‘En ze dronken een glas, loosden een plas en lieten alles zoals het was’. Meer kan er niet verteld worden over de aan de gang zijnde regeringsvormingen. Zoals te verwachte, heeft de ‘mediateur’ de taak terug aan de koning gegeven en zal de ‘formateur’ die weer overnemen. Veel meer zal er voorlopig niet gebeuren omdat die lokale verkiezingen er aankomen. Alsof het enig verschil zal maken hoeveel stemmen partijen gaan halen in Noetezaaie of Loederpee…
Ook na die verkiezingen zal er niets gebeuren en zullen we in het beste geval met een federale regering zitten waarin het donkerblauwe MR en het lichtrode Vooruit voortdurend met elkaar in de clinch zullen gaan. Het enig alternatief blijft dan de kaviaarsocialisten van ons mateke te laten vallen en een hopelijk vernieuwde Open VLD erbij te nemen, desnoods - al was het maar alleen in de Vlaamse deelregering – met de gedoogsteun van het Vlaams Belang.
Doordat de Vlaamsnationalisten op 9 juni geen meerderheid behaalden in het eigen parlement, heeft Vlaanderen zijn afspraak met de geschiedenis (voorlopig?) gemist. De volgende kans is pas in 2029…
Ik durfde vroeger op college wel eens onder mijn huiswerk te schrijven ‘missen is menselijk’ (‘errare humanum est’, als het in het Latijn was). Dit totdat een leraar erbij schreef ‘Maar opletten is plicht.
Aan dat laatste moest ik denken toen ik had opgemerkt een foutje gemaakt te hebben in mijn vorige blog. Ik schreef toen nl dat het een raadsel zou blijven na de verkiezingen te weten te komen hoeveel er juist voor de diverse partijen zouden gestemd hebben in gemeenten waar men onder een andere naam opkwam. Dat laatste geldt nl niet voor Het Vlaams Belang. Door het feit dat geen enkele partij met hen samen wil opkomen, zal men bij het VB exact kunnen zien hoeveel er voor haar gestemd hebben. ‘Elk nadeel heb se voordeel’, wist Johan Cruyff destijds al.
Het VB zal trouwens in veel meer gemeenten opkomen dan de vorige keer, zelfs zeven keer meer dan de zieltogende Open V LD, de kanseliersbonus ten spijt.
Het wordt steeds duidelijker dat men de vorming van de nieuwe federale regering over de lokale verkiezingen van 13 oktober zal tillen. In tegenstelling tot wat daarover verteld wordt, zullen die verkiezingen er weinig of geen invloed op hebben.
Om te beginnen zal men voor de allereerste keer niet verplicht zijn te gaan stemmen . Hoeveel mensen dat niet zullen doen, is niet te voorspellen. Daarbij komt nog dat in heel wat gemeenten – veel meer dan vroeger – kartellijsten zijn gevormd onder de naam van bv ‘Gemeentebelangen’ of ‘Lijst van de burgermeester’, waarbij men niet weet hoeveel stemmen elke partij apart zou gekregen hebben. Van Open VLD is al bekend dat de partij slechts in 10% van de gemeenten nog onder de eigen naam durft opkomen. Bij de andere partijen zal dan wel hoger liggen, maar hoe hoog blijft een raadsel.
Ondertussen blijft het vormen van een federale én Vlaamse regering uitgesteld. Hopelijk niet tot Sint Juttemis.
De vijf partijen van de mogelijke Arizona-coalitie zijn zowaar donderdag nog eens samen aan tafel gaan zitten op vraag van ‘mediateur’ Prévot. Dat gebeurde niet om verder te praten over een mogelijke regeringsvorming, maar om de Belgische kandidaat aan te duiden als eurocommissaris van Justitie. Didier Reynders, de huidige commissaris, zou herbenoemd kunnen worden, maar ook iemand anders. Zelfs dat is voorlopig niets geworden omdat, indien er iemand van de ‘Arizoners’ zou benoemd worden, diens partij een minister minder zou krijgen. Erg, hé?
--
In Antwerpen komt Patje Janssens, na 12 jaar, weer op bij de gemeentelijke verkiezingen. Hij krijgt bij Vooruit de derde plaats. De kaviaarsocialisten zullen er blij mee zijn. Nóg ene die bij hen past in het kader van ‘denk links, leef rechts’.
Ondertussen blijkt de werkzaamheidsgraad van zowel Oost- als West-Vlaanderen een graad bereikt te hebben van méér van 80% - de norm die Europa vraagt tegen 2030 - en maakt men er zich zorgen over dat diezelfde werkzaamheidsgraad in Vlaams-Brabant iets gezakt is.
Dat diezelfde werkzaamheidsgraad in Wallonië momenteel niet eens de 70% bereikt, wordt niet eens vermeld…
Wallonië heeft, voor de categorie burgers tussen 25 en 64 jaar, niet alleen de laagste werkzaamheidsgraad, het heeft ook het grootste aantal mensen die helemaal geen werk zoeken én het grootste aantal langdurig zieken. En dit laatste in de regio die beschouwd wordt als die met het gezondste klimaat van het land.
--
Wat de politiek betreft is het met de werkzaamheidsgraad juist het tegenovergestelde en ziet het er steeds meer naar uit dat de N-VA het vormen van de federale en de Vlaamse regeringen over de lokale verkiezingen wil heffen. Op die manier kan De Wever op twee vlakken spelen, moet Loones zich over het communautaire geen verdere zorgen maken en houdt ook Diependaele een stok achter de deur.
In de Tv-journaals van dinsdag 27 dezer kreeg men ‘sir’ Keir Starmer, de nieuwste Britse premier, te zien en te horen zeggen dat zijn land, met bijna 67 miljoen inwoners (zo'n vijf keer meer dan België), een staatsschuld heeft van 26 miljard euro en dat hij daardoor de Britten weinig goeds beloven kan.
Zou die man niet weten dat de staatsschuld van België, het land dat nooit meer zou uitgevonden worden als het niet reeds bestond (volgens het Britse blad The Economist) nog twee miljard groter is en dan maar voor één vijfde van het aantal inwoners? Misschien weet hij evenmin dat niemand in de Belgische politiek zich daarover druk lijkt te maken en doet alsof er niets aan de hand is. Zowel onze federale als de gewestelijke Vlaamse regering schijnt zich daar niet meteen om te bekommeren. Als dat op 20 september nog zo zou zijn, komt daar misschien verandering in en zullen we straks nog aan dat vermaledijde Europa te danken hebben dat die staatsschuld van ons allen zal moéten dalen.
Met Arizona wordt het waarschijnlijk niets, gewoon omdat een centrumrechtse federale regering geen linkse coalitiepartner nodig heeft. Zo’n regering zal een kibbelregering blijven. Het alternatief is de kaviaarsocialisten te vervangen door een vernieuwde al dan niet Open VLD, zonder de traditionele blauwe families en haar ongeleide projectielen.
Dat zo’n regering maar een meerderheid van één zetel zou overhouden, is geen ramp. Bart Maddens vertelde het dezer dagen nog op Kanaal Z: ‘een meerderheid is een meerderheid, ook al gaat het maar om één zetel’. Het alternatief is géén meerderheid, maar een federale regering in lopende zaken, wat in dit geval een voortzetting van Vivaldi zou betekenen, waardoor we van de regen in de drop komen. Komt daar nog bij dat we vóór 20 september aan Europa moeten laten weten hoe we denken de Belgische staatsschuld van 28 miljard euro kwijt te geraken, wat zelfs op 7 jaar een mission impossible zal worden, ook met Arizona.
Een geheugensteuntje voor wie het nog niet zou weten*:
‘Als België onbestuurbaar zou worden, bijvoorbeeld
omdat er geen federale regering meer kan worden
gevormd, dan moet het Vlaams Parlement Vlaanderen
uitroepen tot deelstaat van het federale België, met als
grenzen de bestaande grenzen van het Nederlandse
taalgebied. Dat is weliswaar niet volgens het boekje,
maar democratisch volstrekt legitiem, want het Vlaams
parlement, verkozen om Vlaanderen te besturen, is
de uitdrukking van het Vlaamse volk. En de wil van
het soevereine volk is voor overtuigde democraten het
enige wat telt’.
*Prof. Robert Senelle (1918 - 2013 ) was geen flamingant, maar een Franstalige Brusselse grondwetspecialist, te vergelijken met o.m. onze Hendrik Vuye.
Over de federale regeringsvorming wordt nog heel wat gezegd en geschreven, terwijl er in werkelijkheid niets gebeurt. ’Silentium triplex’ noemden wij dat in onze studententijd.
Over de besprekingen op gewestelijk vlak hoort men dan weer zo goed als niets, terwijl niets belet daarmee door te gaan. Als er straks geen federale regering komt, moeten we gewestelijk verder kunnen. Waarom kan dat in Wallonië en in Vlaanderen niet?
Als deze situatie nog lang aansleept, kunnen we terug gaan denken aan de Senelle-doctrine, die uitgaat van het principe dat men er niet meer in slaagt een federale regering te vormen, Het Vlaams parlement, dat de uitdrukking is van het Vlaamse volk, is dan het enige wat nog telt.
Over de politiek kan ik dezer dagen kort zijn. Zoals ik reeds schreef, kan men geen centrumrechtse federale regering vormen met daarin aan Vlaamse kant een linkse partij geleid door een ongeleid projectiel zoals ons mateke.
Ondertussen heeft Open VLD een gedoodverfde nieuwe voorzitter in de persoon van Eva De Bleeker en maken Quicky en Gwendolientje geen deel meer uit van het partijbestuur, zodat de partij weer in aanmerking zou kunnen komen.
Voor de N-VA komt het er nu op aan niet de fout te herhalen van de Zweedse coalitie door het communautaire weer in de ijskast te stoppen.
Of dat alles nog te regelen valt vóór het rapport aan Europa van 20 september en/of de gemeentelijke verkiezingen van oktober, valt te betwijfelen. ‘Mediateur’ (géén ‘formateur’) Prévost zal het geweten hebben.
Het lijkt erop alsof men de Arizona-coalitie een tweede kans wil geven. Maxime Prévot van ‘Les Engagés’, de vroegere Franstalige christendemocraten, mag het op zijn beurt eens proberen. Hoe dat gaat gebeuren is nog af te wachten, maar het zal nooit degelijk werken zolang van twee politieke families er een in de nieuwe regering zou zitten en een andere niet. Dat is vragen om problemen. Nu ging het alleen nog maar om die meerwaardebelasting op aandelen, maar morgen kan dat om eender wat zijn en zijn we vertrokken voor een kibbelpartij van 5 jaar.
M.i. zou men best wachten tot de nieuwe Open VLD een feit zal zijn, een zonder de postjespakkersfamilies Verhofstadt, De Gucht, De Croo en De Clerq. En ook zonder rariteiten zoals Quicky en Gwendolientje. Mocht dat gebeuren, dan zou een nieuwe Open VLD de kaviaarsocialisten én ons mateke kunnen vervangen.
De poging van Bart De Wever om een nieuwe federale regering te vormen is dus niet gelukt, grotendeels omdat men geen centrumrechtse regering kan vormen met daarbij een linkse partij. Kaviaarsocialisten (denk links, leef rechts) blijven socialisten. Wat nu?
De Vlaamse partijen zouden er best aan doen eerst te zorgen een nieuwe Vlaamse gewestregering te hebben. De Walen hebben er al een. Dan kan men nog altijd rechtstreeks met elkaar praten. Ondertussen zal de huidige federale regering in lopende zaken verantwoordelijk blijven voor alles wat federaal is, de staatsschuld van 28 miljard inbegrepen, waartoe Vivaldi ruim heeft bijgedragen en waarover Europa ten laatste op 20 september wil weten hoe het land denkt die weggewerkt te krijgen.
Ook de laatste vergadering van de Arizona-coalitie bracht geen akkoord en het is nu afwachten wat het bezoek van De Wever aan Filip vanavond zal opbrengen..
Of men nu vóór of tegen Georges-Louis Bouchez is, feit blijft dat het voornamelijk aan hem te danken is dat de PS in Wallonië na dertig jaar van de macht is verdreven. Ook met de Vlaamse versie van de socialistische ideologie zal het nooit goed komen. Reden waarom men Vooruit beter niet in een nieuwe federale regering betrekt en naar een andere oplossing zoekt, desnoods met een vernieuwde Open VLD, hoe hachelijk dat momenteel ook lijkt.
Met die Open VLD gaat het immers van kwaad naar erger. Niet alleen verloren ze de verkiezingen en lonkt de kiesdrempel, maar Crootje, de man die de ‘kanseliersbonus’ zou binnenrijven, kreeg bij de eerste verkiezingsronde voor een nieuw partijbestuur zelfs minder stemmen dan ex-staatsecretaris Eva De Bleeker die hijzelf had afgedankt. Ook Quicky en Gwendolientje en een tweede zoon van Karel De Gucht haalden niet voldoende stemmen om weer verkozen te geraken.
Dé verrassing op 9 juni kwam uit Wallonië, waar de PS voor het eerst in dertig jaar niet in de Waalse deelregering nodig was en zich Waals én federaal terugtrok in de oppositie. Alleen in Wallonië en de Duitstalige Oostkantons zijn er al nieuwe gewestregeringen. In Vlaanderen zou Open VLD vervangen worden door de kaviaarsocialisten van Transconnah. Of dat een goed idee is, valt te betwijfelen als men ziet dat het er nu al bovenarms opzit tussen Vooruit en MR. Als enige linkse partij in een centrumrechtse Arizona-coalitie zal die van ons mateke dwars blijven liggen over alles en nog wat.
Brussel tenslotte zal wel een ‘hellhole’ blijven, met driemaal meer uitgaven dan inkomsten.
--
Het enig verschil met Vivaldi zal zijn, dat er nu waarschijnlijk wel een Vlaamse meerderheid zal zijn in de nieuwe federale regering, dat we kunnen hopen dat België voorlopig dan maar confederaal wordt en dat Wallonië én Brussel hun schulden zullen kunnen afbouwen, al zal dat niet in één legislatuur gebeuren, zoals Wallonië al heeft laten verstaan.
Het land dat niet meer zou uitgevonden worden als het al niet bestond, zal er dus tegen de volgende verkiezing van 2029 nog steeds zijn en het jaar daarop waarschijnlijk zijn 300ste verjaardag zal vieren…
Het wordt tijd dat we ons weer wat gaan bezig houden met de politiek. Nadat, in tegenstelling tot zowat alle peilingen van de laatste jaren, de twee Vlaams-nationale partijen op 9 juni net geen meerderheid haalden in het eigen parlement, bleef de N-VA met één zetel meer Vlaanderens grootste. Als gevolg daarvan kreeg Bart De Wever de opdracht om een nieuwe federale regering te vormen en zijn partijgenoot Diependaele een nieuwe Vlaamse. Voorlopig komt het Vlaams Belang niet aan bod, gewoon omdat er een derde partij nodig is en geen enkele van de uitstervende traditionele partijen met het VB wil samenwerken. Komt daar nog bij dat we in de gewesten legislatuurregeringen hebben, waardoor men voor een volgende verkiezing vijf jaar zal moeten wachten. Voor mijn generatie – ik ben ondertussen ook al 84 - wordt het ‘Met beter hopen is de tijd verlopen’.
Ondertussen hebben De Wever en zijn Arizona-ploeg er alweer een resultaatloze nacht opzitten en krijgt hij van Filip de Laatste geen week, maar slechts drie dagen de tijd om er nog iets van te maken. Met de wetenschap dat dit België, in verhouding tot het aantal inwoners, de grootste staatsschuld heeft van heel Europa én de hoogste belastingen heft, wordt dit een mission impossible, tenzij er een minderheidsregering zou komen zonder matekes kaviaarsocialisten en met gedoogsteun van het Vlaams Belang en misschien zelfs de laatste Vlaamsblauwe mohikanen. 'Alla Machiavelli’, zoals ik al eens opperde (‘Het doel wettigt de middelen’).
Toen DAF zijn zoveelste crisis meemaakte, moesten we 15% van ons loon inleveren. Ik zocht en vond toen ander werk, bij de bandencentrale Bernaerts in het industriegebied van Polygoon, Brasschaat. Dat was echter verkoop, geen service en dat sloeg flink tegen. Ik heb er zelf ontslag genomen en heb dan drie maanden zonder werk gezeten. Ik slikte tenslotte mijn trots in en belde Dick Buss om te vragen of ik niet opnieuw bij ITS kon beginnen. Normaal ging dat niet, omdat er bij DAF toen een wervingsstop was, maar Dick wist de grote baas, de heer Godding, om te praten en ik werd weer aangenomen. Ik heb nooit gemotiveerder gewerkt dan in die periode. Op het einde van de reis (22 jaar) had ik bij ITS meer dan 53.000 strandingen gedaan, wat op de eerste bladzijde van het personeelsblad kwam te staan, foto inbegrepen. Op één jaar na (1993, toen ik een dubbele liesoperatie moest ondergaan), deed ik steeds de meeste strandingen van allemaal, zelfs als oudste medewerker op de afdeling (er was er een die men ‘onze ouwe’ noemde, Leo van der Linden, maar die was enkele jaren jonger dan ik!). Toen ik 60 was verkreeg ik dat ik geen nachtdiensten meer moest draaien. Met 62 kon ik op brugpensioen, maar dat deed ik niet. Ik begon van dan af wel in een 80% systeem te werken, waarbij ik nog vier dagen per week werkte – wel nog in twee ploegen – en geen weekeind- en nachtdiensten meer. Met mijn ervaring en talenkennis was dat een makkie en later zou blijken dat die extra jaren voor mijn Nederlands pensioen een opsteker waren.
Ook bij DAF zou ik iets speciaals meemaken. Het ging de firma niet voor de wind in het begin der jaren negentig. In een overmoedige bui had ze het Britse Leyland overgenomen en was ze naar de Beurs gestapt. Iedereen kreeg voor een zeker bedrag aandelen en kon er zelfs bijkopen. Ik geloofde er niet in en verkocht de mijne meteen voort, zelfs met een weinig verlies. Het was een goede zet, want in 1995 ging DAF failliet! Met de financiële hulp van de Nederlandse en Vlaamse regering werd er een doorstart gemaakt, maar daarvoor moest ongeveer de helft van het personeel afvloeien. Een ‘sterfhuisconstructie’ werd dat genoemd. Voor de fabriek in Eindhoven betekende dat, dat er 3.000 mensen hun baan verloren. De laatste vrijdag van februari werd iedereen naar huis gestuurd, iedereen behalve ik. Ik had dat weekeinde nl nachtdienst. Buiten de bewaking was ik toen de enige die bij DAF aan het werk was! Onze ITS afdeling mocht nl niet sluiten omdat wij het enige contact nog waren met de klanten en de werkplaatsen die de nieuwe DAF straks nog nodig zou hebben. Iedereen kreeg die zaterdag een brief in de bus (in België gebeurde dat via een koerierdienst, omdat de post op zaterdag alleen maar kranten en doodsbrieven ronddraagt), waarin stond dat hij/zij ontslagen was. Bij de helft zat er nog een tweede brief, die voorstelde maandag terug te komen om een nieuw contract te ondertekenen. Dat laatste gebeurde ook bij mij en bij al mijn vaste collega’s (ITS werkte ook met parttimers). De enige die bij ITS ontslagen werd, via outplacement, was het hoofd van de afdeling, Daniël Boon, van Brusselse afkomst, die Dick Buss (op brugpensioen) had opgevolgd…
Op donderdag 27 januari 2005 deed ik mijn laatste ITS werkdag en kreeg ik nog 27 strandingen. Op vrijdag werd ik gehuldigd met o.m. een rondleiding met de familie door de fabriek, een afscheidsdronk in het visserspaviljoen, waar ook allerhande medewerkers en dealers me konden komen feliciteren en een maaltijd bij een Grieks restaurant t.o.v. de fabriek met de familie en de ITS medewerkers die niet van dienst waren. Ik had 33 jaar voor DAF gewerkt, waarvan 22 voor ITS.
Eén jaar later, in februari 2006 kreeg ik een telefoontje van de personeelsdienst, waarbij men mij voeg als parttimer nog wat te komen bijklussen! Er bleek nl (voor de zoveelste keer) een nieuw computersysteem te zijn ingevoerd dat te omvangrijk was voor het werk dat we deden, waardoor de telefoonlijnen continu overbezet waren. Ik heb er beleefd voor bedankt, erbij zeggende dat ik eventueel nog thuis vertalingen wou doen, maar gaan werken was er niet meer bij.
Die baan in Eindhoven kreeg ik vrij vlot, maar niet bij de afdeling Bezoeken. Ik kon er nl beginnen bij Sales Promotion en werd ingeschakeld in een nieuw project met een reclame- karavaan waarmee men in Europa wilde gaan rondtoeren. Cory vond het maar niks, maar ik wilde absoluut hogerop. De eerste reis ging naar Denemarken. In totaal vier weken, waarbij ik wel één week tussendoor thuis was. Het was een hele onderneming, waarbij het me stoorde dat ik die mensen daar niet verstond. Eens terug nam ik me dan ook voor Deens te gaan leren, al zou dat nog even duren. Een tweede reis was naar Duitsland. Toen ik daarvan terugkwam kreeg ik te horen dat er in Eindhoven een vacature was bij de afdeling Bezoeken. Ik solliciteerde en kreeg ze meteen! Iedereen blij, ook thuis, waar ze me nog wel af en toe eens zouden moeten missen, maar niet meer zo lang. Het gebeurde nl dat men belangrijke bezoekers niet alleen de fabrieken liet zien, maar ook een stuk van Nederland en soms ook van België. Dat allemaal voorbereiden en uitvoeren was a hell of a job, maar voor iemand die gemotiveerd is zijn er geen grenzen
Toen ik ook bezoekers kreeg uit Scandinavië besloot ik inderdaad Deens te gaan leren. Dat gebeurde met een ‘teach yourself book’, Engelse uitgave, ook toen alleen maar de papieren versie. Ondertussen had ik de Deense importeur, die ik kende van mijn reis met de reclamekaravaan, de Engelse tekst van de fabrieksrondleiding gegeven en hem gevraagd die te vertalen in het Deens. Dat gebeurde en op die manier leerde ik ook een mondje Deens. Op dezelfde manier heb ik later ook Noors en Zweeds geleerd. Spaans had ik in mijn tijd in Oevel al bijgeleerd in een avondschool en Italiaans kende ik al. Dat maakte, dat ik op een gegeven ogenblik de rondleiding deed in negen talen. Later zou er nog Portugees bijkomen. In Eindhoven gebeurde dit wel met een treintje, had ik een micro in de hand en de tekst vóór mij op een soort lessenaar en kon men mij tijdens de rondleiding geen vragen stellen. Ná de rondleiding kon dat wel, maar die mensen hadden op anderhalf uur tijd zoveel gezien, dat er meestal niet veel vragen meer kwamen.
In 1978 bestond DAF 50 jaar. Het was allemaal begonnen in een kleine smidse in Deurne, bij Eindhoven, waar de gebroeders Huub en Wim van Doorne begonnen met een aanhangwagenfabriek (de ‘A’ van DAF stond toen voor ‘aanhangwagen’, later voor ‘automobiel’). Beide broers waren in 1978 nog in leven en het werd één groot feest. Alle DAF vestigingen werden uitgenodigd en daarmee reden we niet alleen rond in de fabriek, maar ook door half Nederland. Cory mocht ook een paar keer mee, zodat ze me niet de hele tijd moest missen.
Zo’n vijf jaar heb ik die baan gehad. Toen haakte André Schütz af, overwerkt en kregen we een nieuwe chef die overkwam van een kopieerapparatenfabriek in Venlo, een zekere Paul Karthaus. Ik kon met die man niet overweg en na een zoveelste ruzie, besloot ik binnen DAF een andere baan te zoeken. Toen er een vacature kwam bij ITS, de 24 uursservice van DAF voor heel Europa, solliciteerde ik meteen. Ik kende die kleine, maar belangrijke afdeling vrij goed daar ik er regelmatig met grote klanten langs kwam. Hoofd van de afdeling was Dick Buss, een rustige Groninger. Toen Dick wist dat ik gesolliciteerd had, wilde hij van geen andere meer horen. Ik moest nog wel een maand wachten, de officiële termijn voor de sollicitaties, maar in september 1983 kon ik bij ITS (International Truck Service) aan de slag.
ITS was een 24 uursservice, wat betekende dat er ook nacht en weekeinddiensten aan te pas kwamen. Wij moesten telefonisch depannages én betalingen regelen en dit in minimum vier talen: Engels, Frans, Duits en Nederlands. Bij mij ging dat dus ook in die andere vijf erbij en begon ik ook Portugees te leren, deze keer wél met een bandje erbij. De nacht- en weekeinddiensten gebeurden aanvankelijk thuis. De telefoontjes kwamen binnen bij de bewaking van de fabriek en die schakelde door naar de man van dienst thuis. Later werd er steeds meer in de fabriek gewerkt en op een gegeven ogenblik hield de thuisdienst op.
Bij DAF kwam ik terecht in een andere wereld. Ik kreeg zes weken de tijd om de teksten te leren die ik de mensen moest vertellen terwijl ik hen de fabriek liet zien, en dit in vier talen: Nederlands, Frans, Duits en Engels In die tijd liepen we te voet door de productiehallen, wat als nadeel had dat de mensen je de hele tijd door vragen konden stellen. Als ik het niet wist, speelde ik de vraag door aan de man op het werk of aan zijn werkmeester, zodat ik het de volgende keer wél wist. Op die manier leerde ik heel wat bij, zodanig zelfs dat sommige bezoekers dachten dat ik e.o.a. soort ingenieur was die technisch van alles op de hoogte was. De supervisie van de kantine was een makkie. Er was genoeg personeel voorhanden om elke situatie aan te kunnen en alles was op voorhand geprogrammeerd.
Bij DAF in Oevel werden de cabines en de assen voor de DAF bedrijfswagens gemaakt. De afgewerkte producten vertrokken met vrachtwagens naar de moederfabriek in Eindhoven, waar men de motoren, de tandwielen en het chassis maakte en waar ook de eindmontage plaats vond. Heel wat bezoekers die ik over de vloer kreeg, kwamen dan ook uit Eindhoven en waren vergezeld van iemand van de bezoekcentrale van het moederbedrijf. Op die manier leerden we elkaar kennen en was er ook een goede samenwerking. Toen DAF in 1977 besloot ook een eigen vestiging in Italië op te starten en er daarvoor nogal wat Italiaanse bezoekers op ons afkwamen, was het dan ook vrij logisch dat men mij kwam vragen daaraan mee te werken. André Schütz, het hoofd van de bezoekcentrale in Eindhoven sprak wel een beetje Italiaans, maar toen hij mij had bezig gehoord, verkoos hij mij daarvoor in te schakelen. Op die manier kreeg ik ook de smaak te pakken en, mede doordat ik niet al te best overeenkwam met een nieuwe personeelschef in Oevel, een zekere Piet Somers die overkwam van Dupont de Nemours, solliciteerde ik voor een job in Eindhoven.
Ik was niet de enige die met Somers overhoop lag. De man was bij Dupont opleidingsfunctionaris en dacht dat hij bij DAF ook iedereen verder moest opleiden. Hij richtte daarvoor speciale cursussen in en toen die voorbij waren, dacht iedereen wat meer waard te zijn. Toen het echter weer business as usual werd, was niemand nog tevreden en maakte DAF-Oevel zijn allereerste staking mee. Ik zat toen gelukkig al in Eindhoven…
Terug in België moesten wij weer van nul herbeginnen. We hadden onze meubelen niet meegebracht en het enige wat we nog bezaten was een FIAT 124 stationwagen, volgeladen met onze kleren, beddengoed en kleinigheden waaraan we gehecht waren. We herbegonnen letterlijk toen van nul.
Weer in België kreeg ik ook te doen met de Belgische fiscus. Dat kwam omdat vader, ook na mijn vertrek, reclame was blijven maken als ‘Van Alphen en Zoon’, wat maakte dat ik juridisch deel bleef uitmaken van een feitelijke vennootschap. Cory en ik waren zonder huwelijkscontract getrouwd en dat brak ons nu zuur op. Daarom besloten we dat Cory een ‘scheiding van tafel en bed’ aan tzou vragen, waardoor zij tenminste iets op haar naam kon kopen (en houden). Dat ging vrij vlot en na twee jaar kon zij op haar naam een stukje bouwgrond kopen in Kasterlee. Kasterlee, omdat dat de plaats was waar we waren neergestreken. Heeroom woonde daar en in die tijd, toen er nog niet zoveel mensen een eigen wagen hadden, stond er in het toeristische Kasterlee nogal wat gemeubeld te huur tijdens de zomer, iets wat ons goed uitkwam.
Ondertussen was ik beginnen werken bij ‘Stijnen & Co’, feitelijk een eenmansbedrijf van Robert Stijnen, de zoon van de smid van Zammel, een gehucht van Geel. Ze noemden hem daar inderdaad ‘Robert van de smid’. Stijnen was zeer commercieel ingesteld en voerde landbouwmachines en ander materiaal in uit voornamelijk Italië en Groot-Brittannië. Hij sprak wat Italiaans, maar niet genoeg en had dus iemand nodig die dat wél kon. Ik vergezelde hem op enkele reizen naar Noord-Italië, vooral de regio Modena-Bologna-Parma, waar heel wat kleine bedrijfjes lagen die landbouwgereedschappen en machines maakten. Thuis had Stijnen één man die alles ineen zette en eventueel aanpaste, één vrouw op het kantoor en een schoonbroer die het magazijn deed. Eenmaal zijn we naar de landbouwtentoonstelling van Verona geweest en gingen de vrouwen mee, dus ook Cory. We overnachtten toen in Sirmione, een heerlijk schiereilandje waar vroeger Romeinse baden waren, aan de zuidkant van het Garda meer. Cory en mw Stijnen bleven overdag daar, terwijl Stijnen en ikzelf naar de ‘Fiera’ gingen. Daar gingen we apart overal prijzen vragen en ik kreeg ze steeds goedkoper, waarschijnlijk omdat ze van mij niet hoorden dat ik een buitenlander was. Dat kwam omdat Italiaans leren op Sardinië, waar de mensen een eigen taal hebben ander is dan Italiaans leren op school en heeft als voordeel dat men er de taal leert zonder accent, wat wél gebeurt als men bv in Rome, Milaan of Napels dat zou leren.
Bij Stijnen zou ik zo’n anderhalf jaar blijven. Het was voor mij een godsgeschenk geweest om meteen na Sardinië weer aan ’t werk te kunnen, maar ik had er geen toekomst. Die hoopte ik wel te hebben toen ik solliciteerde bij de DAF fabriek in Oevel, sinds de fusie een deelgemeente van Westerlo. Men zocht daar iemand die 4 talen sprak voor het rondleiden van bezoekers en die tegelijkertijd iets kende van de horeca om de supervisie van de kantine te doen. Mijn hotelervaring kwam me daar goed van pas en ik kreeg de job en drie maanden tijd om me in te werken. Ook kon ik op kosten van het bedrijf met avondlessen nog Spaans bij leren en ook mijn Duits – dat ik maar één jaar op school had gekregen – bijwerken. Als tegenprestatie maakte ik een viertalig woordenboekje met zowat alle technische termen uit mijn rondleiding, dat ik ‘DAF-Oevel, technisch vertaald’ noemde.
Dat het met onze zaken fout is gelopen, lag in de eerste plaats aan vader die allerlei andere projecten begon en het geld dat voor dat van Costa Rei bestemd was, niet meer doorstuurde. Porto Conte, bij Alghero, was het bekendste, maar waren er nog andere, tot eentje in Malta toe! Ik heb dat lang niet gesnapt, maar in feite was alles terug te brengen tot de start in Heide-Kalmthout.
Zoals ik eerder al vermeldde had vader ontdekt dat hij gronden en huizen voor een zekere periode kon vastleggen met een voorschot – een optie - waardoor hij enige tijd kreeg om het verder te verkopen en hij er zelf geen notariële akte van moest maken en ander geld in moest steken. In feite is hij heel de tijd datzelfde blijven doen. Ook voor de aankoop van de eerste 80 hectaren op Costa Rei – de gronden rond Villa Rei – hadden wij al het geld niet en gaven we ook maar een voorschot, waarna we meteen begonnen te verkopen om daarmee de rest af te betalen. Tot dan had ik echter de gang van zaken mee in handen en was ik dikwijls de rem op vaders aan- en verkoopdrift. Eens ik definitief op Sardinië zat, was die rem er niet meer en bleef vader onze ‘succesformule’ voortzetten, t.t.z. voorschotten geven en dan trachten meteen te verkopen. Alleen lukte dat elders niet. De reden, waarom dat in Heide en op Costa Rei wél lukte, was niet alleen dat ik er persoonlijk bij was – de firma heette ‘Van Alphen & Zoon’ - maar ook dat de kandidaat-kopers die naar Costa Rei kwamen, zagen dat daar iets gebeurde. Er werden wegen aangelegd, water- en elektriciteit. Men bouwde er een villadorpje (het zgz ‘motel) en we vonden zelfs iemand (Eddy Schillemans), die er meteen een hotel begon te bouwen. Dat alles gebeurde niet op vaders andere projecten, waardoor hij meestal het geld van het voorschot kwijt speelde en ik het geld niet kreeg om de verdere aankopen op Sardinië (Monte Nai en Piscina Rei) af te betalen. Dat dat laatste tenslotte toch nog lukte, was grotendeels de verdienste van Dott. Raffaele Angius, onze accountant in Cagliari. Diens familie is er zelf ook niet armer van geworden, maar heeft er tenslotte wel voor gezorgd dat er geen drama’s gebeurden, dat wij er later nog op vakantie konden en wij ons nieuwe huis in Kasterlee konden bouwen.
Terugkijkend na zoveel jaren, kan ik op vader toch niet (meer) kwaad zijn. Om te beginnen omdat hij het mogelijk maakte dat ik zo snel met mijn Cory kon trouwen. Zonder hem was ik verder nooit op Sardinië beland en had mijn leven er helemaal anders kunnen uitzien. Nu hebben we niet alleen een ander land en een andere cultuur leren kennen, maar ook een andere taal geleerd en meer vrienden gemaakt. Met mijn ervaring en het feit dat Italiaans mijn tweede taal was geworden, heb ik bij DAF toch nog een leuke carrière kunnen uitbouwen. Niet slecht voor een autodidact die toch bijna alleen maar lager middelbaar had gedaan.
Wat ook meespeelde op Sardinië was, dat men daar toen officieel wel iets kende dat op subsidies leek, maar in werkelijkheid zo’n administratieve rompslomp was dat men erg kapitaalkrachtig moest zijn om op die centen te kunnen wachten en dat konden wij niet. Schillemans had een aanvraag ingediend toen hij begon met de bouw van zijn hotel in 1964 en toen hij het land verliet in 1969 had hij nog steeds geen Lire gezien..