Vervolg en slot van “Terugblik op mijn kindertijd in Leest”.
De meeste jongens en meisjes van mijn generatie hebben nooit oorlog, honger, koude, noch werkloosheid gekend en onze materiële situatie is als maar verbeterd. Ons leven verschilde in veel opzichten van dat van de hedendaagse jeugd. Als kind zaten we in een auto zonder gordel en zonder airbags. Aids bestond nog niet en ADHD moest nog benoemd worden. Konden wij nog ongestoord op de straat spelen omdat het veiliger was en in een tijd waarin iedereen iedereen kende en de mensen elkaar hielpen waar mogelijk, dan krijgen de kinderen van nu veel meer kansen en vrijheid. Kleding en speelgoed in overvloed, op vakantie gaan is vaak een ‘happy problem’, waar gaan we dit jaar naartoe ? Ze hebben de keuze uit verschillende sportclubs en jeugdverenigingen, hebben minder religieuze verplichtingen, minder taboes. Lijfstraffen en kinderarbeid zijn afgeschaft en alles is veel gemoedelijker en menselijker geëvolueerd. De jeugd is ook mondiger geworden, sneller volwassen en heeft overal meer inspraak. Daartegenover staat dat zowel kerk als school aan gezag hebben ingeboet. Dat de politiek niet meer wordt vertrouwd en het gezin zijn rol niet meer speelt. Ook jeugdverenigingen weten vaak niet meer op welke koord te dansen. Het teveel aan mogelijkheden leidt bij de kinderen soms tot keuzestress. Dat begint al bij de overvolle kleerkast van de kleuters : ‘Wat wil je aan vandaag ?’ En welke sportclub moeten ze uitkiezen. Gaan ze naar het judo, turnen, volleybal of dans ? Valt dit te combineren met de muziekles ? En dan is er nog playstation, nintendo, de computer, internet, iphone… En de 101 verschillende zenders op televisie…
Ook de rol van de ouders is veranderd. Vroeger gebeurde opvoeden meer instinctief en waren er weinig moeders die buitenshuis werkten. Ouders van nu worden overladen met informatie over opvoedingsmethodes die zichzelf vaak tegenspreken en iedereen heeft zijn mening over de beste aanpak. Dat was vroeger veel simpeler.
Ook de leefomgeving is fel gewijzigd. Sinds 1950 is de bevolking in ons land met 35% aangegroeid. In 1948 telde Leest 1864 inwoners, in 2003 waren er dat 2815, een aangroei van 51%. Laten we ook de groeiende multiculturaliteit niet uit het oog verliezen, 60 jaar geleden waren er amper moslims in ons land en was er van een terreurgroep zoals IS totaal geen sprake. Mijn leeftijdgenoten en ik werden in onze jeugd niet geconfronteerd met stressvolle gebeurtenissen die ons gevoel van veiligheid verbrijzelden. In onze contreien was het wachten tot het begin van de jaren ’70 op de “Vampier van Muizen” en begin jaren ’80 op de “Bende van Nijvel” en de “CCC” (Cellules Communistes Combattantes).
Maar uit alle objectieve data blijkt dat de Vlaming nooit rijker en gezonder is geweest dan tegenwoordig. Kinderen die thans geboren worden zullen gemiddeld langer leven dan elke generatie voor hen.
"De jeugd van tegenwoordig houdt alleen maar van luxe, heeft slechte manieren en veracht de autoriteit. Ze heeft geen respect voor oudere mensen…” Dit zou een uitspraak van een generatiegenoot van mij kunnen zijn, maar het is er één van Socrates, van pakweg 2400 jaar geleden. Als dat iets leert, is het wel dat er eigenlijk helemaal niks verandert. Jeugd zal altijd jeugd blijven en zo keken en kijken vorige generaties naar jongere…
Alles heeft zijn voor- en nadelen, zo ook de periode waarin iemand opgegroeid is. Als je het mij vraagt opgroeien vroeger of nu, ik zou niet kunnen kiezen…
Marcel Van Hoof.
Het Dorp
Thuis heb ik nog een ansichtkaart Waarop een kerk, een kar met paard Een slagerij, een juffrouw op de fiets Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets Maar het is waar ik geboren ben Dit dorp, ik weet nog hoe het was De boerenkinderen in de klas Een kar die ratelt op de keien Het raadhuis met een pomp ervoor Een zandweg tussen koren door Het vee, de boerderijen
En langs het tuinpad van m’n vader Zag ik de hoge bomen staan Ik was een kind en wist niet beter Dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Wat leefden ze eenvoudig toen In simp’le huizen tussen groen Met boerenbloemen en een heg Maar blijkbaar leefden ze verkeerd Het dorp is gemoderniseerd En nou zijn ze op de goede weg Want ziet, hoe rijk het leven is Ze zien de televisiekwis En wonen in betonnen dozen Met flink veel glas, dan kun je zien Hoe of het bankstel staat bij Mien En d’r dressoir met plastic rozen
De dorpsjeugd klit wat bij elkaar In minirok en beatle-haar En joelt wat mee met beat-muziek Ik weet wel het is hun goeie recht De nieuwe tijd, net wat u zegt Maar het maakt me wat melancholiek Ik heb hun vader nog gekend Ze kochten zoethout voor een cent Ik zag hun moeders touwtjespringen Dat dorp van toen, het is voorbij Dit is al wat er bleef voor mij Een ansicht en herinneringen
Toen ik langs het tuinpad van mijn vader De hoge bomen nog zag staan Ik was een kind, hoe kon ik weten Dat dat voorgoed voorbij zou gaan.
Wim Sonneveld
Foto’s : -Op weg naar de volwassenheid. Deze foto sierde mijn eerste paspoort. -De auteur in een meer recente tijd. -Een ansicht met herinneringen...
Hierna worden Rik en Josephine LAUWENS-POLFLIET, samen met hun families, in de schijnwerpers gezet, telgen van twee prominente Leestse geslachten. Daarna volgen nog honderden paginas met aanvullingen…
Op zondagnamiddagen kwam heel de familie bij elkaar bij grootmoeder Tien in de Blaasveldstraat. Terwijl de mannen kaartten of luisterden naar de voetbaluitslagen op de radio met hun pronostiek van Prior bij de hand, speelden de vrouwen met de ‘lotjes’ of zaten met hun voeten rond de Leuvense stoof gezellig te keuvelen. ‘Bon’ had een heel arsenaal oude liedjes die ze met graagte zong. Vooral het ‘vlooienlied’ zal me altijd bijblijven :
“Vrienden ik zal u gaan verklaren, ’t is voorwaar ne viezen toer, Hoe dat ik zijn gevaren, hoe die vlooien geven snoer. En ze willen toch niet verhuizen, daar zitten er wel duizend in ons bed. Ze bijten nog erger dan de luizen en springen in mijne nek.
Rik tak, rik tak, rik tak, ik lig niet op mijn gemak en ze geven maar knap op knap En ze waren nog zo gezond van te bijten aan mijn kont.
De eersten die mij kwamen te plagen, dat waren gasten uit de Kongo, Ze waren zwart gelijk ne moren, elke vlo woog ne kilo. Hunnen bek was fijn geslepen ging er door gelijk een snoer, Vrienden ge moogt het zeker weten, het is voorwaar een paardentoer.
Rik tak,…
Dan kwam er een oude weegaal, hij was voorzeker wel honderd jaar. Hij had ne gang lijk een oude peter ’t was ne Gentse moordenaar. Hij deed zijn ronde langs mijn ooren en hij danste daar ne wals, Dan begon hij straf te boren en te bijten in mijne hals.
Rik, tak…”
Deze tekst, en nog vele andere, heeft ze ooit voor me neergeschreven. Die liedjes bracht ze ook op de samenkomsten van de Leestse gepensioneerden. Soms liet ze haar hondjes kunstjes uitvoeren. Die konden op bevel gaan zitten en opstaan, een pootje geven en ook dansen en daar was ze fier op. Elke samenkomst werd besloten met een gemeenschappelijke maaltijd : ‘balletjes met pruimen’, uiteraard op grootmoederswijze…
Soms mocht ik bij mijn andere grootouders logeren in Blaasveld, in de woning die we thans betrekken. Dat was daar een drukke bedoening met de winkel en de bakkerij. Met mijn neven Jan en Eddy gingen we zwemmen in het openluchtbad van Willebroek op de Dr. Persoonslaan, later afgebroken en omgevormd tot postkantoor dat daar intussen ook al verdwenen is. Ik kon toen nog niet zwemmen maar dook wel al van de driemeter plank met een fietsband. Terug thuis werden we opgewacht door ‘Moemoe’ met een halve meter boterhammetjes, dik besmeerd met ‘goei boter’ en perenstroop. Die berg ‘bokes’ smolt als sneeuw voor de zon. Moemoe was een verwenner en vaak maakte zij voor ons ‘koekskes met boter’, dan liet ze petit beurs smelten in warme melk en daar een flinke klad van weer die ‘goei boter’ er overheen…
Op zaterdagavond gingen we naar de boerderij van Fikske Van de Vondel in de Bezelaarstraat waar je op primitieve houten banken voor vijf frank kon genieten van den Dikke en den Dunne en andere Charly Chaplins. Willebroek bezat in die tijd drie bioscopen : de Palace en de Rio in de Nieuwstraat en de Cinex in de A. Van Landeghemstraat, waar thans het Volkshuis is gevestigd. Met tante Janet en haar vriendin Philomene trokken we er te voet naartoe. Per vertoning werden er, naast het nieuws van Belgavox, twee films afgespeeld : een zogenaamde B-film en een hoofdfilm.
‘Vava’, mijn grootvader langs moederskant, heb ik vaak vergezeld op zijn bakkersronde. Hij reed met een Renault Dauphine die achteraan vol brood gestouwd was. Zij ronde startte in Blaasveld en liep over Heffen, Heindonk, Willebroek en Tisselt.
De ‘Mees’, zoals hij genoemd werd, was een aimabel man, attent, behulpzaam en een enorme werker. Hij was te Leest geboren in de Kleine Heide als zoon van een landbouwer die op zijn beurt een zoon was van een boswachter uit Steenhuffel die in dienst was van een graaf uit Londerzeel.
Vervolgt…
Foto’s : -De katholieke gepensioneerden van Leest in de jaren ’50. Links onderaan grootmoeder Florentien ‘Tien’ De Schoenmaecker. -“Bon” met haar hondjes. Links haar dochter Jeanne. Onderaan kleindochter Josée Tourné. -Mijn grootouders langs moederskant : Jan Baptist Mees en Sofie De Schoenmaeker. -Fikske Van de Vondel was gebeten door de filmmicrobe.