1919 Begin
februari ontving de gemeente, via het station van Hombeek, 90 ton
steenkolen.
De kolen werden verkocht aan 85 fr
de 1000 kg.
De bestelling gebeurde op
initiatief van het gemeentebestuur.
1919 Op 5 februari
overleed te Leest schepene Victor Diddens.
1919 7 februari :
In het ziekenhuis Saint Meën te Rennes, Frankrijk, overleed Frans
Jozef De Borger aan de gevolgen van
zijn kwetsuren. Hij werd drie dagen later
ter plaatse begraven.
Frans De Borger was te Leest
geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter
Frans en van Maria Elizabet De
Mayer.
Hijnam deel aan de oorlog als soldaat bij het 4de Regiment
Jagers te voet.
1919 Op 27
februari richtte burgemeester Bernaerts een vraag tot de Kommissie van
Recuperatie voor weghaling van :
- 3 geladen obussen, aan de
beekbrug nabij de Wip (Juniorslaan).
- 2 geladen obussen, nabij de
Kleinheidestraat, tegen de woning van Keulemans.
Eerstgenoemde obussen lagen in het
water, de anderen waren bedolven met aarde.
- 9 geweren, af te halen ten huize
van de burgemeester.
1919 2 maart :
...Op heden zondag 2 maart rond 7-1/2 ure s morgens, is den genaamden
Emiel
Verschueren, herbergier en winkelier, wonende te Leest dorp nr. 27, ten
mijnen
huize gekomen, afgevende eenen lijst met namen betrekkelijk de leden der
muziekmaatschappij Ste Cecilia, zonder mij uitleg te geven waarvoor dit
stuk
dienen moest noch te willen zeggen vanwaar dit kwam.
Ik
heb hem doen aanmerken dat er daar nooit toestemming zou gegeven worden
tot
het houden van bal gedurende de vastenavonddagen ;
dat
ik toestemming tot bal gegeven had voor 8 dagen vroeger.
In
het uitgaan der deur, heeft Verschueren mij drijmaal de smaadwoorden
gezegd: Gij ouden leelijken
boek, waarop ik hem drie maal geantwoord heb :
Ik dank u mijnheer Verschueren.
Van welke kwetsende beleedigende
woorden ik tegenwoordig proces-verbaal
heb opgemaakt, hetwelk door mij
genaamteekend is, om verzonden te worden
aan den heer Procureur des Konings
tot vervolging.
Was getekend : den burgemeester van Leest, J.
Bernaerts.
Afloop onbekend , wel een typische
Sussen-Blekken confrontatie.
1919 18 maart : De aangiften, gedaan door landbouwers van
hunne aardappelvoorraad
bedroeg 28.900 kg.
Verkoopprijs : 15 tot 16 frank de 100 kg.
(GA)
1919 27 maart :
Uit een brief van de burgemeester gericht aan de gouverneur :
...dat
het onderwijzend personeel der gemeente zich wel van hunne
vaderlandsche plichten gekweten heeft tijdens de vier oorlogsjaren, en
dat
er
dus ook geene tuchtstraffen dienden opgelegd te worden...
1919 3 april : De
gemeente Leest maakte een lijst op met alle bestaande huizen in de
gemeente :
-het Dorp : 27
-de Mechelbaan : 5
-de Kouter : 17
-de Molenstraat :6
-de Laerestraat : 3
-de Scheerstraat : 12
-de Koeistraat : 26
-de Winkelstraat en Tiendeschuurstraat :
32
-de Kapellebaan : 19
-de Tisseltbaan : 50
-de Blaasveldstraat en de Hertstrat
: 25
-de Groteheidestraat :18
-de Kleinheidestraat en de
Kapellestraat :24
-de Biest : 14
-de Alemstraat : 13
-de Rennekauter : 7
Totaal : 298 huizen.
1919 5 april : De
gemeente ging opnieuw een lening aan met de Spaar-
en Leengilde
der
gemeente Leest.
Het
betrof een som van 20.000 fr aan 4% terugbetaalbaar twee jaar na het sluiten
van de vrede.
De reden was tot het doen van voorschot aan het plaatselijk Hulp- en
Voedingskomiteit, betalen der gemandateerde bijdragen in de kosten van
dit
Komiteit en het kwijten der gestemde weddeverhogingen, duurtetoelagen en
tot
betaling der wedden van het 2de kwartaal 1919. (GR)
Het was de derde lening die de
gemeente aanging tot bestrijden van de
bijzondere uitgaven tengevolgen den oorlog.
De vorige leningen bedroegen 2.000
en 39.875 fr.
(GA-24/7/1919)
1919 10 april :
Jozef Vloeberghen benoemd tot schatbewaarder van de kerkfabriek ter
vervanging van Pieter Eduard
Vloeberghen.
Theophiel Verschueren benoemd tot
Eerste Schepen en Jan Baptist Verbergt
tot Tweede Schepen, ter vervanging
van Victor Diddens en Lodewijk Wauters.
(GR)
1919 10 mei : Irma
Ackermans benoemd tot tijdelijke onderwijzeres in de gemengde
gemeenteschool. Ze verving de
wegens ziekte afwezige Caroline Nees.
1919 15 mei : Het
gemeentebestuur ging een lening aan van 5.000 fr. (GR)
1919 25 mei :
Aanvang van de herstellingswerken aan de defecte steenwegen van
Leest.
1919 17 juni :
Burgemeester Bernaerts verzocht de Krijgsgouverneur der provincie om
2 (Browning) pistolen voor de
plaatselijke politie. (GA)
1919 22 juni : Stichting Boerengilde
Op 22 juni werd in het Brughuis
bij Jozef Apers de plaatselijke Boerengilde
geboren. Dit gebeurde onder impuls
van Victor De Laet, die in 1915 reeds een
Raiffeisenkas had gesticht.
(De handtekeningen van de andere
bestuursleden : F. Van der Hasselt, Fr. Van
Loo, Ch. De Borger, J. Selleslagh,
E. Van Boxem, L. Selleslagh, Jan Spruyt,
Jos Verlinden)
De stichting ondervond aanvankelijk
veel tegenstand vanwege de boerinnen, die
dachten dat de vergaderingen van de
gilde niets anders waren dan een
gelegenheid van de mannen om uit de
bol te gaan.
Uiteindelijk draaiden zij bij en de
meeste Leestse boeren sloten zich aan.
Door samenaankoop van veevoeders,
meststoffen en zaaigoed via de zaakvoerder
Apers, kregen de leden deze
grondstoffen goedkoper.
Om de boeren een betere technische
scholing te geven werden er s zondags en op
winteravonden voordrachten en
leergangen gegeven over bemesting, veevoeding,
teelttechnieken en mechanizering.
Andere initiatieven waren gericht
op verbetering van de veestapel : melkkontrole,
stierenhouderij, veeziektebestrijding,
enz...
In 1954 zag het bestuur er als
volgt uit :
St. De Decker was proost, Victor De
Laet voorzitter.
Ondervoorzitter was Petrus De
Prins, J. Apers was schrijver-zaakvoerder en
bestuursleden waren Louis
Selleslagh, Jan Verbruggen, Fons Van den Brande,
Karel Van Linden en Jef Van
Beersel.
De Leestse Boerengilde telde toen
zon 110 leden.
Victor De Laet bleef voorzitter
gedurende meer dan 40 jaar.
Alfons Van den Brande nam het roer
over in 1962.
Zijn grote bekommernis was de
rationalizatie en modernizering van de
Leestse landbouwbedrijven. Zijn
voornaamste verwezenlijking was het
ontwateren door drainering van
honderd ha Leestse landbouwgrond.
In 1963 kreeg de Boerengilde een
eigen maandblad Gildelevenmet een
zeer gevarieerde inhoud : praatjes
over landbouw, verslagen over de
gildevergaderingen en allerhande
practische wenken.
In 1978 telde de Landelijke gilde
135 leden.
Jos De Smet werd voorzitter in
1973.
In De Band nr. 1 van 1955
verduidelijkte Viktor De Laet de rol van de
Boerengilde :
Iets
over onze BOERENGILDE
De Boerengilde is geen vondeling ! Zij is de
moederorganisatie die verschillende afdelingen bindt. Noemen we : de
Boerinnenbond, Boerenjeugdbond (B.J.B.), met ruitersport en toneel, de
Boerinnenjeugdbond (B.J.B.-meisjes), de Raiffeisenkas, Aan- en Verkoopvennootschap,
Onderlinge Kas voor Gezinsvergoedingen, de verzekering tegen brand en
ongevallen, Veebond, Tuberculosebestrijding, zuivere melkwinning.
Het DOEL van de organisatie is : het vormen van een
ontwikkelde, welvarende en kristelijke boerenstand.
Om dit doel te verwezenlijken heeft ze veel middelen
ter harer beschikking.
Noemen we er enkele van : allerlei verslagen,
zakalmanakken, wandkalenders, allerlei technische uitgaven, Bij den Haard,
de Zonnebloem, de Boer, Ploeg en Kruis, De Gids, maandelijkse
voordrachten, film, aanleggen van proefvelden, voorlichting in tuinbouw, grond-
en bodemonderzoek, enz...
Verder beschikt de Boerenbond over een kosteloze
advokatendienst, een welingerichte dienst voor belastingsaangelegenheden en
pensioenswetten,inrichten van
praatavonden, voordrachten, studiedagen, leergangen, retraites, recollecties,
werking van onze leden soldaten, technische dienst voor drainering,
melkmachienen, electrische weideafsluitingen, waterleidingen, bouwplannen,
enz..
U ziet aan al deze diensten en verwezenlijkingen dat
de Boerenbond een machtige organisatie is in ons land, benijd door de andere
landen !
Hoevelen van onze boeren hebben niet reeds een bezoek
gebracht aan de reusachtige burelen van het hoofdbestuur van de Belgische
Boerenbond le Leuven, om hen te helpen in één of andere aangelegenheid ?
Steeds vonden ze de meest-bereidwillige en toegewijde
en bekwame mensen ter hunner beschikking.
Wie kent niet de reusachtige bloemmolens te Merksem, de grootste van Europa ?
Alles staat ten dienste van de leden. De leuze van de
Boerengilde immers luidt :
Allen voor ieder, ieder voor allen.
In de jaren 70 werden de
boerengilden opgesplitst in landelijke gilden en
bedrijfsgilden.
Samen met deze opsplitsing
veranderde ook het werkgebied van deze twee
groepen. Zo bleef de landelijke
gilde de plaatselijke vereniging, die zich meer
zou uitdiepen om christelijke-
sportieve- culturele-en algemene
vorming
te stimuleren en waar zowel de
actieve land- en tuinbouwer als de loontrekkende
zich kon thuisvoelen.
(Voorzitter Jos De Smet in DB,
februari 1985 n.a.v.briljanten
jubileum)
1919 26 juni :
...De
Raad, gehoord lezing van den brief van het Komiteit van Nationale Politiek
welke afvaardiging ten doel heeft bij de Vredesconferentie te Parijs, in
naam der
aansluitende gemeentens, onze aanspraken te doen gelden in s lands
voordeel.
Besluit
: de leden des gemeenteraads van Leest, provincie Antwerpen, verklaren
het
Komiteit voor Nationale Politiek bij te treden, wiens programma behelst :
vrije beschikking over de Schelde, de Midden-Maas en de waterwegen van
Antwerpen tot den Rijn, de teruggave
door Duitschland van Malmedy en de
kantons, nauwkeurige verbinding met het Groothertogdom Luxemburg, ruime
deelneming aan den invloed der verbonden Machten in het Rijngebied en
redelijke uitbreiding van het koloniaal
domein van België.
1919 2 augustus :
brief van het gemeentebestuur aan de Ontvanger van de
Rechtstreeksche Belastingen
Mechelen ivm de Huishuren :
Tot gevolg aan uw schrijven nr.
8757, geven wij u hieronder de gevraagde
inlichtingen, betrekkelijk tien
huizen in deze gehuurd, namelijk :
Huis Dorp numero 17 in huur bij
Selleslagh kinderen mits 24 fr per maand.
Huis Dorp nr. 6, in huur bij Wwe
Coeckelbergh P.J., mits 14 fr per maand.
Huis Dorp nr.24, in huur bij
Lauwens Jan K.Louis,mits 13 fr per maand.
Huis Scheerstraat nr.4,in huur bij
De Backer Henri,mits 10 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.15, in huur
bij Jan Siebens, mits 11 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.32, in huur
bij Roggen Leon, mits 9 fr per maand.
Huis Kleinheidestr nr.10, in huur
bij Fierens Constant mits 8,50fr per maand.
Huis Kapellebaan nr.13, in huur bij
Van den Houte Jan mits 9,5 fr per maand.
Huis Winkelstraat n.7, in huur bij
Van Neste Cyriel mits 12,50 fr per maand.
Huis Tiendeschuurstr. nr.8 in huur
bij De Muyer Frans mits 10 fr per maand.
De brief was ondertekend door
secretaris Vandenbossche.
1919 Stichting van N.S.B-Leest (Nationale
Strijdersbond)
De Leestse afdeling
van de N.S.B. werd in 1919 gesticht door oudgedienden van de Eerste
Wereldoorlog. Onder hen de oorlogsinvalide Pieter Jan(Wannes) Pateet.
Bedoeling : de
nagedachtenis van de gevallenen in ere houden en ook om de belangen van de
oudstrijders en gelijkgestelden te verdedigen.
In 1945 smolt de
afdeling samen met de oudstrijders uit de oorlog 1940-45.
Nationaal maakte
Leest deel uit van het gewest Dijle-Rupel-Nete.
In 1955 telde de
N.S.B afdeling Leest 71 leden.
Frans Lauwers was
toen reeds vele jaren voorzitter.
De eerste
gedenksteen voor de gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog werd opgericht in
1920 en een tweede voor de gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog in 1946.
In 1948 werd te
Leest het Werk voor Oudstrijders en Gelijkgestemden gesticht. Het doel was om
zoveel mogelijk steun te verlenen aan zwaar beproefde families van oudstrijders
en gelijkgestelden. Steun die zowel moreel, materieel als financieel kon zijn.
Lous Lauwers werd afgevaardigde.
In 1960 werd een
nieuw vaandel ingehuldigd en gewijd.
Andere voorzitters
van de Leestse afdeling van de N.S.B. waren : August De Prins, Gerard Lauwaet.
Het bestuur van 1980
zag er als volgt uit : Ere-Voorzitter Jan Pateet, Voorzitter André Walschaerts,
Ondervoorzitter Louis De Croes, Penningmeester Eugeen Van Beersel,
Feestbestuurder Gust Nuytkens, Boetmeester Louis Van den Heuvel, Commissaris
Jan De Smedt, Vaandeldrager Remy Spoelders en secretaris Georges Veiller.
En vijf jaar later :
Voorzitter : Eugeen
Van Beersel, Ondervoorzitter Louis Van den Heuvel.
Secretaris-penningmeester:
Georges Veiller.
Feestbestuurder :
Frans De Bruyn.
Kommmissaris : André
Walschaers, August Nuytkens en Albert De Smedt.
Vaandeldrager : René
Spoelders.
In 1969 werd Georges
Veiller(°Elsene, 26/6/1919) secretaris, de zieltogende N.S.B. telde toen
slechts 10 leden.
Onder zijn impuls
steeg het ledenaantal het jaar nadien reeds naar 39 om in 1980 de 50 te
overschrijden.
Georges Veiller die
in 1966 te Leest was komen wonen, zag dat er voor de oudstrijders van Leest
werk aan de winkel was. Hij begon te lopen en te schrijven en reeds in 1970
bekwamen 23 mensen hun strijderskaarten met de eraan verbonden rechten.
In hetzelfde jaar
werden een groot aantal eretekens uitgereikt door de burgemeester.
Tien jaar later
bekwam hij dat er geen oudstrijders meer werden ontgraven en dat de stad
Mechelen instond voor het onderhoud van hun graven.
Tot 1977 bestonden
er te Leest twee verenigingen, de oudstrijders waren tot dan zowat ingedeeld
volgens dorpspolitieke kleur. Dat jaar ontbonden de Oud-Soldaten hun
vereniging en bijna al hun leden werden lid van de N.S.B.
Elk jaar op 11
november herdachten de oudstrijders hun gevallen makkers.
Na de mis hield de
secretaris van de afdeling een toespraak aan het monument op het kerkhof en
werden bloemen neergelegd.
(Diverse Folders
N.S.B, DB januari 1955, Januari 1980, mei 1984)
1919 In januari
hernam onderwijzeres Henriette Troch haar bediening in de
gemeenteschool.
...Juffer
Troch die sedert augustus 1914 het land was uitgevlucht, verklaarde in
Engeland (Londen) haar taak te hebben waargenomen als onderwijzeres.
(GA-4/3/1919)
1919 Op 25 januari
deed burgemeester Bernaerts een aanvraag tot het bekomen van 2
geweren met patronen ten dienste van den ambtenaar van politie en van den
gemeente veldwachter.
Hij richtte
deze vraag tot generaal Mahieu, krijgsgouverneur te Antwerpen. (GA)
1919 30 januari :
In
de gemeente is er geene haver meer beschikbaar daar een deel ervan is
opgeeischt door de Duitsers en een deel door de Duitsche legers bij
hunne aftocht
is
vervoerd aan hunnepaarden en mede
genomen bij hun vertrek zonder
betaling. (GA)
1919 30 januari :
Uit een brief van de burgemeester voor de provinciegouverneur :
...Betreffende
buurtwegenis oorlogsschade.
Groote schade, tengevolge oorlogsgebeurtenissen is toegebracht aan :
Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Thisselt, wegen nrs 4, 10 en
28
van
het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot
noodig.
Steenweg van Leest naar het Heike
Hombeek, nrs. 5 en 9 van het atlas.
Deze
twee wegen zijn in zeer slechten toestand.
Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek dorp, deels
beschadigd, wegen nrs 3 en 2 van het atlas.
Steenweg van Capelle op den Bosch naar boschkant Hombeek, weg nr. 5.
De
brug over de St Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest,
grootelijks beschadigd.
Ook
de kiezelweg in de Laerestraat is zwaar beschadigd.
Op 7 februari 1919
stierf in Rennes (Frankrijk)Franciscus
Jozef De Borger, in het ziekenhuis Saint Meën, aan de gevolgen van zijn
kwetsuren.
Frans Jozef De
Borger was te Leest geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter Frans en
van Maria Elizabet De Mayer.
Hij deed de oorlog
mee als soldaat bij het 4de Regiment Jagers te voet.
Drie dagen later
werd hij ter plaatse begraven. Een zieledienst werd voor hem opgedragen te
Leest op donderdag 27 februari 1919.
Op 15 maart 1921
stierf er nog een Leestenaar ten gevolge van de oorlog.
Petrus Alfons Van
Hoof was te Leest geboren op 6 mei 1894 als zoon van Frans Eduard en van Maria
Louise Wiske Huys.
Zijn ouders baatten
de herberg In de Groene Linde uit op het Dorpsplein.
Fons diende bij het
14e Linieregiment.
Nadat bij de familie
Van Hoof een bericht was toegekomen dat hun zoonTheofiel was gesneuveld, werd Fons, die door
het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht als
invalide.
Nog zie ik Fons,
bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom...
schreef J.A. Huysmans in De Band.
Petrus Alfons
overleed te Leest.
1919 Het
aantalstemgerechtigden voor de
wetgevende kiezing bedroeg 458.
Christine De Laet (Zuster Melanie) over de Eerste Wereldoorlog in het eerste nummer van
De Band, 1955 :
...t Begin van de eerste oorlog en de vlucht heb ik
nog meegemaakt.
Vader heeft na de doortocht van de eerste patrouilles
een reuzefiets-motocyclette splinternieuw uitgehaald van onder de mesthoop.
Maar de Belgische soldaten hebben ons twee dagen later
dat merkwaardig ding als trofee ontnomen.
Zeer intressant volgens mij was na de vlucht de
koeienhistorie.
De Belgen hadden alle koeien eerst weggehaald.
t Leger had die te Antwerpen in hangars
ondergebracht, en geraakte er niet mee weg.
De Duitsers sloegen die aan.
Na de vlucht waren er geen koeibeesten meer tenzij
hier en daar één die in t wild liep, en gauw een eigenaar had.
Zuster Viktoria (haar oudere zuster Melanie De Laet) zei : Ik moet een koe hebben,
ze hebben onze koeien afgepakt, ik ga naar Antwerpen naar de Duitsers een koe
halen !
Ze schuift aan in de rij om een bewijsschrift te
bekomen en toelating om met haar koe naar Leest te mogen.
Overrompeld als die kommandant was door die grote
menigte, schrijft hij een bewijs.
En zus ging met dat papierke naar die hangars, waar de
controleur vraagt :
Welke is uw koe ?
Zuster Viktoria kiest er de beste en schoonste uit en
roept : Deze meneer !
De kerel laat begaan.
Ze huurt een beestenwagen, en s avonds te kwart voor
tien komt ze daarmee in Leest binnen in triomf.
Alle mensen kwamen zien naar dat fenomeen...
Christine De Laet
werd geboren op 12 mei 1901. Ze ging in 1915 bij de zusters Annunciadente Heverlee, als zuster Melanie.
Haar zuster Melanie
De Laet werd geboren op 26 januari 1891. Ze kwam in het klooster bij de
Annunciaden als zuster Victoria in 1917. Ze bleef als missionaris in Kongo van
1931 tot 1957. Ze overleed te Heverlee op 1 mei 1968. (LG-blz.332)
Op de foto rechts
Christine, links haar zus Melanie De Laet.
Pieter Jan Wannes Pateet Intervieuw met Karel Soors - De Band november 1976 :
Wannes Pateet en de oorlog
...Jan Pateet werd te Leest geboren op 13 mei 1890.
Zijn vader Henri en zijn moeder Marie Publie woonden
achtereenvolgens op een boerderij op de Kouter en in de Scheerstraat.
Wannes was de oudste van elf kinderen.
In 1914 maakte hij kennis met de gruwelen van de oorlog.
Het zou voor hem een pijnlijke herinnering blijven.
Het begon al slecht voor Jan in 1912 toen hij binnen
moest.
In plaats van te mogen loten zoals voordien moesten de
mannen van zijn lichting allemaal binnen.
Men sprak van oorlog, maar dat sloegen onze rekruten
niet hoog aan.
Soldaat Jan werd ingelijfd bij het 7de
Linieregiment en gekazerneerd te Antwerpen.
Wat Jan zich nog herinnert van het oorlogsgebeuren wil
hij ons wel vertellen...
De eerste kennismaking met de oorlog !
We lagen gebivakeerd buiten Namen. Daar zagen we de
vijand voor het eerst.
De Duitsers overspoelden de hele streek, een overmacht
die we nauwelijks konden schatten. We trokken ons hals over kop terug. We
wisten niet waar we t hadden.
Nu de eerste kogels langs onze oren floten, deden we
in ons broek.
En verder...
We probeerden zover mogelijk van t oorlogsgeweld te
geraken en terug te groeperen.
We waren grote sukkelaars : kleren, schoenen, wapens,
alles geraakten we kwijt.
We liepen verloren omdat niemand kaart kon lezen.
Onze soldaten en officieren waren op zulk een oorlog
niet voorbereid.
Na een afmattende tocht hergroepeerden we ons.
Toen koning Albert op 25 augustus 1914 de Sint
Romboutstoren beklom om de opmars van het Duitse leger langs de Leuvense
steenweg in ogenschouw te nemen, had je reeds aan de lijve ondervonden wat
oorlog was ?
Zeker, Halen, daarna Aarschot, dat was oorlog !
Wat een beestigheden daar gebeurd zijn zal ik nooit
vergeten !
Ik moet wel zeggen : langs beide kanten waren er goeie
en slechten.
Terwijl we in Aarschot de Duitsers onophoudend
bestookten en ons daarna terugtrokken werd er in de stad een bloedbad
aangericht.
Onder het geroep : Man had geschossen ! werden brave
burgers omgebracht.
Bij een van die straatgevechten werd adjudant Van
Peuvelde zwaar gekwetst.
Ik dacht dat de man zou sterven ! Ergens in een
boerderij haalde ik een paard uit de stal en legde de gewonde daarop. Zo bracht
ik hem naar de kazerne. Later verkocht ik het paard nog voor 10 frank aan een
andere boer.
Hoe raakten jullie aan de Ijzer ?
Na een moeizame tocht groepeerden we ons in Zelzate.
De verdediging van Antwerpen was ingezet. De Duitsers bestookten de forten rond
Antwerpen.
Niet lang daarna werd de aftocht geblazen. De bruggen
werden opgeblazen.
Op 8 oktober lieten we Antwerpen achter ons en
marcheerden tot half oktober.
Drie maanden waren we op pad geweest.
De Ijzer zou bijna onze dood worden.
De Ijzer was wel een nachtmerrie ?
Langs een puzzel van tracees en passerels bereikten we
Nieuwpoort. Daar begon de loopgrachtenoorlog. De Duitsers gebruikten gifgas om
ons klein te krijgen, daar hadden we hevige schrik van ! Soms blies een
gasalarm alleen van schrik.
het front moest brengen.
In Lombardsijde, het was juist na Allerheiligen en men
sprak van wapenstilstand, lagen we wat hoger in stelling. De Duitsers schoten
een bal door mn schouder. Het was op 7 november 1917.
Toen we die morgen naar Diksmuide opstapten, zagen we
ze plots zitten. Als gieren zaten ze in de bomen en beschoten ons. Vanuit
ijzeren kooien richtten ze hun mitrailleuzen op ons. Wat daarna gebeurde werd
me achteraf verteld : ik lag in een put, mijn been was afgeschoten. Mijn broer
Charel en een korporaal bonden mijn been af, anders was ik doodgebloed.
Twaalf van mijn maten waren gesneuveld.
Ze brachten mij naar het hospitaal in Adinkerke, waar
ze mijn been hebben afgezet.
Ik werd achteraf naar Rouen gevoerd.
Daar ben ik gebleven tot 1921, totdat ik de zekerheid
had dat alles ermee in orde was...
De oorlog...wat denk jij over de oorlog ?
Wat ik er over denk ? Oorlog deugt voor niets !
Men mag dan zeggen dat een rechtvaardige oorlog er mag
zijn, als je oorlog zag zoals ik die zag, zoals ik die meemaakte, dan kan je
niet anders zeggen dan dat oorlog pure waanzin is, uitgevonden door enkelen,
terwijl velen er voor sterven.
Ik heb blinden gezien, mensen zonder benen of armen en
veel, veel doden, alles door die oorlog !
Pieter Jan Wannes
Pateet overleed te Mechelen op 25 juni 1980, hij werd nog negentig.
...Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde
toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen
die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst.
Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want
niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911
optrekken om mijn dienstplicht te vervullen.
Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e
Linieregiment, nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen
zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor
ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren
welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee,
aldus Frans.
En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ?
Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en
manoeuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren
nog niet mochten afzwaaien want intussentijd was er in de Borinage een wilde
staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat
ik slechts in mei 1913 afzwaaide.
Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten
strijde te trekken tegen onze Duitse vijand.
We trokken na een viertal dagen de Duitser tegemoet om
eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller
moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en
waar ik een van de critiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte, even
verhalen, we moesten s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het
ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots
aan t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken
ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang
krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de
Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te
doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met
kasteel en Duitsers korte metten.
Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze
troepen in slagorde te brengen.
Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weerop
slag leverden, maar de Duitser beschootmet zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden.
Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te
schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden
herschapen en er een gruwelijke dood vonden, niettegenstaande deze tegenslag
hielden we nog een volle dag stand om dan tengevolge van de slechte
ravitallering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten
leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en
ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra
wij dat in de gaten hadden losten wij salvos in de bomen, de Duitsers aldus
verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen
ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de
Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van
de Redoute.
Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad
Antwerpen getrokken, waar zelfs
de Schelde in vuur en vlam stond.
Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas
waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden.
U moet nu niet gaan denken dat we deze transport
meemaakten in confortabele wagens !
Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens
geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken,
wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de
Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale
er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend
neergekogeld.
Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor
goed de slag aan de Ijzer hebben begonnen door eerst de reeds over de Ijzer
gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven.
In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen
tussen gekomen.
Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op
sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met
de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik
met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen
enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij
tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.
Deze eerste slag aan de Ijzer heeft geweldig veel
doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen.
Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger
afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een
vaste sector aan de Ijzer toegewezen te krijgen.
Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten
in water en slijk...
Constant Stanne Van Den Broeck, de Leestse eeuweling, vertelde me in 1983 :
...Ik ben er in geloot, de oorlog was voor ons een
verrassing.
Toen ik werd opgeroepen dacht ik : t is maar voor
veertien dagen, om weer eens bijeen te zijn...maar t was voor vier jaar en
half.
Ik was bij de voorlaatste klas die nog werd
opgeroepen.
Terwijl de anderen in Namen aan het front streden
moesten wij pinnekensdraad spannen tegen dat de Duitsers kwamen.
Toen Antwerpen gevallen was, moesten we weg. Tien
dagen mars, te voet, naar Frankrijk. Daar aangekomen werden wij verplicht onze
klederen en geweren af te geven, dit om de jonge mannen te kleden die
onmiddellijk naar het front trokken.
Amaai mijn voeten als ik daar nog aan denk, toen we in
Ouderlick kwamen.
Velen van ons hadden onderweg alles wat hen hinderde
weggesmeten, zelfs hun geweer.
Dat was de aftocht !
De soldaten waren hun eigen baas.
Ik ben van de klas 1900 en van de jongere klassen
maakten ze compagniën om tracees te graven enzo.
De 5de december 1914 ben ik dan aan t
front gekomen.
Daar heb ik afgezien, vooral in t begin. Weet ge dat
ik zes maand op blokken heb gelopen en zonder kapootjas ? En wij waren ook
soldaat.
Kou geleden jong, kou geleden.
Jaak De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig
aan het front ontmoette, heeft mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd,
alhoewel ik nochtans piot was.
Aan t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.
Omdat ik bij de Travailleurs was heb ik overal
gezeten.
We moesten buiten t geschut van de vijand blijven
want we hadden geen wapens.
Dag en nacht werkten we aan de tracees, dat was op
strategische en dus gevaarlijke punten, herstellen van wegen, nieuwe banen
trekken, bomkraters dichtgooien, bruggen leggen...
Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons,
moesten wij voortwerken.
Soms liep het bloed van mijn handen, doordat ik me
steeds moest laten vallen...
Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen
lossen, waarin per kamion toch zon 30 lijken, sommige daarvan met gaten in van
een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.
Alle dagen zagen wij lijken. Gruwelijk !
Op zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag
geschoten, kregen wij opdracht de gaten van bominsalgen te dichten. Wij op weg
van Veurne naar Nieuwpoort.
Net toen wij één put hadden gevuld kwamen er twee
Duitse vliegers boven onze hoofden cirkelen en begonnen ons te bekogelen met
hun mitrailleurs, ik dacht dat het te Wulpen was, in elk geval wij hebben ons
kunnen redden door onder een brug te kruipen.
Een andere dag hadden wij te Veurne wacht aan een
Frans schip.
Plots zagen we aan de hemel een bestuurbare ballon van
de vijand opduiken maar we mochten er niet naar schieten van onze superieuren.
Ineens dropte de ballon bommen naar beneden en één der bommen viel op een huis
waas een vrouw werd onthoofd.
Daarvan was ik getuige. Wreed !
Of hij veel schrik had geleden ?
Schrik ? Daar waren er bij met meer schrik, natuurlijk
hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten,
maar wij waren wilde mensen...
Bijvoorbeeld als wij s nachts gingen melk halen,
iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze officieren.
Wij waren wilde mensen hé.
Wij hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of
gekwetst aan het front was dat dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen.
Eén keer ben ik licht gekwest geweest.
In een bepaald dorp moesten wij een baan door het land
trekken en ineens werden wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zon
300 meter van een inslag en een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn
bovenarm.
Het was echter een lichte kwetsuur.
Ik stond veel liever op 10 meter van zon inslag.
Immers die ontploffing vormt een boekee en als je er kort genoeg bij stond had
je alleen de beschermende losgerukte aarde. Het ijzer spatte verderweg uit
mekaar.
Toen den Duits terugtrok, werden wij, de mannen van de
staat, naar Adinkerke gestuurd.
Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de
muur hing.
Op dat plakkaat stonden de bevrijde gebieden
aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan naar huis. Behalve wij van de
spoorweg.
Ik heb daar nog maanden moeten werken, ook nog na de
wapenstilstand.
Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven
naar Adinkerke overbrengen.
Daar ik schilder van beroep was op t Arsenaal te
Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot
februari het jaar nadien.
Twee dagen minder dan vier jaar en half ben ik van
huis weggeweest...
1918 ...De oorlogsbuit door de Duitsche legers
in de gemeente achtergelaten bestaat
alleenlijk in gevelde bomen, die zich bevinden op verschillende eigendommen.
Onder andere in den vloeibeemd aan de zennebrug, in den vloeibeemd de
Halsbergen tegen de Zenne en nabij het kasteel de Mot in de Biest.
Het
betreft allemaal canadabomen. (GA-2/1/1919)
Op defoto : Victoria Coosemans (Toor), echtgenote van Jan Huysmans met
haar drie kinderen in 1918. Onderaan links Albert, hierna aan het woord en vaak aanwezig in deze
Kronieken onder de naam Jacob Albert Huysmans of onderzijn pseudoniem Anselms Jedrie, rechts Alfons.
Moeder Toor heeft de pasgeboren Constant in haar armen.
Deze zou nog drie jaar moeten wachten om zijn vader te zien.LEESTENAARS
EN DE EERSTE WERELDOORLOG
Jacob Albert Huysmans in De Band van april 1981 onder de titel
Onvergetelijks :
1914 : Na enkele schermutselingen in ons gewest, naar
het einde augustus toe, verhogen de Duitsers, in de streek bezuiden Mechelen,
Kapelle op den Bos en Londerzeel, hun overmatige druk tot een ware veldslag, en
werden de Belgische Linietroepen, door die pletrol overrompeld of
uitgeschakeld...
Meerdere van deze overspoelde jongens bleven alzo van
hun regiment gescheiden achter. Dit bracht voor hen en vele families
dramatische problemen...
Heel de duur der bezetting hing als het ware het
zwaard van Damocles dag en nacht over die mensen...
Van collaborateurs hadden wellicht de Duitsers
achterhaalde lijsten van verdachten, en dezen werden thuis meestal s nachts
onverwachts omsingeld, en van kelder tot zolder uitgekamd.
Zolang het zomer was zochten sommigen ondergedokenen
hun heil in de graanvelden... Doch de oorlog ging verder, en bij het naderen
van de winter, werden de Duitsers in de Vlaanderen gestuit, en voor de beide
tegenstrevers begon het beslechten daar van n vierjarigen
loopgrachtenstrijd...
In de zomer 1915 vond ons moeder op n morgen een
onder de deur geschoven open brief van onze vader, waarin zijn foto als
konvooibegeleider aan het front, en een geheel vol geschreven blad, met
aanmoedigingen voor ons allen, en de hoop dat alles weer gauw goed zou zijn...
Dat was een ontroerende geruststelling voor ons...
Op een avond, wat daarna, werd er op de achterdeur
getokt, en daar komt Gust van den Ossenboer (August Jacobs, zoon van Frans en van Maria Anna Van Loock) binnen, ook een ondergedoken strijder, en
zegt : Toorke, ik ben het die u daar laatst die brief van uwen Jan gebracht
heb, als ge soms iets wil terugschrijven zal ik dat morgen komen afhalen. Van
af en naar het front worden hier en daar brieven en fotos van vaders en zonen,
langs Holland overgesmokkeld, maar zorg dat gij mij nergens vernoemt. Gij hebt
geluk, want al maanden weten wij reeds dat mij broer Louis te Londerzeel is
gesneuveld... (deze sneuvelde op 29/9/1914 bij de eerste schermutselingen)
Jaren achter dien oorlog, heeft Gust eens aan moeder
verteld, dat hij die open brieven door zijn broer Frans en Frans Boonen, ook
uit de Kouter, toegespeeld kreeg, langs een geheime inlichtingendienst, en hij
herinnerde lachend haar schrijven naar vader : hoe blij zij was te kunnen
melden dat hij een zoontje had bijgekregen : Constant !
En zij ook had gevraagd welke mengeling zij moest
bereiden, om zelf limonade te fabriceren !
Bij het lezen van die brieven, zei Gust, wist ik in
mijn schuilplaats mij met de frontmannen en hun thuis wat verbonden.
Toen wist nog maar één vriend mij levend begraven,
grinnikte Gust, mijn zusters en broer vermoedden t zelfs niet...Dore van
Vleeskens, n buur uit onze straat, hovenier op het kasteel Empain te Battel,
en onderhoudsman van hun graftombe alhier, die had mij daarvan een deursleutel
bezorgd...
Op een niet heel duistere avond waag ik mij toch uit
den grafkelder, om langs den pastorijtuin, door het achterpoortje het veld te
bereiken, en eens naar huis te gaan om wat nieuws... Na genoegzaam uitkijkend
stap ik buiten, en zag daarginds, toch mij gezien door pastoor Beuckelaers
huishoudster, plots buitengekomen uit de sakristie, die even verschrikt stopt,
en dan gejaagd naar de pastorij rent...
Twee dagen nadien bereik ik, nu ongehinderd, den
pastorijtuin, en eensklaps roept de spiedendewat bange juffrouw van achter een heester mij toe : Och Gust, zijt gij
het Gust ?...
Ssst...stiller, vermaan ik..., en ze fluistert :
Kom jongen onze pastoor is niet thuis, kom iets eten en drinken, och arme. en
de juffrouw vertelde mij haar sakristieavontuur : Ik was, zei ze, in de kerk
nog wat bloemen gaan schikken en toen ik buitenkwam, zag ik een man uit dien
grafkelder komen, en ik stamelde : Och God, och God...en herhaalde dit nog
binnenshuis, en de pastoor vraagt : Gij hebt toch zeker geen spook gezien ?
Neen, maar daar kwam een man uit de tombe van Empain, echt gezien !
- Emma ! Houd dat voor u, en zwijg er ook stillekens
over tegen anderen ! zei de pastoor...Maar ik bedacht, ik wil er meer van
weten !
Alzo, zei Gust, ben ik meermaals daar goed onthaald.
Viktor De Hondt, ook te boek als ondergedoken
krijgsgevangene der Duitsers, woonde in het huisje voor de Rennekouter aan de
Tisseltbaan. Die man heeft niet te tellen oorlogsdagen en nachten in hun
gereinigde aalput doorgebracht...
Binnen het kolenhok had hij hun bouwstenen wc
afgebroken en vervangen door een te kunnen wegnemen en terug te plaatsen houten
model, en de buitenhuistoegang dichtgemetseld...
Was er verraad, kwam er vreemd of familiebezoek of
voelde hij drang naar zekerheid...Viktor dook erin...
Moeder en kinderen wisten dan enkel : onze vader is
aan het front...
Slechts éénmaal heb ik later Viktor eens iets als
klacht horen uiten : Er zijn ook mensen die geen besef hebben wat een
opgejaagd dier moet voelen, wanneer het aan klopjachten tracht te
ontsnappen...
In den herft 1918 werden Frans Jacobs en Frans Boonen
opgepakt door de Duitsers en verbleven te Mechelen opgesloten, wellicht voor
latere deportatie naar Duitse strafkampen, doch zij werden bij den
wapenstilstand vrijgelaten...
Na nog n tijd van deelname aan de bezetting der
Duitse Roergebieden, keerden onze Belgische overlevenden naar hun haardstede
terug, en stichtten almeteen een oudstrijdersvereniging. Zij zouden hun eerste
verbroederingsfeest geven op 11 november 1919...
Een jongere broer van Viktor De Hondt, Edward is als
groot invalide uit den oorlog gekomen...
Na een Duitse stormloop die door onze jongens was
afgeslagen, waarbij aan beide zijden honderden doden en verminkten, werd hij
gevonden met een onvermijdelijk, tot bij de knie af te zetten been, en nadien
helaas, wellicht bij ontbreken van meerwaardiger materieën, primitief
verholpen, met een door riempjes vast te hechten elastische overtrek, waarin
een stalen holle stang, met gummi omhulsel, om op te staan en mee te gaan...
Zo zeilde en zeilde Edward : minzaam ongeknakt
moedig...
Dagen voor het feest kwam Warre, met zijn goed been de
fiets trappend, tot bij ons, om met mij en onze Fons, nog leergasten, maar hij
reeds als vroeger muzikant, elk op n trompet, onder leiding van onze vader,
samen de krijgshymne te repeteren...
In aanwezigheid van een bijna volle kerk
gemeentenaren, begon een dankmis, ter nagedachtenis en als huldebetuiging aan
de gesneuvelden...
Voor de kommuniebank, onder de konsekratie, stonden,
ik links, en onze Fons rechts, van den op zijn wandelstok zich dapper rechtende
Warre van Jonkers, en bliezen gedrieën het Te Velde...onvergeetlijk...
Vanaf den wapenstilstand was het al begonnen : er
raasde n volkse vreugderoes in crescendo...
Peer de wagenmaker timmerde een danstent ineen, op
zijn woonerf, hoek Tisseltbaan links Koestraat, met gevolg dat de Leestse
kermis in de dorpskom plat ging, en bij Peer, hemelhoog...
Doch enkele jaren later probeerden de Oudstrijders ten
voordele van hun steunfonds, de uitbating van een huurdanstent op de
Dorpsplaats en het werd een gouden zaak...
-Nieuwe bezems vagen t best, wist en zei Peer, en
hij staakte de strijd...
Onze Oudstrijders van toen weerden zich soms ook, als
studentikoze vechtjassen...
Enkelen opperden eens hardop het plan om bij de
komende jaarlijkse ommegang van een toen late Sinksenprocessie, en dan kan het
heet zijn ! : dat hun ledengroep, omwille hun aan het front gekregen kaalkop,
nu bij mogelijke hitte, het hoofddeksel zouden ophouden...n hoge raad, bedacht
dat zij zulks niet in overweging wenste te nemen, en weerkaatste de bal : dat
ieder zoiets zelf in eigen verantwoordelijkheid kon beslissen...
Na die stunt was het lidmaatschap wat geslonken...
Edward De Hondt verwierf ondertussen het opengekomen
ambt van gemeenteontvanger...
Toen hij eens, voor die taak, naar het posthuis te Hombeek
was geweest, en bij het buitenkomen van den Kouter, moest uitwijken voor een
kar, raakte hij met den pedaal van zijn moto een boordsteen aan het smal
looppad nevens Meulemansschuur, en stuikte met het hoofd op de kasseien...en
is ervan gestorven.
Edward liet een vrouw en zeven kinderen achter...
Oktavie was een meisje uit Aarschot, als vluchtelinge
in Engeland beland, en hulpverpleegster in een rustoord voor oorlogsverminkten,
en ginds met Warre gehuwd, en beiden vestigden zich na den oorlog, eerst in het
oude hoeveke van Verbruggen aan de Tiendeschuurstraat...
Ik hoor Warre nog zeggen : -Ons Tavie, is ma vie...
Seders 1919 wordt na de dankmis, een hulde, aan den
voorkant der rechterbeuk van de kerk, bij den gedenksteen met de namen der
gesneuvelden, jaarlijks herhaald...
Ik verontschuldig mij, indien soms, in samenhang met
voorgaande nog meer Onvergeetlijk, tijdens en na die oorlog, zou zijn vergeten...
1918 In
oktober-november werd door de Duitsers in de Winkelstraat een vliegplein
aangelegd. De inwoners werden
verplicht daarbij te helpen, verschillende
hektaren graan en voeder, gelegen op den Kauter werden daardoor
vernield.
(GA-8/1/1920)
Op de foto Gerard Somers met zijn
paard Juul. Samen hielpen zij bij de aanleg
van het vliegveld.
Gerard Somers :
Wij
koppelden dit paard in een ossespan : twee ossen met het paard in het
midden.
De Duitsers hebben het niet opgeeist, want ze moesten jongere paarden
hebben, zo mochten wij het behouden.
Sommige boeren kenden den truuk : ze stuurden hun vrouwvolk met hun
paard
naar
de monstering : de Duitsers monsterden de vrouwen en die kwamen met hun
paard terug thuis...
(LG-blz.261)
J.A.Huysmans in DB 1978 Een rad als telraam, over het vliegveld
:
...de
kalender wijst nazomer 1918 aan : de Duitsers besluiten in deze streek
enkele vliegvelden aan te leggen, om van hieruit versterking aan hun
linies te
geven, om een beslissende wending aan het ijzerfront af te dwingen.
Te
Hombeek, bezuiden het dorp bij de Zemstbaan, en te Heffen aan de Leestse
baan
bij de Molenbeek, op beide elk een klein deel.
Doch
aan de Leestse Kouter, heel de vlakte zeker 2 vierkante km.
Achter de woonerven bij de Winkelstraat, worden 3 loodsen en enkele
tenten
opgetrokken.
Duitse kontrole eist in onze herberg, wekelijks een voormiddag, voor een
verplicht zich aanmelden van alle mannen van 18 tot 30 jaar oud.
Om
10 uur kwamen de opgeroepenen langs de voordeur binnen.
Meermaals werd iemand zijn als
dwarsdoend vergeten pet van het hoofd geslagen
door
de wachtpost.
Bij
het pasnazicht werd menigeen opgevorderd, zich de volgende morgend aan te
melden op de kommendatur van het Leestse vliegveld, voorzien van spade
of
kruiwagen, voor 7 dagen arbeid van 7 tot 21 uur, bij donkerte bijgelicht
met
stallantaarns, en met dat nieuws kon elk langs de achterdeur naar
huis...
De
kommandant, die wat Hollands sprak, had logies op de hoeve van Eceleirs.
Oktober loopt naar zijn einde als hier reeds een reeks vliegtuigen zijn
geland
en
de piloten hebben al enkele oefenvluchten gewisseld tussen de velden...
t Ridderke van november 2010 : Oorlog in de lucht
Het jaar 1918 was heel bijzonder. Interne
tegenstrijd in Duitsland en hoog politiek spel van de legerleiding bespoedigden
het breekpunt in de Groote Oorlog. De Duitsers konden begin 18 alle aandacht
op het westen richten eens ze het vredesverdrag met Rusland op zak hadden. Om
in Frankrijk een militair overwicht te krijgen werd het zogeheten
voorjaarsoffensief ofKaiserschlacht
ontketend; Dit bestond uit vijf gelijktijdige aanvallen en die veroorzaakten
ook verhoogde druk op het Belgische front aan de IJzer. Er was ook luchtsteun.
Het vliegveld van Evere bestond reeds maar omdat de vliegradius beperkt was,
had men ook vijf vliegvelden in België kort achter de frontlijn. Het
geallieerde tegenoffensief was zo hevig dat deze in gevaar kwamen en in
allerijl nieuwe vliegvelden moesten aangelegd worden. Die zijn er gekomen in
Hombeek en Leest. Men had handen en tijd te kort om veel aandacht te besteden
aan een degelijke infrastructuur. De lokale bevolking werd verplicht om mee te
helpen bij het aanleggen van de vliegpleinen.
Emiel Nuytiens : dat vliegveld (noot : in Hombeek) lag tegen de Kattestraat en liep verder tot tegen de steenweg en tot
aan den Dries. Wij moesten onze eigen schop meebrengen. De paarden waren van de
boeren. Het veld was al opgezaaid. Dat werd allemaal vernietigd; Er mocht geen
beekje in zijn. Het moest zeer gelijk geweld worden. Dat deden we met paard en
wel. De 42 vliegers zijn er geland toen we daar nog aan het werk waren.
Het eten was alleen het rantsoen van thuis. De
Duitsers betaalden ons wel uit maar het geld moesten we in Leest gaan halen. In
Leest waren er 6 vliegers gestationeerd, maar dat was maar een klein vliegveld.
In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun gereedschap
was daar.In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun
gereedschap was daar.
1918 In de kerk werd in november 1918 een
strafcompagnie Duitsche soldaten
ingekwartierd en het zwarte kerkgewaad werd alsdan weggenomen.
(GA-8/1/1920)
1918 Op 2 november
overleed te Leest de Fransche
verdrevene Sophie Sarrazin,
echtgenote Clovis.
1918 Bij den aftocht der Duitschers, in 1918,
hadden de inwoners veel te verduren
van
die soldaten. Op vele plaatsen namen zij al wat dienstig was aan veevoeder,
en
verstrooiden geheel nutteloos, groote hoeveelheden stroo, hooi, zelfs stool men
zwijnen in bijzijn der eigenaars, dewelke men bij het minste verzet,
dreigde neer
te
schieten.
Vele
soldaten waren bedronken...
(GA-8/1/1920)
1918 Op 5, 6, 7, 8
en 9 november hebben verscheidene
Leestenaars reizen gedaan
voor
het Duitsche leger, met paard en kar, voor vervoer van Leest naar Mechelen
en
van Mechelen naar Diest. (GA)
1918 10 november :
Op het Middenveld stonden ongeveer een vijftigtal lichte
Twee vluchtelingen uit Moorslede : Clement Masschelein en zijn dochter Valerie. De foto is genomen te Leest door een Duits soldaat. (foto : Paul Snoeck)
1917 – Op 5 augustus kwamen er te Leest 79 vluchtelingen toe. Bijna allemaal waren ze afkomstig uit Moorslede West-Vlaanderen. Ze werden geplaatst bij inwoners der gemeente.
West-Vlaming Paul Snoeck werkt aan een verhandeling over de vluchtelingen uit Moorslede en bezorgde me, naast de afgedrukte foto van de familie Masschelein-Van Biervliet, in 2014 een (voorlopig nog onvolledige) lijst met namen :
1.Mylle Gaston uit Moorslede, verbleef bij weduwe Spruyt in de Winkelstraat.
2.Rosseel Elodie uit Dadizele, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
3.Sioen Leon uit Moorslede, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
4.Van Neste Cyriel uit Meerslede, verbleef in de Winkelstraat nr. 7.
5.Messiaan Flavia, echtgenote van Van Neste Cyriel.
6. Van Neste, dochter van nr 4 en 5.
7.Van Petegem, dochter van…
8.Masschelein Clement uit Moorslede Koekuit.
9.Van Biervliet Eulalie uit Moorslede Koekuit, echtgenote nr. 8.
10.Masschelein Augusta idem, dochter 8 en 9.
11.Masschelein Martha, idem.
12.Masschelein Germaine, idem.
13.Masschelein Valerie, idem.
14.Masschelein Lucien, idem, zoon van 8 en 9.
15.Julia Sioen, gedoopt in Leest 27 oktober 1917.
16. Helena Sioen, moeder (ongehuwd ?) van Julia.
17.Leona Loyson, was getuige bij doop nr. 15.
18.Jules Sioen, was getuige bij doop nr. 15.
19.Renaat Vanwildermeersch, huwde met nr. 20 (woonde in Heffen).
20.Flavia Sioen, huwde met nr. 19.
21. Bruno Sioen, vader van Flavia nr. 20.
22.Fharilde Sioen, moeder van Flavia nr. 20.
23.Philippe Vanwildermeersch, vader van Renaat nr. 19.
24.Mathilde Depoorter, moeder van Renaat nr. 19.
25.Cyrillus Bonduele, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
26.Guilliam Sioen, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
27. Augusta Vanneste, 1918 communie in Leest.
28.Palmyra Van Peteghem, idem
29. Blanche Christiaens, idem.
30.Melanie Van Dam, 1919.
31. Leona Sioen, getuige doopsel Helena Sioen.
32.Julius Loyson, idem.
33.Germaine Loyson, communie in Leest 1918.
34. Martha Loyson, idem.
35. Martha Sioen, idem.
36.Adriana Van Neste, idem.
37. Maria Van Neste, idem.
38.Alegdis Van Peteghem, idem.
39. Maria Van Peteghem, idem.
40.Palmira Van Peteghem, idem.
41.Georges Christiaens, idem.
42.Walter Christiaens, idem.
43.Marcel Loyson, idem.
44.Jules Sioen, idem.
--Lucien Masschelein, idem reeds vermeld bij fam. Masschelein.
1918 Op 31 januari
ontvingen Victor De Laet (zie foto), Mevrouw Frans De Prins en Joseph
Verlinden uit de Kouter volgend
schrijven :
Op
bevel der Duitsche overheid zijt gij aanzocht en verplicht op den 2 februari
1918
om 2 ure namiddags (Duitsche tijd) uw ruinpaard aan te bieden te
Antwerpen, kaai 28, in de nabijheid der noordstatie.
Het
paard moet voorzien zijn van eene halster met goede koord en moet zijnen
numero aan den kop hebben op zichtbare plaats.
1918 9 februari :
In de gemeente werden geschilderde borden uitgehangen waarop de
verblijfplaats van de Duitse wacht
was aangewezen.
Dit gebeurde in het Dorp, het gehucht
de Knip, de Winkelstraat, aan de
Kauterweg en in de Kapellebaan.
1918 18 februari :
Remi Karel Lodewijk Kets, geboren te Calcken (Oost-Vl.) op 12 juni
1888, werd benoemd tot tijdelijk
onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool.
Hij verving Jan Constant Moons die
door ziekte onbeschikbaar geworden was.
Remi Kets ontving 1.200 fr per jaar
plus 150 fr vestingsvergoeding.
(GR-11/4/1918)
1918 19 februari :
Het aantal bewoners der gemeente beliep 1682.
Het getal vluchtelingen 60.
1918 20 februari :
Een vermoedelijk geval van schurft deed zich voor bij het paard van
Pieter Jan Diddens uit de
Blaasveldstraat.
1918 21 februari :
De volgende personen kregen van de Duitsers het bevel om hun
merriepaard op 27/2 e.k. naar
Antwerpen over te brengen :
-de kinderen Buelens,
Tiendeschuurstraat.
-Polycarpus Verhoeven, Kapellebaan.
-Karel Verbeeck, Tisseltbaan.
1918 12 maart :
Polycarp Verhoeven en Pieter Jan Diddens kregen bevel om op 25
maart, om 10 u, hunne van schurft
verdachte paarden aan te bieden ter keuring
te Lier, op de Grote Markt.
1918 14 maart :
Elodie Rosseel, geboren te Dadizeele op 26/2/1892 en vluchtelinge uit
Moorslede, werd naar het Gasthuis
overgebracht met typhuskoorts.
Ze was geplaatst in de
Tiendeschuurstraat.
De gemeente Leest droeg de kosten
van de verpleging.
1918 Op 19 maart
deed landbouwer Karel Lodewijk Van Aken uit de Kleinheidestraat
een aanvraag om 105 kg zaaihaver te
bekomen, dit omdat hij 150 kg haver had
moeten inleveren.
1918 Op 25 maart
verliet Leon Sioen, een vluchteling uit Moorslede, de gemeente om
vrijwillig in Duitsland te gaan
werken.
Sioen verbleef in de
Tiendeschuurstraat.
1918 11 april : De
dokters De Becker uit Tisselt en Van Assche uit Hombeek ontvingen
volgend schrijven :
Op
bevel der Duitsche Overheid doen ik u kennen dat alle gevallen van
aanstekende ziekten door de geneesheren onmiddellijk aan de Duitsche
Overheid
moeten gemeld worden met de Meldekaarten.
De
Meldekaarten zijn verkrijgbaar bij den garnizoenarts te Mechelen.
Was ondertekend : de burgemeester
van Leest.
1918 Op 2 mei
kreeg pastoor Beuckelaers via het gemeentebestuur volgende brief
besteld :
Keizerl.GerechtMechelen
26-4-1918
des Kreises
Mechelen
Dagboek nr. 960 III
Aan het
gemeentebestuur Leest
t.h. van den heer
Burgemeester
Ik
heb rede erop te verwijzen, dat over t uitgaan van Precessien eene aanmelding
derzelve niet voldoende is, maar dat daarvoor mijne toelating noodig is,
dat de
dees
betrekkelijke aanvragen ten laatste 5 dagen voor t plaats grijpen der
Precessien bij mij moeten ingekomen zijn.
De burgemeesters
moeten de Geestelijken hunner gemeente van dees schrijven in
kennis stellen.
Ingeval hier nog brieven inkomen, dewelke aan deze bepalingen niet
voldoen, zoo
zalik mijne toelating voor t
uitgaan der Processien niet meer verleenen.
Handtekening is onleesbaar.
1918 6 mei :
Melkhandelaar Lodewijk Frans Polfliet uit de Tisseltbaan werd
geverbaliseerd door de
politiekommissaris van Koekelbergh omwille van de
verkoop van vervalste melk. Er was
water bijgevoegd. (PV)
Lodewijk Frans Polfliet :
(19/12/19)
...Ik
heb mijne melk dien dag te huis nagezien voor mijn vertrek en al de
kruiken hadden voldoende gehalte. Ik moet mijne kruiken op den trein in
den
bagagewagen plaatsen en kan dus niet weten of er soms, bij het vervoer,
in
mijne afwezigheid, geene mengeling gedaan is.
Zijn kleinzoon Jan Van Rompaey wist te vertellen dat de PV van zijn grootvader zonder gevolg werd gelaten omdat hij de Duitse kommandant een haasje kado had gedaan...
1918 ...In den nacht van 18 op 19 mei, zijn op
het land van vrouwe Frans Lauwers,
Bist
te Leest, uit de putten gestolen, de plantaardappelen op eene oppervlakte van
8
aren 40 centiaren, ter plaatse Boschveld.
1918 Op 27 mei
kreeg weduwe Bonifacius Lauwers verbod van de Duitsers om
peulvruchten (erwten, bonen,
paardenbonen) te malen.
Indien zij daarmee betrapt zou
worden, zou haar molen onherroepelijk worden
gesloten.
1918 4 juni :
Teneinde het stelen en beschadigen bij nacht van aardappelen en andere
beplantingen te beletten werd een
wacht in het leven geroepen.
41 dorpelingen gaven zich op om
deze nachtwacht te verzekeren.
1918 4 juni : Uit
een brief van de burgemeester tot de kontroleur der rechtstreekse
belastingen :
...bij
deze doen ik u kennen dat er tijdens den oorlogsduur geene feesten van
kermissen noch jaarmarkten in de gemeente gehouden geweest zijn.
1918 7 juni : Op
een verkoopdag te Heffen werden drie Leestenaars betrapt bij het
opbieden en kopen van hooi zonder machtiging.
Jaak Troch, Lodewijk Frans Polfliet
en Joannes Siebens.
De gezamelijke aankoop werd op
bevel van de Duitsers in beslag genomen.
1918 13 juni : Bij
Henri Van Eecke uit het Dorp werd het tabaksnijmachien
verzegeld door de burgemeester, dit
op bevel van de Duitsers.
1918 19 juni :
Verdachte gevallen van schurft bij de paarden van Jan Fierens uit de
Bist en weduwe Apers uit de Hertstraat.
1918 21 juni :
Overlijden van Jan Constant Moons, de hoofdonderwijzer van de
gemeentelijke jongensschool.
Jan Moons was te Leest geboren op
19 november 1878.
1918 ...In den nacht van 24 op 25 juni zijn er
ter plaatse Kauter, nabij de Winkelstraat
op
het land van Jan Lauwens, aardappelen uitgesteken door 2 dieven, die verrast
werden door de patrouillerende nachtwacht en de gestelen aardappelen, 35
kg,
moesten achterlaten.
Een der dieven is herkend, het betreft de
vluchteling Cyriel Van Neste, alhier
verblijvende met zijn gezin, Winkelstraat nr. 7.
Burgemeester Bernaerts verzocht de Ortskommandant te
Mechelen om dergelijke
diefstallen te bestraffen, daar hij
zelf niet bij machte was om dit te doen en het
Belgische gerecht onwerkzaam was.
1918 1 juli :
...De
hengsten in de gemeente bestaande, zijn besneden op bevel der Duitse
overheid, behalve het hengstje (pony) van vrouwe August De Prins uit de
Alemstraat.
1918 4 juli :
...De
genaamden Coppens Pieter uit Vilvoorde werd heden op heterdaad betrapt
bij
het stelen van aardappelen.
1918 6 juli :Vraag van de burgemeester aan de Duitsers om
levering van 1.000 kg
carbuur, voor de verlichting van de gemeente, waaronder huizen, gemeentehuis,