xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
1917 Dat jaar was de winter zeer streng. De aardappelen bevroren in de
kelders en men
moest rapen eten om de
honger te stillen. In deze winter werd men ook
geconfronteerd met de zogenaamde Spaanse griep die veel
slachtoffers maakte,
ook in Hombeek. (KH)
1917 4 januari : Dertien personen uit de gemeente werden weggevoerd naar
Duitsland.
Het grootste deel zou
echter reeds in februari worden weergezonden.
In het gemeentearchief
vonden we daarover volgende gegevens :
Lijst
der weggevoerden Opgeeisten van Leest gedurende de bezetting.
A. Weggevoerden naar Duitsland.
1. Spruyt August, arsenaalwerkman, Tisseltbaan.
2. Van der Taelen Piet Frans, arsenaalwerkman, Dorp.
3. Rottiers Joseph, arsenaalwerkman, Tiendeschuurstraat.
4. Leemans Willem Lodewijk, staatswerkman, Tiendeschuurstraat.
5. Fierens Emiel, arsenaalwerkman,
Tiendeschuurstraat.
6. Lauwens Antoon Jozef, landbouwer Kapellebaan.
7. Van Muylder Victor, staatswerkman, Kapellebaan.
8. Geerts Alfons Juliaan, landbouwer, Blaasveldstraat.
9. Geerts Corneel Frans, dagloner te Leest, alsmede landbouwer te Tisselt,
Moer.
10. Alewaters Karel Lodewijk, landbouwer Tisseltbaan.
11. Teughels Jaak, werkman, Dorp.
12. Geerts Antoon, arsenaalwerkman, Molenstraat.
13. Potoms Lodewijk, verhuisde naar Blaasveld.
B.
Boonen Frans en Jacobs
Frans Jan Baptist, landbouwers te Leest Kouter, zijn aangehouden geweest als
spioenen voor het Engelsch leger, en opgesloten in t gevang te Antwerpen.
De eerstvermelde is na
eenige weken gevang, tengevolge van ziekte vrijgelaten, de tweede gemelde
Jacobs, werd eenige dagen voor de wapenstilstand tot de doodstraf veroordeeld,
maar zijn vonnis is niet uitgevoerd.
(GA-5/10/1920)
Joseph Rottiers, nr. 3
op bovenstaande lijst, was geboren te Opdorp op 16 mei 1887.µ
Hij was spoorbaanwerker
bij de staatsspoorwegen en werd door de Duitse bezetter weggevoerd naar het
kamp van Soltan, alwaar hij drie maanden verbleef zonder te willen werken.
Daarna werd hij overgevoerd naar Elsederutten alwaar hij onder bedreiging van
slagen en verhongering gedwongen werd te werken in de steengroeven en
ijzerertsmijnen tot 8 juli 1917, dit zonder loon.
Joseph Rottiers werd weggevoerd omdat hij weigerde voor de
Duitsers aan de spoorbaan te werken.
Te uitgeput om nog te
kunnen werken, werd hij teruggestuurd naar België.
(GA-13/2/1923)
Willem Lodewijk Leemans, nr. 4 op de lijst, werd geboren te Leest op
26/10/1890 als zoon van Antoon en van Maria Clotildis Van den Branden.
Hij zou weerkomen op 8 juli 1917.
(GA-13/12/1922)
Voor Antoon Geerts, nr. 12 op de lijst, schreef burgemeester Bernaerts op 6
maart 1917, volgende brief naar de heer Voorzitter van het Meldeambt te
Mechelen :
...Antoon M. Geerts,
werkman en wonende Molenstraat nr.8, is op 4 januari 1917 overgevoerd geworden
naar het kamp van Soltan (Duitsland).
Hij is gehuwd met Van
Kerckhoven Joanna Octavia, oud 36 jaren, en was, bij zijne wegvoering, vader
van 4 kinderen, die geboren zijn in 1905, 1907, 1912, en 1913.
Zijne vrouw is op 5 maart
1917 bevallen van een vijfde kind, hetwelk den last van dit gezin nog vergroot
en de hulp des vaders in dezen ogenblik vraagt.
Deze weggevoerde is
altijd van goed gedrag geweest, goed huisvader, spaar- en werkzaam, en zijne
terugzending wordt door zijn gezin en familieleden zeer betracht.
Van eene
landbouwersfamilie voortspruitende heeft hij altijd zijne bezigheid in de
landbouwerij gevonden sedert den duur van den oorlog.
In de hoop, Mijnheer, dat
deze vraag gunstig onthaal verwerve, bied ik u mijne groeten aan...
Julien Geerts, nr. 8 op de lijst, vertelde later zelf :
Ik vertrok op 4 januari
1917 vanop Nekkerspoel en kwam als laatste van allen terug op 15 juli 1917, na
6 maanden en 11 dagen.
Wie zes maanden had
gedaan in Duitsland kreeg na de oorlog een decoratie, ik was er nog juist bij.
We verbleven in het kamp
te Soltan. Daar waren de Leestenaars samen, maar om te werken moesten we uit
elkaar.
Eerst werd ik
tewerkgesteld in een steengroeve bij Melsdorf boven Kiel.
We moesten er kiezel
uithalen. Nadien heb ik in een melkerij gewerkt te Mecklenburg en op het
laatste zat ik in een houtfabriek te Luneburg waar ze triplex maakten.
Het eten dat we kregen
was niet fameus : van die groene kraag, beten gelijk we zeggen, gemengd met
mosselen of vis ; daar is geen enkele koe die dat gewild zou hebben. Ze gaven
ons ook Choukroute, witte kolen uit vaten.
We kregen ook pap van
zogezegde gebarsten tarwe, geen enkele maag wou dat verteren : dat kwam er
uit gelijk het er in ging !.
(LG, blz.264,265)
Jan August Maes, tijdens de oorlog in Hombeek wonend, was te Heffen geboren
op 18 april 1885. Later kwam hij naar Leest wonen in de Tiendeschuurstraat.
Hij was gehuwd met Maria Jozefina Leemans.
Omdat hij rijwielmaker was, een beroep dat toen onmogelijk uit te voeren
was, en bijgevolg werkloos, werd hij op 4 januari naar Soltan gevoerd.
Na drie maanden verplaatste men hem naar Elsederutten tot 26 juli 1917, de
dag zijner terugzending naar zijn vaderland.
(GA-6/2/1923)
1917 Op 8 januari richtte de burgemeester een nieuw verzoek tot de Zivil
Kommissaris
omtrent de herstelling
van de Zennebrug.
...de tijdelijke brug, door de gemeente aangesteld tot doorgang van
voetgangers
op de vernietigde brug, komt in
zeer slechten toestand en loopt dagelijks
onder water, het hout verrot,
zodanig dat er ongelukken kunnen uit voortspruiten.
Kan de nieuwe brug niet kortelings
geplaatst worden om de verantwoordelijkheid
der gemeente te dekken bij
ongevallen...
Dat jaar zou de nieuwe
brug er komen. Ze werd gelegd door de Duitsers, de oude
werd ontmanteld.
|