1929 – 7 december – GvA : Vergiftigingzaak te Leest
“We hebben in de laatste dagen, en dat wel meer buiten onze gemeente dan in Leest zelve, zoo wat geheimzinnig horen praten over ’n geweldige vergiftigingszaak welke te Leest verschillende personen zou op de rand van het graf gebracht hebben. Bij die praatjes bleef ook de dorpspolitiek niet achterwege en zoo meer. Daar wij willen voorkomen dat er losbolachtig over die zogezegde vergiftigingszaak zou geschreven worden, zooals het met het geval van Moyson is geweest, willen we hier het gebeuren eens zeer nauwkeurig samenvatten.
Op 23 november ll. werd alhier de schuur van landbouwer Troch V. leeggedorschen. Een twaalftal geburen staken een handje toe, zooals dat hier de gewoonte is. Bij etenstijd vergastte het volk zich aan boterhammen met kaas of paardenvleesch naar beliefte. De dag daarop, des zondags, voelden zich diegenen onpasselijk welke van het vleesch hadden genomen ; daarbij nog andere menschen die niet bij het dorschen aanwezig waren geweest maar toch van hetzelfde vleesch hadden gebruikt. Uit het ingestelde onderzoek, door de gendarmen ingesteld, bleek dat het genomen vleesch bij een winkelier van ons dorp was gekocht, welke het op zijne beurt zich bij een winkelier in de Adeghemstraat te Mechelen had aangeschaft. Het onderzoek in kwestie wees nog niet uit dat beide winkeliers voor niets in die zaak betrokken waren. Wat nog zonderling mag genoemd worden is dat twee personen, hebbende ook paardenvleesch gegeten, doch niet bij de twee hooger bedoelde aangekocht, ook ongesteld waren ; dan weer anderen , die alhoewel er van gebruikt te hebben, geen de minste ongesteldheid gevoeld hebben. De heer Dokter Van Assche van Hombeek welke bijgeroepen was, verklaarde dat er hier van geen vergiftiging sprake was; ook waren allen, ras frisch en gezond te been ; alleen de zoon Polspoel was zeer ernstig ziek, doch hier ook verklaarde Dokter Loncin van Mechelen dat er hoegenaamd geen vergiftiging in ’t spel was. Het overige van het paardenvleesch is door de rijkswacht en heer Geudens, bestuurder van het openbaar slachthuis te Mechelen tot verder onderzoek aangeslagen geweest. Het gevolg van dat al was een geweldig weg en weer praten, het uiten van beschuldigingen of verdachtmakingen. Men had maar het verkoopen van vergiftigd paardenvleesch moeten verbieden, en zoo meer. Het gerecht en andere overheden kregen wel ongeteekende brieven, juist zoals te Muysen, vol akeligheden en verwijtingen, doch tot heden is er nog nergens een klacht neergelegd geweest.
Slotsom : de zaak is geweldig overdreven –nogmaals juist zoals te Muysen – en in onze gemeente wordt er thans niet meer over gesproken.”
In dezelfde krant van 9 december verscheen volgende rechtzetting :
“Omtrent den hier volgende zin, rakende de personen waar het paardenvleesch is gekocht geweest en door den drukker aldus samengevat : ‘het onderzoek in kwestie wees nog niet uit, dat beide winkeliers voor niets in de zaak betrokken waren’, moeten we zeggen dat er aldus moet gelezen worden : ‘het onderzoek in kwestie wees nog uit dat beide winkeliers voor niets in de zaak betrokken waren.’”
En uiteindelijk op 10 december :
“Nog de zogezegde vergiftigingszaak. – Zondag heeft de heer wetsdokter Louvaux nog een bezoek aan onze gemeente gebracht met betrekking op de hier vroeger besproken vergiftigingszaak, welke thans als gans beëindigd dient aanzien te worden. Geen de minste klacht is neergelegd, en al het gerucht dus op nul uitgedraaid.”
1930 – 11 januari : Geboorte van Constance KEULEMANS, zuster Wilhelmina.
Ze werd geboren in de Kouter en trad in bij de zusters annonciaden te Huldenberg op 8 september 1950. Door haar professie in 1953 werd ze zuster Wilhelmina en in april 2003 vierde ze haar gouden jubileum. Zuster “Mien” werd regentes “linnennaad” gediplomeerd te Antwerpen (St.-Maria-Instituut, 1959) en gaf van dan tot 1967 plastische opvoeding en naad in de Middelbare Landelijke Huishoudschool te Keyhof-Huldenberg waar ze tot 1968 ook woonde. Ook in Mechelen gaf ze in 1967-1968 plastische opvoeding en naad aan de Beroepsschool (Nieuwe Beggaardenstraat). Ondertussen had ze in Brugge leren kantklossen (diploma 1964) en woonde van 1968 tot 1980 in Oud-Turnhout, Zwaneven en van 1980 tot 1986 in Dessel. Ze onderwees naald en kant in de Beroepsschool te Ravels (1968-1982).
Nog altijd leert ze enkele medezusters in het moederklooster te Huldenberg die kunde en kunst aan. Zelf vervaardigde ze bovendien prachtige stukken hedendaagse kant (Maria Boodschap, Uilen).
Sinds 1986 verblijft ze in Wijnegem. (“De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1930 – Zaterdag 18 januari : Smartelijk ongeval
“Zaterdag namiddag, rond 1 ure, gebeurde er op den Battelschen steenweg, ter hoogte van nr. 288, een smartelijk ongeluk, dat het leven heeft gekost aan een elfjarig zoontje der echtgenoten Somers, wonende zelfden steenweg in het nummer 253e. Volgens dagelijksche gewoonte reed de melkhandelaar Mertens van Leest , na zijne ronde in de stad gedaan te hebben, huiswaarts met zijn gespan. Gekomen aan genoemde plaats kwam daar ook het zoontje Somers uit tegenovergestelde richting uit Battel op de velobaan aangereden, hebbende een klein pakje aan het stuur. Is nu het kind een ogenblik het stuur kwijt geweest door naar bedoeld pakje te grijpen, of wat, niemand zal dat nog uitmaken, doch plots zwenkte de kleine velorijder zoozeer dat hij met zijn rijwiel den borduursteen van den veloweg afreed en juist voor het rechterwiel van het lichte melkkarreken terecht kwam. Het wiel ging over de borst van het knaapje, ondanks alle pogingen van den voerder om het ongeluk te vermijden. Deze sprong aanstonds van zijn gespan en raapte het jongetje op, vragende of het pijn had. Een snikkend ‘ja’ volgde en was het eenige dat over de lippen van het ongelukkig knaapje gekomen is. De toegesnelde werkman van hovenier Budts droeg het knaapje oogenblikkelijk naar zijn ouders huis, slechts een honderdtal meter verder, op denzelfden steenweg, stedwaarts gelegen. De onmiddellijk bijgehaalde geneesheer Lemaire kan slechts den dood vaststellen. Men begrijpt de droefheid der zoo diep getroffen ouders, welke zoo hun frisch en gezond kind van voor enkele minuten thuis kregen. Ook de melkhandelaar Mertens was zeer onder den indruk van het voorgevallene, dat hij toch niet had kunnen voorzien.
Het parket is des namiddags ter plaatse geweest om de noodige vaststellingen te doen.” (GvM, 20/1/1930)
1930 – 17 maart : Geboorte van Petrus ‘Jean’ VAN DAM, medestichter van FC Telstar (SK Rapid Leest)
Omdat ik de Kronieken van Leest maar bewerkt heb tot het jaar 1996 en Jean Van Dam twee jaar later overleed was zijn geboortedatum aanleiding om hem in het daglicht te plaatsen.
Zijn officiële voornaam was Petrus maar in Leest noemde iedereen hem Jean. Hij was in Zemst geboren maar woonde korter bij het centrum van Hombeek zodat hij daar de lagere school doorliep. Hij kreeg er nog les van meester Hellemans, de vader van zijn vriend Fons.
In 1967 nam hij, met zijn uit Herentals afkomstige echtgenote Maria Peeters, café Telstar in de Dorpstraat over (thans 2018 Restaurant ’t Witte Goud). Toen voor de jeugd van Leest the place to be. Het dorp zat toen zonder voetbalploeg en onder impuls van de cafébaas werden er vriendenwedstrijden georganiseerd. Pure improvisatie waaraan ontelbare telefoontjes vooraf gingen. Geen sinecure om een tegenstrever of een terrein te vinden en frustrerend als die tegenstander weer eens niet kwam opdagen. Jean Van Dam zag dit met lede ogen aan en samen met zijn vriend, bakker Fons Hellemans, besloot hij Leest een voetbalclub te schenken. Het was evident dat men opteerde voor de benaming FC Telstar en intussen had cafébazin Maria reeds voor een volledige uitrusting gezorgd. De volgende stap was een geschikt terrein vinden. Met man en macht werd gezocht en uiteindelijk gevonden : naast de Zenne was een weide vrijgekomen en die werd dra omgetoverd tot een heus voetbalveld. Nu er zekerheid was van een eigen terrein werd er besloten om aan te sluiten bij de K.K.S.F.B.(de Katholieke Sportfederatie), een zuiver liefhebbersverbond. Maar om een reglementair speelveld te bekomen waren twee doelpalen niet voldoende. Met vereende krachten werden ontelbare vrachtwagens aarde aangevoerd. Bij de start van de competitie 1968-69 was enkel het veld klaargekomen en zat de club nog zonder kleedkamer. Improviseren is echter een sterke kant van Vlamingen en ook voor dit probleem werd een oplossing gevonden. De zaal van “het Brughuis” bij Frans Apers kreeg tijdelijk een andere bestemming : met lakens werd het café in drie vakken opgedeeld, respectievelijk voor de bezoekers, voor de scheidsrechter en voor de thuisploeg. Een metalen kuip op de kolenkachel zorgde voor warm water... Jean Van Dam zou Celine van het Brughuis altijd dankbaar blijven. Reeds na vier wedstrijden slaagden de mensen van het eerste uur erin om te voorzien in een basisinfrastructuur : een kantine en kleedkamertjes voor bezoekers en scheidsrechters. De eigen ploeg bleef bij Apers.
Veel vooruitzichten hadden die pioniers aanvankelijk niet. Ze gingen van start met slechts zestien leden en werden ingedeeld in de afdeling A, maar na enkele wedstrijden vergrootte hun ledenaantal zodat ze verplicht werden om bijkomend vriendenwedstrijden te organiseren voor een reserveploeg. Motiverend en verheugend was dat de club dat eerste competitiejaar afsloot met een tweede plaats, eindigend op slechts één puntje van de leiders. Jammer genoeg was er slechts één klimmer voorzien...
Op 12 oktober 1969 vond de officiële inhuldiging van het nieuwe voetbalveld en de nieuwe voetbalploeg F.C. Telstar plaats en dat werd een hoogdag voor het dorp.
Jean Van Dam werd uiteraard de eerste voorzitter van de club. In het weekblad “De Mechelse Week”van 16 augustus 1984 omschreef Jean de taken van een voorzitter :
“Een voorzitter moet alles in de gaten houden, de zaak samenhouden en zorgen dat iedereen zijn taken uitvoert. Zowel de verstandhouding tussen de spelers als deze tussen de bestuursleden moet op peil gehouden worden. Met problemen komt men steeds bij de voorzitter terecht. Soms moet ik al eens op tafel slaan als iemand tekort schiet, maar anderzijds zal ik me ook wel neerleggen bij een meerderheid van de vergadering. Ook de relatie met de sponsor, met de pers en met de scheidsrechter moet door een voorzitter in ’t oog gehouden worden. Met het voorzitteschap ben je altijd bezig, je moet vooruit kijken, praten, contacten leggen, verzoenen. Zo heb ik onze relatie met V.V. Leest weer op vriendschappelijk peil gebracht. We mogen op hun plein spelen, er worden weer transfers gedaan.. Vroeger was dat kat en hond, maar dat mag toch niet tussen buren. Zo is het ook tussen spelers : clanvorming moet vermeden worden, vooral door diplomatisch optreden...”
Zelf was de voorzitter er niet vies van om zijn handen vuil te maken. In Het Laatste Nieuws van 30 augustus 1989 blokletterde Willy Romain :
“Voorzitter trekt kalklijnen”. Jean trok toen eigenhandig de kalklijnen voor aanvang van een oefenpartij van zijn club tegen Racing Mechelen. Iets wat de journalist ten zeerste kon waarderen.
Over de mislukte fusie met buur Leest verklaarde hij ooit dat Gust Emmeregs absoluut secretaris wou worden en alzo alles naar zich toe wou trekken.
In 1969 gaf hij zijn voorzitterschap even door aan Ted Brusselmans om zijn zonen-wielrenners Mark en Dirk te begeleiden naar de koers, maar twee jaar later nam hij die functie opnieuw op zich en dit tot in 1991.
Zeven jaar lang zouden Jean en Maria lief en leed delen in het toen populairste café van Leest. In 1974 verhuisden ze naar de Verschuerenlaan. Jean was eerst chauffeur bij het Ministerie van Volksgezondheid, later ging hij over naar het Vlaamse Parlement waar hij de privé-chauffeur werd van de Secretaris-Generaal.
Zoals zijn te vroeg overleden vriend en medestichter Fons Hellemans werd hij ere- voorzitter van SK Rapid. Hij was ook ere-chef-chauffeur van het Vlaams Parlement, ere-lid van de Leestse fanfare St-Cecilia en lid van Vevoc.
Hij overleed na een pijnlijke ziekte in het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis te Mechelen op 6 juni 1998.
Petrus ‘Jean’ Van Dam liet twee kinderen na uit een eerste huwelijk : Louis (1949) en Jeannine (1950) en drie uit zijn tweede huwelijk met Maria Peeters : Mark (1957), Dirk (1961) en Hilde (1966).
“Je leven was een leven van werken het liep niet over rozen maar ’t was vol van stil geluk. Veel te vlug kwam aan dit alles een eind We hadden nog zoveel samen te doen, te zeggen, te delen,… Missen zullen we je zeer, aan je denken keer op keer. Dit afscheid nemen is dan ook onbeschrijfelijk zwaar, maar samen met jouw steun, zullen we proberen er iets van te maken.”(Uit zijn gedachtenisprentje)
Foto’s : -Constance Keulemans, zuster Wilhelmina. -Jean Van Dam tijdens een tornooi in 1983. -De flamboyante voorzitter in de herfst van zijn leven.
1927 – 15 januari : Leestse Communiebond tekende verzet aan tegen vervolging
“Voor onze Mexicaansche broeders. – Op initiatief van de Communiebond van Leest, heeft er ’n grote vergadering plaats gehad, om verzet aan te tekenen tegen de vervolging die de katholieke kerk in Mexico teistert.
Treed op als spreker : de heer Alfons Verbist, leraar aan de katholieke Normaalschool te Mechelen. Met stijgende geestdrift, voortspruitend uit een oprecht katholiek medevoelen, hebben de 250 mannen kennis genomen van de krachtige weerstand die de Mexicaanse katholieken bieden aan hun verdrukkers, en die hun enigszins herinnert aan de strijd der Sansculotten van de Franse revolutie tegen onze katholieke voorouders van den Boerenkrijg. …
Volgende motie werd na de meeting opgemaakt en geestdriftig toegejuicht : 250 burgers te Leest vergaderd op 15 januari 1927 : tekenen krachtig verzet tegen de verkrachting waarvan de katholieke pers in Mexico het slachtoffer is. Keuren ten strengste de goddeloze artikelen af der Mexicaanse wet, waardoor aan de beste der Mexicaanse burgers, niet alleen de meest elementaire natuurwetten, maar tevens het kostbaarste bezit der mensheid, vrijheid van godsdienstige overtuiging en van vereniging wordt ontzegd. Juichen katholiek Mexico toe in zijn heldhaftige weerstand tegenover de verdrukker en eisen met hun broeders de erkenning van Kristus’ koningschap, niet alleen voor het gemartelde Mexico, maar voor gans de maatschappij. Besluiten aan deze motie alle mogelijke ruchtbaarheid te geven. Voor de communiebond te Leest.” (GvA, 2/2/1927)
1927 – Zondag 5 juni : Vlagwijding te Battel
De H. Hartbond uit Leest was vertegenwoordigd in de optocht n.a.v. vlagwijding van het H. Hart te Battel. (GvA, 7/6/1927)
1927 – 5 juli : Overlijden van Maria – Justina “Stien” VAN DEN HOECK
Justine “Stien” Van den Hoeck was meid bij koster-onderwijzer Petrus Jozef Hellemans-Mannekens en hun dochter juffrouw Mathilde. Ze was met hen uit Kraainem meegekomen om op de kinderen te passen. Elke morgen zag men haar buiten komen om kolen te ziften. Dat deden toen velen, om de wegen te herstellen, want van hogerhand gebeurde dit niet. Men kon haar zien lopen met een mand of een zak op het hoofd : ze droeg namelijk, net als in Kongo, alles op de kop. “Nooit heb ik een beter mens gekend,” vertelde Alfons Hellemans over Stien, “ze was begaan en bekommerd met alleman…” (“LG”, blz 272)
Maria-Justina “Stien” Van den Hoeck was te Kraainem geboren op 8 september 1851 en ze overleed te Leest op 5 juli 1927, op haar vijfenzeventigste.
1927 – Maandag 12 september : Brand
“Maandag namiddag, rond 3 ure, is brand ontstaan op de hoeve van het landbouwersgezin Aug. Fierens, gelegen te Leest-Heide. De man was met zijne vrouw op het veld aan de arbeid, toen zij plots vlammen zagen opstijgen uit de schuur, daar waar de varkenskoten gelegen waren. Op het alarm daagde er dadelijk hulp op en men gelukte er in het vee te redden. Het verslindend vuur heeft echter tot prooi gemaakt de hoeve, de stalling en de schuur. Slechts weinig van de inboedel kon gered worden. De schade wordt op 70.000 fr. geschat. De hoeve met haar afhankelijkheden was nog maar onlangs gebouwd. De vrouw, bij het zien van den brand werd door een hevige crisis overvallen en haar toestand is bedenkelijk. De oorzaak van de brand is onbekend.” (GvM, 13/9/1927)
1927 - Vrijdag 16 september : Grote Begankenis St.Niklaaskerk Leest
Advertentie GvA (13/9) : Vrijdag 16 sept. a.s. feestdag van den H. Cornelius, Paus en martelaar, aldaar aanroepen tegen de stuipen bij de kinderen, lamheid, de geraaktheid en de vallende ziekte. Grote begankenis. Missen ten 6, 8 en 10 ure. Lof ten 2 ure. Na de diensten verering van de relikwie van St Cornelius. Voor de inschrijvingen in de Broederschap, zich begeven in het Sacristij.
1927 – Zaterdag 3 december : Maria Eleonora Wilh. DE MARRE begraven te Leest
“Mejuffer Elisa De Marré, redemptoristinne; Mevr. Emile De Marré, hare kinderen en kleinkinderen melden met innige droefheid het afsterven van hunne teergeliefde zuster, schoonzuster, tante en groot-tante : Mejufvr. Maria Eleonora Wilh. De Marré, geboren te Mechelen den 1 mei 1852, aldaar godsvruchtig overleden den 30 november 1927, bediend van de HH. Sacramenten.
De plechtige lijkdienst gevolgd van de begrafenis in den familiekelder te Leest, zal plaats hebben op zaterdag 3 december, ten 11 ure, in de parochiale kerk van Onze Lieve Vrouw van Hanswijck. Vereniging ten sterfhuis, 3 Consciencestraat te 10.30 ure.” (GvA, 3/12)
1928 – 31 mei : Overlijden van de religieuze Florentina Octavia DIDDENS
Deze Leestse werd geboren op 26 augustus 1866 en trad op 21 oktober 1891 in bij de zusters norbertienen te Duffel als vijfentwintigjarige. Als zuster Huberta werd ze er twee jaar later, op 27 september 1893, geprofest. Ze overleed te Duffel als bijna tweeënzestigjarige na een korte, pijnlijke ziekte en werd er ook begraven. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1928 – 23 juli : Vonnis tegen ‘melkvervalsching en ontrooming van 25%’.
De Rechtbank van Mechelen veroordeelde een melkhandelaar Leo Geerts ((°Boortmeerbeek 8/2/1894) uit Boortmeerbeek tot 2.000 frank boete en het uithangen van dit vonnis op diverse plaatsen, waaronder aan het gemeentehuis van Leest. (GvM, 22/8/1928)
1928 – 13 oktober : Geboorte van Ludovica SOLIE, zuster Celestina.
Ludovica “Louisa – Wiske” Maria Theresia Solie werd in Leest in de Winkelstraat geboren op 13 oktober 1928. Ze was lid van de BJB en trad als bijna achttienjarige in bij de zusters annonciaden te Huldenberg op Lichtmis 1947 en werd zuster Celestina. Haar afscheidsprentje als “gelukkige B.J.B.-zus” dateerde ze die dag. Van 1952 tot 1966 was ze kleuterleidster te Vlimmeren en vanaf september 1966 tot bij haar op rust gaan in 1989 in Millegem.
In dezelfde gemeenschap was ze lid van de parochieraad en van het pastoraal team, ook kosteres en orgeliste. Dit alles in Millegem hoewel ze feitelijk (tot 1995) te Wommelgem in het klooster woonde. Sindsdien verblijft ze in het congregatierusthuis te Hadschot (Geel). (De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1929 – Leest 12 januari : Overlijden van Ferdinand Felix Bendictus VAN DER HASSELT
Hij was landbouwer, schepene van de gemeente Leest, ere-voorzitter van de fanfare ‘Arbeid Adelt’, bestuurslid van de Boerenbond en lid van de Communiebond en van ’t genootschap Van S’ Vincentius.
Ferdinand was te Asse geboren op 1 december 1874 en gehuwd met Joanna Louisa De Boeck.
“Zijn diep geloof en zijn godsdienstzin gaf hem macht en sterkte om elke tegenkanting en beproeving geduldig te verdragen,” aldus zijn gedachtenisprentje. De lijkdienst en teraardebestelling vond plaats op woensdag 16 januari in de parochiekerk. “Hij was alhier best gekend en geëerd om zijne eenvoudige, brave levenswijze, gans toegewijd aan zijne geliefde woonplaats. De afgestorvene was ook ere-voorzitter der fanfare ‘Arbeid Adelt’ en bestuurslid der bloeiende plaatselijke Boerengilde. Een zeer talrijke menigte bracht ook een laatsten groet, een blijk van genegenheid aan de aflijvige bij dezes overbrenging naar zijn laatste rustplaats, terwijl zijne geliefde fanfare de statigste treurmarsen liet horen. Bij het graf sprak de heer burgemeester Victor De Laet ene pakkende lijkrede, waarin de verdwenene dankbaar gehuldigd en herdacht werd als brave christen, als trouw gemeentebestuurslid, als man van plicht en eer uit elk oogpunt.” (GvM, 19/1)
1929 – Maart : Karel Van den Brande tot schepen verkozen.
Met 5 stemmen tegen 4 stemde de Gemeenteraad voor Karel Van den Brande als nieuwe schepen in opvolging van de overleden Ferdinand Van der Hasselt. (GvM, 30/3/1929)
1929 – April : Maria DE KEERSMAECKER te Leest begraven.
“Mme Wed. Gustave Lebrun-Lauwers en hare kinderen Mej. Jeanne Lebrun en Mr en Mme Marcel Lebrun, Mr en Mme Jules Lauwers en de familie De Keersmaecker verzoeken ons het overlijden mede te delen van hunne teergeliefde moeder, grootmoeder en bloedverwante : MADAME MARIA DE KEERSMAECKER, wwe uit 1ste huwelijk met Mr B. Lauwers en uit 2de huwelijk van Mr V. Misotten, godsvruchtig overleden te Mechelen, den …(onleesbaar) april 1929 in den ouderdom van 86 jaar.
De lijkdienst zal plaatshebben op vrijdag …(onleesbaar) april 1929 om 12 ure, in de Metropolitane kerk van St. Rombouts te Mechelen, gevolgd van de begrafenis te Leest. Vereniging ten sterfhuize, Drapstraat 8, om 11.30 ure.” (GvM, 18/4)
1929 – 24 mei – GvM : C. Mertens na val in ’t ziekenhuis
“Uit Leest. Zoon C. Mertens vermaakte zich met enkele kameraden aan de woning zijner ouders en deed zulke geweldige val dat hij het linker dijbeen brak. De 18-jarige jongeling is ter verpleging naar de St. Jozefskliniek te Mechelen overgebracht.”
1929 – 26 mei : Wetgevende Verkiezingen
“Candidaten der katholieke Arrondissementsvereeniging – van Mechelen ,huldigende de standsorganisatie (landbouw) Heer V. De Laet, burgemeester Leest.”(GvM, 27/4)
Victor De Laet stond op de tweede plaats van de plaatsvervangers.
1929 – Van 15 tot 29 juni : Eindexamens Katholieke Normaalschool voor Onderwijzers Mechelen
In de namenlijst van de leerlingen die de ‘onderwijzersakte’ behaalden die van één Leestenaar : Theofiel SPRUYT. Hij studeerde af met onderscheiding. (GvM, 2/7/1929)
Theophiel werd te Leest geboren op 28/8/1909 als zoon van Guilielmus en Maria Coleta Fierens uit de Koeistraat. Hij huwde in Willebroek op 27 augustus 1935 met Juliana De Vlaemynck (Info : Lieve Huysmans).
Foto’s : -Van links naar rechts : Alfons Hellemans, Stien Van den Hoeck, Mathilde Hellemans en nichtje Maria Hellemans. -Gedachtenisprentje van Stien. -Wiske Solie zittend uiterst links in haar kleuterklas uit 1932. -Gedachtenisprentje van Ferdinand Van der Hasselt.
1926 – Donderdag 5 augustus : Werkman geëlektrocuteerd te Leest
“Donderdag namiddag waren werklieden bezig met het schilderen der elektrische palen, even buiten de kom van de gemeente. Een werkman, zekere Vermost, ongehuwd en 33 jaar oud, wonende Leuvensesteenweg te Mechelen, die zich met zijn lederen riem en de daaraan vastzijnden verzekeringsketting wilde vastmaken, wierp deze ketting over de elektrische draad, met het ongelukkig gevolg dat de ketting de draad raakte en de ongelukkige geëlektrocuteerd werd. Vermost werd totaal verpulverd naar beneden gehaald.” (GvM, 6/8/1926)
1926 – 21 december : Overlijden van Marcel DIDDENS
“De familiën Diddens en Naegels laten met droefheid weten het overlijden van Mijnheer Marcel DIDDENS, echtgenoot van Julia NAEGELS, geboren te Leest, den 8 september 1878, godsvruchtig overleden den 21ste december 1926 , na eene langdurige en pijnlijke ziekte opgedaan in het bannelingsschap 1916-1917, bediend van de HH. Sacramenten. Voorzitter van de Mechelse bannelingen.
De lijkdienst, gevolgd der begrafenis, zal plaats hebben zondag 26 december, ten 11 ure, in de parochiale kerk van Onze Lieve Vrouw over de Dijle.Vereniging ten sterfhuize, Hoogstraat 69. Vrienden en kennissen die bij vergetelheid geen doodsbericht ontvangen hebben, gelieve dit bericht als dusdanig te aanschouwen.” (GvM, 24/12/1926)
1927 – 4 januari : Aanstelling van de gemeenteraadsleden en verkiezing van schepenen.
Victor DE LAET werd burgemeester. Frans Beullens, Karel Van den Brande, Alfons Polspoel, Prosper Busschot, Jozef Apers, Victor De Laet, Ferdinand Van der Hasselt en Philip Jozef De Prins legden de eed van getrouwheid af in handen van burgemeester Theophiel Verschueren. Jozef Albert Apers werd gekozen als eerste en Ferdinand Van der Hasselt als tweede schepen.
Op 24 februari zouden Th. Verschueren en Frans Beullens echter ontslag nemen. Ze werden vervangen door Jan Nuytkens en Jan Jozef Verlinden. De burgemeesterssjerp ging naar Victor De Laet, hij zou dit ambt 12 jaar uitoefenen.
Victor Josephus De Laet was op 16/3/1887 te Leest geboren als zoon van Johannes Franciscus De Laet (1848-1893) en van Catharina Pelagie Bernaerts (Leest°12/10/1845, +Leest 1/2/1927). Zijn vader Johannes werd op 6 augustus 1848 geboren op de Netelhoeve in de Bist. Diens ouders waren kozijn en nicht : Jan en Mie De Laet. Na zijn huwelijk kwam hij in de Tiendeschuurstraat wonen. Hun dochtertje Clementine stierf toen het zes jaar oud was, in 1886. Het jaar daarop werd hun enige zoon Victor geboren. Vader Johannes stierf aan de gevolgen van tyfus op 25 juni 1893. Moeder Pelagie Bernaerts was een zuster van burgemeester Jaak Bernaerts. Victor De Laet studeerde aan het Klein Seminarie van Hoogstraten en nadien een jaar te Leuven, maar de ouderlijke boerderij eiste hem voortijdig op, toen knecht Cools bij het beren zijn been had gebroken. Op 11 juni 1912 huwde hij met Anna Laurette Julia Meuldermans (°Hombeek 24/5/1888, + Leest 6/8/1984) die hem elf kinderen schonk (zie hierna).
Buiten zijn aktiviteiten als landbouwer en burgemeester was hij ook stichter en voorzitter van de plaatselijke Boerengilde, keurmeester op alle jaarmarkten uit de omtrek, voorzitter van het “landbouwcomice”, lid van de Hogere Landbouwraad en kassier van de Raiffeisenkas.
In “De Band” publiceerde meester Huysmans ooit een brief, gedateerd 7/2/35, van zijn collega De Leers gericht aan burgemeester De Laet : “Achtbare Heer Burgemeester, Hierbij deel ik u een schrijven mede, welke mij is gezonden geworden door den Heer Kantonnalen schoolopziener. Er wordt mij gevraagd medalies te willen verkoopen, om alzoo bij te dragen tot het oprichten van een gedenkteeken ter eere van onzen diepbetreurden Vorst, Koning Albert. zeer gaarne wil ik den oproep van Zijne Excellentie, den Minister van onderwijs beantwoorden. Ten einde de geldinzameling met gelooden bussen te doen, wil ik u eerbiedig vragen de toelating te geven hetzelve te laten plaats grijpen in onze gemeente. Ik zou graag hebben dat dit zou geschieden onder uw toezicht en vraag U daarom of het niet mogelijk is een onderhoud met U en met Mejuffer Hellemans, morgen namiddag na de klasuren, te hebben....”
Het antwoord van Vik De Laet zegt veel over de burgemeester : “Waarde Heer Hoofdonderwijzer, Gaarne steun ik u met al mijn krachten, voor dat heerlijk werk, want een volk dat zijne groote mannen niet meer eert, is een volk rijp voor slavernij. Vandaag, onmiddellijk na de school, zal ik het gevraagde onderhoud gaarne toestaan... Hand en groet, (getekend) V. De Laet.”
Naschrift van meester Huysmans : “Deze briefwisseling vind ik prachtexemplaren, raak tekenend, mooi belichtend en doorlichtend het karakter, illustrerend en reliëf gevend aan de geaardheid van beide schrijvers. Enerzijds, meester De Leers, grootoorlogsinvalide. Wie heeft hem niet gekend, altijd gloeiend dwepend en zich koesterend in zijn diepste gevoelens van laaiend patriotisme, wat menselijk en begrijpelijk was... Anderzijds Vik De Laet, burgemeester, graag schalk en olijkerd in de wandel, formuleert in fijne feeling een aanmoedigend antwoord met als sluitstuk een koene en kortgebalde vriendengroet, waarbij meester De Leers, bij ’t lezen ervan, beroerd in houding is gesprongen, kan ik mij voorstellen... We hebben ze beiden wel goed gekend. Elk in zijn job en zijn wandel, hebben ze ieder op eigen manier, veelvuldig en soms ook diep, hun stempel gedrukt op landelijk Leest en volk. Waar is die tijd van toen...?”
Victor De Laet trouwde op 11 juni 1912 te Hombeek met Julia Meuldermans, die er geboren is op 24 mei 1888. Hun huwelijk werd gezegend met elf kinderen (“DB”, oktober 1975) :
1.Pelagie : °20 mei 1913. Ze huwde op 7 september 1937 met Jan Eeckelaers uit Londerzeel.
2.Victor : °28/6/1914, trouwde op 30 april 1957 met Pauline Mertens uit Leest.
3.Jaak : °14/3/1916, huwde met Marie Beullens.
4.Julia : 18/4/1918, trouwde op 24 april 1946 met meester Constant Huysmans.
5.Georges : °18/12/1919, trouwde op 22 augustus 1951 met Simonne Verbruggen, geboren in Hombeek. Acht kinderen : Vicky 1952, Myriam 1955, Kris 1956, Karin 1958, Stefaan 1960, Geert 1961, Hans 1964 en Jurgen 1967.
6.Louise : °18/11/1921, trouwde op 16 september 1947 met Jules Selleslagh.
7.Frans : °17/4/1923, trouwde op 15 april 1947 met Victoire Van Dam. Vier kinderen : Gerda 1948 gehuwd met Jan Daelemans, Alfons (Fonny) 1949 gehuwd met Maria L’Hoir, Marina 1955 als kind overleden en Ludo 1958. Frans was jarenlang de waard van de herberg “In den Barreel” op het dorpsplein.
8.René : °28/12/1924, vertrok als Witte Pater in 1950 naar Afrika (Bunia).
9.Jeanne : 11/7/1926, overleed aan de kroep als bijna 19-jarige (19/6/1945).
10.Maria : °29/9/1927, trouwde in 1953 met Jan De Keersmaecker uit Kapelle-op-den-Bos.
11.Josée : °19/3/1929, trouwde op 5 mei 1972 met Louis Van Santvliet uit Boom.
Victor De Laet overleed te Leest op 17 januari 1970. Ook zijn doodsbrief was indrukwekkend :
Lid van de Bond van het H. Hart. Gewezen burgemeester van Leest.
Lid van de Hoge Landbouwraad, Ere-voorzitter der Boerengilde Leest.
Ere-kassier der Raiffeisenkas van Leest.
Voorzitter van het Veekweeksyndikaat Puurs-Willebroek.
Lid van het Provinciaal Veekweeksyndikaat van Antwerpen.
Lid van de Provinciale Landbouwmaatschappij en de Provinciale Landbouwkamer.
Lid van het Verbond der Boerengilden van het Arrondissement Mechelen.
Ridder in de Leopoldsorde en de Kroonorde, vereerd met het Landbouwereteken 1ste klas en de zilveren medalie van Sint-Rumoldus.
Foto’s :
-Johannes De Laet en Pelagie Bernaerts, de ouders van Victor De Laet. -Het gezin Victor De Laet- Julia Muyldermans in 1928 met van links naar rechts : Frans, Pelagie, Victor, vader De Laet, René, Julia, Jeanne, moeder Julia Muyldermans, Maria, Jaak, Louise en Georges. Josée, de jongste is nog niet geboren. -Victor als boer, met de pijp tussen de tanden en de schop op de schouder. -En als keurmeester op jaarmarkten. -Een krantenartikel over een veeprijskamp waarin Victor De Laet vermeld werd als jurylid. -Zijn doodsbrief.
Frans Lodewijk Albert Moyson was geboren te Leest op 22 november 1901 als zoon van Antoon Moyson en van Virginie Wouters, bewoners van het kasteeltje in de Kouter. Hij had nog een zus Florentine (gehuwd met Jozef Stoppie) en een oudere broer Louis (huwde Ida Tobback). Zijn ouderlijke woonst, het ‘kasteel Moyson’, was in 1842 gebouwd door dokter Louis Voet, een neef van zijn vader Antoon. Rond 1896 zou de familie Moyson zich in de Kouter vestigen.
Op 29 mei 1926 werd Frans te Mechelen tot priester gewijd. Twee dagen later deed hij zijn eremis in de kerk van Leest. Van de parochianen ontving hij toen een wit romeins kazuifel die nog steeds in de Leestse kerk bewaard wordt. Op de binnenkant van de voorzijde staat : De inwoners van Leest / aan den / E.H. F. Moyson / 31 mei 1926.
Enkele maanden eerder was hij als diaken leraar benoemd aan het Mechelse Sint-Romboutscollege en het volgend schooljaar aan het O.L.Vrouwinstituut te Vilvoorde. Daarna werd hij onderpastoor : eerst te Scheut en dan te Mol (Sint-Petrus en Paulus, 23/6/1934).
Als gevolg van een stemoperatie vroeg hij overplaatsing naar een landelijker plek en hij werd pastoor te Gestel (18/11/1951). Maar ook dat vergde nog teveel van hem. Na één jaar werd hij directeur en aalmoezenier van de Sint-Jozefkliniek en het rusthuis te Bornem (5/12/1952). Daar benaderde hij iedereen ‘als priester met zijn wijs woord, zo menselijk doorvoeld en tegelijk vergezeld van een luimige kwinkslag’. Daar ook heeft hij ‘op een fijne wijze’ de vernieuwing en aanpassing volgens het (tweede) Vaticaans concilie doorgevoerd zonder iemand te kwetsen of opzij te zetten. In 1976 vierde hij er zijn gouden priesterjubileum.
Frans Moyson stierf te Bornem op 16 december 1977 maar werd begraven in het nog bestaande familiegraf te Hombeek. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, W. Hellemans)
Frans Moyson over zijn jeugd in ‘De Band’ van februari 1955 :
“In het januarinummer 1955 van ‘De Band’ hebben we een veteraan, Z.E.H. De Hondt, de oudste van de Leestse geestelijken, aan het woord gehoord. Mijn relaas gaat over 10 jaar later… Ik ben de 55 gepasseerd, en ik kan me dus stilaan bij de oude garde gaan rekenen…Het eigenaardige van de mannen van mijn generatie is wel, dat ze met één voet in het vooroorlogse regiem (oorlog ’14-18 natuurlijk) en met de andere voet in het naoorlogse regiem, hun kinder- en jeugdjaren hebben doorgebracht. Wij hebben de oude klok nog horen tikken, ze stond gedurende de oorlog 1914-18 stil, en na de oorlog had ze een andere klank. De oorlog had immers op velerlei gebied een grote verandering meegebracht. Van mijn allerjongste kinderjaren herinner ik me, alhoewel heel vaag, dat de steenweg in de Kouter gelegd werd en dat er in die tijd in heel de Kouter slechts een paar huizen stonden. Dat van Guske Spruyt in de beemd, dat van Janneken Andries, het onze met de twee daaraanpalende huizen van De Wit en van Spoelders.
Voor hetgeen mijn eerste opvoeding in kerk en school betreft, moet ik verwijzen naar het relaas van Z.E.H. De Hondt, namelijk dat we veel achting hadden voor onze geestelijkheid : Pastoor Verbist en onderpastoor Pignet, en dat we van Meester Dumont ’n solied onderwijs hebben gekregen dat een stevige grondslag was voor onze latere studies.
Een paar humoristische herinneringen aan Meester Dumont : we hadden veel respect voor hem, maar ook veel schrik van zijn ‘koterhaak’ die in de winter moest dienen om de stoof te koteren en het vuur aan te wakkeren…Die koterhaak was een tuig om ontzag van te hebben, want hij was zo groot als Meester Dumont zelf, en hij moest niet alleen dienen om het vuur aan te wakkeren, maar soms ook om diegenen die niet horen wilden, te doen voelen dat de Meester het meende. Meester Dumont had ook biekens en het was voor ons een buitenkansje als de biekens aan ’t zwermen waren : terwijl hij de zwerm ging vangen, mochten wij op de speelplaats gaan spelen. Ik herinner me ook nog dat we op een zomerse voormiddag gedurende de klas opgeschrikt werden door een hevig geronk, het was een vliegmachien : we mochten allen van Meester Dumont naar buiten gaan om ons eerste vliegmachien te zien.
Over Pastoor Verbist wil ik ook nog een paar anecdootjes vertellen, die –alhoewel ik ze zelf niet heb meegemaakt- ik toch van de eerste bron heb vernomen. Pastoor Verbist was de jovialiteit in persoon : grappen vertellen en farcen uitsteken was zijn specialiteit. Het staat op zijn grafzerk gebeiteld : ‘HIJ WAS DE VREUGDE ZIJNER VRIENDEN’. Zekere dag had Vrouw X. de lakens die ze gewassen had, op het gras van het kerkhof te drogen gelegd (er stonden in die tijd zoveel zerken en kruisen niet op ’t kerkhof als tegenwoordig). ’s Avonds kwam Vrouw X. de lakens wegnemen…Pastoor Verbist had niet beter gevonden dan zich onder één van de lakens plat neer te leggen. Toen Vrouw X. aan het laken kwam waaronder de Pastoor lag, kroop hij langzaam recht, er kwam beweging in het laken, en ’t ging in de halve duisternis, als een wit spook lopen…Onnodig te zeggen hoe Vrouw X., met de schrik op ’t lijf, halfdood naar huis is gevlucht en nooit meer op ’t kerkhof is durven komen als ’t begon donker te worden…Er kon nog weleens een dode uit het graf opstaan ! Dergelijke en tientallen andere grappen kunnen er met tientallen aangehaald worden, mar ‘k mag het niet te lang trekken ! Pastoor Verbist zag in alles de humoristische kant van het leven. In heel het Bisdom was hij onder de geestelijkheid gekend als de ‘JEF VAN LEEST’ en de confraters die hem kenden waren altijd op hun hoede om niet door hem op een of andere wijze beetgenomen te worden !!
Begin augustus 1914 : eerste kennismaking met de Duitsers te Leest. Het was in de tweede helft van augustus op een zondagnamiddag : de Belgische piotten die in de omgeving lagen, reden zenuwachtig per velo heen en weer…De Duitsers waren in aantocht, zeiden ze. En werkelijk, een patroelje Duitse ‘Huzaren van de dood’ waren te Hombeek. Wij zagen ze in de verte op de Zennedijk, tussen Hombeek en Leest te paard, een tiental draven. Ze maakten rechtsomkeer en reden terug naar Hombeek waar ze in een herberg binnen gingen en hun paarden aan de deur lieten staan. De piotten waren dra verwittigd en reden langs de Kouter er op af. Enkele ogenblikken later hoorden we geweerschoten knallen. De Huzaren waren buiten gekropen en de enkele soldaten die hier en daar achter de huizen zaten, onthaalden de Duitsers op geweerschoten. Een drietal Huzaren sneuvelden te Hombeek in ’t dorp. De anderen vluchtten langs het Heike door de velden, en kwamen zo door de Kouter naar Leest, waar de Belgische piotten zich langs de steenweg in de grachten hadden verscholen…Twee drie Huzaren waren reeds op de steenweg geraakt, waar ze door onze piotten werden geschoten. Het zijn deze Huzaren die op ’t kerkhof te Leest werden begraven. We hadden onze eerste Duitsers gezien.
Daarmee was de rustige periode van voor 1914 ten einde, en het oude regiem, waarover ik in het begin van dit artikel sprak, was afgesloten. F. Moyson”.
In ‘De Band’ verscheen na zijn dood volgend In Memoriam :
Een Leestenaar ging heen : E.H. Frans Moyson is niet meer… “Z.E.H. Frans Moyson is van ons heengegaan. Hij werd geboren te Leest op 22 november 1901, werd priester gewijd op 29 mei 1926. Reeds voor zijn wijding werd hij leraar wat alleen voor de beste studenten was weggelegd. Toch voelde hij zich geroepen om in de pastoraal te staan en werd weldra onderpastoor te Mol waar hij 18 jaar werkte tot 1951. Nu nog spreekt men in Mol met veel lof over deze begaafde en vrome priester. Intussen had hij een operatie ondergaan en was hij zwak op de stem, wat hem verhinderde om zware diensten te doen. Hij probeerde een jaar in de landelijke parochie van Gestel maar het bleek niet mogelijk, gezien zijn werkzaam temperament. 5 december 1952 (dus 25 jaar geleden) werd hij benoemd tot Directeur van de Kliniek en het Rusthuis, een taak die hij met heel de inzet van zijn priesterlijk geloof, totaal in dienst van de zieken en bejaarden geheel belangeloos heeft volbracht. In 1976 heeft hij in alle stilte, zonder ophef, zijn gouden priesterfeest gevierd. Ieder die hem ooit gekend heeft wist, hoe hij hield van de Zustergemeenschap, van alle bejaarden, van iedereen voor wie hij iets goeds mocht doen. Hij heeft op een fijne wijze te vernieuwing en aanpassing volgens het Vatikaans Concilie doorgevoerd zonder iemand te kwetsen of opzij te zetten. Zijn edel-menselijk aanvoelen maakte hem tot de blije, eenvoudige en gastvrije priester die altijd klaar stond voor zijn medepriesters en voor iedereen. Als man van gebed wist hij de kracht te vinden om de moeilijkheden van het leven te verdragen, zijn eerlijke persoonlijke overtuiging te verdedigen en zich te onderwerpen aan (soms moeilijk begrijpbare) beslissingen van de overheid. Frans, wij zullen je missen. Meneer de Aalmoezenier de bejaarden zullen je missen. Ook de Zusters zullen U missen. Een onkreukbaar mens, een openhartige vriend, een liefdevol man is heengegaan. Een tot weerziens bij de Heer !”
Foto’s : -Frans Moyson naast zijn oudere broer Louis voor het kasteeltje. -Frans Moyson in 1914. -Frans als pastoor op latere leeftijd.
1925 – 8 mei : Vonnis uitgehangen aan het gemeentehuis
Maria Julia Verschueren, landbouwster, geboren te Heindonk op 18/8/1893 en aldaar wonende Grote Bergen 60, kreeg van de Rechtbank een boete van 600 frank en als bijkomende straf uithanging van het vonnis op verschillende locaties. Zo ook aan het gemeentehuis van Leest. Ze was gestraft wegens ‘melkvervalsching’. (GvM, 29/7/1925)
1925 – Zondag 17 mei : Een brutale aanranding te Leest.
Een jeugdig bandiet aangehouden . “Zondag namiddag, ten 4 ure greep er op den Leestschen steenweg bij Mechelen, een brutale aanranding plaats. Rond voormeld uur wandelde de 40-jarige juffer Seimans, woonachtig te Mechelen, rustig naar Leest en hield in hare hand een handzakje, waarin haar geld geborgen zat. Plots werd zij door een jeugdig bandiet aangevallen, die haar ruwweg haar handzakje ontrukte. De kerel vluchtte ijlings weg, wijl juffer Seimans op hulp riep zooveel zij roepen kon. Voorbijgangers zetten den kerel achterna wijl de veldwachter hem eveneens op de hielen zat. Na een half uur jacht op den bandiet konden zijne achtervolgers hem op den Sennedijk, nabij het Sennegat, bij de lurven vatten. De aangehoudene is een 17-jarige student, zekere A., wonende te Londerzeel. Hij werd nog in het bezit gevonden van het handzakje dat eene som van 200 fr. inhield en nog enkele waardevolle voorwerpen. De jeugdige nietdeug werd overgeleverd aan de gendarmen van Blaesvelt. Hij werd over zijne heldendaad ondervraagd, en verklaarde dat hij enkele stonden tevoor, eene dame had aangerand van Leest. Het was mevrouw Troce, die hij had overvallen, doch die hij weerom had laten gaan, daar zij niets bij zich droeg. Het parket heeft den jeugdigen kerel in verzekerde bewaring gesteld en een onderzoek geopend aangaande dezen brutalen en stoutmoedigen aanval.” (GvM, 20/5)
1925 – Maandag 18 mei : Paard op hol
“A. Maes, maalder van Leest, reed maandag met kar en paard door de Klaterstraat te Blaasveld. Plots verschrikte het paard en stormde in wilde vaart vooruit. De maalder en zijn zoontje riepen, maar niemand dierf het hollende paard tegenhouden, zoo woest was de vaart. Aan L. De Smedt stond het gespan van een straatleurder. Wat den maalder ook deed, de botsing was onvermijdelijk. Het paardje van de leurder werd aan de borst getroffen door den treem der kar. Het arme dier bloedde dood. De maalder en zijn zoon kwamen er gelukkiglijk heelhuids van af. De stoffelijke schade, die heel groot is, wordt niet door de verzekering gedekt.” (GvM, 20/5/1925)
Alfons Maes had zijn maalderij op de toenmalige Tisseltbaan (thans Juniorslaan). Voor de eerste wereldoorlog was het terzelfdertijd maalderij en café “Het Molenhuis”. Deze mechanische maalderij (zonder molen) werd met een armgasmotor aangedreven.
1925 – 19 juni : Brief van burgemeester Theofiel Verschueren
“Bulletijn van inlichtingen gezonden aan Mr de Procureur des Konings te Mechelen. Bijzondere inlichtingen over Van den Brande Ant. Eduard. Over zijn gedrag van voor den oorlog, is niets ten zijnen nadeele te melden ; voor den oorlog was hij ijzerbewerker, na den wapenstilstand is hij gehuwd, zich te Mechelen gaan vestigen ; in juli 1921 vestigde hij zich wederom te Leest met zijne vrouw. Later is hij gaan werken in het bezette gebied, waar zijne vrouw hem vervoegde ; hij behield zijne woning te Leest en kwam bij tusschenpoozen alhier in verblijf. Op 11 juni 1924, kwam hij in de gemeente, bij tijdelijke afwezigheid zijner vrouw, vertrok hij, of liever vluchtte hij, met zijne schoonzuster, vrouw Jacobs en dezes kind naar Duitschland. Vrouw Van den Brande kwam klacht doen deswegens eene nieuwe eenzelvigheidskaart vragen, en getuigschrift tot bekoming van nieuwen reispas voor Duitschland om de twee weggevluchten te kunnen gaan opzoeken (zie gevoegd afschrift van onzen brief van 12 juni 1924). Door die daad laat het gedrag van Van den Brande veel te wenschen onder geestelijk oogpunt, en hij heeft hierdoor het vertrouwen en de achting der inwoners verloren. Te Leest, den 19 juni 1925, de Burgemeester Th. Verschueren.”
1925 – 14 oktober : Bestelling voor smid Jan Moons
Die dag stuurde het Gemeentebestuur van Leest volgend bericht aan : “Jan Moons, smid te Leest. Gelief te willen leveren voor de gemeente meisjesschool te Leest voor rekening der gemeente Leest 2 koolschuppen en een vuilblek. Gelief ook het nodige te doen aan de stoven in de meisjesschool. De Burgemeester.”(GA)
1926 – 13 maart : Gemeenteraad weigerde elektriciteit.
“De pastoor en de hoofdonderwijzer vragen elektriciteit in hun woning te plaatsen. Vijf stemmen “neen” tegen 2 “ja”. (“DB”, maart 58)
Bijgevoegd : -Op de achtergrond de maalderij van Alfons Maes. De dame achter het ventje op de fiets (haar zoontje Frans Maes) is Victoire Op de Heide, de vrouw van de maalder. Rechts van Frans, het meisje met de pop, is zijn zusje Roza Maes. -Naamkaartje van smid Moons.