Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers :
Oud-onderpastoor Stany De Decker :
“Mijn beste lezers ! Regelmatig ontvang ik hier nog DE BAND, en ik moet zeggen, ik ben steeds nieuwsgierig om D.B. te ontvangen. Zo gauw die binnenkomt, moet alle werk maar een beetje wachten, de gazet wordt opzij geschoven en D.B. doorbladerd. Zo kan ik nog echt meeleven met mijn vroegere parochie. Al de namen die men leest, zijn er nog allemaal die zoveel zeggen; al de verslagen die men leest getuigen van die echt goede geest die er te Leest heerst. Bij de aankondiging van het JUBILEUMNUMMER heb ik nog eens een groot pak bovengehaald : al de nummers van DE BAND van nummer één af, en ik zeg : het is een groot pak. Als men nu dat eerste nummer beziet, wel, het is om compassie mee te hebben : zo dun, zo schamel, zo primitief, zo’n antieke tekeningen en een stijve soldaat die met een stuk geweer met een scheve-schele loop de wacht houdt bij een invallensgereed huis… En nochtans, toen dit eerste nummertje geboren was, waren we fier : HET WAS ER ! We konden nu verder bouwen. En dat verder bouwen, heeft voortgeduurd, en is er steeds op vooruitgegaan. De MILAC-werking van Leest kreeg vaste vormen, meer en meer personen werden eraan geïnteresseerd. En zo kwam het tot een grote ploeg medewerkers. De medewerkers van voor een paar jaar kunnen zeker getuigen dat we zo bij volle activiteit graag eens een foto zouden genomen hebben van mijn kamer ! Het was een warboel in de hoogste graad, maar er werd gewerkt en gezwoegd om tijdig een nummer klaar te krijgen. Aan mijn bureel zat er één de stencils te typen, aan de andere kant waren er een paar bezig met te illustreren : hier een opschrift, daar een tekening. Aan de drukmachine werd er aan een geweldig tempo de ene stencil na de andere doorgedraaid. Het was van “draaien altijd maar draaien”, maar ook van “zweten altijd maar zweten”. Er zijn avonden geweest dat we er zo maar een 12.000 bladen papier doordraaiden : een speciaal Paas- of Kerstnummer ging tot 40 blz, er werd gedrukt op 300 exemplaren ! Maakt de vermenigvuldiging, en ge zijt er ! En aan mijn tafel zaten intussen een paar medewerkers ijverig de adressen van de abonnenten op de eerste bladzijde te schrijven, of lekten hun tong droog aan de adresbandjes. Eens het typen gedaan, alsook het tekenen en illustreren, adresseren en tourneren, begon het werk van het samenbundelen. En dat ging aan de lopende band ! Een 3 tot 4 man koersten de tafel rond, waarop al de bladen schoon in hoopjes bijeen lagen. Al lopend werd er van elke hoop een blad geritst en al die bladen kwamen samen bij iemand die ze gelijk legde, een volgende sloeg er haakjes in, en de stapel “Banden” groeide gestadig. Dat werk gedaan, werden ze gesorteerd per straat en de volgende dag meegesleurd naar de Meisjesschool waar onze flinke helpsters steeds zo goed hun best gedaan hebben om die maandelijks rond te doen, nieuwe abonnenten te winnen, geld te ontvangen enz. De Eerwaarde Zusters hebben er dikwijls veel last mee gehad… De grote hoop “Banden” was nu weg, maar nu dienden er nog pakjes gemaakt voor de soldaten, de zusters en paters in de Missie en voor al de lezers buiten Leest. Hiermee kon ik dan de volgende dag naar de post geladen als een muilezel (meer muil dan ezel…) Ik wens verder “GOED HEIL” aan DE BAND. Moge het groeien en bloeien ten bate van heel Leest ! MOGE HET EEN ECHTE BAND ZIJN eerst en vooral tussen al de medewerkers en organisaties (want dat was zeker het eerste grote nut : samenwerking en samenbundeling van al de organisaties). Moge het ten tweede een ECHTE BAND ZIJN TUSSEN AL DE LEESTENAREN & OUD-LEESTENAREN (waartussen ik me ook blijf rekenen) en dan ook een ECHTE BAND TUSSEN LEEST EN ZIJN SOLDATEN ! Met de beste groeten aan alle Leestenaren. Je oud-onderpastoor St. De Decker.”
Broeder Romanus (Karel DeLaet) :
Geboren te Leest op 20 september 1896. In ’t klooster getreden bij de Broeders van O.L.Vrouw te Mechelen op 20/4/1914. Uitgeweken naar Engeland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kwam naar Frankrijk (is oorlogsinvalide). Tijdens en na de oorlog verder werkzaam in het Belgisch Krijgshospitaal te Faverges (Haute Savoie,Zwitserland). Terug te Mechelen 2.2.1920. Verplaatst naar Alsemberg op 25 december 1920. Vertrokken naar Canada 15 augustus 1932. Opvoeding wezen en verlaten kinderen. Genaturaliseerd tot Canadees staatsburger op 1 februari 1953. Was in verlof te Leest : 1933, 1948, 1955. Adres (in 1957) : Orphélinat St Joan Baptiste, LAC SERGENT (Cte Portneuf) Canada.
“Beste Leestenaren, wanneer ik door brieven, tijdschriften of gazetten verneem van de moeilijkheden die zich voortdurend voordoen in België, heb ik waarlijk medelijden met u. Om maar één punt aan te raken : noemen wij de wet Collard. Moest België een federaal stelsel hebben gelijk Canada hier, konden de Vlamingen hun eigen pot koken. Onbekend is onbemind, maar het ware toch goed dat enkele verlichte geesten het stelsel zouden bestuderen. Wat uitstekend werkt elders, kan misschien wel aangepast worden. Men kan opwerpen dat de katholieke Walen er zouden bij verliezen, maar in afwachting van een ideale schuilplaats te vinden, laat ge u allen natregenen. Hier hebben we ook mensen met gebreken : tegenstrevers, heethoofden die elkaar als kat en hond aanstaren maar de erge wrijvingen worden vermeden, juist door het federaal stelsel hier in voege (Federalisme = statenbond of een streven naar). Voor gans Canada zijn er 4.500.000 Frans Canadezen, zo iets van 31%, dus een minderheid. Maar het Gouvernement houdt zich vooral bezig met de algemene zaken : leger, post, douanen, enz. Iedere provincie heeft ook zijn eigen parlement en maakt wetten voor de plaatselijke zaken. Het onderwijs valt onder de bevoegdheid van de provinciën. De tegenstelling tussen Fransen en Engelsen, katholiek en protestant, was vroeger reeds zo groot dat de Franse katholieken de overwinnaar dwongen hun rechten te vrijwaren. Om kort te zijn : ziehier hoe mijn provincie het onderwijs regelt. De katholieken hebben het bestuur hunner scholen, de protestanten hebben hun eigen stelsel en geen van beiden bemoeit zich met het programma van de andere. Ik ben hier meer dan 30 jaar en heb nooit een klacht gehoord van de Engelse minderheid op onderwijsgebied. Het is onmogelijk vermits zij hun eigen onderwijs regelen en zoveel scholen kunnen bouwen als ze willen, als het minimum aantal leerlingen aanwezig is. De katholieke minderheid in andere provinciën was vroeger minder goed behandeld dan de protestantse maar juist die goede behandeling (hun eigen zaken te laten behandelen) heeft veel bijgedragen om de zaken af te ronden. Een politieker die jaar in jaar uit moet horen : “Ziet hoe de minderheid het stelt in die andere provincie en hoe gij ze behandelt”, wordt het soms beu voor verdrukker door te gaan en natuurlijk de stemmen te verliezen van de verdrukten. Ik wens u dus uit gans mijn hart het federaal stelsel alhoewel ik weet dat die wens een slag in ’t water is dat dan nog vertroebeld wordt door politiekers die de waarheid vrezen als de duivel een wijwatervat… Vlaanderen zou zich kunnen redden indien het zijn eigen baas was en verlichte en krachtdadige leiders had. Denkt men soms dat hun rechten na de gebrade kiekens zo maar uit de hemel voor de voeten zullen vallen ? Help u zelf, zo helpt u God. Ieder Leestenaar, naar zijn krachten, brenge het zijne bij om God en de kerk te dienen, het goede recht der stamgenoten te doen zegevieren opdat er vrede en eendracht komt door gerechtigheid. Wanhopen brengt geen aarde aan de dijk. Tracht uw leiders wakker te schudden, duwt ze vooruit, redt wat er nog te redden is en de toekomstige geslachten zullen u zegenen. Beste Leestenaren, met goede moed aan ’t werk, vroeg of laat wordt het gezegde waarheid : “De aanhouder wint”. Hartelijke groeten, Broeder Romanus.”
Foto’s : -Stany De Decker. -Stany tussen enkele Chirojongens. V.l.n.r. : onbekend, Jos De Smet, Eddy Beterams, Stany, Juul Muysoms, Louis Vloebergh en Miel Polfliet. -Briefje van broeder Romanus (Karel De Laet) waarin hij zichzelf voorstelt. -Karel De Laet naast Gust De Prins, ergens achter het front tijdens W.O.-I. (“LG”, blz. 274) -Een tekening van de broeder uit “De Band”.