de Cleyn Traegel 3 dagwand te
Leest, grenst 1. beemd de Geroote Traegel,xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
daaraf het meestendeel de koper
toebehoort, 2. de Zenne alomme.
(Notaris Van de Venne, Mechelen,
nr.2399)
1606 15 juli :
Lanceloot van Gottignies, echtgenoot van Anna Van der Laen, Niklaas en
Jan Van der Laen, erfgenamen van
Jan Van Brancion, verklaren dat het klooster
van de Augustijnen de 40 carolus
gulden erfelijke rente hebben gekweten, die
geheven werd op een huis met hof,
plaats en grond in de Koestraat over de laatste
brug. Deze terugkoop werd gedaan
met de gelden van de verkoop van 19 g. 15 st.
op de Kloosterhoeve onder Leest,
ten voordele van Elisabeth Van den Brande.
(MS)
1607 30 mei :
Magdalena Oistermans geeft aan de H.Geesttafel van O.L.V. over de
Dijle haar deel van een erf met
huis onder Leest, een blok land aan de Lyckstraat
en een half bunder bos bij de
Leesterheide. (MS, nr.1908)
1610 20 december :
De proviseurs van het godshuis van de H.-Drievuldigheid, Jonker
Jacob van Cranendonck en Jonker
Reynier Keeremans, beiden schepenen,
bekennen dat de proost van
Leliëndael Pieter van Spoelberch een erfpacht van 4
veertelen corenrente uit 7
veertelen, met kapitaal en intrest heeft afgekweten zoals
die waren bezet op het Coeman Blok
te Leest, tussen het goed van Leliëndael en
het land van Laureijs van Ranst en
op een bos van 1 bunder, De Dwaesheijt,
tussen wijlen Jan vander Linden en
Jan van Holse.
(IFL,blz.110 nr.460)
1615 10 juni Schepenbrief
van Mechelen : Maria Lelieboom treft een minnelijke
schikking met Andries Huens omtrent
geleende gelden : 13 carolusgulden van de
25 gulden op het huis de Ram in
de Guldenstraat, 18 gulden 15 stuivers op een
grond in de Biest, bij de kruisweg
onder Leest.
1615 Grensscheiding
Thisselt, Blaesvelt, Heijndonck met Heerlijkheid Mechelen
Op 6,7,13, 14 en 15 oktober
verschenen voor notaris De Coster jonkheer Philips
Snoye, oudburgemeester en daarna
tresorier van de stad Mechelen samen met
Heer Jacques Bernaerts oudschepen
en dan gezworene van de dekenij van
Mechelen. Ze hadden als opdracht
het ondersoecken ende exclarisseren de
Paellen ende Limiten der Jurisdicxtie
van Hombeeck, Leest ende Heffen,
landen ende dorpen der Jurisdictie
der voirn.Stadt.
Door Rombault Taels, meier van de
genoemde dorpen hadden ze in Hombeek
een vergadering belegd.
Vertrekkend vanuit Hombeek werd de
grensscheiding met de palen beschreven
tussen het Mechels rechtgebied en
de aangrenzende gebieden zoals Smal
Brabant en Kapelle-op-den-Bos. In
dezelfde richting gaan ze de grens tussen
Leest en Tisselt langs en zo verder door.
De oorspronkelijke tekst na het
verlaten van de scheiding tussen Leest en
Kapellen-op-den-Bos :
Comende alsoo vuijt het voirs.
Bosch Lancx het Beecxken Inde Thisselstraet
daer het beecxken over Loopt ende vande
zelve straet commende in eenen Bosch
groot drij daghwant toebehoorde de
Vrouwe Inden hertshoren Paellende tzelve
teghen het hofflandt toebehoorden
Goemer(?) Maes Liggende onder Thisselt,
ende daer neffens aende Leester
zijde Leet een hoffstede metten hove groot een
halff bunder, toebehoorende
Anthonis Besseman Paellende achter aen tvoirs.
hoplandt wesende onder Thisselt
ende daer neffens Leest franchois vanden Zande
met een halff Dachwant Bosch onder
Leest, Commende alsoo voorts achter aent
bosch vande kercke van Ste. Rombauts, ende daer neffens mr. Peeter Blondel, met
een stede groot een half bunder,
oijck al op de beeck gelegen, over de beeck
van Thisselt leet het Clooster
vande SieckeliedenBosch, ende daer neffens Leet
een bosken groot drij dachwant
toebehoorende de vrouw Inden Hertshoren
Liggende achter teghen de
voirschreven Sieckeliedenbosch Wesende Thisselt
Ende voir al neffens de heijde daer
neffens leet eenen Bosch genaempt
Sieckelien
Bosch, daer de Beeck deur Loopt
zijnde het deel ter zijdeweert Leest ende over de
Beeck Thisselt ende daer neffens
eenen gbosch groot daer de Beeck oijck
deurloopt toebehoorende de kinderen
Cornelis Matthijs sijnde insgelijcx op de
zijde vande heijde Leest ende over
de Beeck den zelven Bosch met het ander deel
Thisselt, Ende naest het voirs.
bosch Leet den scherpen horick Bosch
toebehoorende derffgenaemen Bouxhorincx wesende onder Leest
Paellende
achter aen tzelve Bosch ender daer
neffens leet eenen Bosch die oijck onder Leest
is groot drij bunderen
toebehoorende als oijck daer naest leet eenen Bosch groot
3 ½ Bunderen toebehoorende mijn
heer Moriencourt geheeten Kerremans Bosch
onder Leest, paellende achter aent
goet vande Wed.e Peeter opde Beeck met
eenen Bosch groot Seven Bunderen ende is
onder Thisselts goet, Ende naest den
voirschreven Moriencourts Bosch
Leet een Bosch Groot omtrent Seven Bunderen
toebehoorende Hugo de Burger ende
is onder Leest Paellende achter over de
Beeck tegen Zijnde over sulckx de
voirs, gesworene hunne vercleren ende
depositie Opden voirschreven Xiii
Octobris anno voirnoempt, 1615.
Vergelijken we deze beschrijving
met de Popp-kaart van Leest dan begint deze
aan de Thisselt straet. Op de
stafkaart Boom (23/3) van 1936 is dit Moerstraat.
De beek die nog door of langs
verschillende bossen loopt is de Zwarte Beek.
Ze vormt de scheiding tussen
Tisselt en Leest en verder nog een stukje tussen
Tisselt en Heffen.
(Leon Bernaerts in Vaertlinck
contact nr. 1 van 2011)
1617 De kerk krijgt
nieuwe banken. Stoelen waren toen nog niet voorzien. De vrouwen
zaten links, de mannen rechts. Jacob
Ballemans en Zacharias Van de Perre waren
schrijnwerkers van dienst. Deze
laatste zorgde een jaar later ook voor een nieuwe
biechtstoel. (WLS, blz.13)
1620 Op het kerkhof
van Leest plantte men 47 appelaars.
(DB-1/7/1957)
1621- 26 januari :
Karel van Bouvekerke geeft aan Anna Schooff 25 carolusgulden
erfelijke rente op een hoeve met 30
bunder Het Hof te Moirtere onder Leest.
(MS,nr.1177)
1621 Den heerlycken chyns van Hertendrecht tot
Heffene.
...
-Den H. Gheest van Leest, tsiaers xii den.lovens ende ii capp
valet vi stuyvers van den H Gheests landt, gelegen te Moere : vi stuyv.
-De weduwe ende kinderen Jans van Haeften, Nicolaes sone was, tsiaers
v.stuyvers van eenen bosch, den Cleyn Heyde genaemt gelegen tot
Leest : v stuyv.
-Anthonis Bessems, bij coope van Jan de Meyer, backer, tsiaers ii st.
xii muyten van huys ende hoff tot Leest aende Heyde, ii st. Xii.
-Heer Johan Bauwens, raedt vand rekencamer in Hollant, residerende tot
Ruremonde, tsiaers xxvy stuyv. ½ blanche van sesse bunderen landt,
gelegen
tot Leest : XXVY st. ½ bl.
-Deserve Heer Johan Bauwens, tsiars xi st. vi mijten van andere syne
goederen, gelegen ook onder Leest.
-t Gasthuis van sinte Catherine, alhier tsiaers xiiii penn. lov. twee
cappuynen min een halff vierendeel van eene cappuyn valet iii
stuyv., een blanche ende xii myte van den gasthuys goederen gelegen
onder Leest.
-Jan Saffoet, den ouden, tsiaers xxxix penn. lov. ende vier cappuynen
valet
xii st. van vijff stucken lant, gelegen tot Leest aen de Dwaesheyt.
-Lancen Lanceloits, tsiaers ii blancken ende iii myten van drije
dachwant
landts, gelegen onder Leest, reste kersmisse 1574
(Hertendrecht, Mechlinia nr 11 maart 1932)
1622 Ordonnantie op
de wacht door die van Heffen en Leest langs de Zenne.
(Gijs-Thys, reg 69,f°2)
1624 Joos Blieck
volgde Willem Van Achelen op als pastoor van Hombeek en
bedienaar van de parochie Leest. (tot 1645 in Hombeek en 1627 in Leest)
Deze man, licenciaat in de
theologie, was pastoor van Zemst en tegelijk
bedienaar van Weerde ook daar een
dubbele bediening- toen hij in
Hombeek en Leest benoemd werd.
De landdeken verklaart van hem dat
hij een geleerd en hartelijk man was,
wijs en voorzichtig, die al zijn
zorgen wijdde aan het heil van zijn
parochie.
In Hombeek bleef hij pastoor tot
1645 en werd dan elders benoemd.
De zorg van de Leestse parochie
liet Joos over aan zijn broer Frans Blieck,
eveneens priester. Daar werd vooral
verder gewerkt aan de verfraaiing van
de kerk.
Met goedkeuring van pastoor Joos
Blieck hadden de Leestenaars aan de
aartsbisschop dit verzoek gericht :
mag de parochiale dienst in Leest in de
toekomst door de pastoor van Heffen
in plaats van door de Hombeekse
gebeuren ? Hiervoor hadden ze vier
argumenten.
Zo zegden ze dat de Hombeekse
pastoor door ouderdom en ziekelijkheid
niet altijd de mis kan komen
opdragen. Tweedens stelden ze dat de afstand
van Hombeek tot Leest een groote half ure is en die van Heffen
tot Leest
maar een clijn quartier ure.
Bovendien is er daar een koster die kortelings
priester wordt en dan mee kan
inspringen om de vroegmis op te dragen in
Heffen of Leest. En ten vierde
staat er dat de Hombeekse pastoor zelf
verklaard had de inkomsten van
Leest niet nodig te hebben om te leven
-hij was inderdaad van rijke komaf-
en akkoord ging met het verzoek van de
Leestenaars. Met hem willigde ook
aartsbisschop Jacobus Boonen de vraag
in van de Leestenaars.
Toen Frans Blieck overleed
(1/2/1627) werd hij twee dagen later te
Hombeek begraven op het hoogkoor.
(Wilfried Hellemans, Pastoors
Gevraagd, t Ridderke nr.2,2004)
Pastoor Blieck bemoedigde van in
den beginne het bijwonen van de
catechismuslessen. Hij gaf aan de
kinderen die er naartoe kwamen met
nieuwjaersmisse pontkoecken. Met
halfvasten kregen zij hunnen greef.
Van tijd tot tijd in de loop van
het jaar deelde hij prijzen uit, die bestonden in
schoonicheden, beeldekens,
paternosters,enz.
Te Hombeek verliet hij de parochie
in 1645. Naar de gewoonte van die tijd, mits
een jaarlijks pensioen van 200
gulden, verwisselde hij Hombeek tegen Kapelle
o/d Bos. (GPH, Blz.35 en
volgende)
1624 14 juni : Jan
Dielis wijlen Nicolaes sone wonende te Leest verkoopt aan Jan
Nagels en Catherine De Bruyne zijn
huisvrouw wonende te Leest een jaarlijkse
erfelijke rente op een huis en hof
te Leest aan de Heyde.
(Schepenakte van Mechelen,
Parochie-Archief Leest)
1627 Bartholomeus De
Winne volgde pastoor Joos Blieck op tot einde december 1629.
Als enige Heffense pastoor
combineerde Bart De Winne zijn pastoorschap daar
met een korte bediening in Leest.
Ook hij handtekende wel eens met het
verlatijnse Winnius.
In zijn periode kwam er (in 1627)
een soort kerststal in de Leestse kerk maar
vooral werd er (in 1628) weer een
pastorij of pastoreel huys gebouwd, nog
zonder verdieping. Want de
Leestenaars hadden aan hun aartsbisschop immers
nog twee bijkomende vragen gesteld.
Eén : mogen we lenen om een pastorij te
bouwen ? Twee: krijgen we als die
pastorij er staat, een eigen pastoor ?
En ook op deze twee vragen had
aartsbisschop Jacob Boonen ja geantwoord.
Waardoor Nicolaus De Clerck (in
1630) de opnieuw eigen pastoor van Leest
werd, de eerste in een
opeenvolgende rij van achttien.
(Wilfried Hellemans, Pastoors
Gevraagd, t Ridderke nr.2, 2004)
1627 Nadat de
Leestenaars op hun verzoek toelating hadden bekomen tot het maecken
van een pastoreel huys, togen ze
onmiddellijk aan de slag.
De rekeningen uit die tijd
vermelden een uitgave van 31 gulden betaald aan R
Fruytiers voor een schip gruys op
oudt Leliëndael, met vragt tot de
fundamenten.
179 kisten kalk aan de prijs van
107 gulden werden gekocht aen den coopman
van Doornick.
82.000 carreelstenen, 8.000
thiggelen en 4.000 paveeystenen werden
besteld bij C. Somers voor een
totaal bedrag van 439 gulden.
Dit alles werd gedeeltelijk aangebracht
per schip langs de Zenne en gedeeltelijk
paard en kar want er werden 37 gulden uitgegeven
aen den schipper en de
voerlieden.
Het metselwerk kostte 400 gulden en
voor het timmerwerk betaalde men 500
gulden. Daarbovenop kwamen nog 43 gulden die aan
schrijnwerker C.
Soetemans werden betaald. Het
eysenwerck ende het slotwerck werd uitgevoerd
door L. Back aan de prijs van 249
gulden.
Verder werden nog 33 gulden uitgegeven
aan P. Van Eyck voor de ruiten en 78
gulden voor eenen watersteen en
het decken van de tack.
Er werd 23 gulden betaald aen
drinckenbier voor de wercklieden en 52 gulden
aen verteer door de kerckmeesters met de
meesters metser, timmerman en
slotmaeker, bij de aanbesteding,
het leggen van de eerste steen, het planten van
de meiboom, enz...
Alles samen kostte de pastorij 2.010 gulden.
1630 Pastoor
Nicolaus De Clerck was de eerste pastoor die de nieuwe pastorij betrok
en enkel Leest had te bedienen. Hij
deed dat van 1630 tot 1644. Toen werd hij
verplaatst naar Hombeek waar hij
overleed.
1632 Jacques Elias werd
koster te Leest. Hij was een ingeweken Leestenaar.
Hij werd geboren in 1611 en
overleed op 25 augustus 1692 op 81-jarige leeftijd.
Elias werd begraven in de kerk, op
zijn kerk staat te lezen : I.H.S.
Sepulture
Van de Eersaemen Jacques Elias coster deser kerck omtrent 61 jaeren,
gestorven den 25 augusti 1692 oudt 81 jaeren ende Jenneke Lepaige syne
wettighe huysvrouw gestorven den 29 january 1669 ende Peeter Elias synen
sone oock coster den tydt van 47 jaeren, oudt 72 jaeren, sterft den 17
juli
1722. Bidt voor de zielen...
Het kosterschap zou
gedurende vijf generaties in deze familie blijven.
(De Kosters van Leest,
De Band-november 1985)
1634 Dat jaar legden
de pastoor van Hombeek en de abdis van Kortenberg alsulcken
different neer als tusschen hen
geresen ware ten aensien van sesse meukens
corens uyt diewelcke den pastoor van Leest hem
pretendeerde te competeeren
drye veertelen corens uyt die thiende
van Sinter Nicolaes.
Kortenberg met de pastoor van Leest
beweerde dat de pastoor van Hombeek die
drij veertelen jaarlijks betalen
moest aan zijn collega van Leest, maar den 31
januari werden daar peismeesters opgesteld
: den eerweerdighen heer canoninck
Jan van Wachtendonck ende Gerardt
Smidts, licenciaet inde rechten.
Na een ernstig onderzoek bleek, dat
de St Nikolaes tiende uitging op een land
gelegen bij een molen. Die molen was ofwel de kloostermolen onder
Hombeek,
ofwel de Steinenmolen onder Leest.
Bij welken van beide molens lag het land ?
Men gelukte er niet in dit uit te
maken.
Zo werd dan op 8 juni 1641
verklaard dat de abdis van Kortenberg en de pastoor
van Leest onvoldoende bewijzen
hadden aangebracht en dat de drij veertelen dus
niet ten laste van de pastoor van
Hombeek konden gelegd.
(Kerkarchief Hombeek, T.3 GPH- De
Ridder)
|