Van l. naar r. : Victor Selleslagh,
Flor Meyers, zittend Jan Baptist De Leers en
uiterst rechts Constant Huysmans.
...Onze
meester, men kan er van zeggen wat men wil, maar voor de jongens van zijn
school, in het bijzonder van zijn klas, had hij toch wel een boontje voor.
Iedere morgen, na het gebruikelijke gebed en de
uitvoerige verslagen over de oorlog, kregen we van hem een koekje met
vitamines. Echte koekjes !
Ze waren natuurlijk ter handgesteld door het Rode
Kruis van België. De Duitsers stonden zulks wel toe, tot gezondmaking van onze
jeugd en verbetering van het Germaanse ras.
Vroeger kregen we al vitamines, zo van die bruine
doorschijnende bolletjes, waarin men de levertraan kon zien zwabberen.
Geen mens die ze lustte, of liever mocht, daarom
werden ze door onze meester eigenhandig zo diep mogelijk in onze mond
gelanceerd, opdat we ze zeker zouden inslikken. Van die smeerlapperij moesten
we altijd braken...
Maar nu kregen we koekjes, echte koekjes. k Weet het
nog heel goed, acht langwerpige kartonnen dozen waren er binnengebracht.
Ik heb ze zelf nog helpen aflossen en op de kast
zetten, die grote glazenkast waarin de
gewichten waren opgeborgen, achter slot en grendel, alleen de meester kon
daarin, en de Jef want die had een sleutel gevonden die ook paste...
Vanaf de tijd dat die koekjes binnen gebracht waren
had de meester geen problemen meer om s morgens te klas te vagen. Buiten de
Jef vormden wij met nog vier anderen de vrijwillige schoonmaakploeg.
Op een dag, onze meester wou aan de dagelijkse
uitreiking van de koekjes beginnen, sneed daarom met zijn zakmes een nieuwe doos
aan, de voorlaatste.
Groot was zijn verwondering toen hij de doos geopend
had en geen enkel koekje meer zag liggen. Alleen een heel klein holletje aan de
onderkant was er in die doos te zien.
Dan werd de laatste doos opengesneden, daar staken er
nog juist een tiental in.
Geloofde de meester ons nog bij het openen van die
eerste doos, dat er waarschijnlijk muizen in de klas zaten, bij het openen van
de laatste kon hij dat niet meer aanvaarden.
Hij zou en moest de dader vinden. Groot alarm op de
koer, iedereen moest buiten en alleman in de rang voor de klas, de meesters
erbij.
Iedereen zou ondervraagd en afgetast worden...
Eén van de andere meesters opperde toen dat hij best
de schoonmakers eerst zou ondervragen.
Daar had onze meester nog niet aan gedacht, daarbij
die kon hij wel vertrouwen, dat waren stuk voor stuk brave jongens, nietwaar
Janneke zei de meester...
Dat is juist meester, zei de Jan die juist voor mij in
de rij stond ,daarbij ge weetgij toch
zeker wel dat ik geen koekjes mag. Op dat ogenblik had hij juist de handen in
zijn zakken, vielen daar toch juist twee koekjes uit, vlak voor mijn voeten. k
Heb die gauw opgeraapt en in de mond gestoken...
Daarop trok Jan de voering van de zakken van zijn
broek naar buiten en zei...se meester zie gij maar, alleen een paar stukjes
griffel en stukjes krijt en een stuk ijzerdraad vielen op de grond, daarbij nog
wat kruimels van koekjes van vorige dagen.
Na een uur, zonder een dader of koekje te vinden
mochten we weer in de klas.
De meester stuurde Jef naar zijn madame om twee
muizenvallen te gaan halen, ondertussen begonnen we met de zangles.
De meester heeft ons toen een mooi lied aangeleerd O,
Schelde...
Toen Jef met de muizenvallen kwam opdraven heeft de
meester die onmiddellijk opgespannen, een beetje kruimels van koekjes opgelegd,
daarbij leerde hij ons hoe we een muizenval moesten plaatsen.
Dat plaatsen van die vallen had wel succes, want de
volgende morgen, toen de klas begon zaten er twee platte mussen in...
Susse
Ministerie van Wetenschappen en KunstenLier, den
24-5-1927,
Schooltoezicht Gebied van Hoofdtoezicht
Mechelen
Schoolkanton Rumpst.
Mijn waarde Heer Hoofdonderwijzer,
Ik kom daarjuist vanwege den Heer Burgemeester eene
uitnoodiging te ontvangen om donderdag a.s. naar Leest te komen. Niet
tegenstaande het oogenblik minder goed gekozen is midden in de conferentiën-
wil ik nochtans al het mogelijke doen om de ontworpen vergadering te kunnen
bijwonen.
Moeder de vrouw was zoo tevreden over de asperges van
Leest, dat ik zinnens ben er mij nog een paar botten aan te schaffen bij de
eerste gelegenheid.
Zoudt ge dus de goedheid willen hebben zoo mogelijk- voor mij er nog twee aan
te schaffen tegen donderdag 26 dezer ? In geval van slecht weder en het mij onmogelijk
zou zijn dien dag naar Leest te komen, gelieve ze dan s anderendaags mede te
brengen naar Boom. Met besten en innigsten dank,
Gansch
hartelijk, de Kantl Opziener J. Stuyck.
Inhet augustusnummer van De Band van 1983 gaf
meester Huysmans toelichting :
-Leest behoorde in
1927 bij het schoolkanton Rumpst (Rumst). Thans bij het schoolkanton Mechelen.
Tussenveranderingen waren schoolkanton Boom en schoolkanton Willebroek.
-de toenmalige
inspecteur J. Stuyck waswoonachtig te
Lier. Bezoek der scholen gebeurde door hem per trein, deels per autobus en
verder deels te voet (zoals te Leest), of s zomers per fiets. De leerkrachten
kregen dan minder dikwijls inspectiebezoek.
-Persoonlijk meen ik
mij nog, meer duidelijk dan vaag, de gestalte en fysionomie van inspecteur
Stuyck te kunnen voorstellen. Ik herinner me, als leerling, hem slechts eenmaal
gezien te hebben in de klas van meester De Leers (1926 of 27). Ik zie de
inspecteur nog vooraan staan naast de meester, beiden een gemoedelijk praatje
voerend, waarbij meester De Leers, volgens zijn natuur en aandrift, toch de
leiding nam, ook graag t gesprek in t Frans overschakelde en, zoals steeds,
gelijk wilde halen.
Wij als leerlingen
zagen alles duidelijk, maar begrepen niets...
-Volgens die brief
had meester De Leers de inspecteur eens, quasi toevallig, Leestse asperges
bezorgd (onschuldige vriendendienst).
Anno 1983 lezen we
in stoute kranten hiervoor titels als : Giften in natura. Steekpenningen ?
Smeergeld ?
De keurasperges
kwamen, dat weet ik, van zijn overbuur Remy Jacobs (Remi van Ivos). En die was
zo meegevallen, dat hij smaakte naar nog en hij een spoedige nabestelling deed
van een paar botten.
Breng ze morgen
maar mee naar Boom, meester. Zo eenvoudig was dat...
Stan Gobien, gewezen
onderwijzer en schoolhoofd en later inspecteur schreef in 1996 in
de speciale brochure Reünie van de Leestse
Vijftigjarigen over de meester :
...Toen we zes waren moesten we naar de grote school.
Wij, de jongens belandden toen bij meester De Leers in
de eerste graad. Hij was toen al een dorpsfiguur. Hij was bijzonder fier op de
oorlogswonde onder zijn rechteroog. Meester De Leers was een oud-soldaat die
het vaderland écht verdedigd had.
We kregen toen ruim een half uur morgengebed en
catechismusvragen aan het begin van de dag. s Namiddags voor we naar huis
gingen ook nog een half uur gewijde geschiedenis. Tijdens de rekenlessen
tekende de meester bij de getallen allerlei dingen die wat te maken hadden met
zijn soldatenleven : Belgische vlaggetjes, geweren, bommen en helmen.
Wij zaten in oude, brede banken met zn vieren naast
elkaar.
We leerden er rekenen met een telraam. Het was veel
commandorekenen of hoofdrekenen in die tijd. De meester zei drie plus vier
en wees toen met zijn biljartkeu een leerling aan en deze moest dan direct het
antwoord zeggen. De biljartkeu diende ook om tijdens de schrijflessen de
knokkels bij of weg te werken.
Meester De Leers was destijds ook hoofdonderwijzer en oud-inspecteur
Nauwelaerts, heeft ons toen we daar zaten vereerd met een inspectiebezoek.
Toen ik hem een vijftal jaren geleden vertelde dat ik
afkomstig was van de gemeenteschool van Leest vertelde hij dat meester De Leers
hem steeds was bijgebleven als een speciaal iemand. Hij beaamde dat we in die
tijd leerden lezen met zijn speciale leesmethode. De eerste zin die we bij
meester De Leers leerden was : De kilometer is het veertigduizendste deel van
de wereldomtrek. Wij moeten nogal eens straffe leerlingen geweest zijn, want
ik vermoed dat we toch allemaal hebben leren lezen.
Nog dezelfde week leerden we met de decameter de
kilometer afmeten in de Kouter : van aan het café tot aan het kasteel Moyson
was precies 100 decameter of 10 hectometer of 1 kilometer. We deden er bijna
een halve dag over om dat te leren.
Wij kregen bij meester De Leers aardrijkskunde en
geschiedenis die nu in het vijfde en zesde leerjaar wordt gegeven : de loop van
de Leie, de Schelde en de Maas kenden we van buiten en we konden die aanwijzen
op de kaart van België maar we hadden deze stromen nog nooit gezien. We wisten
zelfs dat de Zenne er wat mee te maken had, maar de kinderen van de Heide
hadden deze rivier nooit van dichtbij gezien.
De geschiedenislessen gingen vooral over de eerste en
de tweede wereldoorlog en vooral over koning Albert. Hij werd voorgesteld als
de koning-ridder die gezeten op zijn paard de Duitsers in 1918 zo goed als
helemaal alleen ons landje had uitgedreven.
Natuurkennis en biologie kregen we ook, maar dan op
een praktische manier.
In de groententuin leerden we spruiten en kolen
planten. Heel wat belhamels staken deze planten moedwillig omgekeerd in de
grond !
We hebben schadelijke insercten uirgeroeid bij de
vleet. We brachten in een luciferdoosje eerst meikevers mee en later
coloradokevers en de meester reeg deze diertjes aan een lange draad die in de
klas was gespannen en verklaarde naarmate de rij beestjes langer werd dat we
een flinke inspanning hadden gedaan om het ongedierte uit te roeien.
Muskusratten werden ook betitteld als bijzonder
schadelijke dieren omdat ze gaten in de dijken maakten. Het zou wel eens kunnen
dat door hun graafwerk de Zennedijk zou breken en dan zou heel Leest onder
water kunnen lopen. Daarom moesten die dieren worden uitgeroeid en moesten we
er jacht op maken. Maar we werden gewaarschuwd : het waren laffe en
verraderlijke dieren die zelfs mensen durfden aanvallen en in de broekspijpen
kropen en zo naar boven. Toen we dat vernamen, lieten we de muskusratten met
rust.
Toen de meester de klas uit moest, ging hij zijn hond
Fifi halen, een soort witte keffer met een strik rond de hals. Fifi werd dan
op de lessenaar van de meester geplaatst en hield de klas in t oog. Als er
iemand een bruuske beweging maakte, begon Fifi te blaffen.
In het begin hadden we schrik en niemand durfde haast te bewegen. We geloofden
zelfs dat Fifi aan de meester kon zeggen wie er stout was geweest. Later heeft
Fifi heel wat te verduren gekregen toen we wisten dat het beestje vermoedelijk
meer schrik had dan wijzelf.
De meester had ook een sprekende ekster in een hok
achter het schoolhuis.
Meester De Leers had een bijzonder waardevol en
onbetaalbaar juweel in zijn bezit : een praline die hij had gekregen van
koningin Elisabeth toen hij in het militair hospitaal lag.
Tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerden we marcheren
als soldaten en we mochten een stok meebrengen die we dan droegen als een
geweer.
Op zeker moment mocht dat niet meer, want er waren
klachten gekomen. We waren na de turnles in zon militaire stemming geraakt dat
we die stokken gebruikten als sabels en er tegenaan gingen als de Witte van
Zichem in zijn strijd tegen de sanculotten van Napoleon.
We hebben in die tijd zelfs op het droge leren
zwemmen. De meester leerde ons op de speelplaats de schoolslag aan. We deden de
bewegingen al rechtstaand. Toen de vacantie begon, zei hij dan wie er kon
zwemmen en wie nog wat op het droge moest oefenen.
Wij, de jongens van de Leest-Heide, gingen het
uitproberen in de vijver bij Pieter De Prins in de Kleine Heide. Rechtstaand in
de modder deden we onze oefeningen, maar zwemmen lukte op die manier niet. We
denken dat heel wat voorbijgaande boeren destijds moeten gedacht hebben : die
hebben weer leren zwemmen bij meester De Leers. Zijn leerlingen uit het Dorp
zullen waarschijnlijk hetzelfde hebben ervaren in de vijver bij Jan Spoelders,
die van de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat in de Dorpelput, die van het
Kruispunt in het Blauw Putteke in de Molenbeek, die van de Geuzen Hoek in de
Zwarte Beek of in de Raketput.
We waren zon naarstige leerlingen dat we omstreeks 15
augustus al inbraken in de school, niet om er te gaan leren, maar om de
halfoogstappelen te gaan proeven. Op de speelplaats stond zon appelboom en het
was verboden van die appels te eten.
Velen zijn er destijds betrapt door de meester toen ze
over het muurtje klommen om een aantal van die verboden vruchten in hun bezit
te krijgen...
1920 22 mei :
Voorstelling van de kandidaten voor de vacature in de gemeenteschool :
De Queker Florimond, bestuurder der
school voor Vluchtelingenkinderen te
Montreuil dArgille (Frankrijk) en
Jan Baptist De Leers, onderwijzer te
Eyseringhen.
Laatstgenoemde haalde 6 stemmen op
6. Hij kwam in dienst op 1 juni 1920.
(DB-1958)
Meteen haalde Leest één van haar
meest flamboyante en kleurrijke
persoonlijkheden in huis.
MEESTER DE LEERS
Jan Baptist De Leers
was geboren te Mechelen op 29 december 1892 en overleed er in 1980 op 88-jarige
leeftijd. Hij woonde in het schoolhuis.
In De Mechelse Weekvan 7/4/1983 publiceerde ik ooit :
Jan Baptist De Leestwas één van de merkwaardigste figuren uit het Leestse onderwijs. Het
schoolhoofd van de jongensschool lag aan de basis van talrijke anekdotes.
Iedereen die bij hem school heeft gelopen herinnert
zich wel één of ander smeuïg verhaal.
Minder gekend zijn de talrijke conflicten tussen de
Leis en het gemeentebestuur.
In het gemeentearchief en door gesprekken met
Leestenaars vonden we een hoop gegevens over deze kleurrijke figuur.
Hierna enkele van de meest representatieve.
Conflicten met Leestse gezagsdragers.
De strubbelingen die verschillende gemeentebesturen
met de meester zouden krijgen waren even talrijk als de ontelbare anekdotes aan
zijn naam verbonden.
Zo was De Leers nog geen maand in dienst, toen hij
reeds om herziening van zijn wedde verzocht, want, schreef hij het Leestse
gemeentebestuur, ik draag twee frontstrepen en ben dus rechthebbend op 9
dienstjaren.
De verslaggever op de eerstvolgende gemeenteraad
alwaar deze opslag diende goedgekeurd, besloot zijn verslag dat
belanghebbende, volgens zijne verklaring wel niet in t bezit der frontstrepen
is, maar er niettegenstaande recht op heeft...
De Raad zag daar blijkbaar geen graten in, want hij
besloot de wedde van de meester te verhogen met 100 fr en te brengen op 4.200
fr per jaar.
De Leestse politici, een zwaar woord voor brave,
hardwerkende boerenmensen, die zich ofwel met de Blekken of de Sussen
engageerden, zouden meester De Leers weldra beter leren kennen...
Enkele jaren na zijn indiensttreding verzocht het
gmeentebestuur hem dringend om voor het toekomende de speelplaats der school
niet meer door uwe kiekens en eenden te laten belopen. De uitwerpsels dezer
dieren bevuilen de speelplaats en de gemakken, en wanneer de kinderen van de
gemakken willen gebruik maken, zijn zij verplicht dikwijls eerst de zitten van
de uitwerpsels der kiekens te zuiveren.
Het is ons onbekend welke maatregelen de meester nam
om dit euvel te verhelpen, maar misschien resulteerde het schrijven van t
gemeentebestuur in de handelswijze van de meester de weken nadien : hij trok
samen met raadslid Apers van de oppositie, op handtekeningenjacht teneinde de
herbouwing van de meisjesschool in de Dorpsstraat te beletten, dit tegen de wil
van de meerderheid in de Raad.
Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het
gemeentebestuur diende een klacht in bij den Hoofdopziener van t Lager
Onderwijs te Mechelen.
Twee jaar later ontving hij opnieuw een veelzeggend
schrijven : in uwe hoedanigheid van schoolhoofd der gemeentejongensschool,
verzoeken wij u van te zorgen dat er voor het toekomende in en gedurende de
lesuren, in de klassen geene hevige woordenwisselingen tussen u en uwe
medeonderwijzers meer plaats grijpen, zoals verleden donderdag gebeurden.
Dergelijke feiten schorsen de voortzetting der lessen, doen den onderwijzer
zijn aanzien verliezen, zowel bij de kinderen als bij de voorbijgangers die op
straat stonden te luisteren...
De relatie tussen het gemeentebestuur en zijn
hoofdonderwijzer bereikte een dieptepunt in 1938 met het invoeren van een 4e
graadklas en de daarbijhorende leraar Constant Huysmans. De meester voelde zijn
autoriteit ondermijnd en reageerde fel tegen deze vernieuwing.
Volgens hem was een 4e graadklas een groot
fiasco, altijd en inalle scholen en
handel en stelkunde kunnen niet onderwezen worden, dat begrijpen de kinderen
niet...
Een dossier van meer dan 50 blz. werd hem ten laste
gelegd.
Hoofdinspecteur Troch betrok er zelfs de minister van
onderwijs bij.
Meester De Leers werd toen tijdelijk onder bijzonder
toezicht geplaatst.
Het zou zeker niet zijn laatste botsing worden met het
Leestse gemeentebestuur...
Meester De Leers was oorlogsinvalideen droeg fier zijn decoraties.
Die had hij verdiend toen hij tijdens de oorlog door
een schrapnel aan het oog werd gekwetst.
Deze kwetsuur had zijn patriottisch gevoel nog
verstevigd : zo werd in de school elk jaar op 17 februari de sterfdag van
koning Albert herdacht. Dan moesten alle leerlingen op de speelplaats komen
waar de Belgische driekleur voor de gelegenheid werd gehesen en in de klas
hingen die dag allerhande fotos en een geborduurd portret van de betreurde
vorst.
Een markante persoonlijkheid zoals de Leis
inspireerde de Leestse kwajongens natuurlijk tot duizendenéén fratsen, te veel
om allemaal te vertellen.
Zo was er die historie met de gestolen appel...
Op de speelplaats van de jongensschool stond er
vroeger een appelboom. Daar de meester niet wou dat er schoolkinderen aan
zijn appels zaten, had hij de boom omlijnd met een cirkel. Het was iedereen
uitdrukkelijk verboden daar een voet in te zetten. Dat deden die bengels dan
ook niet, wat ze wel deden was met een tiental een sliert vormen, achter elkaar
hollen en spelenderwijs luchtsprongen maken. Als bij toeval liepen ze langs de
boom en als de meester niet keek verdween menige appel in begerige
jongenszakken.
Soi van Pachter had echter op een dag tegenslag. Hij
werd op heterdaad betrapt door de meester, toen hij zich springend een appel
had toegemeten.
Na speeltijd liet meester De Leers de gehele
schoolbevolking opstellen in rijen, niemand mocht de klaslokalen betreden, ook
de andere meesters niet. De dader zou tot voorbeeld gesteld worden. De
meester liet hem aantreden en verplichtte hem de appel op de grond te leggen en
met zijn voet te pletten. De kleine kwajongen legde de appel echter zo dicht
bij de voeten van meester De Leers dat hij, toen hij met een vervaarlijke trap
de appel wou vermorzelen, niet de appel trof maar een voet van meester De
Leers. Deze laatste sprong toen letterlijk op met de pijnlijke voet in zijn
handen, jammerend van de pijn ! Heel de schoolbevolking gierde het uit, niet in
het minst de collegae van de meester...
Een laatste willen we nog kwijt : meester De Leers
contra onderpastoor Cleeren.
Op 3 november 1932, t was kwart voor negen s
morgens, stapte meester De Leers aan het hoofd zijner kudde kinderen, een
30-tal naar de kerk.
De bedoeling : een gezamelijke biecht die zou
afgenomen worden door onderpastoor Cleeren. Toen de meester met zijn pupillen
de kerk wou betreden werd dit belet door de onderpastoor die de toegang
versperde aan de meester door op de bovenste trap van het kerkportaal te staan.
Er brak een felle woordenwisseling uit tussen die twee, meester De Leers zou
zich niet aan het uur van afspraak gehouden hebben en was veel te laat gekomen.
Het één woord bracht een ander mee en weldra ontaarde de ruzie in een
fiksevechtpartij en vielen er klappen.
Voor het aanschijn van de hele klas kinderen rolden de beide kemphanen op de
stoffige stenen van het kerkportaal.
De meester zal daarbij wel het onderspit gedolven
hebben want onderpastoor Cleeren had in zijn jeugd nog aan boksen gedaan...
In elk geval diende meester De Leers later klacht in
bij veldwachter Huybrechts. De afloop daarvan is ons onbekend.
In 1980 overleed Jan Baptist De Leers op 88-jarige
leeftijd te Mechelen, de stad waar hij werd geboren en na zijn
oppensioenstelling verbleef.
Hij onderhield nog weinig contact met Leest maar de
jaren die hij er heeft doorgebracht hebben onbetwistbaar een stempel gedrukt op
de leefgemeenschap aldaar.
Helaas was Ernest Claes geen Leestenaar, anders was
dat dorp misschien wereldberoemd geworden...
1919 Begin
februari ontving de gemeente, via het station van Hombeek, 90 ton
steenkolen.
De kolen werden verkocht aan 85 fr
de 1000 kg.
De bestelling gebeurde op
initiatief van het gemeentebestuur.
1919 Op 5 februari
overleed te Leest schepene Victor Diddens.
1919 7 februari :
In het ziekenhuis Saint Meën te Rennes, Frankrijk, overleed Frans
Jozef De Borger aan de gevolgen van
zijn kwetsuren. Hij werd drie dagen later
ter plaatse begraven.
Frans De Borger was te Leest
geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter
Frans en van Maria Elizabet De
Mayer.
Hijnam deel aan de oorlog als soldaat bij het 4de Regiment
Jagers te voet.
1919 Op 27
februari richtte burgemeester Bernaerts een vraag tot de Kommissie van
Recuperatie voor weghaling van :
- 3 geladen obussen, aan de
beekbrug nabij de Wip (Juniorslaan).
- 2 geladen obussen, nabij de
Kleinheidestraat, tegen de woning van Keulemans.
Eerstgenoemde obussen lagen in het
water, de anderen waren bedolven met aarde.
- 9 geweren, af te halen ten huize
van de burgemeester.
1919 2 maart :
...Op heden zondag 2 maart rond 7-1/2 ure s morgens, is den genaamden
Emiel
Verschueren, herbergier en winkelier, wonende te Leest dorp nr. 27, ten
mijnen
huize gekomen, afgevende eenen lijst met namen betrekkelijk de leden der
muziekmaatschappij Ste Cecilia, zonder mij uitleg te geven waarvoor dit
stuk
dienen moest noch te willen zeggen vanwaar dit kwam.
Ik
heb hem doen aanmerken dat er daar nooit toestemming zou gegeven worden
tot
het houden van bal gedurende de vastenavonddagen ;
dat
ik toestemming tot bal gegeven had voor 8 dagen vroeger.
In
het uitgaan der deur, heeft Verschueren mij drijmaal de smaadwoorden
gezegd: Gij ouden leelijken
boek, waarop ik hem drie maal geantwoord heb :
Ik dank u mijnheer Verschueren.
Van welke kwetsende beleedigende
woorden ik tegenwoordig proces-verbaal
heb opgemaakt, hetwelk door mij
genaamteekend is, om verzonden te worden
aan den heer Procureur des Konings
tot vervolging.
Was getekend : den burgemeester van Leest, J.
Bernaerts.
Afloop onbekend , wel een typische
Sussen-Blekken confrontatie.
1919 18 maart : De aangiften, gedaan door landbouwers van
hunne aardappelvoorraad
bedroeg 28.900 kg.
Verkoopprijs : 15 tot 16 frank de 100 kg.
(GA)
1919 27 maart :
Uit een brief van de burgemeester gericht aan de gouverneur :
...dat
het onderwijzend personeel der gemeente zich wel van hunne
vaderlandsche plichten gekweten heeft tijdens de vier oorlogsjaren, en
dat
er
dus ook geene tuchtstraffen dienden opgelegd te worden...
1919 3 april : De
gemeente Leest maakte een lijst op met alle bestaande huizen in de
gemeente :
-het Dorp : 27
-de Mechelbaan : 5
-de Kouter : 17
-de Molenstraat :6
-de Laerestraat : 3
-de Scheerstraat : 12
-de Koeistraat : 26
-de Winkelstraat en Tiendeschuurstraat :
32
-de Kapellebaan : 19
-de Tisseltbaan : 50
-de Blaasveldstraat en de Hertstrat
: 25
-de Groteheidestraat :18
-de Kleinheidestraat en de
Kapellestraat :24
-de Biest : 14
-de Alemstraat : 13
-de Rennekauter : 7
Totaal : 298 huizen.
1919 5 april : De
gemeente ging opnieuw een lening aan met de Spaar-
en Leengilde
der
gemeente Leest.
Het
betrof een som van 20.000 fr aan 4% terugbetaalbaar twee jaar na het sluiten
van de vrede.
De reden was tot het doen van voorschot aan het plaatselijk Hulp- en
Voedingskomiteit, betalen der gemandateerde bijdragen in de kosten van
dit
Komiteit en het kwijten der gestemde weddeverhogingen, duurtetoelagen en
tot
betaling der wedden van het 2de kwartaal 1919. (GR)
Het was de derde lening die de
gemeente aanging tot bestrijden van de
bijzondere uitgaven tengevolgen den oorlog.
De vorige leningen bedroegen 2.000
en 39.875 fr.
(GA-24/7/1919)
1919 10 april :
Jozef Vloeberghen benoemd tot schatbewaarder van de kerkfabriek ter
vervanging van Pieter Eduard
Vloeberghen.
Theophiel Verschueren benoemd tot
Eerste Schepen en Jan Baptist Verbergt
tot Tweede Schepen, ter vervanging
van Victor Diddens en Lodewijk Wauters.
(GR)
1919 10 mei : Irma
Ackermans benoemd tot tijdelijke onderwijzeres in de gemengde
gemeenteschool. Ze verving de
wegens ziekte afwezige Caroline Nees.
1919 15 mei : Het
gemeentebestuur ging een lening aan van 5.000 fr. (GR)
1919 25 mei :
Aanvang van de herstellingswerken aan de defecte steenwegen van
Leest.
1919 17 juni :
Burgemeester Bernaerts verzocht de Krijgsgouverneur der provincie om
2 (Browning) pistolen voor de
plaatselijke politie. (GA)
1919 22 juni : Stichting Boerengilde
Op 22 juni werd in het Brughuis
bij Jozef Apers de plaatselijke Boerengilde
geboren. Dit gebeurde onder impuls
van Victor De Laet, die in 1915 reeds een
Raiffeisenkas had gesticht.
(De handtekeningen van de andere
bestuursleden : F. Van der Hasselt, Fr. Van
Loo, Ch. De Borger, J. Selleslagh,
E. Van Boxem, L. Selleslagh, Jan Spruyt,
Jos Verlinden)
De stichting ondervond aanvankelijk
veel tegenstand vanwege de boerinnen, die
dachten dat de vergaderingen van de
gilde niets anders waren dan een
gelegenheid van de mannen om uit de
bol te gaan.
Uiteindelijk draaiden zij bij en de
meeste Leestse boeren sloten zich aan.
Door samenaankoop van veevoeders,
meststoffen en zaaigoed via de zaakvoerder
Apers, kregen de leden deze
grondstoffen goedkoper.
Om de boeren een betere technische
scholing te geven werden er s zondags en op
winteravonden voordrachten en
leergangen gegeven over bemesting, veevoeding,
teelttechnieken en mechanizering.
Andere initiatieven waren gericht
op verbetering van de veestapel : melkkontrole,
stierenhouderij, veeziektebestrijding,
enz...
In 1954 zag het bestuur er als
volgt uit :
St. De Decker was proost, Victor De
Laet voorzitter.
Ondervoorzitter was Petrus De
Prins, J. Apers was schrijver-zaakvoerder en
bestuursleden waren Louis
Selleslagh, Jan Verbruggen, Fons Van den Brande,
Karel Van Linden en Jef Van
Beersel.
De Leestse Boerengilde telde toen
zon 110 leden.
Victor De Laet bleef voorzitter
gedurende meer dan 40 jaar.
Alfons Van den Brande nam het roer
over in 1962.
Zijn grote bekommernis was de
rationalizatie en modernizering van de
Leestse landbouwbedrijven. Zijn
voornaamste verwezenlijking was het
ontwateren door drainering van
honderd ha Leestse landbouwgrond.
In 1963 kreeg de Boerengilde een
eigen maandblad Gildelevenmet een
zeer gevarieerde inhoud : praatjes
over landbouw, verslagen over de
gildevergaderingen en allerhande
practische wenken.
In 1978 telde de Landelijke gilde
135 leden.
Jos De Smet werd voorzitter in
1973.
In De Band nr. 1 van 1955
verduidelijkte Viktor De Laet de rol van de
Boerengilde :
Iets
over onze BOERENGILDE
De Boerengilde is geen vondeling ! Zij is de
moederorganisatie die verschillende afdelingen bindt. Noemen we : de
Boerinnenbond, Boerenjeugdbond (B.J.B.), met ruitersport en toneel, de
Boerinnenjeugdbond (B.J.B.-meisjes), de Raiffeisenkas, Aan- en Verkoopvennootschap,
Onderlinge Kas voor Gezinsvergoedingen, de verzekering tegen brand en
ongevallen, Veebond, Tuberculosebestrijding, zuivere melkwinning.
Het DOEL van de organisatie is : het vormen van een
ontwikkelde, welvarende en kristelijke boerenstand.
Om dit doel te verwezenlijken heeft ze veel middelen
ter harer beschikking.
Noemen we er enkele van : allerlei verslagen,
zakalmanakken, wandkalenders, allerlei technische uitgaven, Bij den Haard,
de Zonnebloem, de Boer, Ploeg en Kruis, De Gids, maandelijkse
voordrachten, film, aanleggen van proefvelden, voorlichting in tuinbouw, grond-
en bodemonderzoek, enz...
Verder beschikt de Boerenbond over een kosteloze
advokatendienst, een welingerichte dienst voor belastingsaangelegenheden en
pensioenswetten,inrichten van
praatavonden, voordrachten, studiedagen, leergangen, retraites, recollecties,
werking van onze leden soldaten, technische dienst voor drainering,
melkmachienen, electrische weideafsluitingen, waterleidingen, bouwplannen,
enz..
U ziet aan al deze diensten en verwezenlijkingen dat
de Boerenbond een machtige organisatie is in ons land, benijd door de andere
landen !
Hoevelen van onze boeren hebben niet reeds een bezoek
gebracht aan de reusachtige burelen van het hoofdbestuur van de Belgische
Boerenbond le Leuven, om hen te helpen in één of andere aangelegenheid ?
Steeds vonden ze de meest-bereidwillige en toegewijde
en bekwame mensen ter hunner beschikking.
Wie kent niet de reusachtige bloemmolens te Merksem, de grootste van Europa ?
Alles staat ten dienste van de leden. De leuze van de
Boerengilde immers luidt :
Allen voor ieder, ieder voor allen.
In de jaren 70 werden de
boerengilden opgesplitst in landelijke gilden en
bedrijfsgilden.
Samen met deze opsplitsing
veranderde ook het werkgebied van deze twee
groepen. Zo bleef de landelijke
gilde de plaatselijke vereniging, die zich meer
zou uitdiepen om christelijke-
sportieve- culturele-en algemene
vorming
te stimuleren en waar zowel de
actieve land- en tuinbouwer als de loontrekkende
zich kon thuisvoelen.
(Voorzitter Jos De Smet in DB,
februari 1985 n.a.v.briljanten
jubileum)
1919 26 juni :
...De
Raad, gehoord lezing van den brief van het Komiteit van Nationale Politiek
welke afvaardiging ten doel heeft bij de Vredesconferentie te Parijs, in
naam der
aansluitende gemeentens, onze aanspraken te doen gelden in s lands
voordeel.
Besluit
: de leden des gemeenteraads van Leest, provincie Antwerpen, verklaren
het
Komiteit voor Nationale Politiek bij te treden, wiens programma behelst :
vrije beschikking over de Schelde, de Midden-Maas en de waterwegen van
Antwerpen tot den Rijn, de teruggave
door Duitschland van Malmedy en de
kantons, nauwkeurige verbinding met het Groothertogdom Luxemburg, ruime
deelneming aan den invloed der verbonden Machten in het Rijngebied en
redelijke uitbreiding van het koloniaal
domein van België.
1919 2 augustus :
brief van het gemeentebestuur aan de Ontvanger van de
Rechtstreeksche Belastingen
Mechelen ivm de Huishuren :
Tot gevolg aan uw schrijven nr.
8757, geven wij u hieronder de gevraagde
inlichtingen, betrekkelijk tien
huizen in deze gehuurd, namelijk :
Huis Dorp numero 17 in huur bij
Selleslagh kinderen mits 24 fr per maand.
Huis Dorp nr. 6, in huur bij Wwe
Coeckelbergh P.J., mits 14 fr per maand.
Huis Dorp nr.24, in huur bij
Lauwens Jan K.Louis,mits 13 fr per maand.
Huis Scheerstraat nr.4,in huur bij
De Backer Henri,mits 10 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.15, in huur
bij Jan Siebens, mits 11 fr per maand.
Huis Thisseltbaan nr.32, in huur
bij Roggen Leon, mits 9 fr per maand.
Huis Kleinheidestr nr.10, in huur
bij Fierens Constant mits 8,50fr per maand.
Huis Kapellebaan nr.13, in huur bij
Van den Houte Jan mits 9,5 fr per maand.
Huis Winkelstraat n.7, in huur bij
Van Neste Cyriel mits 12,50 fr per maand.
Huis Tiendeschuurstr. nr.8 in huur
bij De Muyer Frans mits 10 fr per maand.
De brief was ondertekend door
secretaris Vandenbossche.
1919 Stichting van N.S.B-Leest (Nationale
Strijdersbond)
De Leestse afdeling
van de N.S.B. werd in 1919 gesticht door oudgedienden van de Eerste
Wereldoorlog. Onder hen de oorlogsinvalide Pieter Jan(Wannes) Pateet.
Bedoeling : de
nagedachtenis van de gevallenen in ere houden en ook om de belangen van de
oudstrijders en gelijkgestelden te verdedigen.
In 1945 smolt de
afdeling samen met de oudstrijders uit de oorlog 1940-45.
Nationaal maakte
Leest deel uit van het gewest Dijle-Rupel-Nete.
In 1955 telde de
N.S.B afdeling Leest 71 leden.
Frans Lauwers was
toen reeds vele jaren voorzitter.
De eerste
gedenksteen voor de gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog werd opgericht in
1920 en een tweede voor de gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog in 1946.
In 1948 werd te
Leest het Werk voor Oudstrijders en Gelijkgestemden gesticht. Het doel was om
zoveel mogelijk steun te verlenen aan zwaar beproefde families van oudstrijders
en gelijkgestelden. Steun die zowel moreel, materieel als financieel kon zijn.
Lous Lauwers werd afgevaardigde.
In 1960 werd een
nieuw vaandel ingehuldigd en gewijd.
Andere voorzitters
van de Leestse afdeling van de N.S.B. waren : August De Prins, Gerard Lauwaet.
Het bestuur van 1980
zag er als volgt uit : Ere-Voorzitter Jan Pateet, Voorzitter André Walschaerts,
Ondervoorzitter Louis De Croes, Penningmeester Eugeen Van Beersel,
Feestbestuurder Gust Nuytkens, Boetmeester Louis Van den Heuvel, Commissaris
Jan De Smedt, Vaandeldrager Remy Spoelders en secretaris Georges Veiller.
En vijf jaar later :
Voorzitter : Eugeen
Van Beersel, Ondervoorzitter Louis Van den Heuvel.
Secretaris-penningmeester:
Georges Veiller.
Feestbestuurder :
Frans De Bruyn.
Kommmissaris : André
Walschaers, August Nuytkens en Albert De Smedt.
Vaandeldrager : René
Spoelders.
In 1969 werd Georges
Veiller(°Elsene, 26/6/1919) secretaris, de zieltogende N.S.B. telde toen
slechts 10 leden.
Onder zijn impuls
steeg het ledenaantal het jaar nadien reeds naar 39 om in 1980 de 50 te
overschrijden.
Georges Veiller die
in 1966 te Leest was komen wonen, zag dat er voor de oudstrijders van Leest
werk aan de winkel was. Hij begon te lopen en te schrijven en reeds in 1970
bekwamen 23 mensen hun strijderskaarten met de eraan verbonden rechten.
In hetzelfde jaar
werden een groot aantal eretekens uitgereikt door de burgemeester.
Tien jaar later
bekwam hij dat er geen oudstrijders meer werden ontgraven en dat de stad
Mechelen instond voor het onderhoud van hun graven.
Tot 1977 bestonden
er te Leest twee verenigingen, de oudstrijders waren tot dan zowat ingedeeld
volgens dorpspolitieke kleur. Dat jaar ontbonden de Oud-Soldaten hun
vereniging en bijna al hun leden werden lid van de N.S.B.
Elk jaar op 11
november herdachten de oudstrijders hun gevallen makkers.
Na de mis hield de
secretaris van de afdeling een toespraak aan het monument op het kerkhof en
werden bloemen neergelegd.
(Diverse Folders
N.S.B, DB januari 1955, Januari 1980, mei 1984)
1919 In januari
hernam onderwijzeres Henriette Troch haar bediening in de
gemeenteschool.
...Juffer
Troch die sedert augustus 1914 het land was uitgevlucht, verklaarde in
Engeland (Londen) haar taak te hebben waargenomen als onderwijzeres.
(GA-4/3/1919)
1919 Op 25 januari
deed burgemeester Bernaerts een aanvraag tot het bekomen van 2
geweren met patronen ten dienste van den ambtenaar van politie en van den
gemeente veldwachter.
Hij richtte
deze vraag tot generaal Mahieu, krijgsgouverneur te Antwerpen. (GA)
1919 30 januari :
In
de gemeente is er geene haver meer beschikbaar daar een deel ervan is
opgeeischt door de Duitsers en een deel door de Duitsche legers bij
hunne aftocht
is
vervoerd aan hunnepaarden en mede
genomen bij hun vertrek zonder
betaling. (GA)
1919 30 januari :
Uit een brief van de burgemeester voor de provinciegouverneur :
...Betreffende
buurtwegenis oorlogsschade.
Groote schade, tengevolge oorlogsgebeurtenissen is toegebracht aan :
Steenweg van Leest dorp naar de limiet van Thisselt, wegen nrs 4, 10 en
28
van
het atlas, op deze lengte is de herstelling der brug over de beek groot
noodig.
Steenweg van Leest naar het Heike
Hombeek, nrs. 5 en 9 van het atlas.
Deze
twee wegen zijn in zeer slechten toestand.
Steenwegen van Leest dorp naar Heffen en naar Hombeek dorp, deels
beschadigd, wegen nrs 3 en 2 van het atlas.
Steenweg van Capelle op den Bosch naar boschkant Hombeek, weg nr. 5.
De
brug over de St Annabeek limiet met Mechelen, kant langs Leest,
grootelijks beschadigd.
Ook
de kiezelweg in de Laerestraat is zwaar beschadigd.
Op 7 februari 1919
stierf in Rennes (Frankrijk)Franciscus
Jozef De Borger, in het ziekenhuis Saint Meën, aan de gevolgen van zijn
kwetsuren.
Frans Jozef De
Borger was te Leest geboren op 18 december 1894 als zoon van Pieter Frans en
van Maria Elizabet De Mayer.
Hij deed de oorlog
mee als soldaat bij het 4de Regiment Jagers te voet.
Drie dagen later
werd hij ter plaatse begraven. Een zieledienst werd voor hem opgedragen te
Leest op donderdag 27 februari 1919.
Op 15 maart 1921
stierf er nog een Leestenaar ten gevolge van de oorlog.
Petrus Alfons Van
Hoof was te Leest geboren op 6 mei 1894 als zoon van Frans Eduard en van Maria
Louise Wiske Huys.
Zijn ouders baatten
de herberg In de Groene Linde uit op het Dorpsplein.
Fons diende bij het
14e Linieregiment.
Nadat bij de familie
Van Hoof een bericht was toegekomen dat hun zoonTheofiel was gesneuveld, werd Fons, die door
het oorlogsgas was aangetast, uit een hospitaal naar huis gebracht als
invalide.
Nog zie ik Fons,
bij een hete zomerdag, hijgend zitten, in het lommer van hun lindenboom...
schreef J.A. Huysmans in De Band.
Petrus Alfons
overleed te Leest.
1919 Het
aantalstemgerechtigden voor de
wetgevende kiezing bedroeg 458.
Christine De Laet (Zuster Melanie) over de Eerste Wereldoorlog in het eerste nummer van
De Band, 1955 :
...t Begin van de eerste oorlog en de vlucht heb ik
nog meegemaakt.
Vader heeft na de doortocht van de eerste patrouilles
een reuzefiets-motocyclette splinternieuw uitgehaald van onder de mesthoop.
Maar de Belgische soldaten hebben ons twee dagen later
dat merkwaardig ding als trofee ontnomen.
Zeer intressant volgens mij was na de vlucht de
koeienhistorie.
De Belgen hadden alle koeien eerst weggehaald.
t Leger had die te Antwerpen in hangars
ondergebracht, en geraakte er niet mee weg.
De Duitsers sloegen die aan.
Na de vlucht waren er geen koeibeesten meer tenzij
hier en daar één die in t wild liep, en gauw een eigenaar had.
Zuster Viktoria (haar oudere zuster Melanie De Laet) zei : Ik moet een koe hebben,
ze hebben onze koeien afgepakt, ik ga naar Antwerpen naar de Duitsers een koe
halen !
Ze schuift aan in de rij om een bewijsschrift te
bekomen en toelating om met haar koe naar Leest te mogen.
Overrompeld als die kommandant was door die grote
menigte, schrijft hij een bewijs.
En zus ging met dat papierke naar die hangars, waar de
controleur vraagt :
Welke is uw koe ?
Zuster Viktoria kiest er de beste en schoonste uit en
roept : Deze meneer !
De kerel laat begaan.
Ze huurt een beestenwagen, en s avonds te kwart voor
tien komt ze daarmee in Leest binnen in triomf.
Alle mensen kwamen zien naar dat fenomeen...
Christine De Laet
werd geboren op 12 mei 1901. Ze ging in 1915 bij de zusters Annunciadente Heverlee, als zuster Melanie.
Haar zuster Melanie
De Laet werd geboren op 26 januari 1891. Ze kwam in het klooster bij de
Annunciaden als zuster Victoria in 1917. Ze bleef als missionaris in Kongo van
1931 tot 1957. Ze overleed te Heverlee op 1 mei 1968. (LG-blz.332)
Op de foto rechts
Christine, links haar zus Melanie De Laet.
Pieter Jan Wannes Pateet Intervieuw met Karel Soors - De Band november 1976 :
Wannes Pateet en de oorlog
...Jan Pateet werd te Leest geboren op 13 mei 1890.
Zijn vader Henri en zijn moeder Marie Publie woonden
achtereenvolgens op een boerderij op de Kouter en in de Scheerstraat.
Wannes was de oudste van elf kinderen.
In 1914 maakte hij kennis met de gruwelen van de oorlog.
Het zou voor hem een pijnlijke herinnering blijven.
Het begon al slecht voor Jan in 1912 toen hij binnen
moest.
In plaats van te mogen loten zoals voordien moesten de
mannen van zijn lichting allemaal binnen.
Men sprak van oorlog, maar dat sloegen onze rekruten
niet hoog aan.
Soldaat Jan werd ingelijfd bij het 7de
Linieregiment en gekazerneerd te Antwerpen.
Wat Jan zich nog herinnert van het oorlogsgebeuren wil
hij ons wel vertellen...
De eerste kennismaking met de oorlog !
We lagen gebivakeerd buiten Namen. Daar zagen we de
vijand voor het eerst.
De Duitsers overspoelden de hele streek, een overmacht
die we nauwelijks konden schatten. We trokken ons hals over kop terug. We
wisten niet waar we t hadden.
Nu de eerste kogels langs onze oren floten, deden we
in ons broek.
En verder...
We probeerden zover mogelijk van t oorlogsgeweld te
geraken en terug te groeperen.
We waren grote sukkelaars : kleren, schoenen, wapens,
alles geraakten we kwijt.
We liepen verloren omdat niemand kaart kon lezen.
Onze soldaten en officieren waren op zulk een oorlog
niet voorbereid.
Na een afmattende tocht hergroepeerden we ons.
Toen koning Albert op 25 augustus 1914 de Sint
Romboutstoren beklom om de opmars van het Duitse leger langs de Leuvense
steenweg in ogenschouw te nemen, had je reeds aan de lijve ondervonden wat
oorlog was ?
Zeker, Halen, daarna Aarschot, dat was oorlog !
Wat een beestigheden daar gebeurd zijn zal ik nooit
vergeten !
Ik moet wel zeggen : langs beide kanten waren er goeie
en slechten.
Terwijl we in Aarschot de Duitsers onophoudend
bestookten en ons daarna terugtrokken werd er in de stad een bloedbad
aangericht.
Onder het geroep : Man had geschossen ! werden brave
burgers omgebracht.
Bij een van die straatgevechten werd adjudant Van
Peuvelde zwaar gekwetst.
Ik dacht dat de man zou sterven ! Ergens in een
boerderij haalde ik een paard uit de stal en legde de gewonde daarop. Zo bracht
ik hem naar de kazerne. Later verkocht ik het paard nog voor 10 frank aan een
andere boer.
Hoe raakten jullie aan de Ijzer ?
Na een moeizame tocht groepeerden we ons in Zelzate.
De verdediging van Antwerpen was ingezet. De Duitsers bestookten de forten rond
Antwerpen.
Niet lang daarna werd de aftocht geblazen. De bruggen
werden opgeblazen.
Op 8 oktober lieten we Antwerpen achter ons en
marcheerden tot half oktober.
Drie maanden waren we op pad geweest.
De Ijzer zou bijna onze dood worden.
De Ijzer was wel een nachtmerrie ?
Langs een puzzel van tracees en passerels bereikten we
Nieuwpoort. Daar begon de loopgrachtenoorlog. De Duitsers gebruikten gifgas om
ons klein te krijgen, daar hadden we hevige schrik van ! Soms blies een
gasalarm alleen van schrik.
het front moest brengen.
In Lombardsijde, het was juist na Allerheiligen en men
sprak van wapenstilstand, lagen we wat hoger in stelling. De Duitsers schoten
een bal door mn schouder. Het was op 7 november 1917.
Toen we die morgen naar Diksmuide opstapten, zagen we
ze plots zitten. Als gieren zaten ze in de bomen en beschoten ons. Vanuit
ijzeren kooien richtten ze hun mitrailleuzen op ons. Wat daarna gebeurde werd
me achteraf verteld : ik lag in een put, mijn been was afgeschoten. Mijn broer
Charel en een korporaal bonden mijn been af, anders was ik doodgebloed.
Twaalf van mijn maten waren gesneuveld.
Ze brachten mij naar het hospitaal in Adinkerke, waar
ze mijn been hebben afgezet.
Ik werd achteraf naar Rouen gevoerd.
Daar ben ik gebleven tot 1921, totdat ik de zekerheid
had dat alles ermee in orde was...
De oorlog...wat denk jij over de oorlog ?
Wat ik er over denk ? Oorlog deugt voor niets !
Men mag dan zeggen dat een rechtvaardige oorlog er mag
zijn, als je oorlog zag zoals ik die zag, zoals ik die meemaakte, dan kan je
niet anders zeggen dan dat oorlog pure waanzin is, uitgevonden door enkelen,
terwijl velen er voor sterven.
Ik heb blinden gezien, mensen zonder benen of armen en
veel, veel doden, alles door die oorlog !
Pieter Jan Wannes
Pateet overleed te Mechelen op 25 juni 1980, hij werd nog negentig.
...Alhoewel het loten reeds tot het verleden behoorde
toen Frans werd opgeroepen om het vaderland te dienen waren er toch nog velen
die door de mazen van het net konden glijden en zich vrijmaken van legerdienst.
Maar bij mij was hier geen sprake van zegt Frans want
niettegenstaande ik de oudste en mijn moeder weduwe was, moest ik in 1911
optrekken om mijn dienstplicht te vervullen.
Hij werd binnengeroepen te Berchem bij het 6e
Linieregiment, nu mogen de soldaten wel boffen want met 2 maand opleiding komen
zij er van af, maar in onzen tijd was dat 6 maand en dan moet ge weten dat voor
ons Vlamingen alle bevelen in de Franse taal werden gegeven en als er waren
welke deze niet verstonden bracht dat nog een hele boel moeilijkheden mee,
aldus Frans.
En hoe is uwen dienst verder verlopen Frans ?
Die werd gevuld met wachten kloppen, marchen en
manoeuvers doen, het ergste van al was, dat wij als onze 15 maanden om waren
nog niet mochten afzwaaien want intussentijd was er in de Borinage een wilde
staking uitgebroken, die ons nog 4 maanden langer onder de wapens hield zodat
ik slechts in mei 1913 afzwaaide.
Op 28 juli 1914 werd ik terug opgeroepen om ten
strijde te trekken tegen onze Duitse vijand.
We trokken na een viertal dagen de Duitser tegemoet om
eerst slag te leveren te Rotselaar waar wij voor de overmacht van de aanvaller
moesten wijken naar Haacht, waar we de vijand nogmaals duchtig repliek gaven en
waar ik een van de critiekste ogenblikken van de oorlog meemaakte, even
verhalen, we moesten s nachts een kasteel te Haacht gaan bezetten maar van het
ogenblik dat we de poort openduwden werden we verrast door een bel die plots
aan t bellen sloeg en toen we het kasteel verder wilden onderzoeken
ondervonden wij dat we onmogelijk tot de bovenverdiepingen konden toegang
krijgen, onze verrassing werd nog groter toen we plots beschoten werden door de
Duitsers die zich verscholen hadden op de kamers, en stond ons niets anders te
doen dan de wijk te nemen en de artillerie er op af te sturen, deze maakte met
kasteel en Duitsers korte metten.
Na elke slag moesten wij terug naar Lier om onze
troepen in slagorde te brengen.
Van daar moesten wij naar Katelijne Waver waar we weerop
slag leverden, maar de Duitser beschootmet zwaar geschut het fort dat wij te verdedigen hadden.
Hij slaagde er in het poedermagazijn in brand te
schieten, zodat vele van onze Belgische soldaten in brandende toortsen werden
herschapen en er een gruwelijke dood vonden, niettegenstaande deze tegenslag
hielden we nog een volle dag stand om dan tengevolge van de slechte
ravitallering te moeten aftrekken naar Lint waar we nogmaals gevechten moesten
leveren tegen de Duitse mitrailleurs die zich in de bomen verscholen hadden en
ons aldus konden beschieten terwijl we in de grachten verder kropen. Van zodra
wij dat in de gaten hadden losten wij salvos in de bomen, de Duitsers aldus
verplichtend van de wijk te nemen en niet voor lang echter, want spoedig kregen
ze versterking en moesten wij aftrekken naar de Redoute van Deurne, waar de
Duitsers twee dagen later eveneens aankwamen en na enkele uren bezit namen van
de Redoute.
Met pak en zak zijn wij dan door de brandende stad
Antwerpen getrokken, waar zelfs
de Schelde in vuur en vlam stond.
Dan maar steeds verder achteruit naar Sint Niklaas
waar we op de trein stapten en naar Oostende gevoerd werden.
U moet nu niet gaan denken dat we deze transport
meemaakten in confortabele wagens !
Neen, op verre na niet, we werden in beestenwagens
geduwd en rijden maar om van uit Veurne te voet naar Ramskapelle te trekken,
wat ook nog gepaard ging met tal van moeilijkheden o.a. te Nieuwpoort waar de
Duitsers in een bietenveld verstopt lagen en ons van daar uit beschoten. Telkenmale
er zich een van onze soldaten durfde vertonen werd hij onmeedogend
neergekogeld.
Zo zijn wij dan te Ramskapelle aangekomen waar we voor
goed de slag aan de Ijzer hebben begonnen door eerst de reeds over de Ijzer
gekomen Duitsers, ten koste van zeer veel mensenlevens, terug te drijven.
In dat gevecht zijn voor de eerste maal Senegalezen
tussen gekomen.
Senegalezen zijn werkelijk wreedaardige kerels die op
sommige ogenblikken geen onderscheid maakten tussen vriend of vijand en die met
de dolk tussen de tanden tot de vreselijkste daden in staat waren. Zo heb ik
met mijn eigen ogen gezien, nog steeds aldus Frans, dat één van die mannen
enkele dagen na deze slag nog steeds met de kop van een Duitser, die hij
tijdens het gevecht afgesneden had, in zijn zak rondliep.
Deze eerste slag aan de Ijzer heeft geweldig veel
doden gevergd. Overal waar wij kwamen lagen wel honderden lijken en krengen.
Wij waren zodanig afgemat dat wij door het Frans leger
afgelost werden en veertien dagen mochten gaan uitrusten om van dan af een
vaste sector aan de Ijzer toegewezen te krijgen.
Zo hebben wij vier jaar lang geploeterd en gevochten
in water en slijk...
Constant Stanne Van Den Broeck, de Leestse eeuweling, vertelde me in 1983 :
...Ik ben er in geloot, de oorlog was voor ons een
verrassing.
Toen ik werd opgeroepen dacht ik : t is maar voor
veertien dagen, om weer eens bijeen te zijn...maar t was voor vier jaar en
half.
Ik was bij de voorlaatste klas die nog werd
opgeroepen.
Terwijl de anderen in Namen aan het front streden
moesten wij pinnekensdraad spannen tegen dat de Duitsers kwamen.
Toen Antwerpen gevallen was, moesten we weg. Tien
dagen mars, te voet, naar Frankrijk. Daar aangekomen werden wij verplicht onze
klederen en geweren af te geven, dit om de jonge mannen te kleden die
onmiddellijk naar het front trokken.
Amaai mijn voeten als ik daar nog aan denk, toen we in
Ouderlick kwamen.
Velen van ons hadden onderweg alles wat hen hinderde
weggesmeten, zelfs hun geweer.
Dat was de aftocht !
De soldaten waren hun eigen baas.
Ik ben van de klas 1900 en van de jongere klassen
maakten ze compagniën om tracees te graven enzo.
De 5de december 1914 ben ik dan aan t
front gekomen.
Daar heb ik afgezien, vooral in t begin. Weet ge dat
ik zes maand op blokken heb gelopen en zonder kapootjas ? En wij waren ook
soldaat.
Kou geleden jong, kou geleden.
Jaak De Croes, een andere Leestenaar die ik toevallig
aan het front ontmoette, heeft mij toen tenslotte een carabiniersvest bezorgd,
alhoewel ik nochtans piot was.
Aan t front heb ik veel meegemaakt, veel leed gezien.
Omdat ik bij de Travailleurs was heb ik overal
gezeten.
We moesten buiten t geschut van de vijand blijven
want we hadden geen wapens.
Dag en nacht werkten we aan de tracees, dat was op
strategische en dus gevaarlijke punten, herstellen van wegen, nieuwe banen
trekken, bomkraters dichtgooien, bruggen leggen...
Terwijl schrapnels en obussen insloegen rondom ons,
moesten wij voortwerken.
Soms liep het bloed van mijn handen, doordat ik me
steeds moest laten vallen...
Zo heb ik eens twee kamions lijken moeten helpen
lossen, waarin per kamion toch zon 30 lijken, sommige daarvan met gaten in van
een vuist groot, anderen totaal onherkenbaar.
Alle dagen zagen wij lijken. Gruwelijk !
Op zekere dag, de Duitsers hadden de gehele dag
geschoten, kregen wij opdracht de gaten van bominsalgen te dichten. Wij op weg
van Veurne naar Nieuwpoort.
Net toen wij één put hadden gevuld kwamen er twee
Duitse vliegers boven onze hoofden cirkelen en begonnen ons te bekogelen met
hun mitrailleurs, ik dacht dat het te Wulpen was, in elk geval wij hebben ons
kunnen redden door onder een brug te kruipen.
Een andere dag hadden wij te Veurne wacht aan een
Frans schip.
Plots zagen we aan de hemel een bestuurbare ballon van
de vijand opduiken maar we mochten er niet naar schieten van onze superieuren.
Ineens dropte de ballon bommen naar beneden en één der bommen viel op een huis
waas een vrouw werd onthoofd.
Daarvan was ik getuige. Wreed !
Of hij veel schrik had geleden ?
Schrik ? Daar waren er bij met meer schrik, natuurlijk
hadden wij momenten met water in ons ogen, vooral als wij aan thuis dachten,
maar wij waren wilde mensen...
Bijvoorbeeld als wij s nachts gingen melk halen,
iedereen die ons dat zou belet hebben was eraan geweest, ook onze officieren.
Wij waren wilde mensen hé.
Wij hadden ook geen medicijnen. Als je ziek werd of
gekwetst aan het front was dat dodelijk. Er waren totaal geen medicijnen.
Eén keer ben ik licht gekwest geweest.
In een bepaald dorp moesten wij een baan door het land
trekken en ineens werden wij beschoten. Wij vluchtten weg en ik liep op zon
300 meter van een inslag en een stuk ijzer van een bom boorde zich in mijn
bovenarm.
Het was echter een lichte kwetsuur.
Ik stond veel liever op 10 meter van zon inslag.
Immers die ontploffing vormt een boekee en als je er kort genoeg bij stond had
je alleen de beschermende losgerukte aarde. Het ijzer spatte verderweg uit
mekaar.
Toen den Duits terugtrok, werden wij, de mannen van de
staat, naar Adinkerke gestuurd.
Ik herinner me nog goed dat daar een plakkaat aan de
muur hing.
Op dat plakkaat stonden de bevrijde gebieden
aangeduid. De mensen uit die gebieden mochten dan naar huis. Behalve wij van de
spoorweg.
Ik heb daar nog maanden moeten werken, ook nog na de
wapenstilstand.
Immers, Duitsland was gestraft en moest locomotieven
naar Adinkerke overbrengen.
Daar ik schilder van beroep was op t Arsenaal te
Mechelen, werd ik daar weerhouden om mijn werk daar verder te zetten tot
februari het jaar nadien.
Twee dagen minder dan vier jaar en half ben ik van
huis weggeweest...
1918 ...De oorlogsbuit door de Duitsche legers
in de gemeente achtergelaten bestaat
alleenlijk in gevelde bomen, die zich bevinden op verschillende eigendommen.
Onder andere in den vloeibeemd aan de zennebrug, in den vloeibeemd de
Halsbergen tegen de Zenne en nabij het kasteel de Mot in de Biest.
Het
betreft allemaal canadabomen. (GA-2/1/1919)
Op defoto : Victoria Coosemans (Toor), echtgenote van Jan Huysmans met
haar drie kinderen in 1918. Onderaan links Albert, hierna aan het woord en vaak aanwezig in deze
Kronieken onder de naam Jacob Albert Huysmans of onderzijn pseudoniem Anselms Jedrie, rechts Alfons.
Moeder Toor heeft de pasgeboren Constant in haar armen.
Deze zou nog drie jaar moeten wachten om zijn vader te zien.LEESTENAARS
EN DE EERSTE WERELDOORLOG
Jacob Albert Huysmans in De Band van april 1981 onder de titel
Onvergetelijks :
1914 : Na enkele schermutselingen in ons gewest, naar
het einde augustus toe, verhogen de Duitsers, in de streek bezuiden Mechelen,
Kapelle op den Bos en Londerzeel, hun overmatige druk tot een ware veldslag, en
werden de Belgische Linietroepen, door die pletrol overrompeld of
uitgeschakeld...
Meerdere van deze overspoelde jongens bleven alzo van
hun regiment gescheiden achter. Dit bracht voor hen en vele families
dramatische problemen...
Heel de duur der bezetting hing als het ware het
zwaard van Damocles dag en nacht over die mensen...
Van collaborateurs hadden wellicht de Duitsers
achterhaalde lijsten van verdachten, en dezen werden thuis meestal s nachts
onverwachts omsingeld, en van kelder tot zolder uitgekamd.
Zolang het zomer was zochten sommigen ondergedokenen
hun heil in de graanvelden... Doch de oorlog ging verder, en bij het naderen
van de winter, werden de Duitsers in de Vlaanderen gestuit, en voor de beide
tegenstrevers begon het beslechten daar van n vierjarigen
loopgrachtenstrijd...
In de zomer 1915 vond ons moeder op n morgen een
onder de deur geschoven open brief van onze vader, waarin zijn foto als
konvooibegeleider aan het front, en een geheel vol geschreven blad, met
aanmoedigingen voor ons allen, en de hoop dat alles weer gauw goed zou zijn...
Dat was een ontroerende geruststelling voor ons...
Op een avond, wat daarna, werd er op de achterdeur
getokt, en daar komt Gust van den Ossenboer (August Jacobs, zoon van Frans en van Maria Anna Van Loock) binnen, ook een ondergedoken strijder, en
zegt : Toorke, ik ben het die u daar laatst die brief van uwen Jan gebracht
heb, als ge soms iets wil terugschrijven zal ik dat morgen komen afhalen. Van
af en naar het front worden hier en daar brieven en fotos van vaders en zonen,
langs Holland overgesmokkeld, maar zorg dat gij mij nergens vernoemt. Gij hebt
geluk, want al maanden weten wij reeds dat mij broer Louis te Londerzeel is
gesneuveld... (deze sneuvelde op 29/9/1914 bij de eerste schermutselingen)
Jaren achter dien oorlog, heeft Gust eens aan moeder
verteld, dat hij die open brieven door zijn broer Frans en Frans Boonen, ook
uit de Kouter, toegespeeld kreeg, langs een geheime inlichtingendienst, en hij
herinnerde lachend haar schrijven naar vader : hoe blij zij was te kunnen
melden dat hij een zoontje had bijgekregen : Constant !
En zij ook had gevraagd welke mengeling zij moest
bereiden, om zelf limonade te fabriceren !
Bij het lezen van die brieven, zei Gust, wist ik in
mijn schuilplaats mij met de frontmannen en hun thuis wat verbonden.
Toen wist nog maar één vriend mij levend begraven,
grinnikte Gust, mijn zusters en broer vermoedden t zelfs niet...Dore van
Vleeskens, n buur uit onze straat, hovenier op het kasteel Empain te Battel,
en onderhoudsman van hun graftombe alhier, die had mij daarvan een deursleutel
bezorgd...
Op een niet heel duistere avond waag ik mij toch uit
den grafkelder, om langs den pastorijtuin, door het achterpoortje het veld te
bereiken, en eens naar huis te gaan om wat nieuws... Na genoegzaam uitkijkend
stap ik buiten, en zag daarginds, toch mij gezien door pastoor Beuckelaers
huishoudster, plots buitengekomen uit de sakristie, die even verschrikt stopt,
en dan gejaagd naar de pastorij rent...
Twee dagen nadien bereik ik, nu ongehinderd, den
pastorijtuin, en eensklaps roept de spiedendewat bange juffrouw van achter een heester mij toe : Och Gust, zijt gij
het Gust ?...
Ssst...stiller, vermaan ik..., en ze fluistert :
Kom jongen onze pastoor is niet thuis, kom iets eten en drinken, och arme. en
de juffrouw vertelde mij haar sakristieavontuur : Ik was, zei ze, in de kerk
nog wat bloemen gaan schikken en toen ik buitenkwam, zag ik een man uit dien
grafkelder komen, en ik stamelde : Och God, och God...en herhaalde dit nog
binnenshuis, en de pastoor vraagt : Gij hebt toch zeker geen spook gezien ?
Neen, maar daar kwam een man uit de tombe van Empain, echt gezien !
- Emma ! Houd dat voor u, en zwijg er ook stillekens
over tegen anderen ! zei de pastoor...Maar ik bedacht, ik wil er meer van
weten !
Alzo, zei Gust, ben ik meermaals daar goed onthaald.
Viktor De Hondt, ook te boek als ondergedoken
krijgsgevangene der Duitsers, woonde in het huisje voor de Rennekouter aan de
Tisseltbaan. Die man heeft niet te tellen oorlogsdagen en nachten in hun
gereinigde aalput doorgebracht...
Binnen het kolenhok had hij hun bouwstenen wc
afgebroken en vervangen door een te kunnen wegnemen en terug te plaatsen houten
model, en de buitenhuistoegang dichtgemetseld...
Was er verraad, kwam er vreemd of familiebezoek of
voelde hij drang naar zekerheid...Viktor dook erin...
Moeder en kinderen wisten dan enkel : onze vader is
aan het front...
Slechts éénmaal heb ik later Viktor eens iets als
klacht horen uiten : Er zijn ook mensen die geen besef hebben wat een
opgejaagd dier moet voelen, wanneer het aan klopjachten tracht te
ontsnappen...
In den herft 1918 werden Frans Jacobs en Frans Boonen
opgepakt door de Duitsers en verbleven te Mechelen opgesloten, wellicht voor
latere deportatie naar Duitse strafkampen, doch zij werden bij den
wapenstilstand vrijgelaten...
Na nog n tijd van deelname aan de bezetting der
Duitse Roergebieden, keerden onze Belgische overlevenden naar hun haardstede
terug, en stichtten almeteen een oudstrijdersvereniging. Zij zouden hun eerste
verbroederingsfeest geven op 11 november 1919...
Een jongere broer van Viktor De Hondt, Edward is als
groot invalide uit den oorlog gekomen...
Na een Duitse stormloop die door onze jongens was
afgeslagen, waarbij aan beide zijden honderden doden en verminkten, werd hij
gevonden met een onvermijdelijk, tot bij de knie af te zetten been, en nadien
helaas, wellicht bij ontbreken van meerwaardiger materieën, primitief
verholpen, met een door riempjes vast te hechten elastische overtrek, waarin
een stalen holle stang, met gummi omhulsel, om op te staan en mee te gaan...
Zo zeilde en zeilde Edward : minzaam ongeknakt
moedig...
Dagen voor het feest kwam Warre, met zijn goed been de
fiets trappend, tot bij ons, om met mij en onze Fons, nog leergasten, maar hij
reeds als vroeger muzikant, elk op n trompet, onder leiding van onze vader,
samen de krijgshymne te repeteren...
In aanwezigheid van een bijna volle kerk
gemeentenaren, begon een dankmis, ter nagedachtenis en als huldebetuiging aan
de gesneuvelden...
Voor de kommuniebank, onder de konsekratie, stonden,
ik links, en onze Fons rechts, van den op zijn wandelstok zich dapper rechtende
Warre van Jonkers, en bliezen gedrieën het Te Velde...onvergeetlijk...
Vanaf den wapenstilstand was het al begonnen : er
raasde n volkse vreugderoes in crescendo...
Peer de wagenmaker timmerde een danstent ineen, op
zijn woonerf, hoek Tisseltbaan links Koestraat, met gevolg dat de Leestse
kermis in de dorpskom plat ging, en bij Peer, hemelhoog...
Doch enkele jaren later probeerden de Oudstrijders ten
voordele van hun steunfonds, de uitbating van een huurdanstent op de
Dorpsplaats en het werd een gouden zaak...
-Nieuwe bezems vagen t best, wist en zei Peer, en
hij staakte de strijd...
Onze Oudstrijders van toen weerden zich soms ook, als
studentikoze vechtjassen...
Enkelen opperden eens hardop het plan om bij de
komende jaarlijkse ommegang van een toen late Sinksenprocessie, en dan kan het
heet zijn ! : dat hun ledengroep, omwille hun aan het front gekregen kaalkop,
nu bij mogelijke hitte, het hoofddeksel zouden ophouden...n hoge raad, bedacht
dat zij zulks niet in overweging wenste te nemen, en weerkaatste de bal : dat
ieder zoiets zelf in eigen verantwoordelijkheid kon beslissen...
Na die stunt was het lidmaatschap wat geslonken...
Edward De Hondt verwierf ondertussen het opengekomen
ambt van gemeenteontvanger...
Toen hij eens, voor die taak, naar het posthuis te Hombeek
was geweest, en bij het buitenkomen van den Kouter, moest uitwijken voor een
kar, raakte hij met den pedaal van zijn moto een boordsteen aan het smal
looppad nevens Meulemansschuur, en stuikte met het hoofd op de kasseien...en
is ervan gestorven.
Edward liet een vrouw en zeven kinderen achter...
Oktavie was een meisje uit Aarschot, als vluchtelinge
in Engeland beland, en hulpverpleegster in een rustoord voor oorlogsverminkten,
en ginds met Warre gehuwd, en beiden vestigden zich na den oorlog, eerst in het
oude hoeveke van Verbruggen aan de Tiendeschuurstraat...
Ik hoor Warre nog zeggen : -Ons Tavie, is ma vie...
Seders 1919 wordt na de dankmis, een hulde, aan den
voorkant der rechterbeuk van de kerk, bij den gedenksteen met de namen der
gesneuvelden, jaarlijks herhaald...
Ik verontschuldig mij, indien soms, in samenhang met
voorgaande nog meer Onvergeetlijk, tijdens en na die oorlog, zou zijn vergeten...
1918 In
oktober-november werd door de Duitsers in de Winkelstraat een vliegplein
aangelegd. De inwoners werden
verplicht daarbij te helpen, verschillende
hektaren graan en voeder, gelegen op den Kauter werden daardoor
vernield.
(GA-8/1/1920)
Op de foto Gerard Somers met zijn
paard Juul. Samen hielpen zij bij de aanleg
van het vliegveld.
Gerard Somers :
Wij
koppelden dit paard in een ossespan : twee ossen met het paard in het
midden.
De Duitsers hebben het niet opgeeist, want ze moesten jongere paarden
hebben, zo mochten wij het behouden.
Sommige boeren kenden den truuk : ze stuurden hun vrouwvolk met hun
paard
naar
de monstering : de Duitsers monsterden de vrouwen en die kwamen met hun
paard terug thuis...
(LG-blz.261)
J.A.Huysmans in DB 1978 Een rad als telraam, over het vliegveld
:
...de
kalender wijst nazomer 1918 aan : de Duitsers besluiten in deze streek
enkele vliegvelden aan te leggen, om van hieruit versterking aan hun
linies te
geven, om een beslissende wending aan het ijzerfront af te dwingen.
Te
Hombeek, bezuiden het dorp bij de Zemstbaan, en te Heffen aan de Leestse
baan
bij de Molenbeek, op beide elk een klein deel.
Doch
aan de Leestse Kouter, heel de vlakte zeker 2 vierkante km.
Achter de woonerven bij de Winkelstraat, worden 3 loodsen en enkele
tenten
opgetrokken.
Duitse kontrole eist in onze herberg, wekelijks een voormiddag, voor een
verplicht zich aanmelden van alle mannen van 18 tot 30 jaar oud.
Om
10 uur kwamen de opgeroepenen langs de voordeur binnen.
Meermaals werd iemand zijn als
dwarsdoend vergeten pet van het hoofd geslagen
door
de wachtpost.
Bij
het pasnazicht werd menigeen opgevorderd, zich de volgende morgend aan te
melden op de kommendatur van het Leestse vliegveld, voorzien van spade
of
kruiwagen, voor 7 dagen arbeid van 7 tot 21 uur, bij donkerte bijgelicht
met
stallantaarns, en met dat nieuws kon elk langs de achterdeur naar
huis...
De
kommandant, die wat Hollands sprak, had logies op de hoeve van Eceleirs.
Oktober loopt naar zijn einde als hier reeds een reeks vliegtuigen zijn
geland
en
de piloten hebben al enkele oefenvluchten gewisseld tussen de velden...
t Ridderke van november 2010 : Oorlog in de lucht
Het jaar 1918 was heel bijzonder. Interne
tegenstrijd in Duitsland en hoog politiek spel van de legerleiding bespoedigden
het breekpunt in de Groote Oorlog. De Duitsers konden begin 18 alle aandacht
op het westen richten eens ze het vredesverdrag met Rusland op zak hadden. Om
in Frankrijk een militair overwicht te krijgen werd het zogeheten
voorjaarsoffensief ofKaiserschlacht
ontketend; Dit bestond uit vijf gelijktijdige aanvallen en die veroorzaakten
ook verhoogde druk op het Belgische front aan de IJzer. Er was ook luchtsteun.
Het vliegveld van Evere bestond reeds maar omdat de vliegradius beperkt was,
had men ook vijf vliegvelden in België kort achter de frontlijn. Het
geallieerde tegenoffensief was zo hevig dat deze in gevaar kwamen en in
allerijl nieuwe vliegvelden moesten aangelegd worden. Die zijn er gekomen in
Hombeek en Leest. Men had handen en tijd te kort om veel aandacht te besteden
aan een degelijke infrastructuur. De lokale bevolking werd verplicht om mee te
helpen bij het aanleggen van de vliegpleinen.
Emiel Nuytiens : dat vliegveld (noot : in Hombeek) lag tegen de Kattestraat en liep verder tot tegen de steenweg en tot
aan den Dries. Wij moesten onze eigen schop meebrengen. De paarden waren van de
boeren. Het veld was al opgezaaid. Dat werd allemaal vernietigd; Er mocht geen
beekje in zijn. Het moest zeer gelijk geweld worden. Dat deden we met paard en
wel. De 42 vliegers zijn er geland toen we daar nog aan het werk waren.
Het eten was alleen het rantsoen van thuis. De
Duitsers betaalden ons wel uit maar het geld moesten we in Leest gaan halen. In
Leest waren er 6 vliegers gestationeerd, maar dat was maar een klein vliegveld.
In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun gereedschap
was daar.In de school waren de mecaniciens van de Duitsers gevestigd en al hun
gereedschap was daar.
1918 In de kerk werd in november 1918 een
strafcompagnie Duitsche soldaten
ingekwartierd en het zwarte kerkgewaad werd alsdan weggenomen.
(GA-8/1/1920)
1918 Op 2 november
overleed te Leest de Fransche
verdrevene Sophie Sarrazin,
echtgenote Clovis.
1918 Bij den aftocht der Duitschers, in 1918,
hadden de inwoners veel te verduren
van
die soldaten. Op vele plaatsen namen zij al wat dienstig was aan veevoeder,
en
verstrooiden geheel nutteloos, groote hoeveelheden stroo, hooi, zelfs stool men
zwijnen in bijzijn der eigenaars, dewelke men bij het minste verzet,
dreigde neer
te
schieten.
Vele
soldaten waren bedronken...
(GA-8/1/1920)
1918 Op 5, 6, 7, 8
en 9 november hebben verscheidene
Leestenaars reizen gedaan
voor
het Duitsche leger, met paard en kar, voor vervoer van Leest naar Mechelen
en
van Mechelen naar Diest. (GA)
1918 10 november :
Op het Middenveld stonden ongeveer een vijftigtal lichte