1944 – Woensdag 19 april : Brandbommen in de Kouter en bombardementen boven Mechelen.
Deze woensdag werden rond 18u30 formaties vliegtuigen opgemerkt over Leest richting Mechelen. Ze wierpen dwarrelende dingen uit die er van op afstand uitzagen als zilverpapiersnippers. De werkelijkheid was anders. Eens ze de grond raakten spatten ze open en zetten ze de omgeving in vuur en vlam. In de Kouter vielen er enkele neer maar het grootste deel raakte de stad Mechelen. Twintig minuten later volgde een tweede formatie bommenwerpers. Ze bombardeerden de spoorlijnen en het Arsenaal en honderden brisant- en brandbommen richtten ook een enorme schade in de stad zelf aan. Mechelen stond in brand. Een zwarte bladzijde in de Mechelse geschiedenis.
De balans was verschrikkelijk : 138 doden, 12 vermisten en 123 gewonden. Daarnaast waren er 362 vernietigde en 1507 beschadigde gebouwen. En het ergste moest nog volgen…https://stadsarchief.mechelen.be/vandaag-in-de-mechelse-ges…
1945 – 12 maart : Franciscus VAN DER ELST vond de dood in het concentratiekamp van Flossenberg.
Franciscus Van der Elst was te Leest geboren op 4 oktober 1895. Hij was schilder bij de NMBS en was tijdens de tweede wereldoorlog actief in de partizanengroep Boortmeerbeek. Frans was de enige (geboren) Leestenaar die de kampen van de Nazi’s niet heeft overleefd. Hij werd in zijn woning te Hofstade in de nacht van 23 mei 1944 door de Feldgendarmen van Antwerpen opgepakt op verdenking van het bezit van springstoffen en overleed in het concentratiekamp van Flossenberg op 12 maart 1945. Zijn stoffelijk overschot werd pas in 1956 ontgraven en gerepatrieerd naar België. Meer details in deze Kronieken : 12 maart 1945.
1945 – Einde tweede wereldoorlog : Mechelaars zochten veiligheid in Leest.
Hugo Lauwens : “Toen de tweede wereldoorlog op zijn einde liep werden er nog bommen gedropt. Vooral steden en fabrieken waren doelwitten. Mechelaars gingen vluchten naar de randgemeenten waar hoogstens een verloren bom viel. Het gezin van Willy Van Hoof, uitbaters van een groentenwinkel uit de Adegemstraat, werd opgevangen door Nante De Prins (de beenhouwer op het dorpsplein) en zijn vrouw Alida De Wit. De vrouw van Van Hoof was hoogzwanger en is er bevallen van hun tweede kindje Lydia. Het kindje moest gedoopt worden, maar er was niemand die de doop kon doen. Iedereen was weg, waarschijnlijk ook op de vlucht. Vroeger was er bij elke doop ook een koster aanwezig. Zo werd aan de toen 23-jarige Herman Rheinhard gevraagd om de doop te doen in vervanging van zijn vader. Herman werd ook peter van Lydia. Omdat ze ook een meter nodig hadden werd aan mijn grootmoeder Mathilde De Bruyn gevraagd om aanwezig te zijn bij de doop en werd haar het meterschap geschonken. Wanneer de rust weerkeerde in Mechelen ging het gezin Van Hoof terug naar hun huis. Lydia kwam wanneer ze groter werd ook nog steeds haar meter bezoeken. De oudere zus van Lydia heette Yvonne Van Hoof.”
Vervolgt met : 1946 – 8 september : Philomena VAN PRAET trad in bij de Dochters van Maria.
Foto’s :
-De opgebaarde slachtoffers van het bombardement van 19 april te Mechelen.