In april 1983 werd door de Archeologische
Vereniging Oud Mechelen een
onderzoek ingesteld naar de
bevindingen van de amateur-archeoloog J.
Uytterhoeven die in 1939
opgravingen deed aan Steinemolen. (zie
Kronieken 1939) Na enkele weken
intense arbeid werden de eerste grondvesten
van een Romeinse woning blootgelegd
en de eerste conclusies van J.
Uytterhoeven dienden te worden
herroepen.
Men kwam tot de vaststelling dat de
eigenlijke oorspronkelijke bewoning zeer
weelderig moet geweest zijn daar er
brokstukken van diverse muurschilderingen
te voorschijn kwamen evenals
fragmenten van hypocausttegels wat wees op een
verwarmingsinstallatie en honderden
scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Bij de vondsten behoorden, naast de
zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder
een gedeelte van een amphora), een
fragment van een handmolensteen en een
bronzen messchede.
Grondpeilingen wezen op het bestaan
van verschillende gebouwen in de
onmiddellijke omgeving.
Uit dit alles kon afgeleid worden
dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn
geweest.
Deze opgravingen stonden onder
leiding van de licenciate Archeologie en
Kunstgeschiedenis Myrna Peeters en
van amateur-archeoloog Jean Willems.
De Media daarover :
De Mechelse Week (19/5) :
Gallo-Romeinse villa gevonden te Leest
Geschriften
van de heer Uytterhoeven uit 1939, verwijzen er naar dat er te Leest, op de
gronden van de Steynemolen, een Romeinse villa zou aanwezig zijn.
In april van dit jaar werd door de Archeologische vereniging Oud Mechelen,
een onderzoek hier naar ingesteld.
Vanaf
de 14de eeuw bevond zich op deze plaats het buitenverblijf van de
belangrijke Mechelse familie van Steynemolen.
In
1723 werd het als volgt beschreven : Pachthoff met speelhuys geheel in t
water, eigendom van de familie van Reynegem.
In
1740 stond het gebouw leeg, terwijl het in 1810 Chateau de Spangen werd
genoemd. In 1828 werd het kasteel afgebroken.
In 1781 werd de huidige Steynemolenhoeve opgericht en het is op die gronden dat
de huidige opgraving wordt ondernomen.
Na
enkele weken intense arbeid werden de eerste grondvesten van een Romeinse
bewoning blootgelegd. De eerste vaststellingen waren dat het, zoals in 1939
beschreven werd, een armzalige bewoning betrof.
Na
verdere opgravingen moest dit echter herroepen worden.
Er
werd tot de vaststelling gekomen dat het hier ging om de graanschuur van het
geheel
waarvan
verschillende paalkuilen kunnen waargenomen worden.
Deze
houtbouwcontructie wordt nu in detail onderzocht.
Aanpalend
bij deze schuur wordt nu de opgraving van de eigenlijke bewoning aangevat.
Deze
is van weelderige afkomst, daar er brokstukken van diverse muurschilderingen te
voorschijn komen, alsook fragmenten van hypocausttegels
(verwarmingsinstallatie), honderden scherven van imbrex en tegula (dakpannen).
Deze
laatste vertonen indrukken van dierenpoten, daar ze op de grond in openlucht
gedroogd werden.
De
reeds opgegraven gedeelten zijn bevloerd met Romeinse beton (opus signinum)
naar een in Signia, in Italië, gedane uitvinding. Het is een lichtrose
mengeling van kalk en gemalen tegels met kleine rolkeien aan de onderzijde.
Hierop
zijn verschillende tegels aangebracht (22x22x5 cm).
Eveneens
werden funderingen gevonden van een muur in oost-westelijke richting.
Bij
de vondsten behoren, naast de zeer schaarse aardewerkscherven (waaronder een
gedeelte van een amphora), een fragment van een handmolensteen en een bronzen
messchede.
Grondpeilingen
wijzen op het bestaan van verschillende gebouwen in de onmiddellijke omgeving.
Hieruit kan besloten worden dat het een zeer uitgestrekte villa moet zijn
geweest.
De
werkzaamheden zullen tot in het najaar werder gezet worden.
Dit is de tweede Gallo-Romeinse villa die door de Archeologische vereniging
Oud Mechelen is blootgelegd in 3 jaar tijd, naast de verschillende
Middeleeuwde opgravingen, die gedurende deze periode plaatsvonden.
Dit
wijst erop dat Mechelen op het gebied van archeologie niet moet onderdoen voor
andere steden in België.
Deze
opgravingen staan onder de deskundige leiding van Myrna Peeters, licentiate
Archeologie en Kunstgeschiedenis, en Jean Willems, amateur-archeoloog.
Gazet van Mechelen blokletterde (17/8) :
Romeinde villa opgegraven
...de
site is gelegen op een zachte helling in een grote bocht van de Aabeek.
De
opgraving werd ondernomen in het oostelijk deel van het perceel.
In
april van dit jaar werden twee sleuven uitgezet, oost-west georiënteerd. In
beide sleuven kwamen een aantal paalkuilen alsook een ovaal paalgat aan het
licht.
Vermoedelijk gaat het om een houten bijgebouw (stal ?) waarvan de juiste
afmetingen nog niet bekend zijn. Een verder onderzoek van dit houten gebouw is
meer dan gewenst.
Op
2,60 m oostwaarts van deze houtbouwconstructie, werd de ingang gevonden van een
gebouw noordoost-zuidwest georiënteerd. Dit bestond uit een aantal in verband
liggende zandstenen keien.
Het
voorste gedeeelte van het gebouw bevat een vloer in opus erementious (soort
Romeins beton) waarvan een klein gedeelte aan de noordwestzijde in latere
tijden werd uitgebroken. Op deze vloer waren verschillende tegels aangebracht.
Aan
de zuid-oostzijde werd de fundering ontdekt van een zandstenen muur.
Haaks hierop bevond zich de fundering van een tweede zandstenen muur.
Achteraan
in dit gebouw bevond zich de fundering van een zandstenen scheidingsmuur,
gelegen evenwijdig met de tweede muur.
Op
1 meter afstand van deze laatste fundering werd veel verbrande leem gevonden.
Naast
de zeer schaarse aardewerkscherven, waaronder een gedeelte van een amphora,
werden brokstukken van muurpleisteringen met beschildering en fragmenten van
verschillende hypocausttegels (tubuli) weergevonden.
Deze
getuigen van een weelderige herkomst.
Tevens
werden over de hele oppervlakte van het gebouw zeer vele fragmenten van
dakpannen ontdekt (tegulae en imbrices), waaronder een tegula met de afdruk van
een dierenpoot een halve maalsteen en een metalen voorwerp.
Het
opgravingswerk wordt hier echter niet gestopt.
De
funderingen lopen nog verder door, en de eerstkomende maanden zullen hopelijk
bekroond worden met het opgraven van het hoofdgebouw van de villa.
Belangstellenden
die mee wensen te graven kunnen steeds contact opnemen met de vereniging...
En De Band (oktober 1983) :
Romeinse villa te Leest
Naar
aanleiding van een artikel van Jozef Uytterhoeven verschenen in de Mechelse
Bijdragen van 1939, betreffende de ontdekking van een Belgo-Romeinse woning.
In augustus van hetzelfde jaar, werd door de archeologische vereniging
Oud-Mechelen, het plan opgevat om deze opgraving, die wegens
oorlogsomstandigheden niet verder kon onderzocht worden, tot een goed einde te
brengen. De site is gelegen op een zachte helling in een grote bocht van de
Aa-beek. De opgraving werd ondernomen in het oostelijk deel van het perceel. In
april van dit jaar (1983) werden twee sleuven uitgezet, oost-west georiënteerd.
In beide sleuven kwamen een aantal paalkuilen alsook een ovaal praalgraf aan het
licht.
Vermoedelijk
gaat het om een houten bijgebouw (stal ?) waarvan de juiste afmetingen nog niet
bekend zijn. Een verder onderzoek van dit houten gebouw is meer dan gewenst.
Een
gelijkaardige constructie werd in 1982 door archeoloog Guy De Boe van de
Nationale Dienst voor opgravingen te Neerhoren gevonden. In de sleuven werden
vele fragmenten van dakpannen weergevonden en verschillende grondlagen.
Op 2,60m oostwaarts van deze houtbouwconstructiewerd de ingang gevonden van een gebouw
noordoost zuidwest georiënteerd. Deze bestond uit een aantal in verband
liggende zandstenen keien. Het voorste gedeelte van het gebouw bevat een vloer
in opus cementicus (soort romeinse beton) waarvan een klein gedeelte aan de
noordwestzijde in latere tijden werd uitgebroken. Op deze vloer waren
verschillende tegels aangebracht. Aan de zuidoostzijde werd de fundering
ontdekt van een zandstenen muur. Haakshierop bevond zich de fundering van een twede zandstenen muur. Achteraan
in dit gebouw bevond zich de fundering van een zandstenen scheidingsmuur,
gelegen evenwijdig met de tweede muur.
Op
1 meter afstand van deze laatste fundering werd veel verbrande leem gevonden.
Naast de zeer schaarse aardewerkscherven, waaronder een gedeelte van een
amphora, werden brokstukken van muurpleisteringen met beschildering en
fragmenten van verschillende hypocausttegels (tubuli) weergevonden. Deze
getuigen van een weelderige herkomst.
Tevens
werden over de hele oppervlakte van het gebouw zeer vele fragmenten van
dakpannen ontdekt (tegulae en imbrices)., waaronder een tegula met de afdruk
van een dierenpoot, een halve maalsteen en een metalen voorwerp.
Het
opgravingswerk wordt hier echter niet gestopt. De funderingen lopen nog verder
door, en de eerstkomende maanden zullen hopelijk bekroond worden met het
opgraven van het hoofdgebouw van de villa.