Vervolg reisverslag Robert en Bertha Verbruggen-Smulders
Vrijdag 5 oktober 2001: Payrac (Milhac)-Courcoronne, ongeveer 700 km
Het weer is weer betrekkelijk goed. Bewolkt maar droog. Na een typisch Frans ontbijt nemen we afscheid van de Hollanders van Payrac en nemen de weg terug in de richting Rocamadour. In Calès slaan we af naar het noorden en rijden tot in Lacave, een dorpje aan de rand van de Dordogne rivier. Hier willen we de grotten “Les grottes de Lacave”bezoeken. We zijn nog wat te vroeg en gaan in afwachting nog wat wilde kastanje rapen en naar huis telefoneren. Ditmaal heeft ook Marcel geluk. Hij treft Alice thuis en komt te weten wat hij wilde weten. Alles goed en nu de grotten in. We rijden met een elektrische trein schuin naar beneden de ondergrond in. Daar aangekomen nemen we een verticale lift en starten ons bezoek, 90 meter lager dan de blote hemel, aan de mooie grot met een wandeling van ongeveer 1600 m. Er is een wandeling naar links met tot 60 meter hoge zalen. Daarna doen we de wandeling naar rechts met de ondiepe rimpelloze meren die prachtig het plafond weerspiegelen. Men heeft de (valse) indruk dat men tientallen meter diep onder water kan kijken ! Zeer mooi is ook de zaal met het zwarte licht. Door het gebruik van ultra-violetlicht krijgt men duizenden fosforlichtjes te zien op het puntje van iedere mini-stalagtiet. Na anderhalf uur verlaten we de grot weer met ons treintje en we vertrekken met een verdachte stank in de wagen. Ruiten open, air-conditioning op en weer af, geduld beoefenen, niets helpt. De stank is niet meer te harden. Na stoppen en controle vinden we de stankbron. Iemand heeft in een hondenstront getrapt en een flink stuk van deze drol op zijn rubbervoetmat gedeponeerd. Een hele schoonmaakoperatie met gras en alle beschikbare vodden volgt. Als we de reis voortzetten en in Souillac de autostrade richting Limoges oprijden is alle neusleed geleden en vergeten. Even voorbij Brive-la-Gaillarde verlaten even de autostrade en vinden in Donzenac een luxueuzer dan gewenst restaurant. Drie kaarsen in een mooie kandelaar op tafel, knipbuigende garçons in smoking, amaai.. vandaag wordt het een dure dag…maar, allé … we zijn op reis en voor ene keer mag dat toch? Het lekkere eten en de goede wijn brengen ons in een uitstekende stemming, zodat het tot na de koffie duurt eer er weer aan de rekening wordt gedacht. En die viel uiteindelijk best mee, zodat we goedgeluimd weer de autostrade oprijden. In Pierre-Buffière, even vóór Limoges verlaten we de autostrade en rijden door een glooiend landschap via Chalûs en Rochechouart naar Oradour, waar we niets te zien krijgen van het gezochte, door oorlogswreedheid, verwoeste dorp. Hoe kan dat toch? Bij navraag blijken we aangekomen te zijn in Oradour-en-Gray of zoiets en we moeten naar Oradour-sur-Glane. Het verschil valt, voor ons, reeds geroutineerde lange afstandsreizigers, nogal mee: 40 kilometers en in de richting Leest ! Wie klaagt er dan. Een beetje later waren we er. Jan die het vernielde dorp 5 jaar geleden bezocht was onze gids. Op 10 juni 1944, dus 4 dagen na de landing van de geallieerden, omsingelde de Duitse Waffen-SS het dorp en doodden beestachtig 642 mannen, vrouwen en kinderen. Om dit oorlogsdrama te gedenken heeft men dit dorp in de verwoeste staat gehouden. Men heeft er ook een herdenkingscentrum opgericht met tentoonstellingen, film, diavoorstellingen en archiefstukken in verband met het nazisme en de gebeurtenissen in dit martelaarsdorp. Terug naar de autostrade ten noorden van Limoges en nu naar huis. Op de “Aire Val de l’Indre”, even ten zuiden van Châteauroux, stoppen we voor ons avondmaal en weer zijn we weg. In de buurt van Orléans zoeken we tevergeefs naar een hotel tot we al die omwegen moe worden en besluiten Leestwaarts te reiden op hoop van zege nog ergens een bed te vinden. Zo rijden we rond middernacht vlot Parijs voorbij. Om even te rusten en tegen de slaap gaan we in Chaumon-sur-Thoronne een koffie drinken in een Esso-station. Er lopen daar veel jonge Fransen, allochtonen en politie rond. We weten niet wat er te doen is, maar het vermindert ons veiligheidsgevoel en algauw rijden we voort tot we in Coucoronnes om er op de “Aire d’Asservillers “een Formule 1 hotel vinden. De deur weeral gesloten; niemand te zien ,“non de dju, is het weer van da ?” Tot we plots een computerterminal opmerken in de muur naast de ingang. Visakaart in de sleuf, intikken wat we wensen en de codes verschijnen. Met deze codes geraken we in ‘t hotel en in bed. Gezien het reeds halfdrie s’nachts geworden was vallen we als een blok in ’t slaap.
Zaterdag 6 oktober 2001: Courcoronne-Leest ongeveer 200 km.
Aangezien we gisteren zo een extra lange dag hadden en we ondertussen veel dichter bij huis zitten dan voorzien, kunnen we vandaag rustig huiswaarts rijden. Via Valenciennes rijden we België binnen en in Nijvel krijgen we allemaal dorst. Onze VW krijgt zijn laatste dieselvoer en wij een goed Belgisch biertje. We zijn nauwelijks vertrokken of we krijgen wéér zin in het vaderlands vocht. Samen besluiten we nog een goede Chimay te drinken aan de voet van de leeuw van Waterloo vooraleer naar Leest te rijden. Via de E19 gaat het dan naar de Hogeweg in Battel waar we Jan bij dochter Emilia thuisbrengen. Onze belofte aan haar is ingelost. Vijf dagen eerder had ze ons immers haar vader toevertrouwd met "past er goed op hé, want t’is ne goeie en ik heb er zo maar ene”. De andere “goeie” hebben we bij Alice Verbeeck op de Kleine Heide afgeleverd. Ook zij was tevreden haar Marcel gezond en tevreden weer te krijgen. Hij was door haar aanmoediging “pak dat maar mee, die kans krijg je niet meer”, meegereden. Alleman tevreden thuis, wij ook!
Robert & Bertha
Foto’s : -Bertha in het martelaarsdorp Oradour-sur-Glane. -Jan, Robert en Marcel. -Chimay, heerlijk vaderlands vocht. -Jan Spoelders. -Marcel De Prins.
Hierna in de kijker : -globetrotster Alida Polfliet.