In De Band van
september 1983 publiceerde Frans Teughels zijn visie over Georges Herregods :
George
Herregods door de ogen van Frans Teughels
Hoe was het mogelijk dat hij verzeilde in dat kleine
dorpken waar de Zenne spoelt sinds mensenheugenis, dat in dag uit, eb na eb,
vloed na vloed ; waar de bomen en velden ruisen, jaar in jaar uit, alle dagen
hetzelfde ritme en melodie ; waar voor de mensen die er wonen, vergroeid met
elkaar en met de natuur niets verholen kan blijven.
Iedereen kent er elkaar lijk zijn eigen broekzak.
Velen zijn er ook gegaan, anderen gekomen. Iedere nieuweling die er eigenlijk
als vreemdeling komt, wordt niet altijd zo maar aanvaard. Er zijn zelfs mensen
die onze Leestenaars als niet gastvrij betitelen, doch niets is minder waar.
Zo kwam hij enkele jaren geleden wonen in het huis van
de familie Moyson, waar eens de koster-componist Jef Rheinhard heeft geleefd.
Groot en recht van gestalte was hij. Het kaki linnen
petje dat hij meestal op het hoofd droeg en de met verf en kiel besmeurde oude
legeruniform deden eerst denken aan een of andere mislukte Amerikaan. De grote
tuin, met zijn geïmproviseerde, in zeven haasten opgetrokken afrastering,
waarin men hem op zijn eigen manier zag rondlopen tussen al die soorten kippen
en vogels, maakt het spel compleet.
Voor opname van een of andere Far-West film was er
geen mooiere plaats te bedenken.
Wie van ons zou vermoed hebben dat die korte knik en
minzame gedag een groet van een hogere officier van ons leger was ?
Wie zou in die rijzige gestalte een priester hebben
gezien en in die ernstig starende ogen een groot kunstenaar en eeuwig humorist
?
Geen wonder dan, dat hij hier zo vlug ingeburgerd was
en door iedereen gekend en bemind. Misschien is het zijn grote liefde tot Hem
die alles geschapen heeft, die zijn drie persoonlijkheden tot uiting laat
komen.
Als officier van hoge rang is de PADRE, zoals ze hem
in die middens noemen, vriend van iedereen. Van de hoogste Piet in graad tot de
minste man in functie is hij de kameraad, zelfs meermaals de raadsman. De
minder-valide kinderen van de militairen zouden hem op de handen dragen. Niet
te verwonderen in feite, want hoeveel nachten en vrije dagen van zijn bestaan offert
hij niet op om een onsje geluk aan deze mensen te brengen.
Als priester echter is hij ook niet te onderschatten. Een
gezelliger luisteraar vindt men niet. Zijn eenvoudige omgang en gemoedelijk
praten scheppen een zo groot vertrouwen dat, als men niet oppast men zijn
biecht aan t spreken is zonder in een hokje hoeven te zitten. Een knikje of
een lachje moedigen dan wel aan en voor men het zelf beseft is men zijn
geheimen kwijt. Berispingen kent hij niet. Een goed woord en een goede raad
geeft hij gratis mee en van de gebruikelijke penitentie komt gewoonlijk niets
in huis.Hou je echter vast, want altijd heeft hij iemand nodig of kan hij iets
gebruiken.
Onbaatzuchtig als hij is, zal dat iets nooit wat voor
zichzelf zijn. Het woord eisen komt ook niet voor in zijn woordenboek. Verder
kan dat vraagje van alles beduiden : een werkje hier of daar, een klusje zus of
zo, al is het maar een klein tekstje voor de Band. Beloven heeft men het
gewoonlijk al gedaan voor men het begrepen heeft en eer men het zelf weet is
men al aan die opdracht bezig.
In de derde persoon is hij eigenlijk de plezantste.
Met zijn geest en talent openbaart hij de schepping zo
dat men er het schone moet van zien. Wie veronderstelt dat zijn werken altijd
door heiligheid overgoten zijn, heeft het verkeerd voor. In eenvoud en
natuurgetrouw maakt hij de mooiste dingen , van kleine schets over edel
keramiek tot grote meesterwerken in koloriet met plamuurmes of penseel.
Een vlugge gedachte en een paar rake lijntjes met zijn
vlotte hand volstaan om de sierlijkste pittoreske tekeningetjes op papier te
toveren, zoals wij die bijvoorbeeld in de Band kennen.
Zijn landschappen, juiste weergave van de natuur en
dartelend van levenslust, vloeien hem zo maar uit de hand. Wie eenmaal een
tentoonstelling van zijn potten, reliëfs en beelden heeft gezien, kan begrijpen
met welke meesterlijke hand de kale kleiklompjes door zijn knedende vingers tot
een heerlijk sierstuk ontluiken. Zonder eigenlijk naar nieuwe vormen te zoeken,
bekomt hij de mooiste verhoudingen, steeds zuiver van lijn en altijd boeiend. Het
aangepast snij- en kleurenwerk van zijn keramieken maken er echte geestige
scheppingen van. Een groot gamma van simpele oude spreukjes tot om diep over na
te denken gezegden meestal van hemzelf- kan men erin vinden.
Voor mij zijn de boeiendste van al echter zijn grote
doeken. Geesteskinderen noemen kunstenaars die en terecht, zoals hier het geval
is. In sterk contrast waarin hij hart, geest en vaardigheid de vrije teugel
laat, bouwt hij de kleurvlakken naast elkaar op. Eigenaardig als ze soms lijken
en niet altijd gemakkelijk om te begrijpen, stralen ze toch één voor één een
bezieling uit die men zo maar voelen kan. Al hebben ze een eigen kleur, ritme
en stijl, toch doen ze denken aan Rik Wouters, Servaes, Minne en zoveel andere
Vlamingen wiens namen klank geven over de hele wereld. Af en toe herinneren ze
zelfs aan Rubens, maar altijd en weerkomend is er de humor, waarin men Breughel
kan terugvinden.
Helaas moet hij ons dorpje nu verlaten, wel niet helemaal,
maar nieuwe plichten roepen. Als Hoofdaalmoezenier van onze soldaten in
Duitsland zal hij nu meestal in Keulen verblijven.We kunnen hem dan ook niet
anders dan van harte proficiat wensen en een vruchtbaar apostelaat. Dat huis in
de nieuwe heimat is hem van harte gegund, alsook die nieuwe wagen met chauffeur
en alles erop en eraan, zodat Monseigneur gezeten in de malse kussens rechts
achteraan op zijn gemakske ons blad zal kunnen lezen !!!
Wij danken u voor alles wat ge voor ons en ons dorp
gedaan hebt, vriend aalmoezenier. Die verwezenlijkingen zijn echter een ander
hoofdstuk waard.
Ondertussen vragen we u Heer, schenk ons meer mensen
zoals Georges, opdat we in hun werken een glimpje van uwe Heerlijkheid kunnen
aanschouwen.
In het Gesprek van
de week, Kerk en Leven nr.5 van 31 januari 1991 verscheen een gesprek met
Georges Herregods onder de titel :
De aalmoezenier is een vuilnisbak
Straks gaat Georges Herregods met pensioen. Althans
als hoofdaalmoezenier van de BSD (Belgische Strijdkrachten in Duitsland). Als
priester blijft hij actief. Hij wordt pastoor in Elst in de buurt van
Oudenaarde, zijn geboortestreek. Ook als kunstschilder legt hij de handen niet
in de schoot. De ezel en het kanvas, de schetsboeken en mappen met tekenpapier
zullen het eerst uit de verhuiswagen worden geladen. Zoals je priester voor
eeuwig bent (sacerdos in aeternum), blijf je ook kunstenaar tot je laatste
snik.
Georges Herregods behoort tot de generatie priesters
uit de grote jaren. Uit zijn wijdingsjaar 1950, kwamen 59 priesters voor het
bisdom Gent. Een deel van hen had een jaar verloren tijdens de oorlog doordat
ze door de bezetter na hun humaniora opgeëist waren voor de arbeidsdienst.
Georges Herregods had zich hieraan kunnen onttrekken door als arbeider te gaan
werken in een weverij. Dat jaar tussen het werkvolk gaf ons een andere
mentaliteit, zegt hij, ik behoor tot de generatie van ontluikende priesters
die reeds in de jaren vijftig met een been in de conciliaire vernieuwing
stonden, nog voor Vaticanum II. Vanuit onze ervaring keken wij anders op de
identiteit van de priester dan de traditionele kijk van een sacrale kaste.Na zijn wijding in 1950 werd hij leraar aan de
Hogere Landbouwschool van Oudenaarde, daarna gaf hij vier jaar les in het
college van dezelfde Oostvlaamse stad. In 1957 begon zijn loopbaan als
legeraalmoezenier. Meteen Duitsland, meer bepaald Siegen. Je had voor vele
weken de jongens. Ze waren in die tijd echt aan hun lot overgelaten. Als
aalmoezenier kon je fantastisch werk doen. Je ging overal mee, op maneuver, op
kamp. Ik heb veel aan Milac-werk in de kazerne kunnen doen. Ik had ook een goed
zangkoor. Op Goede Vrijdag organiseerden wij een grote kruisweg door het
kwartier. Klokslag 15 uur weerklonken negen kanonschoten over de stad.
In 1960 is Georges Herregods voor drie maanden als
aalmoezenier meegegaan naar Katanga. Hij heeft twee doden bij de onlusten
meegemaakt. Een van hen was van Elst, waar Herregods straks pastoor wordt.
In 1970 werd hij aalmoezenier in Mechelen. In 1973
moest hij terug naar Siegen, omdat hij de zaak daar goed kende en er een grote
wisseling van eenheden plaatsgreep. In 1974 werd het Peutie waar hij
aalmoezenier werd van het opleidingscentrum en de wapenschool. Hij had gedacht
dat hij daar zijn carrière zou kunnen beëindigen. Hij was er in het weekend ook
al ingeschakeld in het plaatselijk parochiewerk, vooral bij de jongeren. De
opperaalmoezenier meende in 1983 echter dat hij de geschikte persoon was om het
hoofdaalmoezeniersschap in Duitsland op zich te nemen. Dat loopt nu ten einde.
Dat valt toevallig samen met de eerste fase in de terugtrekking van het
Belgisch leger uit Duitsland.
-Speelt een
aalmoezenier een rol in het begeleiden van de menselijke problemen van zon
reorganisatie ?
Ik denk het wel. De aalmoezenier is altijdeen klankbord geweest waarop de mensen hun
problemen en hun frustraties konden kwijtgeraken. Hij is de vuilnisbak. Wat ze
aan hun chefs niet kunnen zeggen, kunnen ze de aalmoezenier vertellen. Het is
goed dat dit kan. De aalmoezenier kan veel relativeren. Dat is een van zijn
grote taken, vind ik : de mensen op hun gemak stellen, door ze de kans te geven
stoom af te blazen. Wee je, door met mensen te praten kun je toch zoveel zaken
goed maken die anders heel slecht zouden aflopen. Ik heb ondervonden dat een
goed gesprek ook in wanhopige gevallen redding kan brengen. De mensen zijn vaak
heviger in hun eerste reactie. Een gesprek kan hen bedaren.
-Aalmoezenier zijn
is dat iets anders dan pastoor zijn ?
Het pastorale werk van aalmoezenier is meer de directe
aanpak, de pastoraal van het contact. Op een parochie kan dat minder, vooral in
de stad. Daar heeft de pastoor vooral of uitsluitend contact met de
kerkelijken.
Hij kan zomaar niet in een fabriek binnengaan om met
de mensen te gaan praten. Dat is hier wel het geval. Het grote voordeel van het
priesterwerk in het leger is dat je contact hebt met de families via de man die
je in de kazerne elke dag ontmoet, met wie je een pint drinkt, met wie je op
oefening meegaat, enz. Het feit dat je een uniform draagt net als zij, ben je
een van de hunne. In het begin dat je toekomt, benaderen ze je wel wantrouwig :
ze willen weten wie je bent. Na enkele maanden voel je of je aanvaard bent. De
militairen komen makkelijker naar de aalmoezenier dan de parochianen naar hun
pastoor, omdat je meer spontane contactmogelijkheden hebt. Mijn werk van de
laatste jaren, als hoofdaalmoezenier, ligt echter op een wat ander vlak. Minder
rechtstreeks met de manschappen, maar meer de organisatie. Ik zou het als volgt
omschrijven : ik hou mij bezig met de mensen die zich met de mensen
bezighouden.
-Men zegt dat het
leger een unieke kans is voor de Kerk om jongeren te ontmoeten in een leeftijd
waar ze anders daarvoor zo moeilijk te bereiken zijn ?
Dat is klaar. Jonge mensen van twintig lopen zomaar
niet naar de kerk of achter een pastoor. In het leger is dat veel spontaner. De
eerste dagen van hun legerdienst lopen ze er heel verloren bij. Als je ze dan
aanspreekt, zijn ze zeer toegankelijk. Veel miliciens hebben sinds hun vormsel
geen pastoor meer gezien.
-U bent ook
kunstschilder.
Als kleine snotneus zat ik al te tekenen in het café
van mijn grootmoeder. Ik heb geaarzeld of ik St.-Lucas zou volgen of me zou
aanmelden voor de militaire school of naar het seminarie zou gaan. Ik heb het
derde gekozen. Ik had het geluk dat ik van die twee andere ook iets kon doen.
Ik heb mijn jeugd gekend in de tijd van het expressionisme. Ik heb altijd,
zonder het goed te weten, voor die stroming een voorliefde gehad, omdat die in
zekere zin spiritueel is maar ook zeer menselijk. In al mijn schilderijen komen
mensen voor. Ik hecht veel belang aan de ogen, omdat deze de expressie van de
afgebeelde figuur zijn. Ik ben niet voor landschappen en stillevens. Vermits ik
ook religieus ben, zit dat er ook in. Misschien is mijn kunst typisch Vlaams.
Wat mij daarin beweegt, weet ik niet. Het komt vanzelf. Dikwijls zit er een
humoristische blik op de wereld in, maar ook een aandacht voor de miseries van
het leven, dat niet alleen seks en plezier maken is. Tegelijk wil ik alles
relativeren. De mensen op mijn schilderijen zijn ook nooit echt gelukkig of
plezierig, zeggen ze. Er hangt altijd wat weemoed over. De weemoed van : het is
maar een klein leven dat we leiden, een klein geluk dat we dragen, een klein
liefde waartoe we in staat zijn, nooit dat echte, grote volmaakte. Zo heb ik
een koppeltje geschilderd. Ze staan wel heel dicht bij elkaar, maar toch kunnen
ze als het ware niet echt bij elkaar komen. Het is ook wel best dat we nooit de
andere kunnen worden, maar onszelf moeten blijven. Ik schilder het verdriet van
de wereld ook : een oude tante in een rusthuis die zit te wachten tot er bezoek
komt. Er staat een papegaai bij : in afwachting praat ze tegen zichzelf. En dan
mijn Ween over uzelf en uw kinderen : een Christus voorgeleid door een
soldaat zoals we op de televisie zien, omringd door vrouwen die wenen. Mensen
bepalen hun eigen lot. Ween dus over uzelf, zegt Christus. Kijk naar de Golf :
iedereen is tegen de oorlog, maar we zijn er regelrecht naartoe gegaan.
M.V.d.V.
Ontelbare
pennenvruchten liet Georges Herregods na in de Leestse Milac-periodiek. In De
Band van februari 1976 publiceerde hij :
Alle dagen vlees en soep zonder werken bij den
Troep
Ik hoor mijn vader zaliger nog over den troep
vertellen : hoe ze s avonds vooraleer zer inkropen eerst hun luizen zaten
te vangen : ze hielden daartoe hun broek met de naden boven een kaarsenvlammeke.
Men kon de luizeneikes horen knetteren en de luizekes zelf vielen geroosterd in
het vuur.
Sindsdien is er heel wat water door de Zenne gelopen.
De tijden zijn veranderd. Ook de troep is er niet op verslecht. Anciens die
tien jaar geleden van de klas zwaaiden kunnen hun ogen niet geloven als ze
tegenwoordig een moderne kazerne van dichtbij zien : ge kunt zelfs de muur
niet meer doen, want er is geen omheining meer, geen muur, geen draad, niets :
systeem van vertrouwen noemen ze dat.
Waar is de tijd dat zuit gamellen moesten fretten :
stomp met boeletten en s anderendaags boeletten met stomp ! Thans is dat
self-service : G.B.systeem, alle dagen keus tussen drie menus. En een rollend
tapijt verdwijnt met uwen afwas ! Vooral de menselijke kant is verbeterd :
jongens die getrouwd zijn of met familieproblemen zitten, krijgen een kazerne
tegen hun deur en slapen elke nacht in hun eigen bed. Het verlofsysteem werd interessanter. En het
strafreglement van 1830 werd eindelijk wat aangepast !
Toch blijft de troep voor wie binnenmoet nog steeds
een avontuur, een ontgroening, waar hij in zijn leven iets van overhoudt, ten
goede of ten kwade : nieuwe horizonten, nieuwe kameraden, ver van huis op eigen
poten. t Is niet al slecht wat er aan is : wie optimist is en wat haar op zijn
tanden heeft, zal er ook veel deugd aan beleven
Of in hetzelfde blad
van augustus 1976 brak hij een lans voor het lidmaatschap van een
jeugdvereniging :
O ja, de kerels bestaan nog
Zondagavond op een troepenkamer in Siegen. Hij kwam
binnen in zijn scoutskostuum, met korte broek, gouden haartjes op zijn pezige
billen, een zweetlucht rond hem, en liet zich op zijn bed vallen : oef ! Hij
had zich nog eens een ganse namiddag ingezet voor zijn wolfjes, de kinderen
uit het militaire dorp. Zijn kameraden lagen van op hun bed te grinniken :
hebde ze nog eens goed verdiend ? Hebdu goed geamuseerd ?
Het is meer plagerij dan kwade wil, want in de grond
kunnen ze hem best verdragen. En ze weten nog hoe hij de eerste dag dat ze
binnenkwamen hen heeft moeten helpen om hun dekens te plooien, want zelf konden
ze het niet.
Dat is zo. Ge haalt er bij de troep direct de mannen
uit die in een jeugdbeweging zijn geweest. De jeugdbeweging maakt u gereed voor
het leven :
-ze maakt jongemensen sociaal omdat ze hen op een
ongedwongen manier leert omgaan, leert leven met de anderen. Ze opent de
kleppen van de ogen en leert hen verder zien dan hun eigen persoontje en het
wereldje van hun gezin.
-ze leert hen spelend door het leven gaan, met al
wat het spel inhoudt aan fair-play, kunnen verliezen, optimisme.
-ze leert hen de liefde tot de natuur en de moed om
ook het harde aan te pakken.
Ge wordt een schoner mens ! En laat dan de anderen
maar lachen.
Terug In zijn
geboortestreek begon Georges Herregods in 1992 vrienden-kunstenaars uit te
nodigen om hun werk tentoon te stellen in zijn kerk te Elst ter gelegenheid van
het feest van Sint-Apollonia.
Intussen is dit
evenement uitgegroeid tot een cultureel hoogtepunt dat zelfs buiten onze
landsgrenzen bekendheid geniet.
Hierna een verslag
van een Alnetum uit 2011 :
BRAKEL Priester Georges Herregods is
wereldbekend in Elst. Het mag dan ook niet verwonderen, dat al zijn nieuwe
werken vlug verkocht waren. Temeer daar Georges ze aan heel democratische
prijzen verkocht heeft. Hij geniet immers van de wetenschap, dat ze zullen
hangen bij mensen die hem een warm hart toedragen. Zondagnamiddag waren er al
1.300 bezoekers komen genieten van de tentoonstelling. Ik sprokkelde enkele
impressies, allen even lovend !
Frans en Mieke uit Harelbeke : loven de
aparte stijl van de werken van Georges. Ze vinden ze deels kinderachtig, maar
dan wel in positieve zin. Ze zijn beeldend, hebben iets van de werken van
Permeke. De kleuren vinden ze geweldig, en de schijnbare tegenstelling tussen
het religieuze en de sexueel getinte kant van vele werken, is ook geslaagd.
Johan en Monique uit Melle : vinden de
schilderijen erg mooi en vooral vanwege de boodschap die ze uitdragen. De
Afrikaanse invloeden, de fragmenten uit de Bijbel, de herinneringen aan
vroeger, de ironie om kerkelijke gebeurtenissen, ze hadden het allemaal niet
verwacht van een pastoor. De titels bij de schilderijen vinden ze erg adrem !
Wim en Ann uit Zottegem : roemen de
werken om hun vrolijkheid, die hun spontaan aan het lachen brengt. Ze zijn
kinderlijk, met sterke kleuren. Het doet hen aan een kinderbijbel met prentjes
denken. Ook zij vinden dat Georges Herregods wel durft, om op die manier te
schilderen.
Dirk en Mia uit Oudenaarde : vele werken
vertalen de actualiteit met een ondeugende knipoog. Hij roemt de schilder voor
zijn klare kijk op de wereld !
Martin en Marijke uit Merelbeke : de
schilderijen fascineren hem, onder andere vanwege het grote stripgehalte. De
personages gaan dialogen met elkaar aan, wat goed zichtbaar is op vele doeken.
Georges is niet de verfijnde technicus, maar dat is ook niet noodzakelijk om
mooie kunst te maken. Kunst, en ook de werken van Georges Herregods, zijn
immers van een hogere dimensie.
We hebben met zn allen genoten van de tentoongestelde
werken, en hopen, nog veel meer werken van Georges Herregods te kunnen
bewonderen in de toekomst.
(Website van Martin
Uvijn verslag van het Alnetum 2011 in Brakel)
In Klei en Kleur.
Georges Herregods retrospectiefAntwerpen, Halewijn 2002, belicht publicist en journalist Koenraad J.S.
De Wolf het veelzijdig kunstenaarschap van de gewezen inwoner van Leest, wiens
kortstondige aanwezigheid in dat dorp nog overal zichtbaar is.
Bijvoegsels :
-De achterkant van zijn Leestse woning in de Kouter.(pentekening
van Karel Soors)
-Pater Damiaan door de ogen van Georges Herregods.
Dat jaar kregen de
Chiromeisjes een nieuw gebouwd bakstenen lokaal of heem haaks en naast de
parochiezaal. Dit dankzij de inzet van velen, o.a. van pater K. Van Aken, proost
(sinds 1973-1974) en van groepleidster Gert De Prins. Als financieel hulpje
organiseerde men een papierslag. Drie jaar later telde men in Leest honderd en
vijf Chiromeisjes waarvan er vijfentachtig mee op bivak gingen.
Voor de oudsten er
waren zes leeftijdsgroepen met eigen einduur :prutsen, de speelclub, de kwiks, tippers, tiptiens en de aspimeisjes-
werd maandelijks een gemengde vergadering met de kerels gehouden. En er was
ook een oudercomité.
(Wilfried Hellemans,
De Sint-Niklaasparochie in Leest, 2009)
1974 Enkel jaartal
bekend : Leefmilieu Leest Zet het licht op groen
Stinkt de Zenne,
U kent ze ook wel, onze mooie riviergang, waar de
mist zo spookachtig kan wezen dat zelfs een doorwinterd automobilist er grijze
haren van krijgt.
Dit is een feit, en misschien is het ook wel een feit
dat ze dat in Brussel niet weten, maar zeker is het, dat wij Leestenaren nog
een mooi stukje groen hebben, langsheen die
Zenne waar we ons soms nog te weinig bewust van zijn.
Leest is en blijft een dorp dat als landschappelijk waardevol gebied een
pluspunt is in onze sterk geïndustrialiseerde wereld.
Het verheugd ons dan ook ten zeerste, toen wij een
dezer dagen mochten vernemen, dat de westelijke zennekant, welke niet als
beschermd-landelijk gebied was afgeschreven, en gaat van
Heffen-Leest-Hombeek, dat deze streek zou worden
opgenomen, dit op een zo groot mogelijke basis genomen en te interpreteren, als
beschermd gebied.
DE ZENNE STINKT, maar onze Zennevallei is een stukje
Leest dat de moeite waard is, zichzelf te kunnen blijven ! (De Band)
1974 Georges HERREGODS
Dat jaar vestigde
priester en kunstenaar Georges Herregods (°1926) zich te Leest.(een andere bron
vermeldt 1970) Hij zou er verblijven tot
1983 bij zijn benoeming tot hoofdaalmoezenier van de Belgische
Strijdkrachten in Duitsland. Alhoewel zijn domicile in de Kouter behouden
bleef, resideerde hij van toen af de meeste tijd van het jaar in Keulen.
In zijn Leestse
periode verzette de aalmoezenier bijzonder veel werk. Op pastoraal en sociaal maar
vooral op artistiek gebied en als monumentenverzorger.
De Band, het
maandblad van Milac-Leest, kreeg een ander aangezicht toen hij zich met de
redactie begon te bemoeien.Naast
aalmoezenier was hij ook een begenadigd en veelzijdig kunstenaar : keramist,
schilder, tekenaar en auteur. Hadden Jan De Decker en Hendrik Diddens zich al
voorzichtig aan geschiedkundige bijdragen over de gemeente Leest gewaagd, de
aalmoezenier nam het hele kerkarchief onder de loep. Zijn historische
bijdragen werden door iedereen gesmaakt : stambomen van de oudste Leestse
families, de historiek van de eeuwenoude herendoeningen, van de kerk, de
pastorij, de kapellekens
Na zijn benoeming tot hoofdaalmoezenier dankte De Band hem
op haar manier :
Beste Georges, wij danken u van harte voor uw inzet. Als
grote bezieler en motor van De Band hebt u zich gedurende meer dan acht jaar
met hart en ziel ingezet voor ons dorpsblad. Duizenden tekeningen van uw hand
brachten een persoonlijk cachet aan de Band. De vele bandwerkavonden in een
geest van samenwerken hebben van de Band een fijn verzorgd en veel gelezen
blaadje gemaakt. Wij zijn daar fier op. De goede samenwerking heeft veel mensen dichter bij elkaar
gebracht. De ontelbare keramieken die we hebben zien groeien en die
je overal tegenkomt zijn als zoveel geesteskinderen waarbij men even ernstig
wordt of moet lachen. Ze geven een blijk van uw mensenkennis en kunstzin. Georges, wij kijken uit naar uw Keulse brieven en als het
kan, willen we blijven hopen op uw medewerking.
Aan hem werd ook nog een stukje poëzie toevertrouwd :
De Heiland had U lang bewaard, om zonneschijn te brengen en leven in de woestenij of mensen bij elkaar te brengen. Nu gaat ge weer te naaste bij de sporen van ons Heer. De bloesems door U opgespaard zullen bloeien, telkens weer. Al gaat ge Georges tot ieders spijt, de vrienden van de Band geraakt ge nimmer kwijt.
Naar aanleiding van
de fusie in 1977 en omdat 1978 uitgeroepen werd tot Jaar van het dorpverzocht burgemeester Lauwers de aalmoezenier
om een boek over het dorp te maken. Georges Herregods liet zich omringen door
een tiental Leestenaars en onder zijn algemene leiding ontstond in 78 het
fraaie Leest Geweest. In 1980 verscheen van
zijn hand Waar Leestenaars samenkwamen, een uitgave van Davidsfonds Leest met
een historiek van de kerk en een blik op haar kunstpatrimonium.
Georges Herregods
werd in 1950 in het bisdom Gent tot priester gewijd, dit samen met 59 andere
priesters. Een deel van hen werd tijdens de oorlog, na hun humaniora, opgeëist
door de bezetter. Georges kon hieraan ontsnappen door als arbeider te gaan
werken in een weverij. Dat jaar tussen de arbeiders gaf mij een andere kijk op
de realiteit, vertelde hij. Ik behoor tot de generatie priesters die toen al
half in de conciliaire vernieuwing stonden, nog voor Vaticanum II. Vanuit onze
ervaring hadden we een ander beeld van de figuur van de priester.
Na zijn wijding werd
priester Herregods leraar aan de Hogere Landbouwschool en aan het college van
Oudenaarde.
In 57 begon hij
zijn werkzaamheden als aalmoezenier in Siegen, Duitsland. Ik heb toen veel aan
Milac-werk kunnen doen omdat de jongens in die tijd echt aan hun lot
overgelaten werden.
Drie jaar later ging
hij als aalmoezenier mee naar Katanga, waar hij tijdens de onlusten getuige was
van de moord op twee mensen. Via een aalmoezenierspost in Mechelen, en zijn
terugkeer naar Siegen, werd hij begin 70 aangesteld in Peutie. Ondertussen
verbleef hij in Leest en werd er een echte Leestenaar. In 1983 werd hij
hoofdaalmoezenier in Duitsland.
Priester Herregods
ontpopte zich in zijn loopbaan als een volleerd kunstenaar, die ettelijke uren
les liep aan diverse kunstscholen.
Als kind tekende ik
de achterkanten van affiches vol met stripverhalen. Dat was in het café van mijn
grootmoe, in Brakel. Ik heb lang geaarzeld om naar de St.Lucasschool te gaan,
me aan te melden voor militaire dienst, of naar het seminarie te trekken. Ik
koos voor het derde, maar had het geluk dat ik ook van die andere twee opties
wat kon proeven, aldus de aalmoezenier in GvA op 28 maart 1991. (zie verder)
Deze kunstenaar, die
zichzelf een self-made man noemt, liet geen gelegenheid voorbij gaan om zich op
artistiek vlak te vervolmaken. Van 51 tot 56 volgde hij les bij Gerard
Hermans, aan het St.-Lucasinstituut in Gent, waar hij zich bekwaamde in etsen
en schilderen. Nadat hij naar Siegen was gestuurd, volgde hij er een jaar
Mahlkurse, bij Meyer-Lippe en bij Willy Schutz, die zelf een opleiding genoot
bij de wereldbefaamde Oostenrijkse en later Britse Oskar Kokoschka. Zijn later
verblijfin de kusntstad Köln gaf
Georges de gelegenheid drie jaar les te volgen bij Wolfgang Guntermann, in de
privéschool Kölner Schule für Mahlerei.
Het werd van G.
Herregods is volks en expressief. Op al zijn schilderijen komen mensen voor en
ze zijn overgoten met humor. Bovendien verraden tal van zijn werken zijn
religieuze engagement en graag zet hij veel kruisen en Christusfiguren neer.
Het koor van
Herzogenrath omschrijft de aalmoezener zelf als één van zijn beste werken.
In 1984 benoemde de
paus hem tot Apostolisch Militaris, met standplaats te Brussel. In deze
nieuwe hoedanigheid hield de aalmoezenier eraan zelf een hoogmis te Leest te
celebreren en de gelovigen aldaar zijn eerste pauselijke zegen laetare populum
innocente te geven.
Naar aanleiding van
zijn afscheid van het leger en van Leest bracht het Davidsfonds een
retrospectieve van zijn werken in de parochiezaal tijdens Posse Leest 1991.
Klei en kleur, 35
jaar tussen boeren en soldaten, George Herregods kende een enorm succes.
Georges trok in 1991
naar zijn geboortestreek Elst waar hij als priester actief bleef. (GvA,1/6/91)
Naar aanleiding van
de Davidsfonds tentoonstelling Klei en Kleur met werk van Georges Herregods
ter gelegenheid van Posse Leest 1982 publiceerde Gazet van Mechelen een
intervieuw van Pat Donnez met de aalmoezenier-kunstenaar : (9/4/1982)
-G.H. : Ik ben op de eerste plaats aalmoezenier en
heb daar nog geen minuut spijt van. Ik heb daar ook mijn hele leven op gezet.
Kolossaal intressant als opgave. Er zijn dagen dat ik werkelijk tevreden ben
dat ik die richting gekozen heb omdat ik mensen heb geholpen. In die zin zijn
mijn andere activiteiten, nevenbedoeningen die altijd in verband staan met mijn
apostolaat, mensen samen brengen en werken steunen.
-Na vele jaren dienst in Siegen, ga je in 74 naar
Peutie. Een opleidingscentrum voor nieuwe rekruten. Waaruit bestaat je taak ?
-G.H. : Ik help de rekruten de eerste dagen opvangen.
Die jongens zitten dikwijls met problemen omdat ze ontworteld zijn, voelen zich
mottig. Omdat ze uit hun gewoon burgermilieu worden getrokken kampen ze met
heel wat sociale problemen. Thuis zit er dan dikwijls ook iets niet in de haak.
Als aalmoezenier ben je katalisator van al die gevoelens. Het menselijk en
geestelijk aspect loopt geweldig door mekaar. In een pluralistisch milieu moet
je aanvaard worden, en moet je mekaars mening respecteren.
-Aalmoezeniers kunnen duidelijk nog werk leveren in
het leger ?
-G.H. : Je merkt dat een minderheid het ernstiger
neemt dan ooit. Op een parochie is er altijd iemand bij wie ze in nood terecht
kunnen. Vooral in Duitsland in het BSD-garnizoen met de families en kinderen.
Daar kan een priester nog werken. In België ligt het anders. Het geestelijk
aspect speelt minder. De cultus ligt anders, de meeste jongeren zijn zondags
thuis. Zo kwam ik in de kazerne in Peutie toe en vond een heel mooie,
oecumenische kapel zowel voor katholieken, protestanten als andersdenkenden. Is
dat nodig, vroeg ik mij af, in een tijd waar zondags het grootste deel naar
huis gaat ? Maar ik ben sindsdien van idee veranderd. Elke kazerne heeft een
plaats nodig waar je je kunt bezinnen en tot jezelf komen, rustig worden,
nadenken en bidden. Mijn bureau is net naast de kapel en ik hoor regelmatig
mensen binnengaan.
-De opkomende vredeswil van honderdduizenden jongeren
blijkt samen te gaan met anti-leger houding. Kan je je daarmee verzoenen ?
-G.H. : Dat wordt dikwijls verkeerd begrepen. Alsof
voor de vrede zijn, a priori betekent tegen het leger zijn. Alsof alle
militairen voor oorlog zouden zijn en tegen de vrede. Dat is het verkeerde. Het
is een andere opvatting om vrede te bekomen en te bewerken. De ene zegt je moet
de deur open zetten, de ander : neen, je moet zorgen dat ze niet binnen kunnen.
Op den duur weet je niet wat het beste is. Maar de twee beogen hetzelfde. We
mogen niet van alles een krachtproef maken.
-Je woont 12 jaar in Leest. Je keramieken en
schilderijtjes drukken een gemeende verbondenheid met het dorp uit. Je moet je
ongetwijfeld thuis voelen ?
-G.H. : Ik ben hier niet als pastoor komen wonen maar
als gewone mens tussen de Leestenaars, als parochiaan. Maar omdat de mensen in
u ook een priester zien, komen ze met andere problemen, soldatenzaken, jongens
die bij den troep moeten. Ik probeer mezelf te zijn in mijn werken. Kijk je
ziet dat die schilderijen gericht zijn op de gewone dorpelingen. Zij vragen
geen grote kunst, zij vragen om de gewone dagelijkse zaken. Het is geen grote
schepping, het vraagt creativieteit en het is toch artistiek verantwoord.
De werken staan kris kras verspreid in het salon.Het
zijn de jongste, één moet nog een kader krijgen. De geur van olieverf maakt de
kamer tot een atelier. Gezichten op Leest, de pastorie, landschappen, wachten
naast religieuze taferelen, op een veilig onderkomen in de parochiezaal.
-De persoonlijke stijl herinnert ons aan de naïeven ?
-G.H. : Dat komt waarschijnlijk door de grote
expressiviteit. Gelaat met grote ogen en eenvoudige mondtrek. Ik geloof dat ik
zo op mijn best ben. Ik heb in mijn leven nogal wat cartoons gemaakt voor
allerlei blaadjes en uitgaven. Ik ben daar nogal sterk in ja, al zeg ik het
zelf.
-Vooral in je niet-profane schilderijen blijk je met
dubbele bodems te werken ?
-G.H. : Dat klopt. Wie zonder zonde is werpe de
eerste steen ! Een tafereel met de Kristusfiguur centraal en er rond een
maskerade, het lijkt wel carnaval hé. Die mensen rond Jezus, staan voor de
rechtvaardigheid van de wereld, de bourgeoisie die (ver)oordeelt. Jezus is de
zwakheid. De band met de oorlog en de repressie die klaar staat met de steen,
is voor de hand liggend, zie je.
-Je hebt ook een oven voor je keramische werken. Niet
gemakkelijk werken neem ik aan ?
-G.H. : Ik maak eerst een schets, boetseer de klei
die wordt uitgehold om barsten te voorkomen en te beletten dat de klei vlugger
droogt- en begin een eerste maal te bakken.
Nadat het glazuur is aangebracht, wordt de klei een
tweede maal gebakken. En dat is niet zo eenvoudig omdat de temperatuur
verschilt naargelang de klei en het glazuur. Nu draait mijn oven al enkele
dagen op volle toeren. Mijn grotere stukken laat ik in Westerwald bakken. Een
klein familiebedrijfje in Duitsland waar ik elke maand een halve middag ga
werken. Het is een oeroude methode, men werkt er zoals 500 jaar geleden. Het is
een speciaal systeem. De stukken staan in de vlammen en de temperatuur gaat tot
1250 graden. Je strooit zoutkristallen in de oven die tot zoutklompen
verdampen, en die neerslag vormt een natuurglans die je niet met een
electrische oven kunt bekomen. Niet giftig en bevat ook geen loodwitten. Die
natuurglans gebruik ik voor mijn potten, kopjes en borden.
-Dit weekeinde gaan meer dan 180 schilderijen en
karamieken de deur uit. Met pijn in het hart ?
-G.H. : Nee, oh nee. Op het moment dat het werk af is
en je merkt dat het mensen het graag zien, dat je aan hun ogen ziet dat het hun
zint, is je doel bereikt.
Als ik gewaar wordt : kijk, die neemt dat keramiek of
vergezicht omdat hij het graag ziet, dan ben ik tevreden.
Fotos :
-De extra lokalen van de Chiromeisjes. (foto : De St-Niklaasparochie in Leest, Wilfried
Hellemans)