De consequenties waren dus
duidelijk.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Afgezien van de toenmalige zeer
bedenkelijke socio-economische
levensomstandigheden van de
overgrote meerderheid van onze voorouders, was
deze wet op de verplichte
legerdienst onmiskenbaar de doorslaggevende
factor die leidde tot de opstand,
tot de Boerenkrijg.
(Francois Van der Jeught, t
Ridderke nr.2 van 1998)
1798
In het najaar van 1798 kwam het tot uitbarstingen van gewapend verzet die in
de
geschiedenis de naam gekregen
hebben van BOERENKRIJG doch waarvan de
deelnemers door de bezetters als Brigands
werden bestempeld.
Het departement van de Twee Neten
stond in het centrum van deze kortstondige
verzetsacties die de Fransen
volledig verrastten.
Een
eerste kern van gewapend verzet ontstond in het gebied van Klein-Brabant,
tussen Schelde, Rupel en het kanaal
van Willebroek onder leiding van Emmanuel
Rollier.
Jan De Decker daarover in De Band
1958 :
In de nacht van 20 op 21 oktober
1798 breekt te Bornem de opstand van de
Boeren los. De stormklok luidt er
s anderendaags. Het geklep wordt weldra
beantwoordt door al de torens van
Klein-Brabant, tot tegen Londerzeel en
Dendermonde.
Emmanuel-Benedikt Rollier neemt te
St-Amands het opperbevel van de Brigands
in handen. Een Frans ambtenaar
schrijft vanuit Walem: Nooit heb ik een rumoer
gehoord gelijk dat van deze nacht. Men
hoorde op drie tot vier mijlen in het ronde
niets anders dan het geklep der
klokken, het geroffel der trommels, het gehuil
der honden en der mensen en het
knallen der geweerschoten. Te Walem bleef
alles rustig.
Rollier zou voor korte tijd
Dendermonde veroveren doch moest wijken voor de
Franse versterkingen aangevoerd
door generaal Collaud.
Op 22 oktober trekt de Franse
generaal Béguinot met zijn garnizoen uit Mechelen
naar het omliggende om daar de rust te
herstellen. De Brigands maken hiervan
gebruik om de stad binnen te
dringen. Zij verwaarlozen schildwachten uit te
zetten en ze worden er door
Béguinot, die onvoorzien terugkeerde, verrast.
s Anderendaags doen de Boeren een
nieuwe aanval maar zij worden in de rug
aangevallen door generaal Mazingant
en velen vallen in de handen van de Fransen
die 41 krijgsgevangenen veroordelen
tot de kogel. De oudste is 70 jaar en de
jongste amper 19. De ongelukkigen
worden s avonds aan de voet van de
Sint-
Romboutstoren terechtgesteld. Onder
hen bevinden zich Pieter Jacobs, zoon van
Jacob en Anna Maria Meulders,
geboren te Leest op 26 oktober 1757 en
woonachtig te Sint Katelijne Waver
en Filip Van Asch geboren te Leest op 5
september 1731, zoon van Joannes en
Anna Bercklaers.
Volgens een aantekening van pastoor
Hermans (pastoor te Leest van 1833 tot
1854) was Filip Van Asch geen Brigand, maar was hij slechts toevallig te
Mechelen.
De anderen waren afkomstig uit
Bonheiden, Muizen, Hombeek, Perk, Elewijt,
Battel, Zemst, Hever, Heffen,
Westerlo, Zaventem, Keerbergen, Mechelen..
De terechtgestelden werden
verplicht hun eigen graf te delven voor ze
gefusilleerd werden. (MK,blz.271)
Voor outer en voor heerd,
Een sterke boer die dierf,
Te bidden overveerd !
De latere journalist en schrijver
was zo fier als een gieter iets over Filip Van
Elcke (hij verwarde Van Asch met
Van Elcke) te mogen schrijven. Iets dat op
de koop toe werd afgedrukt, bij
Robert Lafosse, de Leestse drukker. Al voegde hij
daar eerlijkheidshalve aan toe, dat
hij de verzen zelf moest zetten en drukken...
(Het Vaartland nr.4 1973)
Honderd jaar later, op 23 oktober
1898, had te Mechelen de inhuldiging plaats
van het boetekruis, gedenkteken ter
ere van de gefusilleerden van de Boerenkrijg.
Het Vlaamsch Nationaal Dagblad De
Schelde van woensdag 23 oktober 1935
daarover :
De Gefusiljeerden van Mechelen
Wij herdenken heden de 41
gefusiljeerden van Mechelen die op 23 oktober 1798 vielen voor hun vaderland.
Den 23n oktober 1798 werden te
Mechelen 41 Vlaamsche mannen gefusiljeerd omdat zij in opstand waren gekomen
tegen het Fransche regiem.
De zogenaamde gelijkheid,
vrijheid, broederlijkheid welke hun op de punt
der Fransche bajonetten werd gebracht door de beschavers van Europa.
Herhaaldelijk poogden zij het
juk af te werpen. Telkens werd hun poging in bloed gesmoord. (...)
Een geschiedschrijver zegt van
hen : Wat aan hun opstanden ontbrak, dit waren met intelligentie en
omzichtigheid begaafde leiders, keurmannen, die in revolutionnaire
omstandigheden de massa door hun gezag, hun karakter en hun wilskracht
beheerschen. Onze arme dorpelingen waren totaal aan zichzelf overgelaten,
terwijl de bewoners van de steden als door vrees en afschuw bevangen waren en
hun sympathie niet durfden te toonen tegenover deze moedige en glorierijke
patriotten, die met gevaar voor hun leven de nationale zaak verdedigden.
Anderzijds waren het gebrek aan organisatie, munitie en kanonnen een groote
oorzaak van minderwaardigheid voor den opstand.
De opstandige gedachte was
nochtans in zeer breede lagen der bevolking doorgedrongen.
De revolutionnaire propaganda
werd gevoerd door middel van volksliederen als het volgende :
Regeerders van dorpen en stee
Nederlanders blijft nu bijeen.
Wij moeten standvastig wezen,
Om te wagen ons lijf en bloed
Voor de Franschen zijn wij te
goed.
Om met schelmen en dieven te
strijden,
Dat zijn wij niet van zin,
Liever den kogen ofte
guillotien.
In Oktober 1798 had een opstand
plaats, tezelfdertijd te Duffel, Lier en Mechelen.
Den 22n Oktober had de opstand
zich uitgebreid over al de gemeenten van hun kanton. De opstandelingen hadden
voor doel Antwerpen te bereiken.
Generaal Desjardin snelde toe met 900 man. Hij slaagde erin de opstand te
dempen.
Een joernalist van dien tijd,
een half gederacineerde , gedenationaliseerde, (zoals zoovele joernalisten in
ons land, ook in onzen tijd) die de verdrukkers naar de oogen zag, en die de
opstandelingen dirot noemde, verhaalt als volgt wat er na het dempen van het
oproer gebeurde :
Den dag daer naer wesende 23
octobre 1798 (2 Brumaire) vergaederde hier naer middag eenen krygsraed die
vonnisten ter dood een-en-viertig van de gene die den gepasseerden dag gepakt
waeren en op de bezonderste hoeken van de merkt stond het kanon met kannonniers
met brandende lonten ende het garnizoen onder de waepenen, welke ongelukkige
des avonds het kwaert naer tien uren de eerste vyftien, van het gevangenen huys
gehaelt zyn, tusschen twee linien van soldaeten met brandende tortsen, een wagt
voor en achter geleyd zyn naer St-Rombouts Kerkhof, niet wetende dat zy aldaer
zouden ter dood gebracht worden, want vele van deze naemen hun brood dat sy
hadden mede, niets anders denkende of zy wierden op Antwerpen getransporteerd.
Maer aldaer gekomen zijnde en hoorende
dat zij moesten doorschoten worden, riepen om bijstand den hemel aen, en
seffens is het teken gegeven en zijn alle aldaer doorschoten. Naer de eerste
executie hebben zij wederom vijftien andere gehaelt en dan nog elf.
Welke eenenviertig menschen op
eene halve uer daer hun leven gelaten hebben.
Het is niet mogelijk te
beschrijven het droevig gehuyl en geschreeuw van deze ellendige.
Onder dezelve was er eenen of
twee die ziende hun droevig eynde, hun lieten vallen voor dat de scheuten op
hun gelost wierden, deze zijn daar doorschoten, geheel het kerkhof en den
omtrek derzelve was afgezet met soldaeten en terwijlen die een en viertig
dooden menschen daer laegen, gingen eenige ligte borgers die de fakkelen
droegen, met eene wagt van franschen, naer het huys van Pet. Jos Gooris,
grafmaker van St-Rombauts, om hem met gewelt te dwingen van die dooden komen te
begraeven, hij zeggende, dat indien iemand konde getuygen dat hij dit voor
desen gedaen hadde, hij gereed was het te doen en dat den gramaker woonde op
het algemeen kerkhof buyten de Stad, en het direct nog indirect zijn werk niet
en was ; -hierop zijn zij alle vloekende weg gegaen en hebben onder hun eenen
grooten put gemaekt en naer hun alle berooft te hebben van dat zij aen hadden,
zijn altemaal in een en hetzelve graf gedompelt, tot schrick en verbaestheyd
van alle de inwoners dezer stad is hetzelfde geschied.
Op waerheyd alzoo dit
geschreven is.
George Eekhout, die aan deze
gebeurtenis een roerend boek heeft gewijd, verklaard van deze opstandelingen :
GEHEEL ANDERS DAN DE KLASSIEKE SLACHTOFFERS VAN DEN HERTOG VAN ALVA, GINGEN
DEZE BARREVOETERS DEN DOOD IN, ZONDER DOOR HET NAGESLACHT VEREEUWIGD TE
WORDEN.
Wij hebben deze tekortkoming
tegenover deze helden willen herstellen en plaatsen hier hun namen op dezen
verjaardag van hun heldendood, als een ex-voto.
Wij drukken hierbij den wensch
uit, dat het comité der Ijzerbedevaart in het Ijzermonument een plaats moge
vinden om de nagedachtenis van al onze sublieme brigands de eer te schenken
welke haar toekomt.
VOOR GOD, VOLK EN VADERLAND.
Noot
: de lijst met 41 namen vertoont een
fout : de oudste gefusillieerde, de 67-jarige
Leestenaar Filip Van Asch wordt vermeld als Filip Vanelcke, 70 jaar
Leest.
Een
uittreksel uit Les Fusillés de Malines van G. Eekhoud over de dag van 23
oktober 1798 te Mechelen :
Mazingant stond gereed om op
de noodlottige lijst de namen van Tistiek en Tony uit te schrabben, hij lei de
pen neer.
Na een schijn van bespreking,
gaf hij lezing van een lang vonnis dat op voorhand gereed gemaakt was en
waardoor de 41 Brigands veroordeeld werden om neergeschoten te worden.
Het arrest stelde vast dat het
vonnis dadelijk en volledig zijn uitvoering zou krijgen.
De Brigands aanhoorden,
zonder veel verbazing te laten blijken, deze ongehoorde veroordeling.
Zij rekenden er op dat hunne
vrienden de stad zouden innemen en ze sanderendaags zouden verlossen. Ze
lieten zich gewillig naar het gevang brengen.
Velen namen schikkingen voor de
nacht. Afgemat door drie slapeloze nachten en drie dagen van opgewondenheid en
vermoeienis sliepen zij weldra in, zo gerust als in hun schuren en afdaken.
Buiten werden midderwijl de voorbereidselen voor hun terechtstelling
voltrokken.
Alvorens naar Brussel af te
reizen had Béguinot uitvoerige orders gegeven opdat deze terechtstelling met
grootse plechtigheid zou geschieden. Om de indruk van terreur nog te
verscherpen, moest zij denzelfde nacht nog uitgevoerd worden bij het licht van
toortsen en met de medewerking van het garnizoen.
Sedert de zitting van de
krijgsraad waren er op de vier hoeken van de Grote Markt kanonnen opgesteld
samen met hun bedienaars en met aangestoken lont.
Kwart over tien toog een
escouade soldaten naar t gevang met opdracht er 15 man te gaan uithalen om ze
naar de terechtstelling te voeren.
Men wekte dezen die sliepen en
men deed ze opmarcheren zonder hen te zeggen waar men ze naartoe voerde.
De boeren zouden nooit gedacht hebben dat deze weluitgeruste soldaten in staat
waren, in koelen bloede, ontwapende vijanden te vermoorden.
Zelfs de beulen bleven werkloos
s nachts!
Enkele woorden welke zij hadden
opgevangen deden hun veronderstellen dat en ze naar Antwerpen wou brengen.
Dus namen ze hun karig reisgoed
mee, geknoopt in een halsdoek en de knapzak met bruin brood.
Zij stapten op tussen twee
rijen soldaten en toortsdragers. Een afdeling opende de mars en een andere sloot ze af.
Zo kwamen ze aan op het
St.Rombauts-kerkhof. Daar stelde men de 15 mannen op tegen den kerkmuur op
ongeveer een meter van elkaar en zes soldaten stelden zich op voor elk der
veroordeelden.
Slechts dan kwam de waarheid tot het besef van vele dezer arme drommels die
niet meer door den roes van de wapens en het gevecht opgezweept waren, en de
reactie deed zich voor. Het gevoelen van zelfbehoud nam de overhand.
Afgrijselijke tonelen speelden zich af. Enkelen vielen op de knieen, aanriepen
de hemel, kropen tot aan de voeten van de beulen en trachtten hen de handen te
grijpen.
Daar zij geen meedogen konden
wekken, riepen zij de hulp in der Mechelaars, die als toeschouwers waren
samengeslopen en die nog nieuwsgieriger waren dan laf.
De ruiters hadden er moeite mee
deze kijkers op afstand te houden.
De officier welke gelast werd
met dit vuile werkje, voelde misschien zijn moed begeven, en om aan deze
tonelen een einde te stellen, beval hij plots : Vuur !
Man had, om dit afstotelijk
werk te volbrengen, slecht-aangeschreven mannen aangeduid, lamzakken, het
uitschot van het leger en bovendien slechte schutters.
Tot ongeluk der veroordeelden
was er ook nog mist.
De wind blies de fakkels uit of
deed hun schijnlicht nog meer beven, wat de soldaten die enig mededogen hadden
in de onmogelijkheid stelde goed te mikken.
De ongelukkigen spartelden ten
andere als bezetenen en beletten aldus het executie-peloton zijn taak kort en
goed te voltrekken...
De geweren gingen af met een
geluid van scheurend doek.
Verscheidene boeren waren
slechts gekwetst of zelfs maar licht geraakt.
Zij rolden ten gronde en
spartelden in wilde stuipen. Een tweede salvo stelde nog geen einde aan deze
afgrijselijkheid.
Men hoorde kermen. Ledematen
bleven bewegen.
Soldaten kwamen op de stervenden af en met pistool en sabel stelden zij er een
eind aan.
De massa der nieuwsgierigen
scheen nauwelijks minder roerloos en stil dan de doden.
Een tweede reeks van 15 man
wordt aangevoerd.
Alhoewel de officier, teneinde
de voorgaande afgrijselijkheden te vermijden, de soldaten dichter bij hun doel
had opgesteld, waren zij nog onhandiger en moesten tot driemaal toe
herbeginnen, om eindelijk met pistool en sabel, de laatste doodsratel en stuip
stil te leggen in die arme lichamen.
Men ging dan de laatste 11
ophalen.
Het waren de beste, de echte,
de moedige onder de moedigen : Willem Tuytgen,(Bonheiden) Jan Michiel Van
Rompaye, (Bonheiden) Rik Schalenberg,(Bonheiden) Hendrik Heratens,(Bonheiden) Jan Baptist Vervloet, (Elewijt) Antoon Van
Eylen, (Elewijt) Gillis Bul(Zennegat), Michiel de Golder(Mechelen) en Pieter
Bosmans(Keerbergen).
Wanneer zij op het
schrikwekkend prieel aankwamen, waar reeds 30 lijken uitgestrekt lagen, konden
zij er niet over stappen, zo dicht lagen ze op elkaar. Zij waren verplicht er
op te trappen en in hun bloed te polsen.
De waardige jongens, door
eenzelfde gevoel van eerbied en medelijden gedreven, lieten hun kloefen bij de
ingang van het plein staan om niet te zeer op deze overblijfsels te drukken.
Rik Schalenberg, spotter tot het bittere einde toe, riep de soldaten toe :
Een ogenblik dat ik plaats
make voor uwe kogels !
En hij ontblootte zich om zich
de opperste lust te gunnen de Franse soldaten te behandelen zoals hij hun
plakkaten te Bonheiden behandeld had.
De vrienden gaven elkaar den kus en maakten zich gereed om voor hun Rechter te
verschijnen.
Zonder tegen de muur te leunen,
rechtop en fier, het hoofd omhoog, en voet vooruit om stevig te staan, de hoed
in de hand, de blik open en frank op de geweren gericht, stond Willem Tuytgen,
de zoon van de burgemeester, alsof hij de dood tegemoet wou gaan.
Met vaste stem riep hij : Voor
God en Vaderland !
Reacties op bericht (0)
|