xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
1812 24 decmber Hendrik Diddens
in De Band Oktober 1964 :
Kerstmis op een hooischelf
Kerstnacht 1812. Het klokje te Leest galmt helder door de lucht.
Over de harde veldpaden lopen boerenmensen in groepjes zwijgend naar de
middernachtmis. Sommigen dragen een smoutlantaarn.
In het zwakke schijnsel lopen vrouwen met kapmantels aan.
De mannen lopen gebogen en dragen een jekker met opstaande kraag. Hun handen
zitten diep in hun broekzakken..
Aan de kerkdeur is er een traag gezoem van stemmen en het kletteren van klompen
op de keien van het pleintje.
Daar staat een man in het donker portaal. Die is niet van het dorp. De
mensen kijken hem vorsend aan.
Heb je pachter Jan Diddens niet gezien ? vraagt hij. De pastoor heeft
gezegd dat hij zeker naar de middernachtmis zal komen.
Ja, antwoordt een vrouw, die kunt ge hier ieder ogenblik verwachten.
Enkele minuten later tikt de onbekende man de 64-jarige landbouwer op de
schouder.
Pachter Jan, kom eens een eindje met mij mee. Ik heb nieuws voor je.
De boer schrikt.
Van Pier-Jan ? Toch geen slecht nieuws ?
Ssst, kom even mee als je wilt.
Ook de pachteres en haar dochter willen natuurlijk mee. Zij lopen met hun
vieren bezijden de kerk een eindje het donkere kerkhof op.
Luister, zegt de man. Ik kom regelrecht van Mechelen en ik breng je de
groeten van Pier-Jan.
God, is het mogelijk ? roept de pachteres uit.
Stil ! beveelt de man. Pier-Jan is in de vooravond bij ons aangekomen
samen met een jongen uit Heffen Jan Serneels, die ken je misschien wel ?
Al te goed, zegt pachter Diddens gejaagd. Hij was ook een consrit voor
het leger van de verdomde keizer. Pier-Jan is met hem opgetrokken. Dat is nu
bijna 2 jaar geleden.
Wel, ze zijn met hun beiden uit het leger weggelopen. Zij komen te voet
uit Rusland. Meer dan vier maanden zijn ze op weg geweest. Ze hebben veel
geleden.
God, kan onze Pier-Jan niet meer tot hier geraken ?
Natuurlijk kan hij dat pachteres, maar je begrijpt toch dat het niet
mag. Ik zei daareven toch dat hij uit het leger van Napoleon is weggelopen.
Versta je dat niet ? Hij is gaan lopen, ginder in Rusland ! De municipaliteit
zal daar vandaag of morgen bericht over ontvangen. Als het niet reeds gebeurd
is. Dan zullen de sabelslepers opdracht krijgen Pieter weer op te pikken. Je
weet toch welke straf er op desertie staat ?
Ze kijken de vreemde boodschapper ernstig aan.
De doodstraf ? De Mechelaar knikt.
Ge moet dus voorzichtig zijn. Er zitten overal verklikkers, zelfs op een
dorp. Pier-Jan mag voorlopig niet naar Leest terugkeren.
Het klinkt als een vonnis, de eenvoudige buitenlieden weten niet wat
daarop te antwoorden. Daarom spreekt de man verder :
Ik raad je aan de middernachtmis bij te wonen alsof er niets bijzonders
gebeurd is. En morgen verwacht ik pachter Jan bij mij thuis. Ik woon op de
Hanswijkvaart buiten de vesten. Vraag maar naar de brugdraaier van de
Withuisbrug.
De volgende dag gaat pachter Jan Diddens te voet naar Mechelen. Het is
voor hem en zijn gezin een vreemde kerstnacht geweest. Vrede aan de mensen van
goede wil !
Maar hij haat Napoleon meer dan ooit. Hij kan niet anders. Napoleon is
een bloedhond.
In alle stilte heeft hij zijn getrouwde zoons en dochters gewaarschuwd.
Nu gaat hij Pier-Jan weerzien. Zijn jongste, pas twintig jaar.
Door zijn geest flitsen de beelden van het afscheid. Een 18-jarige
boerenknaap. Eerder mager maar pezig en kerngezond. Zijn pakje in een geruite
handdoek aan een gladde beukenstok. Opgeroepen om voor de keizer te vechten.
Waar ? Dat wist niemand. De keizer vocht overal. Nu weer in Rusland.
Ha ! Bedenkt de boer met een grijnslach. Dat heeft Pier-Jan de keizer
goed gelapt !
Wie doet het hem na ? Vier maanden heeft hij er over gemarcheerd vertelde
de brugdraaier. Dat is geen kinderspel. Rusland moet wel heel ver hier vandaan
zijn.
Daar hoort hij de vele kerken en kloosterklokken van Mechelen zuiver door
de kerstmorgen beieren. Ach ja, vrede moet er zijn. Wat kan Napoleon hem
eigenlijk schelen, nu hij Pier-Jan gaat weerzien ?
Een halfuur later volgt hij de brugdraaier naar een hoevetje van de
Zeutestraat.
Daar wisselen zij enkele woorden met de boer.
Dan gaan zij naar de halfdonkere stal en klimmen langs een krakende ladder de
hooischelf op. Het valluik gaat open.
Het is bijna geheel donker onder de dakpannen. Maar als een schichtig dier is Pier-Jan rechtgesprongen. Hij herkent
zijn vader. Geen van beiden kan wat zeggen. Zij wenen van geluk en kloppen
elkaar zachtjes op de schouder.
Je bent ziek Pier-Jan ! zegt de pachter eindelijk met nauwelijks
verkropt medelijden.
Ik zie het aan je ogen.
De jongen begint alweer te huilen. Na al het uitgestane leed schokt de
vertrouwde stem van zijn vader al te zeer zijn gemoed.
Ik meende onderweg te zullen sterven, vader...Je weet niet wat een mens
kan afzien op zon weg. In Polen en Duitsland hebben wij s nachts doorgestapt
en overdag geslapen waar wij konden. En honger geleden ! Honger...Hoe ist met
ons moeder ?
Goed jongen, zij wou natuurlijk dadelijk meekomen.
Dat kon niet, ik begrijp het vader.
Pier-Jans wangen gaan plotseling gloeien. Misschien is het van de koorts
?
Mogelijk ook van het weergevonden geluk.
Weet je vader dat een mens pas ondervindt hoe schoon en hoe goed zijn
land is wanneer hij ergens ver in de vreemde, ziek en uitgehongerd en
nagejaagd, aan sterven moet denken ?...Toen wij gisteren op de Leuvensebaan in
de verte de Sint-Romboutstoren zagen staan, zijn wij op onze knieën gezakt en
dan hebben we de grond gekust. Onze geboortegrond vader ! Dat kunnen sommigen
misschien flauw vinden maar die zijn dan zeker nooit te voet uit Rusland naar
hun thuis teruggekeerd.
Het klokje van de dorpskerk uit het nabije Muizen klept het
middagangelus.
Het is Kerstmis 1812. En op een hooischelf heffen twee uitgemergelde
boerenzoons, deserteurs uit het leger van Napoleon, het hoofd op naar hun
vredige thuis.
P.S. Pier-Jan Diddens is enkele weken later naar Leest teruggekeerd en
heeft o verscheidene hoeven verdoken geleefd tot de val van Napoleon in 1814.
Hij huwde in 1816 met Elisabeth Goossens. Eén van zijn kleinzoons was mijn
grootvader.
Hendrik Diddens.
Hendrik Diddens publiceerde het
verhaal van zijn voorvader in de reeks Historische Verhalen van De Sikkel
onder de titel Deserteur onder Napoleon (1974/De Sikkel n.v. Antwerpen)
|