dit
mits 10 frank per jaar.
Het
tolrecht op den gekasseiden buurtsteenweg van Battel langs Leest naar
Thisselt, werd voor dezelfde periode verpacht aan herbergier
Joseph Van
Moer, mits 625 frank per jaar.
1893 Op 31 december 1893 telde Leest
1460 inwoners.
(Verslagen gemeenzaam Fonds
Provincie Antwerpen 1895)
1894 Dat jaar werd burgemeester
Bernaerts gekozen tot voorzitter van het Landbouw
Commice Willebroek.
De Landbouwcomice van Willebroek ging in 1890
van start met de gemeenten Blaasveld, Heffen, Heindonk, Hombeek, Leest,
Ruisbroek, Tisselt en Willebroek. De herinrichting kwam er uit noodzaak. De
provinciale Landbouwcomice was van oordeel dat men, over de arrondissementele
werking heen, veel effectiever zou werken in kleinere entiteiten op gewestelijk
vlak. De meer gemotiveerde landbouwers, die op de hoogte waren van de
plaatselijke noden en problemen in landbouw en veeteelt, konden daardoor bij de
werking worden betrokken.
Het
gebied dat de Landbouwcomice van Willebroek werd toegemeten, behoort tot het
overgangsgebied tussen Klein-Brabant en de Brabantse Kempen.
In
1907 was Jaak Bernaerts nog steeds voorzitter. Henri Goovaerts uit Heffen en
Frans Van Baelen uit Blaasveld waren ondervoorzitter.
Blaasveld
en de zuivelfabriek Sint-Jozef Karel De Decker.
De Gemeenteraad stemde volgende taksen : Herbergen : 100 fr per jaar.
Tenten en barakken : 50 fr per dag.
Orgels, orchestrions en automatische
speeltuigen : 5 fr per dag.
In augustus kreeg de landbouwer Guill. Jan Dagobert Slachmuylders, als
enige
Leestenaar, een jachtbrief
afgeleverd.
- De verpachtring van de grassins der gemeentestraten bracht in 94 99
frank op.
1895 Vanaf 1895en dit tot 1907, bedroeg de kindersterfte te
Leest ongeveer één derde
van het totaal aantal
sterfgevallen. (DB-nr.11, 1958)
1895 Arnold Leopold Teughels bekwam de
pacht van het half barreelrecht op den
steenweg van Battel langs Leest
naar Thisselt, voor twee jaar mits
600 frank
per jaar met borgstelling.
1895 Leest bezat 52 herbergen en 1475
inwoners. Dat is ruim 1 herberg per 30
inwoners.
1895 In augustus verkreeg de maalder
Marcellinus Lemmens een jachtpatent.
1895 Tussen 1895 en 1905 werd de grote
bocht van de Zenne rechtgetrokken.
(Het klooster van Leliëndael 1984
, Hombeek)
1896 Dit jaar zijn er in de gemeente landbouwleergangen voor melkerij en
kaasvervaardiging geweest. Leergang
voor volwassenen avondlessen werden
gegeven door MijnheerVleminckx.
Verders zijn er nog voordrachten
gegeven geweest door : Mijnheer Van Passen,
veearts, over voeding en beslagen
der paarden. Mevr De Beuker en Van Elst
landbouwkundigen over landbouw.
Door Mr Onzia over kiekenkweek en door
Mr De Meyer over groenteteelt.
Dit alles gebeurde gedurende het
tijdvak 1876-1900. (GA)
Art. 1 : Zaailand te Leest op
Hertsveld, wijk A, nrs 361 en 362, groot 31 a 15 ca, afgaande pachter de weduwe
Jozef JACOBS-NEUTJENS.
Art. 2 : Zaailand te Leest op
Hertsveld, wijk A, nr.408, groot 27 a 20 ca, afgaande pachter voormelde weduwe
Jacobs.
Art. 3 : Zaailand te Leest op
Hertsveld, wijk A, nrs. 355 en 356, groot 73 a 20 ca, afgaande pachter
Guillielmus Joannes CORTEBEECK en Jan SELLESLAGH.
Art. 4 : Zaailand te Leest op
Huykensveld, wijk A, nr. 574, groot 26 a 50 ca. Afgaande pachter Petrus Jan VAN
BOXEM.
Art. 5 : Zaailand te Leestv op
de Zevenbunders, wijk A nr.231, groot 93 a 80 ca. Afgaande pachter Jan Frans
ALEWAETERS.
Art. 6 : Zaailand te Leest op
den Kauter, wijk B, nr.229, groot 18 a 20 ca. Afgaande pachter Jan Frans VAN
GYSEL.
Art; 7 : Zaailand te Leest op
de Maal, wijk B, nr.102, groot 88 a 90 ca. Afgaande pachter Jan Baptist VAN
HOOF.
Art. 8 : Zaailand te Leest op
Scherpen horing, wijk A, nrs 9 en 10, groot 85 a 55 ca. Afgaande pachter
Michaël VAN DER TAELEN.
Art; 9 : Zaailand te Leest op
Stynemolenveld, wijk C, nr.158, groot 1 ha 24 a 75 ca. Afgaande pachter Frans
DE LAET.
Art. 10 : De onverdeelde helft
(de andere helft komt aan den Armen van Heffen) van zaailand te Leest op
Rennecauter , wijk A, nr 515, groot 55 a 75 ca. Afgaande pachter Frans CAMPION.
Art. 11 : Zaailand te Leest op Stynemolenveld,
wijk C, nr. 157, groot 63 a 65 ca. Afgaande pachter Frans MERTENS.
Art. 12 : Zaailand te Leest op
den Kauter, wijk B, nrs 370, 371, 372groot 47 a 10 ca ophetwelk staat de woning van DE WIT.
Afgaande pachter Louis DE WIT.
Art. 13: Zaailand te Leest op den Kauter , wijk B,
nr350, 63 a 85 ca. Afgaande pachters Louis TROCH en Hendrik DE WIN.
Art. 14 : Zaailand teHombeek aan Tregelaar, wijk A, nr 439, 51 a
85 ca. Afgaande pachter Jan Frans VERLINDEN.
Art. 15 : Zaailand te Heffen,
wijk C, nr. 372, 24 a 45 ca. Afgaande pachter Petrus Josephus VAN ROEY OP DEN
KAUTER.
Art. 16 : Zaailand te Leest op
de Zevenbunders , wijk A, nr.202, groot 55 a 85 ca. Afgaande pachter Willem
MARNEF.
Art. 17. : Zaailand te Leest op
den Kauter, wijk B, nrs 337 en 339, groot 1 ha 12 a 30 ca. Afgaande pachter
Pier Jan VAN HOOF.
Art. 18 :Zaailand te Leest op den Kauter, wijk B
nr.366, groot 20 a. Afgaande pachter
Jan Baptist VAN ASCH.
Art. 19 : Zaailand te Leest op
den Kauter , wijk B nr. 376, groot 15 a 90 ca. Afgaande pachter Willem
VERLINDEN.
Art. 20. : Zaailand te
Kapellenopdenbosch, wijk B, nr 79, groot 29 a. Afgaande pachterKrist VAN DER ZYPEN Opletter wegter.
Art. 21 : Zaailand te
Kapelleopdenbosch, wijk B, nrs 21,22,23 en 24. Groot 3 ha 42 a 60 ca. Afgaande
pachter Jan Louis HUYSMANS; In het Moer.
Art. 22 : Zaailand te
Kapellenopdenbosch, wijk B, nr.4, groot 48 a 60ca. Afgaande pachter Jan
VERDICKT. In drij vijsels.
Art. 23 : Zaailand te Thisselt,
wijk B, nr. 223, groot 50 a 25 ca. Afgaande pachter Peer Jan DONS.
Art. 24 : Beemd te Mechelen op
Auweghem, in Robbroeck wijk H, nr.396, groot 55 a. Afgaande pachter Louis
NEEFFS.
Goederen horende aan het
Kerkfabriek
Art. 25 : Zaailand te Leest,
Dorp, wijk B, nr. 220a, groot 49 a 30 ca. Afgaande pachter Jan Baptist POTUMS.
Art. 26 : Zaailand te Leest op
de Zevenbunders, wijk A, nr. 228, groot 40 a 5 ca. Afgaande pachter Fransus
MERTENS.
Art. 27 : Zaailand te Leest op
Dorpelpoelstervelden, wijk C, nr.303b, groot 55 a 85 ca. Afgaande pachter
Hendrik BERNAERTS.
Art.28 : Zaailand te Leest op
Dorpelpoelstervelden,wijk C, nr. 286a, groot 43 a 70 ca. Afgaande pachter Jan
Frans DE WIN.
Art. 29 : Zaailand te Hombeek,
wijk A nr. 311, groot 32 a 80 ca. Afgaande pachter Adriaan Theodore TEUGHELS
Op Molenveld.
Art. 30 : Zaailand te Mechelen,
wijk C, nr. 345 en 346, groot 64 a 5 ca. Afgaande pachter de weduwe Karel
ABSILLIS CONCILE. In Schouwbroeck.
Art. 31 : en laatste : Beemd te
Mechelen, wijk H, nr. 398 , groot 29 a 70 ca. Afgaande pachter Jacob
SELLESLAGH. -In Leeg Robbroeck.
( )
In zitting van 4 november 1882
De Burgemeester(gteekend) H.L. De Laet
Bij bevel de Secretaris
(getekend) Sebrechts en gezegld. ( )
Gelezen en goedgekeurd door den
Gemeenteraad van Leest ter zittingvan
21 december 1882 en goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 18 januari
1883.