...Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde
toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen
die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst.
Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want
niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911
optrekken om mijn dienstplicht te vervullen.
Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e
Linieregiment, nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen
zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor
ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren
welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee,
aldus Frans.
En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ?
Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en
manoeuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren
nog niet mochten afzwaaien want intussentijd was er in de Borinage een wilde
staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat
ik slechts in mei 1913 afzwaaide.
Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten
strijde te trekken tegen onze Duitse vijand.
We trokken na een viertal dagen de Duitser tegemoet om
eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller
moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en
waar ik een van de critiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte, even
verhalen, we moesten s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het
ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots
aan t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken
ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang
krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de
Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te
doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met
kasteel en Duitsers korte metten.
Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze
troepen in slagorde te brengen.
Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weerop
slag leverden, maar de Duitser beschootmet zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden.
Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te
schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden
herschapen en er een gruwelijke dood vonden, niettegenstaande deze tegenslag
hielden we nog een volle dag stand om dan tengevolge van de slechte
ravitallering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten
leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en
ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra
wij dat in de gaten hadden losten wij salvos in de bomen, de Duitsers aldus
verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen
ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de
Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van
de Redoute.
Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad
Antwerpen getrokken, waar zelfs
de Schelde in vuur en vlam stond.
Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas
waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden.
U moet nu niet gaan denken dat we deze transport
meemaakten in confortabele wagens !
Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens
geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken,
wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de
Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale
er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend
neergekogeld.
Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor
goed de slag aan de Ijzer hebben begonnen door eerst de reeds over de Ijzer
gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven.
In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen
tussen gekomen.
Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op
sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met
de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik
met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen
enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij
tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.
Deze eerste slag aan de Ijzer heeft geweldig veel
doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen.
Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger
afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een
vaste sector aan de Ijzer toegewezen te krijgen.
Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten
in water en slijk...
Constant Stanne Van Den Broeck, de Leestse eeuweling, vertelde me in 1983 :
...Ik ben er in geloot, de oorlog was voor ons een
verrassing.
Toen ik werd opgeroepen dacht ik : t is maar voor
veertien dagen, om weer eens bijeen te zijn...maar t was voor vier jaar en
half.
Ik was bij de voorlaatste klas die nog werd
opgeroepen.
Terwijl de anderen in Namen aan het front streden
moesten wij pinnekensdraad spannen tegen dat de Duitsers kwamen.
Toen Antwerpen gevallen was, moesten we weg. Tien
dagen mars, te voet, naar Frankrijk. Daar aangekomen werden wij verplicht onze
klederen en geweren af te geven, dit om de jonge mannen te kleden die
onmiddellijk naar het front trokken.
Amaai mijn voeten als ik daar nog aan denk, toen we in
Ouderlick kwamen.
Velen van ons hadden onderweg alles wat hen hinderde
weggesmeten, zelfs hun geweer.
Dat was de aftocht !
De soldaten waren hun eigen baas.
Ik ben van de klas 1900 en van de jongere klassen
maakten ze compagniën om tracees te graven enzo.
De 5de december 1914 ben ik dan aan t
front gekomen.
Daar heb ik afgezien, vooral in t begin. Weet ge dat
ik zes maand op blokken heb gelopen en zonder kapootjas ? En wij waren ook
soldaat.
Kou geleden jong, kou geleden.
Jaak De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig
aan het front ontmoette, heeft mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd,
alhoewel ik nochtans piot was.
Aan t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.
Omdat ik bij de Travailleurs was heb ik overal
gezeten.
We moesten buiten t geschut van de vijand blijven
want we hadden geen wapens.
Dag en nacht werkten we aan de tracees, dat was op
strategische en dus gevaarlijke punten, herstellen van wegen, nieuwe banen
trekken, bomkraters dichtgooien, bruggen leggen...
Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons,
moesten wij voortwerken.
Soms liep het bloed van mijn handen, doordat ik me
steeds moest laten vallen...
Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen
lossen, waarin per kamion toch zon 30 lijken, sommige daarvan met gaten in van
een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.
Alle dagen zagen wij lijken. Gruwelijk !
Op zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag
geschoten, kregen wij opdracht de gaten van bominsalgen te dichten. Wij op weg
van Veurne naar Nieuwpoort.
Net toen wij één put hadden gevuld kwamen er twee
Duitse vliegers boven onze hoofden cirkelen en begonnen ons te bekogelen met
hun mitrailleurs, ik dacht dat het te Wulpen was, in elk geval wij hebben ons
kunnen redden door onder een brug te kruipen.
Een andere dag hadden wij te Veurne wacht aan een
Frans schip.
Plots zagen we aan de hemel een bestuurbare ballon van
de vijand opduiken maar we mochten er niet naar schieten van onze superieuren.
Ineens dropte de ballon bommen naar beneden en één der bommen viel op een huis
waas een vrouw werd onthoofd.
Daarvan was ik getuige. Wreed !
Of hij veel schrik had geleden ?
Schrik ? Daar waren er bij met meer schrik, natuurlijk
hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten,
maar wij waren wilde mensen...
Bijvoorbeeld als wij s nachts gingen melk halen,
iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze officieren.
Wij waren wilde mensen hé.
Wij hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of
gekwetst aan het front was dat dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen.
Eén keer ben ik licht gekwest geweest.
In een bepaald dorp moesten wij een baan door het land
trekken en ineens werden wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zon
300 meter van een inslag en een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn
bovenarm.
Het was echter een lichte kwetsuur.
Ik stond veel liever op 10 meter van zon inslag.
Immers die ontploffing vormt een boekee en als je er kort genoeg bij stond had
je alleen de beschermende losgerukte aarde. Het ijzer spatte verderweg uit
mekaar.
Toen den Duits terugtrok, werden wij, de mannen van de
staat, naar Adinkerke gestuurd.
Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de
muur hing.
Op dat plakkaat stonden de bevrijde gebieden
aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan naar huis. Behalve wij van de
spoorweg.
Ik heb daar nog maanden moeten werken, ook nog na de
wapenstilstand.
Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven
naar Adinkerke overbrengen.
Daar ik schilder van beroep was op t Arsenaal te
Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot
februari het jaar nadien.
Twee dagen minder dan vier jaar en half ben ik van
huis weggeweest...
1918 ...De oorlogsbuit door de Duitsche legers
in de gemeente achtergelaten bestaat
alleenlijk in gevelde bomen, die zich bevinden op verschillende eigendommen.
Onder andere in den vloeibeemd aan de zennebrug, in den vloeibeemd de
Halsbergen tegen de Zenne en nabij het kasteel de Mot in de Biest.
Het
betreft allemaal canadabomen. (GA-2/1/1919)
Op defoto : Victoria Coosemans (Toor), echtgenote van Jan Huysmans met
haar drie kinderen in 1918. Onderaan links Albert, hierna aan het woord en vaak aanwezig in deze
Kronieken onder de naam Jacob Albert Huysmans of onderzijn pseudoniem Anselms Jedrie, rechts Alfons.
Moeder Toor heeft de pasgeboren Constant in haar armen.
Deze zou nog drie jaar moeten wachten om zijn vader te zien.LEESTENAARS
EN DE EERSTE WERELDOORLOG
Jacob Albert Huysmans in De Band van april 1981 onder de titel
Onvergetelijks :
1914 : Na enkele schermutselingen in ons gewest, naar
het einde augustus toe, verhogen de Duitsers, in de streek bezuiden Mechelen,
Kapelle op den Bos en Londerzeel, hun overmatige druk tot een ware veldslag, en
werden de Belgische Linietroepen, door die pletrol overrompeld of
uitgeschakeld...
Meerdere van deze overspoelde jongens bleven alzo van
hun regiment gescheiden achter. Dit bracht voor hen en vele families
dramatische problemen...
Heel de duur der bezetting hing als het ware het
zwaard van Damocles dag en nacht over die mensen...
Van collaborateurs hadden wellicht de Duitsers
achterhaalde lijsten van verdachten, en dezen werden thuis meestal s nachts
onverwachts omsingeld, en van kelder tot zolder uitgekamd.
Zolang het zomer was zochten sommigen ondergedokenen
hun heil in de graanvelden... Doch de oorlog ging verder, en bij het naderen
van de winter, werden de Duitsers in de Vlaanderen gestuit, en voor de beide
tegenstrevers begon het beslechten daar van n vierjarigen
loopgrachtenstrijd...
In de zomer 1915 vond ons moeder op n morgen een
onder de deur geschoven open brief van onze vader, waarin zijn foto als
konvooibegeleider aan het front, en een geheel vol geschreven blad, met
aanmoedigingen voor ons allen, en de hoop dat alles weer gauw goed zou zijn...
Dat was een ontroerende geruststelling voor ons...
Op een avond, wat daarna, werd er op de achterdeur
getokt, en daar komt Gust van den Ossenboer (August Jacobs, zoon van Frans en van Maria Anna Van Loock) binnen, ook een ondergedoken strijder, en
zegt : Toorke, ik ben het die u daar laatst die brief van uwen Jan gebracht
heb, als ge soms iets wil terugschrijven zal ik dat morgen komen afhalen. Van
af en naar het front worden hier en daar brieven en fotos van vaders en zonen,
langs Holland overgesmokkeld, maar zorg dat gij mij nergens vernoemt. Gij hebt
geluk, want al maanden weten wij reeds dat mij broer Louis te Londerzeel is
gesneuveld... (deze sneuvelde op 29/9/1914 bij de eerste schermutselingen)
Jaren achter dien oorlog, heeft Gust eens aan moeder
verteld, dat hij die open brieven door zijn broer Frans en Frans Boonen, ook
uit de Kouter, toegespeeld kreeg, langs een geheime inlichtingendienst, en hij
herinnerde lachend haar schrijven naar vader : hoe blij zij was te kunnen
melden dat hij een zoontje had bijgekregen : Constant !
En zij ook had gevraagd welke mengeling zij moest
bereiden, om zelf limonade te fabriceren !
Bij het lezen van die brieven, zei Gust, wist ik in
mijn schuilplaats mij met de frontmannen en hun thuis wat verbonden.
Toen wist nog maar één vriend mij levend begraven,
grinnikte Gust, mijn zusters en broer vermoedden t zelfs niet...Dore van
Vleeskens, n buur uit onze straat, hovenier op het kasteel Empain te Battel,
en onderhoudsman van hun graftombe alhier, die had mij daarvan een deursleutel
bezorgd...
Op een niet heel duistere avond waag ik mij toch uit
den grafkelder, om langs den pastorijtuin, door het achterpoortje het veld te
bereiken, en eens naar huis te gaan om wat nieuws... Na genoegzaam uitkijkend
stap ik buiten, en zag daarginds, toch mij gezien door pastoor Beuckelaers
huishoudster, plots buitengekomen uit de sakristie, die even verschrikt stopt,
en dan gejaagd naar de pastorij rent...
Twee dagen nadien bereik ik, nu ongehinderd, den
pastorijtuin, en eensklaps roept de spiedendewat bange juffrouw van achter een heester mij toe : Och Gust, zijt gij
het Gust ?...
Ssst...stiller, vermaan ik..., en ze fluistert :
Kom jongen onze pastoor is niet thuis, kom iets eten en drinken, och arme. en
de juffrouw vertelde mij haar sakristieavontuur : Ik was, zei ze, in de kerk
nog wat bloemen gaan schikken en toen ik buitenkwam, zag ik een man uit dien
grafkelder komen, en ik stamelde : Och God, och God...en herhaalde dit nog
binnenshuis, en de pastoor vraagt : Gij hebt toch zeker geen spook gezien ?
Neen, maar daar kwam een man uit de tombe van Empain, echt gezien !
- Emma ! Houd dat voor u, en zwijg er ook stillekens
over tegen anderen ! zei de pastoor...Maar ik bedacht, ik wil er meer van
weten !
Alzo, zei Gust, ben ik meermaals daar goed onthaald.
Viktor De Hondt, ook te boek als ondergedoken
krijgsgevangene der Duitsers, woonde in het huisje voor de Rennekouter aan de
Tisseltbaan. Die man heeft niet te tellen oorlogsdagen en nachten in hun
gereinigde aalput doorgebracht...
Binnen het kolenhok had hij hun bouwstenen wc
afgebroken en vervangen door een te kunnen wegnemen en terug te plaatsen houten
model, en de buitenhuistoegang dichtgemetseld...
Was er verraad, kwam er vreemd of familiebezoek of
voelde hij drang naar zekerheid...Viktor dook erin...
Moeder en kinderen wisten dan enkel : onze vader is
aan het front...
Slechts éénmaal heb ik later Viktor eens iets als
klacht horen uiten : Er zijn ook mensen die geen besef hebben wat een
opgejaagd dier moet voelen, wanneer het aan klopjachten tracht te
ontsnappen...
In den herft 1918 werden Frans Jacobs en Frans Boonen
opgepakt door de Duitsers en verbleven te Mechelen opgesloten, wellicht voor
latere deportatie naar Duitse strafkampen, doch zij werden bij den
wapenstilstand vrijgelaten...
Na nog n tijd van deelname aan de bezetting der
Duitse Roergebieden, keerden onze Belgische overlevenden naar hun haardstede
terug, en stichtten almeteen een oudstrijdersvereniging. Zij zouden hun eerste
verbroederingsfeest geven op 11 november 1919...
Een jongere broer van Viktor De Hondt, Edward is als
groot invalide uit den oorlog gekomen...
Na een Duitse stormloop die door onze jongens was
afgeslagen, waarbij aan beide zijden honderden doden en verminkten, werd hij
gevonden met een onvermijdelijk, tot bij de knie af te zetten been, en nadien
helaas, wellicht bij ontbreken van meerwaardiger materieën, primitief
verholpen, met een door riempjes vast te hechten elastische overtrek, waarin
een stalen holle stang, met gummi omhulsel, om op te staan en mee te gaan...
Zo zeilde en zeilde Edward : minzaam ongeknakt
moedig...
Dagen voor het feest kwam Warre, met zijn goed been de
fiets trappend, tot bij ons, om met mij en onze Fons, nog leergasten, maar hij
reeds als vroeger muzikant, elk op n trompet, onder leiding van onze vader,
samen de krijgshymne te repeteren...
In aanwezigheid van een bijna volle kerk
gemeentenaren, begon een dankmis, ter nagedachtenis en als huldebetuiging aan
de gesneuvelden...
Voor de kommuniebank, onder de konsekratie, stonden,
ik links, en onze Fons rechts, van den op zijn wandelstok zich dapper rechtende
Warre van Jonkers, en bliezen gedrieën het Te Velde...onvergeetlijk...
Vanaf den wapenstilstand was het al begonnen : er
raasde n volkse vreugderoes in crescendo...
Peer de wagenmaker timmerde een danstent ineen, op
zijn woonerf, hoek Tisseltbaan links Koestraat, met gevolg dat de Leestse
kermis in de dorpskom plat ging, en bij Peer, hemelhoog...
Doch enkele jaren later probeerden de Oudstrijders ten
voordele van hun steunfonds, de uitbating van een huurdanstent op de
Dorpsplaats en het werd een gouden zaak...
-Nieuwe bezems vagen t best, wist en zei Peer, en
hij staakte de strijd...
Onze Oudstrijders van toen weerden zich soms ook, als
studentikoze vechtjassen...
Enkelen opperden eens hardop het plan om bij de
komende jaarlijkse ommegang van een toen late Sinksenprocessie, en dan kan het
heet zijn ! : dat hun ledengroep, omwille hun aan het front gekregen kaalkop,
nu bij mogelijke hitte, het hoofddeksel zouden ophouden...n hoge raad, bedacht
dat zij zulks niet in overweging wenste te nemen, en weerkaatste de bal : dat
ieder zoiets zelf in eigen verantwoordelijkheid kon beslissen...
Na die stunt was het lidmaatschap wat geslonken...
Edward De Hondt verwierf ondertussen het opengekomen
ambt van gemeenteontvanger...
Toen hij eens, voor die taak, naar het posthuis te Hombeek
was geweest, en bij het buitenkomen van den Kouter, moest uitwijken voor een
kar, raakte hij met den pedaal van zijn moto een boordsteen aan het smal
looppad nevens Meulemansschuur, en stuikte met het hoofd op de kasseien...en
is ervan gestorven.
Edward liet een vrouw en zeven kinderen achter...
Oktavie was een meisje uit Aarschot, als vluchtelinge
in Engeland beland, en hulpverpleegster in een rustoord voor oorlogsverminkten,
en ginds met Warre gehuwd, en beiden vestigden zich na den oorlog, eerst in het
oude hoeveke van Verbruggen aan de Tiendeschuurstraat...
Ik hoor Warre nog zeggen : -Ons Tavie, is ma vie...
Seders 1919 wordt na de dankmis, een hulde, aan den
voorkant der rechterbeuk van de kerk, bij den gedenksteen met de namen der
gesneuvelden, jaarlijks herhaald...
Ik verontschuldig mij, indien soms, in samenhang met
voorgaande nog meer Onvergeetlijk, tijdens en na die oorlog, zou zijn vergeten...
1918 In
oktober-november werd door de Duitsers in de Winkelstraat een vliegplein
aangelegd. De inwoners werden
verplicht daarbij te helpen, verschillende
hektaren graan en voeder, gelegen op den Kauter werden daardoor
vernield.
(GA-8/1/1920)
Op de foto Gerard Somers met zijn
paard Juul. Samen hielpen zij bij de aanleg
van het vliegveld.
Gerard Somers :
Wij
koppelden dit paard in een ossespan : twee ossen met het paard in het
midden.
De Duitsers hebben het niet opgeeist, want ze moesten jongere paarden
hebben, zo mochten wij het behouden.
Sommige boeren kenden den truuk : ze stuurden hun vrouwvolk met hun
paard
naar
de monstering : de Duitsers monsterden de vrouwen en die kwamen met hun
paard terug thuis...
(LG-blz.261)
J.A.Huysmans in DB 1978 Een rad als telraam, over het vliegveld
:
...de
kalender wijst nazomer 1918 aan : de Duitsers besluiten in deze streek
enkele vliegvelden aan te leggen, om van hieruit versterking aan hun
linies te
geven, om een beslissende wending aan het ijzerfront af te dwingen.
Te
Hombeek, bezuiden het dorp bij de Zemstbaan, en te Heffen aan de Leestse
baan
bij de Molenbeek, op beide elk een klein deel.
Doch
aan de Leestse Kouter, heel de vlakte zeker 2 vierkante km.
Achter de woonerven bij de Winkelstraat, worden 3 loodsen en enkele
tenten
opgetrokken.
Duitse kontrole eist in onze herberg, wekelijks een voormiddag, voor een
verplicht zich aanmelden van alle mannen van 18 tot 30 jaar oud.
Om
10 uur kwamen de opgeroepenen langs de voordeur binnen.
Meermaals werd iemand zijn als
dwarsdoend vergeten pet van het hoofd geslagen
door
de wachtpost.
Bij
het pasnazicht werd menigeen opgevorderd, zich de volgende morgend aan te
melden op de kommendatur van het Leestse vliegveld, voorzien van spade
of
kruiwagen, voor 7 dagen arbeid van 7 tot 21 uur, bij donkerte bijgelicht
met
stallantaarns, en met dat nieuws kon elk langs de achterdeur naar
huis...
De
kommandant, die wat Hollands sprak, had logies op de hoeve van Eceleirs.
Oktober loopt naar zijn einde als hier reeds een reeks vliegtuigen zijn
geland
en
de piloten hebben al enkele oefenvluchten gewisseld tussen de velden...
t Ridderke van november 2010 : Oorlog in de lucht
Het jaar 1918 was heel bijzonder. Interne
tegenstrijd in Duitsland en hoog politiek spel van de legerleiding bespoedigden
het breekpunt in de Groote Oorlog. De Duitsers konden begin 18 alle aandacht
op het westen richten eens ze het vredesverdrag met Rusland op zak hadden. Om
in Frankrijk een militair overwicht te krijgen werd het zogeheten
voorjaarsoffensief ofKaiserschlacht
ontketend; Dit bestond uit vijf gelijktijdige aanvallen en die veroorzaakten
ook verhoogde druk op het Belgische front aan de IJzer. Er was ook luchtsteun.
Het vliegveld van Evere bestond reeds maar omdat de vliegradius beperkt was,
had men ook vijf vliegvelden in België kort achter de frontlijn. Het
geallieerde tegenoffensief was zo hevig dat deze in gevaar kwamen en in
allerijl nieuwe vliegvelden moesten aangelegd worden. Die zijn er gekomen in
Hombeek en Leest. Men had handen en tijd te kort om veel aandacht te besteden
aan een degelijke infrastructuur. De lokale bevolking werd verplicht om mee te
helpen bij het aanleggen van de vliegpleinen.
Emiel Nuytiens : dat vliegveld (noot : in Hombeek) lag tegen de Kattestraat en liep verder tot tegen de steenweg en tot
aan den Dries. Wij moesten onze eigen schop meebrengen. De paarden waren van de
boeren. Het veld was al opgezaaid. Dat werd allemaal vernietigd; Er mocht geen
beekje in zijn. Het moest zeer gelijk geweld worden. Dat deden we met paard en
wel. De 42 vliegers zijn er geland toen we daar nog aan het werk waren.
Het eten was alleen het rantsoen van thuis. De
Duitsers betaalden ons wel uit maar het geld moesten we in Leest gaan halen. In
Leest waren er 6 vliegers gestationeerd, maar dat was maar een klein vliegveld.
In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun gereedschap
was daar.In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun
gereedschap was daar.
1918 In de kerk werd in november 1918 een
strafcompagnie Duitsche soldaten
ingekwartierd en het zwarte kerkgewaad werd alsdan weggenomen.
(GA-8/1/1920)
1918 Op 2 november
overleed te Leest de Fransche
verdrevene Sophie Sarrazin,
echtgenote Clovis.
1918 Bij den aftocht der Duitschers, in 1918,
hadden de inwoners veel te verduren
van
die soldaten. Op vele plaatsen namen zij al wat dienstig was aan veevoeder,
en
verstrooiden geheel nutteloos, groote hoeveelheden stroo, hooi, zelfs stool men
zwijnen in bijzijn der eigenaars, dewelke men bij het minste verzet,
dreigde neer
te
schieten.
Vele
soldaten waren bedronken...
(GA-8/1/1920)
1918 Op 5, 6, 7, 8
en 9 november hebben verscheidene
Leestenaars reizen gedaan
voor
het Duitsche leger, met paard en kar, voor vervoer van Leest naar Mechelen
en
van Mechelen naar Diest. (GA)
1918 10 november :
Op het Middenveld stonden ongeveer een vijftigtal lichte
Twee vluchtelingen uit Moorslede : Clement Masschelein en zijn dochter Valerie. De foto is genomen te Leest door een Duits soldaat. (foto : Paul Snoeck)
1917 – Op 5 augustus kwamen er te Leest 79 vluchtelingen toe. Bijna allemaal waren ze afkomstig uit Moorslede West-Vlaanderen. Ze werden geplaatst bij inwoners der gemeente.
West-Vlaming Paul Snoeck werkt aan een verhandeling over de vluchtelingen uit Moorslede en bezorgde me, naast de afgedrukte foto van de familie Masschelein-Van Biervliet, in 2014 een (voorlopig nog onvolledige) lijst met namen :
1.Mylle Gaston uit Moorslede, verbleef bij weduwe Spruyt in de Winkelstraat.
2.Rosseel Elodie uit Dadizele, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
3.Sioen Leon uit Moorslede, verbleef in de Tiendeschuurstraat.
4.Van Neste Cyriel uit Meerslede, verbleef in de Winkelstraat nr. 7.
5.Messiaan Flavia, echtgenote van Van Neste Cyriel.
6. Van Neste, dochter van nr 4 en 5.
7.Van Petegem, dochter van…
8.Masschelein Clement uit Moorslede Koekuit.
9.Van Biervliet Eulalie uit Moorslede Koekuit, echtgenote nr. 8.
10.Masschelein Augusta idem, dochter 8 en 9.
11.Masschelein Martha, idem.
12.Masschelein Germaine, idem.
13.Masschelein Valerie, idem.
14.Masschelein Lucien, idem, zoon van 8 en 9.
15.Julia Sioen, gedoopt in Leest 27 oktober 1917.
16. Helena Sioen, moeder (ongehuwd ?) van Julia.
17.Leona Loyson, was getuige bij doop nr. 15.
18.Jules Sioen, was getuige bij doop nr. 15.
19.Renaat Vanwildermeersch, huwde met nr. 20 (woonde in Heffen).
20.Flavia Sioen, huwde met nr. 19.
21. Bruno Sioen, vader van Flavia nr. 20.
22.Fharilde Sioen, moeder van Flavia nr. 20.
23.Philippe Vanwildermeersch, vader van Renaat nr. 19.
24.Mathilde Depoorter, moeder van Renaat nr. 19.
25.Cyrillus Bonduele, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
26.Guilliam Sioen, getuige op huwelijk nr 20 en 19.
27. Augusta Vanneste, 1918 communie in Leest.
28.Palmyra Van Peteghem, idem
29. Blanche Christiaens, idem.
30.Melanie Van Dam, 1919.
31. Leona Sioen, getuige doopsel Helena Sioen.
32.Julius Loyson, idem.
33.Germaine Loyson, communie in Leest 1918.
34. Martha Loyson, idem.
35. Martha Sioen, idem.
36.Adriana Van Neste, idem.
37. Maria Van Neste, idem.
38.Alegdis Van Peteghem, idem.
39. Maria Van Peteghem, idem.
40.Palmira Van Peteghem, idem.
41.Georges Christiaens, idem.
42.Walter Christiaens, idem.
43.Marcel Loyson, idem.
44.Jules Sioen, idem.
--Lucien Masschelein, idem reeds vermeld bij fam. Masschelein.
1918 Op 31 januari
ontvingen Victor De Laet (zie foto), Mevrouw Frans De Prins en Joseph
Verlinden uit de Kouter volgend
schrijven :
Op
bevel der Duitsche overheid zijt gij aanzocht en verplicht op den 2 februari
1918
om 2 ure namiddags (Duitsche tijd) uw ruinpaard aan te bieden te
Antwerpen, kaai 28, in de nabijheid der noordstatie.
Het
paard moet voorzien zijn van eene halster met goede koord en moet zijnen
numero aan den kop hebben op zichtbare plaats.
1918 9 februari :
In de gemeente werden geschilderde borden uitgehangen waarop de
verblijfplaats van de Duitse wacht
was aangewezen.
Dit gebeurde in het Dorp, het gehucht
de Knip, de Winkelstraat, aan de
Kauterweg en in de Kapellebaan.
1918 18 februari :
Remi Karel Lodewijk Kets, geboren te Calcken (Oost-Vl.) op 12 juni
1888, werd benoemd tot tijdelijk
onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool.
Hij verving Jan Constant Moons die
door ziekte onbeschikbaar geworden was.
Remi Kets ontving 1.200 fr per jaar
plus 150 fr vestingsvergoeding.
(GR-11/4/1918)
1918 19 februari :
Het aantal bewoners der gemeente beliep 1682.
Het getal vluchtelingen 60.
1918 20 februari :
Een vermoedelijk geval van schurft deed zich voor bij het paard van
Pieter Jan Diddens uit de
Blaasveldstraat.
1918 21 februari :
De volgende personen kregen van de Duitsers het bevel om hun
merriepaard op 27/2 e.k. naar
Antwerpen over te brengen :
-de kinderen Buelens,
Tiendeschuurstraat.
-Polycarpus Verhoeven, Kapellebaan.
-Karel Verbeeck, Tisseltbaan.
1918 12 maart :
Polycarp Verhoeven en Pieter Jan Diddens kregen bevel om op 25
maart, om 10 u, hunne van schurft
verdachte paarden aan te bieden ter keuring
te Lier, op de Grote Markt.
1918 14 maart :
Elodie Rosseel, geboren te Dadizeele op 26/2/1892 en vluchtelinge uit
Moorslede, werd naar het Gasthuis
overgebracht met typhuskoorts.
Ze was geplaatst in de
Tiendeschuurstraat.
De gemeente Leest droeg de kosten
van de verpleging.
1918 Op 19 maart
deed landbouwer Karel Lodewijk Van Aken uit de Kleinheidestraat
een aanvraag om 105 kg zaaihaver te
bekomen, dit omdat hij 150 kg haver had
moeten inleveren.
1918 Op 25 maart
verliet Leon Sioen, een vluchteling uit Moorslede, de gemeente om
vrijwillig in Duitsland te gaan
werken.
Sioen verbleef in de
Tiendeschuurstraat.
1918 11 april : De
dokters De Becker uit Tisselt en Van Assche uit Hombeek ontvingen
volgend schrijven :
Op
bevel der Duitsche Overheid doen ik u kennen dat alle gevallen van
aanstekende ziekten door de geneesheren onmiddellijk aan de Duitsche
Overheid
moeten gemeld worden met de Meldekaarten.
De
Meldekaarten zijn verkrijgbaar bij den garnizoenarts te Mechelen.
Was ondertekend : de burgemeester
van Leest.
1918 Op 2 mei
kreeg pastoor Beuckelaers via het gemeentebestuur volgende brief
besteld :
Keizerl.GerechtMechelen
26-4-1918
des Kreises
Mechelen
Dagboek nr. 960 III
Aan het
gemeentebestuur Leest
t.h. van den heer
Burgemeester
Ik
heb rede erop te verwijzen, dat over t uitgaan van Precessien eene aanmelding
derzelve niet voldoende is, maar dat daarvoor mijne toelating noodig is,
dat de
dees
betrekkelijke aanvragen ten laatste 5 dagen voor t plaats grijpen der
Precessien bij mij moeten ingekomen zijn.
De burgemeesters
moeten de Geestelijken hunner gemeente van dees schrijven in
kennis stellen.
Ingeval hier nog brieven inkomen, dewelke aan deze bepalingen niet
voldoen, zoo
zalik mijne toelating voor t
uitgaan der Processien niet meer verleenen.
Handtekening is onleesbaar.
1918 6 mei :
Melkhandelaar Lodewijk Frans Polfliet uit de Tisseltbaan werd
geverbaliseerd door de
politiekommissaris van Koekelbergh omwille van de
verkoop van vervalste melk. Er was
water bijgevoegd. (PV)
Lodewijk Frans Polfliet :
(19/12/19)
...Ik
heb mijne melk dien dag te huis nagezien voor mijn vertrek en al de
kruiken hadden voldoende gehalte. Ik moet mijne kruiken op den trein in
den
bagagewagen plaatsen en kan dus niet weten of er soms, bij het vervoer,
in
mijne afwezigheid, geene mengeling gedaan is.
Zijn kleinzoon Jan Van Rompaey wist te vertellen dat de PV van zijn grootvader zonder gevolg werd gelaten omdat hij de Duitse kommandant een haasje kado had gedaan...
1918 ...In den nacht van 18 op 19 mei, zijn op
het land van vrouwe Frans Lauwers,
Bist
te Leest, uit de putten gestolen, de plantaardappelen op eene oppervlakte van
8
aren 40 centiaren, ter plaatse Boschveld.
1918 Op 27 mei
kreeg weduwe Bonifacius Lauwers verbod van de Duitsers om
peulvruchten (erwten, bonen,
paardenbonen) te malen.
Indien zij daarmee betrapt zou
worden, zou haar molen onherroepelijk worden
gesloten.
1918 4 juni :
Teneinde het stelen en beschadigen bij nacht van aardappelen en andere
beplantingen te beletten werd een
wacht in het leven geroepen.
41 dorpelingen gaven zich op om
deze nachtwacht te verzekeren.
1918 4 juni : Uit
een brief van de burgemeester tot de kontroleur der rechtstreekse
belastingen :
...bij
deze doen ik u kennen dat er tijdens den oorlogsduur geene feesten van
kermissen noch jaarmarkten in de gemeente gehouden geweest zijn.
1918 7 juni : Op
een verkoopdag te Heffen werden drie Leestenaars betrapt bij het
opbieden en kopen van hooi zonder machtiging.
Jaak Troch, Lodewijk Frans Polfliet
en Joannes Siebens.
De gezamelijke aankoop werd op
bevel van de Duitsers in beslag genomen.
1918 13 juni : Bij
Henri Van Eecke uit het Dorp werd het tabaksnijmachien
verzegeld door de burgemeester, dit
op bevel van de Duitsers.
1918 19 juni :
Verdachte gevallen van schurft bij de paarden van Jan Fierens uit de
Bist en weduwe Apers uit de Hertstraat.
1918 21 juni :
Overlijden van Jan Constant Moons, de hoofdonderwijzer van de
gemeentelijke jongensschool.
Jan Moons was te Leest geboren op
19 november 1878.
1918 ...In den nacht van 24 op 25 juni zijn er
ter plaatse Kauter, nabij de Winkelstraat
op
het land van Jan Lauwens, aardappelen uitgesteken door 2 dieven, die verrast
werden door de patrouillerende nachtwacht en de gestelen aardappelen, 35
kg,
moesten achterlaten.
Een der dieven is herkend, het betreft de
vluchteling Cyriel Van Neste, alhier
verblijvende met zijn gezin, Winkelstraat nr. 7.
Burgemeester Bernaerts verzocht de Ortskommandant te
Mechelen om dergelijke
diefstallen te bestraffen, daar hij
zelf niet bij machte was om dit te doen en het
Belgische gerecht onwerkzaam was.
1918 1 juli :
...De
hengsten in de gemeente bestaande, zijn besneden op bevel der Duitse
overheid, behalve het hengstje (pony) van vrouwe August De Prins uit de
Alemstraat.
1918 4 juli :
...De
genaamden Coppens Pieter uit Vilvoorde werd heden op heterdaad betrapt
bij
het stelen van aardappelen.
1918 6 juli :Vraag van de burgemeester aan de Duitsers om
levering van 1.000 kg
carbuur, voor de verlichting van de gemeente, waaronder huizen, gemeentehuis,
1917 – 12 mei : Louisa (Wiske) Van Hoof-Huys landbouwster en waardin van “In de Groene Linde”op het Leestse dorpsplein diende bij burgemeesterBernaerts volgende klacht in :
“...Op 11 mei 1917, omtrentrent 10 uren voormiddag ging mijn zoon Jozef Van Hoof, landbouwer, naar ons land, en in den Kauter heeft zekeren Edward Coeckelbergh, landbouwer te Leest Dorp, die in den Kauter aan het werk was, zijn zoon toegeroepen, wacht ik moet u spreken. Bij mijn zoon gekomen wilde Coeckelbergh hem doen bekennen dat hij den dader was van de teekeningen en smaad die op de poort van Coeckebergh geschreven stonden.Mijn zoon loochende, en Coeckelbergh heeft verwondingen toegebracht aan mijn zoon zijne hand en aan zijn oor, met een aspergiemes.In de nabijheid waren Frans Boonen, August Spruyt, Jozef Verlinden en Isidoor Vloebergh, allen landbouwers te Leest.”
Burgemeester Bernaerts stuurde de klacht naar de procureur des konings te Mechelen. De afloop is ons onbekend.
1917 – “...in den nacht van 16 op 17 mei is uit het kot van Constant De Wit, landbouwer Winkelstraat, een zwijn van 6 maanden oud, wegende omtrent 60 kilos, gestolen.Uit het vooronderzoek bleek dat het kot bij middel van valsche sleutel moet geopend zijn.
Het dier is op omtrent 600 meters afstand van de woning, in het veld, ingevolge de bevonden overblijfsels, geslacht geworden. Alle gedane zoekingen hebben geenen uitslag van ontdekking gegeven.” (Proces-Verbaal van veldwachter Van Hoof)
1917 – “In den nacht van 17 op 18 mei was pachter Ferdinand Van der Hasselt uit de Kapellebaan het slachtoffer, althans zijn stierke van omtrent 7-1/2 maanden oud, werd hem ontstolen.” (Proces-Verbaal veldwachter Van Hoof)
1917 – 18 mei : “...de tarwe, circa 40 aren, van landbouwer Karel Verbeeck uit de Tisseltbaan, is bevroren en zal geene opbrengst geven.
Karel Verbeeck vraagt toelating om die 40 a te mogen beplanten met raapkool.” (Brief gemeente)
1917 – 26 mei : De schoolhoofden Moons en Hellemans ontvingen volgend schrijven :
“...Ingevolge bevel der Duitsche Overheid moeten alle plakschriften door deze Overheid uitgegeven, gedurende 3 maanden aangeplakt blijven.Ik verzoek u dus, van aan de leerlingen uwer school te willen mededeelen, dat
alle beschadigingen van plakschriften streng zullen gestraft worden.”
1917 – Op 31 mei vroeg de burgemeester aan de Zivil Kommissaris om levering van :
“ 1750 kg carbure voor de verlichting van woningen en 250 kg carbure voor de verlichting van werkhuizen van schrijnwerkers, klompenmakers, smederijen en handelshuizen, en voor de verlichtingen van rijtuigen van melkhandelaars en andere vervoerders.
Voor de verlichting van openbare gebouwen zoals burelen van het gemeentehuis,kabinet des burgemeesters, kerkgebouwen en scholen : 125 kg carbure...”
1917 – Juni 1917 : Een Duits bevel over “Wol, matrassen en kussens”, luidde :“...Gij zijt hierbij uitgenodigd de voorwerpen die gij in bezit of in bewaring hebt en die, krachtens de verordening van 23 mei 1917, van den Generaal-Gouverneur en krachtens mijn uitvoeringsbekendmaking van 22 juli 1917 moesten afgeleverd worden, tegen gereed geld al de tot vulsel van matrassen en kussens gebezigde wol, hetzij zuiver of met andere bestanddelen, bv.paardshaar, zeegras vermengd, af te leveren...Wordt aan deze uitnodiging geen gevolg gegeven, dan zullen de af te leveren wol, matrassen en kussens door dwang afgehaald en de in gebreke zijnde personen gestraft worden.Tot huiszoekingen zal worden overgegaan.”
De Generaal-Gouverneur van België, Dr von Kohler. (MK)
Te Leest verschenen in juni 1917 plakschriften om opgave te doen van het aantal matrassen.
Burgemeester Bernaerts was de enige die hier op inging. Hij gaf zeven matrassen aan -in wol met paardhaar gemengd.
1917 11 januari : Jan Constant Moons werd door de voltallige raad benoemd
tot
hoofdonderwijzer in
vervanging van Jan Dumont.
Daarvoor ontving hij
2.100 fr jaarwedde, het genot van een woonst met hof en een
bestuursvergoeding van
100 fr. (GA)
Jan Constant Moons waste Leest geboren op 19 november 1878 en
getrouwd
met de zuster van Constant Buelens.
Hij woonde in de Koestraat. Amper
gehuwd in 1913, overleden beide echtgenoten
korte tijd na mekaar in 1918.
1917 16 januari : ...bij de weduwe
Vloeberghen, Koeistraat Leest, is heden het
volgende in beslag genomen en
nedergelegd ten gemeentehuize door de Duitsche
soldaten : 750 kg aardappelen, 450
kg rogge, 75 kg haver en 35 kg meel. (GA)
1917 20 januari : De weduwe Spruyt uit de Winkelstraat weigerde 1.450 kg
aardappelen, bij haar
aangeslagen door Duitsche soldaten Controleurs, af te
leveren in het
gemeentehuis.
Als reden gaf zij op dat
zij eerst mijnheer de Zivil-Kommissaris wou spreken.
(GA)
1917 25 januari : Bij Karel Lodewijk Van Aken in de Kleinheidestraat werd
850 kg
haver in beslag genomen.
(GA)
1917 25 januari : Met negen stemmen op negen werd Victor Jozef Selleslagh
verkozen
tot hulponderwijzer.
Zijn jaarwedde : 1.200 fr
plus 150 fr verblijfsvergoeding.
Victor Selleslagh was
tijdelijk dienstdoende onderwijzer te Tisselt. (GA)
Stan Gobien, zelf hoofdonderwijzer en inspecteur in 1996 in een brochure
Reünie van de Leestse vijftigjarigen over meester Selleslagh :
...Meester Selleslagh was ook een speciale figuur.
Hij was een rasechte optimist en een filosoof en daarbij een grappenmaker als
geen ander.
Tijdens de
catechismuslessen kon hij uitspraken doen die geen ander kon nadoen.
Wanneer iemand zijn
catechismusles niet had geleerd en toch probeerde een en ander van het antwoord
te geven, kon dat natuurlijk niet letterlijk zoals hetin het boekje stond. Was meester Selleslagh
in een serieuze bui dan zei hij : half en half, maar toch niet heel. Was de
meester in een filosofische bui dan werd het een of andere spreuk die voor ons
erg aangebrand leek. De hele klas riep dan : Heu !!! Nog geen drie seconden
later vloog dan de deur open stond meester De Leers daar en hij riep dan : Wat
is dat hier nu weer !!! of Is t hier weer kermis ???
Meester Selleslagh trok
zich daar niets van aan en koos toen meester De Leers weg was een nieuw
slachtoffer waarvan hij met zekerheid wist dat die ook zijn catechismusles niet
kende. Toen die zijn tekst wat had gebrabbeld en toen het inderdaad kant noch
wal raakte, toverde hij een van zijn andere geijkte spreuken uit zijn mond. De
hele klas brulde dan nog luider dan voorheen : Heu!!! Heu !!! Meester De
Leers kwam toen niet meer opdagen. Dat wist de meester en dat wisten wij ook !
Er werd destijds nogal
wat kattekwaad in de klas uitgestoken. Meester Selleslagh vloog dan naar de
boosdoener. Deze zag de wervelwind naderen en sprong de bank uit en rende
tussen de banken door de klas. De meester zette natuurlijk de achtervolging in.
De andere leerlingen supporterden en joelden en de meester probeerde de belhamel
uit te schakelen door hem bij de kraag te pakken en een pak voor zijn broek te
geven. Sommige leerlingen waren hem echter te vlug af en toen hij moe werd van
de achtervolging probeerde hij een andere tactiek : hij zou het opgejaagd wild
uitschakelen door een rake trap. Velen ons ons hebben op deze manier een trap
onder hun achterste gekregen.
Daarna vlogen de
stouteriken in de hoek tot aan de speeltijd.
Wij zullen echter nooit te weten komen of meester Selleslagh het echt meende of
toneel speelde. Vermoedelijk beschouwde hij het als een toneelspel.
De lei en de griffel
bleven nog bestaan, maar in het derde en vierde leerjaar hadden we ook al een
kladboek om er onze oefeningen in te schrijven. We schreven nog steeds met een
ballonpen, waarmee we hadden leren schrijven aan het einde van het eerste
leerjaar.
Ballonpennen moeten er
destijds door het Leestse gemeentebestuur met duizenden gekocht zijn en meester
De Leers moet hectoliters schoolinkt hebben gemaakt...
9. Geerts Corneel Frans, dagloner te Leest, alsmede landbouwer te Tisselt,
Moer.
10. Alewaters Karel Lodewijk, landbouwer Tisseltbaan.
11. Teughels Jaak, werkman, Dorp.
12. Geerts Antoon, arsenaalwerkman, Molenstraat.
13. Potoms Lodewijk, verhuisde naar Blaasveld.
B.
Boonen Frans en Jacobs
Frans Jan Baptist, landbouwers te Leest Kouter, zijn aangehouden geweest als
spioenen voor het Engelsch leger, en opgesloten in t gevang te Antwerpen.
De eerstvermelde is na
eenige weken gevang, tengevolge van ziekte vrijgelaten, de tweede gemelde
Jacobs, werd eenige dagen voor de wapenstilstand tot de doodstraf veroordeeld,
maar zijn vonnis is niet uitgevoerd.
(GA-5/10/1920)
Joseph Rottiers, nr. 3
op bovenstaande lijst, was geboren te Opdorp op 16 mei 1887.µ
Hij was spoorbaanwerker
bij de staatsspoorwegen en werd door de Duitse bezetter weggevoerd naar het
kamp van Soltan, alwaar hij drie maanden verbleef zonder te willen werken.
Daarna werd hij overgevoerd naar Elsederutten alwaar hij onder bedreiging van
slagen en verhongering gedwongen werd te werken in de steengroeven en
ijzerertsmijnen tot 8 juli 1917, dit zonder loon.
Joseph Rottierswerd weggevoerd omdat hij weigerde voor de
Duitsers aan de spoorbaan te werken.
Te uitgeput om nog te
kunnen werken, werd hij teruggestuurd naar België.
(GA-13/2/1923)
Willem Lodewijk Leemans, nr. 4 op de lijst, werd geboren te Leest op
26/10/1890 als zoon van Antoon en van Maria Clotildis Van den Branden.
Hij zou weerkomen op 8 juli 1917.
(GA-13/12/1922)
Voor Antoon Geerts, nr. 12 op de lijst, schreef burgemeester Bernaerts op 6
maart 1917, volgende brief naar de heer Voorzitter van het Meldeambt te
Mechelen :
...Antoon M. Geerts,
werkman en wonende Molenstraat nr.8, is op 4 januari 1917 overgevoerd geworden
naar het kamp van Soltan (Duitsland).
Hij is gehuwd met Van
Kerckhoven Joanna Octavia, oud 36 jaren, en was, bij zijne wegvoering, vader
van 4 kinderen, die geboren zijn in 1905, 1907, 1912, en 1913.
Zijne vrouw is op 5 maart
1917 bevallen van een vijfde kind, hetwelk den last van dit gezin nog vergroot
en de hulp des vaders in dezen ogenblik vraagt.
Deze weggevoerde is
altijd van goed gedrag geweest, goed huisvader, spaar- en werkzaam, en zijne
terugzending wordt door zijn gezin en familieleden zeer betracht.
Van eene
landbouwersfamilie voortspruitende heeft hij altijd zijne bezigheid in de
landbouwerij gevonden sedert den duur van den oorlog.
In de hoop, Mijnheer, dat
deze vraag gunstig onthaal verwerve, bied ik u mijne groeten aan...
Julien Geerts, nr. 8 op de lijst, vertelde later zelf :
Ik vertrok op 4 januari
1917 vanop Nekkerspoel en kwam als laatste van allen terug op 15 juli 1917, na
6 maanden en 11 dagen.
Wie zes maanden had
gedaan in Duitsland kreeg na de oorlog een decoratie, ik was er nog juist bij.
We verbleven in het kamp
te Soltan. Daar waren de Leestenaars samen, maar om te werken moesten we uit
elkaar.
Eerst werd ik
tewerkgesteld in een steengroeve bij Melsdorf boven Kiel.
We moesten er kiezel
uithalen. Nadien heb ik in een melkerij gewerkt te Mecklenburg en op het
laatste zat ik in een houtfabriek te Luneburg waar ze triplex maakten.
Het eten dat we kregen
was niet fameus : van die groene kraag, beten gelijk we zeggen, gemengd met
mosselen of vis ; daar is geen enkele koe die dat gewild zou hebben. Ze gaven
ons ook Choukroute, witte kolen uit vaten.
We kregen ook pap van
zogezegde gebarsten tarwe, geen enkele maag wou dat verteren : dat kwam er
uit gelijk het er in ging !.
(LG, blz.264,265)
Jan August Maes, tijdens de oorlog in Hombeek wonend, was te Heffen geboren
op 18 april 1885. Later kwam hij naar Leest wonen in de Tiendeschuurstraat.
Hij was gehuwd met Maria Jozefina Leemans.
Omdat hij rijwielmaker was, een beroep dat toen onmogelijk uit te voeren
was, en bijgevolg werkloos, werd hij op 4 januari naar Soltan gevoerd.
Na drie maanden verplaatste men hem naar Elsederutten tot 26 juli 1917, de
dag zijner terugzending naar zijn vaderland.
(GA-6/2/1923)
1917 Op 8 januari richtte de burgemeester een nieuw verzoek tot de Zivil
Kommissaris
omtrent de herstelling
van de Zennebrug.
...de tijdelijke brug, door de gemeente aangesteld tot doorgang van
voetgangers
op de vernietigde brug, komt in
zeer slechten toestand en loopt dagelijks
onder water, het hout verrot,
zodanig dat er ongelukken kunnen uit voortspruiten.
Kan de nieuwe brug niet kortelings
geplaatst worden om de verantwoordelijkheid
der gemeente te dekken bij
ongevallen...
Dat jaar zou de nieuwe
brug er komen. Ze werd gelegd door de Duitsers, de oude