1980 12 juni Gazet van Mechelen :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Er
zijn geen centen voor Leestse landbouwers
Schadevergoeding
na overstroming kan niet geregeld worden
Na
de jongste dijkbreuk aan de Zenne te Leest waarbij een zestal tuinders en
landbouwers hoge schade hebben geleden aan groente- en tuingewassen is de zaak
nog steeds niet in kannen en kruiken.
De betrokkenen werden her en der met een kluitje in het riet gestuurd en
ondanks de vele onderhandelingen en bezoeken van deskundigen ter plaatse, lijkt
het er sterk naar dat de betrokken tuinders geen frank zullen trekken.
Ze
wagen nu een laatste poging en hebben, via bemiddeling van de Boerenbond,
collectief een advocaat aangesproken. Die deelde intussen mee dat de Mechelse
rechtbank definitief de knoop zal doorhakken, op 25 juni e.k. valt het verdict.
De
Leestse tuinders hebben zo hun eigen kommentaar. Toen de dijk in Leest het
begaf, hielden de TV mensen een dagenlange staking. Het nieuws van de bres
kreeg bijgevolg niet de normale belangstelling. Intussen ploeterde men aan de
Leestse dijken in de modder.
Enkele
dagen later werd Grobbendonk door overstromingen geteisterd. Toen was de
televisie er wel en hoewel de daar opgelopen schade niet dermate opliep als te
Leest wel het geval was, de Grobbendonkenaars trekken wel.
Gepoogd
werd nog om de administratieve kosten te ontlopen- beide zaken te koppelen,
maar toen waren de Leestse dossiers precies een week gepasseerd.
Geen
frank
Tot
op vandaag trokken de Leestenaren nog geen frank. Alleen de belastingen houden
tot op zekere hoogte rekening met de schade. Alle bemiddelingspogingen van de
landbouworganisaties en ook de inzet van de sociale stedelijke dienst blijken
niets uit te halen. Om die reden hebben de Leestse tuinders een proces
aangespannen tegen de Belgische Staat. De zaak wordt collectief voor alle
betrokkenen ingeleid maar iedereen krijgt een individuele behandeling.
Verstevingswerken
Intussen
zijn de dijkverstevigingswerken langs de Zennedijken te Leest definitief van
start gegaan. Na enige tijd voorbereidend werk rijden nu bestendig zware
vrachtwagens op en af.
Verhoopt
wordt om de ruwe dijk nog voor de winter afgewerkt te krijgen.
De
afwerking zal nadien gebeuren.
Nochtans hebben de omwonenden er ook nu weer geen goed oog in. Vastgesteld werd
dat alle afvloeiingsbeken rond de Zenne werden dichtgegooid teneinde een
toegang te maken voor de vrachtwagens. Dat zou wel eens tot gevolg kunnen
hebben dat bij een of andere wateroverlast de omgeving weer blank komt te staan.
De
afvloeiingsgrachten slorpten in het verleden dergelijke wateroverlast op.
Hoe
het de eerstvolgende maanden moet met mogelijke stortvlagen blijft de omwoners
een open vraag.
De volgende dag publiceerde dezelfde
krant :
Rampenfonds moet tussenbeide komen
Naar aanleiding van interpellaties in de
Kamer over de tussenkomst bij waterschade, vestigde volksvertegenwoordiger L.
Van den Brande de aandacht op het feit dat blijkbaar geen vergoedingen voorzien
zijn ingevolgde de dijkbreuken te Leest aan de Zenne en hij verwees naar een
antwoord van de toenmalige minister van Openbare Werken die op vragen van een
kamerlid erkend had dat de ramp in Leest veroorzaakt was door een overwachte
stormvloed en de dijkversterkinswerken nog dienden uitgevoerd te worden.
De betrokken minister beloofde een schriftelijk en uitvoerig antwoord.
En nog een dag later in de krant van 14
juni 1980 :
Kamerlid Somers krijgt toezeggingen.
Rampenwet dient ernstig uitgevoerd.
In de Kamer van Volksvertegenwooridgers
interpelleerde Joos Somers minister Chabert over de lamentabele uitvoering van
de wet van 12/7/1976 op het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private
goederen door natuurrampen, beter gekend als de rampenwet.
Na de overstromingsramp te Ruisbroek en
Walem waarbij ook de gemeenten Willebroek, St.-Amands en Mariekerke werden
geteisterd kwam een wet tot stand die voorzag in een financiële tegemoetkoming
van de staat voor de geteisterden.
Alleen de natuurrampen die door de staat
worden erkend, kunnen aanleiding geven tot enige vergoeding. Dat is nog niet
niet geval voor Heffen en Leest.
Kamerlid Somers protesteerde tegen het
feit dat men in Wallonië wel gebieden als rampgebied aangeduid heeft, alhoewel
er tien maal minder slachtoffers vielen
en de ramp een tien maal kleinere omvang had dan bv de overstroming in mei-juni
1979 in Vlaams-Brabant waarbij ongeveer 1500 mensen betrokken raakten en met
een globale schade van meer dan 130 miljoen frank.
Wat de ramp van Heffen (en Leest)
betreft, mag men de norm het aantal getroffenen om dit gebied als rampgebied
te erkennen, niet aanhouden maar dient men zich te baseren op de omvang van de
schade. Het is immers zo, aldus Somers, dat de staat verantwoordelijk is voor
de overstromingen in Vlaanderen omdat de opeeenvolgende regeringen het
dijkenbeleid hebben verwaarloosd. De Staat werd trouwens door de rechtbank
veroordeeld om haar onverantwoord beleid na klacht van geteisterden uit
Ruisbroek.
Minister Chabert beloofde de zaak te
laten onderzoeken en de erkenning van het rampgebied Heffen opnieuw te
overwegen.
Fotos :
-Volksvertegenwoordiger
Luc Van den Brande kwam tussenbeide in de Kamer.
-De
toenmalige Minister van Openbare Werken Jos Chabert.
|