In 1976 nam
hetzelfde maandblad hem een intervieuw af :
Hoe bent u hier in Leest verzeild geraakt?
In 1923 las ik in een dagblad dat er in Leest een
plaats als onderwijzer open was. Ik had pas mn legerdienst achter de rug. Mijn
familie was van rond Tienen, echte Hagelanders, die met hun bieten in
Grazen,Rummen, Kortenaken en Orsmaal bekend stonden.
Een verre verwant, een zekere Dumont, was hier te
Leest wel bekend. Door zijn toedoen kwam die plaats hier aan mij.
Enkele belevenissen ?!
Bijna 42 jaar, tot in 1964 heb ik de Leestse jeugd
onderhanden gehad.
De belevenissen zijn niet in een handomdraai te
vertellen.
Ik hou veel van de kinderen die bij mij hebben gezeten ook al kennen sommigen
me niet meer. De oud-leerlingen die het het verst hebben gebracht zijn
natuurlijk het meest dankbaar.
Hoe was de school ?
Mn collegas en ik hadden elk een graadklas.
Leerlingen hadden we genoeg. De Leers was
hoofdonderwijzer. Daar hebben we ambras meegehad ! Hij woonde in het schoolhuis
en had zn tuintje waar de leerlingen bonen mochten planten enz.
In die tijd werden de klassen verwarmd met
kolenkachels. Het kolenkot deed evenveel dienst als kippenhok. Je begrijpt wat
een soep dat was.
Selleslagh, mijn collega dat was een man, daar had je iets aan. Spijtig, maar
hij is te jong gestorven.
Welke vakken gaf u het liefst ?
Ik gaf alles graag. Over mijn werk zou ik wel heel
veel kunnen vertellen.
Wanneer begon je met schilderen ?
Reeds in de normaalschool kreeg ik een pluim voor mijn
verfijnd werk.
Je moet er u op toeleggen hoor ik mijn tekenleraar
nog zeggen.
Ik volgde dan avondlessen in Mechelen. Mijn leraar was
Gustaaf Van de Woestijne ;
hier hangt nog een copie van zijn werk het
Boerinneke.
Ik leerde naar levend model schilderen maar er kwam in
mijn onderwijzersloopbaan niet veel van schilderen.
Het was goed voor later, wanneer ik op pensioen was.
En nu is het zover.
Ik hou van portretten te schilderen maar de laatste tijd hou ik meer van
landschappen.
Ik ben nu een landschap aan het schilderen met een
ouderlijk huis voor mensen uit
Zemst. Het zal mooi worden !
Stan Gobien in 1996
n.a.v. Reünie van de Leestse Vijftigjarigen in de speciale brochure:
...De jongens kwamen bij meesters Meyers te zitten.
Ik herinner mij nog dat hij van bij het begin van het schooljaar controleerde
wie zijn tafels van vermenigvuldiging kende en dat hij naging wie na de
vacantie nog kon lezen. Wie onvoldoende haalde, mocht na de school overblijven
en er waren er veel die hier of daar wat vergeten waren...
Meester Meyers was een rustig iemand. Hij gaf ons op
een degelijke manier taal- en rekenlessen, maar ook landbouw stond op het
programma.
Het eerste lesuur van de maandagnamiddag was er
geschiedenis en meester Meyers kon prachtige historische verhalen vertellen.
Tijdens die les was iedereen een en al aandacht.
Voor degenen die wat langer van gestalte waren dan de
anderen, zorgde hij voor een speciale bank uit het zevende en achtste
studiejaar.
Toen wij de klas binnenkwamen ging meester Meyers
regelrecht naar de kachel en stond daar het laatste van zijn sigaret op te
roken tot er bijna niets meer van overbleef.
Of hij zijn vingeren verbrandde of niet, het peukje
verdween tenslotte langs het gaatje van het deksel in de kachel.
Meester Meyers tekende en schilderde graag. Wie straf
kreeg moest als model gaan staan en hij werd geportretteerd door de meester.
Wie echt stout was, kreeg een lichaamsstraf.
Hij moest dan haartje pluk ondergaan. Maar alles bij
elkaar was dat nog niet zon erge zaak...
Na zijn overlijden
publiceerde De Band in september 1981 een In Memoriam :
Hij was soms streng in de klas, omdat hij van de
kinderen hield. Hij wilde immers dat ze konden en wisten wat nodig was voor t
later leven.
Hoeveel keer bleef hij niet na de uren in de klas om
een paar leerlingen bij te werken ?
Meester Meyers was lid van VOETSPOOR, de kunstkring
van Leest.
Langs de jaarlijkse tentoonstellingen leerden we het
werk van de meester kennen.
Landschapjes en portretten waren zijn geliefkoosde
onderwerpen.
Hij bracht ons fijn en verzorgd werk, ongecompliceerd,
steeds even sfeervol en eenvoudig.
Reeds in Mechelen, waar hij destijds avondlessen
volgde bij Gustaaf Van de Woestijne, was hij bekend om zijn fijn werk.
Zijn schilderijen waren zijn geesteskinderen en hij
kon er moeilijk afscheid van nemen.
Na een tentoonstelling was hij past gerust wanneer hij
zijn werkjes weer veilig en wel bij zich thuis had.
Hij was steeds bereid om mee te werken, maar ook
steeds bezorgd om wat er leefde en roerde tussen de mensen.
Al was hij van geboorte niet van hier, met hem
verdwijnt een graaggeziene echte Leestenaar.
De
Band
De tekst van
zijndoodsprentje is ook vermeldenswaard
:
...Hij werd geboren te Kortenaken op 16 november
1902, maar bracht zijn jeugd door te Orsmaal-Gussenhoven.
Na de normaalschool te Tienen kwam hij in 1923 als
onderwijzer naar Leest.
Gedurende 41 jaren hielp hij de Leestse kinderen de
weg te vinden naar de grote-mensenwereld.
Ongeveer 600 jongens zijn aan hem voorbijgegaan. Ook na de uren hielp hij hen,
zodat niemand ooit van bij hem wegging zonder te kunnen lezen.
De school was zijn leven, want hij hield van de jeugd.
Dat zag men ook aan de vele kinderkoppen die hij
schilderde in zijn vrije uren. Want Flor Meyers wfas ook kunstenaar en
zondagschilder.
Met de fijngevoeligheid die hem eigen was schilderde
hij mensen en sfeervolle landschappen in uitgezuiverde kleuren en delikate contouren.
Hij stond tussen de mensen. Dat maakte hem vele
vrienden.
Ze waardeerden vooral in hem zijn bescheidenheid, want
ook dat was een karaktertrek van hem.
Meester Meyers vond zijn vreugde vooral in zijn gezin. Hij was een trouwe en
attentievolle echtgenoot voorJeanne,
een echte vader voor zijn kinderen Godelieve en Edgard, een goeie grootvader
voor zijn drie kleinkinderen Johan, Peter en Patricia.
Tamelijk snel is hij van ons heengegaan, bij het
morgengrauwen van 7 september 1981 in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen,
waar hij de avond voordien was heengebracht.
Bij het leed dat we voelen om de lege plaats in ons
midden beseffen wij meer dan ooit met dankbaarheid welk goed mens hij was.
Zijn
oprecht geloof en zijn manier van leven blijve ons een licht op onze
levensweg.
1923 20 oktober
Gemeenteraad :Flor Meyers benoemd tot
onderwijzer in de plaats
van Alfons Hellemans, ontslaggever.
Meester Meyers haalde het met 5
stemmen tegen 4, er waren 19 kandidaten.
Zijn wedde : 4.800 fr + 200 fr
woonstvergoeding en 600 fr duurtetoeslag.
Floriaan MEYERS
Was geboren te
Kortenaken op 16 november 1902. Hij was gehuwd met Joanna Wilms die hem twee
kinderen schonk : Edgard en Godelieve Meyers.
Meester Meyers
overleed in het Sint-Jozefziekenhuis te Mechelen op 7 september 1981.
Inhet nummer van oktober 1978 van de periodiek
De Band stelde hij zichzelf voor :
Evenals meester Dumont ben ik afkomstig uit
Orsmaal-Gussenhoven.
Wel zag ik er het levenslicht niet, want mijn wieg
stond te Kastenaken, een gemeente uit de streek van Diest.
Toen mijn grootouders overleden waren, namen mijn
ouders de ouderlijke hoeve over.
Het staat er nog, een prachtig gebouw maar met ledige
paardenstal, ledige koestal, ledige varkensstallen en ledige schuur. Dikke
muren ondersteunen het dak.
Zware eikenbalken, die wellicht eeuwen het dak
schragen en die het nog mensenlevens zullen doen, kan men er nog bewonderen.
Daar groeide ik op als de elfde van de twaalf.
Ik was zowat de loopjongen, die met de meeste
boodschappen werd gelast.
Het staat me nog zo fris voor de geest. Enkele huizen
verder woonde er een kruidenier, die tezelfertijd schoenmaker en boer was.
In de winkel in houten bakken, lag er suiker, zout,
koffie, chicorei en noem maar op.
Een schutsel voorzien van een schuifraam scheidde
kruidenier en klant.
Een zware koperen bel kondigde telkens een nieuwe
koper aan.
Vlug wipte de schoenmaker recht van zijn stoel, legde
behoedzaam de schoen neer, veegde zijn handen over zijn schort en stond meteen
in de winkel om het gevraagde te overhandigen. Van hygiëne gesproken ! Die
goeie oude tijd.
Op straat behoefde men niet bevreesd te zijn van
autos en dergelijke dingen, geen spraak. De weg was aan de jeugd, daar kon men
stoeien , zich uitleven, terwijl moeder rustig haar werk verrichtte.
Telkens ik er terugkeer, sta ik nog in bewondering
voor die mooie streek met haar zacht golvende hellingen, waar de rijke
graangewassen ruisen in de wind.
Voor mij is er niets op aardemooier dan dit prachtige Haspengouw, een
juweeltje, waar de rijke kersen u doen watertanden.
Daar groeide ik dan op, gelukkige onbekommerde jeugd.
De lagere school stond niet ver van ons huis. Twee
onderwijzers onderwezen er de kinderen. Ik heb er school gelopen tot mijn
veertiende jaar.
Voorlaar ik dacht aan studeren, had ik dus al twee
jaar mijn tijd verloren.
Ik reed naar Tienen met de stoomtram in de winter, in
de zomer deed ik het met de fiets.
Na mijn studententijd en na het vervullen van mijn
dienstplicht te Luik, werd ik benoemd aan de gemeentelijke jongensschool te
Leest, en over Dumont.
Op goedvallen uit heb ik er mijn kans gewaagd.
Ik herinner mij nog het bezoek aan de negen
gemeenteraadsleden.
Alleen had ik die mensen nooit gevonden, maar een bereidwillige
jongen vergezelde mij en wees mij de weg. Ik ben er hem altijd dankbaar om
gebleven en wij zijn altijd, tot aan zijn dood, dikke vrienden gebleven.(nvdr :Antoon Polspoel)
Over mijn eerste kennismaking met Leest, met haar
hobbelige wegen, bij avond en nacht duistere straten, zo was het toen overal,
daar vertel ik u later wellicht meer over. Ja, veel meer.
Ik vond er een nieuwe thuis. In de Rozelaer, bij
Noldus Teughels, voelde er mij als kind van den huize. Over mijn wel en wee aan
de school zelf zou ik bladzijden kunnen wijden. Toch wil ik dit nog kwijt. Ik
heb er een mens leren kennen waarmee ik bijna mijn ganse loopbaan ben omgegaan,
een goed mens, een vrolijke steeds opgeruimde collega Selleslagh Victor.
Met de twee andere onderwijzers, meester Huysmans en
meester Hendrickx heb ik altijd goed kunnen opschieten. Toen ik in 1964 besloot
op rust te gaan had ik ten volle 41 jaar dienst.
600 jongens zijn mij voorbijgegaan.
Ik heb al de middagen opgeofferd om degenen, die ten
achter waren, hetzij in rekenen of in lezen bij te werken.
Ik ben nu al 14 jaar op pensioen en slijt mijn dagen
nu verder in een zalige rust.
1922 In dat jaar
zou men te Leest 44geboorten noteren,
waarvan 23 babys van het
mannelijke en 21 van het
vrouwelijke geslacht. (Er waren 3 doodgeborenen,
allemaal jongetjes)
Er werden 12 huwelijken ingezegend
en er waren geen echtscheidingen.
14 Leestenaars kwamen te
overlijden, waarvan 4 van het vrouwelijk en 10 van het
mannelijk geslacht.
Het aantal kindereren voor het
schooljaar 1922-23 beliep tot 322.
Verschillige
gezinshoofden werden veroordeeld voor onregelmatige
schoolbijwoning hunner kinderen.
1922 Landbouw:
(te Leest)
Uit
genomen inlichtinging blijft dat den oogst voor 1922 was :
voor
rogge, van mindere opbrengst dan een gewoon jaar ;
voor
tarwe, van tamelijk goede opbrengst;
voor
gerst en haver, van slechten opbrengst;
den
aardappeloogst was van goeden opbrengst;
het vlas
was mislukt;
het
hooigras was van slechten opbrengst en het toemaatgras van minder dan een
middelmatig jaar;
beet
en voedergewassen waren zeer slecht van opbrengst.
De
overgroote droogte is den oorzaak van de mislukking van het grootste deel
der
oogstgewassen geweest.
(SC-13/9/1923)
1922 Stichting van
de Boerinnenbond. (KVLV).
BOERINNENBOND (K.V.L.V)
In 1922 werd in het
lokaal het Brughuis de boerinnenbond gesticht onder impuls van pastoor
Beuckelaers, Victor De Laet en de juffrouwen Hellemans en Willems uit Leuven.
Mathilde Hellemans
was de eerste voorzitster.
Ondervoorzitster
werd Antonia De Boeck-Spoelders en schrijfster Leonie Huys.
Andere bestuursleden
van het eerste uur : Julie De Laet-Muyldermans, Bertha Polspoel-Patteet en
Alida Hellemans-Scheers.
Onderpastoor Cleeren
(° 1888, + 1974.) was de eerste proost.
De driemaandelijkse
vergaderingen gingen door in de zaal bij Jef Apers en op het programma stonden
een godsdienstig woord, een voordracht en als ontspanning werden kluchtliederen
gezongen door sommige van de leden.
Enkele jaren later
werd te Leuven de B.J.B. gesticht en Leest was een der eerste dorpen met een
eigen afdeling. Van toen af werd het ontspanningsgedeelteop de Algemene Vergadering door hen verzorgd.
De gilde groeide, de
zaal Apers werd te klein en men moest verhuizen naar Teughels en later nog was
men verplicht omwille van de oorlogsomstandigheden te vergaderen in klaslokalen
en ook al eens bij Frans Huybrechts.
Ter gelegenheidvan het 25-jarig bestaan werd de kapel in de
Juniorslaan opgericht.
In 1946 kwam pastoor
Coosemans naar Leest. Hij zorgde spoedig voor een ruimere vergaderzaal,de thans
bestaande parochiezaal.
Het was toen dat
juffrouw Rheinhard én de taak van voorzitster én van schrijfster op zich nam.
In die periode
kwamen uit Leuven richtlijnen om de werking uit te breiden tot alle vrouwen.
De boeren- en
tuindersvrouwen zouden langs technische lessen meer inzicht krijgen in hun
stand- en beroepsbelangen.
Toen wisselde de
organisatie van naam, in plaats van Boerinnenbond werd het Parochiale
Vrouwengilde en in die jaren kende de gilde een geweldige bloei.
Bij de viering van
35-jaar op 5 juli 1959 noteerde men 200 leden.
In 1966 werd door
het bisdom Frans Lornoy aangesteld als pastoor te Leest, hij werd meteen de
nieuwe proost.
Mevrouw Alida
Hellemans-Scheers werd voorzitster en Mevr. Marie Polfliet-De Prins
schrijfster.
Hilda Vloebergh
Silverans werd verantwoordelijke voor de speciale actie voor de jonge gezinnen.
Ter gelegenheid van
het 50 jaar bestaan organiseerde de Leestse gilde een luchtdoop naar Rome. 49
personen namen daaraan deel.
De jubelviering ging
door op 24 september 1972 met een tentoonstelling van oud alaam, tijdschriften
en allerhande feesten.
Rond die tijd was
men te Leuven tot de algemene benaming gekomen van K.V.L.V. (Katholiek
Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen)
In 1982, bij het
60-jarig bestaan, telde de vereniging 230 leden.
(Alice De Prins in
een brochure ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan)
Van l. naar r. : Victor Selleslagh,
Flor Meyers, zittend Jan Baptist De Leers en
uiterst rechts Constant Huysmans.
...Onze
meester, men kan er van zeggen wat men wil, maar voor de jongens van zijn
school, in het bijzonder van zijn klas, had hij toch wel een boontje voor.
Iedere morgen, na het gebruikelijke gebed en de
uitvoerige verslagen over de oorlog, kregen we van hem een koekje met
vitamines. Echte koekjes !
Ze waren natuurlijk ter handgesteld door het Rode
Kruis van België. De Duitsers stonden zulks wel toe, tot gezondmaking van onze
jeugd en verbetering van het Germaanse ras.
Vroeger kregen we al vitamines, zo van die bruine
doorschijnende bolletjes, waarin men de levertraan kon zien zwabberen.
Geen mens die ze lustte, of liever mocht, daarom
werden ze door onze meester eigenhandig zo diep mogelijk in onze mond
gelanceerd, opdat we ze zeker zouden inslikken. Van die smeerlapperij moesten
we altijd braken...
Maar nu kregen we koekjes, echte koekjes. k Weet het
nog heel goed, acht langwerpige kartonnen dozen waren er binnengebracht.
Ik heb ze zelf nog helpen aflossen en op de kast
zetten, die grote glazenkast waarin de
gewichten waren opgeborgen, achter slot en grendel, alleen de meester kon
daarin, en de Jef want die had een sleutel gevonden die ook paste...
Vanaf de tijd dat die koekjes binnen gebracht waren
had de meester geen problemen meer om s morgens te klas te vagen. Buiten de
Jef vormden wij met nog vier anderen de vrijwillige schoonmaakploeg.
Op een dag, onze meester wou aan de dagelijkse
uitreiking van de koekjes beginnen, sneed daarom met zijn zakmes een nieuwe doos
aan, de voorlaatste.
Groot was zijn verwondering toen hij de doos geopend
had en geen enkel koekje meer zag liggen. Alleen een heel klein holletje aan de
onderkant was er in die doos te zien.
Dan werd de laatste doos opengesneden, daar staken er
nog juist een tiental in.
Geloofde de meester ons nog bij het openen van die
eerste doos, dat er waarschijnlijk muizen in de klas zaten, bij het openen van
de laatste kon hij dat niet meer aanvaarden.
Hij zou en moest de dader vinden. Groot alarm op de
koer, iedereen moest buiten en alleman in de rang voor de klas, de meesters
erbij.
Iedereen zou ondervraagd en afgetast worden...
Eén van de andere meesters opperde toen dat hij best
de schoonmakers eerst zou ondervragen.
Daar had onze meester nog niet aan gedacht, daarbij
die kon hij wel vertrouwen, dat waren stuk voor stuk brave jongens, nietwaar
Janneke zei de meester...
Dat is juist meester, zei de Jan die juist voor mij in
de rij stond ,daarbij ge weetgij toch
zeker wel dat ik geen koekjes mag. Op dat ogenblik had hij juist de handen in
zijn zakken, vielen daar toch juist twee koekjes uit, vlak voor mijn voeten. k
Heb die gauw opgeraapt en in de mond gestoken...
Daarop trok Jan de voering van de zakken van zijn
broek naar buiten en zei...se meester zie gij maar, alleen een paar stukjes
griffel en stukjes krijt en een stuk ijzerdraad vielen op de grond, daarbij nog
wat kruimels van koekjes van vorige dagen.
Na een uur, zonder een dader of koekje te vinden
mochten we weer in de klas.
De meester stuurde Jef naar zijn madame om twee
muizenvallen te gaan halen, ondertussen begonnen we met de zangles.
De meester heeft ons toen een mooi lied aangeleerd O,
Schelde...
Toen Jef met de muizenvallen kwam opdraven heeft de
meester die onmiddellijk opgespannen, een beetje kruimels van koekjes opgelegd,
daarbij leerde hij ons hoe we een muizenval moesten plaatsen.
Dat plaatsen van die vallen had wel succes, want de
volgende morgen, toen de klas begon zaten er twee platte mussen in...
Susse
Ministerie van Wetenschappen en KunstenLier, den
24-5-1927,
Schooltoezicht Gebied van Hoofdtoezicht
Mechelen
Schoolkanton Rumpst.
Mijn waarde Heer Hoofdonderwijzer,
Ik kom daarjuist vanwege den Heer Burgemeester eene
uitnoodiging te ontvangen om donderdag a.s. naar Leest te komen. Niet
tegenstaande het oogenblik minder goed gekozen is midden in de conferentiën-
wil ik nochtans al het mogelijke doen om de ontworpen vergadering te kunnen
bijwonen.
Moeder de vrouw was zoo tevreden over de asperges van
Leest, dat ik zinnens ben er mij nog een paar botten aan te schaffen bij de
eerste gelegenheid.
Zoudt ge dus de goedheid willen hebben zoo mogelijk- voor mij er nog twee aan
te schaffen tegen donderdag 26 dezer ? In geval van slecht weder en het mij onmogelijk
zou zijn dien dag naar Leest te komen, gelieve ze dan s anderendaags mede te
brengen naar Boom. Met besten en innigsten dank,
Gansch
hartelijk, de Kantl Opziener J. Stuyck.
Inhet augustusnummer van De Band van 1983 gaf
meester Huysmans toelichting :
-Leest behoorde in
1927 bij het schoolkanton Rumpst (Rumst). Thans bij het schoolkanton Mechelen.
Tussenveranderingen waren schoolkanton Boom en schoolkanton Willebroek.
-de toenmalige
inspecteur J. Stuyck waswoonachtig te
Lier. Bezoek der scholen gebeurde door hem per trein, deels per autobus en
verder deels te voet (zoals te Leest), of s zomers per fiets. De leerkrachten
kregen dan minder dikwijls inspectiebezoek.
-Persoonlijk meen ik
mij nog, meer duidelijk dan vaag, de gestalte en fysionomie van inspecteur
Stuyck te kunnen voorstellen. Ik herinner me, als leerling, hem slechts eenmaal
gezien te hebben in de klas van meester De Leers (1926 of 27). Ik zie de
inspecteur nog vooraan staan naast de meester, beiden een gemoedelijk praatje
voerend, waarbij meester De Leers, volgens zijn natuur en aandrift, toch de
leiding nam, ook graag t gesprek in t Frans overschakelde en, zoals steeds,
gelijk wilde halen.
Wij als leerlingen
zagen alles duidelijk, maar begrepen niets...
-Volgens die brief
had meester De Leers de inspecteur eens, quasi toevallig, Leestse asperges
bezorgd (onschuldige vriendendienst).
Anno 1983 lezen we
in stoute kranten hiervoor titels als : Giften in natura. Steekpenningen ?
Smeergeld ?
De keurasperges
kwamen, dat weet ik, van zijn overbuur Remy Jacobs (Remi van Ivos). En die was
zo meegevallen, dat hij smaakte naar nog en hij een spoedige nabestelling deed
van een paar botten.
Breng ze morgen
maar mee naar Boom, meester. Zo eenvoudig was dat...
Stan Gobien, gewezen
onderwijzer en schoolhoofd en later inspecteur schreef in 1996 in
de speciale brochure Reünie van de Leestse
Vijftigjarigen over de meester :
...Toen we zes waren moesten we naar de grote school.
Wij, de jongens belandden toen bij meester De Leers in
de eerste graad. Hij was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de
oorlogswonde onder zijn rechteroog. Meester De Leers was een oud-soldaat die
het vaderland écht verdedigd had.
We kregen toen ruim een half uur morgengebed en
catechismusvragen aan het begin van de dag. s Namiddags voor we naar huis
gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen
tekende de meester bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met
zijn soldatenleven : Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen.
Wij zaten in oude, brede banken met zn vieren naast
elkaar.
We leerden er rekenen met een telraam. Het was veel
commandorekenen of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei drie plus vier
en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het
antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de
knokkels bij of weg te werken.
Meester De Leers was destijds ook hoofdonderwijzer en oud-inspecteur
Nauwelaerts, heeft ons toen we daar zaten vereerd met een inspectiebezoek.
Toen ik hem een vijftal jaren geleden vertelde dat ik
afkomstig was van de gemeenteschool van Leest vertelde hij dat meester De Leers
hem steeds was bijgebleven als een speciaal iemand. Hij beaamde dat we in die
tijd leerden lezen met zijn speciale leesmethode. De eerste zin die we bij
meester De Leers leerden was : De kilometer is het veertigduizendste deel van
de wereldomtrek. Wij moeten nogal eens straffe leerlingen geweest zijn, want
ik vermoed dat we toch allemaal hebben leren lezen.
Nog dezelfde week leerden we met de decameter de
kilometer afmeten in de Kouter : van aan het café tot aan het kasteel Moyson
was precies 100 decameter of 10 hectometer of 1 kilometer. We deden er bijna
een halve dag over om dat te leren.
Wij kregen bij meester De Leers aardrijkskunde en
geschiedenis die nu in het vijfde en zesde leerjaar wordt gegeven : de loop van
de Leie, de Schelde en de Maas kenden we van buiten en we konden die aanwijzen
op de kaart van België maar we hadden deze stromen nog nooit gezien. We wisten
zelfs dat de Zenne er wat mee te maken had, maar de kinderen van de Heide
hadden deze rivier nooit van dichtbij gezien.
De geschiedenislessen gingen vooral over de eerste en
de tweede wereldoorlog en vooral over koning Albert. Hij werd voorgesteld als
de koning-ridder die gezeten op zijn paard de Duitsers in 1918 zo goed als
helemaal alleen ons landje had uitgedreven.
Natuurkennis en biologie kregen we ook, maar dan op
een praktische manier.
In de groententuin leerden we spruiten en kolen
planten. Heel wat belhamels staken deze planten moedwillig omgekeerd in de
grond !
We hebben schadelijke insercten uirgeroeid bij de
vleet. We brachten in een luciferdoosje eerst meikevers mee en later
coloradokevers en de meester reeg deze diertjes aan een lange draad die in de
klas was gespannen en verklaarde naarmate de rij beestjes langer werd dat we
een flinke inspanning hadden gedaan om het ongedierte uit te roeien.
Muskusratten werden ook betitteld als bijzonder
schadelijke dieren omdat ze gaten in de dijken maakten. Het zou wel eens kunnen
dat door hun graafwerk de Zennedijk zou breken en dan zou heel Leest onder
water kunnen lopen. Daarom moesten die dieren worden uitgeroeid en moesten we
er jacht op maken. Maar we werden gewaarschuwd : het waren laffe en
verraderlijke dieren die zelfs mensen durfden aanvallen en in de broekspijpen
kropen en zo naar boven. Toen we dat vernamen, lieten we de muskusratten met
rust.
Toen de meester de klas uit moest, ging hij zijn hond
Fifi halen, een soort witte keffer met een strik rond de hals. Fifi werd dan
op de lessenaar van de meester geplaatst en hield de klas in t oog. Als er
iemand een bruuske beweging maakte, begon Fifi te blaffen.
In het begin hadden we schrik en niemand durfde haast te bewegen. We geloofden
zelfs dat Fifi aan de meester kon zeggen wie er stout was geweest. Later heeft
Fifi heel wat te verduren gekregen toen we wisten dat het beestje vermoedelijk
meer schrik had dan wijzelf.
De meester had ook een sprekende ekster in een hok
achter het schoolhuis.
Meester De Leers had een bijzonder waardevol en
onbetaalbaar juweel in zijn bezit : een praline die hij had gekregen van
koningin Elisabeth toen hij in het militair hospitaal lag.
Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerden we marcheren
als soldaten en we mochten een stok meebrengen die we dan droegen als een
geweer.
Op zeker moment mocht dat niet meer, want er waren
klachten gekomen. We waren na de turnles in zon militaire stemming geraakt dat
we die stokken gebruikten als sabels en er tegenaan gingen als de Witte van
Zichem in zijn strijd tegen de sanculotten van Napoleon.
We hebben in die tijd zelfs op het droge leren
zwemmen. De meester leerde ons op de speelplaats de schoolslag aan. We deden de
bewegingen al rechtstaand. Toen de vacantie begon, zei hij dan wie er kon
zwemmen en wie nog wat op het droge moest oefenen.
Wij, de jongens van de Leest-Heide, gingen het
uitproberen in de vijver bij Pieter De Prins in de Kleine Heide. Rechtstaand in
de modder deden we onze oefeningen, maar zwemmen lukte op die manier niet. We
denken dat heel wat voorbijgaande boeren destijds moeten gedacht hebben : die
hebben weer leren zwemmen bij meester De Leers. Zijn leerlingen uit het Dorp
zullen waarschijnlijk hetzelfde hebben ervaren in de vijver bij Jan Spoelders,
die van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat in de Dorpelput, die van het
Kruispunt in het Blauw Putteke in de Molenbeek, die van de Geuzen Hoek in de
Zwarte Beek of in de Raketput.
We waren zon naarstige leerlingen dat we omstreeks 15
augustus al inbraken in de school, niet om er te gaan leren, maar om de
halfoogstappelen te gaan proeven. Op de speelplaats stond zon appelboom en het
was verboden van die appels te eten.
Velen zijn er destijds betrapt door de meester toen ze
over het muurtje klommen om een aantal van die verboden vruchten in hun bezit
te krijgen...
1920 22 mei :
Voorstelling van de kandidaten voor de vacature in de gemeenteschool :
De Queker Florimond, bestuurder der
school voor Vluchtelingenkinderen te
Montreuil dArgille (Frankrijk) en
Jan Baptist De Leers, onderwijzer te
Eyseringhen.
Laatstgenoemde haalde 6 stemmen op
6. Hij kwam in dienst op 1 juni 1920.
(DB-1958)
Meteen haalde Leest één van haar
meest flamboyante en kleurrijke
persoonlijkheden in huis.
MEESTER DE LEERS
Jan Baptist De Leers
was geboren te Mechelen op 29 december 1892 en overleed er in 1980 op 88-jarige
leeftijd. Hij woonde in het schoolhuis.
In De Mechelse Weekvan 7/4/1983 publiceerde ik ooit :
Jan Baptist De Leestwas één van de merkwaardigste figuren uit het Leestse onderwijs. Het
schoolhoofd van de jongensschool lag aan de basis van talrijke anekdotes.
Iedereen die bij hem school heeft gelopen herinnert
zich wel één of ander smeuïg verhaal.
Minder gekend zijn de talrijke conflicten tussen de
Leis en het gemeentebestuur.
In het gemeentearchief en door gesprekken met
Leestenaars vonden we een hoop gegevens over deze kleurrijke figuur.
Hierna enkele van de meest representatieve.
Conflicten met Leestse gezagsdragers.
De strubbelingen die verschillende gemeentebesturen
met de meester zouden krijgen waren even talrijk als de ontelbare anekdotes aan
zijn naam verbonden.
Zo was De Leers nog geen maand in dienst, toen hij
reeds om herziening van zijn wedde verzocht, want, schreef hij het Leestse
gemeentebestuur, ik draag twee frontstrepen en ben dus rechthebbend op 9
dienstjaren.
De verslaggever op de eerstvolgende gemeenteraad
alwaar deze opslag diende goedgekeurd, besloot zijn verslag dat
belanghebbende, volgens zijne verklaring wel niet in t bezit der frontstrepen
is, maar er niettegenstaande recht op heeft...
De Raad zag daar blijkbaar geen graten in, want hij
besloot de wedde van de meester te verhogen met 100 fr en te brengen op 4.200
fr per jaar.
De Leestse politici, een zwaar woord voor brave,
hardwerkende boerenmensen, die zich ofwel met de Blekken of de Sussen
engageerden, zouden meester De Leers weldra beter leren kennen...
Enkele jaren na zijn indiensttreding verzocht het
gmeentebestuur hem dringend om voor het toekomende de speelplaats der school
niet meer door uwe kiekens en eenden te laten belopen. De uitwerpsels dezer
dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken, en wanneer de kinderen van de
gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht dikwijls eerst de zitten van
de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.
Het is ons onbekend welke maatregelen de meester nam
om dit euvel te verhelpen, maar misschien resulteerde het schrijven van t
gemeentebestuur in de handelswijze van de meester de weken nadien : hij trok
samen met raadslid Apers van de oppositie, op handtekeningenjacht teneinde de
herbouwing van de meisjesschool in de Dorpsstraat te beletten, dit tegen de wil
van de meerderheid in de Raad.
Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het
gemeentebestuur diende een klacht in bij den Hoofdopziener van t Lager
Onderwijs te Mechelen.
Twee jaar later ontving hij opnieuw een veelzeggend
schrijven : in uwe hoedanigheid van schoolhoofd der gemeentejongensschool,
verzoeken wij u van te zorgen dat er voor het toekomende in en gedurende de
lesuren, in de klassen geene hevige woordenwisselingen tussen u en uwe
medeonderwijzers meer plaats grijpen, zoals verleden donderdag gebeurden.
Dergelijke feiten schorsen de voortzetting der lessen, doen den onderwijzer
zijn aanzien verliezen, zowel bij de kinderen als bij de voorbijgangers die op
straat stonden te luisteren...
De relatie tussen het gemeentebestuur en zijn
hoofdonderwijzer bereikte een dieptepunt in 1938 met het invoeren van een 4e
graadklas en de daarbijhorende leraar Constant Huysmans. De meester voelde zijn
autoriteit ondermijnd en reageerde fel tegen deze vernieuwing.
Volgens hem was een 4e graadklas een groot
fiasco, altijd en inalle scholen en
handel en stelkunde kunnen niet onderwezen worden, dat begrijpen de kinderen
niet...
Een dossier van meer dan 50 blz. werd hem ten laste
gelegd.
Hoofdinspecteur Troch betrok er zelfs de minister van
onderwijs bij.
Meester De Leers werd toen tijdelijk onder bijzonder
toezicht geplaatst.
Het zou zeker niet zijn laatste botsing worden met het
Leestse gemeentebestuur...
Meester De Leers was oorlogsinvalideen droeg fier zijn decoraties.
Die had hij verdiend toen hij tijdens de oorlog door
een schrapnel aan het oog werd gekwetst.
Deze kwetsuur had zijn patriottisch gevoel nog
verstevigd : zo werd in de school elk jaar op 17 februari de sterfdag van
koning Albert herdacht. Dan moesten alle leerlingen op de speelplaats komen
waar de Belgische driekleur voor de gelegenheid werd gehesen en in de klas
hingen die dag allerhande fotos en een geborduurd portret van de betreurde
vorst.
Een markante persoonlijkheid zoals de Leis
inspireerde de Leestse kwajongens natuurlijk tot duizendenéén fratsen, te veel
om allemaal te vertellen.
Zo was er die historie met de gestolen appel...
Op de speelplaats van de jongensschool stond er
vroeger een appelboom. Daar de meester niet wou dat er schoolkinderen aan
zijn appels zaten, had hij de boom omlijnd met een cirkel. Het was iedereen
uitdrukkelijk verboden daar een voet in te zetten. Dat deden die bengels dan
ook niet, wat ze wel deden was met een tiental een sliert vormen, achter elkaar
hollen en spelenderwijs luchtsprongen maken. Als bij toeval liepen ze langs de
boom en als de meester niet keek verdween menige appel in begerige
jongenszakken.
Soi van Pachter had echter op een dag tegenslag. Hij
werd op heterdaad betrapt door de meester, toen hij zich springend een appel
had toegemeten.
Na speeltijd liet meester De Leers de gehele
schoolbevolking opstellen in rijen, niemand mocht de klaslokalen betreden, ook
de andere meesters niet. De dader zou tot voorbeeld gesteld worden. De
meester liet hem aantreden en verplichtte hem de appel op de grond te leggen en
met zijn voet te pletten. De kleine kwajongen legde de appel echter zo dicht
bij de voeten van meester De Leers dat hij, toen hij met een vervaarlijke trap
de appel wou vermorzelen, niet de appel trof maar een voet van meester De
Leers. Deze laatste sprong toen letterlijk op met de pijnlijke voet in zijn
handen, jammerend van de pijn ! Heel de schoolbevolking gierde het uit, niet in
het minst de collegae van de meester...
Een laatste willen we nog kwijt : meester De Leers
contra onderpastoor Cleeren.
Op 3 november 1932, t was kwart voor negen s
morgens, stapte meester De Leers aan het hoofd zijner kudde kinderen, een
30-tal naar de kerk.
De bedoeling : een gezamelijke biecht die zou
afgenomen worden door onderpastoor Cleeren. Toen de meester met zijn pupillen
de kerk wou betreden werd dit belet door de onderpastoor die de toegang
versperde aan de meester door op de bovenste trap van het kerkportaal te staan.
Er brak een felle woordenwisseling uit tussen die twee, meester De Leers zou
zich niet aan het uur van afspraak gehouden hebben en was veel te laat gekomen.
Het één woord bracht een ander mee en weldra ontaarde de ruzie in een
fiksevechtpartij en vielen er klappen.
Voor het aanschijn van de hele klas kinderen rolden de beide kemphanen op de
stoffige stenen van het kerkportaal.
De meester zal daarbij wel het onderspit gedolven
hebben want onderpastoor Cleeren had in zijn jeugd nog aan boksen gedaan...
In elk geval diende meester De Leers later klacht in
bij veldwachter Huybrechts. De afloop daarvan is ons onbekend.
In 1980 overleed Jan Baptist De Leers op 88-jarige
leeftijd te Mechelen, de stad waar hij werd geboren en na zijn
oppensioenstelling verbleef.
Hij onderhield nog weinig contact met Leest maar de
jaren die hij er heeft doorgebracht hebben onbetwistbaar een stempel gedrukt op
de leefgemeenschap aldaar.
Helaas was Ernest Claes geen Leestenaar, anders was
dat dorp misschien wereldberoemd geworden...
1919 Begin
februari ontving de gemeente, via het station van Hombeek, 90 ton
steenkolen.
De kolen werden verkocht aan 85 fr
de 1000 kg.
De bestelling gebeurde op
initiatief van het gemeentebestuur.
1919 Op 5 februari
overleed te Leest schepene Victor Diddens.
1919 7 februari :
In het ziekenhuis Saint Meën te Rennes, Frankrijk, overleed Frans
Jozef De Borger aan de gevolgen van
zijn kwetsuren. Hij werd drie dagen later
ter plaatse begraven.
Frans De Borger was te Leest
geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter
Frans en van Maria Elizabet De
Mayer.
Hijnam deel aan de oorlog als soldaat bij het 4de Regiment
Jagers te voet.
1919 Op 27
februari richtte burgemeester Bernaerts een vraag tot de Kommissie van
Recuperatie voor weghaling van :
- 3 geladen obussen, aan de
beekbrug nabij de Wip (Juniorslaan).
- 2 geladen obussen, nabij de
Kleinheidestraat, tegen de woning van Keulemans.
Eerstgenoemde obussen lagen in het
water, de anderen waren bedolven met aarde.
- 9 geweren, af te halen ten huize
van de burgemeester.
1919 2 maart :
...Op heden zondag 2 maart rond 7-1/2 ure s morgens, is den genaamden
Emiel
Verschueren, herbergier en winkelier, wonende te Leest dorp nr. 27, ten
mijnen
huize gekomen, afgevende eenen lijst met namen betrekkelijk de leden der
muziekmaatschappij Ste Cecilia, zonder mij uitleg te geven waarvoor dit
stuk
dienen moest noch te willen zeggen vanwaar dit kwam.
Ik
heb hem doen aanmerken dat er daar nooit toestemming zou gegeven worden
tot
het houden van bal gedurende de vastenavonddagen ;
dat
ik toestemming tot bal gegeven had voor 8 dagen vroeger.
In
het uitgaan der deur, heeft Verschueren mij drijmaal de smaadwoorden
gezegd: Gij ouden leelijken
boek, waarop ik hem drie maal geantwoord heb :
Ik dank u mijnheer Verschueren.
Van welke kwetsende beleedigende
woorden ik tegenwoordig proces-verbaal
heb opgemaakt, hetwelk door mij
genaamteekend is, om verzonden te worden
aan den heer Procureur des Konings
tot vervolging.
Was getekend : den burgemeester van Leest, J.
Bernaerts.
Afloop onbekend , wel een typische
Sussen-Blekken confrontatie.
1919 18 maart : De aangiften, gedaan door landbouwers van
hunne aardappelvoorraad
bedroeg 28.900 kg.
Verkoopprijs : 15 tot 16 frank de 100 kg.
(GA)
1919 27 maart :
Uit een brief van de burgemeester gericht aan de gouverneur :
...dat
het onderwijzend personeel der gemeente zich wel van hunne
vaderlandsche plichten gekweten heeft tijdens de vier oorlogsjaren, en
dat
er
dus ook geene tuchtstraffen dienden opgelegd te worden...
1919 3 april : De
gemeente Leest maakte een lijst op met alle bestaande huizen in de
gemeente :
-het Dorp : 27
-de Mechelbaan : 5
-de Kouter : 17
-de Molenstraat :6
-de Laerestraat : 3
-de Scheerstraat : 12
-de Koeistraat : 26
-de Winkelstraat en Tiendeschuurstraat :
32
-de Kapellebaan : 19
-de Tisseltbaan : 50
-de Blaasveldstraat en de Hertstrat
: 25
-de Groteheidestraat :18
-de Kleinheidestraat en de
Kapellestraat :24
-de Biest : 14
-de Alemstraat : 13
-de Rennekauter : 7
Totaal : 298 huizen.
1919 5 april : De
gemeente ging opnieuw een lening aan met de Spaar-
en Leengilde
der
gemeente Leest.
Het
betrof een som van 20.000 fr aan 4% terugbetaalbaar twee jaar na het sluiten
van de vrede.
De reden was tot het doen van voorschot aan het plaatselijk Hulp- en
Voedingskomiteit, betalen der gemandateerde bijdragen in de kosten van
dit
Komiteit en het kwijten der gestemde weddeverhogingen, duurtetoelagen en
tot
betaling der wedden van het 2de kwartaal 1919. (GR)
Het was de derde lening die de
gemeente aanging tot bestrijden van de
bijzondere uitgaven tengevolgen den oorlog.
De vorige leningen bedroegen 2.000
en 39.875 fr.
(GA-24/7/1919)
1919 10 april :
Jozef Vloeberghen benoemd tot schatbewaarder van de kerkfabriek ter
vervanging van Pieter Eduard
Vloeberghen.
Theophiel Verschueren benoemd tot
Eerste Schepen en Jan Baptist Verbergt
tot Tweede Schepen, ter vervanging
van Victor Diddens en Lodewijk Wauters.
(GR)
1919 10 mei : Irma
Ackermans benoemd tot tijdelijke onderwijzeres in de gemengde
gemeenteschool. Ze verving de
wegens ziekte afwezige Caroline Nees.
1919 15 mei : Het
gemeentebestuur ging een lening aan van 5.000 fr. (GR)
1919 25 mei :
Aanvang van de herstellingswerken aan de defecte steenwegen van
Leest.
1919 17 juni :
Burgemeester Bernaerts verzocht de Krijgsgouverneur der provincie om
2 (Browning) pistolen voor de
plaatselijke politie. (GA)
1919 22 juni : Stichting Boerengilde
Op 22 juni werd in het Brughuis
bij Jozef Apers de plaatselijke Boerengilde
geboren. Dit gebeurde onder impuls
van Victor De Laet, die in 1915 reeds een
Raiffeisenkas had gesticht.
(De handtekeningen van de andere
bestuursleden : F. Van der Hasselt, Fr. Van
Loo, Ch. De Borger, J. Selleslagh,
E. Van Boxem, L. Selleslagh, Jan Spruyt,
Jos Verlinden)
De stichting ondervond aanvankelijk
veel tegenstand vanwege de boerinnen, die
dachten dat de vergaderingen van de
gilde niets anders waren dan een
gelegenheid van de mannen om uit de
bol te gaan.
Uiteindelijk draaiden zij bij en de
meeste Leestse boeren sloten zich aan.
Door samenaankoop van veevoeders,
meststoffen en zaaigoed via de zaakvoerder
Apers, kregen de leden deze
grondstoffen goedkoper.
Om de boeren een betere technische
scholing te geven werden er s zondags en op
winteravonden voordrachten en
leergangen gegeven over bemesting, veevoeding,
teelttechnieken en mechanizering.
Andere initiatieven waren gericht
op verbetering van de veestapel : melkkontrole,
stierenhouderij, veeziektebestrijding,
enz...
In 1954 zag het bestuur er als
volgt uit :
St. De Decker was proost, Victor De
Laet voorzitter.
Ondervoorzitter was Petrus De
Prins, J. Apers was schrijver-zaakvoerder en
bestuursleden waren Louis
Selleslagh, Jan Verbruggen, Fons Van den Brande,
Karel Van Linden en Jef Van
Beersel.
De Leestse Boerengilde telde toen
zon 110 leden.
Victor De Laet bleef voorzitter
gedurende meer dan 40 jaar.
Alfons Van den Brande nam het roer
over in 1962.
Zijn grote bekommernis was de
rationalizatie en modernizering van de
Leestse landbouwbedrijven. Zijn
voornaamste verwezenlijking was het
ontwateren door drainering van
honderd ha Leestse landbouwgrond.
In 1963 kreeg de Boerengilde een
eigen maandblad Gildelevenmet een
zeer gevarieerde inhoud : praatjes
over landbouw, verslagen over de
gildevergaderingen en allerhande
practische wenken.
In 1978 telde de Landelijke gilde
135 leden.
Jos De Smet werd voorzitter in
1973.
In De Band nr. 1 van 1955
verduidelijkte Viktor De Laet de rol van de
Boerengilde :
Iets
over onze BOERENGILDE
De Boerengilde is geen vondeling ! Zij is de
moederorganisatie die verschillende afdelingen bindt. Noemen we : de
Boerinnenbond, Boerenjeugdbond (B.J.B.), met ruitersport en toneel, de
Boerinnenjeugdbond (B.J.B.-meisjes), de Raiffeisenkas, Aan- en Verkoopvennootschap,
Onderlinge Kas voor Gezinsvergoedingen, de verzekering tegen brand en
ongevallen, Veebond, Tuberculosebestrijding, zuivere melkwinning.
Het DOEL van de organisatie is : het vormen van een
ontwikkelde, welvarende en kristelijke boerenstand.
Om dit doel te verwezenlijken heeft ze veel middelen
ter harer beschikking.
Noemen we er enkele van : allerlei verslagen,
zakalmanakken, wandkalenders, allerlei technische uitgaven, Bij den Haard,
de Zonnebloem, de Boer, Ploeg en Kruis, De Gids, maandelijkse
voordrachten, film, aanleggen van proefvelden, voorlichting in tuinbouw, grond-
en bodemonderzoek, enz...
Verder beschikt de Boerenbond over een kosteloze
advokatendienst, een welingerichte dienst voor belastingsaangelegenheden en
pensioenswetten,inrichten van
praatavonden, voordrachten, studiedagen, leergangen, retraites, recollecties,
werking van onze leden soldaten, technische dienst voor drainering,
melkmachienen, electrische weideafsluitingen, waterleidingen, bouwplannen,
enz..
U ziet aan al deze diensten en verwezenlijkingen dat
de Boerenbond een machtige organisatie is in ons land, benijd door de andere
landen !
Hoevelen van onze boeren hebben niet reeds een bezoek
gebracht aan de reusachtige burelen van het hoofdbestuur van de Belgische
Boerenbond le Leuven, om hen te helpen in één of andere aangelegenheid ?
Steeds vonden ze de meest-bereidwillige en toegewijde
en bekwame mensen ter hunner beschikking.
Wie kent niet de reusachtige bloemmolens te Merksem, de grootste van Europa ?
Alles staat ten dienste van de leden. De leuze van de
Boerengilde immers luidt :
Allen voor ieder, ieder voor allen.
In de jaren 70 werden de
boerengilden opgesplitst in landelijke gilden en
bedrijfsgilden.
Samen met deze opsplitsing
veranderde ook het werkgebied van deze twee
groepen. Zo bleef de landelijke
gilde de plaatselijke vereniging, die zich meer
zou uitdiepen om christelijke-
sportieve- culturele-en algemene
vorming
te stimuleren en waar zowel de
actieve land- en tuinbouwer als de loontrekkende
zich kon thuisvoelen.
(Voorzitter Jos De Smet in DB,
februari 1985 n.a.v.briljanten
jubileum)
1919 26 juni :
...De
Raad, gehoord lezing van den brief van het Komiteit van Nationale Politiek
welke afvaardiging ten doel heeft bij de Vredesconferentie te Parijs, in
naam der
aansluitende gemeentens, onze aanspraken te doen gelden in s lands
voordeel.
Besluit
: de leden des gemeenteraads van Leest, provincie Antwerpen, verklaren
het
Komiteit voor Nationale Politiek bij te treden, wiens programma behelst :
vrije beschikking over de Schelde, de Midden-Maas en de waterwegen van
Antwerpen tot den Rijn, de teruggave
door Duitschland van Malmedy en de
kantons, nauwkeurige verbinding met het Groothertogdom Luxemburg, ruime
deelneming aan den invloed der verbonden Machten in het Rijngebied en
redelijke uitbreiding van het koloniaal
domein van België.
1919 2 augustus :
brief van het gemeentebestuur aan de Ontvanger van de
Rechtstreeksche Belastingen
Mechelen ivm de Huishuren :
Tot gevolg aan uw schrijven nr.
8757, geven wij u hieronder de gevraagde
inlichtingen, betrekkelijk tien
huizen in deze gehuurd, namelijk :
Huis Dorp numero 17 in huur bij
Selleslagh kinderen mits 24 fr per maand.
Huis Dorp nr. 6, in huur bij Wwe
Coeckelbergh P.J., mits 14 fr per maand.
Huis Dorp nr.24, in huur bij
Lauwens Jan K.Louis,mits 13 fr per maand.
Huis Scheerstraat nr.4,in huur bij
De Backer Henri,mits 10 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.15, in huur
bij Jan Siebens, mits 11 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.32, in huur
bij Roggen Leon, mits 9 fr per maand.
Huis Kleinheidestr nr.10, in huur
bij Fierens Constant mits 8,50fr per maand.
Huis Kapellebaan nr.13, in huur bij
Van den Houte Jan mits 9,5 fr per maand.
Huis Winkelstraat n.7, in huur bij
Van Neste Cyriel mits 12,50 fr per maand.
Huis Tiendeschuurstr. nr.8 in huur
bij De Muyer Frans mits 10 fr per maand.
De brief was ondertekend door
secretaris Vandenbossche.
1919 Stichting van N.S.B-Leest (Nationale
Strijdersbond)
De Leestse afdeling
van de N.S.B. werd in 1919 gesticht door oudgedienden van de Eerste
Wereldoorlog. Onder hen de oorlogsinvalide Pieter Jan(Wannes) Pateet.
Bedoeling : de
nagedachtenis van de gevallenen in ere houden en ook om de belangen van de
oudstrijders en gelijkgestelden te verdedigen.
In 1945 smolt de
afdeling samen met de oudstrijders uit de oorlog 1940-45.
Nationaal maakte
Leest deel uit van het gewest Dijle-Rupel-Nete.
In 1955 telde de
N.S.B afdeling Leest 71 leden.
Frans Lauwers was
toen reeds vele jaren voorzitter.
De eerste
gedenksteen voor de gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog werd opgericht in
1920 en een tweede voor de gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog in 1946.
In 1948 werd te
Leest het Werk voor Oudstrijders en Gelijkgestemden gesticht. Het doel was om
zoveel mogelijk steun te verlenen aan zwaar beproefde families van oudstrijders
en gelijkgestelden. Steun die zowel moreel, materieel als financieel kon zijn.
Lous Lauwers werd afgevaardigde.
In 1960 werd een
nieuw vaandel ingehuldigd en gewijd.
Andere voorzitters
van de Leestse afdeling van de N.S.B. waren : August De Prins, Gerard Lauwaet.
Het bestuur van 1980
zag er als volgt uit : Ere-Voorzitter Jan Pateet, Voorzitter André Walschaerts,
Ondervoorzitter Louis De Croes, Penningmeester Eugeen Van Beersel,
Feestbestuurder Gust Nuytkens, Boetmeester Louis Van den Heuvel, Commissaris
Jan De Smedt, Vaandeldrager Remy Spoelders en secretaris Georges Veiller.
En vijf jaar later :
Voorzitter : Eugeen
Van Beersel, Ondervoorzitter Louis Van den Heuvel.
Secretaris-penningmeester:
Georges Veiller.
Feestbestuurder :
Frans De Bruyn.
Kommmissaris : André
Walschaers, August Nuytkens en Albert De Smedt.
Vaandeldrager : René
Spoelders.
In 1969 werd Georges
Veiller(°Elsene, 26/6/1919) secretaris, de zieltogende N.S.B. telde toen
slechts 10 leden.
Onder zijn impuls
steeg het ledenaantal het jaar nadien reeds naar 39 om in 1980 de 50 te
overschrijden.
Georges Veiller die
in 1966 te Leest was komen wonen, zag dat er voor de oudstrijders van Leest
werk aan de winkel was. Hij begon te lopen en te schrijven en reeds in 1970
bekwamen 23 mensen hun strijderskaarten met de eraan verbonden rechten.
In hetzelfde jaar
werden een groot aantal eretekens uitgereikt door de burgemeester.
Tien jaar later
bekwam hij dat er geen oudstrijders meer werden ontgraven en dat de stad
Mechelen instond voor het onderhoud van hun graven.
Tot 1977 bestonden
er te Leest twee verenigingen, de oudstrijders waren tot dan zowat ingedeeld
volgens dorpspolitieke kleur. Dat jaar ontbonden de Oud-Soldaten hun
vereniging en bijna al hun leden werden lid van de N.S.B.
Elk jaar op 11
november herdachten de oudstrijders hun gevallen makkers.
Na de mis hield de
secretaris van de afdeling een toespraak aan het monument op het kerkhof en
werden bloemen neergelegd.
(Diverse Folders
N.S.B, DB januari 1955, Januari 1980, mei 1984)
1919 In januari
hernam onderwijzeres Henriette Troch haar bediening in de
gemeenteschool.
...Juffer
Troch die sedert augustus 1914 het land was uitgevlucht, verklaarde in
Engeland (Londen) haar taak te hebben waargenomen als onderwijzeres.
(GA-4/3/1919)
1919 Op 25 januari
deed burgemeester Bernaerts een aanvraag tot het bekomen van 2
geweren met patronen ten dienste van den ambtenaar van politie en van den
gemeente veldwachter.
Hij richtte
deze vraag tot generaal Mahieu, krijgsgouverneur te Antwerpen. (GA)
1919 30 januari :
In
de gemeente is er geene haver meer beschikbaar daar een deel ervan is
opgeeischt door de Duitsers en een deel door de Duitsche legers bij
hunne aftocht
is
vervoerd aan hunnepaarden en mede
genomen bij hun vertrek zonder
betaling. (GA)
1919 30 januari :
Uit een brief van de burgemeester voor de provinciegouverneur :
...Betreffende
buurtwegenis oorlogsschade.
Groote schade, tengevolge oorlogsgebeurtenissen is toegebracht aan :
Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Thisselt, wegen nrs 4, 10 en
28
van
het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot
noodig.
Steenweg van Leest naar het Heike
Hombeek, nrs. 5 en 9 van het atlas.
Deze
twee wegen zijn in zeer slechten toestand.
Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek dorp, deels
beschadigd, wegen nrs 3 en 2 van het atlas.
Steenweg van Capelle op den Bosch naar boschkant Hombeek, weg nr. 5.
De
brug over de St Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest,
grootelijks beschadigd.
Ook
de kiezelweg in de Laerestraat is zwaar beschadigd.
Op 7 februari 1919
stierf in Rennes (Frankrijk)Franciscus
Jozef De Borger, in het ziekenhuis Saint Meën, aan de gevolgen van zijn
kwetsuren.
Frans Jozef De
Borger was te Leest geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter Frans en
van Maria Elizabet De Mayer.
Hij deed de oorlog
mee als soldaat bij het 4de Regiment Jagers te voet.
Drie dagen later
werd hij ter plaatse begraven. Een zieledienst werd voor hem opgedragen te
Leest op donderdag 27 februari 1919.
Op 15 maart 1921
stierf er nog een Leestenaar ten gevolge van de oorlog.
Petrus Alfons Van
Hoof was te Leest geboren op 6 mei 1894 als zoon van Frans Eduard en van Maria
Louise Wiske Huys.
Zijn ouders baatten
de herberg In de Groene Linde uit op het Dorpsplein.
Fons diende bij het
14e Linieregiment.
Nadat bij de familie
Van Hoof een bericht was toegekomen dat hun zoonTheofiel was gesneuveld, werd Fons, die door
het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht als
invalide.
Nog zie ik Fons,
bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom...
schreef J.A. Huysmans in De Band.
Petrus Alfons
overleed te Leest.
1919 Het
aantalstemgerechtigden voor de
wetgevende kiezing bedroeg 458.