1914 Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste
schermutselingen, dexml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Leestenaar Ludovicus
Louis Jacobs.
Hij was te Leest geboren
op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van
Loock.
Hij diende bij het 12de Linieregiment.
1914 29 september : Het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : ...mijn
vrouw en ik reden dan met onze beide kruiwagens met onze
drie kleine kinderen
op de vlucht..
(...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te
schieten
en we waren verplicht, gebukt en
met een zware last op onze kruiwagen te rijden
van aan de bareel tot aan het
Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen.
Aan de hoeve van Jef Scheers
gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik
wierp hem in de hof. Wij gingen
voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de
karren, van dewelke een paard zijn
zadel verloren had.
Ik mag ook neit vergeten te zeggen,
dat terwijl wij op de vlucht waren, de
windmolen van Stijnenmolen
afgebrand is..(t Ridderke, nr.4,1996)
1914 30 september : Het fort van Walem werd door de Duitsers ingenomen.
De Belgische soldaten
sloegen op de vlucht. (KH)
1914 30 september :
...Jan Baptist De Cuyper ,zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward
Leemans, landbouwers te Leest uit
de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht,
op 30
september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche
soldaten gevangen genomen. Ze
werden tegen de muur eener woning opzij
geplaatst, met den rug naar de
Duitschers.
Eene ontploffing volgde, en deze
drij personen vielen getroffen ten gronde.
Leemans bleef roerloos ten gronde
liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de
Duitsers vertrokken waren, kon hij,
alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en
verder vluchten in de richting
Willebroek, waar hij verpleegd werd.
Een zijner armen was verminkt,
zoodanig dat hij meer dan zes maand in t
gasthuis verbleef ; het gevolg is
dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit
lichaamsdeel.
Zijne twee gezellen, De Cuyper en
vrouw, verloren er het leven bij.
Leemans verklaarde dat de
Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar
2 of 3 passen van hen stonden.
Verschillende inwoners der
gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen
waren niet gevlucht. Sommigen
werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij
elkander geplaatst,anderen werden
naar Zemst geleid en daar verschillende
dagen opgesloten gehouden.
Jaak Teughels werd, na zich
verschillende dagen verdoken gehouden te hebben
onder een goot, en zich gevoed te
hebben met rapen en wortels, door de
Duitschers ontdekt.
Alhoewel hij alleen niet meer kon
gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en
vervolgens naar Duitschland
gezonden.
Gelukkig werd hij na korte tijd
teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.
In bijna alle woningen, door de
gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd
ingebroken.
Deuren, kasten, geldkoffers
verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd.
Al wat eenige waarde had als
ljnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en
gereedschap werd meegenomen of
verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.
Veel vee, bijzonder zwijnen en
pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers,
en dit in zulk getal, dat
verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting,
later in staat van ontbinding op
verschillige plaatsen gevonden zijn.
Door de beschieting is groote
schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen,
aan den toren, aan de pastorij, aan
de grafmonumenten en aan de
omheiningsmuur van het kerkhof.
Eene klas der meisjesschool is in
brand gestoken en den inhoud is door het vuur
vernield.
Vele schoolmeubelen zijn door de
Duitschers vernield en al de boeken zijn
verbrand geworden. (GA-8/1/1920)
Bezet België werd bestuurd door de Duitse gouverneurs-generaal von der
Goltz (2/11/1914 tot 2/12/1914), von Bissing (2/12/1914 tot april 1917) en von
Falkenhausen (april 1917 tot november 1918).
Het etappegebied stond wegens de nabijheid van het front rechtstreeks onder
militair bestuur.
Er was tevens een Duits burgerlijk bestuur, dat samen met het militaire
bestuur de Belgische ambtenaren, die met instemming van de regering in Le Havre
in functie bleven, controleerde.
Er rezen tal van conflicten tussen dit dubbele Duitse bestuur en het
interne Belgische bestuur.
De stemming onder de bevolking was hoofdzakelijk anti-Duits als gevolg van
de gewelddaden en represailles, van de afschaffing van de grondwettelijke
vrijheden en door het optreden van bepaalde figuren, zoals kardinaal Mercier en
Adolphe Max, burgemeester van Brussel.
Er heerste door de oorlogsomstandigheden bovendien een grote werkloosheid,
met als gevolg dat ca. 100.000 personen vrijwillig in Duitsland gingen werken,
terwijl er daarenboven nog ca. 120.000 werden gedeporteerd.
Door de verplichte inlevering van grondstoffen en levensmiddelen heerste er
gebrek aan voedsel, wat wel enigszins gecompenseerd werd door de distributie
van levensmiddelen uit Amerika.
Daarbij kwam nog een zware oorlogsbelasting van 50 mln. frank, die de
bezette gebieden maandelijks aan Duitsland moesten betalen.
Te Leest begon men zich stilaan aan te passen aan de oorlogsomstandigheden.
De meeste vluchtelingen waren weergekeerd en togen aan de arbeid.
Het gemeentebestuur maakte de balans op :
-9 huizen waren onbewoonbaar geworden door de beschietingen.
-8 waren er zwaar beschadigd.
-Het aantal daklozen beliep 71 en 45 huisgezinnen zaten zonder
bestaansmiddelen.
In de gemeente was er hoogdringend nood aan meel, rijst, vet of reusel,
bonen, zout, erwten, kledingstukken, schoenen, klompen en petroleum.
Beschikbare middelen op dit ogenblik :
Weldadigheidsbureel : 2.000 frank,
Vicentius a Paulo : 500 frank,
Het Hulp Comiteit : 1.000 frank.
|