Pieter De Prins overleed te Leest op 5 april 1960. Het maandblad “De Band” (mei 1960) wijdde volgend artikel aan hem :
Een edel mens ging heen !
“Het verscheiden van wijlen de heer P. De Prins, Ere-Burgemeester, viel als een donderslag in de gemeente, het was dan toch nog zo snel gegaan, nadat iedereen mocht verhopen hem nog lang te mogen behouden. Het was den ook op vrijdag 8 april j.l. dat onder een grijze hemel en bij motregen, zijn vrienden hem op de lange tocht vergezelden en onder “treurmuziek” ter kerke gingen. Honderden woonden de kerkelijke dienst bij in de parochiale kerk van St.-Niklaas, waar het stoffelijk overschot stond opgebaard, omringd door brandende kaarsen en een enorme bloemenkrans vanwege de K.F. St.-Cecilia ter nagedachtenis en huldeblijk aan hun overleden Ere-Voorzitter. Een massa volk toog ten offer waaraan geen einde scheen te komen, om dan bij het zingen van het “In Paradisum” naar zijn laatste rustplaats te gaan, aan de zijde van zijn voorganger voorzitter der fanfare wijlen Frans Piessens. (Noot : hun graven lagen naast elkaar) Na de laatste gebeden aan het open graf werd respectievelijk door de heer Emiel Verschueren, burgemeester en de heer August Lauwers, secretaris van de K.F. St.-Cecilia een lijkrede uitgesproken, die wij graag in “extenso” laten verschijnen, omdat daaruit ten overvloede zal blijken hoezeer hij werd aangezien door hen, die zijn vrienden waren. Het was voor beiden een zeer droeve opdracht en plicht zich voor de laatste maal tot hem te richten, die hun stem hoorde van uit de Hemel, waar hem reeds de beloning was ten dele gevallen, die gegeven wordt van hen, waarvan kan getuigd worden : hij was een edel mens ! De heer burgemeester sprak in naam van het gemeentebestuur, alsmede in naam van de bevolking volgende zeer inslaande rede uit : “Dames en heren, voor het gemeentebestuur is het een pijnlijke plicht hier vandaag een onvoorziene hulde te brengen aan degene die ons voor altijd verlaat, oud-burgemeester Pieter De Prins. Niettegenstaande zijn wankelbare gezondheidstoestand van voor enkele maanden, was hij de laatste dagen erg verbeterd, zodat niets een zo plotseling afsterven liet voorzien. Maar helaas, de dood daagt op zonder waarschuwen en slaat onmeedogend toe. Onze vriend is heengegaan. Nooit meer zullen we zijn sympathieke stem horen. Zijn bekend figuur is voor altijd verdwenen. Hij was een eenvoudig en hartelijk mens, vrij en ongedwongen in zijn gezegden en bedoelingen. Hij nam zijn publiek-ambt ter harte en volbracht het met alle toewijding. Hij was energiek trouw aan zijn ideaal, en wist iedereen door zijn liefde en gulheid over te halen. Maar hij was bovenal een mens vervuld met humanitaire gedachten en brede opvattingen. Iedereen onthaalde hij met dezelfde bezorgdheid, dezelfde voorkomendheid. Zijn opgang dankte hij aan zichzelf, aan zijn onverpoosd werk. Dank aan zijn volharding en zijn oprechtheid, tegenover allen wist hij het te brengen : eerst tot gemeenteraadslid, dan tot schepen om te besluiten met burgemeester, ambt dat hij gedurende tien jaar met toewijding heeft vervuld ten bate van de gemeente. Sinds 1959 genoot hij een welverdiend rustpensioen. Wij allen hier aanwezig, betreuren ten zeerste dat dit rustpensioen niet langer heeft mogen duren. Dat hij evenwel gerustgesteld weze, de tegenwoordigheid van zovele collega’s, dorpsgenoten en vrienden is een bewijs van menselijke solidariteit, die later haar daadwerkelijke weerklank zal hebben. Hij mag in vrede rusten, hij die met zijn hulp zoveel deed om de welstand onzer medeburgers en dorpsgenoten te verbeteren. Aan ons is het geboden, zijn werk voort te zetten door te trachten zijn sporen te volgen op de weg der ware broederlijkheid en naastenliefde.”
Na deze rede nam Gust Lauwers (de latere en laatste burgemeester van het autonome Leest) namens de Koninklijke Fanfare St.-Cecilia het woord : “Beste vriend Pieter, achtbare familieleden, waarde omstaanders. Het is met de grootste aandoening dat ik mij als secretaris van de K. Fanf. St.-Cecilia en als tolk der gevoelens van al onze muzikanten en leden eerbiedig nederbuig over het stoffelijk overschot van onze zeer beminde Ere-Voorzitter Pieter De Prins. En ik ben er zeker van dat gij ons hier vandaag verwacht had om u een laatste vaarwel toe te sturen. Vervuld met de innigste medegevoelens bieden wij aan zijn ontroostbare echtgenote en naastbestaanden de verzekering van onze deelneming in hun smart. Van onze vriend Pieter De Prins mag gezegd worden dat hij een groot mens is geweest. Inderdaad een schoon en edel mens leefde in een ietwat tengere gestalte. Eenvoud was zijn adel, tot de eenvoudigsten ging ook zijn hart. Aan het hoofd van zijn gezin heeft hij eerlijk en volhardend de strijd van de voorbeeldige familievader gestreden, daarom dat wij hulde brengen aan dit werkzaam leven. Uw ambt van voorzitter dat gij meer dan 25 jaar aan onze Fanfare hebt vervuld was dit van een begrijpend, plichtsvol en rechtschapen man. Met hart en gedachten zijt gij steeds onze vereniging trouw gebleven, zo ook zullen wij uwe gedachtenis in ere houden. Gij waart ook een goed kristen mens met een uitgesproken voorliefde voor de zwakken en verdrukten, want ontelbaar zijn de vrienden die bij u baat en steun hebben gevonden. Onze vereniging zal U, aan wien we zoveel dank verschuldigd zijn nooit kunnen vergeten. Voortaan zal uw lichaam rusten hier op dit oude kerkhof, volgens uw laatste wilsbeschikking, zij aan zij, van uw goede vriend en trouwe kameraad, waarmee ge in de schoot van onze Fanfare St.-Cecilia zovele gelukkige dagen hebt gekend. Samen zult gij van in den Hemel de voorspraak bij den Heer afsmeken om heil en zegen over onze vereniging te laten neerkomen. Beste vriend Pieter, wij danken U een laatste maal, diep gemeend, voor al het edelmoedige, het goede en het schone dat gij voor onze maatschappij gepresteerd hebt. Rust zacht in vrede, en tot weerzien in den Hemel !” (DB, mei 1960)
Dat deze burgemeester een eenvoudig man was getuigt volgende leuke anekdote over hem : bij de huwelijksplechtigheid van het huwelijk van Agnes Van den Heuvel met Jean Loris was Pieter De Prins nergens te vinden. De hele familie stond te wachten in het gemeentehuis. Uiteindelijk is men hem met man en macht gaan zoeken en heeft men hem na een hele tijd teruggevonden op zijn veld… Jan Van Rompaey wist daar nog aan toe te voegen dat deze burgemeester, wanneer hij voor een huwelijk nodig was in het gemeentehuis, zijn blokken (klompen) achterliet aan de inkomstdeur en die verving door pantoffels. Dat was chiquer… Zijn echtgenote Melanie Meskens was hem op 23 september 1972 voorafgegaan.
Pieter De Prins mag zich gelukkig prijzen dat hij het verval en de afbraak van zijn hoeve niet heeft moeten meemaken. Oudere Leestenaars kunnen hun verontwaardiging en ongeloof amper verbergen als ze langs de hoeve passeren. Hoe is dit zo ver kunnen komen, zoveel nostalgische herinneringen aan dit monument en de aanpalende vijver waar zovele generaties ontelbare mooie uren hebben in doorgebracht…En dat dit kon gebeuren in de 21ste eeuw.
Foto’s : -De laatste rustplaats van Pieter De Prins en Melanie Meskens op het kerkhof van Leest. -Het aanpalende graf van zijn vriend Frans “den Blokmaker” Piessens. -Gedachtenisprentjes van Pieter -En dat van zijn echtgenote Melanie. -Ere-Burgemeester en Herenboer Pieter De Prins.
Vervolgt met : 1946 – Antoon “Tony” TEUGHELS officieus koster te Leest.
Wijzigingen - aanvullingen. Vervolg Ere-Burgemeester Pieter De Prins
Vervolg
Pieter De Prins
Ere-Burgemeester en Herenboer
Beschermde hoeve verkrot door strenge normen monumentenzorg.
In 2013 (15 februari) schreef Denise Van den Broeck in Het Nieuwsblad : “De eigenaars van het Hof ter Rendelbeek wonen in een woning die op de lijst staat van monumentenzorg, maar de hoeve staat op instorten. Monumentenzorg eist dat de hoeve wordt gerestaureerd volgens haar normen. Maar daar hebben de eigenaars het geld niet voor. Wim en Dirk De Prins zijn de eigenaars van het Hof ter Rendelbeek, een 200 jaar oude hoeve die door de stedelijke dienst voor munumentenzorg wordt aanzien als waardevol. Het gebouw is echter niet officieel beschermd. Toen de broers in 2006 vanwege een gat in het dak een nieuwe bedekking wilden leggen in dakplaten kregen ze van de stad te horen dat ze dit in de originele Boomse pannen moesten doen. “Met de dakplaten zou ons dat 20.000 euro kosten, in Boomse pannen kostte ons dat 50.000 euro. Zoveel geld hebben wij niet”, zegt Wim. “Door de vochtigheid is intussen ook het houten gebinte aangetast. Renoveren mag alleen volgens de normen van stedenbouw. Een grondige renovatie zou ons volgens de aannemer zo’n 700.000 euro kosten. Dat gaat onze draagkracht ver te boven.”
Ondertussen zijn de levensomstandigheden waarin de beide broers leven erbarmelijk. Door het gat in het dak is de helft van de hoeve onbewoonbaar. In de andere helft komt het plafond naar beneden omdat het houten gebinte is verrot en vallen in de keuken de kasten van de muren, buigt het plafond door en staat de schimmel op de houten balken. Een nieuwe, kleinere woning bouwen op het landbouwbedrijf, mag niet, zeggen de broers.
In een eerste reactie liet schepen van Monumentenzorg Greet Geypen (Open VLD) weten dat de broers weliswaar in zeer schrijnende omstandigheden leven, maar dat er geen sprake van kan zijn dat de stad Mechelen haar regels versoepelt. “Ze kunnen beter hun boerderij verkopen,” zegt ze. Maar dan zijn de broers ook hun broodwinning kwijt.
OCMW-voorzitter Koen Anciaux en waarnemend burgemeester Marc Hendrickx hebben de boerderij gisteren bezocht. “Het huis kan elk moment instorten en is eigenlijk onbewoonbaar”, zegt Anciaux. “Verkopen is geen oplossing. We zullen nagaan in welke mate de hoeve beschermd is en proberen een compromisvoorstel uit te werken. En ondertussen moet er ook voor die mensen een oplossing gevonden worden met een noodwoning.”
In het jaar 2017 is de boerderij afgebroken. Volgens de broers was die onherstelbaar en hadden ze toestemming gekregen van de stad Mechelen.
Blitzbezoek aan de boerderij
Op een uitgelezen lentedag, begin juni 2017, fietste ik door de Kleine Heide te Leest toen ik de vijver passeerde en even verder de aftandse restanten van de eeuwenoude Rendelbeekhoeve. Tegemoetkomend aan een spontane ingeving besloot ik het erf op te rijden om er ter plaatse een kijkje te nemen en eventueel een praatje te maken met één van de bewoners. Op de plaats waar vroeger de prachtige hoeve met aanpalende schuur had gestaan stuitte ik op een hoop puin. De resterende gebouwen maakten een slooprijpe indruk met ingevallen buitenmuren en daken vol gaten. Verderop botste ik op een man die aan het stuur van zijn wagen beschutting had gezocht tegen de fel brandende zon in de schaduw van een boom. Zijn wantrouwen verdween toen ik me voorstelde als zoon van de laatste garde van Leest. Hijzelf stelde zich voor als Dirk De Prins (°Mechelen 16/4/1964), kleinzoon van de vroegere herenboer en burgemeester Pieter “Piër Prins” De Prins en hij beantwoordde bereidwillig al mijn vragen.
Dirk en zijn tien jaar jongere broer Wim zijn de laatste boeren op het hof. Zij volgden hun vader Frans De Prins, de tweede oudste van Pieter, op. Zelf hebben ze nog twee oudere zussen : Frieda en Christa die gehuwd zijn en elders wonen. Dieren hebben ze niet meer en Wim heeft zich gespecialiseerd in het ruimen van septische putten. Dirk heeft zich toegelegd op de teelt van graan, mais en aardappelen.
Over de afbraak van de woning en de schuur vertelde Wim het volgende : “Dat gebouw stond wel op de lijst maar was niet officieel geklasseerd. Acht jaar heeft Mechelen daar moeilijk over gedaan. Wij moesten het dak vernieuwen met Boomse pannen maar dat zou ons 50.000 euro gekost hebben en een grondige renovatie volgens de richtlijnen van Mechelen zou ons 500 tot 600.000 euro gekost hebben. Dat geld hadden wij niet. Mechelen zou in dat geval moeten opdraaien voor 60% van de kosten maar ook die zaten krap bij kas en alles bleef zoals het was en de hoeve werd steeds bouwvalliger en uiteindelijk onbewoonbaar. Drie jaar geleden kregen we uiteindelijk toelating om het gebouw af te breken wat we begin dit jaar hebben gedaan. Intussen hebben we de woning gehuurd waar de vroegere maalderij Maes gevestigd was op de Juniorslaan…”
De broers leven hun eigen leven en ze trekken goed hun plan. Ze zijn tevreden met de woning die ze huren enkele honderden meter verder en de twee caravans voor de schuur hebben ze nooit moeten betrekken. Koken doen ze voor elkaar. Hij die tijd heeft en thuis is kookt voor de andere.
De vijver is voor mij nog steeds nostalgie. Meer dan zestig jaar geleden heb ik daar nog leren zwemmen, samen met vele andere jongeren uit Leest. Tussen de koeienvlaaien in, want die koeien graasden in de aanpalende wei en gebruikten de vijver als waterbekken. Op mijn vraag of daar nog gezwommen wordt of gevist antwoordde Dirk negatief. In de zomer droogt de vijver meestal uit, terwijl aalscholvers en reigers het visbestand op peil houden… Marcel Van Hoof, 1 juni 2017.
Foto’s :
-Dirk zocht beschutting in zijn wagen en onder een boom tegen de brandende zon. -Wim en Dirk De Prins. -Restanten van de ooit zo fiere hoeve. -Het puin van de hoeve en de schuur. -De broers en dan vooral Wim, specialiseerden zich in het ruimen van septische putten.