1400
in Leest
in platea dicta Eyerstrate. (LGM)
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
1400 in Leest juxta locum dictum Amerloe. (LGM)
1401 11 juli : Eggerik van Steynemolen verkoopt aan Jacob De Wael drie
vierdelen
rogge erfelijke pacht
op de helft van het land de Moirterblok onder Leest, op de
Biest, op de helft van
een bos, beemd en op een vierdeel rogge erfelijke pacht op
een half bunder land
voor de stenen molen, allen onder Leest. (MS,nr.815)
STEYNEMOLEN aan de Kapellebaan
Steynemolen heeft een lange geschiedenis. Misschien is daar zelfs de
oudste nederzetting van Leest te zoeken. De Kapellebaan maakte immers deel uit
van de vroegere Romeinse heirbaan die Utrecht verbond met Bavay in
Noord-Frankrijk en die liep over Breda, Mechelen, Merchtem, Asse...
Diverse opgravingen aldaar versterken deze stelling. In 1939 door de
Mechelaar J. Uytterhoeven en in 1983 en 84 door de Archeologische Vereniging Oud-
Mechelen.
Aan de heer J. Uytterhoeven uit Mechelen was
een overlevering bekend over een kasteel dat verzonken lag in een weide te
Leest, daar waar de huidige steenweg Hombeek-Kapellen onder de spoorbaan
doorloopt. In de volksmond heette het dat dit kasteel in de grond verzonken was
als een straf van God omdat de kasteelheer zwart goed zou hebben gekocht. Bij
ondervraging van de mensen aldaar, bleek dat het vertelsel van het verzonken
kasteel nog door sommigen gekend was, doch ook een andere versie werd vernomen
:er zou aldaar een villa gestaan hebben en de bewoner dezer villa kon geen voet
verzetten zonder dat de maalder van de Steinemolen (een 200 meter daarvandaan)
zijn bewegingen had afgeloerd. De villaheer werd deze toestand te sterk : hij
brak de villa af en daar liggen nu nog de stenen rond te rijden . (J.D.D. in
DB 1957)
Op 60 cm diepte vond amateur archeoloog J. Uytterhoeven in een tarweveld
aan Steynemolen de vloer van een Romeinse woning. Hij veronderstelde dat het om
een mutatio, een wisselplaats voor paarden en muilezels, ging. De gedachte
aan een mutattio steunde hij op de aanwezigheid van een heirbaan, het vinden
van tal van kleine hoefijzers bij het graven van een vijver in de onmiddellijke
omgeving en de afwezigheid van weeldetekens in het gevondene.
Latere opgravingen gedaan door de archeologische vereniging Oud
Mechelen in 1983 en 84, herriepen deze veronderstelling. Deze vereniging kwam
tot de vaststelling dat J. Uytterhoeven op een graanschuur was gestoten.
Naast deze schuur werd de opgraving van de eigenlijke bewoning aangevat
en kwamen er brokstukken te voorschijn van diverse muurschilderingen, alsook
fragmenten van hypocausttegels (verwarmingsinstallatie) en honderden scherven
van imbrex en tegula (dakpannen) wat wees op een woning van weelderige
herkomst, een villa.
Grondpeilingen wezen op het bestaan van verschillende gebouwen in de
onmiddellijke omgeving. xml:namespace prefix = v ns = "urn:schemas-microsoft-com:vml" />
Uit de fundering aan de zijkant van het gebouw bleek dat de villa zelfs
een badplaats bezat en in een waterput werden vele voorwerpen, daterend van de
derde eeuw na Chr., teruggevonden. Het badgebouw dat te Leest werd blootgelegd
was in twee verdeeld : een koud- en een warmwaterbad. Uit dit alles
concludeerden de archeologen dat deze Romeinse villa destijds werd bewoond door
een belangrijke familie.
De opgravingen wezen ook uit dat er ooit een felle brand op de hoeve
plaatshad.
De villa werd bewoond tijdens de 2de -3de eeuw en
verdween naar alle waarschijnlijkheid tijdens de Middeleeuwen.
Tijdens deze opgravingswerken werden er ook resten teruggevonden van een
houtbouw daterend uit de 1ste eeuw. Het belangrijkste was hierbij de
vondst van een zeer goed bewaard gebleven waterput. Ook heel wat
gebruiksvoorwerpen werden gevonden : aardewerk, groen vensterglas en het
belangrijkste (door de zeldzaamheid) was een deel (beenstuk) van een Romeinse
sandaal.
Over Steynemolen gaf Dr. J. Lindemans in Toponymie der gemeente
Hombeek volgende uitleg : Eertijds een windmolen op Leest, bij de grens
Hembeek en Leest, vervangende wellicht een nog oudere watermolen. Hof aldaar,
zetel van een heerlijk goed, naar hetwelk het oorspronkelijk geslacht van
Steynemolen genoemd werd.
Zeker is dat daar kortbij, op het grondgebied van Hombeek een windmolen
stond, die in 1912, na zeer zware stormschade, werd gesloopt.
De van Steynemolens waren goudsmeden die in de 14de eeuw
naar Mechelen kwamen en er als oude adellijke familie veel aanzien had.
Jan van Steynemolen die in 1346 vermeld werd als schepen van Mechelen
had er eigendommen alsook te Heffen en te Leest. Hij was de stamvader van een
aanzienlijk geslacht tot hetwelk verschillende schepenen, doch ook geleerden,
zoals Rombout van Steynemolen (16de eeuw) behoorden.
Het geslacht stierf uit einde 17de eeuw.
1346 Jan van Steynenmolen, schepen van Mechelen...
1347 ...ad V bonaria prati te Steinemolene inter Sigerum de
Steinenmolene et Nycol. De Molendino. (GM)
1397 ...het oude hof te Steynemolen...(GM)
1401 ...mansio thof van Steynemolen sit in Leest apud locum dictum
Steynemolen. (GM)
1403 Johannes de Steynemolen dedit Johanni de Berlair suam partem
mansionis dicte
thof van Steynemolen cum orto et pommario sit in Leest apud locum dictum
Steynemolen. (GM)
1414 ...quart.terre perpetue se micultur. situm in Leest apud
Steynenmolen et terram Godefridi filii qd. Sigeri de Steynenmolen. (GM)
1418 ...hered. et terram Eggherici de Steynenmolen partomi pascualem et
partim nemosam continen. circ. III bonaria dicta in vulgari den Moirtere sitam
in Leest in de biest juxta mansionem dictam thof ten Eynde inter Reyneri de
Steynemolen et Willelmi Poirtere. (GM)
1436 ...in Leest te Steynenmolen opte beke...(GM)
1451 Godefridus en qd. Reynerus de Steynemolen hebben goederen op het
Cleynaersland. (GM)
1475 Juffrouw Margriete wilen Jans dochter van Steynemolen heeft uit
sake van wisselingen voir andere erven opgedragen tot behoef van meester Jan de
Leeuw twee viertelen rogs erffelichen pachts die si hadde op een hoeve geh.
Tgoedt te Steynemoelen binnen de prochie van Leest gelegen. (GM)
1484 Een huys geheeten t berchhuys steynenmolen metten winhove,
groeten ende cleynen bogaerden ende alle andere toebehoeren daer neven
liggende, gelegen in prochie van Leest in totaal 12 bunderen groot. (MS)
1556 ...derfgenamen ende executeurs van wylen meester Louys Claerhaghe
advocaet in den grooten raedt tot Mechelen in syn tijt hebben vercocht het Hoff
van Steynenmolen, metten winnende landen bempden gronden...voor alsoo veele als
die gelegen syn onder de prochie van Leest...
Meester Jan van Walem heeft gecalengiert ende vernaerdert van
bloetswegen tvoors Hof van Steynemolen. (AM)
1605 Jan de Leeuw als man ende mombois van Jouffr. Anna Snellincx ende
hare kinderen heeft verreyct een steynen huys met pachthove, stallinghe,
bogaerd, land, bempde, gronde, etc. genaampt thoff van Steynemolen, groot
omtrent 30 bunder onder de prochie van Leest toebehorende Jouffr. Ysabeau
Manteau ende Peeter Lansloots haere sone. (GM, 1605 f°23)
1607 ...eene hoeve metten
steynen huyse stallinghen bogaerden landen beemden bosschen gronden...thoff van
Steynemolen genaempt uit geheel omtrent XLIX bunderen gel. bij die Vaert van
Brussel zoo onder leest ende zoo onder Raemsdonk gelegen. (AM)
1608 Ridder Jean Vanderlaen, heer van Schriek en Grootlo was eigenaar.
(DB-november 1977)
1676 Coh. van Leest : Peeter VanHove tot Londerseel een bosch gel. Aen
de bane van Capellen bij de Hove van mijnheer Steenhuyse groot omtrent 1
dachwant.
In 1723 zien we op de kaart van Jan Van Acoleyn dat het pachthof met
speelhuys en vijver en wallen tot de eigendom behoort van de heer Van
Reyneghem.
Dit omwald buitengoed met pachthof lag echter niet op de plaats van de
huidige boerderij, maar wel aan de overkant van de aardeweg die van de steenweg
naar de Biest loopt. De akker echter waar de huidige boerderij werd gebouwd,
heette in Acoleyns tijd (1723) reeds Steynemeulevelt en behoorde toe aan
een zekere heer Swerts.
In 1740 stond het ledig. Het werd Op
den nieuwen molen of Nova Mola (1786) genoemd.
Uit de Visitationes decanales (verslagen van de kerkvisites door de
deken) blijkt dat in
1774 een private kapel bestond op het hof van Steinemolen.
Tijdens de Franse overheersing was het in eigendom van Baron Norbert de
Spanghen uit Brussel, men sprak toen van het Chateau de Spanghen.
Zijn dochter huwde graaf Werner de Merode.
De nieuwe boerderij Steynemolen kwam er in 1781.
Ze staat afgebeeld op de figuratieve kaart uit 1785 met als bewoner
Guilliam Keyenberg.
Op dat ogenblik schoot van het oude complex Steynemolen aan de overzijde
van de aardeweg nog enkel het kasteeltje over : het speelgoed van den heere
Spangen genaemt Steyne Molen.
In 1828 werden ook deze resten van het Oude Steynemolen afgebroken.
De kadasterkaart van Popp leert ons verder, dat rond 1850 gans het
domein, zowel oud als nieuw Steynemolen, boerderij inkluis, eigendom was van
graaf Felix Amaury Ghislain de Merode, een rentenier uit Everberg. Alles te
zamen bezat hij te Leest 31 ha, 2 a, 15
ca.
In 1885 kwamen deze bezittingen door erfenis in handen van de
koninklijke familie van Italië, namelijk aan de drie prinsen :
Emmanuel-Filibert hertog van Aoste, Victor-Emmanuel, graaf van Turijn en
Lodewijk-Amedee de Savoie hertog der Abbruzen, allen wonende te Turijn.
Ze verkochten ten slotte de boerderij Steynemolen met hun 22 Ha 58 a 7
ca eigendommen te Leest in 1920 aan het echtpaar Gulielmus Slachmuylders
Lauwens, beiden afkomstig uit Hombeek, maar wonende te Leest. Dit echtpaar
huurde reeds het pachthof sinds 1889.
Giele Willem Jan Slachmuylders was te Hombeek geboren op 18 januari
1865. Hij overleed op 6 maart 1967.
Het waren de ouders van de latere bewoners Slachmuylders Muyldermans.
(G.Herregods in DB november 1977).
In het nummer van november 1977 nam De Band een intervieuw af met de toenmalige eigenaar boer
Slachmuylders :
Veel mensen denken dat het hier Steynemolen heet omdat er een molen
stond aan de overkant van de Kapellebaan, maar dat is niet zo, een zekere Jan
Stijnemolen bezat hier een kasteel en daarrond veel land. In de beek hier een
beetje verder is er zon klein watervalleke, het water stroomt daar klotsend
over een zulle en mn vader (Giele) heeft altijd gezegd dat dat de zulle was
van den oven van t kasteel. Mijn broer Frans heeft hier langs de beek een
bungalow gebouwd. Toen hij zn garage heeft gezet is hij ook op n zulle
gestoten. Misschien is dat die van t kasteel ?
In 1925 hebben we gecementeerd, ook aan de stallingen hebben we gewerkt.
Men is eens hier geweest om te vragen of de boerderij nog in haar
oorspronkelijke staat was , anders hadden ze ze geklasseerd. In het begin
hadden we wel 25 Ha grond om te bewerken. We kregen toen veel werkvolk, die
kwamen hier helpen voor paardenarbeid, in die tijd ging dat zo. Maar later
begon ieder op zn eigen stukje grond te bouwen en wij moesten
machines kopen. Dan hielpen we mekaar nog met de pikdorser enz.
Graan, patatten, koren (rogge) en ook al bloemkool hebben we van begin
af gezet. De laatste 25 jaar zijn daar spruiten bij gekomen. In 1938 ben ik
getrouwd en met mn vrouw heb ik de boerderij overgenomen. Mijn ouders gingen
terug naar Hombeek wonen. Nu
ben ik gepensioneerd en met mijn 1 Ha grond heb ik mijn handen wel vol.
Wat ik nooit zal vergeten is onze schuur. Onze schuur hier langs het
woonhuis, dat was nog met ouwe eiken balken. In 1918 sloegen de Duitsers de
schuur aan om de wacht op te
trekken bij de tunnel. Een groep met hunne officier sliep in de schuur.
Een soldaat die telaat op post was, was met een sigaret in de schuur
ingeslapen. Baas brand ! Baas brand!
klonk het in de nacht, onze schuur stond in lichtelaaie. De brandweer
van Mechelen is nog opgedaagd maar was te laat, de schuur brandde helemaal uit.
Aan de overkant van de Kapellebaan stond er een molen. We waren nog
jonge gasten toen die is afgebroken. Ik weet het nog goed. De molen was van een
zekere Van Winge. Toen die molen was afgebroken rolden en tolden we van het
molenbergsken af.
Maar nu zie je daar niks meer van.
In den echten Ouden Steinen Molen.
Bejaarde Kapellenaren herinneren zich nog wonderwel de stenen molen,
opgericht nabij de grens Kapelle Leest, langs de Mechelseweg, enkele
tientallen meter zuidwaarts van de spoorwegviadukt.
Deze werd in 1807 gebouwd en, na zware stormschade, in 1912 gesloopt.
De grondvesten en de4 stenen pijlers werden enkele jaren geleden
weggeruimd en in de onmiddellijke nabijheid ervan werd een electriciteitscabine
gebouwd.
Het vroeger bestaan leeft echter onder de Kapelse en Leestse bevolking
nog voort in de uitdrukkingen : bij... van de staane meule..
Trouwens, de familie Van Winghe, laatste bewoners van het molenaarshuis
worden haast uitsluitend door iedereen vernoemd met toevoeging van Staane
Meule achter de voornaam. En dat is ook het geval voor de nakomelingen.
Persoonlijk herinneren we ons heel goed dat er zich in de onmiddellijke
omgeving van de gewezen stenen molen drie staminekes waren, haast deur tegen
deur, en die onderscheidelijk de naam droegen van :
a)
In de
Steinen Molen
b)
In de Oude
Steinen Molen
c)
In de Oude
Echte Steinen Molen.
Een zekere onderlinge
concurrentiegeest lag hierbij zeker aan de basis van de naamkeuze. En alhoewel
ze opgericht waren in een weinig volksrijke omgeving floreerden ze
buitengewoon. Immers, elke baas of bazin liet niets onverlet om klanten te
lokken.
Er ging, en dit
gedurende jaren, geen weekend voorbij of er stond wat op het programma.
Naast kaartavonden
werden regelmatig wedstrijden georganiseerd op de vogelpik, op de schietbak,
op de bollebaan en golfbiljart. Elk
etablissement had daarbij haar spaarkastje en was de zetel van de ene of
andere vereniging.
En om t jonge volk te
lokken werd er op de zaterdag- en zondagavonden bovenop nog
gezorgd voor
dansmuziek.
Ingevolge overlijden
sloten de twee eerstgenoemde inrichtingen hun deuren en dit enkele jaren na
wereldoorlog II.
In den Echten Ouden
Steinen Molen hield stand tot voor een tiental jaren.
(H. Van de Ven in het
Vaartland nr.2 van 1976)
Steinen Molen
Op Oxdonk woonde op
de hoeve Dunkema, een zeker Joriske, en die betaalde reeds lang, slechts zijn
vorige maalrekening, doch nu bij het afhalen van een gisteren gebrachte zak
graan, kreeg hij de rekening der twee bakzakken van voorgaande keer. Hij
verweet de maalder diens eis tot die dubbele betaling als een moedwillige
vergissing.
De zonen van den
Steinen Meulenreus namen dat niet en grabbelden Joriske bij zijn kraag,
bonden hem aan armen en benen en duwden het poefboerken in een graanzak, vulden
die aan met kaf, er bovenop een briefken met vermelding dat na betaling van
drie bakzakkenloon, het eetwaar mocht worden afgehaald, en snoerden met een
molenaarsknoop de vracht toe. Een paar uur later komt Jorisboerin op het
molenerf, en ziet daar hun geladen kruiwagen staan, en vraagt naar Joris.
O, zei één der zonen
, we hadden wat molenpanne en uwe man moest wat wachten. Hij is onderwijl een
glaasje gaan drinken naar den Droogen Hoek, voert gij liefst uw bakzak naar
huis, want ge weet, als uw ganske Joriske bier ziet...
De stoere Marjan, van
geen kleint gerucht vervaard, die duwt geen kruiwagen, maar trekt die achter
zich naar huis.
Wat daarna is gebeurd
heeft de molenaar nooit geweten maar Joriske kwam ditmaal en later om zijn
bakzak met gereed geld.
De twee eeuwen oude
grondvesten van den Steinen Meulenreus zijn grotendeels verdwenen, enkel de
wijk wordt nog naar zijn naam vermeld.
(J.A.Huysmans in De
Band augustus 1980)
Op 26 september 1930
verzocht het gemeentebestuur van Leest de NMBS
om een machtiging tot aanbrengen van draden voor de elektrische
straatverlichting, om verlichting te kunnen geven onder de tunnel aan
Steinenmolen te Leest, doorgang gevende onder den aangehoogden spoorweg
Mechelen-Dendermonde, voor den buurtsteenweg van Hombeek naar Kapelle op den
bosch. Daar den steenweg langsheen den spoorweg lloopt, zoo is het doorrijden van
den onverlichten tunnel bij avond en nacht tengevolge van het groot verkeer,
zeer gevaarlijk... (Brief Gemeente Leest)
Leestse
gevarenbocht blijft schrik voor autobestuurders, blokletterde Het Laatste
Nieuws in de editie van 14 april 1984.
De krant trok van leer
tegen de vele ongevallen die de negentiggradenbocht aan de tunnel Steinenmolen
aan de Kapellebaan,veroorzaakte.
1402 22 januari
Schepenbrief van Mechelen : Rombout Daniels verkoopt aan de Kiste
het Beatrijsbunder onder Leest,
neven de Warande.
1402 14 oktober :
Ludovicus Van de Venne verkoopt aan Rogier Van der Most een
rente op goed gelegen te Leest.
(Schepenakte van Mechelen, Parochie-arch.Leest)
1403 12 juni : De
H.-Geesttafel van Sint Rombouts geeft aan Peter Van Zebbroeck een
half bunder land onder Leest, in de
Werffelstraat ; een ander stuk aldaer, langs de
Scoeurcapruin, met een woonst
neven het eerste land tegen 3 vierdelen rogge
jaarlijkse pacht. (MS,nr.833)
1405 23 mei :
Schepenbrief van Mechelen. Aleidis, weduwe van Peter De Beckere, nu
echtgenote van Henri Gysemans, en
haar dochters Margaretha en Maria geven aan
Henri In t Hof van Leest 3 dagwand
op het Grootaerland onder Leest, de helft
van
1 dagwand op het Beekveld, met nog een half dagwand erbij ; 3 dagwand
land op het Kleinarland en de
helft van 1 dagwand op Asrotken tegen 3
vierdelen rogge jaarlijkse pacht.
1406 28 juni
Johannes en Willus, zonen van zekere Johannes de Zenne verkopen aan
Henri Vander Hocven een rente op
een half bunder land onder Leest.
(Schepenakte van Mechelen,
Parochie-archief Leest)
1407 5 februari :
Jan Van der Bruggen geeft aan Jacob Van den Boegarde een bunder
land onder Leest, het Hoogveld,
tegen twee kappuinen s jaars. (MS,nr.4606)
1407 3 maart :
Petrus Vanden Bossche en Roger Van der Most, Heilige Geestmeesters
van Leest , geven aan Rumoldus zoon
van Laureys de Ranst een rente op en
wijmenvelden ten Holsen.
(Schepenakte van
Mechelen,Parochie-arch.Leest)
1407 In parochia de
Leest in bloco dicto Cloosterbloc. (GM)
1408 4 mei :
Johannes Van den Holse draagt over op Rogier Van der Most en Elisabet
zijn vrouw, een stuk land gelegen
te Leest op de plaats genoemd Ten Holse.
(Schepenakte van Mechelen,
Parochie-archief Leest)
1408 29 september :
Hendrik Moldere, van Hombeek, verkoopt aan Willem van
Rotselaer zijn helft in 3 dagwand
land te Leest op de Hombekerkouter tussen
Peter Tielens en het land van
Leliëndael op een mudde rogge voorcijns.
(IFL,blz.90)
1408 10 oktober :
Johannes Aerts uit Leest verkoopt aan Rogier Van der Most een stuk
zaailand genoemd Leestervelt.
(Schepenakt van Mechelen, Parochie-arch.Leest)
1409 27 april :
Petrus Van der Most verkoopt aan Reynier en Arnold de Steynemolen
land gelegen te Leest in de
Werffelstrate.
(Schepenakte van Mechelen, parochie-archief
Leest)
1410 ...II bonaria
prati dictam Vrancxbloc sitam in Leest inter Jacobi Van den Walle
et ag. Dictum Duykensvelt. (GM)
(De benaming Vrancxbloc komt voort van de
eigenaar Vranck van Halen, bastaard.)
1413 13 september
Schepenbrief van Mechelen : Lodewijk van Steynemolen
verkoopt aan Eggeric van
Steynemolen 1 dagwand land onder Leest, op de Biest,
bij het Beekveld.
1415 Te Leest opte
Beke liggen in 1415 : Groot en Klein Beecvelt, Oudenhof,
Cleynen Winckel, Groenen Mortere,
Donkerwinkel, Thasselstucke, Knoddenbloc,
Wennekensbosch, Nuwestuc Voort.
(GM)
1416 Begin 1416 gaf
Hertog Philips de Goede de meierijen van Heffen, Leest, Muizen,
Hombeek en Hever à son bien aimé
cirurgien et varlet de chambre, maitre Josse
Bruyninc.
Voordien (vanaf 1308, met de
afschaffing van de Leestse Schepenbank) bestuurde
Mechelen de voormelde gemeenten
door een meier en gezwoornen.
De meier was haar rechtstreekse
vertegenwoordiger en stadhouder. Het recht hem
te benoemen behoorde de stad.
Toen , bij de dood van Jesse
Bruyninc, die meierijen over werden gedragen op
Zijn zoon Philips pour les tenir à
son prouffit sa vie durantkwamen de
Burgemeesters en schepenen van
Mechelen daar tegen over : sy hilden ende
seyden, dat die meyerijen behoerden
tot hoerder dispositien ende niet van hunnen
ghenedighen heere den hertoghe;
ende al hadde wijlen meester Joos Bruyninc
brieven moghen hebben, hij nochtan
noyt possessie en hadde, noch gecrighen en
cost, midts dien dat de dispositie,
als voorseyt es, derselver stadt toebehoerde.
Daarop volgde dus gescille ende
proces tusschen Jan van Olmen, rentmeester
generaal van Brabant, Hendrik
Henkenshoot, Laurens Bruyninc, Andries Wolfaert
en Juffrouw Michaele
Regault, weduwe wijlen meesters Joos Bruyninc als
momboirs van Philips Bruyninc,
sone willen meester Joes ende Juffr Michaele
voers, t eender side
ende die commoin gemeesteren ende scepenen van Mechelen
ter ander side.
Het goede recht bleek aan de zijde van
Mechelen te zijn. De stad kreeg alle de
proffiten ende
regiment dat Philips Bruyninc metter
selver ghiften hadde oft
hebben mochte.
De meier, eer hij in
bediening trad, zwoer de eed van getrouwheid in handen van
Schout, ten overstaan
der communiemeesters en schepenen der stad.
Hij bekleedde vervolgens zijn ambt meestal tot aan zijn
dood. Toch kon hij er
vrijwillig afstand van
doen of mocht hij om gewichtige redenen worden afgezet.
Het was de meier
geoorloofd, naar vrije keuze, de meierijen van verscheidene
dorpen of heerdijen
gelijkertijd te bedienen.
In het midden van de
15e eeuw zien we alzo de meierijen van Heffen, Leest,
Muizen, Hombeek en
Hever aan één en dezelfde persoon toevertrouwd.
Mechelen zelf voegde
alvroeg sommige gemeenten en gehuchten van zijn vrijheid
samen, om ze onder één
meier te stellen.
De vrijheid was alzo ten jare 1556
verdeeld in drie meierijen :
1)
Hombeek
met Leest, Heffen en Battel.
2)
Hever met
Muizen en Hofstade.
3)
Pennepoel
met Nekkerspoel.
Omstreeks het midden
van de 17e eeuw was er voor al de dorpen en gehuchten
-Nekkerspoel en Pennepoel alleen
uitgezonderd- maar één meier, namelijk
Perico Bordel.
In 1678 was Jan Frans
de Roubaix meier van Hombeek, Leest, Auweghem en
Geerdeghem. Hij werd
in 1692 opgevolgd door Jan Bauxstuyns althans wat Leest
betreft.
De meeste meiers van
de Mechelse Vrijheid waren metterdaad woenende ende
hun residentie houdende te Mechelen.
Eerst in de laatste
jaren der 16e eeuw, meende het Magistraat er te moeten op
aandringen dat elke
meier zou verblijven in de meierij.
(Geschiedenis der
gemeente Hombeek F.De Ridder, blz.30 en 31)
|