1962 – 1 februari – G.v.M. : Fietsdiefstal te Leest
Het rijwiel van Louis Huysmans uit Kapelle-op-den-Bos dat geparkeerd stond aan de gevel van een herberg in de Juniorslaan werd door onbekenden gestolen.
1962 – 4 februari : Soldatenbrieven van Walter STUYCK
“Tot hier hoor ik u al zeggen : EINDELIJK ook eens een briefje van Walter, en de Band, die nu al een volledige maand en enkele dagen bij den troep is. In Turnhout heb ik zeer weinig tijd gehad om u te schrijven, en ik denk dat dit met elke soldaat die zijn opleiding doet, zo is. Wel in Turnhout ben ik de ganse maand geweest en ik moet eerlijk zeggen, het heeft me goed gedaan, want ik was zo stilaan maar zeker een stijve mens aan het worden. Ik heb me daar goed vermaakt in en buiten de kazerne en toch ben ik blij dat ik daar buiten ben want in Euskirchen is het stukken beter. We zijn verleden dinsdag om 18 u 15 vertrokken in Turnhout met zowat 300 soldaten, allemaal naar Duitsland. Op de trein was het zeer triestig, we hadden geen plaats om gemakkelijk te zitten, van slapen kwam er zeker niets in huis. Om 2 uur waren we in Düren, daar moesten we uitstappen om naar Euskirchen gevoerd te worden met vrachtwagens ; het was die nacht erg koud. De meeste jongens moesten naar Kassel, dit ligt op plus minus 10 km van de Oostzone, wij zouden er aankomen woensdag avond als alles goed liep. Om 3 u. waren we in de kazerne, veel konden we niet zien, we maakten dat we in ons bed lagen. Op iedere kamer werd er een deken bijgelegd, en de bedden waren al gemaakt, daar hadden de kameraden voor gezorgd, dat was fijn. Maar om 6 u. moesten we er terug uit, net zoals de anderen. Die dag hebben we niets moeten doen, alleen maar slapen. We krijgen hier nog een maand opleiding maar niet zo streng als in Turnhout, daarna moeten we gaan werken in de garage, ikzelf moet in de optiek gaan werken. De kazerne bestaat hoofdzakelijk uit Lanciers, dat zijn degenen die met de tank rijden, er zijn dan ook nog gidsen en de artillerie. Met al deze soldaten hebben we geen contact, alleen in de kantien. De ordonnance en daar ben ik bij, moet zorgen voor het onderhoud van de tanks maar onze kazerne of beter onze blok staat helemaal achteraan en we hebben hier een gemakkelijk leven. Onze compagnie bestaat uit een 60-tal man, het zijn bijna allemaal specialisten. Na deze maand opleiding moeten we dus gewoon gaan werken van 8 – 12 en van 1 – 5 u en daarmee is onze dag voorbij. Marcel De Prins slaapt een kamer naast mij of beter ik slaap een kamer naast Marcel, dus we zijn hier met twee van hetzelfde dorp hetgeen toch plezanter is dan zo gans alleen. Ik groet langs De Band om al mijn vrienden, de mensen van Leest en andere kennissen, maar vooral al de Leestse lotgenoten, ik hoop dat ze het zo goed stellen als ik, de beste groeten aan de medewerkers van De Band en de Redactie.”
-Walter Stuyck vanuit Euskirchen, 17/3/62 : “Het is vandaag zaterdag en dan heb ik tijd om een briefje te schrijven en nu is het de beurt aan De Band. Vooreerst moet ik u hartelijk danken om De Band die u me gestuurd hebt. Het doet zo oneindig goed aan een soldatenhartje (en het is geen stenen hoor!) om wat nieuws te ontvangen over de ganse gemeente en dit allemaal samen in een boekje “De Band”. Nu mijn derde maand begonnen is, kan ik al wat meer klappen over het leven van een soldaat. Op het einde van vorige maand ben ik een week thuis geweest nadat ik hier mijn opleiding voor altijd beëindigd had. Zoals gewoonlijk in het leger gaan de aangename dagen veel sneller dan de andere, de eerste soort zijn veel minder in aantal dan de tweede, dit is een van de redenen. De reis verliep heel vlot tot in Düren, daar moesten we van de trein en konden we een uurtje wachten op een speciale bus om naar de kazerne te rijden. Om 6 uur kwamen we ter plaatse ; we moesten al direct beginnen met te eten en dat was niet slecht en dan met onze boel uit te pakken. De volgende dag werd er gemeld dat we voor 3 dagen op bivak zouden gaan, ja en dan moesten we alles terug maar inpakken. Ik moest voor de middag vertrekken om de plaats van vrachtwagens aan te duiden, de anderen kwamen om 2 uur toe. Om 6 uur terug te eten, de ganse namiddag heb ik deftig op mijn kin geklopt. Het eten was de rest van hetgeen ze in de kazerne ’s middags gegeten hadden maar toch smaakte het lekker. Gans het bivak hebben we niets moeten doen dan op wacht staan. Het eten bestond uitsluitend uit speciale rantsoenen zoals in de oorlog, met koeken, koffie die ge zelf moest maken, soep en bonen, sardines, enz. Slapen moesten we in de vrachtwagen en sommigen moesten in een tent slapen op de grond zonder strozak, dat is niet alles. Onze vrachtwagen is een speciale met verschillende gereedschappen om in de oorlog te kunnen werken, er is ook een verwarming en dat viel erg mee ; de vloer van de vrachtwagen is wel hard maar het was toch beter dan in een tent. De organisatie van dit bivak was slecht en zelfs onmenselijk voor sommige jongens. Zo hebben we dan drie dagen doorgebracht voor de strijd aan te vangen (hm…). Ik was zeer gelukkig toen we terug in de kazerne waren…en ik was niet alleen. Verleden week zijn er verschillende van onze compagnie vertrokken naar Höhne op maneuvers. Er waren nog verschillende tanks in orde te brengen voor die maneuvers. We moesten met onze sectie een ganse dag buiten werken in de sneeuw, telemeters demonteren en monteren. Een telemeter is een instrument dat dient om de loop van een kanon automatisch te richten op de vijand door middel van een knop. Als het goed geregeld is dan schiet men altijd roos, het is geweldig knap gevonden. Zo’n telemeter weegt 120 kg en dan komt er nog een deksel op van 300 kg ; de prijs ervan is ongeveer 1 miljoen frank. Een ganse tank kost eventjes 15 miljoen en weegt geladen plus minus 52 ton. De bemanning bestaat uit 5 man, 1 bestuurder die zit vooraan links gelijk in een auto, naast hem zit er een die niets doet dan schieten en het stuur overnemen als het nodig is. In de koepel zitten 3 man : 1 commandant die dus beveelt, 1 kanonnier die het kanon regelt met de telemeter, de commandant kan ook het kanon regelen maar allebei kunnen ze het niet terzelfdertijd, dan is er nog een man om het kanon te laden. In een tank gaan ongeveer 80 obussen in. Tot hier deze gegevens voor hen die er zich aan interesseren. In de werkplaats moet ik me bezighouden met het herstellen en het op punt stellen van optische instrumenten, het is knap werk. Deze maand had onze compagnie piket en moesten we dus patatten jassen, dat is nu al gedaan omdat onze tenten mee naar Höhne zijn en dus is Marcel De Prins ook mee. Op 24 maart moet ik wacht doen maar dat is hier ook iets speciaal. Men mag een ganse nacht in een speciaal wachtkotje zitten of slapen. De wacht loopt van 6 uur ’s avonds tot 8 uur ’s morgens. Mijn volgend verlof zal juist na Pasen zijn, dat is natuurlijk niet prettig. Ik zal dit briefje maar sluiten want ik heb geen nieuws meer ; ik doe nog de beste groeten aan al mijn wapenbroeders uit Leest en hoop dat ze het zo goed als mezelf stellen ; aan alle Leestenaren en aan de redactie van De Band.”
-Walter Stuyck vanuit Soest, 14/5/1962 : “Wanneer ik in De Band kijk en bemerk dat mijn laatste brief al van de 17e maart dateert dan is het wel hoogtijd om nog een beetje nieuws te schrijven. Eerst en vooral moet ik Milac bedanken om het prachtige paasgeschenk. In die 2 maand is het leven hier gans veranderd op alle gebied. De natuur is terug wakker geworden , alhoewel de mooie zonnedagen die de lente ons soms brengt dit jaar niet zullen komen en het landschap is nu prachtig. Kleine zachte heuvels met tientallen tinten van groen bedekt. Als het mooi wordt, misschien in de zomer, dan zal het aangenaam zijn om te gaan wandelen. Wat nu het gewone leven betreft, wel het is hier zeer erg verstrengd niet alleen bij ons maar naar horen vertellen in gans Duitsland en al de kazernes. Het is van 1 april hier zomer en dat wil wat zeggen, om 5 u 30 opstaan, om 5 u 40 ochtendcross, 10 minuten lang. Om 6 u 45 eerste eetmaal, daarna karweien , om 7 u 30 dril tot 7 u 50, dan 2de appel. Om 8 u werken tot 12 u, om 12 u 15 tweede eetmaal, om 13 u 30 werken tot 17 u 30, om 18 u derde eetmaal en dan zijn we vrij tot 22 u. Zoals ge zelf zult zien is onze dag goed gevuld. Met Pasen heb ik wacht moeten doen en dat valt niet mee, maar ik had een grote troost, met de 3de Paasdag vertrok ik in verlof tot 1 mei. Mijn volgend verlof zal in juni zijn en wel juist met Sinksen, een week na Sinksen denk ik. Intussen ga ik nog eens mee naar Lourdes op bedevaart, dat zal wel zeer interessant zijn. Deze bedevaart gaat uit van de NATO-legers te samen. Ze verwachten 40.000 soldaten van alle Nato-legers bijeen. Het vertrek is op 30 mei en de terugkeer op 6 juni. Gisteren of beter eergisteren hebben we nachtoefening gehad, deze bestond in een mars van ongeveer 20 km in gevechtskledij, dat is geen klein bier, om half twaalf kwamen we doodmoe terug en om 5 u 30 terug het bed uit.”
-Walter Stuyck vanuit Euskirchen, 1962 : “Voor het einde van het jaar , de schoonste tijd denk ik, nadert, wil ik u mijn dank betuigen voor al hetgeen u me regelmatig toegezonden hebt. Wanneer ik juist afzwaai weet ik nog niet, waarschijnlijk is het den 28 december, maar ik denk wanneer deze brief in De Band staat, mijn burgerpakje al uit de kast is genomen en mijn soldatenpak deftig gevuld met de nodige motbollen veilig op de zolder zal geborgen zijn. Ge moogt gerust aannemen dat dit niet tegen mijn zin is integendeel. Wanneer men zo de 3 à 2 laatste maanden van zijn term doormaakt wel dan begint men het leger te kennen en de laatste maand als men ‘ancien’ is dan is het aangenaam als men de bleukes ziet binnenkomen, ge kunt dat goed merken, die gastjes durven nog niet veel en ge denkt, want zeggen doet men dat niet : toen ik 2 maanden bij ’t leger was deed ik net hetzelfde. Soms was het hier niet plezant vooral gedurende de nachtoefeningen en andere karweien, maar als g’het achteraf beschouwt dan is het toch een schone tijd geweest. In ‘het leger’ leert elke jongen iets bij. Het hangt natuurlijk veel af van de aard van die jongen want er zijn altijd uitzonderingen. Verleden zaterdag was het St Elooi en dat is de patroon van de ordonnance Cie. Om 10 uur hadden we een plechtige mis, daar mochten de bezoekers vrij in de werkplaatsen wandelen en onze sectie, de sectie instrumenten had veel bijval. Er zijn verschillende kolonels op bezoek geweest en deze gasten waren erg vriendelijk en moesten over alles en nog een uitleg hebben. Ik was juist bezig met het herstellen van een verrekijker 7 L 50. Om 1 u kregen we een goed feestmaal en ’s namiddags was er een voetbalmatch van de korporaals B.V. tegen de o/officieren B.V.. Ik verzeker u dat daar een stukje gelachen is geweest, al was de temperatuur iets boven de nul graden. ’s Avonds hadden al de miliciens nachtvergunning. Veel plezier is er anders in de stad niet te maken. Nu zaterdag kom ik in verlof tot zaterdag en acht dagen, dat zal waarschijnlijk mijn laatste verlof zijn. Al het nieuws is nu geschreven en ik ga mijn laatste brief aan De Band eindigen met al mijn vrienden te groeten en vooral mijn wapenbroeders, ik wens hen een goede demobilisatie en veel moed met een ‘d’ en een ‘t’. Nogmaals dank ik de mensen van De Band voor hun inspanningen om de soldaten het laatste nieuws van hun parochie te brengen, hartelijk dank.”